RijswijkBuiten dossier III

Page 1

RIJS–WIJK BUI–TEN

DOSSIER III Gebiedsontwikkeling komt tot wasdom
NAALDWIJK DE LIER SCHIPLUIDEN HONSELERSDIJK DELFGAUW DEN HAAG VOORBURG LEIDSCHENDAM RIJSWIJK BUITEN RIJSWIJK WATERINGEN DELFT DEN HOORN SION NOOTDORP PARK RIJK WILHEL MINA PARK ELSEN BURGER BOS PAS GELD

INH OUD

Voorwoord

RijswijkBuiten is onderdeel van een groter transitieproces Door Bas Verkerk, waarnemend burgemeester Rijswijk

6

Vijfien jaar op weg naar een ongewijzigd doel

In gesprek met Jan Brugman, Frank ten Have & Friso de Zeeuw

Investeer in de raad en de omgeving

In gesprek met Jeffrey Keus

Een blijvend geactualiseerde continuïteit

In gesprek met Milou Bol, Frank de Bruijn, Bert de Jong en Cees Rieke

26

Accolade om de parken

In gesprek met Gijs van den Boomen

Elkaar vasthouden bij de gebiedsgerichte aanpak

In gesprek met Gerda van den Akker en Mark Kraakman

30

Geen huizen maar een samenleving bouwen

In gesprek met Rob van den Broeke en Sander Trouw

Stand van zaken 2022 Beeldverslag door Kees Hummel

21

Woongeluk

Het verhaal van Babette van der Spoel

28

Pleidooi voor sterke regie en nieuwe woonmilieus

In gesprek met Peter Boelhouwer

Colofon

4
16
22
18
32
12

VOOR WOOR

D

RijswijkBuiten is onderdeel van een groter transitieproces

‘Metropoolvorming doet iets met het DNA van de stad.’ Aan het woord is Bas Verkerk, sinds 1 okto ber 2020 waarnemend burgemeester van de ge meente Rijswijk. Verkerk heeft een lange staat van dienst als wethouder (Economie en Personeel, Den Haag) en burgemeester (Delft). Hij kan daardoor de contextuele betekenis van RijswijkBuiten en de aanloop naar de huidige status duiden. ‘Je kunt de ontwikkeling van dit gebied gewoon niet los zien van recente ontwikkelingen en gemaakte keuzes in de regio.’ De uitwerking en realisatie van RijswijkBuiten vinden vanzelfsprekend op eigen kracht en vanuit eigen visie plaats. ‘Maar de condities waardoor het zo voortvarend en voorbeeldstellend is, zijn dus deels elders gecreëerd.’

Verkerk wijst op de stedelijke conditie van Den Haag aan het eind van de jaren 90. De stad ver toonde, in tegenstelling tot andere steden in de Randstad, minder groei of zelfs een lichte krimp. Bedrijvigheid en bewoners verlieten de stad en zochten ruimte en kansen in buurgemeenten als Delft en Rijswijk. Kleine en middelgrote onder nemingen op verouderde bedrijventerreinen als Laakhaven en de Binckhorst moesten plaatsmaken voor herontwikkeling en keken naar Sion en ’t Haantje als uitwijkmogelijkheid. Tegelijkertijd zocht de gemeente Den Haag naar mogelijkheden om te groeien. Het herindelingsplan ‘Ruimte voor Den Haag’, dat de provincie Zuid Holland in 1998 ontwikkelde, getuigde daarvan. Ondertussen leidden beter afstemde regionaal economische ontwikkelingsstrategieën (Wgr plusregeling, 1996) tot het aanwijzen van regionale bedrijvenlocaties en meer bovenlokaal grondbeleid.

Rond de eeuwwisseling vond een kentering plaats. Rijswijk was altijd een sterk op werkgelegenheid gerichte gemeente waardoor de behoefte aan woningen groeide. Verkerk wijst erop dat het vooral lef en voorzienigheid van Rijswijk zelf zijn geweest waardoor er, in een economische crisis sfeer, toch grond werd opgekocht voor substan tiële woningbouw. Het betrof hier vooral grond van tuinders die geen toekomst meer zagen voor hun kassen. Misschien nog wel belangrijker was dat de gemeente de opgekochte gronden snel wist door te verkopen aan ontwikkelaars door ze als ontwikkelpartner te betrekken, waardoor er geen grote financiële renteoffers gebracht hoefden te worden. Rijswijk koos daarbij, even vooruitziend, voor duurzaamheid, groen en leefbaarheid; lang voordat andere gemeenten dat op deze schaal ook gingen doen.

Verkerk is ervan overtuigd dat RijswijkBuiten juist door het nemen van deze risico’s en een voor sprong in het voorsorteren op duurzaamheid een cruciale schakel is geworden in een zich ontwik kelend werk woonlandschap van regionale schaal. ‘Het is hier echt rustig wonen in de nabijheid van de stad.’ Dit gebied is krachtig en onderscheidend van zichzelf, maar nog meer als onderdeel van een groter, integraal stedelijk gebied. Volgens Verkerk moet vanaf nu dan ook gedacht én gehandeld worden als één gebied. ‘Hier is een werkend en vitaal daily urban system aanwezig dat een perfecte springplank is voor weer een volgende schaal sprong.’ RijswijkBuiten is ideaal gelegen en goed bereikbaar. En op de schetsen en de plannen staat niet voor niets een halte aan het spoor getekend.

— Bas Verkerk, waarnemend burgemeester Rijswijk

5

VIJFTIEN JAAR OP WEG NAAR

EEN ONGEWIJZIGD DOEL
6
7

Sinds wanneer zijn jullie actief betrokken bij RijswijkBuiten?

Jan Brugman: Voor mij was het 2005 dat ik voor het eerst qua werk in aanraking kwam met dit gebied. Maar ik werk al sinds 1993 bij de gemeente Rijswijk en woon er vanaf 1997. Vanaf 2008 ben ik actief als directeur van het Programmabureau dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het gebied RijswijkBuiten tot nieuwe woningbouwlocatie. De oprichting van dat bureau, dat dus naast de gemeentelijke organisatie kwam te staan, was het resultaat van het inzicht dat de aanpak van het gebied echt urgent begon te worden.

Friso de Zeeuw: Ik ben vanuit mijn functie als praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft [2006–2017] in 2008 in contact gekomen met Jan en heb de casus zo beter leren kennen. Daarvoor had ik al in een publicatie geschreven over de opgaven in dit deel van de Randstad. In 2009 volgde een samenwerkingsbijeenkomst voor de planbegeleiding tussen het Programmabureau en de leerstoel, waar Agnes Franzen ook bij betrokken was. Tot ongeveer 2017, in wisselende mate van intensiteit. Na 2017 heb ik nog regel matig contact met Jan gehad om over bepaalde kwesties rond RijswijkBuiten van gedachten te wisselen.

Frank ten Have: Vanuit mijn werk bij Deloitte Real Estate, waar ik van 2003 tot 2020 heb gewerkt, kwam ik in 2008 in aanraking met RijswijkBuiten. Het is sindsdien altijd mijn lieve lingsproject gebleven! Mijn betrokkenheid met RijswijkBuiten startte met een presentatie voor de raad over gebiedsontwikkeling en publiek private samenwerkingen en waar je als gemeente op moet letten bij een grote gebiedsontwikkeling. Daarna ben ik twaalf jaar betrokken gebleven als adviseur. Sinds 1 juni 2020 ben ik wethouder in de buurgemeente Midden Delfland, met financiën en economische zaken in mijn portefeuille.

Hoe is de ontwikkeling van RijswijkBuiten van start gegaan?

JB: De ontwikkeling komt eigenlijk voort uit de ontvlechting van de afspraken tussen Den Haag en Rijswijk over vinexlocatie Ypenburg. Daarmee is een onderzoek gestart of Sion en ’t Haantje kon den worden ontwikkeld als bedrijventerrein om op termijn de ontwikkeling van De Binckhorst in Den Haag mogelijk te maken. De eerste studies lieten zien dat dit onhaalbaar was, tenzij daar zo’n 1.200 tot 1.600 woningen aan toe werden gevoegd. In Rijswijk was op dat moment de algehele vitaliteit in de gemeente tanende en de jeugd trok weg naar elders. Toen is de omslag gekomen en besloten om in RijswijkBuiten volledig in te zetten op woningbouw. In 2006 is, bij de start van het nieuwe college, de Wvg van toepassing verklaard, om de gemeente zelf de ruimte te geven daar een verantwoord plan voor op te zetten en de project ontwikkelaars voor te zijn.

Terugkijkend, waar heeft de ontwikkeling van RijswijkBuiten zich in onderscheiden ten opzichte van andere gebiedsontwikkelingsprocessen van de afgelopen vijftien jaar?

FtH: In de eerste plaats heeft de ontwikkeling natuurlijk profijt gehad van de majeure grond posities die er genomen waren. Zonder actief grondbeleid van de gemeente was deze locatie niet zo ontwikkeld. Datzelfde gold voor het proces van marktselectie. Met ontwikkelende partijen werden op zeer efficiënte wijze samenwerkingsafspraken gemaakt, waaruit scherpe en profijtelijke resulta ten voortkwamen. Men vond elkaar doelmatig en effectief. Die souplesse en snelheid hebben zeker

De aanpak van het gebied begon echt urgent te worden
8

Betrokkenheid van en begrip binnen de gemeenteraad zijn belangrijk

ook tot een reductie geleid van wat ik ‘faalkosten’ noem. De continuïteit en de betrokkenheid vanuit zowel het Programmabureau als de marktpartijen – die wel geprikkeld worden om scherp te blijven en daar ook voor beloond worden – hebben daar aan bijgedragen. De betrokkenheid van en het gekweekte begrip in de gemeenteraad zijn daarbij ook belangrijk geweest. Er werd niet te strikt en eenzijdig vanuit dualistische modellen gedacht en gehandeld. Die relatieve eensgezindheid heeft veel stabiliteit en continuïteit in en van het proces opgeleverd.

JB: Dat beeld herken ik. De betrokkenheid en het begrip van zaken van de gemeenteraad waren bijzonder belangrijk en goed. Dat heeft alles te maken met eigenaarschap. Het herkennen en begrijpen daarvan, in dit geval door de politiek, is essentieel bij willekeurig welke gebiedsontwikke ling. De wijze waarop het hier vorm heeft gekre gen en ook voortdurend is geactualiseerd en is bijgeschaafd, is belangrijk gebleken. Daar hebben wij ook altijd zeer zorgvuldig en grondig in gehan deld. Bijvoorbeeld door de uitgangspunten voor deze gebiedsontwikkeling herhaaldelijk kritisch tegen het licht te houden. Een bijkomend voor deel van dit integraal aanpakken en meenemen van raadsleden is dat het geen politiek dossier is geworden. Het wordt door iedereen met trots ge dragen en begrepen. Hoewel de grondposities die we namen natuurlijk wel echt een groot risico zijn geweest, misschien wel te groot.

FdZ: Ik zou toch ook willen wijzen op de positie en relatieve handelingsvrijheid van het Programma bureau. Dat is echt een apart, maar daarom niet minder effectief motorblok gebleken. Niet zelden zie je bij andere, vergelijkbare gebiedsontwikke lingen spanningen ontstaan tussen projectorgani saties en de gemeenteraad. Dat is hier vermeden door enerzijds die afstand, en anderzijds juist door de verbinding. Ik noem in het bijzonder de infor mele raadssessies over de hoofdlijnen van het plan die enorm bijdroegen aan de betrokkenheid van de raad. En wat dat dualisme betreft: dat is echt zeer ongeschikt voor dit type grote en langduren de ontwikkelprocessen. Daar zijn juist de ruis en

vertraging die dat systeem kan oproepen tussen raad en bestuur onwenselijk. Een grote mate van continuïteit op inhoud en organisatie – met name van personen – is veel meer waard. Dat geldt in zijn algemeenheid, maar bovenal in crisistijden, die dit project toch zeker ook hebben geflankeerd.

Wat ging goed, wat kon beter, en wat waren de meest spannende momenten?

FdZ: Boven op die al genoemde goede combina tie van stabiliteit en continuïteit moet dan ook vernieuwing genoemd worden. Die was er zeker, zij het met mate. En dat laatste is niet bedoeld als een afwaardering. Het getuigt juist van realisme. Bij RijswijkBuiten zit de vernieuwing vooral in de vroege herkenning van en inzet op duurzame com ponenten. Het was hier echter geen heilige graal of een verbeten streven om de meest duurzame wijk van Nederland te worden. In plaats daarvan heeft dit aspect, en misschien wel de hele wijk, een bepaalde mate van saaiheid gekregen. Dat komt, denk ik, doordat het plan op hoofdlijnen marktge richt is en eigenlijk tegen de wensen van de regio in, die liever appartementen had gezien op deze locatie. Zo’n doel staat geen excessen toe, ook niet op het gebied van duurzaamheid. Die saaiheid vind ik eigenlijk wel prima, want zo willen de meeste mensen in Nederland wonen en dat moet toch het leidend criterium zijn.

JB: In een periode van vijftien jaar moet je eigen lijk te allen tijde beducht zijn voor onverwachte ontwikkelingen. Wet en regelgeving heb je niet in de hand. Daar zijn de huidige politieke dyna miek, maar ook de ontwikkelingen op het gebied van burgerparticipatie en duurzaamheid goede voorbeelden van. Bij een langdurend project als RijswijkBuiten moet je daarop kunnen anticipe ren, maar je er niet door van de wijs laten brengen. Niet panikeren, zoals onze zuiderburen plegen te zeggen. Het innemen van grondpositie en het voeren van de regie zijn cruciaal gebleken, tijdens de financiële crisis werd elders bijna geen woning bouw ontwikkeld. Het masterplan staat nog altijd als een huis, waarbij de principes zijn vastgelegd zonder alles dicht te timmeren. Bij de invulling

9

hebben we marktpartijen vooral benaderd als adviseur, meer dan als ontwikkelaar. We vroegen onze ontwikkelpartners telkens wat bij gegeven omstandigheden het beste was om te doen.

FdZ: Hou er maar rekening mee dat het onver wachte in de nabije toekomst alleen maar zal toenemen. Dus je zult moeten blijven zoeken naar tactieken om daarmee om te gaan. Dat globale masterplan heeft daar zeker aan bijgedragen, stedenbouwkundigen hebben normaal nogal de neiging om te veel al vooraf in te vullen.

FtH: De mate waarin dit soort projecten gecon fronteerd wordt met crises zal toenemen of gelijk blijven. Terugkijkend valt te stellen dat Rijswijk Buiten meer discussie heeft gevoerd met andere publieke partijen dan met private partijen. Het wordt in elk geval niet minder complex als je kijkt naar zaken als de stikstofcisis of de Kaderrichtlijn Water, waar Nederland in 2027 aan moet vol doen. Maar nog interessanter is dat het negatieve effect van een crisis niet altijd overal op eenzelf de manier voelbaar of zichtbaar is. In relatie tot RijswijkBuiten was de financiële crisis van 2008 eigenlijk veel minder een crisis als wel een kans om scherpe of scherpere afspraken te maken met marktpartijen. Het komt erop neer, en dat leert RijswijkBuiten ook, dat je voortdurend alert moet zijn, op langere termijn moet kunnen denken en op korte termijn assertief moet handelen.

Zijn maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe inzichten eigenlijk als jaarringen afleesbaar in de wijk? Zijn de jaren van crisis versus jaren van overspannen woningmarkten bijvoorbeeld afleesbaar?

JB: Die ringen zijn zichtbaar. Althans voor wie ze kan zien. Het gaat echter wel om betekenisvolle ontwikkelingen en correcties. Ik denk dat de twee belangrijkste daarvan betaalbare huurwoningen en (deel)mobiliteit zijn. De eerste was een duide lijke eis uit de politiek. De tweede kwam voort uit veranderde inzichten met betrekking tot vormen en intensiteit van mobiliteit. Dat gaat om zowel de toename van fietsmobiliteit alsook om het

groeiende inzicht dat een wijk als RijswijkBuiten eigenlijk niet zonder een goede ov/treinverbinding kan. Deze ringen hebben overigens, in mijn ogen, nauwelijks invloed gehad op de eerder ingezette en uitgevoerde stedenbouwkundige invulling van de wijk. Die is al sinds het begin overwegend suburbaan, al worden in Parkrijk en Pasgeld wat meer appartementen gebouwd dan in Sion en vindt meer menging van doelgroepen plaats. Het is bij ontwikkelingen en inzichten overigens zo dat je door regelmatige monitoring kunt reage ren, maar ook kunt concluderen. In het eerste ge val pas je je aan, in het tweede geval stel je vast dat iets wel of niet werkt. Ik haal hier als voorbeeld het eenmalige CPO project Geworteld Wonen uit 2018 aan. Dat kwam voort uit een waargenomen

ontwikkeling en vraag, leidde tot 27 eengezins woningen, 20 appartementen en een schuur, maar heeft vooral gewerkt als een versterker van het imago van RijswijkBuiten.

FtH: Ik denk dat je in dit verband ook de gemaak te slag in verdichting moet noemen. Die is in die vijftien jaar landelijk op de agenda komen te staan, maar heeft ook zeker zijn weerslag gehad op RijswijkBuiten. Al vind ik niet dat je nu, lopend of fietsend door de wijk, je bewust van één ring naar een volgende begeeft. De weerslag van ontwikke lingen is ruimtelijk geraffineerder vormgegeven. De hoofduitgangspunten uit het masterplan zijn altijd overeind gebleven. Een publiek private sa menwerking is koersvast, waar ontwikkelaars veel sneller tot herontwikkeling overgaan bij verande rende omstandigheden in de markt.

Een publiek-private samenwerking is koersvast
10

Het programma betaalbaar wonen is in al die jaren onveranderd gebleven

In RijswijkBuiten zijn corporaties relatief weinig aan de slag gegaan, het zijn vooral marktpartijen geweest die woningen hebben gebouwd. Waarom is dat zo gelopen?

JB: Hier is het noemen van de ruimtelijke context van sociale woningbouw onvermijdelijk. RijswijkBuiten kun je in dit verband niet los zien van Rijswijk zelf. Daar is al een substantiële sociale woningvoorraad. Daar hield RijswijkBuiten van meet af aan rekening mee en het is er ook comple mentair aan. Het programma betaalbaar wonen is in al die jaren onveranderd gebleven.

FtH: Het is natuurlijk wel zo dat 25 procent van de bewoners van betaalbare woningen in Rijswijk Buiten afkomstig is en doorstroomt uit een sociale huurwoning in Rijswijk, zoals ook nadrukkelijk de bedoeling was vanaf het begin. Daarmee komen weer bestaande sociale huurwoningen vrij voor de doelgroep.

Daarnaast leidt het relatief lage percentage aan sociale woningen in RijswijkBuiten ertoe dat omliggende gemeenten juist meer sociaal moeten bouwen. Dit zijn bijwerkingen in dit segment van de woningmarkt die niet voldoende zijn voorzien op regionale schaal. Net als het achterblijven van bepaalde voorzieningen in de wijk. In dat op zicht heb ik als bestuurder van een buurgemeente wel last van die achterblijvende voorzieningen. Dat leidt nu tot een instroom van leerlingen uit RijswijkBuiten op scholen in omliggende gebie den, zoals Midden Delfland.

Is RijswijkBuiten nu de ‘meest duurzame wijk van Nederland’?

JB: De feiten en aantallen spreken boekdelen: 100 procent gasloos, 100 procent van de woningen belegd met zonnepanelen, veel hergebruikt bouw materiaal, veel bovengrondse afwatering en de in voering van deelmobiliteit in de wijk. Op basis van die feiten kun je in elk geval vaststellen dat er qua duurzaamheid weinig is dat daar in de buurt van komt, in Nederland. Toch zou ik het willen houden bij ‘behorend tot de meest duurzame wijken van dit moment’.

FdZ: Ik ben wat sceptischer over die claim. In mijn ogen scoort de wijk behoorlijk. Maar belangrijker is dat de hoofddoelstelling elders ligt. Hoewel er wel degelijk moedige keuzes gemaakt zijn op het gebied van duurzaamheid, is het primaire doel toch altijd geweest om een wijk te bouwen waar mensen met plezier en gezond wonen. Daar win je in dit land geen prijzen mee in het elitaire ont werpwereldje, maar het is wel een lovenswaardig streven dat bovendien bewoners erg aanspreekt.

FtH: RijswijkBuiten was met zijn ambities en idee en op het gebied van duurzaamheid en duurzaam wonen natuurlijk een voorloper. Destijds waren veel van de feiten die Jan noemt ontegenzegge lijk spannend en zelfs gewaagd. Het waren ook moedige en lastige keuzes om te maken, omdat er weinig precedenten op deze schaal waren. Een nieuwbouwwoning hier was daardoor per definitie duurder dan elders, ook al hebben we daarvoor businessmodellen ontwikkeld. Je bent geneigd dat aspect nog wel eens te vergeten. Zeker omdat het tegenwoordig al bijna business as usual is om bij woningbouw duurzaamheid centraal te stellen – of op zijn minst hoog op de agenda te zetten. RijswijkBuiten heeft misschien vooral een waarde in zijn voorbereidende of wegbereidende rol. Door juist in een tijd waarin het nog niet gebruikelijk was al wel in te zetten op veel duurzame aspecten heeft RijswijkBuiten laten zien dat het kan. Want: baat het niet, dan gaat het niet. Ik denk dat over het geheel gezien, en dus ook wat de zegeningen van duurzaamheid betreft, het antwoord door de bewoners gegeven zou moeten worden. Zij kunnen, anders dan wij, aangeven of en hoe de wijk tot nu toe geslaagd is.

JB: Daarin ligt inderdaad de volgende stap die aan bod moet en gaat komen. De wijk moet nu gaan leven en de gecreëerde condities moeten toegeëigend en tot gemeengoed worden. Zo wordt ook RijswijkBuiten in verloop van tijd steeds minder een product van een programmabureau en steeds meer een woonomgeving van inwoners.

11

Stand van zaken

2022 Beeldverslag door Kees Hummel 12
13
14
15

Investeer in de raad en de omgeving

Scheidend wethouder Jeffrey Keus is in 2017 in Rijswijk komen wonen, werd actief in de politiek en voor hij het wist zat hij in de raad. Toen hij vervolgens als wethouder werd geïnstalleerd, kreeg hij RijswijkBuiten in z’n por tefeuille en werd de problematiek rondom de grondexploitatie hem in volle omvang duidelijk. Dat was ook zijn eerste inhoudelijke kennismaking met RijswijkBuiten.

Welke problematiek speelde indertijd in Rijs wijkBuiten?

Door de beroepsprocedure die DSM was gestart bij de Raad van State kwam de verkoop van gronden in RijswijkBuiten lange tijd stil te liggen. Dat heeft een behoorlijke financiële impact ge had op de grondexploitatie. Ik ben politicoloog en heb geen achtergrond in gebiedsontwikke ling, noch een financiële achtergrond. Dus ik werd als wethouder met dit dossier behoorlijk in het diepe gegooid.

Mijn eerste opdracht, nog vanuit het vorige college, was het verwerken van een aantal beheersmaatregelen en optimalisaties in de herziening van de grondexploitatie. Dat dwong me om snel intensief samen te gaan werken met het Programmabureau. Ik ontdekte dat het Programmabureau en de ontwikkeling van RijswijkBuiten op relatieve afstand van de raad en het politieke proces konden opereren, op basis van het vertrouwen van de raad en het bestuur. Dat heeft als voordeel dat enorm doortastend kan worden gewerkt, besluitvor ming snel kan worden doorlopen en nieuwe woningen snel kunnen worden opgeleverd. Er zitten ook risico’s aan, maar de voordelen wegen toch vele malen zwaarder.

Elke vier jaar wordt een nieuwe gemeenteraad gekozen. Hoe verhoudt zich dat tot een langja rige gebiedsontwikkeling?

In 2018 bestond de raad voor driekwart uit nieuwe leden. Dit jaar is weer de helft van de raad vervangen. De meeste raadsleden missen allemaal het inzicht op en gedegen kennis van

de basis en fundamenten van de planvorming, het masterplan, de bestemmingsplannen en de uitwerkingen. Als de raad een groot deel van de geschiedenis niet kent, moet je bij elke nieuwe beslissing over RijswijkBuiten die kennis opfris sen. Vandaar mijn vriendelijke, maar toch zeer dringende advies om telkens weer goed te in vesteren in het informeren en betrekken van de raad. De raad moet consequent en voortdurend meegenomen worden in de geschiedenis van de gebiedsontwikkeling.

Wat is het effect van de wisselingen van colle ges op de uitwerking van RijswijkBuiten?

Toen in 2019 in volle omvang duidelijk werd hoezeer de grondexploitatie onder druk stond, kwam er ook spanning op onze ambitie voor de duurzaamheid in het gebied. Daar is toen stevig tussen het college en het Programmabureau over gediscussieerd. Op dat moment ging het Programmabureau echt voor duurzaamheid als leidend principe in RijswijkBuiten staan. Uit eindelijk heeft de politiek natuurlijk het laatste woord. Maar door de uitgangspunten van het masterplan extra kracht bij te zetten, heeft het Programmabureau de continuïteit zo wel ge borgd. Tegelijkertijd moet je niet blind zijn voor de veranderende wereld om je heen. Dus het is ook goed om dit soort discussies bij tijd en wijle te voeren.

Zijn er zaken aan te wijzen waar u als wethouder tegen aanliep?

Ik ontdekte dat de relatieve zelfstandigheid en de voortvarende aanpak van het Programmabureau ook een keerzijde had. Je loopt namelijk het risico dat je minder goed in contact staat met je omgeving. De bijbehorende snelheid is goed, maar staat soms op gespannen voet met mensen voldoende betrekken en deelge noot maken. Ik heb daardoor wel eens stevige gesprekken met bewonerscommissies moeten voeren.

Naarmate de ontwikkeling vordert, krijg je met steeds meer bewoners te maken en groeit

16

In gesprek met Jeffrey Keus

de mogelijke weerstand ook gestaag. Het ontwikkelproces wordt zo steeds complexer. In Pasgeld is, terugkijkend, de omgeving te laat betrokken bij de plannen. Als wethouder sta je dan direct op achterstand. Men vertrouwt de gemeente minder. Daarom heb ik bij het Programmabureau aangedrongen om sterker in te zetten op professionele communicatie en participatie. Niet alleen met bewoners, maar ook met de bedrijven in de omgeving. Commu nicatie vraagt om een strategische, proactieve aanpak en het werkelijk transparant zijn en te laten zien waar je mee bezig bent.

Welke lessen heeft u geleerd? Waar kijkt u trots op terug?

Ik beschouw het als een enorme kans om vooraf goed te kunnen nadenken over alle vraagstukken die in het ontwikkelkader Pasgeld zijn geïdentificeerd. Dus voordat de woningen gebouwd worden. Denk daarbij aan klimaatverandering, energievoorziening, mobiliteitstransitie, et cete ra. Die woningen komen er natuurlijk wel. Maar we moeten invulling geven aan deze belangrijke thema’s vóórdat die woningen gebouwd worden. Het betrekken van andere partijen is daarbij essentieel: Stedin als netbeheerder, Dunea voor drinkwatervoorziening, het Hoogheem raadschap voor klimaatadaptatie en de TU voor nieuwe inzichten vanuit de wetenschap.

Ik ben ook trots dat de cultuurhistorische waar den van het gebied goed zijn onderzocht en be trokken worden in de planuitwerking. Dat moet je bewust blijven doen én zorgen dat ontwikke laars die waarden vervolgens ook in hun plannen meenemen. Daardoor houd je de aansluiting bij de bestaande bewoners en vervreemd je ze niet van het proces.

Aandacht houden voor het groen en de ecologi sche waarde van het gebied is eveneens belang rijk. Soms klinkt hier het verwijt dat ontwikkeling erdoor vertraagd wordt of dat er steeds extra eisen op tafel worden gelegd. Maar het gaat juist om het ontsluiten van kennis, dat samen te brengen en elkaar te inspireren.

Bewoners willen regie over hun directe omgeving

We hebben nu de kans om RijswijkBuiten goed en zorgvuldig aan te leggen, voor de komende decennia. Die ambitie is diepgeworteld in de identiteit van RijswijkBuiten. We zijn pionier met gasloos bouwen en duurzaamheid in het open baar gebied. Mijn oproep is om daar weer een schepje bovenop te doen!

Heeft u nog verdere suggesties voor de reste rende delen van RijswijkBuiten?

Zie de omgeving en de buurt niet als bedreiging voor je plannen, maar probeer ze deelgenoot te maken. Heb een scherp oog en luisterend oor voor de zorgen die daar bestaan. Je zal deson danks altijd mensen houden die tegen bepaalde dingen zijn. Maar ik heb ervaren dat een grote groep bewoners het heel erg waardeert dat ze mee kunnen praten en denken. Zo kun je laten zien dat je niet alleen komt ophalen, maar ook iets wil brengen. Laat in je handelen zien dat je je bewust bent van de bijzondere omgeving waar je gezamenlijk mee aan de slag gaat.

17

Een blijvend geactualiseerde continuïteit

18

In gesprek met Milou Bol, Frank de Bruijn, Bert de Jong en Cees Rieke

In het gesprek met Milou Bol, Frank de Bruijn, Bert de Jong en Cees Rieke komen vertegen woordigers van een nieuwe en de vertrekkende generatie betrokkenen bij RijswijkBuiten aan het woord. Daarbij gaat het vooral over het belang van continuïteit, samenwerking en de veranderende tijd.

Milou werkt nu twee jaar als projectleider aan RijswijkBuiten en in het bijzonder aan het gebied Pasgeld. Cees is vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van RijswijkBuiten en heeft in 2006, samen met Jan Brugman, het Programmabureau opgezet en is nu nog voorzitter van het Q team.

Frank werkt sinds 2016 als plaatsvervangend directeur aan RijswijkBuiten en is de opvolger van Cees, die volgend jaar met pensioen gaat. Bert, ten slotte, werkt al vanaf 2006 in Rijswijk en was er dus al bij voordat het Programmabureau bestond.

In die lange periode miste hij net de allereerste stap van de gebiedsontwikkeling, maar maakte sindsdien wel de hele procesgang mee.

Bert de Jong: De accenten zijn in die periode verschoven. In het begin waren we vooral bezig met het verwerven van de noodzakelijke gronden, nu zijn we er voor 99 procent eigenaar van en zijn we vooral bezig met gronduitgifte. Verder staan de spoorverdubbeling en de komst van een halte plaats ter hoogte van RijswijkBuiten nu hoog op de agenda.

Hoe verhoudt het Programmabureau Rijswijk Buiten zich tot de lijnorganisatie van de gemeente Rijswijk?

Frank de Bruijn: Ik heb voor beide organisa ties gewerkt, dus ik ken beide kanten van de medaille. Ik werkte eerst bij de gemeente en was toen, terugkijkend, best bevooroordeeld over het Programmabureau. Het beeld was dat van een groep eigengereide einzelgängers. Doelgericht, maar enigszins met oogkleppen opererend. Nu ik zelf bij het Programmabureau werk, merk ik dat ik juist graag wil afstemmen met de lijnorganisatie. Verder werken wij sterk vanuit principes als eige naarschap en betrokkenheid. Ik zou de lijnorgani satie daarin willen meenemen en zelfs aansteken.

Milou Bol: Voor mij geldt ook dat ik beide orga nisaties ken. Gek genoeg zie ik mezelf nog steeds als iemand die voor de gemeente werkt, maar dan in teamverband. En wat die eigen koers betreft waar Frank over spreekt. Soms is die ongestoor de focus heel handig, maar je kunt het echt niet zonder overleg met andere partijen dan alleen de gemeente doen.

BdJ: Ik zie vooral een gezonde spanning tussen die twee. Dat is op zijn tijd ook prima. De een wil graag tempo maken, bij de ander voelt de urgentie soms net even anders. Zeker is wel dat het Programmabureau door zijn focus op één taak, kleinere omvang en opzet sneller werkt en schakelt. Gemeentelijk beleid lijkt soms in beton gegoten. Maar gebiedsontwikkeling gaat veel over het gaandeweg ontwikkelen en het zoeken naar nieuwe mogelijkheden en het juiste tempo om iets te gaan doen.

Ik zie wel dat er in het verloop van de tijd meer lijntjes zijn ontstaan. Bijvoorbeeld door mensen uit de lijnorganisatie toe te voegen aan het Programmabureau. Dit heeft de banden versterkt en de wederzijdse erkenning is daardoor toege nomen. Maar over het geheel gezien is de afstand gelijk gebleven.

Als betrokkenen van het eerste uur en verte genwoordigers van ‘de nieuwe generatie’: hoe kijken jullie naar het belang van continuïteit bij zo’n langjarige gebiedsontwikkeling?

Cees Rieke: Bij een langjarig project als RijswijkBuiten is het goed dat op een gegeven moment een wisseling van de wacht plaatsvindt. De fase van pionieren is immers eindig. Je merkt dan dat je hetzelfde kunstje aan het herhalen bent. Er treedt een soort metaalmoeheid in het handelen en denken op. Als je dat waarneemt is het tijd om het stokje over te dragen.

BdJ: Het is goed om steeds te beseffen dat RijswijkBuiten als entiteit natuurlijk niet be staat. Het is en blijft onderdeel van de gemeente Rijswijk. Dus die continuïteit moet je vooral op dat schaalniveau en in de tijd zien. Gedurende het langjarige proces heeft soms het idee postgevat

19

Participatie is steeds belangrijker geworden in de loop van het hele proces

dat RijswijkBuiten een eigen gemeente achtige vorm en bijbehorend aura had. Dat zegt veel over de daadkracht en ook over het succes van de wijze van ontwikkelen. Het plaatsen van RijswijkBuiten in de continuïteit van Rijswijk is daarbij echt een goede realitycheck.

Hoe vinden jullie de balans tussen continuïteit en een nieuwe koers in veranderende tijden?

BdJ: Veel delen en onderdelen van RijswijkBuiten zijn inmiddels ontwikkeld en afgerond. Delen daarvan zijn ook al overgedragen aan de gemeen te. Daarmee gaat een nieuwe fase in. Het is de kunst om goed werkende methoden te continueren en tegelijkertijd andere aspecten die bij de verdere groei van een wijk horen te gaan verkennen. Het zal meer een soort balanceeract gaan worden. Het doel ligt min of meer vast, maar de koers erheen kan, naargelang wisselende winden en stromin gen, nog wijzigen.

CR: Het is daarom wel jammer dat met de oude re garde ook het geheugen van RijswijkBuiten vertrekt. Daar kan dus bij die verdere zoektocht niet op teruggevallen worden. Bestuurlijk is het bovendien ook wel eens consistenter en meer koersvast geweest.

FdB: Continuïteit is een belangrijk en zwaarwe gend element. Het vormt de basis van willekeurig welke nieuwe koers, dus dat geldt zeker ook in RijswijkBuiten. Maar nog belangrijker zijn eigen ervaringen en kennis. In het geval van Rijswijk Buiten liggen die grotendeels bij Jan Brugman. Hij heeft het DNA van deze plek in zijn vingers en kan dus varen op een soort innerlijk kompas. Dat daarover beschikt kan worden, is van onschatbare waarde. Het is tegelijkertijd ook een heel kwets baar en dun koord.

MB: Continuïteit gaat ook over betrouwbaarheid, bijvoorbeeld in relatie tot langdurige afspraken met partners.

FdB: Continuïteit mag echter geen valkuil of te grote ballast gaan vormen in een nog komend

proces. Het is essentieel dat de verdere ontwikke ling van RijswijkBuiten zich steeds voegt naar de tijd en tendensen. Ik zou het daarom een blijvend geactualiseerde continuïteit willen noemen.

Hoe kijken jullie aan tegen Pasgeld, het ‘sluit stuk’ van de gebiedsontwikkeling RijswijkBuiten? Wat zijn de lessen uit vorige deelgebieden?

CR: De uitdagingen veranderen, dat is zeker. Participatie is steeds belangrijker geworden in de loop van het hele proces. Dat zie je nu in Pasgeld. Ook de betaalbaarheid en de haalbaarheid zijn een grotere uitdaging dan in het begin.

FdB: Naast het meer sturen op betaalbaar wonen zou ik ook natuurinclusief bouwen en klimaat adaptatie willen noemen. Die zaken zijn zeker ook nadrukkelijker geworden.

BdJ: Daarbij zijn het afwisselend zaken die we zelf doen en dan weer zaken die meer reacties op ten densen uit de maatschappij zijn. Zo leek gasloos bouwen een goed verkoopargument, inmiddels zijn we ingehaald door de maatschappelijke ontwikke lingen op dit gebied. Je ziet dus een voortdurende dynamiek tussen dingen willen initiëren en willen aanhaken. Die dynamiek is nog zeker niet ten ein de. Kijk alleen maar naar de veranderde inzichten en wensen op het gebied van mobiliteit. Ik zou Pasgeld daarom ook niet een sluitstuk willen noe men. Het is meer het derde deel van een lopende opgave.

MB: Een van de belangrijkste accentverschuivin gen is verder dat je in Pasgeld werkt in een reeds bestaand buurtschap. Met mensen die daar wonen en die ook een mening hebben over de verdere ontwikkeling van RijswijkBuiten. Het gaat daar én in de verdere ontwikkeling van RijswijkBuiten als geheel daarom veel meer om omgevingsmanage ment en participatietrajecten. De vraag die boven dit alles hangt is ten slotte of het Programmabureau hier een rol in moet blijven of willen spelen. En zo ja, tot wanneer. Gaat het op termijn op in de gemeentelijke organisatie of stopt het met een uitroepteken?

20

Woongeluk

Het verhaal van Babette van der Spoel

Delen van deze tekst verschenen eerder in de nieuwsbrief van RijswijkBuiten, ‘De vele gezichten van RijswijkBuiten: Babette en haar gezin wonen in hun duurzame droomhuis’.

Een wijk als RijswijkBuiten komt tot stand door poli tieke besluiten en allerhande ontwerpen en plannen op ruimtelijk gebied. Maar een wijk komt pas tot leven met de komst van bewoners. Babette van der Spoel is er daar een van. Ze woont met haar gezin sinds 2020 in Sion. En dat doet ze met heel veel plezier en genoegen. Dat geluk steekt ze bepaald niet onder stoelen of banken. Ze deelt het maar al te graag met iedereen die het wil horen. Zo deelt ze haar woonervaringen al vanaf het begin via sociale media en met haar prachtig ingerichte, duurzame woning haalde ze al tweemaal de pagi na’s van het magazine Stijlvol Wonen. Ook het alom bekende televisieprogramma Eigen Huis & Tuin besteedde aandacht aan haar woning; net als RTL Nieuws overigens.

Babette herinnert zich haar eerste kennismaking met de wijk in aanbouw nog goed: ‘Toen we de wijk binnenreden, hadden we meteen het gevoel: dit is het!’ Dat ze in RijswijkBuiten terechtkwam was niet helemaal toevallig. Het gezin had eerder namelijk goede ervaringen opgedaan in een andere nieuw bouwwijk en zocht nu wederom naar eenzelfde soort omgeving en vergelijkbare wooncondities.

Babette: ‘We merkten dat je, omdat je als bewo ners allemaal opnieuw begint, heel snel aansluiting vindt.’ Waar anderen het wonen in een nieuwbouw wijk vanwege de soms nog onvoltooide status en de

onwennigheid van allemaal nieuwe bewoners juist niet aantrekkelijk vinden, ligt dat bij Babette en haar gezin dus net even anders. Dat de woning bovendien ook nog eens heel duur zaam is, gaf een extra zetje. Het is namelijk een nul op de meterwoning, met een goede ligging aan het water. Het huis is gasloos en gebouwd met een warmte terugwin installatie. Bovendien ligt het zuidelijk georiënteerde dakvlak vol met 35 zonne panelen. Volgens Babette is het wonen op deze plek, in dit huis vergelijkbaar met een permanent vakantiegevoel.

Maar het bouwen en verhuizen was niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Vooral de kinde ren moesten aanvankelijk wennen aan een andere omgeving en het vooruitzicht van weer nieuwe vriendjes en vriendinnetjes maken. Om aan die onzekerheid gehoor te geven, besloot het stel de beide kinderen veel bij het bouwproces te betrek ken. Babette: ‘We gingen elk weekend kijken. Zeker in de zomer.’ Toen haar jongste zoon bij een van die bezoeken zag dat kinderen in zwemkleren vanaf de vlondertjes in het water sprongen, veranderde zijn perspectief. ‘Mogen wij dat straks ook?’, was zijn hoopvolle vraag. Sindsdien leefde het hele gezin naar het moment toe dat het zich ook echt in Sion kon vestigen.

Voor Babette en haar man Dennis was de ruime opzet van RijswijkBuiten een van de doorslagge vende factoren om er een huis te kopen. ‘Door die opzet oogt de wijk ook heel welkom en open’, aldus Babette. ‘Verder was ook de ligging van de wijk in de regio voor ons belangrijk.’

Dat hun huis volledig energieneutraal is, heeft ze geïnspireerd bij de inrichting van de woning. ‘We hebben geprobeerd om het thema duurzaamheid zo veel mogelijk terug te laten komen in de woning en de tuin. Dit door bijvoorbeeld te werken met duurzame en natuurlijke materialen.’ Misschien gaan ze in de toekomst nog een stapje verder, want elektrisch rijden wordt serieus overwogen. De zonnepanelen leveren momenteel meer energie op dan ze verbruiken. En ook het woongeluk kan hier voorlopig nog niet op.

21

Accolade voor de parken

Gijs van den Boomen is landschapsarchitect, directeur en hoofdontwerper van KuiperCom pagnons. Hij is vanaf het eerste uur betrokken bij RijswijkBuiten. Veertien jaar geleden werd hij gevraagd om een masterplan op landschappelijke grondslag te maken voor de nieuw te bouwen wijk in het voormalig kassengebied.

Het opstellen van het masterplan was een om vangrijke exercitie, gekoppeld aan visies en stedenbouwkundige ideeën, maar ook aan milieueffectrapportages en bestemmingsplannen. Hij verzamelde al deze documenten en presenteerde ze aan het Programmabureau in een speciaal, op maat gemaakt koffertje. Dat koffertje staat sindsdien op de werkkamer van Jan Brugman. Het masterplan is nog steeds het spoorboekje voor de uitwerking van RijswijkBuiten, waarbij duur zaamheid een belangrijke leidraad is.

Wat maakt RijswijkBuiten als gebiedsontwikkeling uniek?

In tegenstelling tot veel andere wijken in Nederland, waarbij veel privaat publiek werd ontwikkeld en veel verantwoordelijkheid bij de markt werd gelegd, heeft de gemeente Rijswijk vanaf het begin de grond in RijswijkBuiten zelf in eigendom gehad. Eerder was al besloten om de glastuinbouw in dit drassige, verouderde gebied te saneren. Met het opkopen van de grond door de gemeente werden tuinders geholpen om te stoppen of werd ze een kans geboden om elders opnieuw te beginnen. Het eigenaarschap van de gronden heeft een grote rol gespeeld bij de ver dere uitwerking van het plan. Mede hierdoor kon Rijswijk namelijk veel sterker sturen hoe de wijk eruit zou gaan zien. Dit vond bovendien plaats in een tijd waarin, op andere locaties in de regio, ontwikkelprojecten juist stil kwamen te liggen als gevolg van de toenmalige bankencrisis.

22

In gesprek met Gijs van den Boomen

In RijswijkBuiten werd vanaf het begin veel waarde gehecht aan het centraal stellen en met volle overtuiging omarmen van het groen van het Wilhelminapark en het Elzenburgerbos. De Fransen hebben er een mooie uitdrukking voor: ‘donner l’accolade’, een omhelzing geven. Het behoud van al dat groen is uniek, want de afgelopen dertig jaar is de trend juist geweest méér rood en minder groen. In het urbane tapijt van de Zuidvleugel bleek RijswijkBuiten, met zijn centrale parken, een onontdekt juweel. Die visie is naderhand essentieel gebleken. Daarmee heeft de gebiedsontwikkeling van RijswijkBuiten zich kunnen onderscheiden van andere ontwik kelingen in de regio.

Daarnaast was het bewonderenswaardig hoe dapper en vasthoudend de gemeente doorging met de bouwplannen tijdens de groot ste woningbouwcrisis sinds honderd jaar. Die dapperheid had natuurlijk iets pragmatisch, aangezien ze de gronden inmiddels in hun bezit hadden. Maar de standvastigheid om door te willen gaan, heeft zeker goed geholpen. Zo is dapperheid een onwaarschijnlijk maar belang rijk element in de wordingsgeschiedenis van dit masterplan geworden.

Ook de getoonde saamhorigheid op bestuurlijk vlak in RijswijkBuiten was niet vanzelfsprekend. Het Programmabureau heeft die mede gecre eerd door veel in de relatie met de gemeente raad te investeren. De personen die bestuurlijke besluiten moesten nemen, zijn in een vroeg stadium uitvoerig bij de plannen betrokken. Hierdoor verstoorde het aantreden van een nieuwe wethouder de continuïteit van het ontwikkelproces minimaal. Deze was immers doorgaans daarvoor al raadslid geweest en was daardoor goed op de hoogte van het ontwikkelpad van RijswijkBuiten. Met deze aanpak is er veel consistentie, continuïteit en draagvlak op bestuurlijk vlak geweest. Dit laat zien dat het écht de moeite waard is om te investeren in de relatie met de raad. Die draagt immers de eind verantwoordelijkheid voor het plan.

Wat was de basis voor het masterplan?

Bij het maken van het masterplan is veel aan dacht besteed aan het beeld van de wijk en het planologisch kader waarbinnen dat moest ontstaan. Dat plan vraagt om een duidelijke visie op wat je wilt bereiken op deze specifieke plek. Daarvoor is breed gekeken en veel gediscussi eerd met gemeente, inwoners van Rijswijk en stakeholders. Ook zijn veel workshops gehouden over de identiteit van de plek en wat daar zou kunnen ontstaan. In deze eerste fase van de planvorming heeft het Programmabureau ook veel aan de TU Delft gehad. Met name Friso de Zeeuw en Agnes Franzen speelden daarin een belangrijke rol. Zij brachten extra verdieping en verbreding, zodat het Programmabureau zich goed kon positioneren wanneer er keuzes gemaakt moesten worden.

Veel gevoerde gesprekken gingen over de positie van RijswijkBuiten ten opzichte van het bestaan de Rijswijk. Hoe de wijk het beste geïntegreerd kon worden in de Rijswijkse gemeenschap en hoe voorkomen kon worden dat het niet enkel een uitbreiding van Delft Noord zou worden. Mede uit deze gesprekken ontstond ook de centrale gedachte dat ‘buiten’ in relatie tot de gebiedsontwikkeling twee betekenissen heeft. In de eerste plaats is dat: liggend buiten Rijswijk. Maar ‘buiten’ heeft ook betekenis als buiten plaats van Rijswijk met veel groen, wandelpaden en fantastische parken. Daarbij wilden we dat groen van de parken tot aan de voordeur van alle bewoners brengen.

We wilden dat groen van de parken tot aan de voordeur van alle bewoners brengen
23

Een belangrijk uitgangspunt was dan ook het met open armen benaderen van de parken: het Wilhelminapark en Elzenburgerbos. De ruimte lijke opzet van RijswijkBuiten is letterlijk vorm gegeven als een accolade die de wijk maakt om de parken. Daarbij was er verder de wens om de parken ecologisch en landschappelijk met de rest van de regio te verbinden via de Zwethzone. Het centraal stellen en omarmen van het groen is voor mij de hoofdthematiek van RijswijkBuiten geworden.

Het masterplan biedt vervolgens veel flexibiliteit in de uitwerking. Het is als een dashboard waar bij je nog aan de knoppen kan draaien. Daarom heeft het masterplan de tand des tijds ook zo goed doorstaan. Het hielp zeker ook om aan het begin van de ontwikkeling zo uitvoerig over het plan te praten. Daarbij zijn de verschillende opties meegenomen, met steeds de blik op een deels onbestemde toekomst.

Hoe zien we dat terug in de uitwerking van Sion, Parkrijk en Pasgeld?

Op Sion, het eerste stuk van RijswijkBuiten, ben ik ontzettend trots. Het doortrekken van groen vanuit het park tot aan de voordeur is daar heel goed gelukt. Het lijkt wel wat op een vakantie park als je daar nu doorheen loopt. Hoewel het

is ontstaan in een economisch moeilijke tijd, is toch gekozen om extra te investeren in het groen in de wijk. De schaduwzijde daarvan is dat we daardoor wat minder hebben kunnen inzet ten op architectonische variatie en detaillering van gebouwen. De openbare ruimte is wel van een hoge kwaliteit. Door de auto’s niet in de straten te parkeren, zijn het groene ontmoe tings en speelplekken geworden en zo is Sion een nieuwe, moderne versie van het tuinwijk concept.

De sociale cohesie in Sion is groot. Tegenwoor dig is elke bewoner aangesloten bij een VVE, die onder meer de parkeerhoven beheert, de hagen onderhoudt en het energiebeheer doet. Opmerkelijk, omdat de ontwikkelaars daar in het begin wat huiverig voor waren. Maar mensen wilden zich graag verbinden, onderdeel zijn van een gemeenschap, en daar past zo’n VVE juist weer prima bij. Net zoals het samen hebben van een eigen energiemaatschappij, voor de eigen energieopwekking in de wijk.

De naam Parkrijk heeft, net als RijswijkBuiten, een dubbele betekenis. De wijk ligt aan het Wil helminapark en de ambitie was om het gebied rijker gedetailleerd en meer stedelijk te maken. Als inspiratie en referentie werd Leeuwendaal gebruikt. Parkrijk moest compacter worden dan Sion, met lichtere stenen en meer details. Het

24

Onzekerheid over het station speelt het proces parten

In afwachting van een besluit zijn we wel wonin gen gaan bouwen. Dat is zeker een risico. Huizen in hoge dichtheid bouwen met de ongewisheid van een station is niet verstandig. Zekerheid op dit gebied acht ik daarom urgent. Dat ook in relatie tot de huidige ambities voor autodelen en een lagere parkeernorm.

Heb je nog suggesties voor de laatste fase van RijswijkBuiten?

groen liep hier minder ver door tot aan de voor deur, maar er was daarentegen wel de nabijheid van het park. Liever had ik de twee eenheid met het Wilhelminapark nog wat sterker uitgewerkt gezien. Het zou mooi zijn als het park in de toekomst nog eens een flinke opfrisbeurt krijgt, waardoor de kwaliteit op een hoger niveau komt.

Pasgeld wordt nog een stuk stedelijker dan de rest van de wijk. Dat kan extra glans krijgen als RijswijkBuiten daar nog een station krijgt. De nieuwe ontwikkeling wordt hier zorgvuldig in de historische structuur van het slagenlandschap en de oude Lange Kleiweg ingepast. Het wordt zo een meer stedelijke uitwerking van de eerder bedachte accolade van RijswijkBuiten. Met Pas geld wordt de omhelzing voltooid.

Welke aspecten van RijswijkBuiten hadden beter gekund?

De onzekerheid over het eventuele station en de uitgestelde keuze voor de verdichting van de spoorzone spelen het proces momenteel parten. De intentie om het station te realiseren zit al vanaf het begin in het masterplan. Toch is er nog geen zekerheid over. Daardoor kan het Programmabureau daar nu niet adequaat op reageren en is het onvoldoende agenderend. Dit vindt allemaal plaats in een veranderende context. In de vorige eeuw bepaalde het rijk in nota’s de locaties van nieuwe stations alsmede de bijbehorende woningbouwaantallen. Door het ontbreken van die helderheid is ook het masterplan hier minder stellig over.

De ontwikkeling van RijswijkBuiten is na al die jaren geleidelijk meer ‘business as usual’ gewor den. Toch zou een voortdurende scherpte op zijn plaats zijn. We moeten nadrukkelijk vasthou den aan de eerder nagestreefde én essentiële samenhang. Kwaliteiten die hebben bijgedragen aan het succes van de wijk. Doordat de eerste medewerkers het stokje langzaamaan overdra gen aan een nieuwe generatie, komen er nieuwe energie en nieuwe verhaallijnen in het plan en dat is mooi. Tegelijk dreigt een deel van het projectgeheugen verloren te gaan. Er moet in dit licht juist weer nadrukkelijker georkestreerd, geregisseerd en verbonden worden. RijswijkBuiten heeft daarnaast een apotheose nodig, een knallend sluitstuk. Dat zou een nieuw station kunnen zijn met bijbehorende woning bouw in hogere dichtheid, in zowel Parkrijk als Pasgeld.

Daarnaast moet er nadrukkelijk geïnves teerd worden in de twee centrale parken: het Wilhelminapark en het Elzenburgerbos. Die verdienen het om daarmee in hun meerwaarde en kwaliteit bekrachtigd te worden. Daarom is het ook goed dat die overkluizing over de A4 er gaat komen. Die impulsen wens ik RijswijkBuiten echt toe. Een laatste etappe met een glorieuze aankomst.

25

Elkaar vasthouden bij de gebiedsgerichte aanpak

Gerda van den Akker en Mark Kraakman werken op verschillende terreinen aan RijswijkBuiten. Gerda werkt sinds 1999 in diverse functies bij de gemeente Rijswijk, waarvan de laatste vijf jaar als domeinmanager Ruimtelijke Ontwikkelingen. Mark is nu vijf jaar manager van het domein Maatschappelijke Ontwikkelingen, waaronder onderwijs, sport, economie, veiligheid en handhaving. Beiden zijn vanuit hun huidige en vorige functies sinds het masterplan van 2008 direct en indirect betrokken.

Gerda van den Akker: Rijswijk is een relatief kleine gemeente in de context van de regio. Tege lijkertijd is RijswijkBuiten daarin wel een van de laatste en grootste uitleglocaties. Ik vind de ambitie om de meest duurzame wijk van Nederland te willen worden eigenlijk heel kenmer kend. In dat streven klinkt namelijk iets door van de makersmentaliteit die hier heerst. Dat merk je ook goed bij de dynamiek tussen het Programmabureau en de lijnorganisatie van de gemeente. Hoewel verschillend in doel en organisatievorm, bindt dat gedeelde no nonsensedenken ons ook. De afgelopen jaren zijn er natuurlijk wel wat rim pelingen en fricties geweest – in het verleden zijn we wel eens wat van elkaar losgezongen geraakt – maar de onderlinge samenwerking is de laatste jaren eigenlijk steeds beter geworden.

Daarbij is het belangrijk gebleken om steeds be grip voor elkaar en elkaars standpunten en aanpak te hebben en het open gesprek hierover te voeren.

Mark Kraakman: Dat schept niet alleen in algemene zin een constructieve band, maar ook

op specifieke onderwerpen. Bijvoorbeeld bij het scholenvraagstuk. RijswijkBuiten is natuurlijk in de eerste plaats een wijk die bedacht en ontworpen is om aan het woonvraagstuk invulling te geven. De maatschappelijke functies, zoals detailhandel, scholen en sport en speelvoorzieningen, kunnen daar niet bij achterblijven. Die situatie vraagt om scherpte van beide organisatieonderdelen en structureel overleg om op dit terrein kwalita tief een zo hoog mogelijk resultaat te bereiken. Daarbij heb ik wederzijds van meet af aan een open en constructieve houding ervaren, die ook tot uiting kwam in het direct meedenken met elkaars plannen. Dit proces heeft zich heel natuurlijk vol trokken, het realiseren van de eerste schoolvoor ziening [de tijdelijke locatie aan de Van Rijnweg in 2014] is bijvoorbeeld succesvol in duo projectlei derschap tussen de lijnorganisatie en Programma bureau opgepakt.

MK: Er is duidelijk sprake van verschillende snelheden van ontwikkelingen in Rijswijk en in RijswijkBuiten. Die verschillende groeitempi vragen voortdurend om adaptief handelen en aanpassingen gedurende de samenwerking tussen de lijnorganisatie en het Programmabureau. Bij ruimtelijke ontwikkelingen kom je onherroepelijk op bepaalde punten uit die vooraf niet te voorzien waren. Daar moet je op kunnen reageren door zaken anders te organiseren. Wat verder opvalt is de mate van dynamiek. Met de voltooiing van RijswijkBuiten in zicht lijkt het bepaald niet minder dynamisch te worden. Dat zou in de lijn der verwachting kunnen liggen. Immers, vaak worden aan het begin van dit soort ruimtelij

26

ke ontwikkelingen de messen geslepen, de bakens uitgezet en harde noten gekraakt. Na de relatief tumultueuze beginfase volgt dan doorgaans een lange periode van geleidelijk en gestaag uitwer ken.

Maar hier wordt nog onverminderd veel en hard op verschillende borden geschaakt. Dat vraagt voortdurend om afstemming met verschillende partijen en dat zorgt dus voor dynamiek. Tegelijk denken we al na over het geleidelijk overdragen van taken aan de lijnorganisatie, het Programma bureau als organisatie is immers eindig.

Die continue dynamiek heeft ook te maken met de relationele verbindingen van RijswijkBuiten met aangrenzende gebieden en dus de regio. Hoe je het ook wendt of keert, RijswijkBuiten is een majeure uitbreiding. Misschien kon er in het begin nog wat onder de radar gevlogen worden en meer auto noom worden geopereerd. Maar nu is de impact van wat hier gebeurt gewoonweg te groot gewor den, op het gebied van woningbouw, mobiliteit en economie.

GvdA: Ik zie die golfbewegingen voorlopig ook nog niet verdwijnen. De terreinen en onderwerpen waar de dynamiek zich manifesteert, zullen ver schuiven van zaken rond ruimtelijke gebiedsont wikkeling naar andere aspecten van het beheren en verder ontwikkelen van een wijk. Pasgeld wordt nog ontwikkeld door het Programmabureau, maar wel in nauwe afstemming met de lijnorganisatie. Wat die open dialoog tussen Programmabureau en de lijnorganisatie betreft, is het van belang dat die openheid ook naar de toekomst gehandhaafd blijft door de lijnen dicht bij elkaar te houden. Het zou spijtig en onwenselijk zijn als er weer muurtjes opgetrokken gaan worden en organisaties zich op hun eigen terrein gaan terugtrekken. Daar zijn overigens geen exacte richtlijnen of handboeken voor nodig, maar mensen die elkaar actief blijven opzoeken en het gesprek aangaan.

Organogram van de samenwerking tussen het Programmabureau RijswijkBuiten en de lijn organisatie van de gemeente Rijswijk

Soms kan slechts een enkel persoon voor die geza menlijkheid zorgen. Ik denk dat Frank de Bruijn, plaatsvervangend directeur van Programmabureau RijswijkBuiten, zo’n rol als verbinder vervult. Dit alles zorgt voor een stemming en conditie waarin mensen elkaar direct en zonder voorbe houd kunnen bevragen. Op lokaal niveau, per deelonderwerp, maar zeker ook op regionaal vlak is dat essentieel. Nu en in de nabije toekomst gaan andere zaken het speelveld bepalen, denk aan duurzaamheid en mobiliteit. Ook het aantal spe lers aan tafel zal toenemen. En het speelveld zal zelf ook groter, meer gebiedsoverstijgend worden.

MK: Het zal steeds meer gaan om thema’s in de driehoek werken wonen mobiliteit. Daarnaast zal economische ruimte een meer reguliere compo nent van het denken en handelen in RijswijkBuiten en de relatie met de regio gaan worden. En dan zijn er natuurlijk ook nog de aandachts punten op het gebied van sociale huisvesting, woonzorgvoorzieningen en middenhuur. Dat zijn dossiers die bovendien sterk politiek gedreven zijn. De richting waarin die ballen gaan, wordt dus door politieke partijen en hun onderlinge afspra ken bepaald. Eenzelfde invloed valt te verwachten op het gebied van groenstedelijk wonen. Over dat uitgangspunt is grotendeels consensus, maar over de feitelijke accenten en nuances is het laatste woord nog niet gesproken; landelijk niet, maar ook niet op het niveau van RijswijkBuiten.

Niet helemaal ten slotte zijn er ook nog de be woners, die in toenemende mate hun stem laten klinken en de verdere koers en richting mede be invloeden. Zij zullen ook mee gaan groeien met de verdere ontwikkeling van deze wijk. Ook hier zal het devies moeten zijn om elkaar zo veel mogelijk vast te houden om zo de aanstaande en onver mijdelijke koerswijzigingen en golfbewegingen gezamenlijk aan te gaan.

Bedrijfsvoering (BV) Sociaal domein (SD) Ruimtelijke Ontwikkelingen (RO) Maatschappelijke Ontwikkelingen (MO) Gemeenteraad Rijswijk College B&W Secretaris / algemeen directeur Programmabureau RijswijkBuiten
27

PLEIDOOI VOOR STERKE REGIE EN NIEUWE WOONMILIEUS

Peter Boelhouwer is hoogleraar Housing Systems aan de TU Delft en houdt zich met name bezig met woningmarktbeleid. Hij kent RijswijkBuiten van fietstochten door de regio en – op enige afstand – via het bureau Kuiper Compagnons, waar hij commissaris is. De afgelopen twee jaar heeft hij een aantal keer gesproken met bestuurders van Rijswijk en het Programmabureau en heeft hij voor de gemeenteraad een inleiding verzorgd over het opzetten van een woonfonds.

Hoe onderscheidt RijswijkBuiten zich ten opzichte van andere gebiedsontwikkelingen in de regio?

Rijswijk heeft een aantal zeer vernieuwende dingen gedaan in RijswijkBuiten. De hele manier waarop het project is aangepakt, maar ook de uitgangspunten voor het gebied zijn bijzonder te noemen. De gemeente heeft nadrukkelijk gekozen voor actief grondbeleid en sterke sturing. Dat is een groot contrast met gebiedsontwikkelingen zoals Wilderszijde in de gemeente Lansingerland en voormalig vliegveld Valkenburg bij Leiden. Die dateren uit dezelfde tijd, maar beginnen nu pas met de bouw van de eerste woningen. Ook de sa menwerking met de praktijkleerstoel Gebiedsont wikkeling van de TU Delft, om zo de meest recente wetenschappelijke inzichten op te halen, maakt het ontwikkelproces bijzonder.

De hoge ambitie ten aanzien van duurzaamheid van RijswijkBuiten is onderscheidend. Daarin is het echt een voorloper en een voorbeeldproject. Daarnaast hebben ze door een ambitieus steden bouwkundig bureau een masterplan laten maken, dat gefaseerd tot ontwikkeling is gebracht. Niet alles is vooraf tot in detail bedacht en bij elke stap is goed naar de markt gekeken. Als je vraagt waar mensen willen wonen, antwoordt 57 procent dat ze een grondgebonden woning willen. Daar is rekening mee gehouden. Ze hebben ook op een mooie manier gebruikgemaakt van het bestaande landschap. Het is al met al een aantrekkelijke wijk geworden en de ligging is ook nog eens ideaal. Het woonfonds waarop de gemeente Rijswijk heeft ingezet, is ook al niet alledaags. Rijswijk is daarmee pionier in het realiseren van betaalbare middenhuur. Het aandeel sociaal is in RijswijkBuiten weliswaar bescheiden, wat de gemeente met de oprichting van het woonfonds heeft gedaan voor middenhuur is een heel bijzondere keuze. Ze hebben met een aantal marktpartijen een woon fonds opgericht, waar ze zelf voor 49 procent aandeelhouder van zijn. Daarmee kunnen ze goedkopere financiering aantrekken en afspra ken maken die garanderen dat de woningen de komende twintig jaar beschikbaar blijven in het betaalbare segment.

Wat is het geheim van het succes van Rijswijk Buiten?

Dat succes komt voort uit het feit dat het Pro grammabureau RijswijkBuiten en de bestuurders van Rijswijk hun nek hebben uitgestoken. Zoiets hangt erg af van de ambities van lokale bestuur ders en hoe ze in de wedstrijd zitten. Je kan het als ambtelijke organisatie willen, je moet wel bestuur ders hebben die het óók graag willen. De keerzijde van deze aanpak is dat het ook wel eens fout gaat, het is allemaal niet zonder risico.

Wat had RijswijkBuiten anders moeten doen?

Een minpunt van deze ontwikkeling is dat maar weinig sociale huur is geprogrammeerd. Daarmee creëer je een heel homogene, exclusieve wijk. Dat

28

zal waarschijnlijk met de grondexploitatie te ma ken hebben en wellicht het ideologische argument dat in Rijswijk al veel sociale huur aanwezig is. RijswijkBuiten biedt natuurlijk wel een aanvullend woonmilieu – de woningvoorraad in Rijswijk is tamelijk eenzijdig met veel flats en portieketage woningen – maar het had een meer inclusieve wijk kunnen worden. Het nieuwe regeerakkoord zet in op twee derde betaalbare woningen bij stedelijke ontwikkelingen, dat is bij RijswijkBuiten niet bepaald het geval.

Ook is het jammer dat RijswijkBuiten nog niet is aangesloten op het spoornetwerk. Misschien komt dat nog, maar daar hadden ze wat mij betreft sterker op moeten aansturen. Dan hadden ze daar hogere dichtheden kunnen realiseren en meer sociale huur kunnen toevoegen.

In hoeverre zijn de collegeperiodes van vier jaar een bedreiging voor de continuïteit van een langjarige gebiedsontwikkeling?

Dat is inderdaad altijd wel een spanningsveld. In RijswijkBuiten zorgt het Programmabureau voor de continuïteit. Bovendien is hier een masterplan vastgelegd met heldere uitgangspunten en dan ga je onderweg niet te veel meer veranderen. Dat is wel de kracht van deze ontwikkeling, daar is van tevoren goed nagedacht over wat ze uiteindelijk willen bereiken. Je ziet op andere locaties wel eens dat toelatingsplanologie te veel wordt aange moedigd. In de crisistijd is ook veel organisch ontwikkeld. RijswijkBuiten heeft de ontwikkeling weliswaar gefaseerd uitgevoerd, maar met veel meer sturing. Daar ben ik een groot voorstander van, je moet niet alles aan de markt overlaten. Dat vond ik ook zo goed aan de vinexwijken.

Welke lessen kunnen we trekken uit RijswijkBuiten voor toekomstige gebiedsontwikkelingen?

Wat ik mooi vind aan RijswijkBuiten – als iemand uit Zoetermeer die erg van nieuwe steden houdt –is dat ze een nieuw woonmilieu maken. En om dan te zien hoe zich dat ontwikkelt en wat voor mensen daar komen wonen. In RijswijkBuiten maken ze een slimme combinatie van de thema’s duurzaamheid, mobiliteit, waterberging, energie en wonen rondom een groot park waar je heerlijk kan wandelen. Ik begrijp niet waarom je altijd maar woningen zou moeten stapelen, terwijl de landbouw in dit land toch geherstructureerd moet worden. De bodemdaling als gevolg van bemaling voor onze intensieve landbouw is gewoon niet meer vol te houden, ook niet in het Groene Hart.

Ik zie de laatste tijd meer bijzondere plannen met nieuwe typen woonmilieus tot stand komen vanuit die nieuwe houding met groengebieden. Waarbij wonen als kostendrager fungeert, maar het gebied ook voor andere functies wordt ingezet. Zoals de

Oostflank bij Purmerend en Kerckebosch in Zeist, waar men zo vanuit de woning het bos inloopt. Het schijnt dat veel bewoners daar inmiddels lid zijn geworden van stichting Het Utrechts Landschap. Ze maken ook zo’n plan bij Harmelen [Bijleveld], met lage dichtheid, gecombineerd met landbouw en veel ruimte voor waterberging. Dat zijn prach tige nieuwe woonmilieus.

Zelf kijk ik vanuit mijn huis uit op het Bentwoud, wat een schitterend gebied is geworden. De omgeving van onze woongebieden is ten opzichte van twintig jaar geleden veel beter geworden. Het klopt dat er veel verstedelijkt is, maar er is ook veel recreatiegebied toegevoegd. Parallel aan het stedelijk gebied is veel groen gerealiseerd. Met de Zuid Hollandse randstructuur kan je bijna 200 kilometer onafgebroken door het groen fietsen.

Voor welke nieuwe ruimtelijke opgaven staan we?

We moeten gaan nadenken over nieuwe woon concepten. We moeten bijvoorbeeld minder voor gezinnen bouwen en meer voor alleenstaanden en ouderen. Maar ook qua ruimtelijke ontwikkeling moeten we nieuwe wegen inslaan. De komende decennia moeten misschien wel een miljoen wo ningen worden aangepakt, omdat ze funderings problemen krijgen doordat ons grondwater kunst matig laag gehouden wordt. En dat in combinatie met periodes van droogte afgewisseld met hevige regenbuien. Je ziet met name in kleigebieden dat woningen scheef komen te staan. Want let wel: de zeespiegelstijging gaat in millimeters, maar de bodemdaling gaat in centimeters.

Ook moeten we goed nadenken over het probleem van mobiliteit, we moeten die nieuwe woongebie den goed ontsluiten. Al is dat in Zuid Holland al vrij goed voor elkaar. Daarom kan je in Rijswijk Buiten wonen in een groene omgeving en toch binnen twintig minuten in het centrum van Rotter dam of Den Haag zijn.

Ik zie de laatste tijd meer bijzondere plannen met nieuwe typen woonmilieus tot stand komen vanuit die nieuwe houding met groengebieden
29

Geen huizen maar een bouwensamenleving

Rob van den Broeke is sinds september 2019 bestuurder van Rijswijk Wonen. Voorheen was hij werkzaam voor een corporatie in een andere regio. Het werken in het maatschappelijk mid denveld heeft hem altijd aangetrokken. Op het moment van zijn aanstelling maakte Rijswijk Wo nen na jarenlang weinig te hebben geïnvesteerd net de start met een aantal nieuwbouwprojec ten. Sindsdien heeft een enorme productgolf plaatsgevonden. In Rijswijk is een grote druk op de woningmarkt en zijn corporatie heeft geluk kig de ruimte om te kunnen investeren.

Sander Trouw werkte in 2012 namens Dura Vermeer aan de selectieprocedure voor een ontwikkelpartner voor RijswijkBuiten. Ze wonnen en mochten – om te beginnen – in samenwerking met het Programmabureau 500 woningen ontwikkelen en realiseren. Jaren later werd hij projectontwikkelaar bij Rijswijk Wonen en sinds juni 2021 is hij manager Vastgoed bij de corporatie.

Binnen RijswijkBuiten heeft Rijswijk Wonen in 2017 en 2019 in totaal 50 eengezinswoningen afgenomen voor de sociale huur. Momenteel is Rijswijk Wonen betrokken bij De Koploper als eigenaar van de sociale huurappartementen. Deze 135 appartementen worden voornamelijk ingezet voor senioren waaronder, samen met Stichting de Blauwe Parel, zo’n 20 appartementen voor jonge mensen met verstandelijke beperking. Momenteel worden ook 15 studio’s voor wonen met zorg voor jongvolwassenen met autisme (Our House) in samenwerking met zorginstelling Ipse de Bruggen ontwikkeld.

Wat maakt RijswijkBuiten onderscheidend binnen de regio?

Sander Trouw: Bij de start van de gebiedsont wikkeling waren de keuze voor gasloos en de inzet op energiezuinigheid onderscheidend. Inmiddels is dat gelukkig de norm geworden. Bijzonder is dat het Programmabureau op zoek ging naar een ontwikkelpartner om samen, in co creatie, stapsgewijs invulling te geven aan het masterplan. Daardoor was de gebiedsontwikkeling maakbaar en aanpasbaar aan de markt. Juist in die samen werking tussen Programmabureau en marktpar tijen is synergie ontstaan en heeft de wijk zijn huidige eenheid gekregen.

Rob van den Broeke: De gemeente heeft een goede zet gedaan door aan de voorkant te inves teren. Dit om het later terug te kunnen verdienen. Er is fors geïnvesteerd door alle grond op te kopen.

Dat is een groot – weliswaar gecalculeerd – finan cieel risico geweest. Maar het heeft maatschappe lijk goed uitgepakt met een kwalitatief goede wijk met goede openbare ruimte als resultaat. Hierdoor is in RijswijkBuiten ook daadwerkelijk woningaanbod gecreëerd, waar ontwikkelingen elders in de regio niet van de grond kwamen.

Het Programmabureau opereert in dit alles relatief op afstand van de reguliere gemeentelijke organisatie en die zelfstandigheid pakt goed uit. Gesprekken gaan en gingen daardoor niet alleen over projectontwikkeling en grondquote, maar ook over hoe je een mooie wijk maakt, hoe die goed functioneert en welke voorzieningen nodig zijn.

Ik vind RijswijkBuiten ook een goed voorbeeld van klimaatadaptief bouwen, met veel groen, goede afwatering en een lage parkeernorm.

ST: Daarin zie je ook dat RijswijkBuiten zich blijft ontwikkelen. Na de eerste plannen zijn de par keernormen naar beneden bijgesteld. Dat zag je daarna ook in Parkrijk. Je ziet dat de parkeernorm richting het spoor nog lager wordt en er is ingezet op een ander mobiliteitssysteem om de vraag te bedienen. Het zou daarom ook goed zijn als Rijs wijkBuiten alsnog een halte aan het spoor krijgt.

30

De rol van de corporaties lijkt niet heel groot in RijswijkBuiten. Hoe zien jullie dat?

ST: Bij aanvang koos de Rijswijkse politiek voor een relatief laag percentage van 10 procent sociale woningen in RijswijkBuiten. Als percentage van de initiële bouwquote en het gaat dus maar om 350 woningen. Dat aantal is niet bijgesteld toen het to tale aantal woningen wel omhoogging. Hier moet wel bij worden aangetekend dat Rijswijk Wonen zich in het verleden op dit gebied ook niet altijd even actief heeft geprofileerd.

RvdB: Het aandeel sociale woningbouw in Rijswijk is niet uitzonderlijk hoog. Bovendien zijn we voorstander van gemengde wijken. Als stad wil je immers een afspiegeling zijn van de samenleving. Wij hebben als corporatie daarnaast een zorgplicht voor iedereen die hier woont, werkt, kinderen heeft en een woning zoekt. De vraag is niet zozeer meer of minder sociaal. De vraag is veel eerder: voor welke doelgroep, wat is een ideale mix? De projecten die we nu realiseren appelleren aan die vraag, we bedienen straks een brede groep woningzoekenden. En ja, wat ons betreft zouden we meer van dergelijke projecten realiseren. De marktvraag is ernaar, veel doelgroepen komen nu niet aan bod en we hebben de middelen om te investeren. Dus kom maar op.

We zijn voorstander van gemengde wijken

We zijn als corporatie lange tijd te veel naar bin nen gericht geweest. Maar we schudden nu extra hard aan de boom om weer volop betrokken te raken. En dat maken we ook waar. We richten ons op nieuwe projecten, samenwerkingen en nieuwe concepten zoals flexwonen.

Projectontwikkeling kost veel tijd. De Koploper hebben we echter in redelijk korte tijd gereali seerd. We investeren in een goede relatie met de gemeente, maar ook met samenwerkingspartners en zorgpartijen. Huizen stapelen kunnen we alle maal, maar waarde toevoegen aan wijken en buur ten gaat veel verder. Dat we ons aan zorgpartijen verbinden om tot nieuwe initiatieven te komen, vind ik goed. Zo bouwen we aan een inclusief, breed samengesteld Rijswijk en RijswijkBuiten.

Het gaat ons niet zozeer om zo veel mogelijk soci aal, maar om goede woonruimte voor iedereen.

ST: Op dit moment gaat herontwikkeling van onze eigen locaties een stuk makkelijker, daar hebben we de regie zelf in de hand. We zouden graag nóg een Koploper in RijswijkBuiten maken. Het zou voor de wijk heel goed zijn. Met meer ruimte voor sociale woningen dan nu het geval is. Anders ont staat er te veel een monocultuur.

Hoe kijken jullie tegen het woonfonds van de gemeente aan?

RvdB: A priori vind ik het geen gemeentelijke taak om te investeren in een woonfonds. Daarvoor hadden ze ook een belegger kunnen vragen. Aan de andere kant, als het een oplossing biedt voor problemen op de woningmarkt, ben ik niet tegen. Wij mogen als woningcorporatie ook middenhuur ontwikkelen. Maar we kunnen dat beter in de oude wijken doen om daar een betere menging te realiseren. Dat de gemeente het woonfonds juist in RijswijkBuiten inzet voor meer betaalbare middenhuur, daarin kan ik me daarom wel vinden. Realisatie van middenhuur via het woonfonds kan ons ook helpen, het brengt immers doorstro ming met zich mee. Daarmee spelen we ook weer schaarse goedkopere huurwoningen vrij. Wij kijken uiteindelijk naar de sociale woning voorraad in heel Rijswijk, niet alleen in RijswijkBuiten. Als het woonfonds middenhuur in RijswijkBuiten realiseert en wij kunnen op andere plekken meer sociale huurwoningen toevoegen, dan is dat per saldo goed voor de woningmarkt. RijswijkBuiten ontwikkelt fasegewijs. Wat zijn de verschillen tussen Sion, Parkrijk en Pasgeld?

ST: In Sion, het eerste deel, is het woonmilieu echt gericht op buiten wonen. In Parkrijk, het tweede deel, is het woonmilieu wat meer stedelijk. Zeker richting het spoor neemt de verdichting toe, met meer hoogbouw. De zuidkant van Parkrijk is meer op de bedrijven daar gericht. Pasgeld speelt zich wat meer buiten ons zicht af. De kans dat Rijswijk Wonen daar sociale woningen gaat bouwen is klein. Het aandeel sociaal is vergeven en de gron den zijn daar grotendeels in handen van ontwik kelaars.

ST: Het eerste deel, Pasgeld Oost, tussen het spoor en de Lange Kleiweg, zal makkelijker te ontwikke len zijn dan Pasgeld West, tussen de Lange Klei weg en de Vliet. Hier ligt nog een restant van het historische slagenlandschap en oude bebouwing; dat proces zal een andere dynamiek kennen en mo gelijk langer gaan duren, omdat hier veel discussie is over het behoud van flora en fauna.

RvdB: Die discussie snap ik wel. Hoe groen we RijswijkBuiten ook aanleggen, als je vanuit de lucht kijkt, zie je toch een aaneengeregen stuk bebouwing tussen Den Haag, Rijswijk en Delft. In Rijswijk zelf is geen grond meer beschikbaar, tenzij je de landgoederenzone zou opofferen. Maar dat gaat natuurlijk niet gebeuren. Ik begrijp de roep om het zeldzame groen in de overvolle Rand stad te behouden. Ga zuinig om met de schaarse ruimte en snoep niet al het groen op aan de randen van de stad. Zet in op verdichting waar het kan. In Rijswijk is nog een wereld te winnen.

31

CO

De inhoud van deze publicatie is gebaseerd op de jarenlange samenwerking tussen de gemeente Rijswijk, het Programmabureau RijswijkBuiten, zijn adviseurs en de ontwikkelaars.

Uitgave Programmabureau RijswijkBuiten, mei 2022

Samenstelling en redactie Jeroen Mensink en JaapJan Berg

Projectmanagement Belle Boss

Met bijdragen van Bas Verkerk, Jan Brugman, Frank ten Have, Friso de Zeeuw, Jeffrey Keus, Cees Rieke, Bert de Jong, Frank de Bruijn, Milou Bol, Babette van der Spoel, Gijs van den Boomen, Gerda van den Akker en Mark Kraakman, Peter Boelhouwer, Rob van den Broeke en Sander Trouw.

Tekstredactie

Els Brinkman

Beeldmateriaal

De omslagfoto en de foto’s in deze publicatie zijn geproduceerd door Kees Hummel, de foto’s op pagina 21 zijn geproduceerd door DPG Media.

Ontwerp Jillem Drukwerk Pantheon Drukkers

Eerste druk, mei 2022

Voor meer informatie over het Project RijswijkBuiten, Kijk op de website

www.rijswijkbuiten.nl
LO FON 32

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.