3 4 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 4 v i tto r i o b u s ato
leraar in hart en nieren
aldus wijlen Bert Duijker, de Amsterdamse psycholoog die ooit verantwoordelijk was voor de indeling van het vakgebied in verschillende subdisciplines. Hoe doen niet-psychologen die dag in dag uit met mensen werken aan psychologie? In deze aflevering bondscoach Louis van Gaal: ‘Fouten maken moet!’
‘a
ls voetballer was ik relatief langzaam. Ik heb te veel lange, witte spiervezels, kun je niets aan doen. Maar ik zag het spel wel altijd heel snel, sneller dan mijn medespelers en tegenstanders. Daarmee compenseerde ik mijn gebrek aan snelheid. Snel overzicht hebben is een eigenschap die me als coach nog meer van pas komt. Ja, ik denk dat ik meer waarneem dan de gemiddelde speler, niet alleen tijdens wedstrijden, juist ook tijdens trainingen. Ik zie, of beter gezegd, léés na één minuut of spelers een bepaalde oefening beleven of niet. Oefeningen moet je namelijk beleven alsof het een wedstrijd is, imagineren noem ik dat. Om een wedstrijd zo goed mogelijk te simuleren laat ik spelers tijdens trainingen oefeningen doen die dicht bij wedstrijdsituaties liggen, meestal in relatie tot de laatst gespeelde wedstrijd. Zo daag ik spelers uit het beste van zichzelf te geven qua balaanname, balsnelheid, balvastheid, in de strategie van die laatste wedstrijd, en dat alles met een nog veel hogere moeilijkheidsgraad, met veel herhalingen en met de hoogste intensiteit. Steeds vraag ik van spelers hun grenzen op te zoeken, zo blijven ze supergemotiveerd. Elke dag eis ik totale focus, inzet en overgave, van mijn spelers én staf. Als de intrinsieke motivatie ontbreekt, ben je ongeschikt. In topsport gelden nu eenmaal andere normen en waarden dan in het gewone leven: je moet er alles voor laten.’
Ik léés na één minuut of spelers een bepaalde oefening beleven of niet
Wie met de bevlogen Louis van Gaal praat*, komt er snel achter: hij voelt zich nog altijd in hart en nieren leraar. Dat was als clubcoach van Ajax, AZ, Barcelona en Bayern München niet anders dan nu als bondscoach van het Nederlands elftal, vertelt hij. Nadat hij op zestienjarige leeftijd met succes de HBS had afgerond, schreef Van Gaal zich in aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (alo). ‘Op de Academie werd ik min of meer als broekie in het diepe gegooid: ga jij maar lesgeven! Uiteindelijk heb ik elf jaar lesgegeven op de Don Bosco-school, in Amsterdam-Oost, met lang niet altijd de makkelijkste leerlingen. Een fantastische tijd! Op die school heb ik geleerd dat iedereen een eigen benadering heeft, dat elke groep om een eigen aanpak vraagt. In het onderwijs heb ik geleerd mensen te raken, te roeren, in gang te zetten. Juíst als ze in groepen waren.’ Van Gaal heeft het leraarschap lang gecombineerd met een actieve voetbalcarrière, achtereenvolgens bij Ajax, FC Antwerp, Telstar, Sparta en AZ. Alleen in België speelde hij een tijdje als full-prof. ‘Maar ik vond dat een leeg bestaan, zeker omdat ik niet altijd speelde. Pas toen ik in 1988 naar Ajax ging en fulltime trainer werd, heb ik mijn vaste baan opgezegd. Mijn moeder vroeg zich af of ik daar wel verstandig aan deed.’ Dat hij trainer wilde worden, wist hij al vroeg. Van Gaal groeide op in de buurt van De Meer, het oude Ajax-stadion. Zijn favoriete speler was Henk Groot, met 41 goals in het seizoen 1959-1960 nog altijd clubtopscorer aller tijden. Van Gaal: ‘Rinus Michels was destijds trainer van Ajax. Na schooltijd ging ik vaak trainingen kijken in De Meer. Toen heb ik bedacht: ooit wil ik zoals Michels worden.’