Landhuizen van Curaçao juwelen uit het verleden

Page 1

ISBN: 978-94-6022-511-6

9 789460 225116 >

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [STOFOMSLAG] [NL].indd 34

9/9/19 3:57 PM


LANDHUIZEN van Curaรงao Juwelen uit het verleden

Fotografie: Ton Verkuijlen, Brett Russel e.a. | Tekst: Jeannette van Ditzhuijzen, Michael A. Newton, Franรงois van der Hoeven en Carel de Haseth | Een uitgave van Stichting Curaรงao Style in samenwerking met Stichting LM Publishers

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 1

9/13/19 11:18 AM



2/9

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 2

9/13/19 11:18 AM


EEN VOORWOORD VAN DE GOUVERNEUR Curaçao onderscheidt zich van de meeste Caribische bestemmingen door haar rijke historie en goed bewaarde culturele erfgoed. Naast de binnenstad van Willemstad, die onderdeel uitmaakt van de Unesco Werelderfgoedlijst, komt dit nergens beter tot uitdrukking dan in de omvangrijke verzameling landhuizen die verspreid over het eiland te vinden zijn. Met sprekende namen als Knip, Pannekoek, Suikertuintje of Santa Barbara, zijn het gebouwen die voor de Curaçaoënaar van grote waarde zijn. Omdat de landhuizen veelal op een heuvel werden gebouwd, zijn ze goed herkenbaar in het landschap. Met de vaak in het oog springende kleurstelling en kenmerkende architectuur vormen ze onmiskenbaar een belangrijk onderdeel van het Curaçaose landschap. Het zijn niet alleen plaatsen met een historische betekenis, maar het zijn ook plekken waar het verleden en het heden samenkomen. Een verleden waarbij de slavernij een prominente rol heeft gespeeld en dat heden nog altijd zichtbaar is.

|3

De ontwikkeling van de olie-industrie in het begin van de vorige eeuw en de hiermee gepaard gaande industrialisatie ging ten koste van het werk op de plantages en luidde zo voor veel landhuizen een periode van verval in. In tegenstelling tot vroeger is de waardering voor de landhuizen vandaag de dag flink toegenomen. De meeste huizen zijn prachtig gerestaureerd, mede als gevolg van het gegroeide besef dat het niet alleen mooie gebouwen uit het verleden zijn, maar dat ze ook in het heden en in de toekomst in economische zin van groot belang zijn. Veel landhuizen hebben inmiddels een nieuwe bestemming gekregen. Sommige zijn als toeristische attractie opengesteld voor het publiek, in andere is een kunstgalerij, restaurant of bed & breakfast gevestigd. Een enkel landhuis wordt particulier bewoond. In hun verschillende hoedanigheden nemen de landhuizen een belangrijke plek in de Curaçaose samenleving in en vormen zij een grote trekpleister voor de toeristen die het eiland bezoeken. In dit prachtige fotoboek wordt u meegenomen op een reis door het verleden en het heden - met soms al een blik op de toekomst - van alle landhuizen op Curaçao. Het is daarmee een standaardwerk waar Curaçao trots op kan zijn. Ik wens u veel inspiratie en plezier toe bij het lezen van dit boek. Lucille George-Wout Gouverneur van Curaçao

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 3

9/13/19 11:18 AM


MASHA DANKI Curaçao telt een groot aantal landhuizen. Hun historische architectuur is uniek door het gebruik van oorspronkelijk Europese, met name Nederlandse bouwstijlen en is aangepast aan onze lokale tropische bouwmethodes en de aanwezige bouwmaterialen. Door de komst van de olie-industrie aan het begin van de afgelopen eeuw veranderde in enkele decennia de sociaaleconomische structuur van Curaçao ingrijpend. Van de oorspronkelijke ruim 150 landhuizen zijn er nog 78 over. Het restant is verdwenen of verworden tot ruïne. Gelukkig is een aantal landhuizen gered. Sommige hebben een riante woonfunctie gekregen, andere kregen een nieuwe bestemming, variërend van restaurant of boutique hotel tot kantoor, museum of kunstgalerij. In 1954 werd de Stichting Monumentenzorg Curaçao opgericht. In datzelfde jaar werd door deze stichting landhuis Brievengat gerestaureerd en daarmee gered van de slopershamer. Tien jaar later volgde landhuis Ascencion. En daar bleef het niet bij.

4|

Bij recente restauraties wordt door architecten vaak gebruik gemaakt van eigentijdse toevoegingen. Daar behoort begrip voor te zijn. We leven niet meer in de negentiende eeuw en architectuur is geen statisch iets. Het is bovenal onze taak ons architectonisch cultureel erfgoed te onderhouden en te bewaren voor het nageslacht. Er zijn in de afgelopen zestig jaar drie toonaangevende publicaties in boekvorm gewijd aan Curaçaose landhuizen, te weten De Monumenten in Woord en Beeld van prof. dr. M.D. Ozinga uit 1959, Architektuur en bouwwijze van het Curaçaose landhuis van Michael A. Newton uit 1986, met een herdruk in 1990, en Landhuizen van Curaçao van Dolf Huijgers uit 1982; de herziene druk met Lucky Ezechiëls verscheen in 1992. Stichting Curaçao Style heeft als doelstelling ons cultureel erfgoed zo breed mogelijk te verspreiden en achtte het van belang dat er na bijna dertig jaar een nieuw boek over de landhuizen verscheen. Met de uitgave van dit boek viert Stichting Curaçao Style haar 20-jarig jubileum. Dankzij de deskundige hulp van de vele medewerkers is het mogelijk geworden een totaal overzicht aan te bieden in woord en beeld, van alle landhuizen die als juwelen uit het verleden bewaard zijn gebleven.

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 4

Voor velen is het niet helemaal helder wat precies een landhuis is. Michael Newton schept hierover duidelijkheid en legt uit welke karakteristieke kenmerken hierbij komen kijken. Jeannette van Ditzhuijzen is op zoek gegaan naar historisch vaststaande feiten en anekdotes van alle 78 nog bestaande landhuizen. De fotografen Ton Verkuijlen en Brett Russel trakteren de lezer op een bijzondere ontdekkingsreis. Carel de Haseth verzorgde levendige interviews met huidige en voormalige landhuisbewoners. Samen met Gerda Gehlen en Anita de Moulin controleerde hij inhoudelijk alle teksten op hun historische waarde. François van der Hoeven wist samen met de andere leden van de Werkgroep Archeologie Curaçao alle ruïnes en fundamenten van verloren gegane landhuizen te vinden en vast te leggen. Geholpen door de fotografie van Anita de Moulin, Michèle van Veldhoven en Carel de Haseth is een deel van hun ervaringen in dit boek vastgelegd. Met de vertaling in het Engels door Esty da Costa en in het Papiaments door Lucille Berry-Haseth hopen wij een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Dolf Huijgers masha danki voor jouw idee en bijdrage aan de Papiamentstalige editie van dit boek. Wij, bestuursleden van Stichting Curaçao Style, willen onze dank uitspreken aan al deze medewerkers en de huidige eigenaren en bewoners van de landhuizen. Tevens danken wij de vele anderen die spontaan tips, suggesties en foto’s aanleverden. Onze dank gaat uit naar de huidige sponsoren en die van de eerste uitgave van Stichting Curaçao Style, want zonder hun steun in 1998 zou het niet mogelijk geweest zijn fondsen te verwerven voor de latere publicaties. Met ons allen hebben we met veel plezier gewerkt aan deze publicatie en we spreken de hoop uit dat komende generaties dezelfde passie voor het behoud van deze juwelen zullen blijven koesteren.

Anko van der Woude Randolph van Eps Johan Schimmel Nicole Henriquez Lusette Verboom Ellen Spijkstra

voorzitter Stichting Curaçao Style secretaris penningmeester bestuurslid bestuurslid bestuurslid, projectcoördinator

Curaçao, november 2019

9/13/19 11:18 AM


INHOUD EEN VOORWOORD VAN DE GOUVERNEUR 3 MASHA DANKI 4 PROCLAMATIE 6 PROKLAMASHON 7 HISTORIE EN ARCHITECTUUR VAN HET LANDHUIS 9 LANDHUIZEN 31 HERINNERINGEN 255 LANDHUISRUÏNES 267 KAS-DI-SHON NA RUWINA 274 GEDACHTE # 51 293 VERDWENEN LANDHUIZEN 295 KAART VAN CURAÇAO 300 LITERATUURLIJST 302 FOTOVERANTWOORDING 303 COLOFON 304

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 5

|5

9/13/19 11:18 AM


SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 6

9/13/19 11:18 AM


PROKLAMASHON (1 di Yüli 1863-2003)

Proclamatie (1 juli 1863 – 2003)

Pa bondat di Reino Ami Gran Poderoso Sin remordimiento Di kulpabilidat Den ningun ladronisia Den negoshi humano, Sin mi kurason bati Ta regalá boso awe Sin kobra un sèn chikí Pa tur e bondat Durante dos siglo, Ku forsa inmediato Boso LIBERTAT Kòrda semper si Ku ta Yu boso tabata I Yu boso ta keda Te dia galiña Gueni Saka djente di koper Pone webu di oro Den nèshi kolonial Di kouchi hulandes

Ik Oppermachtig Heer schenk jullie heden, Uit de goedheid des harten Van mijn Koninkrijk, Zonder wroeging, Zonder schuldgevoel Over enige diefstal door ons begaan In het menselijk bedrijf, Zonder hartkloppingen, Zonder ook maar één rooie cent te vragen Voor twee eeuwen Van tentoongespreide goedheid, Met ingang van nu Jullie VRIJHEID.

|7

Vergeet nooit dat jullie Kinderen waren En Kinderen zullen blijven Tot de dag waarop de kinderen Van de als kippen verhandelde slaven Koperen tanden krijgen en Gouden eieren leggen In het koloniale nest Van de Nederlandse kooi.

Vertaling: Fred de Haas, 2003

Elis Juliana, 2003

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 7

9/13/19 11:18 AM


SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 8

9/13/19 11:18 AM


HISTORIE EN ARCHITECTUUR VAN HET LANDHUIS

|9

MICHAEL A. NEWTON

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 9

9/13/19 11:19 AM


Landhuis Knip

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 10

9/13/19 11:19 AM


DEFINITIE VAN EEN LANDHUIS Onder het begrip ‘landhuis’ wordt op Curaçao iets anders verstaan dan een fraai buitenverblijf zoals we deze onder andere in Nederland tegenkomen. De oorspronkelijke kas di shon (huis van de heer) of kas grandi (het grote huis), zoals de plantagewoning in het Papiaments wordt genoemd, is veel eerder te vergelijken met een feodale boerderij. Door Visman werd al opgemerkt dat op de Antillen de benaming ‘landhuis’ voor een plantagewoning pas in de twintigste eeuw zowel de gesproken als de geschreven taal is binnengeslopen. Noch in documenten uit de voorgaande eeuwen, noch in de literatuur komt men de benaming ‘landhuis’ tegen. Men gebruikte slechts de termen ‘de behuyzing’, ‘plantagehuis’ of gewoonweg ‘het huis’. 1

Een van de eersten die we het woord ‘landhuis’ zien gebruiken is dr. H.P. Muller in zijn beschrijving van Curaçao in 1905.2 Ook J.V.D. Werbata hanteerde in 1911 op zijn topografische kaarten van het eiland de benaming ‘landhuis’. De gedetailleerde Werbata-kaarten zijn dan ook in principe leidend voor het al dan niet hanteren van de benaming ‘landhuis’. In historische documenten, zoals overdrachtsakten van plantages, werd over het algemeen slechts zijdelings melding gemaakt van de aanwezigheid van een woning. Zelfs als men bij de verkoop een uitvoerige inventarisatielijst opstelde, werd het huis zelf nauwelijks beschreven, waardoor het niet altijd

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 11

duidelijk is of het in de akte genoemde huis ook het huidige landhuis van de desbetreffende plantage is. Naast de meestal ruim opgezette voormalige plantagewoningen zoals Savonet, San Juan, Knip of Brievengat, worden er op Curaçao nog drie andere categorieën buitenhuizen aangeduid met de term ‘landhuis’. Ten eerste de woonhuizen die vooral in de negentiende eeuw werden gebouwd op kleinere stukken grond, destijds ‘tuinen’, tegenwoordig in bepaalde gevallen ‘hofjes’ geheten. Zoals Kas Chikitu of Bloemhof. Deze functioneerden toentertijd al niet of nauwelijks meer als een volwaardige plantage. Ten tweede zijn er de over het algemeen laatnegentiendeeeuwse buitenverblijven, zoals Cerito of Joonchi, die destijds werden gebouwd door welgestelde zakenlieden uit de stad. Wat functie betreft komen deze laatste het meest overeen met het Nederlandse begrip ‘landhuis’. Tot slot is er de categorie huizen die niet is opgenomen in dit landhuizenboek. Het zijn de huizen, gebouwd in de tweede helft van de negentiende of begin van de twintigste eeuw buiten de stad, die tegenwoordig in de gemeenschap ook ‘landhuis’ worden genoemd, maar het in feite niet zijn en ook niet als zodanig staan aangegeven op de topografische kaarten van Werbata. Het zijn stenen woonhuizen, vaak met een of meerdere schilddaken, gebouwd op kleine stukken grond buiten de stad. Ze hebben vaak wel een naam gekregen, zoals Gosie, Francia of Sabana Baka. Deels gaat het hier om gronden van slechts enkele

hectaren, die door de overheid zijn uitgegeven na de afschaffing van de slavernij in 1863. Overheidsgronden dus, die verkaveld werden en in huur gegeven aan voormalige slaven met de bedoeling dat zij daar zelf een bestaan op konden bouwen. Veel van deze huurgronden bestaan overigens nog steeds; met name op Bándariba. Pas sinds de twintigste eeuw wordt overheidsgrond in erfpacht uitgegeven.

SITUERING De situering van de Curaçaose landhuizen loopt sterk uiteen. Sommige liggen op hoge heuveltoppen, zoals de landhuizen Zorgvlied en Pos Spañó die zo’n tachtig meter boven zeeniveau liggen, andere bevinden zich op een uitgestrekte vlakte of liggen in een dal zoals respectievelijk de landhuizen Daniel en Zuurzak.

| 11

Over het algemeen kan echter gesteld worden dat voor de bouwplaats van de plantagewoning een zo hoog mogelijke locatie op de plantage of de tuin werd gezocht zodat men niet alleen een zo gunstig mogelijk uitzicht had over de gronden maar ook kon profiteren van de verkoelende oostelijke passaatwind. Als gevolg hiervan lag de woning niet altijd centraal op de plantage. Een andere overweging bij de keuze van de situering kan zijn geweest, vooral bij de ver van de stad gelegen plantages, de mogelijkheid van visueel contact met de omringende landhuizen. In tijden van oproer of ander gevaar kon men elkaar dan met behulp van signalen zoals fakkels waarschuwen. Hoog in de topgevels zouden volgens Visman speciaal voor dit doel haken hebben gezeten waarin men

9/13/19 11:19 AM


het eerst de juiste vorm van het eiland afgebeeld en staan de landhuizen en plantages aangegeven.6 De laatste negentiende-eeuwse kaart, hier van belang, is de ‘Kaart van het Eiland Curaçao benevens een plan van de stad en haven’.7 Een gedetailleerde kaart van het eiland in 1836 door de weduwe Gerard Hulst van Keulen in Amsterdam uitgegeven. Op deze kaart staan meer dan honderd landhuizen genummerd aangegeven en vernoemd in het uitgebreide bijschrift.

12 |

Kaart uitgegeven door: Wed. Gerard Hulst van Keulen 1836

vanuit het verdiepingsraam de fakkel kon steken.3 Van het visueel contact tussen de landhuizen onderling geeft hij als fraai voorbeeld de vallei van Sint Marie (Willibrordus en omgeving). Hier stonden minstens tien landhuizen op deze wijze met elkaar in verbinding. LANDHUIZEN EN PLANTAGES OP OUDE KAARTEN Naast archiefdocumenten en literatuur hebben ook historische landkaarten waardevolle gegevens opgeleverd over plantages en landhuizen. Van het eiland Curaçao zijn door de eeuwen heen vele kaarten verschenen die door Renkema zijn gepubliceerd.4 Op de kaarten uit de

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 12

zeventiende en achttiende eeuw komen echter de individuele plantages, en zeker de landhuizen, nauwelijks voor. De eerste kaart van Curaçao waarop de meeste plantages en landhuizen staan aangegeven is de ‘Manuscript-kaart van het eiland Curaçao’.5 Deze in 1816 en 1817 getekende kaart werd gemaakt door de van 1816 tot 1825 op Curaçao gestationeerde genieofficier, kapiteiningenieur H.J. Abbring. Op deze kaart staan de vele landhuizen aangegeven met een rode stip. Op basis van de kaart van Abbring werd in 1826 een militairtopografische kaart samengesteld aan de hand van een triangulatieplan (driehoeksmeting). Op deze kaart is voor

In het begin van de twintigste eeuw ging het slecht met het eiland. Door de heersende droogte was het hopeloos gesteld met de Curaçaose landbouw. Op initiatief van de sterk in de landbouw geïnteresseerde gouverneur De Jong van Beek en Donk begon men in 1904 met het herstel van de na de emancipatie (1863) grotendeels verwaarloosde dammen en de aanleg van een grote reeks nieuwe dammen waardoor de watervoorziening voor de landbouw werd verbeterd. Om met beleid de dammen op de beste plaatsen te kunnen aanleggen werd besloten het eiland te laten opmeten. De eerder gemaakte kaarten waren niet gedetailleerd genoeg om te kunnen worden gebruikt. Daarnaast waren de voor de damaanleg zo belangrijke hoogteverschillen en hoogtevervallen slechts met gewassen tinten aangegeven. Ter opneming van het eiland kwam in 1906 de bij de Topografische Dienst van Nederlands Indië in dienst zijnde topograaf J.V.D. Werbata, voorzien van een volledige uitrusting aan meet- en tekeninstrumenten, naar Curaçao.8

9/13/19 11:19 AM


In 1909 was Werbata gereed en vertrok hij weer naar Indië na de Curaçaoënaar Jonckheer opgeleid te hebben die de overige eilanden in kaart zou gaan brengen. De zogenaamde Werbatakaarten, bestaande uit achttien bladen, schaal 1: 20.000, verschenen begin 1911 bij J. Smeulders & Co in Den Haag. Deze prachtig gedetailleerde kaarten in kleur zijn wat nauwkeurigheid betreft niet overtroffen door later vervaardigde topografische kaarten.

HET PLANTAGEBEDRIJF Curaçao werd in 1499 door de Spanjaarden in bezit genomen. Er woonden op dat moment alleen een aantal kleine groepen indianen, behorende tot de Caquetio. De Spanjaarden hebben het eiland nooit grondig gekoloniseerd. De meeste indianen werden als slaven naar Hispaniola overgebracht. Wel werd het eiland gebruikt als handelsstation voor het vasteland. Na de bezetting van Curaçao in 1634 door de Nederlandse West-Indische Compagnie (WIC) trachtte deze, hoewel in eerste instantie een handelsonderneming, het eiland ook in agrarische zin te ontwikkelen. Aanvankelijk was de landbouw vooral gericht op de export van producten zoals tabak, suikerriet, katoen en indigo. Hoewel de WIC spoedig na 1634 onder eigen beheer een strook grond rond het Schottegat (Rooi Canarie), de vallei van Sint Marie en grond nabij de Sint Michielbaai in cultuur ging brengen, trachtten de Heeren Bewindhebbers van de WIC in het moederland vanaf het begin van de kolonisatie vrije planters aan te trekken. Ieder die zich in de

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 13

| 13

Fragment uit kaart J.V.D. Werbata 1911

tientallen jaren na de bemachtiging van Curaçao op het eiland vestigde, kreeg, indien hij dit wenste, land toegewezen; niet in eigendom doch in concessie. De concessiehouder was hierbij verplicht de grond te bewerken. Men was echter al snel gedwongen om voornamelijk te verbouwen voor de eigen bewoners en voor de tot slaaf gemaakten die werden aangevoerd op Curaçao, dat vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw een slavenhandelsdepôt werd. Belangrijk was de verbouw van voedingsgewassen en dan hoofdzakelijk de kleine maïs of sorghum. De handelsproducten voor de export zijn daardoor altijd van ondergeschikt belang geweest. Van grote betekenis echter voor de planters was

de veeteelt. Volgens een bewering van de directeur van de WIC in 1740 waren de eigenaren van plantages volledig afhankelijk van de opbrengsten uit de veehouderij. Pas omstreeks 1660 begint de eigenlijke plantagegeschiedenis van Curaçao. Vanaf deze periode zijn er twee parallel lopende ontwikkelingen te zien: een sterke uitbreiding van Compagnieplantages en het ontstaan van vele particuliere plantages. Het proces van plantagevorming verliep eind zeventiende, begin achttiende eeuw in hoog tempo. In 1696 waren er reeds 111 plantages en tuinen. Belangrijke plantages zoals Savonet, Knip, Ascencion, Santa Cruz, San Juan, San Nicolas, Groot

9/13/19 11:19 AM


Plantage Savonet 1921

en Klein Santa Martha, Spaanse Put, Wacao, Engelenberg (Cas Abou), Siberie, Groot en Klein Sint Joris, en Santa Barbara bestonden reeds.9 14 |

In het begin van de achttiende eeuw laat het beheer van de Compagnieplantages, zoals Oostpunt/Duivelsklip, Koraal Tabak, Noordkant, Rooi Canarie, Piscadera, Malpais, Sint Marie en Hato veel te wensen over en raken de plantages verwaarloosd. De WIC besluit dan ook haar plantages, op Hato na, van de hand te doen door ze te verkopen of te verhuren. De gehele achttiende eeuw steeg het aantal plantages en tuinen. In 1817 zijn er 134 plantages en 131 tuinen.10 Deze cijfers lopen echter weer terug. In 1842 zijn er 96 plantages en 39 tuinen. De verschillen in deze cijfers kunnen volgens Renkema twee oorzaken hebben. Ten eerste de verschillende interpretaties van de begrippen ‘plantage’ en ‘tuin’ door de districtmeesters, waardoor de cijfers niet heel nauwkeurig en moeilijk te vergelijken zijn. Ten tweede waren verschillende plantages samengevoegd.

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 14

Een gevolg van het samenvoegen van twee plantages was het overbodig worden van één van beide landhuizen. Diverse huizen werden derhalve afgebroken of zodanig verwaarloosd dat ze tot ruïne vervielen. In de loop van de negentiende eeuw zet dit proces zich op kleine schaal voort. Het aantal zelfstandig beheerde plantages ging daardoor achteruit van 99 (omstreeks 1820) via 94 (in 1857) naar circa 89 (in 1888). Nieuwe plantages zijn er in de negentiende eeuw niet bijgekomen, met uitzondering van Choloma en Rio Magdalena. De afschaffing van de slavernij in 1863 bracht deels een verandering in het stelsel van grondbezit. Veel voormalige slaven bleven op de plantage wonen en werden betaalde landarbeiders. Voor het gebruik van een stukje plantagegrond – waar zij woonden, hun eigen voedsel verbouwden en wat klein vee konden houden – werd men verplicht enkele dagen per jaar voor niets op de gronden van de plantageeigenaar te werken; het zogeheten paga-terasysteem.11 Daarnaast werden diverse overheidsgronden in kleine

Belpaal op Zorgvlied

percelen verkaveld en verpacht. Sinds het midden van de negentiende eeuw daalde de landbouw in aanzien en economische betekenis. Het dieptepunt werd aan het begin van de twintigste eeuw bereikt. Met de komst van de olieraffinaderij in 1915 trekken vele arbeiders van het land naar de raffinaderij, en krimpt het plantagewezen. Slechts enkele plantages, zoals Savonet, blijven produceren tot het midden van de twintigste eeuw.

PLANTAGEWONING Op Curaçao zijn uit de precolumbiaanse (indiaanse) en Spaanse perioden geen bouwwerken bewaard gebleven. Alle gebouwen, inclusief de plantagewoningen zoals we die nu kennen, dateren uit de Nederlandse tijd. De plantagewoning, het landhuis, was de hoofdwoning van de plantage. De eigenaars woonden meestal niet permanent op de plantage, daar het vaak handelaren uit de stad waren, en zij daar hun eigenlijke woning hadden. De plantage werd in zo’n geval gerund door een beheerder, de vitó.

9/13/19 11:19 AM


katoenzaden, hooi, houtskool, kalk, melk en kaas. Savonet heeft zelfs een aparte werkplaats voor de smid, de smidse. In sommige gevallen werd het geheel ommuurd om ongewenste gasten buiten te houden. Een voorbeeld hiervan is Fuik waar rondom het ruime complex van 120 x 150 meter in de achttiende eeuw een ommuring gebouwd is waarbinnen een landhuis, bijgebouwen en mangasina’s staan. Het terrein was toegankelijk via twee monumentale poorten.

Plantagecomplex Savonet

Deze had zijn eigen woning nabij het landhuis. De gronden rondom het huis werden destijds altijd vrijgehouden van lage begroeiing als onkruid, cactussen en kreupelhout. Dit om insecten tegen te gaan. Vooral de lembelembe’s (Drosophila), een soort bananenvliegje, kunnen bij een dichte begroeiing vroeg in de morgen en tegen het vallen van de avond een ware plaag zijn. Nabij het huis lag ook de playa, een stuk grond bedekt met een laagje witte koraalstenen, aangevoerd vanaf de kust. Hierop werd de was in de zon te drogen gelegd. Omdat de felle zon de was als het ware deed verbleken, werd zo’n playa ook wel een bliki genoemd.12 Op de plantages waar daadwerkelijk aan een of andere vorm van veeteelt, land- en/ of tuinbouw werd gedaan, lagen in de nabijheid van het landhuis diverse andere bouwwerken.

BIJGEBOUWEN Bij enkele landhuizen werden in de nabijheid van de woning aparte stallen gebouwd voor de paarden. Het overige

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 15

vee, vooral geiten, liep overdag los rond en werd ‘s avonds verzameld in de veekoralen, ommuurde stukken grond van enkele tientallen vierkante meters groot. De op de plantage verbouwde producten werden, voor zover niet direct in de stad verkocht, bewaard in voorraadschuren. Deze mangasina’s konden zowel in de nabijheid van het landhuis staan als bij het deel van de plantage waar het gewas verbouwd werd. De mangasina’s voor de maïs (sorghum) waren aanzienlijke bouwwerken van steen met een zadelof schilddak van pannen. Op veel plaatsen zijn ze nog te zien, hoewel het dak tegenwoordig vaak is ingestort of het gebouw een andere functie heeft gekregen. Nabij de mangasina lag de dorsvloer. De enkele plantages die ook andere producten verbouwden of fabriceerden, hadden meerdere voorraadschuren. Het beste voorbeeld hiervan is Savonet waar in de nabijheid van het huis behalve de grote maïsschuur de kleinere mangasina’s staan voor producten als dividivipeulen,

In de nabijheid van het landhuis stond ook de bel waarmee de slaven en later de arbeiders signalen ontvingen. De bel werd opgehangen tussen twee forse zuilen van enkele meters hoog, of hing in een stalen of houten raamwerk. In dat laatste geval was het raamwerk vaak bevestigd boven op een forse stenen zuil van twee à drie meter hoog met een middellijn van soms wel een meter. Tegenwoordig is het raamwerk met bel meestal verdwenen en staat alleen de zuil nog overeind. In de twintigste eeuw is hierdoor de mythe ontstaan dat het een slavenpaal betreft, zoals op Zorgvlied, waar de tot slaaf gemaakten aan werden vastgebonden alvorens een afstraffing te krijgen.

| 15

SLAVENDORPJES De tot slaaf gemaakten op de plantages bouwden zelf hun onderkomens, oorspronkelijk naar Afrikaans voorbeeld. Groepsgewijs bouwde men rechthoekige slaven- of (later) arbeidersonderkomens. Vooral op de uitgestrekte plantages met veel slaven, konden deze een heel dorpje vormen. Wat opvalt is dat de huisjes vaak heel willekeurig ten opzichte van elkaar werden gebouwd.

9/13/19 11:19 AM


Slavendorp bij Siberie

16 |

In tegenstelling tot de stad en omgeving waar de slavenwoning in de regel van steen was, waren op de plantages de onderkomens meestal van materiaal uit de directe omgeving, zoals boomstammetjes, takken en leem met tegen de buitengevels een schuin oplopende beschermende laag van koraalof breuksteen die werd afgepleisterd: deze onderkomens worden kas di kunuku of kas di pal’i maishi genoemd. Slechts zelden vindt men op de plantage stenen slavenwoningen. Voor zover bekend zijn in het midden van de negentiende eeuw alleen op de plantage Savonet stenen woningen gebouwd door de plantageeigenaar. Het is echter niet duidelijk of deze voor of na de afschaffing van de slavernij tot stand zijn gekomen. Het is een uniek plantagedorpje van achttien stenen woningen in drie rijen van zes. Na de slavenemancipatie in 1863 blijven veel voormalige slaven werken en wonen op de plantage. Pas na de industrialisatie verlieten velen de plantages. Maar niet iedereen: de kas di kunuku blijven tot ver in de twintigste eeuw in gebruik.

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 16

PUTTEN, DAMMEN EN HOFJES De landhuizen en sommige bijgebouwen waren meestal voorzien van regenbakken, waarnaar het regenwater voor huiselijk gebruik via een kanalensysteem werd afgevoerd en opgeslagen. Voor de plantageactiviteiten, zoals de verbouw van gewassen en het houden van vee, waren de regenbakken niet voldoende. Er werden putten gegraven voor het verkrijgen van grondwater. De putten werden met de hand gehakt en gegraven door de meestal harde ondergrond en hadden variabele diameters van enkele meters. De bovenzijde van de put werd voorzien van een rond gemetselde stenen rand van circa een meter hoog. Het water werd er met emmers uitgehaald. Een andere soort put is de pos di pia. Dit is een put waarbij een deel hellend, al dan niet met traptreden, is uitgevoerd waardoor zowel personen als vee, naar beneden kunnen lopen, naar het wateroppervlak onder in de put. De wateropbrengst van de putten is afhankelijk van het niveau van het grondwater. Om dit op peil te houden,

Slavendorp bij Savonet

werden er in het landschap, tussen waterafstromen, de rooien, dammen aangelegd. Bij regen verzamelt het water zich aan de bovenstroomse zijde van de dam, waardoor het water de grond in kan zakken, en niet direct naar zee stroomt. Deze dammen waren meestal aarden wallen, maar er komen ook gemetselde dammen voor, of combinaties van beide. Een bijzonder grote gemetselde dam is die nabij Pos Monton op de plantage Savonet in het Christoffelpark. Het is een dam van circa drie meter hoog die vijf forse steunberen heeft. In de twintigste eeuw zijn de meeste dammen verdwenen of slecht onderhouden, waardoor ook het grondwaterpeil op deze voormalige plantages is gezakt. In lager gelegen delen van plantages, vooral daar waar het grondwater hoog was, werden hofjes aangelegd door aanplant van bomen. Meestal vruchtbomen, maar ook bomen die heel schaduwrijk waren, waardoor er een koele omgeving ontstond. Door het ontbreken van onderhoud zijn de meeste hofjes op

9/13/19 11:19 AM


Zoutwinning bij San Nicolas

het eiland verdwenen. De nog bestaande hofjes verkeren meestal in slechte staat.

WATER- EN ZOUTPLANTAGES Verspreid over het eiland lagen plantages waar van nature een hoog grondwaterpeil aanwezig was, wat het ophalen van het water eenvoudiger maakte. Het water van deze zogenaamde waterplantages werd met vaten op ezels vervoerd naar de stad en daar verkocht. Vooral in de droge perioden, wanneer er nauwelijks water stond in de regenbakken, was het water van de waterplantages een noodzaak, hoewel dat grondwater brakker was dan het water uit de regenbakken. In de Spaanse tijd werden reeds zoutpannen aangelegd. Hoewel ook in de zeventiende en achttiende eeuw aan zoutwinning werd gedaan, ontwikkelde zich dit pas op grotere schaal in de negentiende eeuw en ontstonden er zoutplantages.13 In de vele binnenbaaien aan de zuidkust van het eiland legde men zoutpannen aan. In de ondiepe delen van de baaien werden met lage muurtjes diverse percelen

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 17

afgescheiden. Deze pannen waren circa 45 bij 30 meter groot, met een diepte van maximaal 90 cm. Aan het begin van de droge periode liet men via openingen in de muurtjes de pannen vollopen met zout zeewater. Vervolgens werden de toevoeren afgesloten en verdampte de zon het water. Het op de bodem afgezette zout werd losgehakt, opgeschept en opgeslagen voor de export. De voormalige zoutpannen in de binnenbaaien zijn tegenwoordig te herkennen aan de muurtjes van de percelen die deels nog aanwezig zijn.

INDIGOBAKKEN De WIC heeft naast de veeteelt en de verbouw van landbouwproducten voor de lokale markt ook getracht handelsgewassen te verbouwen. Bijvoorbeeld in het laatste kwart van de zeventiende tot het begin van de achttiende eeuw de indigoplant, waaruit op het eiland indigo werd geproduceerd. Deze blauwe grondstof werd geëxporteerd voor het kleuren

Indigobakken

van vooral textiel. De indigocultuur was in die tijd vrij uitgebreid. Op diverse plantages werd de indigo aangeplant en zijn indigobakken gebouwd, de bak’i blous. Hoewel al driehonderd jaar niet meer in gebruik, zijn er op het eiland nog steeds overblijfselen van indigobakken te vinden. Er worden er zelfs steeds meer ontdekt op afgelegen delen van voormalige plantages en en daarmee vormen ze een van de weinige zichtbare getuigen van de productie van gewassen uit het verre verleden. Het systeem bestaat uit drie gemetselde bakken van koraal- of breuksteen, trapsgewijs boven elkaar gelegen. Deze bakken, zoals ook vaak bij regenbakken het geval was, waren aan de binnenzijde bekleed met baksteen en vervolgens voorzien van een waterdichte pleisterlaag. Op sommige locaties liggen twee sets bakken naast elkaar. De takken van de plant werden in bossen bij elkaar gebonden en in de bovenste bak onder zware stukken hout samengeperst. In deze bovenste, met water gevulde grote bak, de ‘uitweekkuip’, liet men het geheel zo’n achttien uur gisten waarna men het

| 17

9/13/19 11:19 AM


Landhuis San Juan

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 18

9/13/19 11:19 AM


inmiddels blauw geworden water liet overlopen naar een lager gelegen tweede bak, de ‘slagkuip’. Door met houten spatels te roeren en te slaan, zonk de indigo in bolletjes naar de bodem. Om zoveel mogelijk kleurstof uit het blauwe water te krijgen, werd dit proces in een nog lagere derde bak, de ‘zinkkuip’, herhaald. Het blauwe bezinksel werd uit de bakken geschept en gedroogd. Omdat er aanzienlijke hoeveelheden water nodig waren, lagen de bakken bij putten of op een andere wijze nabij het water.14 Vanwege de aanzienlijke stank die het proces veroorzaakte, lagen de bakken ook meestal op afgelegen delen van de plantage.

ARCHITECTUUR De architectuur toegepast voor bouwwerken in historisch Willemstad en voor de landhuizen op de plantages tonen door de eeuwen heen veel overeenkomsten. Althans de gevelarchitectuur. De indeling van de gebouwen in de stad en die op de plantages verschilt aanzienlijk. Dat is begrijpelijk gezien de beperkte bouwgrond in de stad ten opzichte van de onbeperkte ruimte op de plantages.

PLATTEGRONDEN De plattegrond van het Curaçaose landhuis werd voor een deel bepaald door twee klimatologische factoren; wind(richting) en zon. De huizen hebben over het algemeen een rechthoekige plattegrond die zo gunstig mogelijk op de heersende oostelijke windrichting werd gesitueerd. De luchtdoorstroming en dus de als aangenaam ervaren afkoeling moest optimaal zijn. Naast de hoofdvorm

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 19

De zolder van landhuis Savonet

werd ook de ligging van diverse vertrekken bepaald door de heersende windrichting. Slaapkamers bijvoorbeeld werden zo veel mogelijk aan de oostelijke zijde van het huis gesitueerd; zo gunstig mogelijk op de wind. Dit in tegenstelling tot de keuken die altijd aan de westzijde van de woning, van de wind af is gelegen, waardoor rook en kookluchten direct naar buiten konden worden afgevoerd zonder zich eerst door het hele huis te verspreiden. De keuken werd ook wel westelijk, los van het huis gesitueerd, als apart bouwwerkje. Zoals bij landhuis Klein Santa Martha. De bouwperiode van een Curaçaos landhuis valt aan de hand van de plattegrond, op een enkel geval na, moeilijk te bepalen. De meeste plattegrondvormen komen zowel in de zeventiende als in de achttiende en negentiende eeuw voor. Om de zon buiten de kern van de woning te houden werden galerijen toegepast aan twee of meerdere zijden van het gebouw. Ongeveer zeventig procent van de Curaçaose landhuizen heeft een galerij in een of andere vorm. De galerijen zijn gesitueerd aan de voor-

en achterzijde van het middelste deel (de kern) van het huis, of aan drie zijden, of volledig rondom de kern. Bijna de helft van de landhuizen heeft alleen een vooren achtergalerij. De meeste van deze landhuizen hebben een (zolder)verdieping boven de kern van het huis. In zo’n geval wordt de voor- en achtergalerij meestal gevormd door het dak van de kern door te trekken aan de voor- en achterzijde. Zoals bij Savonet, Habaai of Brievengat.

| 19

In met name de negentiende eeuw, wanneer de zolderverdieping langzaam verdwijnt, worden er ook galerijen gevormd door aparte zadel- of schilddaken aan de voor- en achterzijde. Zoals bij respectievelijk Klein Piscadera en Papaya. Ongeveer zeventien procent van de landhuizen heeft een kern met een geheel omgaande galerij, zoals Ascencion, Knip, San Juan of Van Engelen. Vervolgens heeft een derde van de landhuizen een plattegrond die sporadisch voorkomt, zoals de U-vormige plattegrond bij Groot Santa Martha; of een plattegrond die zelfs eenmalig voorkomt, zoals Bloemhof; of

9/13/19 11:19 AM


Landhuis Klein Santa Martha - Neo-Curaçaose Hollandse stijl

20 |

een plattegrond die door verbouwingen ‘onduidelijk’ is geworden waardoor de basisvorm niet meer herkenbaar is. De kern van het landhuis is meestal verdeeld in twee of drie vertrekken. De grootste zaal werd ingericht als salon, de sala. De overige vertrekken van de kern en de eveneens opgedeelde galerijen hadden allerlei functies. Van slaap- of eetkamer tot kantoor, keuken of berging. De (zolder) verdieping werd vaak alleen gebruikt om er te slapen of diende als bergplaats. In sommige landhuizen zijn nog de houten of stalen haken te vinden waar de hangmat aan gehangen werd. Deze haken werden bevestigd in het plafond (van de erboven gelegen vloer) of in de dakbalken, kruislings in de hoeken van de kamer.

GEVELARCHITECTUUR De topgevel van een landhuis is in het overgrote deel van de gevallen het meest karakteristieke van het gebouw. In tegenstelling tot de plattegrond is in het algemeen aan de hand van de

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 20

gevelvorm en de geveldetails het huis wél in een bepaalde periode te plaatsen. De tijdens de bouw ‘in de mode’ zijnde vormen vindt men meestal ook terug in de dakkapellen. Zelfs wanneer er dus geen topgevel werd toegepast, zoals bij de huizen met een schilddak, kunnen de dakkapellen toch vaak een indicatie geven van de bouwperiode van het huis. In de Nederlandse koloniën werd aanvankelijk de bouwstijl uit het moederland gekopieerd. Zo ook op Curaçao waar in het begin van de Nederlandse aanwezigheid nog vrij trouw de bouwwijzen en sierelementen uit het moederland worden overgenomen. Met name vanaf de achttiende eeuw worden Europese vormen en decoratieve elementen op een eigen, Curaçaose wijze geïnterpreteerd en verder ontwikkeld. Hierbij hebben de plaatselijke mogelijkheden zoals aanwezige bouwmaterialen en bekwaamheden van ambachtslieden ongetwijfeld een rol gespeeld.

Landhuis Groot Santa Martha - Curaçaose Hollandse Stijl

DAKVORMEN Vanaf de zeventiende eeuw komen er bij de landhuizen zowel zadel- als schilddaken voor boven de kern. Een zadeldak zit ingesloten tussen twee topgevels, zoals bij de landhuizen Savonet, Ascencion of Habaai. Een schilddak heeft aan alle vier de zijden een schuin dakvlak, zoals bij de landhuizen San Juan of Van Engelen. Aansluitend aan de daken boven de kern liggen er lessenaarsdaken boven de galerijen. Omdat de zolderverdieping boven de kern van het huis meestal ook gebruikt werd, waren deze daken steil. Voor optimale ventilatie werden er dakkapellen tegenover elkaar geplaatst. Bij de steile schilddaken, met name die van de achttiende eeuw, waren meestal ook aan de kopse zijden dakkapellen geplaatst. In de tweede helft van de negentiende eeuw, met de komst van het neoclassicisme, worden vaak de kern en de galerijen individueel voorzien van een schilddak. De overspanningen worden kleiner en de daken minder steil. De bruikbare zolders verdwijnen.

9/13/19 11:19 AM


Landhuis Savonet - Curaçaose barok

BOUWSTIJLEN Van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw zijn in grote lijnen vier bouwstijlen te onderscheiden. Wanneer een stijl begint en eindigt is nooit duidelijk te bepalen. Over het algemeen zijn er overlappingen van vele decennia. Om de diverse stijlen te kunnen onderscheiden zijn ongeveer twintig jaar geleden, door een aantal architectuuren kunsthistorici op het eiland, de op Curaçao toegepaste bouwstijlen van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw voorzien van een benaming.

CURAÇAOSE HOLLANDSE STIJL De Curaçaose Hollandse stijl werd toegepast in het begin van de Nederlandse aanwezigheid in de zeventiende eeuw tot in de eerste helft van de achttiende eeuw. De stijl is te herkennen aan een eenvoudige topgevel die aan de bovenzijde wordt beëindigd door een kleine driehoek (fronton) met daaronder een liggende rechthoek.

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 21

Deze topbeëindiging met een klassiek profiel, is het enige stijlkenmerk, daar de rest van de gevel heel eenvoudig is. Deze stijl is het duidelijkst terug te leiden tot Nederland waar dit soort topbeëindigingen, oorspronkelijk komende uit de Italiaanse renaissance, al in de zestiende eeuw werden toegepast. Bij de landhuizen is deze topbeëindiging met klassiek profiel te vinden bij landhuis Ascencion en landhuis Groot Santa Martha.

CURAÇAOSE BAROK De gehele achttiende eeuw heeft bijzondere voorbeelden van deze architectuur voortgebracht. Er ontstaan verschillende typen gevels, die echter altijd één kenmerk gemeen hebben. Gebogen gevellijnen in verschillende variaties, die we zijn gaan typeren als Curaçaose barok. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de zogenaamde inen uitzwenkende topgevel. Daarnaast komt veelvuldig de arcade – een reeks bogen op kolommen – voor bij galerijen.

In topgevels worden de gebogen lijnen meestal alleen toegepast bij de kern van het gebouw. Dat zijn vaak de meest fraaie vormen, zoals bij de landhuizen Savonet, Malpais, Habaai en Zeelandia. Er zijn evenwel ook landhuizen waar de gebogen lijnen over de gehele breedte van de gevel doorlopen zoals bij Brievengat.

| 21

NEO-CURAÇAOSE HOLLANDSE STIJL In de eerste helft van de negentiende eeuw is de architectuur veel simpeler. De gevellijnen zijn eenvoudige schuin oplopende rechte lijnen (tuitgevels). De top van de tuitgevel wordt gezien als een eenvoudige afgeleide van de zeventiende- eeuwse Curaçaose Hollandse stijl en heeft om die reden de benaming neo-Curaçaose Hollandse stijl gekregen. Deze stijl komen we de gehele eerste helft van de negentiende eeuw tegen. In de top werd vaak een ventilatieopening voor de zolderverdieping aangebracht met er omheen soms decoratieve vormen van pleisterwerk zoals een ster.

9/13/19 11:19 AM


Landhuis Cerito - neoclassicisme

Deze gevels komen we tegen bij de landhuizen Klein Santa Martha en Knip.

NEOCLASSICISME 22 |

Het neoclassicisme op Curaçao is sterk beïnvloed door zowel Europa als de Verenigde Staten. Het neoclassicisme, toegepast in de tweede helft van de negentiende eeuw, ontstond eerst in de stad tussen 1850 en 1860 toen er verschillende grote bouwwerken in deze nieuwe stijl verrezen. Pas later werd deze stijl ook bij landhuizen en buitenverblijven toegepast, zoals bij landhuis Ronde Klip en landhuis Cerito. Kenmerkend voor het neoclassicisme is de symmetrie van de voorgevel en de toepassing van lijstgevels. Ook het brede fronton (het driehoekige vlak) aan de voorzijde van de gevel op onder meer forse kolommen is kenmerkend.

HISTORISCHE BOUWMATERIALEN De bouwmaterialen die zowel de indiaanse als Spaanse bewoners voor hun

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 22

woningen gebruikten, waren leem en hout. Voor zover bekend was het enige bouwwerk van steen dat de Spanjaarden gebouwd hebben waarschijnlijk een kerkje nabij Santa Barbara.15 Een belangrijk archiefstuk om inzicht te krijgen in de voorheen gebruikte bouwmaterialen, is een overzicht van zowel de lokale als de geïmporteerde materialen, die in het begin van de negentiende eeuw op het eiland te krijgen waren. Dit overzicht, ‘Memorie betrekkelijk de Bouwmaterialen’ 16 is in 1825 opgesteld door de eerste kapitein-ingenieur-adjudant Biben ten behoeve van de voorbereidingen voor de nieuw te bouwen vestingwerken, het Waterfort en het Riffort.

KERAMISCHE BOUWMATERIALEN: BAKSTEEN EN DAKPANNEN Vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid op Curaçao, werd baksteen gebruikt. Meestal werden zowel de bakstenen als de dakpannen als ballast meegevoerd op de zeilschepen uit het moederland. Echter niet in voldoende

hoeveelheden, waardoor vanaf het begin zowel de geïmporteerde als de lokale bouwmaterialen naast elkaar zijn toegepast. Hoewel er onregelmatige en onvoldoende aanvoer was om al de bouwwerken van baksteen te bouwen, zijn er toch miljoenen stenen meegevoerd. In het oudste deel van Willemstad zijn nog gebouwen te vinden die geheel zijn opgetrokken uit baksteen. De baksteen werd echter hoofdzakelijk gebruikt voor de detaillering, die nauwelijks in de ter plaatse gevonden natuursteen was uit te voeren, zoals bogen, lijsten, gootranden, dakkapellen of het metselen van schietgaten. Ook voor vloeren werd soms baksteen gebruikt, zoals bij landhuis Knip. Dat baksteen behalve schaarser ook veel duurder was dan koraal- en breuksteen blijkt uit vergelijkende kostprijsberekeningen gemaakt door de genieofficier Biben. Een muurconstructie van baksteen was ongeveer zes keer zo duur als eenzelfde constructie met breuksteen.

9/13/19 11:20 AM


Frontonlijst van baksteen

Oudhollandse dakpannen

De aangevoerde baksteen was tot het eind van de achttiende eeuw, voor zover bekend, merendeels de gele ijsselsteen, een lichte, vrij klein formaat baksteen die in de omgeving van Gouda aan de Nederlandse rivier de IJssel werd (en wordt) gefabriceerd. Door zijn lage gewicht was de steen makkelijk te vervoeren. De steen was wat groter dan de huidige ijsselsteen van 16 x 8 x 4 of 5,5 cm. Aan het eind van de negentiende eeuw wordt de gele baksteen voor een groot deel verdrongen door de grotere rode baksteen.17 Volgens Hartog worden er sinds het midden van de negentiende eeuw geen als ballast geladen bakstenen meer aangevoerd.18

(donkere blauwzwarte) en gesmoorde (dof blauwgrijze) pannen voor.

Onder de bouwmaterialen die met een van de eerste bevoorradingstochten in 1635 vanuit het moederland werden aangevoerd, waren ook dakpannen. De Oudhollandse pannen, afkomstig van de pannenbakkerijen aan de Rijn en de IJssel, werden in diverse uitvoeringen en kleuren aangevoerd. De meeste waren rood maar er kwamen ook geglazuurde

Uniek zijn de door de Engelsman John Godden omstreeks 1880 ingevoerde zigzagvormige pannen uit Bridgewater. Deze bestelde hij voor zijn bouwwerken voor de fosfaatwinning op Newport (nu Mijnmaatschappij) en de mangaanmijn op Newtown (nabij Jeremi). Sporadisch heeft men in de negentiende en twintigste eeuw ook lokaal dakpannen proberen te

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 23

In met name de negentiende eeuw zijn ook andere typen pannen aangevoerd. Daarvan is de kruispan de bekendste en veelvuldig toegepast op het eiland daar de afsluiting veel beter was dan de Oudhollandse pan. Oorspronkelijk werd deze Bouletpan of Fransche pan genoemd. Ze werd in het midden van de negentiende eeuw uitgevonden door Boulet & Cie te Parijs en staat in Nederland bekend als kruispan omdat de pannen verspringend worden gelegd. In 1885 werden ze in een advertentie als ‘Fransche Pannen, model Boulet’, te koop aangeboden op Curaçao.19

Kruispan

fabriceren, waaronder ook pannen van beton. Deze zijn evenwel nooit in grote aantallen vervaardigd.

KORAALSTEEN EN BREUKSTEEN

| 23

Door gebrek aan aangevoerde bouwmaterialen uit het moederland was de West-Indische Compagnie vanaf het begin genoodzaakt lokaal gevonden materialen te gebruiken. Ter vervanging van baksteen gebruikte men in eerste instantie koraalsteen. Al vrij snel kwam daar ook breuksteen bij. De benamingen koraalsteen en breuksteen worden vaak door elkaar gebruikt, terwijl er wel degelijk verschil is. Koraalsteen lag in het verleden in aanzienlijke hoeveelheden langs de kust voor het oprapen. Het is feitelijk koraalpuin; overblijfselen van afgestorven en (af)gebroken koraalriffen. Langs de kust, onder meer op het Rif in Otrobanda, is dit koraalpuin nog steeds te vinden. Het als bouwmateriaal gebruikte koraalsteen komt in vele vormen en afmetingen

9/13/19 11:20 AM


Zigzagvormige pan

24 |

voor. Door de slijpende werking van de branding en rondingen het koraal eigen, is koraalsteen duidelijk te onderscheiden van de veel ruwere en hoekigere breuksteen. Daarnaast is koraalsteen harder dan breuksteen. Breuksteen werd gewonnen door het uithakken of het met behulp van springstof opblazen van kalksteenformaties. Deze kalksteen is ontstaan in het jong-Tertiair en Kwartair tijdperk (jongste geologische periode) door koraalafzettingen op het oudere vulkanisch gedeelte van Curaçao en vormde zo de kalksteenheuvels en kalksteenterrassen langs grote delen van respectievelijk de zuid- en noordkust. Het gebruik van de ene of de andere steensoort was afhankelijk van de locatie van het toekomstige bouwwerk. Koraalsteen, dat aanvankelijk in feite voor het oprapen lag, was eenvoudiger te krijgen dan breuksteen dat ontgonnen moest worden. De transportkosten van grote hoeveelheden steen waren

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 24

hoog. Naarmate de woning dichter bij zee lag, werd er eerder koraalsteen gebruikt. Zo zijn bijvoorbeeld vele huizen op Pietermaai en langs de Penstraat opgetrokken uit koraalsteen. Bij de meer landinwaarts gelegen gebouwen, zoals landhuizen, is overwegend breuksteen gebruikt. De gebruikte koraal- en breuksteen was vaak zeer onregelmatig van vorm. Hierdoor zijn muren opgetrokken met deze steensoorten over het algemeen aanzienlijk dikker dan muren gemetseld met de regelmatig gevormde baksteen. Dikke muren zijn veel eerder het gevolg van de vormeigenschappen van de steen dan het vaak gehoorde argument dat men dikke muren bouwde om de warmte buiten te houden. De dikte van de met koraal- en breuksteen gebouwde muren varieert aanzienlijk. Bij woningen, dus ook landhuizen, lopen de maten uiteen van ongeveer 30 cm voor niet-dragende binnenmuren tot 40 à 50 cm voor dragende (buiten)muren.

De afwerking van de onderzijde van een pan met kalk

Regenbakken hadden vaak nog dikkere wanden. In het begin werd de koraalsteen gemetseld met leem als specie, doch al vrij snel werd deze leem vermengd met kalk en eventueel zand, of geheel vervangen door kalk- en zandspecie die soms aangevuld werd met tras. Vanwege de onregelmatige vorm van de koraalen breuksteen werden de met deze steensoorten opgetrokken muren geheel bepleisterd met kalk.

BETON In het begin van de twintigste eeuw wordt de koraal- en breuksteen voor de bouw langzaam verdrongen door betonblokken en beton. Voor het eerste beton, dat vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw zijn intrede doet, werd gebruik gemaakt van vingerkoraal als toeslagmateriaal en cement. Het beton werd in etappes gestort door twintig à dertig cm brede stroken bekistingshout, stap voor stap naar boven toe vol te storten met dit

9/13/19 11:20 AM


Koraalsteen

vingerkoraalbeton. Wanneer de gestorte strook was verhard, werd de bekisting weer opgetrokken en werd de volgende laag gestort. Dit beton bashá is soms nog te herkennen aan de stortingsnaden die ook zichtbaar bleven na het pleisteren van de muur.

KALK EN KALKBRANDEN Vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid werd kalk, vermengd met klei en/of zand, gebruikt als metselspecie. Kalk werd evenwel vooral toegepast voor het pleisteren van muren. Ook de onderzijde van dakpannen werd met kalk afgesmeerd, om een betere waterdichting te krijgen. De kalk werd op twee manieren vervaardigd. De oudste en meest toegepaste wijze was het branden van kalk met een veldoven. Veel later aan het eind van de negentiende eeuw kwam, naast de veldoven, de gemetselde kalkoven in gebruik. Als grondstof diende zowel de koraalsteen van de kustriffen als

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 25

Breuksteen

de breuksteen van het laagterras; beide een kalksteensoort. De ovens werden gestookt met allerlei houtsoorten, doch ook houtskool en steenkool kwamen voor als brandstof. De laatste slechts bij de gemetselde oven. De manzaliñaboom werd veel gebruikt als brandhout evenals wrakhout van gestrande of gesloopte schepen. Het bomenbestand op de eilanden heeft sterk geleden onder het kalkbranden. Om het ongecontroleerde kappen van bomen voor de kalkovens tegen te gaan verscheen er in 1826 een verordening waarbij het eenieder verboden werd om zonder toestemming van het gouvernement kalk te branden. Voor de plantagehouder echter was het branden van kalk, vooral in de droge perioden wanneer hij voor zijn slaven weinig werk had, een welkome aanvulling op de inkomsten.

DE VELDOVEN De veldoven is een vrij primitieve kalkoven en per definitie voor eenmalig gebruik. De afmetingen van zo’n oven

Vingerkoraal met cement

konden nogal verschillen; de grootte was op de eerste plaats afhankelijk van de hoeveelheid te verkrijgen brandhout. Dominee Bosch geeft in 1829, naast een uitvoerige uiteenzetting over de folklore waarmee het branden gepaard ging, een nauwkeurige beschrijving van de opbouw van een veldoven.20 Het grondvlak van de naar eigen zeggen kleine kalkoven die hij op zijn plantage Zeelandia liet aanleggen, had een middellijn van 24 voet (7,3 m). Zo horizontaal mogelijk werd er laag voor laag, van afwisselend hout en steen, een schuin oplopende, bijna vijf meter (!) hoge oven gestapeld. De onderste laag was altijd hout; in dit geval vijf voet (1,5 m) hoog. Hierop werd achtereenvolgens gestapeld een laag stenen, een laag hout en tot slot weer een laag stenen; respectievelijk 4; 4 en 3,5 voet (1,2; 1,2 en 1 meter) hoog. Volgens de berekeningen zou deze kalkoven 1.500 schepels (= 43 m3) gebluste kalk opleveren. In het midden van de meters hoge stapel werd van onder tot boven een opening gehouden met een doorsnede van enkele decimeters.

| 25

9/13/19 11:20 AM


Kalkoven

26 |

Volgestopt met dun brandhout werd hier in het midden de oven aangestoken. Door de koker trok het vuur naar beneden, zodat de oven van binnenuit begon te branden. Pas na vele uren brandde het volop en was het geheel één gloeiende massa. Op plaatsen waar de oven te snel ging branden, werden de zijden besprenkeld met water. Pas na enkele dagen was de oven geheel uitgebrand, konden de ontstane kalkkluiten geblust worden, en bleef de vrij zuivere ‘vette’ kalk over.

DE GEMETSELDE KALKOVEN In de decennia rond negentienhonderd zijn er op Curaçao, Aruba en Bonaire ook enkele permanente kalkovens gebouwd. De grotere ovens op Curaçao en Aruba waren zes tot acht meter hoge, conisch gevormde holle bouwwerken met aan de bovenkant een schoorsteen. Zowel onderaan als op ongeveer twee derde van de hoogte was een opening waardoor men in de oven kon komen om deze te vullen en te legen. Naast de onderste

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 26

opening zat nog een gat waardoor de oven werd opgestookt en dat tevens diende als luchttoevoer. Een voordeel van dit type oven was dat er veel minder brandstof nodig was dan bij de veldoven. Zowel op Curaçao als op Aruba en Bonaire staan nog (resten van) gemetselde ovens. Op Curaçao nabij de Kima Kalki Marina aan het Spaanse Water en bij de mondingen van zowel de saliña van Jan Thiel als de saliña van Rif Sint Marie. Die op Aruba, gebouwd in 1892 aan de Ranchostraat in Oranjestad, is redelijk goed bewaard gebleven. In de loop van de twintigste eeuw is de lokaal gebrande kalk verdrongen door de goedkopere ingevoerde kalk en het steeds meer gebruikte, grotendeels ook ingevoerde, cement dat makkelijker te verwerken was.

KALK EN VERF Daar er tot aan het begin van de twintigste eeuw altijd met kalk werd gepleisterd waren de muren tot aan het begin van de negentiende eeuw over het algemeen wit.

Kalkpleister op hout

Er werd sporadisch gebruik gemaakt van kleur voor de muren. Kozijnen, luiken, ramen en deuren waren veelal donkergroen van kleur. In 1817 werd door Gouverneur A. Kikkert, op voorstel van Dr. Benjamin de Sola, bepaald dat ter bescherming van de ogen de huizen in het stadsdistrict van een kleur moesten worden voorzien. Naar de mening van De Sola, veroorzaakte de weerkaatsing van het felle zonlicht op de witte muren ontstekingen aan de ogen die zelfs tot blindheid konden leiden.21 Hoewel bovenstaande bepaling alleen gold voor Willemstad en haar buitenwijken, kregen ook diverse landhuizen in de daaropvolgende decennia een kleur. Dit werd gedaan door aan het kalkwater een kleurstof toe te voegen. In de afgekondigde verordening die tot 1917 van kracht is geweest - werd het bovenstaande als volgt verwoord: ‘Naardien het aan ons door deskundige te kennen gegeven is dat de witte muren der huizen zeer nadeelig voor het gezicht

9/13/19 11:20 AM


zijn, uit hoofde der wederkaatsing der zonnestralen op het oogstelsel, waardoor eene onherstelbare verzwakking aan hetzelve veroorzaakt wordt, zo is het, dat wij op de aan ons deswegens gedane voordragt, tot het algemeene welzijn goedgevonden en raadzaam geoordeeld hebben te gelasten, gelijk gelast wordt bij deze: dat de muren der huisen en andere gebouwen in de Willemstad, aan de Overzijde van de haven, op Pietermaay of buiten de Steene Stadspoort en op Scharlo voortaan niet meer met wit zullen mogen gepleisterd of gewasschen worden; staande het aan een ieder vrij om zoodanige andere koleur daartoe te gebruiken als hij of zij zal verkiezen: zullende dus de genen die van en na de afkondiging dezer hunne huisen of gebouwen laten wit pleisteren of wasschen verbeuren eene boete van vijf en twintig pezos van Agten.’ 22

HOUT Zowel in de Spaanse als in de Nederlandse tijd heeft er op Curaçao ontbossing plaatsgevonden. Er werd veel gekapt voor de aanleg van plantages en het verkrijgen van brandhout voor het houtskool- en kalkbranden. Daarnaast heeft het bomenbestand tot ongeveer het einde van de negentiende eeuw veel geleden onder de kap van commerciële houtsoorten zoals pokhout (wayaka), mahoniehout en verfhout (brazil). Deze laatste houtsoort was reeds onder de Spanjaarden een uitvoerartikel en is daarna met name in de zeventiende eeuw met scheepsladingen tegelijk naar Nederland verzonden waar het gebruikt werd voor de bereiding van rode verfstof. Zoals zo vele bouwmaterialen is in de beginperiode van de Nederlandse

SCS001 FD Book Curacao Country Houses 245x245mm [BINNENWERK] [NL].indd 27

bezetting ook hout aangevoerd vanuit het moederland. Spoedig gebruikte men echter ook lokaal gekapt hout. Uit een cactusboom met een stam van voldoende afmetingen kon men naast planken bijvoorbeeld ook kozijnhout zagen.23 Hout van de manzaliña- en mahonieboom werd zowel gebruikt in de bouw als door de, vooral in de negentiende eeuw vermaarde, schrijnwerkers, hoewel deze steeds meer hun (mahonie)hout gingen importeren. Het overgrote deel van het bouw- en constructiehout werd echter reeds in de achttiende eeuw aangevoerd vanuit Noord-Amerika. Dit was goedkoper en vaak van betere kwaliteit dan hout uit Nederland, dat overigens zelf rond die tijd zijn hout haalde uit landen rond de Oostzee. De Noord-Amerikaanse houtsoorten waren voornamelijk yellow pine, dat overeenkomsten had met vurenhout en pitch pine. Deze laatste, Amerikaans grenen, was het zwaarste naaldhout en werd veelvuldig in de bouw gebruikt. Reeds in het begin van de negentiende eeuw hoefde men slechts soorten en maten op te geven, waarna een gehele partij hout kant en klaar gezaagd vanuit Amerika werd verstuurd. Men kon zelfs (toen al) geheel geprefabriceerde houten huizen bestellen. Uit gebieden in de regio zoals Santo Domingo, Jamaica en Colombia werd incidenteel hardhout, zoals mahoniehout, geïmporteerd. Door de primitieve ontginningsmogelijkheden ter plaatse, het slechte transport en de onregelmatige aanvoer waren deze houtsoorten relatief duurder dan de Noord-Amerikaanse. Naast de reeds beschreven dakpannen moet in de zeventiende en achttiende

eeuw ook hout in de vorm van shingles geruime tijd gebruikt zijn als dakbedekking op Curaçao. In oude documenten en beschrijvingen worden ze genoemd. Rond het midden van de negentiende eeuw worden ze evenwel al niet meer gebruikt.

KAS DI KUNUKU Zoals eerder beschreven bouwden de slaven op de plantages zelf hun onderkomens, oorspronkelijk naar Afrikaans voorbeeld. De bouwmaterialen werden in de omgeving verzameld. De ‘standaard’ kas di kunuku heeft een rechthoekige plattegrond, verdeeld in twee vertrekken met in het midden van de voor- en achtergevel een deur. Symmetrisch, aan beide zijden van de deur, een venster met een houten luik. Los van de eigenlijke woning stond de keuken.

| 27

Na het plaatsen van rechte staanders op regelmatige afstand van elkaar werd hieromheen een horizontaal vlechtwerk van takken aangebracht, dat diende als wapening bij de verdere opbouw van de muur. Eventueel werd dit vlechtwerk gebonden met de vezels van de sisalplant (Agave sisalana). Boven op de staanders werden langsbalkjes geplaatst die op hun beurt het kapspant met gordingen droegen. Alle van minimale afmeting gezien het geringe gewicht van de dakbedekking. De bedekking van het schilddak was een circa twintig centimeter dikke laag gedroogde maïsstengels, die direct op de gordingen werd gebonden. Later werd het dak van maïsstengels vaak vervangen door gegalvaniseerde stalen golfplaten, wat veel duurzamer was.

9/13/19 11:20 AM


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.