colombia, belgië en de wapenindustrie

Page 1

Colombia, België en de wapenindustrie België en andere landen van de Europese Unie toonden zich weinig enthousiast wanneer de toenmalige Colombiaanse president Andrés Pastrana vroeg om steun voor zijn Plan Colombia. Een versie van dat Plan werd immers door de Clinton Administratie herwerkt tot een exportsubsidie voor de Amerikaanse zware wapenindustrie. Pastrana hoopte van Europa een sociaal-economisch luik gefinancierd te krijgen van zijn Plan Colombia, waaraan de VS dan in hoofdzaak een militair luik bijdroegen dat zij voor zichzelf legitimeerden in het kader van de War on Drugs. Volgens bepaalde Europese landen zou dit door de VS gemedefinancierde Plan Colombia in de eerste plaats bijdragen aan verdere militarisering van de regio en daarom leiden tot escalatie van de gewapende strijd in Colombia. Die zou, op zijn beurt, de mogelijkheden verkleinen om met vreedzaam overleg tot oplossingen te komen voor de zaken die de vele gewapende partijen in het land verdeelt. De Commissie van de Europese Unie engageerde zich tot overdracht van middelen aan Colombia, waarmee de vredesinspanningen van de overheid dienden te versterken en de oorzaken van de onvrede zouden verkleinen, om uiteindelijk te worden uitgevaagd. Aangezien die oorzaken gemakkelijk in verband worden gebracht met ontwikkelingsongelijkheid en armoede in de Colombiaanse regio's waar de conflicteconomie draaiende is (papaver- en cocateelt en verwerking), zou hoofdzakelijk in (alternatieve) sociaal-economische ontwikkeling geïnvesteerd worden. De daarvoor toegezegde middelen werden voor een deel ten laste genomen van de EU, een ander deel door de lidstaten van diezelfde Europese Unie. België engageerde zich daarbij tot 10 miljoen euro steun, wat relatief veel is, aangezien Colombia niet op onze lijst van concentratielanden staat. We vernamen via verschillende media (Belgische, Spaanse en Colombiaanse) dat de Belgische diplomatie actief was in deze besluitvorming, en konden vaak een 'pacifistisch vertoog' terzake aanhoren. De waarnemer die geïnteresseerd is in de Colombiaanse problematiek en in de 'alternatieven voor de Amerikaanse War on Drugs' die van Europa worden verwacht, vraagt zich allicht, beleefd, af in welke mate de al toegezegde steun in concrete hulp wordt omgezet, in hoeverre deze projecten de beoogde resultaten hebben en wat men mag denken van het feit dat steun is toegezegd aan een meerjarenprogramma dat méér dan het presidentschap van Pastrana bestrijkt. Beperken we ons in wat volgt tot de toezeggingen die België deed, zoals die werden geformaliseerd tijdens de Mesa de Donantes in Brussel, op 30 april 2001: België zou niet minder dan 10 miljoen Euro overdragen via wat heet ‘indirecte actoren’, en wel binnen een periode van 6 jaar. Daar werd bijgezegd dat de financiële overdrachten vooral in de eerste drie jaren van deze periode zouden plaatsvinden. Deze middelen zouden gekanaliseerd worden via verschillende budgetlijnen, met name deze voor multilaterale samenwerking, de bijzondere kredietlijn voor preventieve diplomatie (beheerd door het Belgische Ministerie Buitenlandse Zaken), de budgetlijn voor conflict preventie en vredesopbouw (beheerd door het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking, kortweg DGIS, de Administratie van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking), en de medefinanciering aan NGOs (een budgetlijn die eveneens wordt beheerd door DGIS). Aangezien enkele Belgische NGOs ook al vóór 30 april 2001 actief waren in Colombia in het kader van hun programma’s waarvoor zij van DGIS medefinanciering ontvingen, ging het op 30 april niet zozeer om 100% verse toezeggingen als om de optrekking van al lopende samenwerking tot deze een totaalbedrag van om en nabij de 10 miljoen Euro vertegenwoordigt. Toch blijft dat een substantiële verhoging. De activiteiten die Belgische NGOs in hun werking op medefinanciering hadden lopen in Colombia waren relatief bescheiden. De belangrijkste betrokken Belgische NGOs zijn 11.11, Broederlijk Delen, en Oxfam Solidariteit. In geen geval is hun coöperatie in Colombia een zeer grote prioriteit voor hun werking op medefinanciering. Overigens laat het stramien van de programmafinanciering niet toe dat NGOs ‘plots’ activiteiten in een land als Colombia gemedefinancierd kunnen krijgen, als zij in het verleden al niet in dat land actief waren. Dergelijke programma’s worden slechts eens in de vijf jaar onderhandeld, en zelfs in die beweging wordt de lijst van landen waar een NGO activiteiten kan doen medefinancieren korter, eerder dan langer. In april 2001 nog werden de Belgische NGOs door enkele van de betrokken Federale overheidsdiensten samengeroepen voor een informatievergadering over de bijkomende middelen die zouden ter beschikking worden gesteld voor de ondersteuning van indirecte actoren in Colombia. Deze NGOs werd gevraagd om ten voordele van Colombiaanse NGOs projecten voor te stellen aan de dienst Conflict Preventie en Vredesopbouw (DGIS). In mindere mate zouden ook dergelijke projecten betoelaagd kunnen worden door de dienst preventieve diplomatie van Buitenlandse Zaken. Deze laatste budgetlijn zou in 2001 zo’n 20 miljoen Belgische frank, of 0,5 miljoen Euro beschikking stellen aan organisaties in Colombia. Ook in de twee daaropvolgende jaren zouden budgetten ter beschikking zijn op deze budgetlijn.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
colombia, belgië en de wapenindustrie by IPIS Research - Issuu