33
Verlagen van de aerobe belasting
• WK Fotobijschrift
Figuur 1. De inspanningstest Bij de inspanningstest is gebruikgemaakt van een standaard ergometer waarbij de stomp kon rusten op een stompsteun. De voet van het niet geamputeerde been is geplaatst op een voetenkuipje en wordt vastgemaakt met klittenband (zie inzet).
aerobe belasting. De relatieve aerobe belasting is de hoeveelheid van de totale beschikbare aerobe capaciteit die gebruikt wordt tijdens het lopen. Hoe hoger de relatieve belasting, hoe vermoeider het lopen. De relatieve aerobe belasting van de groep met vaatproblematiek was gemiddeld 44,6% hoger dan die van de controlegroep en de groep met een traumatische amputatie. De groep met een traumatische amputatie was in staat om op dezelfde relatieve belasting te lopen als de controlegroep, maar deed dit op een lagere loopsnelheid. De mensen met een vasculaire amputatie liepen het langzaamst, maar desondanks waren ze niet in staat om de relatieve belasting te verlagen naar die van de controlegroep. Gebruikmakend van de gevonden gegevens kunnen we het effect
van een verbeterde aerobe capaciteit op loopvaardigheid in termen van relatieve belasting, loopsnelheid en loopeconomie voorspellen. Zo kan voorspeld worden dat een relatief geringe verhoging van de piek aerobe capaciteit van bijvoorbeeld 10% kan leiden tot een 9,1% verlaging van de relatieve belasting. Daarnaast kan dit resulteren in een 17,3% verhoging van de loopsnelheid wat gelijktijdig leidt tot een 6,8% verbetering in de loopefficiëntie van mensen die lopen met een amputatie als gevolg van vasculaire deficiëntie.6 Deze resultaten bevestigen dat vooral bij personen die een amputatie als gevolg van vaatproblematiek hebben ondergaan, aerobe training een essentieel onderdeel zou moeten zijn van het revalidatietraject.
Naast het vergroten van de aerobe capaciteit kan de relatieve aerobe belasting ook worden gereduceerd wanneer de aerobe belasting van het lopen met een prothese kan worden verlaagd. In ons onderzoek zijn de energetische kosten van het lopen met een beenprothese onderzocht door gebruik te maken van een eenvoudig mechanisch loopmodel. Dit model voorspelt dat een verschil van de energetische kosten tussen lopen met en zonder beenprothese voortkomt uit een gestoorde stapnaar-staptransitie als gevolg van een gebrek aan afzetkracht in de prothesevoet.7 In totaal liepen 15 mensen met zowel een prothesevoet die energie kan opslaan en weer kan teruggeven (Energy Storage and Return; ESAR) als met een conventionele prothesevoet (Solid Ankle Cushioned Heel; SACH). Het blijkt dat tijdens het lopen met de ESAR-voet er minder mechanische energie verloren gaat tijdens de stap-naar-staptransitie dan met de SACH-voet (figuur 2). Dit geeft aan dat het herstellen van het vermogen om afzetkracht te genereren in de prothesevoet een belangrijke factor is om de energetische belasting van het lopen met een prothese te verminderen. Desondanks biedt eerder onderzoek onvoldoende bewijs dat de ESAR-voet ook daadwerkelijk de aerobe belasting tijdens het lopen reduceert ten opzichte van de conventionele SACH-voet. Blijkbaar zijn er, naast mechanische kosten voor de stap-naarstaptransitie, andere factoren die de aerobe belasting tijdens het lopen met de prothesevoet beïnvloeden. Eén andere mogelijke factor is de energie die nodig is voor de balanscontrole. Door een gebrek aan propioceptieve informatie tijdens het lopen met een beenprothese zijn mensen aangewezen op andere, wellicht minder efficiënte mechanismen om de balans tijdens het lopen te waarborgen. Onderzoek bij niet geamputeerde personen laat zien dat een veranderde balanscontrole daadwerkelijk in een verhoging van het energieverbruik kan resulteren.8
Huidig en toekomstig onderzoek Op dit moment is er een onderzoek gestart, gesubsidieerd door het Wetenschappelijk College Fysiotherapie van het KNGF, genaamd FITALL. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met de revalidatiecentra Heliomare in Wijk aan Zee en Beatrixoord in Haren. In dit onderzoek wordt de aerobe capaciteit tijdens de start van de revalidatie vergeleken met die aan het einde van de revalidatie. Daarnaast wordt informatie verzameld over de belasting tijdens de revalidatie. Toekomstige longitudinale studies zullen moeten uitwijzen of de voorspellingen uit beschreven onderzoek met betrekking tot het effect van aerobe training op de loopvaardigheid ook daadwerkelijk FysioPraxis | januari 2014
>>