ITAA-Zine | Nummer 9 - November 2022

Page 1

-ZINE

Maakt het faillissement van een cliënt een einde aan de opdracht brief van de accountant of belasting adviseur?

Wanneer een cliënt failliet wordt verklaard, wordt de accountant regelmatig geconfronteerd met de vraag of de lopende rela tie al dan niet wordt voort gezet met de curator. De curator heeft een sui-generis-recht om de lopende overeenkomsten te beëindigen. Geldt dat ook voor de intuitu-per sonae -overeenkomsten, zoals die van de accoun tant of belastingadviseur?

iStockphoto.com/Gajus.
Nummer 9 | November 2022 Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

Maakt het faillissement van een cliënt een einde aan de opdrachtbrief van de accountant of belastingadviseur? 3 Vergissen is menselijk en vergeven is goddelijk. Ook voor belastingplichtigen?

Colofon

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 9/2022

ADMINISTRATIE EN REDACTIE

ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be

COÖRDINATIE

Stéphane De Bremaeker (NL) –stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be

REDACTIECOMITÉ

Stéphane De Bremaeker, Johan De Coster, Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Chantal Demoor, Liesbet Dhaene, Carine Govaert, Gaëtan Hanot, Nathalie Lambot, François Lezaack, Eric Steghers, Bart Van Coile (voorzitter)

AFBEELDINGEN iStockphoto VERTALINGEN Azimut Translations, IGTV

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

MEDEDELING VOOR DE LEZERS

De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als het ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be

UITGEVER Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen

verleggingsregeling
14 Het
verbintenissenrecht
iStockphoto.com/PeopleImages. iStockphoto.com/shock. 14 19 3 7 iStockphoto.com/boggy22. iStockphoto.com/insta_photos.
7 De
inzake btw
nieuwe
in werking op 1 januari: wees er klaar voor! 19

Maakt het faillissement van een cliënt een einde aan de opdrachtbrief van de accountant of belastingadviseur?

Wanneer een cliënt failliet wordt verklaard, wordt de accountant regelmatig geconfronteerd met de vraag of de lopende relatie al dan niet wordt voortgezet met de curator. De curator heeft een sui-generis-recht om de lopende overeenkomsten te beëindigen. Geldt dat ook voor de intuitu-personae-overeenkomsten, zoals die van de accountant of belastingadviseur?

1. Inleiding

Deze bijdrage gaat enkel over de overeenkomsten voor diensten van ‘intellectuele’ aard; niet over verkopen van goederen of andere transacties, zoals huurovereenkomsten.

Wat is de impact van het faillissement van een onderneming op de over eenkomsten voor diensten van intel lectuele aard die bij de aanvang van het faillissement in uitvoering waren?

Terwijl het onder de wet van 18 april 1851 duidelijk was dat die overeen komsten van kracht bleven, verdween die zekerheid mettertijd: door artikel 46 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 en een arrest van het Arbitragehof (nu: Grondwettelijk Hof) 1 over dat artikel 46 is die vraag ingewikkelder dan ze op het eerste gezicht lijkt.

2. Controversieel standpunt

Op 10 april 2008 bevestigt het Hof van Cassatie in een zaak over pachtover eenkomsten dat de curator het wette lijke recht heeft om de overeenkom sten te beëindigen, en dit op grond van artikel 46 van de toenmalige

Faillissementswet 2 . Het Hof oordeelt verder dat dit recht alleen kan worden uitgeoefend wanneer het belang van de boedel dit rechtvaardigt. De curator moet aantonen dat die voorwaarde vervuld is.

In zijn jaarverslag van 2008 meldt het Hof dat dit met name het geval is ‘wan neer de voortzetting van de overeen komst die door de gefailleerde werd gesloten de vereffening van de boedel belet of abnormaal bezwaart ’.

3. Boek XX van

Wetboek van economisch recht (WER)

In de wet van 11 augustus 2017 (Boek XX van het WER) werd deze jurispru dentie verwerkt, met die beperking dat de beslissing van de curatoren geen afbreuk kan doen aan de zakelijke rechten (ev. wel aan de persoonlijke rechten) van derden tegenwerpelijk aan de boedel.

Het Wetboek van economisch recht brengt echter belangrijke verduide lijkingen aan. Zo verplicht paragraaf 1 van artikel XX.139 van het WER de curator om na zijn ambtsaanvaarding onverwijld te beslissen of hij de

1 Arbitragehof 10 december 2003, nr. 161/2003.

overeenkomsten die gesloten werden voor de datum van het vonnis van faillietverklaring, al dan niet verder uitvoert. De curator moet dus kiezen of hij de overeenkomst verder uitvoert of eenzijdig beëindigt wanneer het beheer van de faillissementsboedel dit noodzakelijkerwijs vereist.

4. Principe van voortzetting van overeenkomsten

De curator moet een standpunt inne men. Als hij geen beslissing neemt, kan hij worden aangemaand om die beslissing binnen vijftien dagen te nemen.

Onder voorbehoud van een minnelijke verlenging van de overeenkomst, wordt de overeenkomst als beëindigd beschouwd als de curator op dat moment geen uitdrukkelijke beslissing heeft genomen.

Het feit dat een curator na de opening van het faillissement tijdelijk voordeel blijft halen uit een overeenkomst, betekent niet dat de curator die over eenkomst stilzwijgend wil voortzetten.

2 Cass. 10 april 2008, C.05.0527.N, Pas. 2008/4, 860, met concl. adv.-generaal G. Dubrulle, JT, 2008/20, p. 349.

3
het
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

Eventuele schulden die ontstaan tussen de datum van het faillissement en de beslissing van de curator om de overeenkomst te beëindigen, zijn geen schulden van de boedel. Deze schul den zijn namelijk niet ‘deelbaar’ en de schuldeiser sluit zijn rekening af op de dag waarop de activiteiten worden stopgezet. De schuldvordering van de schuldeiser wordt op zijn initiatief, via Regsol, het Centraal Register Solvabiliteit, geboekt op het passief in de boedel van het faillissement.

beëindiging van de overeenkomsten, behalve wanneer die een beding zouden bevatten dat er uitdrukkelijk in voorziet dat de overeenkomst wordt ontbonden of beëindigd wanneer zich een faillissement voordoet. Het Hof van Cassatie is immers van mening dat ‘het faillissement geen einde stelt aan een bestaande overeenkomst tenzij deze overeenkomst een uitdrukkelijk ontbindend beding inhoudt...’3

6. En de intuitupersonae overeenkomst van de beroepsbeoefenaar?

Een intuitu-personae -overeenkomst is een overeenkomst die wordt gesloten omwille van de persoon met wie de overeenkomst wordt gesloten. Het is dat persoonlijke element dat de overeenkomst tussen de partijen tot stand brengt.

5.

Beding van ontbinding of beëindiging van het contract

Onverminderd punt 6 leidt een faillissement niet automatisch tot de

Het verdient de voorkeur om het beding in de opdrachtbrief van de beroepsbeoefenaars zo te formuleren dat het leidt tot de beëindiging van de overeenkomst. Door zo’n uitdrukkelijk ontbindend beding kan de beroeps beoefenaar eventueel een schadever goeding eisen (zie punt 10).

Het model van opdrachtbrief van het ITAA, dat beschikbaar is op BeExcellent , bevat zo’n beding.

3 Cass. 24 juni 2004, C.02.416.N, Pas. 2004/7-8, 1130 met noot A. Zenner en C. Alter.

Er zijn verschillende voorbeelden van intuitu-personae -overeenkomsten, die worden gesloten op grond van de persoon die contracteert, zoals: over lijdensverzekeringsovereenkomsten, kredietovereenkomsten, arbeids overeenkomsten, aannemings- of architectenovereenkomsten, fran chiseovereenkomsten, kunstenaars-,

4
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022
iStockphoto.com/alphaspirit.

onderwijs- of auteursovereenkom sten, enz.

Dat is ook zo voor accountants en belastingadviseurs. De opdrachtbrief die een beroepsbeoefenaar met zijn cliënt sluit, komt tot stand omdat de cliënt overtuigd is van de bekwaam heid, beschikbaarheid en reputatie van de beroepsbeoefenaar, die lid is van een beroepsinstituut en een vrij beroep uitoefent. Het is dat aspect, dat door de cliënt bij het sluiten van de overeenkomst wordt gevalideerd, dat het intuitu-personae -karakter bepaalt. Er wordt niet alleen gekeken naar het onderwerp of de oorzaak van de overeenkomst, maar ook naar de specifieke kwaliteiten van de persoon die de overeenkomst gaat uitvoeren.

Hoewel een overeenkomst die omwille van de persoon is gesloten, niet eindigt met de dood van één van de partijen 4 , eindigt die wel met het faillissement van een van de partijen 5 .

De accountant of belastingadviseur moet de curator dus niet vragen of die de opdracht voortzet, aangezien de opdrachtbrief onmiddellijk eindigt op de dag dat het faillissement van zijn cliënt een aanvang neemt.

7. Geschorste overeenkomst

Het gebeurt vaak dat de beroeps beoefenaar, nog vóór de staat van faillissement en de situatie van samenloop tussen de schuldeisers, al aan zijn cliënt heeft gemeld dat hij zijn diensten opschort wegens niet-nakoming van het contract, en dan vooral wegens het niet-betalen van de verschuldigde erelonen.

Een geschorste overeenkomst is ech ter geen beëindigde overeenkomst.

Het faillissement van de cliënt leidt op de dag van de opening van het

faillissement wel onmiddellijk tot de beëindiging van de opdracht van de beroepsbeoefenaar, ook al was de overeenkomst eerder al opgeschort.

8. Einde overeenkomst en voorschotten van erelonen

De praktijk leert dat er verschillende manieren bestaan om de erelonen vast te stellen. De twee belangrijkste zijn de methode waarbij er gestreefd wordt naar een periodiek – vaak maandelijks – forfait voor een reeks vastgestelde diensten en de methode die werkt met een uurtarief met voor schotten. In beide gevallen kan het faillissement van de cliënt ertoe lei den dat de curator aan de beroepsbe oefenaar een nauwkeurige afrekening vraagt van de geleverde diensten en van de bedragen die eventueel niet gebruikt werden en dus teruggege ven moeten worden. Bovendien moet die afrekening plaatsvinden in de veel voorkomende en deontologisch aan te bevelen situatie waarin er voor schotten werden geïnd.

Een nauwkeurig opgestelde opdrachtbrief is essentieel om te kunnen nagaan wat er al dan niet is opgenomen in het forfait en of het forfait ook verschuldigd is als er geen diensten worden verricht.

Voorbeeld

De cliënt van een accountant betaalt een forfait voor 11 maanden en wordt begin december failliet verklaard. De curator zou kunnen beweren dat het forfait ook alle handelingen van afsluiting van de rekeningen, voor bereiding van de algemene vergade ring, opstellen van de ontwerpen van jaarrekening, belastingaangifte, enz. omvat. Maar de faillissementssituatie in december maakte een einde aan de overeenkomst van de accountant. Die diensten werden niet verricht, evenmin als de btw-aangifte over de

4 Cass. 22 februari 2008, C.07.0274.F, Pas. 2008/2, 486.

5 Cass. 24 juni 2004, C.02.416.N, Pas. 2004/7-8, 1130 met noot A. Zenner en C. Alter.

laatste periode en het indienen van de jaarlijkse klantenlijst.

Er kunnen dan eindeloze discussies gevoerd worden en het is niet zeker dat de accountant uiteindelijk niets hoeft terug te betalen aan het faillissement.

Het is dus zeer nuttig om een advo caat te raadplegen om een dergelijke situatie te voorkomen door passende contractuele bedingen op te stellen.

Daarbij moet ook aandacht besteed worden aan het begrip ‘ongerecht vaardigde winst’.

faillissement

Als de curator besluit om de overeen komst voort te zetten, bijvoorbeeld door minnelijke verlenging, komen de verplichtingen en diensten die na het faillissementsvonnis zijn verricht, ten laste van de boedel.

Als de curator de opdrachtbrief van vóór het faillissement voortzet, dan wordt de hele overeenkomst voort gezet. Ook als bepaalde bedingen of handelingen in strijd zouden zijn met de belangen van de boedel of met het beginsel van gelijkheid van schuldeisers. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de accountant de boekhouding van de gefailleerde bijwerkt om de schuld voor de btw, belasting, enz. nauwkeurig vast te stellen en hij zo misschien het bedrag van de institutioneel bevoorrechte schulden verhoogt ten nadele van de andere schuldeisers.

Om onduidelijkheid te voorkomen, beëindigen de curatoren in bijna alle gevallen de oude overeenkomst en sluiten ze een nieuw contract na het faillissement.

5
9. Voortzetting van de overeenkomst in het voordeel van de boedel van het
ITAA | Nr. 9 | November 2022
Maandelijks tijdschrift van het

iStockphoto.com/boggy22.

De beroepsbeoefenaar heeft er dus belang bij om een nieuwe opdracht brief te sluiten met de curator, meestal voor een specifieke opdracht en van een bepaalde duur.

Hoewel de beroepsbeoefenaar voor deze nieuwe opdracht het voorrecht van de schulden van de boedel geniet, is het, afhankelijk van de te realiseren activa, nuttig en aan te bevelen dat hij alvast een voorschot int bij de curator.

Voor het sluiten van een nieuwe opdrachtbrief is geen voorafgaande goedkeuring van de rechter-commis saris van het faillissement nodig. Die beslissing wordt rechtmatig genomen door de curator in overleg met de rechter-commissaris.

10. Schadevergoeding bij voortijdige beëindiging

Een faillissement kan leiden tot een niet-correcte uitvoering van de overeenkomst als de overeenkomst niet wordt voortgezet door de curator, als ze wordt beëindigd op grond van een contractueel beding of vanwege het intuitu-personae -karakter ervan. De vordering tot schadevergoeding die eventueel verschuldigd is aan de beroepsbeoefenaar – de begunstigde van het verbroken contract – wordt opgenomen in de faillissementsboe del en is daar meestal een gewone schuldvordering zonder bijzonder voorrecht. Gezien de geringe of onbestaande hoop op een divi dend uit het faillissement, doen de beroepsbeoefenaars er goed aan om

geen tijd te verspillen met het kwan tificeren van hun schadevergoeding om hun vordering in te dienen op Regsol .

11. Conclusie

Het contract van de beroepsbeoe fenaar eindigt wanneer de onder nemingsrechtbank zijn cliënt failliet verklaart.

De opdrachtbrief moet zo worden opgesteld dat de door de beroepsbe oefenaar geïnde erelonen veilig wor den gesteld in geval van faillissement van zijn cliënt.

Jean Pierre

Gecertificeerd belastingadviseur

6
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

Vergissen is menselijk en vergeven is goddelijk. Ook voor belastingplichtigen?

In de regel kan een belastingplichtige zijn fiscale fouten of vergetelheden (bijvoorbeeld in een fiscale aangifte) rechtzetten, als hij er maar snel genoeg bij is. Belastingplichtigen die een boek houding voeren, wordt het leven wel wat moeilijker gemaakt. Al is het nieuwe Wetboek van ven nootschappen en verenigingen te hulp geschoten.

Kan men überhaupt tegen zijn eigen aangifte of tegen een getekend akkoord, een administratief beroep indienen?

Bezwaar

Ook als de aanslag overeenkomstig zijn aangifte werd gevestigd, kan de belastingplichtige nog in bezwaar gaan 1 en kan hij een vermindering van de belastbare grondslag bekomen, op voorwaarde dat hij het bewijs levert van een vergissing in feite of in rechte 2 . Hetzelfde geldt in het geval dat de belastingplichtige, na een con trole, een akkoordverklaring heeft getekend 3

Fouten of vergetelheden (bijv in een fiscale aangifte) kunnen dus – ook volgens de fiscus 4 – in de regel recht gezet worden, mits men tijdig (binnen de zes maanden) in bezwaar gaat.

De praktijk wijst evenwel uit dat de fiscus niet altijd zon der slag of stoot aanvaardt dat er effectief vergissingen in het spel zijn. Dat is zeker het geval wanneer de belasting plichtige tracht terug te komen op een onderhandelde akkoordverklaring.

Toch wel betreurenswaardig, temeer daar de ‘vergissings voorwaarde’ niet expressis verbis in artikel 366 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) is ingeschreven.

Ambtshalve ontheffing

Wie zijn fouten pas ontdekt na het verstrijken van de bezwaartermijn, moet nog niet wanhopen, want artikel 376 van het WIB 1992 voorziet nog – weliswaar voor specifieke gevallen – in de ‘ambtshalve ontheffing’, die binnen de vijf jaar gevraagd moet worden.

Dat is o.m. het geval voor de zogenaamde materiële vergissingen : “De adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen (…) verleent ambtshalve ontheffing van de overbelastingen die voortvloeien uit materiële vergissingen (…) op voorwaarde dat (…) die overbelastingen door de administratie werden vastgesteld of door de belastingschuldige (…) aan de admi nistratie werden bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd ”.

Maar wat zijn materiële vergissingen?

In tegenstelling tot de bezwaarprocedure vereist de wet voor de ambtshalve ontheffing dat het bewijs van de mate riële vergissingen voor ligt.

Probleem is evenwel dat, bij gebrek aan een wettelijke definitie, de belastingplichtige en de fiscus het vaak niet eens zijn over de concrete invulling van die ‘materiële ver gissingen’, met veel rechtspraak tot gevolg.

Materiële vergissingen werden destijds, tijdens de parle mentaire voorbereiding van een wet van 30 mei 1949, door de wetgever omschreven als « de rekenfouten, de schrijf fouten en andere grove vergissingen » 5

1 Zie art. 366 e.v. WIB 1992.

2 Cass. 25 juni 1963, Pas. 1963, I, 1130.

3 Cass. 21 oktober 1952, Pas. 1953, I, 83.

4 ComIB 366/20.

5 Parl.St. Kamer, 1948-1949, nr. 323, 1, https://www.dekamer.be/digidoc/DPS/K3136/K31360175/K31360175.PDF

7
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

Het Hof van Cassatie definieert een materiële vergissing dan weer als «een feitelijke vergissing als gevolg van een misvatting omtrent materiële gegevens bij ontstentenis waarvan de belasting wettelijke grondslag mist » 6

De materiële vergissing staat tegenover de rechtsdwaling, die een onjuiste beoordeling van de fiscale wet veronder stelt of een verkeerde toepassing ervan 7. De materiële ver gissing moet derhalve vreemd zijn aan iedere intellectuele of bewuste tussenkomst van de belastingplichtige.

Het Grondwettelijk hof heeft in een recent arrest van 19 mei 20228 gesteld dat de ambtshalve ontheffing al bij al een uitzonderingsprocedure betreft, die de bezwaarprocedure niet mag uithollen.

Het kan volgens het Hof niet de bedoeling zijn om de ambtshalve ontheffingsprocedure uit te breiden tot alle soorten vergissingen (andere dan materiële), tot vergetel heden vanwege de belastingplichtige of diens gemachtigde, noch tot enige andere oorzaak dan een vergissing.

Een dergelijke uitbreiding zou immers, volgens het Hof, neerkomen op een uitholling van de gewone bezwaarpro cedure (zes maanden) en tot een veralgemening van de ontheffingsprocedure voor alle gevallen waarin een vergis sing of een nalatigheid werd begaan in de belastingaangifte ingediend door de belastingplichtige of diens gemachtigde.

De wetgever kon oordelen dat een dergelijke uitbreiding niet wenselijk was omdat het noodzakelijk is de stabiliteit van de Staatsfinanciën te verzekeren binnen een redelijke termijn 9

Hiermee schijnt het Grondwettelijk hof toch wel de initiële doelstelling van de wetgever totaal uit het oog te verliezen, met name om de fiscus “in de mogelijkheid te stellen in werkelijk uitzonderlijke gevallen en in een humanitaire geest van ambtswege de ontlasting toe te staan van onbetwist bare overbelastingen die de belastingplichtige niet binnen de normale termijnen heeft kunnen doen vaststellen en ontlasten”10 .

Maar is de (humanitaire) geest ook op het veld uit de fles? Neen, er is zeker positieve rechtspraak in het voordeel van de belastingplichtige, maar het tableau de chasse van de fiscus is helaas toch wel aanzienlijk groter. Een fenomeen

6 Cass. 20 juni 1991, F.1104.F; 10 november 1997, F.97.0013.F; 19 december 1997, F.97.0067.F; 23 januari 2004, F.02.0081.F; 19 januari 2012, A.R. F.10.0133.N.

7 Cass. 9 september 1969, Pas. 1970, I, 29; Cass. 16 maart 1973, Pas. 1973, I, 669.

8 GwH 19 mei 2022, nr. 67/2022, https://www.const-court.be/ public/n/2022/2022-067n.pdf

9 GwH 19 mei 2022, nr. 67/2022, https://www.const-court.be/ public/n/2022/2022-067n.pdf, B.8.2.

10 Parl.St. Kamer, 1952-1953, nr. 277/1, 6, https://www.dekamer.be/ digidoc/DPS/K3148/K31481178/K31481178.PDF

8
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

dat overigens voor alle fiscale rechtszaken het geval lijkt te zijn. Slechts in 12% van de rechtszaken is de belastingplich tige blijkbaar aan de winnende hand 11 . Al moet worden toe gegeven dat heel wat voor de belastingplichtige negatieve gerechtelijke uitspraken de wenkbrauwen doen fronsen (want dat lijken schijnbaar onverdedigbare zaken te zijn).

Moraal van het verhaal: tracht uw vergissingen, of deze van uw cliënten, tijdig te detecteren, zodat u binnen de bezwaartermijn (van zes maanden) kunt ageren, want zowel vergissingen in feite, als vergissingen in rechte, kunnen dan relatief eenvoudig hersteld worden. Maar ontdekt u pas een jaar later – bijvoorbeeld bij de volgende fiscale aangifte –dat er fouten werden gemaakt, dan bent u nog niet noodza kelijk aan de verliezende hand.

De (hogere) rechtspraak inzake materiële vergissingen lijkt recent immers lichtjes in de goede richting te evolueren voor de belastingplichtige. Al blijkt dat niet uit de adminis tratieve commentaar (ComIB), die enkel oudere gevallen behandelt. In de administratieve commentaar worden er onder nr. 376/7 drie gevallen weergegeven en onder nr. 376/8 maar liefst veertien gevallen (waaronder vergetelhe den) die geen materiële vergissingen zouden zijn.

De toon lijkt dus gezet te zijn. Maar in een circulaire van 22 september 2014 12 , die niet verwerkt schijnt te zijn in voormelde commentaar, kan toch met meer hoop gezocht worden naar positieve gevallen van materiële vergissingen.

Dat geldt ook voor recente (hogere) rechtspraak. In een arrest van 21 september 2021 oordeelde het Hof van beroep te Brussel 13 dat een vergetelheid toch een materiële vergis sing kan uitmaken, ook al was het Hof van Cassatie eerder van oordeel dat vergetelheden meestal niet kwalificeren als materiële vergissingen 14

Een belastingplichtige vergat zijn energiebesparende uitgaven te vermelden, maar volgens het Brusselse Hof zou “geen enkele normaal zorgvuldige belastingplichtige (…) er (…) bewust, met z’n volle verstand voor gekozen hebben”. Het niet-vermelden van het passende bedrag in de aangifte betreft volgens het Hof een verstrooidheid, en dus een materiële vergissing “buiten het verstand of de wil om”.

Wellicht heeft meegespeeld dat de interesten van de groene lening wél werden vermeld door de – lees nu goed – tussenkomende ambtenaar die de belastingplich tige had bijgestaan bij het invullen van zijn aangifte in de personenbelasting.

11 Trends Money Talk 13 december 2021 [bron Belga].

12 Circulaire AAFisc Nr. 38/2014 (nr. Ci.RH.861/633.382) van 22 september 2014.

13 Brussel (Nl.) (burg.) (6e k.) 21 september 2021, nr. 2016/AF/230.

14 Bijv. Cass. 6 oktober 1983, FJF, 1984, 80.

9
iStockphoto.com/insta_photos.
| Nr. 9 | November 2022
Maandelijks tijdschrift van het ITAA

Het Hof besluit dat de ambtshalve ontheffing moet worden toegepast met een zo ruim mogelijk begrip en bezorgdheid, om te voorkomen dat de belastingplichtige meer betaalt dan hij op grond van de billijkheid verschul digd is.

Ook een onvrijwillige fout kan een materiële misstap uitmaken, zo oordeelde het Hof van beroep te Antwerpen in een arrest van 7 december 2021 15 . Een vennootschap (een sociale huisvestingsmaatschappij) nam bij misslag een meerwaarde op onder haar belastbare winst. Maar dergelijke meerwaarde was onder de toenmalige wet geving 16 onvoorwaardelijk vrijgesteld. Volgens het Hof kon de enige verklaring voor het niet-vermelden van de meerwaarde onder de juiste code in de aangifte (= code 1605) enkel een onvrijwillige fout of materiële misslag zijn, aangezien een beredeneerde beoordeling in deze ondenkbaar was.

Recente positieve (hogere) rechtspraak voor de belasting plichtige dus, maar de onderliggende feiten zijn telkens zeer determinerend.

Tussenbesluit: detecteer bij voorkeur vergissingen binnen de bezwaarmijn, of toon minstens aan dat een vorige aangifte totaal scheef gelopen is, en dat dit pas (een jaar later) ontdekt kon worden.

Deze aanvaarding miskent niet dat de goedgekeurde jaarre kening in de regel bindend is. Vorige alinea geeft uiting aan de hogere principes: het legaliteitsbeginsel en het openba re-ordekarakter van de fiscale wet.

De belastingschuld kan aldus enkel ontstaan uit de wet. De fiscus kan op basis van die principes enkel de belastingen opeisen die werkelijk en wettelijk verschuldigd zijn (wat ook te maken heeft met het realiteitsbeginsel). Derhalve dient de fiscus de belasting eerder te vestigen op de feiten, zoals zij zich in de boekhoudrechtelijke werkelijkheid hebben afgespeeld voor de belastingplichtige (primauteit van het boekhoudrecht), dan op basis van een foute jaarrekening 18 Het WIB 1992 stelt daarbij ook dat de Administratie de aanslag dient te vestigen op “de aangegeven inkomsten en andere gegevens, tenzij zij die onjuist bevindt ”19 (n.v.d.r. eigen nadruk). Daaruit volgt dat de belastingplichtige kan optreden tegen onjuistheden in de aangifte of jaarrekening – al dan niet ten gevolge van een bewust genomen beslis sing – die ertoe leiden dat niet-verschuldigde belastingen gevestigd worden 20

Deze visie werd bevestigd in de (Cassatie-)rechtspraak 21 Meer nog, in een zaak waarbij eveneens op basis van verkeerde feiten beslissingen werden genomen, stelde het Gentse Hof expliciet dat rekening kon worden gehouden met de verbetering van de beslissing 22

Dezelfde principes als hiervoor zijn van toepassing op de jaarrekening: als de bezwaartermijn is verstreken, kunnen enkel materiële vergissingen in fiscalibus worden rechtgezet.

Maar kan men überhaupt op een goedgekeurde jaar rekening terugkomen?

In de rechtsleer wordt sinds lang algemeen aanvaard dat vergissingen in feite of in rechte in de jaarrekening door de algemene vergadering rechtgezet kunnen worden 17

15 Antwerpen 7 december 2021, nr. 2020/AR/1139.

16 Oud art. 191 WIB 1992.

Volgens het Hof van Cassatie is een – aan de fiscus tegenstelbare – correctie steeds mogelijk zolang het boek houdrecht aan de belastingplichtige geen keuze laat en de belastingplichtige geen beleidsbeslissing neemt die deze keuze veruitwendigt 23

In het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) werd deze mogelijkheid ook zwart op wit ingeschreven. Gezien de boekhouding steeds een getrouw beeld van de werkelijke toestand van de ven nootschap dient weer te geven – ook wel bekend als “het beginsel van het getrouw beeld” – , is de mogelijkheid om boekhoudkundige vergissingen te verbeteren van groot belang. Artikel 3:19 van het WVV stelt dat “de jaarrekening, zelfs goedgekeurd door (…) de algemene vergadering en

17 S. Van Crombrugge, “Correctie jaarrekening: enkel mogelijk bij vergissingen?”, Fisc, ed. 1357, 7; L. Cassimon en B. Van Vlierden, “Rechtzetting jaarrekening: ook bij schending boekhoudrecht”, Fisc.Act., 2016/16, 1-4.

18 S. Van Crombrugge, “Bindende kracht van de jaarrekening”, Fisc., ed. 1539, 10.

19 Zie art. 339 WIB 1992.

20 P. Van Eysendeyk, “Wijziging jaarrekening: ook tegenstelbaar bij inbreuk op het boekhoudrecht”, TFR, 2017/8, nr. 520.

21 Zie Cass. 10 maart 2016, C.14.0399.N en bespreking in L. Cassimon en B. Van Vlierden, “Rechtzetting jaarrekening: ook bij schending boekhoudrecht”, Fisc.Act., 2016/16, 1-4; Gent 20 juni 2017 en bespreking in S. Van Crombrugge, “Bindende kracht van de jaarrekening”, Fisc., ed. 1539, 10.

22 Gent 20 juni 2017 en bespreking in S. Van Crombrugge, “Bindende kracht van de jaarrekening”, Fisc., ed. 1539, 10.

23 Zie bespreking Cass. 10 maart 2016 in P., Van Eysendeyk, “Wijziging jaarrekening: ook tegenstelbaar bij inbreuk op het boekhoudrecht”, TFR, 2017/8, nr. 520; en Voorafgaande beslissing nr. 2012.365 d.d. 6 november 2012; Zie eveneens CBN-advies 2014/4 – Correctie van de jaarrekening.

10
En wat als er fouten zijn geslopen in de jaarrekening?
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

ingediend overeenkomstig de artikelen 3:1 en 3:10, (…) niet alleen (kan) worden gecorrigeerd in geval van materiële fouten, valse of dubbel geboekte posten als bedoeld in artikel 1368 van het Gerechtelijk Wetboek, maar ook in geval van dwaling in rechte of in feite, met inbegrip van een dwaling in de waardering van een post of een inbreuk op het boekhoudrecht”.

Het WVV staat dus toe dat een correctie wordt uitgevoerd op vrijwillige basis (overigens ook op gedwongen basis), omwille van enige inbreuk op het boekhoudrecht waarbij de verplichting tot het geven van een getrouw beeld in het gedrang komt. Hiernaar wordt ook verwezen door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) in haar advies 2020/12 i.v.m. de correctie van de jaarrekening 24 . De CBN staat dergelijke correcties alvast toe.

Evenwel kunnen bestuursbeslissingen die in de jaarre kening weergegeven zijn, in principe niet gecorrigeerd worden omwille van hun onherroepelijkheid en definitieve

karakter25 , tenzij dus een inbreuk op het boekhoudrecht wordt vastgesteld 26

Verder omschrijft de CBN ook wat er geviseerd wordt door de correctie, namelijk de materiële fouten, valse of dubbel geboekte posten, maar ook dwaling in rechte of in feite, met inbegrip van een dwaling in de waardering van een post of een inbreuk op het boekhoudrecht 27

Met betrekking tot de materiële fouten verduidelijkt de Commissie dat die fouten omvatten zoals rekenfouten, grove feitelijke fouten onafhankelijk van enige juridische beoordeling, maar ook schrijffouten die resulteren in een onjuist bedrag.

Een arrest van 2 maart 2021 van het hof van beroep te Gent bevestigt deze redeneerwijze. Een vennootschap legde een aparte reserve aan met het oog op een fiscaal voordelige regeling. Ten einde het tax shelter- regime te kunnen genieten had zij tevens enkele

24 Commissie voor Boekhoudkundige Normen, Advies over de correctie van de jaarrekening, 6 april 2020, nr. 2020/12, nrs. 15-21, https:// www.cbn-cnc.be/nl/adviezen/correctie-van-de-jaarrekening-0

25 Parl.St. Kamer, 2018-2019, nr. 54-3119/001, 111, https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/3119/54K3119001.pdf

26 Commissie voor Boekhoudkundige Normen, Advies over de correctie van de jaarrekening, 6 april 2020, nr. 2020/12, nr. 23, https://www. cbn-cnc.be/nl/adviezen/correctie-van-de-jaarrekening-0

27 Commissie voor Boekhoudkundige Normen, Advies over de correctie van de jaarrekening, 6 april 2020, nr. 2020/12, nrs. 18-20, https:// www.cbn-cnc.be/nl/adviezen/correctie-van-de-jaarrekening-0

Maandelijks tijdschrift van het ITAA

11
iStockphoto.com/Martin Barraud.
| Nr. 9 | November 2022

attesten nodig. De tijdelijke onaantast baarheid tot aan het verkrijgen van de attesten, was een wettelijke vereiste. In de veronderstelling dat zij de nodige attesten voor de regeling reeds in haar bezit had, boekte de belastingplichtige in de Gentse casus de reserve over en registreerde zij dit in haar aangifte in de vennootschapsbelasting. Helaas was haar veronderstelling verkeerd. Zij had de eigenlijke attesten nog niet in han den, dus kon zij nog niet gebruikmaken van de tax shelter. Zodoende voldeed zij niet aan de voorwaarden van de regeling. De oorzaak hiervan was een vergissing in hoofde van de accountant: hij had bepaalde documenten verward met de vereiste attesten voor de tax shelter regeling. Dat resulteerde uiteindelijk in de beslissing van de algemene ver gadering, met de premature aantasting van de reserve tot gevolg. De oorzaak van de vergissing lag in een verwarring van de jaartallen. De externe accountant van de vennoot schap zou de documentatie voor project “Slate Q1 2014” verward hebben met die voor project “Slate Q1 201 3 ”.

Het bericht van wijziging dat de vennootschap kort daarop ontving, leidde tot de ontdekking van de vergissing.

In het licht daarvan besliste de vennootschap tot de correc tie van haar jaarrekening. De overboeking van de reserve werd teruggedraaid en verder werd de tax shelter-regeling correct toegepast. De fiscus was evenwel de mening toegedaan dat de correctie en de gevolgen die hieraan verbonden waren geen belang hadden ten aanzien van het standpunt dat de fiscus reeds had uiteengezet. De zaak kwam aldus voor de rechtbank van eerste aanleg te Brugge en vervolgens bij het hof van beroep te Gent.

Het Hof bevestigde vooreerst dat vergissingen in de jaarre kening rechtgezet konden worden, zelfs al was er mogelijks enige intellectuele overweging bij betrokken. In dat laatste geval betreft het de beslissingen waarbij ervan uitgegaan moet worden dat er geen enkele andere zinnige verklaring voor de geboekte verrichting bestaat dan dat de belas tingplichtige uit onbedachtzaamheid is uitgegaan van een verkeerd gegeven. Hoe het ook zij, het Hof oordeelde dat de vennootschap een dergelijke vergissing had begaan.

De verschrijving in kwestie kan volgens het Hof dus totaal onwaarschijnlijk de werkelijke bedoeling geweest zijn van de vennootschap. Haar werkelijke bedoeling zou in die onwerkelijke hypothese immers bestaan uit het prijs geven van het fiscale voordeel, zonder enige aanleiding.

Evenwel bleek er geen enkele aanwij zing te bestaan die zou wijzen op een dergelijke aanleiding. Het Hof acht het dan ook bewezen dat er sprake was van een vergissing en niet van een beleidsbeslissing.

In eerste aanleg werd op een gelijkaar dige wijze geoordeeld: er was duidelijk sprake van een feitelijke vergissing die voortvloeit uit een misvatting omtrent het bestaan van materiële gegevens, met name de nodige attesten. Aldus was het niet aanneembaar dat de fout te wijten was aan een beleidskeuze 28

Voor wat de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering en de daaropvol gende aangifte in de vennootschapsbelasting betreft, omschrijft het Gentse hof dit in zijn arrest als een beves tiging van de eerdere vergissing gemaakt door de ven nootschap. Aan de kwalificatie als vergissing verandert de goedkeuring dus niets. Ook hier kan besloten worden dat er geen enkele andere zinnige verklaring bestaat voor de geboekte verrichting dan dat de belastingplichtige uit onbe dachtzaamheid is uitgegaan van een verkeerd gegeven.

Na het ontdekken van de vergissing kan de vennootschap dan ook op geldige wijze de jaarrekening laten rechtzetten, volgens het Hof. Derhalve betreft het “een toegelaten en aan de fiscus tegenstelbare correctie van de jaarrekening ”.

Besluit

De vergissingen in rechte en in feite dienen best binnen de zes maanden gedetecteerd te worden, en bijna elke fout kan dan gecorrigeerd worden.

Men zou bij ontvangst van een aanslagbiljet het trucje van Descartes – met name de “methodische twijfel” kunnen toe passen – en het volledige aangiftedossier opnieuw onder de loep kunnen nemen.

Is de bezwaartermijn verstreken, dan zal het erop neerko men om te bewijzen dat geen enkele normaal zorgvuldige belastingplichtige er bewust met zijn volle verstand voor gekozen zou hebben. Men moet kunnen aantonen dat men “verstrooid” was.

Dat geldt ook voor gecorrigeerde jaarrekeningen.

advocaat

28 S. Vancolen en J. Sandra, “Vergissingen in de jaarrekening – Gentse hof bevestigt: rechtzetting werkt fiscaal door, ook bij tax sheltervergissingen!”, Acc. & fisc., nr. 14, 15 april 2021, 1-3.

12
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022
De vergissingen in rechte en in feite dienen best binnen de zes maanden gedetecteerd te worden, en bijna elke fout kan dan gecorrigeerd worden.

Met ongeveer weet je niets. Met Exact weet je alles.

Exact cloud business software is de onbetwiste nummer één in de Benelux.

Reeds 550.000 kmo’s vertrouwen dagelijks op de gebruiksvriendelijkheid, flexibiliteit en uitzonderlijke services van Exact.

Ontdek welk pakket het best bij jou past op Exact.be

De verleggingsregeling inzake btw

In btw-materie wordt dikwijls gesproken van btw-verlegging. In hetgeen volgt wordt deze verleggingsregeling in detail uitgelegd en toegelicht. Wat houdt btw-verlegging concreet in? Wanneer is de verleggingsregeling verplicht? Of optioneel? Hoe moet de btw verlegd worden? Zijn er specifieke verplichtingen verbonden aan deze maatregel? Wat moet op de factuur staan? Wat zijn de eventuele gevolgen indien de regeling niet, of foutief wordt toegepast? Een hele reeks vragen, maar zoals steeds wordt er aangevangen met de analyse van een handeling inzake btw.

Analyse van een handeling inzake btw

Elke transactie inzake btw moet geanalyseerd worden aan de hand van vijf basisvragen, namelijk :

• Is de verkoper/dienstverrichter een belastingplichtige inzake btw?

• Betreft het een belastbare handeling?

• Waar vindt deze handeling plaats volgens de btw-wetgeving?

• Is er een vrijstelling op deze handeling?

• Wie voldoet de btw?

Eens deze vragen beantwoord zijn, is de transactie duidelijk en weten we of er btw opeisbaar is over deze hande ling en wie van beide partijen de btw moet voldoen.

De verleggingsregeling inzake btw is een specifieke regel, waarbij wettelijk wordt bepaald dat het de medecon tractant van de leverancier of dienst verrichter is die de verschuldigde btw moet voldoen (in de plaats van de leverancier/dienstverrichter). M.a.w. op de factuur met betrekking tot deze handeling mag geen btw worden aan gerekend en moet worden vermeld dat de medecontractant (koper/afnemer van de dienst) de verschuldigde btw dient te voldoen via opname ervan in zijn btw-aangifte.

In België is de meest bekende verleg gingsregeling deze die geldt bij wer ken in onroerende staat en daarmee gelijkgestelde handelingen, waarbij

de wetgever (KB nr. 1, artikel 20) heeft bepaald dat de medecontractant de opeisbare btw moet voldoen, voor zover deze gehouden is tot het indie nen van periodieke btw-aangiften.

Voorbeeld

Een Belgische aannemer factureert werken in onroerende staat aan een andere Belgische belastingplichtige afnemer/opdrachtgever. Deze werken worden uitgevoerd aan een gebouw dat gelegen is in België. Beide par tijen zijn gehouden tot het indienen van periodieke btw-aangiften in België.

• Is de aannemer een belastingplich tige? Ja.

• Betreft het een belastbare hande ling? Ja, een dienst.

• Waar vindt de handeling plaats? In België (waar het onroerend goed is gelegen).

• Is er vrijstelling in België? Neen.

• Wie moet de verschuldigde Belgische btw voldoen? De afnemer van de dienst (medecontractant).

Verlegging is geen vrijstelling!

Bij deze dient opgemerkt te worden dat een verlegging van btw geen vrijstelling inhoudt. Dit betekent dat op de laatste vraag in onze analyse moet geantwoord worden dat de ver schuldigde btw moet worden voldaan door de medecontractant. Deze vraag is pas aan de orde nadat de vraag

omtrent de eventuele vrijstelling is beantwoord.

De leverancier of de dienstverrichter moet op de factuur die hij uitreikt aan gaande een dergelijke handeling ver wijzen naar een wettelijke bepaling, of een gelijkwaardige bepaling, waarom hij op zijn uitgaande factuur geen btw aanrekent.

Dit kan door de vermelding ‘btw ver legd’ aan te brengen op de factuur.

In de praktijk kan hier soms verwarring ontstaan (meestal in grensover schrijdende gevallen) doordat de leverancier in bepaalde gevallen, ten onrechte, verwijst naar een vrijstelling.

Hoe moet de medecontractant de verschuldigde btw voldoen?

De wetgever heeft bepaald dat in een aantal gevallen de medecontractant de verschuldigde btw moet voldoen. Dit betekent dat de medecontractant de verschuldigde btw over een bepaalde handeling, zelf berekent en aangeeft via de btw-aangifte, als zijnde een verschuldigde btw.

Voor werken in onroerende staat in België moet deze btw, aan het toepasselijke tarief in België, worden aangegeven via rooster 56 van de btw-aangifte.

14
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

Gezien dit voor deze medecontractant een inkomende handeling betreft, is hij gerechtigd deze btw, die hij zelf opneemt als verschuldigde btw, in aftrek te nemen via rooster 59 van zijn aangifte. Vandaar dat veelal ook gesproken wordt van een ‘nuloperatie’.

Let wel, dit zijn nog steeds twee verschillende zaken. Enerzijds is de medecontractant gehouden de opeisbare btw over de handeling als verschuldigde btw aan te geven aan het lokale btw-tarief dat hierop toepas selijk is en anderzijds kan hij deze btw in aftrek nemen, in de mate hij daartoe gerechtigd is.

Voorbeeld

In het voorbeeld hiervoor wordt een werk in onroerende staat gefactureerd

aan een Belgische belastingplich tige klant (die aangiften indient). Wij hebben daarin gesteld dat de opeisbare btw moet worden voldaan door de medecontractant. Stel dat de medecontractant werken heeft laten uitvoeren aan een gebouw dat hij 60% gebruikt voor beroepsdoeleinden en 40% voor privé-doeleinden.

Dan dient de medecontractant de opeisbare btw te berekenen op de volledige maatstaf van heffing en dient hij die op te nemen in rooster 56 van zijn btw-aangifte.

In rooster 59 van dezelfde btw-aan gifte zal hij slechts 60% van deze btw in aftrek kunnen nemen, gezien hij het gebouw voor 60% gebruikt om belaste handelingen te stellen die een recht op aftrek genereren.

Aldus is het in dit voorbeeld reeds duidelijk dat de roosters 56 en 59 van de btw-aangifte niet noodzakelijk gelijk zijn!

Voor welke handelingen voorziet de wetgever in een verleggingsregeling?

Op basis van de Europese richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 is de btw verschuldigd door de belas tingplichtige die een belastbare goe derenlevering of een belastbare dienst verricht, behalve in de gevallen waarin de belasting door een andere persoon verschuldigd is.

15
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022
iStockphoto.com/PeopleImages.

Zo is de btw verschuldigd door de belastingplichtige of door de voor btw-doeleinden geïdentificeerde niet-belastingplichtige rechtspersoon die een dienst afneemt (als bedoeld in artikel 44 van de richtlijn), wanneer de dienst door een niet in die lidstaat gevestigde belastingplichtige wordt verricht (artikel 196 van de richtlijn).

Dit betekent in de praktijk dat wan neer een dienst wordt verricht die vol gens de algemene regel geacht wordt plaats te vinden waar de afnemer van de dienst gevestigd is (artikel 44 van de richtlijn voor B2B-handelingen), ook deze afnemer de verschuldigde btw dient te voldoen wanneer de dienst door een niet in die lidstaat gevestigde belastingplichtige wordt verricht.

Wanneer een Nederlands adviesbu reau een intellectuele dienst verricht voor rekening van een Belgische belastingplichtige klant, dan wordt die dienst geacht plaats te vinden in België, op de plaats waar de afnemer van de dienst gevestigd is.

Is deze Nederlandse dienstverrichter niet gevestigd in België, dan moet de verschuldigde Belgische btw worden voldaan door de Belgische afnemer van de dienst.

De verschuldigde Belgische btw moet dan worden opgenomen in de Belgische aangifte van de Belgische afnemer van de dienst, in rooster 55.

In de mate er recht op aftrek van deze btw kan worden genoten, kan deze aftrek gebeuren in rooster 59 van dezelfde aangifte.

Bedraagt het gefactureerde bedrag in dit voorbeeld 1.000 euro, dan worden de volgende bedragen aangegeven door de afnemer van de dienst :

• Rooster 82 : 1.000 euro

• Rooster 88 : 1.000 euro

• Rooster 55 : 210 euro

• Rooster 59 : 210 euro

Dit rooster 88 kan door de Administratie gecheckt worden met

de ingediende IC-opgaven door de leverancier in Nederland.

Opmerking : mocht de Belgische afne mer van de dienst een beperkt recht op aftrek van de btw hebben van 80%, dan zou in rooster 59 van deze aan gifte een bedrag worden opgenomen van 168 euro en zouden de roosters 55 en 59 dus niet gelijk zijn.

Voorbeeld 2

Wanneer dezelfde dienst (intellectuele dienst) zou worden verricht door een dienstverrichter gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, dan zou dezelfde verlegging moeten gebeuren, op basis van dezelfde hiervoor geciteerde wetgeving.

In dat geval zou de medecontractant de volgende bedragen aangeven in zijn Belgische btw-aangifte :

• Rooster 82 : 1.000 euro

• Rooster 87 : 1.000 euro

• Rooster 56 : 210 euro

• Rooster 59 : 210 euro

De roosternummers zijn verschillend van deze hiervoor omdat de dienstver richter gevestigd is in een derde land. Voor deze dienstverrichters is geen overeenstemming via de IC-opgaven mogelijk, gezien zij niet in de EU zijn gevestigd.

beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangverlening samen hangende diensten;

• Verhuur van vervoermiddelen op korte termijn (30 dagen en voor schepen ten hoogste 90 dagen);

• Restaurant- en cateringdiensten.

Alle overige diensten die worden verricht in een B2B-context, worden bijgevolg geacht plaats te vinden waar de afnemer van de dienst gevestigd is. Zo worden goederenvervoersdiensten geacht plaats te vinden waar de afne mer van de dienst gevestigd is, wat ook het vervoerstraject is.

Zijn de hierboven opgesomde uitzon deringen van toepassing, dan dient de lokale wetgeving geraadpleegd te worden om uit te maken of die een lokale verleggingsregeling bevat. Meer en meer lidstaten voorzien in lokale verleggingsregelingen, zodat de leverancier/dienstverrichter er niet noodzakelijk geregistreerd moet worden.

Andere in de richtlijn voorgeschreven verleggingen van btw

De Europese richtlijn inzake btw voor ziet ook een verlegging van btw in de volgende specifieke gevallen :

• Leveringen van gas via een aard gassysteem, van elektriciteit en van warmte of koude via warmte- of koudenetten;

• Leveringen van goederen in een btw-entrepot;

• In geval van driehoeksverkeer door de laatste koper van de goederen.

De meeste diensten die in een B2Bcontext worden verricht, worden geacht plaats te vinden waar de afne mer van de dienst gevestigd is.

Op deze algemene regel zijn slechts volgende afwijkingen van toepassing:

• Diensten die verband houden met een uit zijn aard onroerend goed;

• Personenvervoerdiensten;

• Recht op toegang tot culturele, artis tieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals

Belgische verleggingen

In het geval dat de belastbare goede renlevering of de belastbare dienst wordt verricht door een belastingplich tige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de btw verschuldigd is, kunnen de lidstaten bepalen dat de tot vol doening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goede renlevering of de dienst wordt verricht (artikel 194 van de richtlijn).

16
Welke diensten vinden plaats waar de afnemer van de dienst gevestigd is?
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

In België is deze verleggingsregeling voorzien in artikel 51, §2, 5° van het Btw-Wetboek en dat artikel bepaalt dat de btw verlegd moet worden door de Belgische medecontrac tant wanneer de levering van de goederen of de dienstver richting in België plaatsvindt en de dienstverrichter niet in België gevestigd is.

Voorbeeld

Een Duitse belastingplichtige levert goederen in België, aan een in België gevestigde klant die gehouden is tot het indie nen van periodieke btw-aangiften. De Duitse belastingplich tige heeft deze goederen aangekocht van een Belgische belastingplichtige die ze in zijn opslagplaats in Lokeren heeft opgeslagen, alwaar deze goederen blijven liggen.

• Betreft het een belastbare handeling? Ja, een levering van goederen.

• Plaats van levering? In België, waar de goederen ter beschikking staan van de koper.

• Is er vrijstelling van btw? Neen.

• Wie moet de verschuldigde btw voldoen? De Belgische afnemer/koper.

De Belgische koper dient dus een factuur te ontvangen van de Duitse leverancier waarop geen btw wordt aangerekend. De Belgische koper dient de Belgische btw op te nemen in de roosters 56 en 59 van zijn periodieke btw-aangifte. De Duitse leverancier is hierdoor dus niet verplicht om zich te laten registreren voor de btw in België.

Dezelfde oplossing zou gelden mocht de leverancier geves tigd zijn in een derde land (bv. Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, ….).

Zoals eerder al aangegeven, heeft de Belgische wetgever ook lokale verleggingen bepaald voor werken in onroe rende staat in België en voor bepaalde handelingen inzake goud en beleggingsgoud.

Verleggingsvergunning bij invoer van goederen

De Belgische wetgever heeft bovendien in de mogelijkheid voorzien om de verschuldigde btw bij de invoer van goede ren op te nemen in de btw-aangifte, in de plaats van die te voldoen aan de Douane. Dit is de zogenaamde ET14000vergunning, die moet worden aangevraagd aan de BtwAdministratie om ze te mogen toepassen (het nieuwe aan vraagformulier is beschikbaar via https://financien.belgium. be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/brexit/wat-nieuw/ vergunning-et-14000-verlegging-btw-naar-periodieke).

Voorbeeld

Een Belgische belastingplichtige koopt goederen in China ter waarde van 1.000.000 euro en laat die invoeren in het vrije verkeer in Antwerpen. De invoer van de goederen in

17
iStockphoto.com/howtogoto. Maandelijks
ITAA | Nr. 9 | November 2022
tijdschrift van het

het vrije verkeer is een belastbare handeling, die de btw in België opeis baar maakt (d.i. 210.000 euro in geval het normale tarief van toepassing is). In principe dient deze btw betaald te worden aan de Douane, bij de invoer van de goederen.

Wanneer de geadresseerde bij invoer (invoerder) over een verleg gingsvergunning beschikt, moet de verschuldigde btw bij invoer opge nomen worden in de btw-aangifte in rooster 57 en kan die, in de mate er in een recht op aftrek is voorzien, opgenomen worden in rooster 59 van dezelfde aangifte. Dit betekent dat er geen voorfinanciering van deze btw moet gebeuren.

Opmerking : Rooster 57 van de aan gifte kan enkel worden ingevuld indien de aangever over een verleggings vergunning bij invoer beschikt.

er althans veel te weinig aandacht aan besteed wordt. Nochtans voorziet de wetgeving in boetes die kunnen op gelegd worden in het geval de verleg gingen niet, of fout worden toegepast.

Zo kan een boete van 20% van de btw gelden indien er geen verschuldigde btw wordt aangegeven daar waar dit verplicht is.

Zoals hiervoor reeds werd aan gehaald, kan een verlegging van btw resulteren in een ‘nuloperatie’. Vandaar dat in de praktijk deze verleg gingen veelal genegeerd worden of

Het is bijgevolg aangewezen om deze verleggingen correct toe te passen zodat elkeen dergelijke sancties kan vermijden.

18
Sancties in het geval geen verlegging wordt aangegeven of de regeling foutief wordt toegepast?
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022
iStockphoto.com/Isbjorn.

Het nieuwe verbintenissenrecht in werking op 1 januari: wees er klaar voor!

Op 1 januari 2023 treedt het nieuwe verbintenissenrecht in werking. Het is opgenomen als Boek 5 in het nieuw Burgerlijk Wetboek (BW) dat boek per boek in de plaats komt van ons 200 jaar oude Napoleontisch Burgerlijk Wetboek (oud BW). Het verbintenissenrecht vormt het gemeen recht, dat van toepassing is op alle verbintenissen ontstaan uit overeenkomsten, dan wel buiten een overeen komst om. Als gemeen recht is het onder meer van toepassing op alle overeenkomsten die u sluit, waaronder ook uw opdrachtbrieven, en dit voor alle aspecten die niet geregeld zijn in bijzondere wetten. Het nieuwe wetboek is voor een groot deel de codificatie van bestaande principes uit de rechtspraak van onze hoven en rechtbanken en vormt zeker geen revolutie. Toch zijn er een aantal opvallende nieuwigheden. In dit artikel worden er een aantal wijzigingen uitgelicht die voor uw prak tijk van belang kunnen zijn.

1. Overgangsregeling

Het nieuwe verbintenissenrecht treedt in werking op 1 januari 2023 voor alle rechtshandelingen en rechtsfeiten die plaatsvinden na die datum. Het geldt uitdrukkelijk niet voor overeenkomsten gesloten vóór 1 januari 2023, noch voor rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaats gevonden na de inwerkingtreding van de wet maar die betrekking hebben op een verbintenis die ontstaan is voor de inwerkingtreding van de wet.

Concreet betekent dit voor u dat er niets verandert voor uw lopende leverancierscontracten of opdrachtbrieven. Voor nieuwe contracten en opdrachtbrieven die u sluit na 1 januari 2023, dient u wel rekening te houden met het nieuwe verbintenissenrecht.

U kan daarnaast ook, mits akkoord van alle partijen, opte ren om het nieuwe verbintenissenrecht toe te passen op uw bestaande overeenkomsten.

2. Imprevisieleer

Een opvallende nieuwigheid in het nieuwe verbinte nissenrecht is de invoering van de imprevisieleer, een rechtsfiguur die in verschillende ons omringende landen reeds bestond en die nu ook in België zijn intrede doet. De imprevisieleer speelt wanneer de uitvoering van een con tractuele verbintenis door een verandering van omstan digheden buitensporig bezwarend wordt, in die mate dat de uitvoering ervan redelijkerwijze niet langer kan worden geëist.

Uiteraard mag de verandering van omstandigheden niet toerekenbaar zijn aan de schuldenaar zelf.

In het recente verleden en in de huidige turbulente tijden, zijn er wel enkele voorbeelden voorhanden van veranderde omstandigheden die een verbintenis potentieel buitenspo rig bezwarend maken, zoals de coronamaatregelen die wer den opgelegd door de overheid, de stijgende energie- en materiaalprijzen of de hoge inflatiecijfers.

Vereist is wel, opdat de imprevisieleer kan spelen, dat de veranderde omstandigheden onvoorzienbaar waren op het moment van de contractsluiting en dat de schuldenaar het risico van de veranderde omstandigheden niet voor zijn rekening heeft genomen.

De figuur van de imprevisieleer doet denken aan de over machtsleer, maar er zijn duidelijke verschillen. Overmacht kan enkel worden ingeroepen wanneer de uitvoering van de verbintenis (tijdelijk of definitief) onmogelijk is geworden. Voor de imprevisieleer ligt de drempel lager: de verbintenis hoeft niet onmogelijk te zijn geworden, maar ‘slechts’ bui tensporig bezwarend

Ook de gevolgen zijn verschillend: onder de overmachts leer, wordt uw verbintenis om te presteren tijdelijk opgeschort, dan wel dooft deze definitief uit. Onder de imprevisieleer dient u uw verbintenis wel verder uit te voeren, maar kan u aan uw medecontractant vragen om de overeenkomst te heronderhandelen met het oog op de aanpassing of beëindiging ervan. Te denken valt bijvoorbeeld aan een prijsaanpassing of een aanpassing van de uitvoeringstermijn. Bij afwijzing of mislukking van

19
| Nr. 9 | November 2022
Maandelijks tijdschrift van het ITAA

de heronderhandelingen binnen een redelijke termijn, kan u de rechter vatten om een aanpassing van de overeen komst, dan wel de gehele of gedeeltelijke beëindiging ervan te bekomen.

De imprevisieleer zal van aanvullend recht zijn. Dat bete kent niet alleen dat de partijen het beroep op de imprevi sieleer zullen kunnen uitsluiten in hun overeenkomst, maar ook dat ze eventueel andere modaliteiten zullen kunnen overeenkomen, zoals het stellen van bijkomende voor waarden aan de veranderde omstandigheden of bepalen waarover wel of niet heronderhandeld kan worden.

3. Bevrijdingsbeding

Zeer vaak bevatten overeenkomsten of algemene voorwaar den een bevrijdingsbeding (onder het oude recht ook ‘exo neratiebeding’ genoemd). Dat zijn bedingen waarin u uw aansprakelijkheid uitsluit, dan wel beperkt tot een bepaald bedrag of soort schade.

Te denken valt bijvoorbeeld aan het beding waarbij u uw aansprakelijkheid beperkt tot het bedrag dat uw beroeps aansprakelijkheidsverzekeraar desgevallend zou uitbetalen.

Een heel aantal principes die onder het oude verbin tenissenrecht reeds deel uitmaakten van vaststaande Cassatierechtspraak, bevestigt de wetgever in het nieuwe verbintenissenrecht:

• Bevrijding voor zware fout wordt niet vermoed: indien u uw aansprakelijkheid voor zware fouten wenst uit te sluiten, moet u dit met zoveel woorden benoemen in uw overeenkomst of algemene voorwaarden (“De opdracht nemer is niet aansprakelijk voor […], ook niet in geval van zware fout.”).

• Een bevrijdingsbeding mag het contract niet uithollen: u kan uw aansprakelijkheid niet uitsluiten indien dat de essentie van uw overeenkomst onderuit haalt.

Zo is het minstens betwistbaar of een cijferberoeper zijn aansprakelijkheid zou kunnen uitsluiten voor tekortko mingen aan zijn adviesverplichting wanneer hij bijstand verleent bij het opstellen van een financieel plan.

• Aansprakelijkheid voor opzettelijke fouten kan nooit wor den uitgesloten.

Op dit laatste punt gaat de wetgever nu overigens verder dan de vaststaande Cassatierechtspraak: u kan zich even min bevrijden van de aansprakelijkheid voor opzettelijke fouten van uw hulppersonen. Dat zijn personen die u inscha kelt om uw verbintenissen uit te voeren.

4. Sancties bij niet-nakoming

Het nieuwe verbintenissenrecht bevat een opsomming van sancties wanneer een contractspartij haar verbintenissen (toerekenbaar) niet nakomt. Daarbij zijn heel wat nieuwighe den te noteren. We lichten de belangrijkste eruit.

20
iStockphoto.com/andrei_r. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

4.1. Buitengerechtelijke ontbinding

Volgens de tekst van het oud Burgerlijk Wetboek kon u uw overeenkomsten enkel ontbinden mits voorafgaand een beroep werd gedaan op de rechter (met alle vertragingen vandien), alleszins in afwezigheid van een uitdrukkelijk ont bindend beding. De rechtspraak erkende wel dat u uw over eenkomsten ook buitengerechtelijk kon ontbinden, maar dan enkel indien de voorafgaandelijke uitstelbevoegdheid van de rechter zinloos of zonder voorwerp was geworden.

De wetgever heeft de buitengerechtelijke ontbinding nu in de wet ingeschreven en op gelijke voet gesteld met de gerechtelijke ontbinding. De bijkomende voorwaarde is geschrapt. De schuldeiser dient enkel een uitdrukkelijke kennisgeving van zijn besluit tot ontbinding van de overeen komst over te maken aan de schuldenaar.

Andere voorwaarden, zoals de vereiste dat de tekortko ming van de schuldenaar voldoende ernstig dient te zijn om de ontbinding te verantwoorden, blijven uiteraard van toepassing.

Ontbinding op kennisgeving gebeurt nog steeds op eigen risico: rechterlijke controle achteraf of alle voorwaarden voor de ontbinding wel degelijk vervuld waren, blijft mogelijk.

4.2. Anticipatory breach

Opvallender is de invoering van de anticipatory breach in de Belgische rechtsorde: in uitzonderlijke gevallen kan u uw overeenkomst ontbinden wanneer het duidelijk is dat uw schuldenaar zijn verbintenissen niet of niet tijdig zal kunnen nakomen, ook al is de verbintenis nog niet opeis baar en is er dus nog geen sprake van een niet-nakoming. Dit wordt ook aangeduid als de ‘anticipatieve ontbinding’: u anticipeert op de (verwachte) niet-nakoming van uw medecontractant.

Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien uw schuldenaar zelf aankondigt dat hij de verbintenis niet zal nakomen of indien er aanwijzingen zijn dat hij insolvabel zou zijn (geworden). Net zo goed kan uw klant uw overeenkomst anticipatief ontbinden omdat hij verwacht dat u uw verbinte nissen niet of niet behoorlijk zal (kunnen) nakomen.

De (verwachte) niet-nakoming moet voldoende ernstig zijn om de ontbinding te verantwoorden.

De wet legt wel op dat u voorafgaandelijk aan het inroepen van de ontbinding, de schuldenaar dient aan te manen om binnen een redelijke termijn voldoende waarborgen te bie den voor de goede uitvoering van zijn verbintenissen. Indien die waarborgen worden geboden, kan u geen beroep meer doen op de anticipatory breach.

Vraag is wat de rechtspraak met deze vereiste zal doen wanneer het kennelijk niet nuttig is om een dergelijke

21
iStockphoto.com/Perawit Boonchu Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

aanmaning over te maken (bijvoorbeeld wanneer de schul denaar zelf heeft aangekondigd dat hij de verbintenis niet zal nakomen).

Er is overigens ook een minder vergaand alternatief: u kan in geval van een gevreesde niet-nakoming ook de nakoming van uw eigen verbintenissen (anticipatief) opschorten (in plaats van de overeenkomst te ontbinden).

In beide gevallen roept u de remedie in op eigen risico: uw schuldenaar kan achteraf de rechter verzoeken om te toetsen of de voorwaarden voor de ontbinding, dan wel de opschorting wel vervuld waren. Het is dan ook belangrijk om met de nodige omzichtigheid om te springen met de anticipatieve ontbinding.

Hoe dan ook zal in de rechtspraak nog moeten worden uitgekristalliseerd hoe hoog de drempel is voor het bestaan van de ‘uitzonderlijke omstandigheden’ die voorhanden moeten zijn om de overeenkomst anticipatief te kunnen ontbinden. Dat zal uitmaken of de soep ook zo heet gegeten wordt als ze nu wordt opgediend.

4.3. Prijsvermindering

Tot slot is er een nieuwe wetsbepaling waaronder de schuldeiser recht heeft op prijsvermindering indien de schuldenaar zijn verbintenissen niet nakomt en die niet-na koming onvoldoende ernstig is om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen.

22
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022
iStockphoto.com/shock.

De prijsvermindering kan zowel in rechte worden geëist, als bij kennisgeving worden gemeld aan de schuldenaar met aanduiding van de reden van de vermindering.

Ook hier is een rechterlijke controle achteraf mogelijk.

De prijsvermindering dient evenredig te zijn met het verschil tussen de waarde van de ontvangen prestatie en de waarde van de overeengekomen prestatie, te beoordelen op het tijdstip van de contractsluiting.

Indien de schuldeiser een prijsvermindering verkrijgt, kan hij geen herstel meer eisen ter compensatie van het waar deverschil (maar hij kan wel vergoeding eisen van enige andere geleden schade).

Deze sanctie is van aanvullend recht. De partijen kunnen de sanctie dus uitsluiten in hun overeenkomst, dan wel de modaliteiten ervan aanpassen. Indien u hierover niets bepaalt in uw opdrachtbrief of algemene voorwaarden, zou uw klant in principe, in geval van uw niet- of niet-tijdige nakoming, op eenzijdige kennisgeving een deel van uw vergoeding kunnen inhouden.

5. Algemene voorwaarden: knock-out rule

Indien u gebruik maakt van algemene voorwaarden die van toepassing zijn op uw relaties met klanten of leveranciers, maar ook uw klanten of leveranciers algemene voorwaarden hebben meegedeeld, stelt zich de vraag welke algemene voorwaarden van toepassing zijn op uw relatie, vooral wan neer er tegenstrijdige voorwaarden zijn opgenomen in het contract.

Er werden bijvoorbeeld verschillende bevoegde rechtban ken aangeduid of er gelden verschillende tarieven voor de verwijlinteresten.

Waar er in het verleden rechtsonzekerheid was welke alge mene voorwaarden in zulke gevallen van toepassing waren, heeft de wetgever nu bepaald dat de algemene voorwaar den van beide partijen deel uitmaken van de overeenkomst, met uitzondering van de onverenigbare bedingen. De onverenigbare bedingen maken geen deel uit van de over eenkomst, zodat in de plaats daarvan het gemeen recht van toepassing is.

In onze voorbeelden zal dus de rechtbank bevoegd zijn die het Gerechtelijk Wetboek aanwijst. Vaak is dat de rechtbank van de woonplaats van de verwerende partij (mogelijks in het buitenland). Wat de interestvoet betreft, zal allicht de interestvoet uit de wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties gelden en die bedraagt momenteel 8%.

Deze regel is van aanvullend recht, zodat de partijen ervan kunnen afwijken.

Dat moet dan wel uitdrukkelijk gebeuren en kan niet door een bepaling op te nemen in de algemene voorwaarden zelf.

Let wel: het gevolg is dan dat de overeenkomst niet tot stand komt.

Ook indien de partijen al een begin van uitvoering zouden hebben gegeven aan de overeenkomst, terwijl er tegenstrij dige algemene voorwaarden zijn, en één of beide partijen hebben uitdrukkelijk en zonder onnodige vertraging aange geven dat zij niet verbonden willen zijn door de algemene voorwaarden van de ander, kan volgens de parlementaire voorbereiding de overeenkomst alsnog vernietigd worden wegens afwezigheid van toestemming. In dat geval moeten de geleverde prestaties over en weer worden gerestitueerd.

6. Besluit

De inwerkingtreding van het nieuwe verbintenissenrecht komt snel dichterbij en is als gemeen recht van toepassing op al uw overeenkomsten gesloten na 1 januari 2023. Een heel aantal van de nieuwe rechtsfiguren zijn van aanvullend recht en kan u dus moduleren of zelfs uitsluiten in uw overeenkomsten. Dat is uiteraard enkel mogelijk indien u hierover vóór contractsluiting heeft nagedacht en u des gevallend in uw overeenkomst of algemene voorwaarden hebt uitgeschreven hoe u wil afwijken. Het kan de moeite waard zijn om na te kijken of de overeenkomsten die u sluit, volgens uw templates, dan wel ad hoc en op maat, in lijn zijn met het nieuwe verbintenissenrecht, zeker indien u brood ziet in enkele van de wijzigingen – of net het tegenoverge stelde – indien u de toepasselijkheid van bepaalde nieuwe rechtsfiguren van aanvullend recht wenst uit te sluiten.

23
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 9 | November 2022

één aanspreekpunt nu echt té veel gevraagd?”

Absoluut niet! De Partena Accountant Desk is er voor al je vragen.

Van aanpassingen in klantendossiers tot de zoveelste juridische vraag, de Accountant Desk is je vaste contactpunt, waar al je vragen binnen 48 uur beantwoord worden.

Spendeer meer tijd aan je klanten door je bij te laten staan door de Accountant Desk. Onze experts spreken jouw taal en denken proactief met je mee.

Accountants, wij zijn er voor jullie!

Elke werkdag bereikbaar op 078 78 78 21 of accountantdesk@partena.be

partena-professional.be

“Is
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.