Een eendenkooi in Axpoele

Page 1


Jean Camerlinckx en Koen Himpe

Gravure Victor Rijckelsma uit Wilde eendenjacht, ofte beschrijvinge van de Hollandtsche vogelkoyen, ‘s Gravenhage, 1621.

Lange tijd waren mensen voor hun voedsel aangewezen op het verzamelen van eetbare planten en vruchten, op het vangen of jagen van allerhande dieren en op het vangen van vissen. Zelfs na de neolithische revolutie wanneer landbouw en veeteelt zich ontwikkelden bleven jacht en visvangst een rol spelen in het maatschappelijk leven. Mettertijd werden die activiteiten wel het voorrecht van grootgrondbezitters die echter hun rechten vaak verpachten aan derden. Door de eeuwen heen ontstonden de meest uiteenlopende vang- en jachttechnieken met het gebruik van blaaspijpen, bogen, geweren, strikken, vallen, fuiken en netten. Ofschoon waterwild al altijd bejaagd of gevangen werd, ontwikkelde zich waarschijnlijk vanaf de middeleeuwen een vangtechniek voor eenden, namelijk het gebruik van vangpijpen en/of eendenkooien. Dit zijn installaties bestaande uit grote fuiken over sloten die aansluiten op waterpartijen en waar tamme lokeenden gebruikt werden om wilde eenden in de fuiken te lokken en te vangen. Eén en ander was bedoeld om het wild voor consumptie (eendenborst, eendenbout, pastei) te vangen zonder het te moeten schieten. Mits een goede uitbating konden jaarlijks honderden zoniet duizenden eenden worden gevangen.

Eendenkooien kwamen in verschillende landen voor: Duitsland, Frankrijk, Engeland, België en vooral Nederland. Ook eendenkooien behoorden tot de heerlijke rechten, maar het werk werd aan gewone mensen overgelaten. In Vlaanderen zou de oudste vermelding van een eendenkooi gesitueerd geweest zijn in de streek Bornem - Hingene langs de Schelde. Of de vermelding van voghelrien in de domeinrekeningen van 1324-1325 al betrekking hebben op een eendenkooi zoals die later beschreven zullen worden, is niet zeker. Het is wel één van de weinige nog vrij intact bewaarde relicten van een vroegere eendenkooi.

In het Bulskampveld, dat zich uitstrekte van Aalter tot Hertsberge lagen destijds verschillende vijvers. om er maar enkele te vermelden: de veldvijvers van Wildenburg (1), Schuurlovijvers (2), Zeilschootvijver, Kraenenpoel (3), Beerlo- of Berloot vijver ... Ze werden vooral gebruikt voor de visvangst en in de bronnen worden dan ook verpachtingen, ontvangsten of kosten van onderhoud vermeld voor die waterplassen. Die waren ook trekpleisters voor allerlei waterwild, waaronder eenden en deze werden regelmatig gevangen of bejaagd. Toch hebben we voor Aalter en omgeving maar één verwijzing naar een eendenkooi en dat is de wijk Eendenkooi op de grens met Ruiselede. Daar lag de heerlijkheid Littervelde en ook de Beerlovijver. Littervelde, hoewel een leen van ‘Het Land van de Woestijne’, heeft het altijd toebehoord aan de heren van Axpoele. Daar vond in 1128 de Slag van Axpoele plaats, een treffen tussen Willem van Normandië en Diederik van de Elzas na de moord op graaf Karel de Goede te Brugge in 1127. De middeleeuwse site van Axpoele bestond aanvankelijk uit een kasteeltje en hoeve. Het kasteeltje werd in 1713 een laatste keer vermeld en in de jaren daarna afgebroken.

Details uit de grenskaart tussen de Oudburg van Gent en de Kasselrij van Kortrijk van 1627. De bruine inkleuring maakte deel uit van de Kasselrij van Kortrijk. Op de grens lag de vrij uitgestrekte Beerlovijver. (4) Dat daar waterwild aanwezig was en dat daar ook eenden gevangen en bejaagd werden is vrijwel zeker, maar van de eventuele aanwezigheid van een eendenkooi in die tijd vonden we niets terug.

Van 1596 tot 1756 bezat de familie Ie Vasseur de Guemoval de heerlijkheden Axpoele en Littervelde. Philippe Joseph Ie Vasseur de Guemoval verkocht Axspoele en Littervelde in juni 1756 aan Jan Frans Diericx, raadslid bij de Raad van Vlaanderen. Charles Maximilien de Viron betwiste de verkoop bij naarhede van bloed. Hij was de kleinzoon van Lambert de Viron en Antoinette de Guernoval. In 1760 kwamen Axpoele en Littervelde na een proces in het bezit van Charles Maximilien de Viron. Twee jaar later verkocht hij die heerlijkheden aan Charles Florent de Preud’homme d’Hailly, baron van Poeke voor 4.277p 15s 6d gr. (5)

Een affiche van 1759 in verband met de verkoop beschreef het ‘Goet van Axpoele’ als volgt: ‘Alvooren het Fonsier-Goet van d’heerlykhede van Aixspoele, bestaende in eene wel bebauwde ende beplante hofstede, groot onder lande, Bosch ende meersch daer mede gaende ontrent de 25 bunderen in pachte gebruikt door Pieter Verhelst … Item eenen Cooren wintmeulen en waetermeulen, dienende om cooren te maelen ende olie te slagen, met het Meulenhuys, ovenbeur ende ontrent twaelf hondert Hoflandt ende Meersch daer mede gaende, ‘t saemen in pachte gebruyckt door Carel Bruneel … Item het watermeulen huyseken met den Boomgaert … Item ontrent de 36 bunderen vyvers ende bosschen, (…) in pachte gebruiykt bij d’Heer Jan de Roo ende Carel Bruneel ten 3 pond gr; ‘s jaers, wiens pacht expireert kerstavont 1759.’ (6) (7)

Charles Florent de Preud’homme liet er een maison de plaisance oprichten, eigenlijk een jachthuis, en legde er een eendenkooi aan. Dat gebeurde waarschijnlijk in 1769 want in het familiearchief wordt vermeld qu’il a fait un canarriere sur la terre d’axpoele ...... qu’il a fait construire une maison de plaisance environnée de differentes haijën, laquelle est occupée gratuit par le dit canarier.’ De canarier, de kooier die op de eendenkooi alle werk deed, kreeg niet alleen een woning ter beschikking, maar werd ook nog vergoed. Of de Baron van Poeke allang zin had om Axpoele te kopen, blijkt niet uit de bronnen, maar in 1753 was bij de aanleg van het stervormig drevenpatroon een dreef gericht op de site van Axpoele.

Volgens de Ferrariskaarten, tussen 1771 en 1778 opgemaakt onder leiding van Joseph de Ferraris, veldmaarschalk in de Oostenrijkse Nederlanden, was de Beerlovijver dan al verland. In augustus 1783 gaf Louis-Emest de Preud’homme d’Hailly, het oosteinde van de Beerlovijver in cijns aan Francies van Poecke, filius Jacobus, tot Aalter. De conditie was dat de pachter de Beerlovijver zal moeten brengen in goede culture en daarop zal mogen bouwen een huis, schuur en stallingen en zal mogen beplanten naar goeddunken. Zoals zoveel andere vijvers werd de Beerlovijver eind 18de eeuw ontgonnen tot bos en landbouwland. Alleen langs de Wantebeek lag nog drassig weiland dat herinnerde aan de vroegere vijver.

Aan de hand van een Lidar opname van het gebied ten noorden van de huidige hoeve eendenkooi komt een rechthoekige structuur voor die mogelijks de vroegere eendenkooi zou kunnen zijn.

Luchtopname met Lidar scanner geeft een donkere rechthoek, de vermoedelijke positie aan van de kooiplas. Na het afbreken van de constructie bleef een depressie over die nadien omgezet werd in een productiebos met evenwijdige greppels of rabatten. Doorheen de vroegere kooiplas werd ook een ontginningsdreef aangelegd, met grachten langs beide zijden. Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen (DHM-II, 2013-2015), bewerking E. Meylemans – Onroerend Erfgoed.

Op de Ferrariskaart staan ten noorden van het jachthuis twee waterplassen (1 en 2) afgebeeld. Mogelijk is één van die plassen de toen pas aangelegde eendenkooi.

Op een hedendaagse Google Earth foto overgebracht zou dat de situering van de vroegere eendenkooi kunnen zijn.

Die situering wordt eigenlijk bevestigd door het combineren van een reliëf- en bodemkaart van het gebied. De eendenkooi lag in een depressie en de bodem bestaat er uit natte gronden op lemig zand zonder profielontwikkeling. (8) (9)

Over de eendenkooi die Charles Florent de Preud’homme liet aanleggen komen in het archief van de familie de Preudhomme d’Hailly verschillende vermeldingen voor:

In 1769 gaat over den uijtgef voor den heer borghgraeve van nuïpoort voor de aankoop van hentvogelen om in de koije te plaatsen. Die eenden werden telkens in Tielt gekocht, een keer 5, dan 13 en nog eens 14. Die rekeningen verwijzen naar een zekere Pieter Van Acker. Mogelijk was dat de kooier of kooiman (in Nederland de kooiker) die verantwoordelijk was voor het gebeuren in en rond de eendenkooi. Verder ook een betaling aan de breÿers, vermoedelijk de mensen die de netten breiden om over de vangpijpen te spannen. Tenslotte een rekening over t’ binden van schutsels voor de koÿe en dat moet slaan op het maken of repareren van de rietschermen rond de vangpijpen.

In rekeningen van 1775 wordt een zekere Jan De Poorter betaelt over negen daeghen geaerbeijt te hebben in t repareren van de haende coije.

In 1776 zijn er aantekeningen over de haendekoye en over het sneijden van het riet om de haendekoye te repareren.

Een vermelding uit 1778 ging over het afbreken van de houde hentcoijge en een andere over het koyhuijs.

Voor 1783 is er nog sprake van een prijzij waarin het coeyhuys wordt vermeld.

Tenslotte vernemen we dat de baron in 1784 nog een ‘vogelvanger’ in dienst had, maar dat had allicht niets meer te zien met de inmiddels verdwenen eendenkooi. (10)

Uiteindelijk heeft de eendenkooi op de grens van Aalter en Ruiselede nauwelijks een decennium bestaan. Alleen het toponiem en de naam van een straat herinneren aan de vroegere eendenkooi.

Naargelang de plaatselijk omstandigheden waren de eendenkooien verschillend van vorm. Sommige werden opgericht naast rivieren, zoals in Bornem waar een afgesloten arm van de Schelde langs weerskanten werd voorzien van vangpijpen waarin de wilde eenden gelokt en gevangen werden.

Kaart 1780 waarop de zes vangpijpen van de eendenkooi in Bornem te zien zijn. Bibliothèque Nationale de France, département Arsenal MS-646-1 (641A) (Parijs) .

Meestal hadden de eendenkooien een rechthoekige vorm met een grote waterplas in het midden en op de vierhoeken vangpijpen. Het geheel omgeven door houtgewas. De vangpijpen waren overdekt met netten, riet of takken en op het einde afgesloten met rieten schermen. Tamme eenden werden regelmatig in de vangpijpen gevoerd zodat ze gewoon waren om er in en uit te zwemmen. Men gebruikte ze om wilde eenden naar de vijver en in de vangpijpen te lokken en ze zo levend te vangen.

Beschrijving van een eendenkooi naar Gelders/Brabants model, op basis van de maquette van de eendenkooi Batenburg en gemaakt door de toenmalige kooiker Jonkers. (11)

1. De vangpijp, een doodlopende sloot met een overkapping van beugels waarover een net is gespannen.

2. De kooiplas, het centrum van de eendenkooi.

3. De rand van de kooiplas een plek waar overdag de eenden rusten en hun verenkleed onderhouden.

4. De borst.

5. Het kooibos. Het kooibos omsluit de eendenkooi en zorgt voor rust, broedgelegenheid en is producent van het bouwmateriaal voor de eendenkooi.

6. Het vanghokje. Aan het einde van iedere vangpijp staat het vanghokje waarin de eenden uiteindelijk gevangen worden.

7. Het makhok. Hier worden de jonge eenden mak gemaakt en wennen hier aan kooiker en kooikerhond.

8. Het kooihuisje, het huisje waar de kooiker zijn voer en materiaal opslaat.

9. Het boothuis, hier ligt de roeiboot die gebruikt wordt bij het onderhoud van de kooi vanaf het water.

10. Broedkorven. Nest gelegenheid voor de eenden van de makke stal.

11. Observatiehut. Zicht op de plas zonder zelf gezien te worden.

12. Het pomphuisje, vroeger werd het waterpeil op hoogte gehouden door een watermolen, tegenwoordig met een diesel- of electropomp.

13. Kennel. Hier verblijven de honden van de kooiker.

De verschillende soorten eenden die werden gevangen noemde men te Moerbeke en Eksaarde intvogels of entvogels en te Merkem en Woumen grote aonden, blokeenden of colverts. Smienten, slobeenden en pijlstaarten kregen te Eksaarde en Bornem de verzamelnaam derdeling en in West-Vlaanderen drielingen. De talingen (wintertalingen en zomertalingen) noemde men in Eksaarde en Moerbeke sweem en te Woumen vierling.

Koppel wilde eenden, de meest voorkomende eendensoort. Foto

Jean Camerlinckx.

Van de eendenkooi in Aalter hebben we geen enkele beschrijving en we weten ook nauwelijks iets over de werking ervan en dus zijn we aangewezen op wat we weten van andere eendenkooien in de streek.

Het traditionele gebruik van eendenkooien en in het bijzonder deze van Meetkerke is zeer goed gedocumenteerd aan de hand van een door de Brugse volkskundige Magda Cafmeyer (18991983) opgetekend verhaal over de kooiman Nicodemus Franciscus Wybo (1848-1906), bijgenaamd ‘Demen Oom’ (12) We citeren uit het verhaal volgend fragment: De donkergrauwe wilde aandetjes waren echter trouwe bezoekers; elke winter kwamen ze hier, door de kooiaandetjes aangelokt, neerstrijken. ‘t Was dan hoog seizoen in d’Aandekooi; de kooier liep bezorgd rond om bijtijds de netten over de grachten van de kooiput te spannen, de puikels aan te doen en ‘t kempzaad op ‘t gras en op ‘t kantijs te strooien. Wanne, zei hij alzo, ‘t zit goed, ‘t is nijpende wind, de lucht is zo scherp als een eisem en de sterren pinkelen; ‘t is bijtende koud, morgen liggen we d’r aan!’ Daarmee bedoelde hij de jacht

op de wilde aandetjes.

En inderdaad ‘s anderendaags zwom ‘t wild goed in de kooiput rond naast de kooiaandetjes. De kooier liet de jachthond los: ‘sst! stille, koes, Nuffe, ‘t is goe jacht, we gaan beestjes pakken!’ En ‘t spel begon. Seffens schoot de hond zich vóór de rieten vlaken, op de planke, en Demen volgde hem geruisloos en onzichtbaar achter de vlaken. De kooiaandetjes die daarop geleerd waren, volgden den hond die hen naar de kuil dreef; zodra ze onder het net zaten, kwam de kooier te voorschijn: ‘Goed gewrocht, Nuffe, de beestjes zijn verre genoeg.’ De kooiaandetjes kenden dat spel en keerden terug, maar de wilde vlogen schuw en gejaagd steeds verder de puikel in. Haastig greep Demen de puikel met een krop, bond hem toe en de vogels werden de een na de andere met een draai de kop afgewrongen.

Warten, de knecht, laadde de vangste van dertig, veertig stuk op de kortewagen en reed er mee naar Brugge, bij Trezetje Willems de kabarettiere, op den hoek van de St. Jakobsstrate. Daar werden ze geteld en gesorteerd want er zaten van soorten tussen: smierelaandetjes, drielingsjes en waterhennetjes. Geld moest hij niet ontvangen, want dat was op de rekening van de heren van d’Aandekooi.

Verklaring: aandekooi = eendenkooi; puikel = puikelnet, fuik; drielingsjes = zijn een slag minder dan de gewone eendetjes, men heeft er drie nodig om het gewicht van twee wilde eenden te bereiken; smierelaandetjes = smient, kleine eend; kortewagen = kruiwagen.

Foto 1940. Zicht op één van de vangpijpen van de eendenkooi van Meetkerke. Gebreide netten rusten op over de vangpijp gebogen takken. Langs weerszijden waren rieten schermen opgesteld waarachter de kooiman zich verdekt kon opstellen.

Waarschijnlijk was het aanleggen van een eendenkooi in Aalter door baron Charles de Preud’homme d’Hailly één van zijn vele eigenzinnige en geld verslindende initiatieven. Net zoals de zijdeteelt die hij begon een flop werd, zo heeft ook de eendenkooi geen lang leven gehad. De vermoedelijk plaats waar ze zou gelegen hebben werd, na de aanleg van rabatten en een dambordvormige drevenpatroon, bebost en is vandaag nog slechts een herinnering.

Zijn vrouw Marie Anne d’Alegembe heette die aankoop een geldverspilling, een argument dat later werd gebruikt om de baron onder curatele te stellen in 1774. In 1783 werden zijn titels en goederen verdeeld over zijn kinderen. (13) Om de schulden te betalen werden verschillende eigendommen werden verkocht, waaronder de prestigieuze woning die ze bezaten op de Kouter in Gent. Daar werd zelfs de inboedel openbaar verkocht.

In augustus 1783 gaf zijn zoon Louis-Emest-Charles-Antoine-Hubert de Preud’homme d’Hailly, intussen baron van Poeke geworden, het oosteinde van de Beerlovijver in cijns aan Francies van Poecke uit Aalter. De cijnspacht was voor 29 jaar. beginnende op kerstavond 1783, mits elf pond courant ‘s jaars. De conditie was dat de pachter de Beerlovijver zal moeten brengen in goede culture en daarop zal mogen bouwen een huis, schuur en stallingen en zal mogen beplanten naar goeddunken. (8) In 1812 verlaat Francies van Poecke de hoeve en laat ze over aan Karel de Muyt. Uit de prijzij die alsclan gedaan werd blijkt er dat hij een woonhuis, schuur, stallingen, ovenbuur, wagenhuis gebouwd had, benevens nog twee andere kleine hofsteden. Van een eendenkooi was er na 1783 geen sprake meer in de bronnen en ze wordt ook niet vermeld op de latere kadasterkaarten.

In 1839 kwam Axpoele samen met de wind- en de watermolen en de Eendenkooihoeve in handen van de familie de Formanoir de la Cazerie. Victor Ghislain de Formanoir de la Cazerie (1807 - 1888) was in 1839 gehuwd met Valérie de Preud’homme d’Hailly (1809 - 1845), dochter van Charles Florent Idesbald Constant de Preud’homme d’Hailly (1780 - 1817), (kleinzoon van Charles Florent de Preud’homme d’Hailly) en Hélène Pétronille de Brauwer (1787 - 1821), .

Vermoedelijk is deze hoeve een relict van het ‘jachthuis’ dat de heer van Poeke daar liet bouwen. Tot na de tweede Wereldoorlog was het woonhuis van de hoeve een vrij imposant gebouw met verdieping. De woning omvatte een uitgebreide onderkeldering met mooie gewel-

De Eendenkooihoeve omstreeks 1945.

ven, gelijkvloers, voutekamers, zolders en een ipperzolder (bovenzolder) met duiventil in de nok van het dak. De bedrijfsgebouwen stonden haaks en los ten opzichte van het woonhuis. Ze omvatten koestallen, varkensstallen, schuur en dilte of hooizolder.

Volgens de beschrijving van de hoeve in de inventaris van Onroerend Erfgoed is één van de bijzondere kenmerken van het gebouw, de toegang die zowel aan noord- als aan zuidzijde, via een hoge ingang met omlijsting in classicistische stijl, toegankelijk via een buitentrap. Beide toegangen werden dichtgemetseld, maar deze aan de zuidzijde werd bij de restauratie terug opengemaakt en voorzien van een nieuwe buitentrap.

Noordgevel met voormalige toegang gevat in een witbepleisterde omlijsting afgewerkt met een spiegelboog en segmentbogig fronton en geflankeerd door pilasters met imitatievoegen. Zuidgevel met deur en flankerende vensters gelijkaardig uitgewerkt als aan de noordzijde.

Westgevel met in de top drie openingen van een duiventil en eronder twee oculi.

Voormalige schuur en wagenhuis onder zadeldak ten westen. Achter het nieuwe, bakstenen parement zijn nog de oude muren bewaard. Wagendoorrit met oorspronkelijke houten zoldering. Recenter tweeledig ovenhuisje ten zuiden van de tuin. (14)

Zicht van huidige eendenkooihoeve op de grens van Aalter en Ruiselede. Foto Koen Himpe.

Tot slot

Eendenkooien zijn eeuwen in gebruik geweest in onze gewesten. Het was een vrij efficiënte manier om grote aantallen wilde eenden te vangen, maar de prijzen waren hoog zodat alleen gegoede burgers ze op tafel konden brengen. Eigenlijk werden tamme eenden ook allang gekweekt op veel boerderijen en was dat nog de eenvoudigste manier om eenden op tafel te brengen, maar blijkbaar waren die niet zo lekker als hun wilde soortgenoten.

Intussen zijn eendenkooien één na één verdwenen en blijven er vandaag nog slechts enkele als beschermd erfgoed over. In Aalter legde Charles Florent de Preud’homme d’Hailly op de grens van Aalter en Ruiselede een eendenkooi aan in de tweede helft van de18de eeuw, maar is maar

korte tijd in gebruik geweest en verdween onder bos. Eén van de vele bevliegingen van de baron van Poeke die faliekant afliepen.

Het enige wat nog herinnert aan die eendenkooi is de eendenkooihoeve langs de Aaltervoetweg, een overblijfsel van het jachthuis dat daar vroeger werd opgericht.

De herinnering aan die eendenkooi blijft hoe dan ook een stuk cultuurhistorisch erfgoed...

Meer lezen over eendenkooien in Vlaanderen:

- André Verstraeten, Désiré Karelse en Arnout Zwaenepoel, Eendenkooien in Vlaanderen: verborgen, meestal verdwenen en bijna vergeten, in M&L (Monumenten en Landschappen), 2008 nr 5 of André Verstraeten, Désiré Karelse en Arnout Zwaenepoel, Eendenkooien in Vlaanderen en Nederland, https://issuu.com/vzwdurme/docs/eendenkooien-kaft-merged-compressed.

- Koen Himpe, Eendenkooien in Vlaanderen, criterianota, Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed nr. 126, Brussel, 2019.

- André Verstraeten, De Durme van Tielt tot Tielrode, 2017

1. Johan Termote, Historisch-geografisch onderzoek naar het voorkomen van de voormalige veldvijvers in het Bulskampveld en de mogelijkheden van herstel in het natuurinrichtingsproject Biscopveld, Brussel, 2010).

2. Camerlinckx Jan, Het Kasteel van Schuurlo. Of het verhaal van een merkwaardige historische site in Aalter, Aalter, 2010, 200 p.,.

3. Ivan Hoste, Historiek van de Kraenepoel (Aalter, Oost-Vlaanderen), met inbegrip van de ontwikkeling van, flora en vegetatie in de 19de en 20ste eeuw, Meise, 2001.

4. Loys de Bersacques, Grenskaart tussen de kasselrijen Kortrijk en de Oudburg, 1627, STAM Gent.

5. Heerlijkheid ‘Axpoele’. Stukken betreffende de verkoop van de heerlijkheid ‘Axpoele’ aan CharlesFlorent-Idesbald de Preudhomme, 1755-1783, nr 737.

6. Arthur Verhoustraete, Leenroerig overzicht van Aalter, in Appeltjes van het Meetjesland, 1964, p.169-260.

7. Braet M., De heerlijkheid Axpoele en haar heren en vrouwen, in Oud Ruysselede, 2003.

8. Databank Ondergond Vlaanderen, https://dov.vlaanderen.be/

9. E. Van Ranst & C. Sys , Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen (Schaal 1:20 000), Gent, 2000.

10. R.A.G. Fonds de Preud’homme, verschillende items.

11. https://www.eendenkooien.nl/

12. Cafmeyer M., 1953: Rond de eendenkooi van Meerkerke, Demen Oom, Biekorf 54-10, 209-217.

13. R.A.G. Fonds de Preud’homme, nr. 738, nr. 515 B , nr. 270, nr. 737, nr. 8 B.

14. Agentschap Onroerend Erfgoed 2023: Hoeve De Eendekooi. https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90397.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Een eendenkooi in Axpoele by Jean Camerlinckx - Issuu