2 minute read

Bandeirantes, inheemsen en jezuïeten

De Portugese zeevaarders, die vertrokken vanuit Belém, de haven van Lissabon, hadden Brazilië in 1500 ontdekt. De kolonisatie van het nieuw ontdekte land begint echter pas rond 1530. Tegen die tijd zijn de Spaanse conquistadores verderop in het westen al bezig om het Incarijk te vernietigen en het verzamelde goud weg te roven uit de tempels en paleizen. De Portugezen zijn betoverd door het rode pau brasil dat ze aantreffen in het Atlantische woud langs de kust. Ook de Fransen hebben de schoonheid en waarde van het hout ontdekt en halen het weg onder de neus van de Portugezen. Wanneer je het grondgebied van Brazilië in ogenschouw neemt en dat afzet tegen het aantal Portugezen in die tijd, dan is het probleem duidelijk. Het is nauwelijks te bevatten dat een klein land als Portugal het voor elkaar heeft gekregen dat enorme oppervlak zo lang als kolonie te behouden. Hoe was dit mogelijk? Vooral in de beginfase hebben de bandeirantes een sleutelrol gespeeld bij de verovering van het territorium. Het doel van deze mannen die te paard vanaf de kust de binnenlanden intrekken is het in bezit nemen van gebieden en die toe te voegen aan het door Portugal gecontroleerde gebied. Met het planten van de vlag, de bandeira, bevestigen ze hun eigendom. Het gaat ze vooral om de minerale rijkdommen zoals goud, zilver en diamanten. De inheemse bevolking wordt in slavernij genomen. In het gebied dat rond 1530 door Portugal min of meer wordt gecontroleerd, wonen dan zo’n 2,5 miljoen mensen; in 1700 zijn dat er nog maar 1,5 miljoen. Steeds weer moet het tekort aan arbeidskrachten in de kolonie worden aangevuld met uit Afrika aangevoerde slaven en met inheemsen die door de bandeirantes gevangen zijn genomen.

António Raposo Tavares is een van de meest beruchte bendeleiders. Hij is geboren in 1598 in Alentejo, in het zuiden van Portugal, en vertrekt op twintigjarige leeftijd met zijn vader naar de kolonie. Daar vestigt hij zich in de nabijheid van São Paulo en begint een leven als bandeirante. Als ontdekkingsreiziger, avonturier, slavendrijver en goudzoeker onderneemt hij zeker drie veroveringstochten die hem naar de uithoeken van het land voeren. In 1628 maakt hij met negenhonderd kolonisten en tweeduizend inheemsen van de Tupistam jacht op verschillende groepen inheemsen, onder wie Tupi, Tememinos en Carijós. Tussen 1639 en 1642 is hij in het uiterste noorden van het continent bij Bahia en Pernambuco, waar hij samen met Portugese militairen strijdt tegen de Nederlanders die er een kolonie opzetten. Het hoogtepunt van zijn loopbaan is de organisatie van de grootste veroveringstocht die hij in 1648 begint. Hij vertrekt uit São Paulo met tweehonderd blanke bandeirantes en meer dan duizend inheemsen voor een tocht van ruim tienduizend kilometer. Eerst trekken ze naar het zuiden, dan gaat de colonne langs de Paraguayrivier in de richting van het Andesgebergte en daarna vervolgen ze hun route langs de rivier Marmoré. Er lijkt geen eind te komen aan de expeditie. Ze gaan nog verder noordwaarts en tenslotte trekken ze in oostelijke richting langs de Amazonerivier tot aan Belém, de versterking aan het zuidelijk kanaal bij de monding. De expeditie kent een extreem hoge prijs: alleen Tavares met 59 kolonisten en een paar inheemsen weten de krankzin-