Dordrecht Monumenteel inkijkexemplaar

Page 1


Jacob de Witt
Johannes Rutten
Henk Visscher

Colofon

Dordrecht Monumenteel

Documentatie- en Kenniscentrum

Hof 15 3311 XG Dordrecht

Email info@augustijnenhof.nl

Openingstijden

Dinsdag t/m vrijdag en elke 1e zaterdag van de maand 11:00 - 16:00 uur

Redactieteam

Angenetha Balm-Kok

Jan Willem Boezeman Ad Bosch

Ernst Delwel

Kees van Dijk

Marianne van Kleef Rosa Paasse

Inhoudsopgave

Colofon...........................................................................................................................................2

Voorwoord....................................................................................................................................3

10 jaar Augustijnenhof ............................................................................................................4

Het Dordrecht van Johannes Rutten.................................................................................8

Kunstschilders, Rembrandt en het Steegoversloot.................................................11

Het huis Doelesteyn in het Steegoversloot................................................................19

Het eeuwfeest van het Lenghenhof................................................................................23

De vele namen van de Reeweg .........................................................................................26

Verdwenen beroepen: ‘kraankinderen’ .........................................................................28

Terug in de tijd, 1953................................................................................................................31

Het monumentenschildje van Prinsenstraat 21.........................................................32

Hendrik Adolph (Henk) Visscher .....................................................................................34

R – Randwijks Rijwielen, die loopen extra snel .........................................................36

Afvalcontainers.......................................................................................................................39

Verdwenen straten................................................................................................................40

Uit de rechterlijke archieven.............................................................................................43

Voordeur zoekt adres (2)......................................................................................................47

Lezers schrijven......................................................................................................................50

Nieuwe boeken van het Augustijnenhof ........................................................................51

Onze sponsoren ......................................................................................................................54

© 2025 Stichting Illustre Dordracum www.augustijnenhof.nl

Dordrecht Monumenteel is een cultuurhistorisch magazine voor een ieder die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de oudste stad van Holland. Het is een uitgave van Documentatie- en Kenniscentrum Augustijnenhof en een initiatief van Stichting Illustre Dordracum. Het digitale magazine is gratis en verschijnt vier keer per jaar in januari, april, juli, oktober.

Vrienden worden?

Documentatie- en Kenniscentrum Augustijnenhof ontvangt geen subsidie, waardoor het voor haar activiteiten afhankelijk is van haar vrijwilligers, sponsoren en vooral de ‘Vrienden van het Augustijnenhof.’ Wilt u ons steunen en ook Vriend(in) worden? Ga dan naar de vriendenpagina van het Augustijnenhof.

Stichting Illustre Dordracum www.augustijnenhof.nl

Cultuurhistorischmagazine

Voorwoord

Het is herfst, dus tijd voor het oktobernummer van dit tijdschrift, waar op de omslag de blaadjes gelukkig niet van de prachtige voor onze deur staande boom vallen. Bij u waarschijnlijk wel, reden temeer om eens rustig door deze uitgave te bladeren en te lezen wat u interessant vindt.

Dit is een jubileumjaar voor het Augustijnenhof. Op 12 september 2025 was het tien jaar geleden dat we onze deuren openden, kort nadat koning Willem Alexander het pand van onze overburen, museum Hof van Nederland officieel opende. In dit tijdschrift leest u waarom we ons destijds op het Hof hebben gevestigd, wat we daar doen en waarom ons documentatiecentrum een veel geraadpleegde bron is van kennis en inspiratie voor iedereen die zich wil verdiepen in de Dordtse stadsgeschiedenis.

Kent u de succesvolle reeks boekjes ‘Verhalen van Dordrecht’ die al jarenlang door het Historisch Platform wordt uitgegeven? Dat bracht de voortdurend naar huizen en hun bewoners speurende onderzoekers van het Augustijnenhof op het idee om een nieuwe reeks te starten getiteld ‘Straten van Dordrecht’. In dit eerste deeltje wordt de door toeristen geliefde Hofstraat beschreven.

Er woonden in de Hofstraat maar liefst zeven kunstschilders, waaronder Ferdinand Bol, een getalenteerde leerling van Rembrandt.

Het onderzoek naar dit kleine straatje zorgde voor mooie, maar ook lugubere vondsten zoals zeven menselijke skeletten met snij- en zaagwonden. Dat was een kleine 20 jaar geleden reden om de politie in te schakelen. Hoewel er nooit een begraafplaats is geweest, weten we vrij zeker dat er nog veel meer liggen ... Zie onze boekenrubriek.

In dit nummer nemen we u mee naar een gracht die al in 1550 werd gedempt, waardoor de straatnaam ‘Gevulde Gracht’ ontstond. Het straatje heeft ruim 500 jaar bestaan en werd bij de laatste grote stadssanering met de grond gelijkgemaakt. Leo Heida haalde uit het archief verhalen van de toenmalige bewoners naar boven, waarmee de straat weer even tot leven komt.

Harry Aardoom is een onderzoeker die met een stofkam door de rechterlijke archieven heengaat. Zo vond hij de terechtstelling van een schippersknecht in 1620, die de Dordtse herbergiers steeds te slim af was en er een sport van maakte om gratis te drinken. Dat leverde hem drie jaar verbanning op. Als u dacht dat het leven van de stadsbeulen prettig was, niet dus. Hoewel een berechting van een veroordeelde een publiekstrekker van de bovenste plank was, waren de ‘scherprechters’ niet populair, werden ze nogal eens uitgescholden en zelfs gemolesteerd. En dat is nog geen handvol van alle prachtige artikelen in dit tijdschrift.

Namens het redactieteam van Dordrecht Monumenteel wensen wij u veel leesplezier!

Het Dordrecht van Johannes Rutten

In het midden van de negentiende eeuw waren er in Dordrecht grootse sloopplannen. Veel oude gebouwen hadden hun functie verloren. Talloze in de zestiende en zeventiende eeuw gebouwde huizen waren zwaar verwaarloosd. De stadspoorten en andere verdedigingswerken werden meer en meer als een stain-de-weg ervaren in een wereld waarin moderne technieken andere eisen begonnen te stellen aan de inrichting van de maatschappij. Het was dus zaak om de tot afbraak gedoemde stadsgezichten voor de vergetelheid te behoeden en dat is precies wat Johannes Rutten heeft gedaan. Hij heeft ons honderden tekeningen van stadsgezichten nagelaten, waardoor we ons een beeld van de stad in zijn tijd kunnen vormen.

Johannes Rutten Ondanks zijn eenvoudige komaf – hij groeide op in de handel in lompen en oud ijzer van zijn vader in het Achterom – werd Johannes Rutten dankzij zijn talent al jong leerling van kunstschilder Abraham van Strij sr. (1753-1826). Toen deze overleed, kwam hij in de leer bij George Adam Schmidt (17911844), die faam genoot als schilder van interieurs. Rutten richtte zich op het schilderen van kerkinterieurs. Al op zijn twintigste trad hij als werkend lid toe tot Teekengenootschap Pictura. Daarnaast was hij ook lid van toneelgezelschap Thalia, waarin hij de betere kringen uit het Dordtse culturele leven van die tijd trof. In 1833 werd hij tekenleraar aan de Stads Bouwkundige Tekenschool voor bouwkundig en technisch onderwijs, waar de bekende Dordtse stadsarchitect G.N. Itz directeur van was. Van Itz kunnen we nog steeds de Damiatebrug, de Lange IJzerenbrug, het verbouwde stadhuis, het Dordrechts Museum en vele andere werken in de stad aantreffen.

Het ging inmiddels goed met Johannes. Hij vestigde zich aan de Voorstraat en in 1837 won hij een belangrijke ereprijs van de Groningse Academie Minerva voor zijn werk Kerkgezicht van binnen. Hij kreeg vanuit zijn werk ook steeds meer oog voor de architectuur van huizen, bruggen, poorten en wat dies meer zij in de stad.

De samenwerking met Itz speelde in dit verband vooral na 1847 een steeds grotere rol in het werk van Rutten. Veel van zijn werk uit die tijd maakte hij in opdracht van Itz. Daarbij verloor Rutten nooit details als gevels, uithangborden, muurankers en dergelijke uit het oog.

Hun voorliefde voor het oude Dordrecht werd gedeeld door de jongere Simon van Gijn, de verwoede verzamelaar aan wie Dordrecht het museum Huis Van Gijn te danken heeft.

Rutten had hem de beginselen van het tekenen bijgebracht. Simon streed met Itz en Rutten voor het behoud van het in hun ogen zo mooie oude Dordrecht.

Hier volgen enige voorbeelden van Ruttens stadsgezichten en hoe die locaties er nu uitzien.

Johannes Rutten (1808–1884)
George Nicolaas Itz (1799–1869)
Simon van Gijn (1836-1922)

Het Hof

Hier is de situatie niet spectaculair veranderd. De poort en doorgang van de Voorstraat naar het Hof langs de Augustijnenkerk, bestaan nog steeds. De in de zestiende eeuw gebouwde gevel boven het poortje naar het Hof heeft plaatsgemaakt voor de gevel die we nog steeds kennen. Rutten tekende dit rond 1835.

Kleine Kalkstraat

Wie nu vanaf de Achterhakkers naar de overkant van de haven kijkt, ziet een overblijfsel van de stadswal tussen de Prinsenstraat en de Keizerhofkade, met daarop de huizen aan de Kleine Kalkstraat. Rond 1832 tekende Rutten hier achter een schutting de houten werkloods van timmerman Levinus de Groot en diens woonhuis. Nu staat hier het huis Keizershof 3.

Mariënbornstraat

Een brug in de Mariënbornstraat over de binnengracht, gezien vanaf de tweede brug in de Heer Heymansuysstraat rond 1835. Na de demping van deze binnengracht liep hier de Knoopmakersgang. Van die situatie is een kleine 200 jaar later niets meer te herkennen …

Spuiboulevard

Rutten tekende dit rond 1831-1835 en toen heette dit nog de Vest. Nu is het de Spuiboulevard. We zien de achterkant van de huizen die toen op de Vest aan de zijde van de Spuihaven stonden, tussen de Spuipoort en de Vriesepoort.

Varkenmarkt

De Varkenmarkt, hoek Gravenstraat in 1862 en zoals we de locatie nu kennen. Stalhouder Willem van Twist kocht in 1859 van de erven Levinus Landmeter het prachtige pand met de trapgevel. Het is hier een koetshuis met paardenstalling en een bovenwoning. Het in 1836 opgerichte bedrijf bestaat nog steeds en heet nu de Koninklijke Van Twist.

Glasblazersvest/Riedijk

De Glasblazersvest circa 1830. Dit niet meer bestaande straatje liep evenwijdig aan de Riedijk. De werkplaatsen van de glasblazers grensden direct aan de rivier. De toegang was in de Hoefijzerstraat, die nu een verbinding tussen de Riedijk en de Merwekade vormt (die toen nog niet bestond). Later werd hier de gasfabriek gebouwd, die in de jaren 70 van de vorige eeuw werd gesloopt. Nu staan hier appartementen (en schapen …).

Scheffersplein

In 1834 was er nog geen sprake van een gezellig Scheffersplein, maar van een vleeshal die over de Voorstraatshaven was gebouwd. Links gezien vanaf de Voorstraat en rechts aan de zijde van de Wijnstraat. Het Scheffersplein, dat eigenlijk een brug over de Voorstraatshaven is, kreeg zijn huidige vorm met de gietijzeren spanten die het plein dragen in 1854. Het standbeeld van Ary Scheffer werd onthuld in 1862. Vanaf ongeveer 1955 werd het plein gebruikt als parkeerplaats, maar tegenwoordig is het vooral bekend om zijn terrassen.

Nieuwstraat

Zonder het zich te hebben gerealiseerd tekende Rutten rond 1870 in de Nieuwstraat het geboortehuis van Gijsbert de Lengh (1678- 1755), stichter van de Regenten- of Lenghenhof. Wat hij zich ook niet realiseerde, is dat dit huis pas bij de stadssanering van de twintigste eeuw zou moeten verdwijnen en niet tijdens de stadssanering in zijn tijd. Het huis moest plaatsmaken voor het Statenplein maar … de voorgevel bleef wonderwel gespaard! Die werd zorgvuldig verplaatst naar de overzijde van de oorspronkelijke locatie. Nu is het adres Nieuwstraat 38. Zie de afbeelding rechts voor zowel de vroegere als de tegenwoordige locatie.

Kunstschilders, Rembrandt en het Steegoversloot

In de zeventiende eeuw woonde er in het Steegoversloot een aantal kunstschilders die elkaar niet alleen kenden omdat het geboren Dordtenaren waren, maar ook omdat ze bij Rembrandt in de leer waren geweest.

Samuel van Hoogstraten

De laatste acht jaar van zijn leven woonde de Dordtse kunstschilder Samuel van Hoogstraten (1627-1678) in het huis Steegoversloot 21, een pand waarin nu het Regionaal Archief is gevestigd. Samuel was de zoon van kunstschilder en zilversmid Dirck van Hoogstraten (1596-1640) en Maeiken de Koning (1598-1645). Hij trouwde op 18 juni 1656 met Sara Balen, nicht van stadskroniek-schrijver Matthijs Balen. Het huwelijk bleef kinderloos.

Van Hoogstraten was kunstschilder, etser, dichter en kunsttheoreticus en een van de bekendste leerlingen van Rembrandt. Hoewel hij een bekend portretschilder was, ging zijn belangstelling ook uit naar 'trompel'oeil' en perspectief. Trompe l'oeil is een wijze van schilderen van voorwerpen met veel perspectief en diepte waardoor de beschouwer de illusie heeft het afgebeelde voorwerp te kunnen pakken. Hij schreef de belangrijke verhandeling over de schilderkunst Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst; anders de zichtbaere werelt (1678). Zijn werk als schilder wist hij op vruchtbare wijze te combineren met de pen. Zijn leven lang presenteerde Van Hoogstraten zich als schilder-schrijver.

Twee jaar na de geboorte van Samuel vertrok het gezin Van Hoogstraten naar Den Haag waar Dirck van Hoogstraten lid werd van het Sint-Lucasgilde en een eigen atelier met leerlingen had. Samuel en zijn broer Jan leerden de eerste beginselen van de schilderkunst van hun vader. In augustus 1640 keerde Van Hoogstraten met zijn gezin terug naar Dordrecht, waar hij zich als zilversmid vestigde in de Weeshuisstraat. Op 21 december 1640 overleed Dirck.

Omstreeks 1642 vertrok Samuel voor enkele jaren naar Amsterdam om in de leer te gaan bij Rembrandt. Waarschijnlijk was hij eind 1646 weer terug in Dordrecht. Dat hij het schilderen afwisselde met het schrijven, blijkt uit de uitgave in januari 1648 van zijn gedichtenbundel ‘Vryheit der Vereenighde Nederlanden’, uitgegeven door Abraham Andriesz. in Dordrecht. Niet lang daarna verscheen zijn boek Schoone Roselijn, of: De getrouwe liefde van Panthus, uitgegeven bij Jasper Gorisz in Dordrecht. In zijn 'Aen den leser' schreef De poësi is een suster, ja een lidt, van mijn godinne Pictura (schilderkunst), dieshalve heb wel veranderingh in de handelingh, maar niet in 't verstant begaen'.

Ook sloot hij zich aan bij de Dordtse kring van schrijvers en dichters, onder wie de Van Godewijcks, Van Somerens, Van Nispens en Johan van Beverwijck.

Op 16 mei 1651 verliet Samuel van Hoogstraten Dordrecht voor een studiereis naar Wenen en Rome. In Wenen werd hij op 6 augustus aan het hof van keizer Ferdinand III in audiëntie ontvangen, waar hij zijn kunnen toonde. Een levensecht geschilderd trompe l'oeil deed de keizer uitroepen:”Dit ist der eerste Maler die mir betrogen heeft”. Als 'straf voor dat bedrog' besloot de keizer het stilleven zelf te houden.

Trompe-l'oeil uit 1664 (Dordrechts Museum)

Als beloning ontving Van Hoogstraten een medaille met het portret van de keizer aan een gouden ketting. Op de keerzijde van de medaille waren een weegschaal, zwaard, scepter en kruis afgebeeld en de spreuk 'Firmamenta Regnorum' (het hechte fundament der koninkrijken). Vervolgens vertrok hij naar Rome en keerde na een verblijf van enkele jaren terug in Wenen. Tijdens zijn verblijf in Wenen gaf zijn broer François in 1652 een door Samuel geschreven poëziebundel uit onder de titel Goude schalmey, met lofdichten van J. van Someren, P. van Godewijck, A. van Nispen en A. van Dorste, die allen tot de Dordtse dichtschool behoorden. Een andere broer van Samuel, de schilder Jan van Hoogstraten, die zich eveneens in Wenen ophield, werd getroffen door een beroerte en stierf daar op 19 mei 1654 op 24-jarige leeftijd.

In 1656 keerde Samuel terug in Dordrecht, waar hij lid werd van de Broederschap der Romeinen. Deze broederschap bestond voornamelijk uit welgestelden en kunstenaars die voor hun studie Rome hadden bezocht. Deze positie leverde hem een aantal belangrijke opdrachten op. Van Hoogstraten trad op 18 juni 1656 in het huwelijk met Sara Balen. Sara en Samuel sloten zich, na in de gereformeerde leer te zijn onderwezen door ds. Jacobus Lydius, aan bij de Nederduitse gereformeerde (hervormde) kerk. Na het afleggen van de meesterproef en de eed als meester-munter werd hij op 22 mei 1656 opgenomen in het serment van de Munt, het eedgenoot-schap van officieren (o.a. de muntmeester) en werklieden zoals munters en knapen. In 1657 schilderde hij een groepsportret van officieren en leden van het serment. De namen van de 13 geportretteerden staan, helaas voor

een deel slecht leesbaar, afgebeeld op een strook papier die op een in perkament gebonden boek ligt. In datzelfde jaar publiceerde hij een bewerkte vertaling van de Franse auteur Nicolas Faret L'honneste homme ou l'art de plaire à la court onder de titel Den eerlyken jongeling

Dit uit 27 hoofdstukken bestaande werk werd opgedragen aan Adriaen van Blijenburgh (1616-1682), burgemeester en waardijn (vertegenwoordiger van de Staten van Holland) van de Munt. Als schilder zette hij een schilder-school op, die vermoedelijk gelegen was aan het Marktveld (het latere Scheffersplein).

De door Van Hoogstraten opgeleide schilders waren onder meer Nicolaes Maes, Arent de Gelder, Godfried Schalken en Arnold Houbraken. Deze laatste beschreef het leven van

Van Hoogstraten in zijn De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen. Uit de gegevens van Houbraken blijkt dat Van Hoogstraten op zijn ruime zolder door hem geschreven toneelstukken door zijn leerlingen liet opvoeren in tegenwoordigheid van ouders en goede bekenden.

Samuel werd voor het eerst genoemd als provoost (een vooraanstaande en ervaren meester-munter met een vertrouwenspositie) van de Munt als hij op 5 oktober 1659 de belofte afneemt van Cornelis van Dalen als knaap van de Munt.

Tussen mei 1662 en eind 1667 verbleven Van Hoogstraten en zijn vrouw Sara in Londen, waar hij een veelgevraagd portrettist van vooraanstaande personen was.

Samuel van Hoogstraten zelfportret ca. 1677 (Huis Van Gijn)
Samuel van Hoogstraten 1653, oude man in een venster

Naast portretten schilderde hij ook een aantal sterk perspectivisch werkende binnenplaatsen en trompe-l'oeil stukken.

Tijdens zijn verblijf in Londen was hij getuige van de grote stadsbrand van 2 tot 5 september 1666, waarbij het middeleeuwse centrum met 87 kerken en 13.200 woningen voor 80 procent afbrandde. Van Hoogstraten wijdde aan deze ingrijpende gebeurtenis een gedicht De vliegende faem, met het droevig bescheit van den brand der stad Londen. In 1666, tijdens zijn verblijf in Londen, werd door Henricus Hondius in Den Haag een door Van Hoogstraten berijmd treurspel uitgegeven, getiteld Dieryk en Dorothé of de verlossing van Dordrecht

Eind 1667 keerde hij, na enige tijd in Den Haag te hebben gewoond en gewerkt als meester-schilder, terug naar Dordrecht en kocht voor 2.000 gulden dit huis aan het Steegoversloot. Ook vatte Van Hoogstraten zijn taken voor de Munt weer op. Een jaar later werd hij betaald voor het maken van een tweede muntersstuk, waarop hij zichzelf afbeeldde met de door keizer Ferdinand III geschonken gouden ketting met medaille.

Als gevolg van 'een lichaems kwaal' verslechterde zijn gezondheid. Samuel van Hoogstraten overleed 19 oktober 1678. Zijn vrouw Sara volgde een maand later, op 22 september 1678⁽¹⁾.

Nicolaes Maes

Kunstschilder Nicolaes Maes woonde vanaf 1658 in het huis Steegoversloot 50 (rechts op de foto onder). Hij werd in 1672 ook eigenaar van het buurhuis nummer 48, dat hij verhuurde. Maes werd in 1634 op de Voorstraat geboren als zoon van de zijdekoopman en zeepzieder Gerrit Willemsz. Maes en Ida Herman Claesdr. Rond 1650 trok hij naar Amsterdam om bij Rembrandt in de leer te gaan. De kosten van deze opleiding bedroegen honderd gulden per jaar (ongeveer een half jaarsalaris van een werkman). Kunsthistorici vermoeden dat hij, voor zijn vertrek naar Amsterdam, samen met zijn Dordtse leeftijd-genoten Jacobus Leveck (1634-1675) en Abraham van Dijck (1635-1680) in de leer is geweest bij Samuel van Hoogstraten.

Teruggekeerd in Dordrecht trouwde hij in 1654 als pas 20-jarige met de tien jaar oudere Adriana Joostensdr. Brouwers (1624-1690). Zij was de weduwe van predikant Arnoldus de Gelder en had uit dat huwelijk twee kinderen, Justus (1650) en Wouter de Gelder (1651). Justus werd later leerling van zijn stiefvader.

Het echtpaar woonde tussen 1654 en 1658 in de Hoge Nieuwstraat, in een vrij klein huisje dat eigendom van haar moeder was. In die periode vervaardigde Maes het schilderij De Liereman, met de

Dordtse Blauwpoort op de achtergrond. Het doek toont een muzikant met een draailier, waarbij een jongetje geld ophaalt bij de bewoners van een huis. Zowel de Blauwpoort als de huizen zijn waarheidsgetrouw afgebeeld. Het huis van Maes en zijn gezin stond aan de zuidwestzijde van de Hoge Nieuwstraat, op steenworp afstand van de Blauwpoort. Het huis waar de Liereman staat, is geïdentificeerd als Binnen Walevest 106, hoek Hoge Nieuwstraat.

In 1658 was de inmiddels 24-jarige Nicolaes Maes financieel in staat om het huis aan het Steegoversloot te kopen. Dat pand kostte ƒ 2.650, waarvan hij ƒ 1.000 contant betaalde. De verkoper verstrekte hem een hypothecaire lening tegen een rente van 4% per jaar (die Maes in 1677 had afgelost). Hiernaast verplichtte de schilder zich om de echtgenote van verkoper en haar kinderen te portretteren, waartoe verkoper het benodigde doek of paneel voor zijn rekening zou nemen.

In de Hoge Nieuwstraat werden zoon Conradus (1654) en dochter Johanna (1656) geboren. In het Steegoversloot volgde in 1660 nog een dochter, Ida Margaretha. Na het overlijden van zijn schoonmoeder werd het huisje in de Hoge Nieuwstraat in 1678 eigendom van zijn vrouw. Het zou uiteindelijk uit de nalatenschap van Nicolaes Maes worden verkocht.

Maes wordt beschouwd als een van de talentvolste leerlingen van Rembrandt. Zijn tekeningen werden soms aan Rembrandt toegeschreven. Na zijn terugkeer in Dordrecht schilderde hij vooral genrestukken in een vernieuwende stijl, die het huiselijke leven van alledag tot onderwerp hadden.

Zijn oudst gedateerde Dordtse schilderij is van december 1653. Hij wist ruimtelijke illusies te scheppen door een geraffineerd gebruik van perspectief en het gebruik van licht en

donker. Een bekend voorbeeld is De luistervink uit 1657. Vanaf circa 1660 specialiseerde hij zich in het schilderen van portretten.

Hij kreeg met regelmaat portretopdrachten van de Dordtse elite. Het portret uit 1647 van burgemeester Jacob de Witt (1589-1674) wordt wel het meesterwerk van Maes’ vroege portretstijl genoemd en deed nog sterk aan Rembrandt denken. Vanaf circa 1665 schilderde Maes vrijwel uitsluitend portretten.

Tussen 1665 en 1670 werd zijn portretstijl minder ‘streng’, meer gedetailleerd, minder pasteus (gladder) en met een lichter palet. Houbraken vermeldt dat Maes al snel was gestopt met het portretteren in Rembrandts’ stijl, 'te meer toen hij zig tot het schilderen van pourtretten begaf, en wel zag dat inzonderheid de jonge juffrouwen meer behagen namen in het wit dan in ‘t bruin’. Hij schilderde nu portretten in de trant van Ferdinand Bol, Govert Flinck en Bartholomeus van der Helst. Enkele bekende portretten zijn die van Jacob Trip en diens vrouw Margaretha de Geer (circa 1659) en een zelfportret.

Op 13 oktober 1664 maakten Maes en zijn echtgenote hun testament op. Dat testament werd herzien in Amsterdam op 17 november 1680 en daarin werd bepaald dat Maes’ dochters en zijn stiefzoons gelijk zouden worden

behandeld. In 1665 kocht Nicolaes Maes buiten de Sint Jorispoort een 400 meter van zijn huis gelegen tuin met een huisje en fruitbomen. Dat perceel lag achter de tegenwoordige huizen Sint Jorisweg 55 en 85 (tegenover Kunstmin), tussen het Kasperspad en de Singel. In 1671 kocht hij daar in de buurt een tweede tuin. Hij bepaalde dat juffrouw Maria van Hamel van het daarop staande huisje een sleutel moest hebben en ‘haer levenlanck geduyrende om voor haer te eten en te plucken van de vruchten’. Wat de relatie tussen Maes en Van Hamel was, is niet duidelijk.

Tussen 1665 en 1667 verbleef hij in Antwerpen om het werk van de Zuid-Nederlandse barokschilders Peter Paul Rubens, Jacob Jordaens en Anthony van Dyck te bestuderen. Na deze studiereis keerde hij terug naar Dordrecht, waar hij in 1672 zijn buurhuis Steegoversloot voor ƒ 1.600 aankocht en verhuurde. Hij verkocht het in 1692 voor ƒ 2.300 aan de drie zussen van Abraham van Dijck, zijn collega-kunstschilder die tegelijk met hem bij Rembrandt in de leer was en eveneens in het Steegoversloot woonde.

Eind 1673 vertrok Nicolaes Maes met zijn gezin naar Amsterdam en vestigde zich in de Barndesteeg. In zijn laatste levensjaren werd hij geplaagd door jicht. Vlak voor Kerstmis 1693 overleed hij in Amsterdam.

Nicolaes Maes: De luistervink uit 1657

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.