
10 minute read
De patrijs als icoon van de biodiversiteit
De patrijs als icoon voor de biodiversiteit - vervolg -
boeren mét natuur Het PARTRIDGE-project Het monitoren (deel 1)
Advertisement
✒Henk van Diest
In Altenatuurtje 114 heb ik een uitgebreid artikel geschreven over allerlei maatregelen, die zijn getroffen in het PARTRIDGE-gebied Oude Doorn bij Uppel. Elke maatregel binnen dit project heeft specifieke doelen om het landschap patrijsvriendelijk te maken en tegelijk ook de biodiversiteit in het algemeen te bevorderen. In dit artikel wil ik een terugblik geven over de afgelopen 4 jaar, een verslag van onze ervaringen met daarbij enkele conclusies van het monitoren. Als je effecten wilt meten, dan moet je het veld in om te monitoren. En dat is in de afgelopen jaren veelvuldig gebeurd. Ik zal in dit artikel aandacht schenken aan de geluidstellingen en aan de MASwintervogeltelling. De broedvogeltellingen, de avondtellingen en het insectenonderzoek laat ik de revue passeren in een derde en afsluitend artikel. Het verhaal over de tellingen zal ik verlevendigen met interessante ervaringen uit het veld. Met dank aan Jochem Sloothaak van Brabants Landschap voor zijn hulp bij de totstandkoming van dit artikel en zijn prachtige foto ’ s.
1. De geluidstelling
Een bijzondere telling is de geluidstelling. Even weer het leefpatroon van de patrijs oppakken. Als de kuikens in mei/juni uit het ei gekropen zijn, blijven ze gedurende de zomer en het najaar als familie bij elkaar. Vaak sluiten ongepaarde haantjes of hennetjes die hun jongen kwijt zijn aan bij een familie. En héél soms sluit ook een andere familie aan als de jongen van dezelfde leeftijd zijn. We noemen zo’n samengestelde groep een klucht. Maar… half februari gaat er het een en ander veranderen. Het is dan prachtig om te zien wat voor onrust er in de groep ontstaat. Het wild heen en weer rennen lijkt op een spelletje, maar is het begin van een scheiding. De familiebanden worden verbroken. De haantjes gaan een eigen territorium bepalen en proberen een hennetje mee te krijgen. Hij lokt haar steeds verder van de groep af en neemt haar mee naar zijn nieuwe territorium. De haan laat duidelijk horen waar dat is. Juist dán hoor je de anders zo stille patrijzen roepen. En daar maken we gebruik van… Vanaf half februari tot midden maart gaan we in totaal drie keer op pad. Met een geluidsboxje, waarop het geluid te horen is van een roepend haantje, lopen we een transect. Een transect is een vaste route van ongeveer 1500 meter. Vijf transecten zijn nauwkeurig gepland, zodat we bijna het hele gebied kunnen onderzoeken. De transecten liggen voldoende ver uit elkaar om overlap van het geluid van een roepend haantje of een geluidsboxje zoveel mogelijk te voorkomen.

Transecten voor de geluidstelling in Oude Doorn (l) & Genderen (r). De transecten zijn oranje gekleurd, met daar omheen het bereik van het geluid. D=demonstratiegebied em R is referentiegebied
We starten ’s morgens één uur voor zonsopkomst en lopen gedurende een half uur het transect af. Elke 100 meter laten we het geluid horen. Zodra we in een territorium van een haantje komen, reageert deze fel. Hij denkt dat er een indringer is en verdedigt zijn territorium. En dan weten wij dat een haantje in deze omgeving een territorium heeft. Uiteraard laten we het geluid niet meer horen, als we een reactie van een haantje hebben vastgesteld, we willen niet onnodig verstoren. Door jaarlijks deze territoria te vergelijken, weten we hoe de patrijzenstand zich ontwikkelt. Maar pas op! Het komt regelmatig voor dat een haantje zich binnen het territorium verplaatst, soms vliegend, meestal rennend. Omdat alles zich in het donker afspeelt, is het niet altijd met zekerheid vast te stellen of hetzelfde haantje zijn territorium verdedigt of dat we met een ander haantje kennismaken. Dubbeltellingen worden zo veel mogelijk verwijderd.
Patrijzenhaantjes reageren soms heftig. Een voorbeeld. Bij een telling stonden we op de Uppelsehoek achter een heg, toen we het geluid lieten horen. Een haantje reageerde onmiddellijk en kwam in de schemer heel kort achter de heg staan met de kop rechtop alsof hij wilde zeggen: ‘Wat doe jij hier, maak dat je wegkomt!’ Hij vloog zelfs op en kwam heel dicht langs. Tegelijkertijd was er ook een ander haantje aan de andere kant van de weg actief geworden. Ook dit haantje liet al vliegend duidelijk weten dat hij een territorium had aan de overkant. Kennelijk was de weg de scheiding tussen de territoria. Als we in de Oude Doorn tellen, doen we dit tegelijkertijd ook altijd in Genderen (het referentiegebied). Ook daar is de ervaring dat haantjes soms op een paar meter afstand poolshoogte komen nemen.

Gert-Jan Ruis en zoon Victor, vrijwilligers die een geluidstelling uitvoeren met een geluidsboxje. Een geluidsboxje.

We noteren op de transectkaarten de positie met een kruisje en noteren het tijdstip en een H voor ‘heard’ en een S voor ‘ seen’ . Het tijdstip is belangrijk om later eventuele dubbeltellingen te kunnen verwijderen. Tevens noteren we de namen van de tellers met daarbij de weersomstandigheden. Dit is heel belangrijk, want vooral een sterke wind kan een vertekend beeld geven ten opzichte van eerdere tellingen.
Overigens wil een vastgesteld territorium nog niet zeggen dat er ook daadwerkelijk een broedgeval komt. Maar deze manier van tellen geeft wel een indicatie van het aantal aanwezige patrijzen en dat is handig, want patrijzen laten zich niet zo gemakkelijk in het veld waarnemen.
Een transectkaart met aantekeningen.
Eén van de zeldzame keren dat je een patrijs mooi te zien krijgt.


Uiteraard zijn wij ook iedere ochtend dat we tellen erg benieuwd naar de reacties van de haantjes. Alle resultaten van de afgelopen jaren zijn in de grafieken af te lezen. Deze grafieken geven duidelijk aan dat het inrichten van het landschap heel waardevol is voor de patrijzen en uiteraard ook voor andere vogels. Zie hiervoor figuur 1 en 2.
Figuur 1.

Grafiek van de aantallen haantjes per km transect 2017-2021 in de Oude Doorn, het gebied ingericht met maatregelen in het kader van het PARTRIDGE-project.
Grafiek van de aantallen haantjes per km transect 2017-2021 referentiegebied Genderen, een gebied waar wel patrijzen voorkomen, maar waar geen speciale maatregelen zijn getroffen om de patrijs te helpen. Figuur 2.

Toelichting figuur 1 en figuur 2.
Het is inmiddels duidelijk dat de predatiedruk toeneemt. Het aantal roofvogels is toegenomen. Kiekendieven, buizerds en torenvalken zijn meer aanwezig dan voor de start van het project. Een duidelijke toename van de biodiversiteit. Ook worden er steeds bij de avondtellingen vossen in het gebied gesignaleerd.
2. MAS-tellingen.
De afkorting MAS staat voor Meetnet Agrarische Soorten. Het is een standaardmethode om snel een beeld te krijgen van de aanwezigheid van vogels in een open landschap. Wij gebruiken de MAS-telling in de winter om te bepalen welke vogels gebruik maken van gebieden waarin maatregelen zijn getroffen, zoals bijv. bloemblokken, heggenranden en keverbanken. Vanaf oktober tellen we iedere maand op 18 vastgestelde telcirkels (diameter 600 meter) in de Oude Doorn. We starten rond 9.00 uur en zijn de hele ochtend in twee groepen op pad met ieder 9 telcirkels. Tegelijkertijd wordt er in Genderen in 9 telcirkels geteld. We maken hierbij gebruik van AviMap, een app van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Dit onderzoeksbureau volgt de Nederlandse vogelstand op de voet en adviseert partijen die bij de vogelstand betrokken zijn.
Op de tablet zijn de 27 telcirkels zichtbaar. Op zo’n telcirkel worden alle vogelwaarnemingen binnen een straal van 300 meter genoteerd. Alleen gebiedsgebonden vogels worden geteld. Kolganzen die overvliegen tellen we dus niet, maar als ze gebruik maken van het gebied (rusten, fourageren) tellen we ze wel. Na afloop worden de tellingen geüpload. Altijd een spannend moment, want als het uploaden mislukt, kun je opnieuw beginnen. Maar... dat is gelukkig nog niet voorgekomen! Op het moment van schrijven hebben we drie van de zes tellingen alweer achter de rug. Bij onze eerste telling op 22 oktober zagen we nog twee boerenzwaluwen. Prompt werd er bij het uploaden gevraagd of deze waarneming wel correct was. En als je tijdens de eerste telling een sperwer succesvol door een wolk spreeuwen ziet schieten, gevolgd door een paar zwarte kraaien, dan is dat toch weer een verrassende waarneming.

Van de tellers in Genderen kregen we de melding dat ze een klucht patrijzen hadden geteld. Helaas... wij niet. Bij de laatste telling op 19 november hebben we een blauwe kiekendief gespot. En dat is echt bijzonder, want deze vogelsoort gaat in aantal flink achteruit. Bij de derde telling op 17 december hadden we in het PARTRIDGE-gebied onze eerste klucht van 6 patrijzen. En een Cetti’s zanger liet zich ook nog horen.
De tablet met de telcirkel (rood) in het gebied.
De resultaten van de geluidstellingen en MAS-tellingen van beide gebieden, worden steeds met elkaar vergeleken. Uiteraard hopen we dan verschillen te kunnen laten zien tussen Genderen, waar geen maatregelen worden getroffen, en het PARTRIDGE-gebied de Oude Doorn. Door te vergelijken kun je conclusies trekken. En daaropvolgend beleid maken voor de toekomst.

Voor het PARTRIDE-project zijn tien vogelsoorten als doelsoort aangemerkt. Als de aantallen van deze vogels toenemen, is dat een belangrijke indicatie dat er een verbetering van het landschap heeft plaatsgevonden. Bij het samenstellen van de 18 telcirkels in het PARTRIDGE-gebied zijn 9 telcirkels gekozen op een locatie met maatregelen voor de patrijs (denk aan o.a. bloemblokken (zie foto boven), graanveldjes, keverbanken, heggenranden). In de grafieken van figuur 3 worden deze weergegeven als: ‘ met beheer ’ . De andere 9 telcirkels zijn in de grafieken vermeld als ‘ zonder beheer ’ . Met ‘ referentie ’ worden in de grafieken de telgegevens van het referentiegebied in Genderen bedoeld. In Genderen zijn alle 9 telcirkels zonder beheer, dus zonder maatregelen voor de patrijs.

Een voorbeeld met de veldleeuwerik. Bij elke telronde (in totaal 6) wordt in iedere telcirkel met beheer het aantal veldleeuweriken ingevoerd. Vervolgens wordt het gemiddelde voor de 9 telcirkels uitgerekend. Een totaal van 57 veldleeuweriken in 9 telcirkels levert dan een gemiddelde op van 6,3 leeuweriken. Dit aantal wordt in de grafiek voor de veldleeuwerik weergegeven.
Figuur 3.

Samengestelde grafiek van maximaal aantal territoria van de tien doelsoorten per type telcirkel in de Oude Doorn. Per jaar zijn er drie staafjes getekend. De twee linkerstaafjes geven info over het PARTRIDGE-gebied Oude Doorn (met beheer en zonder beheer). Het derde, rechterstaafje staat telkens voor het referentiegebied Genderen.
Toelichting figuur 3
De grafiek laat ons zien dat er een groot verschil is ontstaan tussen het PARTRIDGE-gebied en het referentiegebied Genderen. De telcirkels met beheer scoren zonder uitzondering het hoogst. De nabijgelegen telcirkels zonder beheer liften kennelijk mee voor een positiever resultaat. Vogels maken dus ook van deze locaties gebruik. De telcirkels van het referentiegebied Genderen blijven duidelijk achter. Een resultaat, waarmee we aantonen dat het treffen van maatregelen vruchten afwerpt. Dat hadden we wel verwacht, maar hoe groot de verschillen zijn, wordt nu ook duidelijk. In 2019 waren er kennelijk meer veldleeuweriken en torenvalken in het referentiegebied vergeleken met de locaties zonder beheer in het PARTRIDGEgebied. In 2020 zie je ineens een veel groter aantal veldleeuweriken waar beheer is toegepast. In de wintermaanden zie je vaker grotere groepen veldleeuweriken rondtrekken en dat kan een wat vertekend beeld geven. Een telling is altijd een momentopname. De weersomstandigheden spelen daarbij ook een rol. Buiten de tellingen om zie ik ook regelmatig vogels, die in een telling niet zouden misstaan. Maar ja... met vogels is het moeilijk afspraken maken.
Figuur 4.

Soortenrijkdom aan wintervogels voor alle typen telcirkels (kleuren) in werkgebied Oude Doorn en het referentiegebied bij Genderen (grijs).
Toelichting figuur 4
In deze grafiek wordt de soortenrijkdom van de wintervogels in de Oude Doorn weergegeven. Ook deze grafiek onderscheidt de drie verschillende soorten telcirkels (met beheer-zonder beheer-referentie). Met ‘ soortenrijkdom’ wordt het aantal soorten aangeduid, dus niet het totaal aantal van elke voorkomende soort. Of er nu 1 buizerd voorkomt of 8 maakt natuurlijk wel een groot verschil. Uit de vele tellingen waaraan ik heb meegedaan weet ik dat de aantallen roofvogels duidelijk toenemen. Ook logisch, want er is meer voedsel te vinden, de biodiversiteit is groter geworden. Ook de soortenrijkdom (alle vogelsoorten) in het PARTIDGE-gebied is dus toegenomen. Er profiteren aanzienlijk meer wintervogels van de maatregelen. Vooral de aangeplante heggenranden met besdragende struiken zijn favoriet voor de vogels, zij vinden er voedsel, dekking en uitstekende nestgelegenheid.