Konijnen

Page 1

Hoogstraat 20, 9700 Oudenaarde

Konijnen. Realisatie voor Project/Seminarie Cursus voor Dier & Leef

Studierichting: 5 TSO Landbouw

Dhondt David Schooljaar: 2007 – 2008


INHOUDSOPGAVE 1

Ontstaan, evolutie en geschiedenis. ----------------------------------------------- 4

1.1

Ontstaan. ------------------------------------------------------------------------------ 4

1.2

Evolutie. ------------------------------------------------------------------------------ 4

1.3

Geschiedenis.------------------------------------------------------------------------- 5

2

Anatomie ----------------------------------------------------------------------------- 7

2.1

----------------------------------------------------------------------------------------- 7

3

Cijfergegevens ---------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

3.1

----------------------------------------------------------------------------------------- 9

4

Voeding ----------------------------------------------------------------------------- 10

4.1

--------------------------------------------------------------------------------------- 10

5

Ziektes ------------------------------------------------------------------------------ 15

5.1

--------------------------------------------------------------------------------------- 15

6

Huisvesting ------------------------------------------------------------------------- 16

6.1

--------------------------------------------------------------------------------------- 16

7

Economie --------------------------------------------------------------------------- 17

7.1

--------------------------------------------------------------------------------------- 17

8

Wetgeving -------------------------------------------------------------------------- 18

8.1

--------------------------------------------------------------------------------------- 18

9

Lijst van tabellen, grafieken en illustraties ------------------------------------- 19

9.1

Tabellen------------------------------------ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

9.2

Grafieken ---------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

9.3

Illustraties--------------------------------------------------------------------------- 19

10

Besluit------------------------------------------------------------------------------- 20

11

Literatuurlijst ----------------------------------------------------------------------- 21

12

Bijlagen ----------------------------------------------------------------------------- 22

2


3


1

ONTSTAAN, EVOLUTIE EN GESCHIEDENIS.

1.1

ONTSTAAN.

Door intensieve fokkerij is een enorme variatie ontstaan in konijnenrassen (meer dan 50!). Op basis van verschil in kleur, grootte en vachtstructuur zijn er nu vele variëteiten te onderscheiden. Bij het wilde konijn is het mannetje vrijwel even groot als het vrouwtje alleen de kop is wat forser. Beide seksen hebben klieren onder de kin die een stof afscheiden die gebruikt wordt bij de territoriumafbakening. Bij het mannetje zijn deze klieren groter. Ook bij de directe onderlinge herkenning spelen deze klieren een rol. In de tijd is het konijn uitgewaaierd over vrijwel de hele wereld. In Australië bijvoorbeeld leidde dit tot grote problemen. Het konijn was hier door het ontbreken van natuurlijke vijanden dermate succesvol, dat er sprake was van een ware plaag. Hierdoor dreigden zelfs voedseltekorten te ontstaan voor de inheemse dieren. Konijnen hebben een voorkeur voor grasland en open bosachtig gebied. Ze graven uitgebreide gangenstelsels met verschillende gangen. Er zijn grote gangen die uitkomen op een centrale woonruimte en er zijn nauwe gangen die dienst doen als vluchtgangen. Ook zijn er woonruimten aan het eind van blind eindigende gangen. Konijnen zijn nachtdieren, al hoewel ze steeds meer ook overdag gezien worden door hun enorme adaptatievermogen.

1.2

EVOLUTIE.

Een populatie konijnen wordt onderverdeeld in twee leeftijdsklassen: konijnen die nog geen jaar oud zijn en konijnen die 1 jaar oud zijn. We gaan ervan uit dat geen enkel konijn twee jaar oud wordt. De evolutie van deze konijnenpopulatie wordt beschreven door de volgende Lesliematrix. De konijnen houder streeft naar betere productie getallen en bloedlijnen. Geslachtsrijp: 3-5 1/2 maand (voedster) 6 maand (rammelaar) Fokrijp: 5-9mnd (afhankelijk van de grootte) Oestrische cyclus: geen, geïnduceerde eisprong Draagtijd: 29-33dgn (gemiddeld 31) Nestgrootte: 4-10(gemiddeld 7) Geboortegewicht: 30-709 Speenleeftijd: 4-6wkn Volwassen gewicht: 1-7kg Temperatuur: 39°C Levensduur: 7-8jr (max.15 jaar)

4


1.3

GESCHIEDENIS.

Zeer waarschijnlijk zijn de voorlopers van het hedendaagse konijn uit Azië naar Europa gekomen en hebben zich in dit werelddeel vervolgens over grote gebieden verspreid. Ongeveer een miljoen jaar geleden werden ze dan ook bijna overal aangetroffen, behalve in de meest noordelijke streken in Rusland. Maar toen de temperatuur bleef dalen en tenslotte de Eerste IJstijd inzette, was het konijn genoodzaakt zich terug te trekken naar streken waar de levensomstandigheden gunstiger waren en kwam het tenslotte terecht op het Iberische schiereiland, dat het huidige Spanje en Portugal omvat. Zijn intrede in de eigenlijke geschiedschrijving deed het konijn pas omstreeks 1100 jaar v. Chr. Toen de Foeniciërs het Iberische schiereiland bereikten en daar grote aantallen dieren waarnamen die leken op de in Foenicië inheemse klipdas, een dier dat qua grootte, gebit en lichaamsvorm veel overeenkomst vertoond met het konijn, maar korte oren heeft en verwant is aan de olifanten! Daarom noemen de Foeniciërs het nieuwe ontdekte gebied isjafan-im (sjafan was de naam voor de klipdas en i-sjafan-im betekend 'kust der klipdassen') En daarvan zouden de Romeinen later Hispania gemaakt hebben, waarvan wij op onze beurt dan weer Spanje hebben gemaakt. Pas eeuwen later, omstreeks 250 jaar v. Chr., als de Romeinen vaste voet krijgen op het Iberische schiereiland, wordt de verbreiding van wilde konijnen doelbewust bevorderd en gaat men er toe over om ze uit te zetten op de eilanden in de Middellandse Zee en in de verschillende machtsgebieden van de Romeinen. Nog later gaan deze er toe over hun 'leporariën', waarin zij voordien slechts hazen hadden gehouden, ook met konijnen te bevolken. Deze leporariën waren tuinen, omgeven met een hoge muur om de natuurlijke vijanden van de bewoners verre te houden en beplant met struikgewas, waaronder deze dekking tegen roofvogels konden zoeken. Uiteraard moesten de eigenaars van zo'n leporarium de hazen of konijnen invangen of schieten, wilden zij ze kunnen eten, maar dat ging heel wat gemakkelijker en kostte aanzienlijk minder tijd binnen zo'n omheinde ruimte dan in het vrije veld. Huisdieren in de werkelijke zin van het woord waren deze in leporariën gehouden wilde konijnen natuurlijk niet. Huisdier werd het konijn pas in het begin van de Middeleeuwen, toen monniken er voornamelijk in Frankrijk toe overgingen eveneens het konijn in beschermde en voor natuurlijke vijanden ontoegankelijke verblijfplaatsen te houden. Wanneer er witte en gevlekte dieren werden geboren die in de natuur door hun grotere opvallendheid geen schijn van kans zouden hebben gehad om zich te handhaven hielden de monniken ze niet alleen aan, maar gingen ze er ook mee fokken en pasten daar zelfs een zekere teeltkeus bij toe. Dit kunnen wij beschouwen als het begin van de huisdierwording van het konijn. Het gevolg was dat Titiaan in 1530 een Madonna kon schilderen met een wit konijntje, terwijl de Hollandse geleerde Scaliger in de tweede helft van de 16e eeuw het bestaan vermeldt van zwarte, gele, witte, blauwe, gevlekte, grijze en bruinachtige dieren. In de Gouden Eeuw bracht men volgens Anthony van Leeuwenhoek, de beroemde natuuronderzoeker, kruisingen teweeg tussen een wilde konijnenram en een tamme, zwart, witte of gevlekte voedster. Deze dieren hadden een hoger slachtgewicht dan het wilde konijn, maar de kleur van het vaderdier, wat ze een hogere marktwaarde verleende, omdat men het liefst vlees van wildkleurige konijnen at. Maar als komen er dan ook op schilderijen uit de 17e en 18e eeuw al konijnen voor die in aanzienlijke mate lijken op de zgn. Hollander en Pooltje het oudst bekende dwergras toch zou het duren tot omstreeks midden vorige eeuw eer men zich doelbewust ging toeleggen op het fokken van nieuwe rassen en kleurslagen. Thans zijn er, over de hele wereld verspreid, honderdduizenden konijnenfokkers, die hoofdzakelijk voor de sport of liefhebberij, konijnen fokken doet zich bij één van hun dieren een opmerkelijke verandering voor in kleur, vorm of beharing, dan proberen zij deze vast te leggen en verder te fokken. Zo ontstonden er de nodige nieuwe kleuren en tekeningen, waarin met weer andere wist te fokken. En dat gaat nog steeds door. 5


6


2

ANATOMIE

2.1

HET KONIJN INWENDIG EN UITWENDIG.

Figuur 1: Het konijn uitwendig.

.

Figuur 2: Konijn inwendig- het skelet

Op volgorde van de nummers: 1.) Aangezichtschedel 14.) Middenvoetsbeentjes 2.) Hersenschedel 15.) Teenkootjes 3.) Halswervels 16.) Ribben 4.) Borstbeen 17.) Ellepijp 5.) Schouderblad 18.) Handwortelbeentje 6.) Rugwervels 19.) Middenhandsbeentjes 7.) Heiligbeen 20.) Teenkootjes 7


8.) Bekken 9.) Staartwervels 10.) Hak 11.) Dijbeen 12.) Scheenbeen 13.) Voetwortelbeentjes

21.) 22.) 23.) 24.) 25.)

Borstbeen Spaakbeen Opperarmbeen Onderkaak Snijtanden

Figuur 3: het konijn inwendig-organen

8


3

KLIMAAT

3.1 Konijnen kunnen zowel binnen als buiten leven in een hok. Konijnen kunnen wel tegen kou maar niet tegen tocht, nattigheid, felle zon en vrieskou. Je kunt dus beter je konijn in de winter in een schuur zetten waar het niet zo koud is. Je moet het konijn nooit vanuit een koude schuur zo bij de warme kachel zetten want de kans is groot dat hij het dan niet overleeft. Konijnen kunnen ook makkelijk binnen leven. De dieren zijn erg schoon en verspreiden geen nare luchtjes. Als je de kooi maar op tijd schoon maakt. Je kunt het konijn zelfs los laten lopen in de kamer als je de kamer maar konijnvriendelijk maakt. Dus elektriciteitsdraden en giftige kamerplanten aan de kant! Konijnen zijn uitzonderlijk zindelijke dieren. Het is overbodig om ze in bad te doen. Je moet je konijn iedere week even borstelen. Dit is goed voor de bloedsomloop van het konijn en de oude haren worden verwijderd. De tanden van het konijn groeien altijd door en ze moeten dus af kunnen slijten. Het beste is veel hooi, hard brood en takken waarop ze kunnen knagen. Te lange tanden hinderen het konijn bij het eten. De nagels van het konijn moet je elke 2 a 3 maanden laten knippen door de dierenarts. 10 tot 25 째C is een goede staltemperatuur.

9


4

VOEDING

4.1 Konijnen dienen altijd te kunnen beschikken over hooi van goede kwaliteit. Het menu kan worden aangevuld met weegbree, gras, en paardebloemblad. Ook groenten en fruit zoals bloemkool, boerenkool, wortelen en appelen met schil worden graag gegeten door het konijn. Deze voeding moet gewassen, droog en het liefst op kamertemperatuur aangeboden worden. Wilde konijnen eten vrijwel alleen plantaardig voedsel. Hoogst zelden zullen ze een slakje of aardworm nuttigen. De voeding door het lichaam opgenomen heeft een tweevoudig doel: 1. na verbranding de vrijgekomen warmte laten gebruiken voor het behoud van de lichaamstemperatuur 2. als energiebron voor de werkzaamheid van de spieren en als leverancier van de opbouwstoffen voor de vorming van nieuwe lichaamscellen. Ieder warmbloedig dier heeft een vaste lichaamstemperatuur. Voor het konijn is dit ongeveer39'C. Door uitstraling, uitademing, verdamping, afscheiding van uitwerpselen en urine, koelt het lichaam af. Dit warmteverlies wordt teruggewonnen door voortdurende verbranding van voedselbestanddelen in de weefsels. Het dierlijk lichaam is alleen dan tot arbeidsverrichting (lopen, springen, ademen, eten, enz.) in staat, als de sluimerende energie vrijkomt, die vervat zit in de levende voedselcellen en door de spijsvertering ontleed wordt. Het stofwisselingsproces is dus een vrijmaking van scheikundige krachten voor het behoud van temperatuur, spierwerkzaamheden, opbouw en onderhoud van het lichaam, bloed en spieren. De eerste functie, nl. verbranding, wordt bepaald door de calorische waarde van de voedingsstoffen. EĂŠn calorie is de hoeveelheid warmte nodig om 1 gram water 1 graad Celsius in temperatuur te doen stijgen. De tweede, nl. als energiebron, wordt bepaald door het gehalte aan verteerde eiwitten, koolhydraten vetten en minerale zouten. Samenstelling van de voedingsmiddelen Zij bevatten verschillende samengestelde bestanddelen . Het nut van ieder bestanddeel wordt bepaald door de mate van verteerbaarheid voor het desbetreffende dier. De voederbestanddelen kunnen in drie groepen verdeeld worden: l. in organische, d.i. levende stoffen, 2. in anorganische, d.i. dode stoffen, 3. in vitaminen. Tot de organische groep worden gerekend: eiwitten, koolhydraten en vetten. Tot de anorganische: water en minerale zouten. Vitaminen zijn edelstoffen Eiwitten Zij vormen het voornaamste bestanddeel van de voeding. Eiwit is de werkelijke drager van het dierlijk leven en dus onmisbaar voor de opbouw en het onderhoud van het lichaam. De 10


eisen gesteld aan eiwit zijn dan ook verschillend voor volwassen of voor jonge dieren , voor rustende of voor drachtige dieren. De ene hebben eiwit hoofdzakelijk nodig voor de instandhouding, de andere voor opbouw en groei. De voornaamste verrichtingen van eiwit zijn: - opbouw en onderhoud van spier- en beenweefsel, - vorming van wol, haren en nagels, - vorning der spijsverteringssappen, - opbouw van de embryo's bij drachtige voedsters - vorming van melkeiwit voor het zogen. Zogende voedsters en jonge dieren hebben dus een grote behoefte aan eiwitachtige stoffen. De voeding van het konijn moet dan ook zo samengesteld zijn, dat op 10 delen stikstofvrije verteerbare voedingsstoffen (koolhydraten en vetten) minstens 1 deel eiwit aanwezig is. Voor slachtkonijnen is een rijke eiwitvoeding niet de goede oplossing, wel voeders met een hoog zetmeelgehalte (koolhydraten), zoals aardappelen en mais, die ook goedkoper zijn. Ook meel en brood zijn rijk aan zetmeel. Vetten Hun taak is o.a. warmte vrij maken en reserves aanleggen voor tijden van nood. Zij bezitten een hoog koolstofgehalte. Vetten beschermen het lichaam (bv. de nieren) bij stoten, slagen of druk. Een bekende grondregel in de voedingsleer zegt dat "vet een eiwitspaarder is". Bij hongersnood leeft een dier van zijn voorraad vet en alleen in uiterste nood wordt ook het eiwit benut,.In tijden van nood beschermt het vet het eiwit. Ieder lconijn heeft vet nodig, ook al verricht het geen arbeid. Wanneer in het voeder niet genoeg vetten aanwezig zijn, wordt de eiwitvoorraad aangetast, hetgeen altijd ten koste van de groei gebeurt. Te vette dieren komen echter voor de fok niet in aanmerking; dit geldt zowel voor voedsters als voor rammen. Koolhydraten Hieronder worden de zetmeelachtige stoffen en de ruwvezel (celstof) samengevat. Onder de zetmeelachtigen behoren eveneens de suikers en enkele organische zuren. Onder zetmeel verstaat men een groep opgebouwde verbindingen, die koolstof, zuurstof en waterstof bevatten. Zuurstof en waterstof komen er in voor in dezelfde verhouding als in water. Ruwvezel op zijn beurt in dezelfde verhouding als water. Vandaar dat men de beide samenvat onder de naam van koolhydraten. Voeders rijk aan zetmelen zijn o.a. aardappelen, mais, erwten, bonen, haver, gerst en brood. Koolhydraten bezitten de eigenschap zich in vetten te kunnen omzetten, maar niet in eiwitten. Ruwvezel Bestaat hoofdzakelijk uit celstof en is daarom voor konijnenvoeder zeer geschiktook al omdat dit voeder grotendeels uit plantencellen bestaat. De celinhoud bevat de eiwitten, koolhydraten en vetten en de celwand, die dikker is naargelang de ouderdom van de plant, bestaat uit verschillende stoffen, waarvan de cellulose de voornaamste is. Bij het verteringsproces wordt deze cellulose gesplitst in glucose (nl. in de blindedarm) en door de werking van micro-organismen afgebroken en omgezet. Goed hooi, bestaande uit verschillende grassoorten en kruiden, op tijd gemaaid en onder gunstige weersonstandigheden gehooid is rijk aan licht verteerbare celstof. Daarom speelt hooi zo een belangrijke rol in de voeding van het konijn. Mineraalzouten In de voeding vinden we voornamelijk: calcium, fosfor, magnesiun, kalium, natrium, 11


chloor en ijzer. Calcium, fosfor en magnesium dienen vooral voor de opbouw van het skelet. Bij gebrek hieraan kan rachitis ontstaan. Gebrek aan calcium kan leiden tot onvruchtbaaheid en verwerpen van de vrucht. Fosfor dient ook voor de opbouw van het zenuwstelsel. Kalium komt voor in de vaste weefsels van het lichaam, natrium in de spijsverteringssappen. Chloor is nodig voor de moedermelk en voor de jonge dieren. Roest in de pels is dikwijls het gevolg van een tekort aan ijzer (bleekzucht). Bij gebrek aan minerale zouten kunnen konijnen ernstig ziek worden (verlammingen). Vitaminen Zijn eveneens noodzakelijk voor het konijn. Bij afwezigheid treden bepaalde ziekteverschijnselen op. De volgende 5 soorten zijn voor konijnen van groot belang: Vitamine A: Heeft een gunstige invloed op de algemene groei van de lichaamscellen. Bij gebrek aan vitamine A groeien jonge dieren slecht op en oogaandoeningen komen voor. Het werpen van dode jongen en canibalisme (opeten der jongen) wordt hiermee wel eens in verband gebracht. Vitamine A komt voor in levertraan, wortelen, tarwe, sojabonen, ongepelde gerst, mais, zaden van vlinderbloemigen. Vitamine B: Is zeer belangrijk voor het zenuwstelsel. Bij gebrek kan verlamming ontstaan. De behoefte aan vitamine B is goed gedekt door de speciale stofwisseling van de blindedarm en door het verschijnsel van de coprophagie. Na langdurige behandeling met sulfamiden en antibiotica moet een vitamine B supplement toegevoegd worden, evenals bij ernstige darmstoornissen (trommelzucht, waterbuik, diarree), die de stopzetting van de coprophagie veroorzaken. Vitamine B komt voor in gist, granen, zemelen, groenvoeders, erwten, bonen, melk, wortelen en knolgewassen. Vitamine C: Een tekort aan deze vitamine zal bij konijnen we! niet gauw voorkomen, zolang er groen voeder wordt verstrekt. In tegenstelling tot de mens en de cavia maakt een konijn zelf vitamine C aan. Een gebrek aan vitamine C veroorzaakt o a darmstoornissen, haaruitval en kale plekken. Vitamine C komt voor in groenvoeders, gekiemde zaden, vruchten, knol en wortelgewassen en in melk. Vitamine D: Oefent een grote invloed op de kalk-fosforwisseling. Vitamine D komt voor in levertraan meel, groenvoer en hooi. Vitamine E: Oefent een gunstige invloed uit op de vruchtbaarheid. Door gebrek ontstaat onvruchtbaarheid. Vitamine E komt voor in tarwekiemolie, sla, gekiemde haver en palmolie. Water De consumptie van water door het konijn hangt af van het soort van voeding. Bij veel groenvoervoeding drinkt het konijn veel minder dan bij een rantsoen van korrels. Een konijn dat 31,1 gr droge stof per kg levend gewicht inneemt, drinkt 84,2 cc water per kg levend gewicht. Bij een jong konijn van 2,4 kg bereikt deze consumptie 200 mg per dag en 12


staat gelijk met de waterinname van een hond van 10 kg. Het waterverbruik varieert volgens seizoen en dieet. Het kan vaak 750 mg per dag bereiken. Zo zal een voedster met acht konijntjes in de zomer 4 liter water gebruiken bij een rantsoen van alleen maar korrels. Gebrek aan water veroorzaakt een vermindering van de hoeveelheid ingenomen voeder. Voederbehoeften van het konijn Ook onze tamme konijnen hebben door de domesticatie hun natuurlijke geaardheid van nachtelijk dier niet afgelegd. 2/3 van het rantsoen wordt tussen 20 u. 's avonds en 8 u. 's morgens opgenomen en verwerkt, terwijl de overige 1/3 tussen 8 u. 's morgens en 20 u. 's avonds aan de beurt komt. Tijdens de lactatie, het zogen der jongen, een periode die gekenmerkt wordt door een bijzonder grote voederbehoefte, zijn de voederopnamen 's nachts en overdag uitgebalanceerd. Proefondervindelijk heeft men bij wilde konijnen kunnen vaststellen dat deze dieren een zeer gevarieerde smaak hebben. Ze eten nu eens een aromatisch kruid (veldthijm), dan weer een graangewas of peulvrucht; verder knabbelen ze aan een wortel, enz. en dat alles gedurende een zelfde maaltijd. Deze uiterst grote variatie in het gekozen voedsel zou eerder te wijten zijn aan zeer uiteenlopende voederbehoefte dan aan grillig humeur. Welke ook de beweegreden moge zijn, de fokker van raskonijnen moet met deze feiten terdege rekening houden. Deze voederbehoefte verschilt ook nog eeens van konijn tot konijn en is tevens afhankelijk van de fysiologische en psychische toestand van het dier. Tijdens de lactatie, de groeiperiode en na hevige stress-toestanden (bv. tentoonstellingen) moet het rantsoen zeer gevarieerd zijn; m a w de fokker moet het dier voldoening geven qua voeding. De voedselbehoeften worden ingedeeld in onderhoudsvoeder en productievoeder Onderhoudsvoeder Hieronder verstaan we de hoeveelheid voeder die een volwassen dier nodig heeft om zijn stofwisseling te onderhouden. De stofwisseling zorgt voor een doorlopende aanvulling van lichaamscellen, die verloren gaan (verharing bv.). Maar ook eten, veteren van voedsel, beweging, ademhaling, enz. zijn verichtingen waarvoor energie dient ontwikkeld te worden.Ook het onderhouden van de lichaamswarmte vraagt energie. Productievoeder A. Behoeften tijdens de dracht Deze behoeften liggen 20 tot 30% hoger dan de gewone onderhoudsdosis, daar de voedster gedurende deze periode een grote reserve aanlegt. Men doet er goed aan ook de hoeveelheid vitaminen en mineralen te verhogen. B. Behoeften tijdens de lactatie Gedurende de zoogperiode is de voederbehoefte zeer groot. Om dit te begrijpen volstaat het volgende feiten onder ogen te nemen. De voedster zoogt haar jongen tenminste gedurende drie Ă 4 weken Tijdens de eerste 20 dagen krijgen de konijntjes niets anders dan de moedermelk.Een worp van 8 konijntjes neemt de eerste 20 dagen aan gewicht 25 gr.x 8 x 20 = 4 kg. toe, ongeveer het gewicht van de moeder. Bij de geboorte weegt een konijntje ongeveer 70 gram. Na 13 dagen weegt het reeds 350 gr, en heeft het dus zijn gewicht bij de geboorte met 5 vermenigvuldigd. Ter vergelijking nemen we een baby, die zijn gewicht in die periode slechts met 1,5 vermenigvuldigt, terwijl het gewicht van een kalf eerst na 45 dagen verdubbelt. 13


Gedurende de lactatie verdragen de voedsters een buitegewone hoeveelheid vetstoffen.Ook de behoefte aan mineralen is tijdens deze periode zeer hoog. C. Behoeften tijdens de groeiperiode De berekening van deze behoeften gebeurt vanaf de spening, ongeveer de 35e dag. Alhoewel de konijntjes reeds gedurende de lactatie vanaf de 4e week met hun moeder beginnen mee te eten, is hun voederconsumptie nog onregelmatig en gering in verhouding met deze van de moeder; het is dan ook moeilijk de voederopname van moeder en jongen te onderscheiden. Vanaf de 6e tot de 13e week vermeerdert het gebruik van celstofhoudend voeder, terwijl de meel-consumptie geleidelijk afneemt. Behoefte aan mineralen Deze zijn niet standvastig en varieren naar gelang de levensloop van het konijn. De behoefte aan mineralen tijdens de lactatie worden gedekt door een grotere voedselopname. Maar gezien de voedster gedurende de eerste 10 dagen van de lactatie haar totale voorraad minerale kan kwijtraken moet ze voorbereid worden op de dracht. Men geve haar tijdens de dracht mineraalrijk voeder zoals klaver, hooi, vlinderbloemigen. Samenstelling moedermelk (gemiddeld): Droge stof 29% Ruw eiwit 10% Ruw vet 12% Mineralen 2.5% Lactose 2%

14


5

ZIEKTES

5.1

15


6

HUISVESTING

6.1

16


7

ECONOMIE

7.1

17


8

WETGEVING

8.1

18


9

LIJST VAN TABELLEN, ILLUSTRATIES

9.1

ILLUSTRATIES

Figuur 1: Het konijn uitwendig.

7

Figuur 2: Konijn inwendig- het skelet

7

Figuur 3: het konijn inwendig-organen

8

GRAFIEKEN

EN

19


10

BESLUIT

Ik weet nu hoe ik een konijn moet voeden om het een echt groot en zwaar konijn te laten worden, maar het is wel niet zo simpel Ik weet ook hoe een konijn er van binnen tot van buiten uitziet. De geschiedenis van het konijn is wel een beetje raar maar het is nu eenmaal zo. Over evolutie is er niet veel te vinden en het ontstaan is een mooi begin van een mooi, lekker en lief dier.

20


11

LITERATUURLIJST

http://dierenartspraktijk.telenet.be/konijn.htm http://www.dierenforum.nl/phpBB2/website.php?page_id=20&web_id=874 http://home.wanadoo.nl/konijn.cavia.bende/Konijnen_Geschiedenis.htm http://library.thinkquest.org/03oct/00128/nl/konijnen/habitats_light.htm http://www.creationisme.nl/art_konijnen_herkauwers.htm

21


12

BIJLAGEN

22


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.