De Industriële Revolutie - Rosie & Lily

INDUSTRIËLE REVOLUTIE

PUNTJES

1. De periode in de geschiedenis 2. Wat is de industriële revolutie?

3. Kinderarbeid 4. Soorten werk (fabrieken….)

5. Machines (stoommachines, Mule Jenny, stoomtrein) 6. Hoe ze leefden 7. Bekende mensen (Daens - Lieven Bauwens) 8. Films

Lily Rosie http://www.plantyn.com/wcsstore/PTCatalogAssetStore/Attachment/ WESP50L_voorbeelden.pdf

1.

De periode in de geschiedenis

De industriële revolutie ​begon rond 1750​ in Groot-Brittannië. Het werk in de textielsector veranderde. Het weven gebeurde niet meer met de hand, maar met machines. Vervolgens sloeg de revolutie over naar de rest van Europa;​ begin 19-de eeuw.

De kleine werkplaatsen waar ze kledij en en dergelijke met de hand maakten, groeiden uit tot grote fabrieken en vormden samen een grote industrie. Doordat machines gebruikt werden, konden ze sneller werken.

De prijs van de producten daalde enorm, waardoor steeds meer mensen deze konden betalen. Deze ommekeer is onomkeerbaar gebleken; eerst in Europa en later in de rest van de wereld: hij betekende een breuk met vroegere tijden.

Het was een revolutie: een grote verandering.

2. Wat is de industriële revolutie?

Eerst maakte iedereen de dingen met de handen. Op een bepaald moment, rond 1750 veranderde dat. ​De uitvinding van de weefmachine, de spinmachine en de stoommachine leidde in de loop van de I8-de eeuw in Engeland tot het ontstaan van fabrieken. ​Mensen verhuisden naar de stad om daar in de fabrieken te gaan werken.

Voor de arbeiders had dit alles grote sociale gevolgen.

Een revolutie betekent : een grote verandering. Een industrie : een verzamelnaam voor alles wat gemaakt wordt in fabrieken. samen is dat de industriële revolutie.

3. Kinderarbeid In de 19-de eeuw werkten vele kinderen; vooral in fabrieken. Ze mochten niet naar school. Ook al werkten de ouders, dan nog moesten ze werken, omdat ze meestal heel arm waren. De fabriekskinderen hadden het heel zwaar, ze moesten wel 12 uur per dag werken. De kinderen kregen slecht te eten en waren niet verzorgd. Vele kinderen waren ziek en ongeveer de helft van de kinderen stierf.

Maar ze werkten niet enkel in fabrieken; ook hielpen ze hun ouders op het land of thuis. Ze moesten in fabrieken bijvoorbeeld klompen maken of

sigaren. Ze maakten ook kleren door te spinnen en te weven. Ook vlochten ze manden en matten en knoopten tapijten.

De kinderen van 4 à 5 jaar moesten dat werk ook doen. Later werden de regels strenger en werd kinderarbeid onder de 12 jaar verboden. Ze mochten wel nog thuis werken en op het veld.

Maar sommige bazen namen wel nog kinderen onder de 12 jaar aan. Toen de arbeidsinspectie kwam en ze merkten dat je toch kinderen onder de 12 jaar als arbeiders gebruikte, kreeg je een boete.

Op het einde van de 19-de eeuw moesten alle kinderen onder de 12 jaar naar school. Arme kinderen ouder dan 12, gingen wel werken. Alleen rijke mensen konden verder leren.

In de 20-ste eeuw kwam kinderarbeid In Europa steeds minder voor. In andere werelddelen komt kinderarbeid nog steeds voor.

4. soorten werk Door de industriële revolutie groeiden de steden. Er was minder werk op het platteland. Kleine bedrijfjes op het platteland konden niet meer op tegen de grote bedrijven in de stad. De fabrieken werden bij de steden gebouwd. Steeds meer mensen verhuisden daarom naar de stad.

Het werk in de fabrieken was vaak ongezond en gevaarlijk.

Men kon ook in mijnen werken. In een mijn vond je steenkool of bruinkool Steenkool is een brandstof, dat gebruikt werd om kachels te laten branden of om machines te laten werken.

Textielfabrieken Je kon ook in textielfabrieken werken Voor de industriële revolutie werd het meeste werk thuis gedaan. Voor boeren was het maken van textiel een bijverdienste. Ze werkten op spinnewielen of weefgetouwen. Ze konden met die uitvindingen niet zo heel veel spullen maken.

Dit veranderde door een aantal uitvindingen, bijvoorbeeld de spinmachine.

Die is uitgevonden rond 1764. De spinmachine kan van dunne draadjes snel dikke draden maken en omgekeerd.

5. machines

stoommachines De uitvinding van de stoommachine vormde het begin van de ​industriële revolutie​. Voor het eerst in de geschiedenis was er geen kracht meer nodig van mensen, dieren, windmolens of watermolens om machines aan te drijven. Stoommachines werden gebruikt om allerlei andere machines aan te drijven. Van alle soorten stoommachines die er zijn uitgevonden, is de stoomlocomotief​ het meest bekend.

In 1769 verbeterde ​James Watt​ in S ​ chotland​ de ​stoommachine​ zo goed, dat hij minder kolen gebruikte en meer kracht kon leveren. Nu kon hij worden gebruikt om spin- en weefmachines aan te drijven. Deze uitvinding zorgde ervoor dat de machines in de fabrieken werkten. Maar ook in ​molens​, mijnen​ en ​stoomtreinen​. Daardoor raakten heel veel mensen hun baan kwijt. De baas van een fabriek had liever een machine dan een werknemer, want die werknemer kon ziek worden of minder hard werken. Een machine kan gewoon achter elkaar doorwerken en heeft geen pauzes nodig, behalve voor het onderhoud. Er ontstond dus een zeer grote werkloosheid.

Mule Jenny Deze textielmachine werd gebruikt om katoengaren te spinnen, een halfautomatische spinmachine. Dit was een keerpunt in de ontwikkeling van de textielnijverheid. De Mule Jenny is onlosmakelijk verbonden met de figuur van Lieven Bauwens, pionier van de moderne textielnijverheid in Vlaanderen.

Stoomtreinen De​ eerste Belgische treinrit is een historische gebeurtenis die plaatsvond op ​5 mei​ ​1835​. Op die dag werd de eerste Europese spoorlijn tussen ​Brussel en ​Mechelen​ geopend en reed er voor de eerste maal in de geschiedenis een ​trein​ op​ het Europese continent.

In Nederland reed op 20 september 1839 de eerste stoomtrein tussen Amsterdam en Haarlem. Daarna werd de lijn doorgetrokken naar Rotterdam.

Reizen met de trein zorgde ervoor dat mensen zich veel sneller konden verplaatsen. Niet alleen mensen, maar ook producten en grondstoffen konden vervoerd worden. Dat bespaarde de mensen veel energie.

6. Hoe leefde men?

Het leven in de industriële revolutie was voor veel mensen erg zwaar.

Ze moesten heel vroeg opstaan om dan direct naar de fabrieken te gaan en er een hele dag te zwoegen om dan maar heel weinig geld te krijgen. De dagen waren erg lang. Ze hadden amper vrije tijd.

7. bekende mensen Lievens Bauwens Lieven Bauwens was een heel belangrijke persoon in de katoen- en textielgeschiedenis.

Hij ontdekte dat in Engeland de Mule Jenny werd gebruikt om katoen te spinnen. Hij was vrij zeker dat die machine ook in Vlaanderen zou passen.

Bauwens liet daarom de machine naar hier smokkelen. Hij zorgde ervoor dat Vlaanderen rijk is geworden op vlak van katoen en textiel.

Daens Priester Adolf Daens was een volksheld in Aalst en priester. Hij nam het op voor de arme arbeiders. Hij leefde in de 19-de eeuw tijdens de industriële revolutie. Deans moest naar Aalst. Hij zag hoe de mensen in armoede leefden. Ook zag hij kinderen werken in fabrieken. Hoe slecht ze leefden zag hij ook. Maar Daens wou niet dat mensen in armoede leefden, ook kinderarbeid wou hij niet hebben. Adolf probeerde heel zijn leven te vechten voor de rechten van de arbeiders in Aalst.

8. films Er zijn verschillende films over de industriële revolutie. Zo heb je ‘Daens’.

Hier is de trailer.

EINDE ​