ITAA-zine | Nummer 6 - Augustus 2023

Page 1

Heel wat nieuws onder de zon in het insolventierecht

Richtlijn 2019/1023 zet maximaal in op continuïteit, een doelstelling die sinds de kredietcrisis hoog op de agenda van de Europese Commissie is komen te staan. Hiertoe legt de richtlijn de lidstaten o.m. op om preventieve herstructureringsstelsels uit te werken, waarbij het uitgangspunt is dat de ondernemer in moeilijkheden de controle behoudt over zijn activa en hij verantwoordelijk blijft voor zijn dagelijkse bedrijfsvoering. Hoewel het Belgische insolventierecht reeds sterk inzette op continuïteit, zijn er toch een aantal ingrijpende nieuwigheden.

iStockphoto.com/zamrznutitonovi.
-ZINE
Nummer 6 | Augustus 2023 Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

Wilt u ook bijdragen tot een kwaliteitsvolle toekomst voor het beroep?

Wenst u ideeën en best practices rond kantoororganisatie uit te wisselen met confraters?

ZOEKT TOETSERS

ITAA-zine

Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 6/2023

ADMINISTRATIE EN REDACTIE

ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

Tel.: +32 2 240 00 00

E-mail: info@itaa.be

COÖRDINATIE

Stéphane De Bremaeker (NL) –stephane.debremaeker@itaa.be

Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be

REDACTIECOMITÉ

Stéphane De Bremaeker, Johan De Coster, Vincent Delvaux (ondervoorzitter), Chantal Demoor, Liesbet Dhaene, Carine Govaert, Gaëtan Hanot, Nathalie Lambot, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter)

AFBEELDINGEN

iStockphoto

VERTALINGEN

Azimut Translations, IGTV

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

MEDEDELING VOOR DE LEZERS

De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als het ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be

Indien u interesse heeft om toetser te worden, neem dan contact op via info.quality@itaa.be

UITGEVER

Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen

Heel wat nieuws onder de zon in het insolventierecht 3 “Door kwaliteitstoetsing een win­win nastreven” 15 Niet­artsen voortaan welkom in een doktersvennootschap! 17 iStockphoto.com/zamrznutitonovi. 3
17 15
Colofon
iStockphoto.com/Chris Ryan

Heel wat nieuws onder de zon in het insolventierecht

Op 25 mei 2023 was het langverwachte moment eindelijk daar: de goedkeuring van de ‘wet tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1023 (hierna: de ‘richtlijn’) van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit’ (hierna: de ‘wet’). Deze wet verscheen op 7 juli 2023 in het Belgisch Staatsblad.

Richtlijn 2019/1023 zet maximaal in op continuïteit, een doelstelling die sinds de kredietcrisis hoog op de agenda van de Europese Commissie is komen te staan. Hiertoe legt de richtlijn de lidstaten o.m. op om preventieve herstructureringsstelsels uit te werken, waarbij het uitgangspunt is dat de ondernemer in moeilijkheden de controle behoudt over zijn activa en hij verantwoordelijk blijft voor zijn dagelijkse bedrijfsvoering. Hoewel het Belgische insolventierecht reeds sterk inzette op continuïteit, zijn er toch een aantal ingrijpende nieuwigheden. De wetgever greep het momentum tevens aan om het Belgische insolventierecht te conformeren aan de Plessers-rechtspraak van het Hof van Justitie.

De nieuwe regels treden in werking vanaf 1 september 2023 en zijn van toepassing op insolventieprocedures geopend na die datum. In dit artikel worden de belangrijkste wijzigingen die de wet aanbrengt aan Boek XX van het Wetboek van economisch recht (WER), toegelicht.

A. Herstructureringsdeskundige versus vereffeningsdeskundige

1. Met de herstructureringsdeskundige maakt een nieuwe figuur zijn intrede in het insolventierecht. De herstructureringsdeskundige is een door de rechtbank aangestelde gerechtsmandataris. De herstructureringsdeskundige wordt belast met de reorganisatie van de onderneming, waarbij de focus ligt op continuïteit.

De gerechtsmandatarissen bedoeld in de artikelen XX.29/2, XX.30, XX.49/2 en XX.83/22 van het WER zijn herstructureringsdeskundigen.

2. De herstructureringsdeskundige onderscheidt zich van de vereffeningsdeskundige, die in een Europese context ook ‘insolventiefunctionaris’ wordt

genoemd. De vereffeningsdeskundige wordt eveneens als gerechtsmandataris aangesteld door de rechtbank. De vereffeningsdeskundige richt zich echter op de vereffening van de onderneming. De focus ligt bij de vereffeningsdeskundige dus op discontinuïteit.

De curator, de vereffenaar, de met overdracht gelaste gerechtsmandataris en de voorlopig bewindvoerder bedoeld in artikel XX.32 van het WER zijn vereffeningsdeskundigen.

B. Prominentere rol voor de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden

3. Richtlijn 2019/1023 verplicht de lidstaten om het gebruik van

preventieve herstructureringsstelsels aan te sporen door ondernemingen in moeilijkheden te informeren en te sensibiliseren: elke lidstaat moet beschikken over één of meer duidelijke en transparante instrumenten om ondernemingen in moeilijkheden vroegtijdig te waarschuwen en aan te manen om actie te ondernemen.

4. In het Belgische insolventierecht zijn de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden van de ondernemingsrechtbanken (de ‘ KOIM ’) belast met deze taak. De KOIM hebben als opdracht ondernemingen in moeilijkheden op te volgen om de continuïteit van hun activiteiten te vrijwaren en de bescherming van de rechten van de schuldeisers te verzekeren (art. XX.25, §1 WER). Wanneer zich bepaalde knipperlichten voordoen (vb. beslagen, veroordelende verstekvonnissen of vonnissen met betrekking tot een niet-betwiste schuld), kunnen de KOIM

3
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

een onderzoek starten of een rechterverslaggever aanstellen om het onderzoek te voeren. Een KOIM kan de schuldenaar oproepen en horen om inlichtingen te verkrijgen over de stand van zaken en over eventuele reorganisatiemaatregelen (art. XX.25, §2 WER). Het onderzoek gebeurt achter gesloten deuren (art. XX.25, §3 WER).

Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de onderneming zich in staat van faillissement bevindt, kan de KOIM het dossier overmaken aan de procureur des Konings met het oog op een dagvaarding in faillissement (art. XX.29, §1 WER) of aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank met het oog op de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder overeenkomstig artikel XX.32 van het WER (art. XX.29, §2 WER). Meent de KOIM dat de gerechtelijke ontbinding van de onderneming zich opdringt, dan kan ze het dossier met een gemotiveerde beslissing meedelen aan de ondernemingsrechtbank om hierover uitspraak te doen (art. XX.29, §2 WER).

5. De wet voorziet in een prominentere rol voor de KOIM, die de volgende bijkomende bevoegdheden krijgen:

• Verzoening (art. XX.29/1 WER): Elke KOIM zal, op initiatief van de schuldenaar, belast kunnen worden met een verzoeningsactiviteit. Op verzoek van de schuldenaar kan de KOIM bepaalde schuldeisers oproepen om deze individueel of gezamenlijk te horen. De KOIM zal bijstand verlenen bij het onderhandelen met deze schuldeisers. Doelstelling is om op informele wijze een schikking te verkrijgen met de belangrijkste schuldeisers. De inhoud van een bereikte schikking zal door de KOIM worden vastgesteld.

• Aanstelling van een herstructureringsdeskundige (art. XX.29/2 WER): Eveneens op verzoek van de schuldenaar, kan een KOIM een onafhankelijke herstructureringsdeskundige aanstellen. De aanstelling van een herstructureringsdeskundige laat toe om het herstel van de

4
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023
iStockphoto.com/Drazen Zigic.

onderneming te vergemakkelijken en een schikking met de schuldeisers te faciliteren. De KOIM bepaalt de inhoud en de duur van de opdracht van de herstructureringsdeskundige. Zowel de beslissing over zijn aanstelling als de verslagen van de herstructureringsdeskundige zijn vertrouwelijk. Alleen met toestemming van de schuldenaar kunnen derden kennis nemen van die verslagen.

6. Daarnaast voorziet de wet nog in een aantal bijkomende wijzigingen:

• Instrument voor zelfbeoordeling (art. XX.21/1 WER): Krachtens het nieuwe artikel XX.21/1 van het WER krijgt de schuldenaar toegang tot zijn dossier en kan hij de gegevens die op hem betrekking hebben laten corrigeren.

• Opsomming van gegevens en inlichtingen die kunnen wijzen op dreigende insolventie (art. XX.21/1 WER): Het nieuwe artikel XX.21/2 van het WER somt een aantal economische indicatoren op die kunnen wijzen op dreigende insolventie en op de noodzaak om onverwijld te handelen, waaronder wijzigingen in het aantal werknemers en berichten in verband met beslag.

• Bewaartermijn en bewaarplaats van de relevante gegevens en inlichtingen (art. XX.21, §2 en §3 WER): De gegevens en inlichtingen die kunnen wijzen op dreigende insolventie en op de noodzaak om onverwijld te handelen zullen vijf jaar bewaard worden nadat zij zijn geregistreerd in het centraal register van de knipperlichten.

• Verlenging van de termijnen voor het ambtshalve onderzoek (art. XX.28 WER):  Wanneer een KOIM een rechter-verslaggever heeft aangesteld, wordt de termijn verlengd naar acht maanden i.p.v. vier maanden, met mogelijkheid tot verlenging tot maximaal tien maanden. Wanneer de KOIM het onderzoek zelf voert, mag het onderzoek voortaan maximaal

5
iStockphoto.com/fizkes. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

achttien maanden duren i.p.v. acht maanden. Deze verlengde termijnen waren in de coronacrisis reeds tijdelijk ingevoerd bij wet van 21 maart 2021 1 en ze worden nu dus bestendigd.

7. De economische beroepen hebben een belangrijke rol wanneer de onderneming die ze bijstaan het financieel moeilijk krijgt. Er geldt een wettelijke waarschuwingsverplichting (art. XX.23, §3 WER). De gecertificeerd accountant, de gecertificeerd belastingadviseur2 , de accountant, de fiscaal accountant en de bedrijfsrevisor3 die in de uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die wijzen op een dreigende insolventie zijn verplicht om hun cliënten hiervan schriftelijk op een omstandige wijze in te lichten

Indien de schuldenaar binnen een termijn van een maand vanaf die kennisgeving niet de nodige maatregelen treft om de continuïteit van de economische activiteit voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen, kan de betrokken beoefenaar van een economisch beroep de voorzitter van de ondernemingsrechtbank daarvan schriftelijk inlichten. In voorkomend geval is artikel 458 van het Strafwetboek (i.v.m. het beroepsgeheim) niet van toepassing.

1 BS 26 maart 2021.

2 Net als bij de vorige wetswijziging onderneemt het ITAA opnieuw de nodige stappen om de gecertificeerd belastingadviseur uit deze verplichting te schrappen.

3 Deze opsomming komt uit de wet. Het voormalige artikel 23, §3 van het WER bevatte deze opsomming van economische beroepsbeoefenaars: “de externe accountant, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor”.

6
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023
iStockphoto.com/Paul Bradbury.

C. Minnelijk akkoord buiten gerechtelijke reorganisatie

8. Het buitengerechtelijk minnelijk akkoord blijft bestaan. Nieuw is dat een dergelijk akkoord in de nabije toekomst ook met één schuldeiser kan worden gesloten (art. XX.37, §1 WER), terwijl daarvoor tot nu nog minstens twee schuldeisers nodig waren. Dat is een welkome aanpassing. Niet zelden is er één schuldeiser, bv. de bank, van wie de schuldvordering hoog boven die van de andere schuldeisers uittorent, als er al andere schuldeisers zijn. In een dergelijke situatie is het gekunsteld, en soms zelfs contraproductief, dat de schuldenaar een tweede schuldeiser moet zoeken om een minnelijk akkoord te kunnen sluiten met zijn grootste schuldeiser.

9. Een tweede vermeldenswaardige nieuwigheid is dat elke partij bij het akkoord via een tegensprekelijk verzoekschrift, waarvan kennis wordt gegeven aan de andere betrokken partijen, de voorzitter

van de ondernemingsrechtbank kan verzoeken om het minnelijk akkoord te homologeren, en om er in voorkomend geval een uitvoerend karakter aan te verlenen voor alle of voor een deel van de erin vermelde schuldvorderingen (art. XX.38, §1 WER). Tot nu was hiervoor een gezamenlijk verzoek nodig van de betrokken partijen.

De voorzitter van de ondernemingsrechtbank zal het akkoord weigeren te homologeren indien de schuldenaar kennelijk geen economische overlevingskansen heeft of indien het akkoord kennelijk niet kan worden uitgevoerd zonder nadelige effecten voor de rechten van derden op de activa van de schuldenaar.

mogelijk te vrijwaren, legt de richtlijn de lidstaten op om te voorzien in preventieve herstructureringsstelsels, met als belangrijkste krachtlijnen “debtor in possession” en “schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen”. Het Belgische recht beschikt hier reeds over, met de in de artikelen XX.39 t.e.m. XX.97 van het WER beschreven procedure van de gerechtelijke reorganisatie.

10. Om de continuïteit van ondernemingen in moeilijkheden zoveel

11. De gerechtelijke reorganisatie kent drie vormen: het gerechtelijk minnelijk akkoord, het collectief akkoord en de overdracht onder gerechtelijk gezag. Aan elk van deze drie vormen wordt in mindere mate (bv. bij het minnelijk akkoord en het collectief akkoord voor de kmo’s) of in meerdere mate (bv. bij het collectief akkoord voor grote ondernemingen en de overdracht onder gerechtelijk gezag) geschaafd. We bespreken hieronder eerst de algemene wijzigingen, die gelden voor elk van de drie vormen (zie hieronder, nr. D.1). Vervolgens komen aan bod: de wijzigingen aan het minnelijk akkoord (nr. D.2), het collectief akkoord voor kmo’s

7
D. Wijzigingen aan de bestaande procedure van de gerechtelijke reorganisatie
iStockphoto.com/Worawee
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023
Meepian

8

(nr. D.3.i), het collectief akkoord voor grote ondernemingen (nr. D.3.ii) en de wijzigingen aan de overdracht onder gerechtelijk gezag (nr. D.4).

D.1. Algemene wijzigingen

12. De voornaamste wijzigingen aan de algemene regels zijn de volgende:

• Opheffing van het bij de wet van 21 maart 20214 ingevoerde voorbereidend akkoord (art. XX.39/1 WER): Tijdens de coronacrisis voerde de wetgever met het nieuwe artikel XX.39/1 van het WER het voorbereidend akkoord in. Hiermee bood de wetgever de ondernemingen de mogelijkheid om bij eenzijdig verzoekschrift om de aanstelling van een gerechtsmandataris te verzoeken met het oog op het verkrijgen van een minnelijk akkoord in de zin van artikel XX.64 van het WER of met het oog op het opstellen van een reorganisatieplan zoals bepaald in artikel XX.67 van het WER.

De aanstelling van de gerechtsmandataris wordt niet bekendgemaakt, zodat de gerechtsmandataris in de luwte, samen met de schuldenaar, kan aftoetsen of er een minnelijk, dan wel een collectief akkoord kan worden bereikt. Bedoeling is om in de luwte nuttig voorbereidend werk te leveren met het oog op een gerechtelijke reorganisatieprocedure, die hierdoor efficiënter zou kunnen afgehandeld worden. De aanstelling van een gerechtsmandataris leidt, anders dan de opening van een gerechtelijke reorganisatieprocedure, niet tot een opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging van de schuldeisers.

Artikel XX.39/1 van het WER treedt buiten werking op 30 september 2023. Dood en begraven is de

4 Wet van 21 maart 2021 tot wijziging van boek XX van het Wetboek van economisch recht en het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, BS 26 maart 2021.

iStockphoto.com/ARMMY PICCA. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

filosofie achter deze procedure evenwel niet. Zo voorziet de wet in de invoering van besloten varianten van het minnelijk en het collectief akkoord. Deze besloten varianten worden verderop besproken (zie hieronder, nr. E ).

• Toegang tot het dossier van de gerechtelijke reorganisatie voor werknemers (art. XX.40 WER): Het huidige artikel XX.40 van het WER bepaalt dat iedere partij in de procedure en elke schuldeiser die voorkomt op de in artikel XX.41, § 2, 7° van het WER vermelde lijst toegang krijgt tot het dossier van de gerechtelijke reorganisatie. De wet voegt hieraan toe dat ook de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad (OR) of, indien er geen OR is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW), of indien er geen CPBW is, de vakbondsafvaardiging, of indien er geen vakbondsafvaardiging is, een werknemersafvaardiging, inzage krijgen in het dossier.

• Langere schorsende werking van het verzoekschrift omwille van ‘repeat players’ (art. XX.45, §5

WER): Een onderneming die een gerechtelijke reorganisatie aanvraagt, geniet onmiddellijk bescherming tegen uitvoeringsmaatregelen vanwege haar schuldeisers of de opening van een faillissement. Dit wordt de ‘opschortingsmaatregel’ genoemd. De wetgever verstrengt nu deze schorsende werking van het verzoekschrift om misbruiken door ‘repeat players’ te beperken. Een onderneming die minder dan twaalf maanden voor de neerlegging van een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie reeds een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd, zal geen opschorting meer genieten, tenzij de rechtbank hiervan afwijkt in een met redenen omklede beslissing. Onder het huidige recht bedraagt deze termijn zes maanden.

• Initiële duur van de opschorting beperkt tot maximum vier maanden (art. XX.46, §2 WER): De initiële termijn van de opschorting wordt

herleid naar maximum vier maanden (i.p.v. zes maanden). Verlenging blijft mogelijk, maar met een maximum van twaalf maanden i.p.v. achttien maanden in het totaal.

• Aanstelling van een voorlopig bewindvoerder (art. XX.49/1 WER): Op verzoek van elke belanghebbende of het Openbaar Ministerie zal de rechtbank voor de duur van de opschorting een voorlopig bewindvoerder kunnen aanstellen wanneer ze vaststelt dat de schuldenaar of één van zijn organen een kennelijk grove fout heeft begaan. De voorlopig bewindvoerder treedt in de plaats van de schuldenaar en zijn organen voor de duur van de opschorting. Dit artikel neemt grotendeels het huidige artikel XX.31 van het WER over, dat wordt opgeheven.

• Verzoek tot opheffing van de opschorting (art. XX.59/1 WER): Onder meer om een sneeuwbaleffect te vermijden krijgen de schuldeisers de mogelijkheid om de ondernemingsrechtbank te verzoeken om de gevolgen van de opschorting ten aanzien van hen op te heffen. Hiervoor zal de schuldeiser moeten aantonen dat hij kennelijk wordt benadeeld door de opschorting of dat zijn eigen continuïteit in het gedrang komt.

D.2. De openbare gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord

13. Om de drempel voor de procedure van het minnelijk akkoord te verlagen, kan een minnelijk akkoord voortaan worden gesloten met één schuldeiser i.p.v. met minstens twee schuldeisers (art. XX.64 WER) zoals tot nu vereist was. Zoals hoger aangehaald, wordt dezelfde aanpassing doorgevoerd bij het buitengerechtelijk minnelijk akkoord (zie hierboven, nr. C ).

14. Belangrijk is daarnaast dat de wet erin voorziet dat de ondernemingsrechtbank, op tegensprekelijk

verzoekschrift van de schuldenaar, aan de schuldenaar gematigde termijnen kan verlenen, zoals bedoeld in artikel 5.201 van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de schuldeisers met wie er geen minnelijk akkoord kon worden bewerkstelligd (art. XX.65 WER).

Schuldeisers die een voorstel afwijzen, lopen aldus het risico om een bindend afbetalingsplan opgelegd te krijgen. Hoe lichtzinniger de afwijzing van het voorstel, hoe groter dit risico normaal gezien zal zijn.

D.3. De openbare gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord

15. De procedure van het collectief akkoord heeft het doel een akkoord van de schuldeisers te verkrijgen over een reorganisatieplan (art. XX.67 WER). De schuldenaar dient dit reorganisatieplan op te stellen gedurende de periode van opschorting. De schuldeisers dienen op een zitting over dit plan te stemmen. Het reorganisatieplan wordt geacht goedgekeurd te zijn wanneer de meerderheid van de schuldeisers, die bovendien de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen, vóór stemmen (art. XX.78 WER). Er is een dubbele meerderheid vereist. Het plan dient vervolgens nog te worden gehomologeerd door de ondernemingsrechtbank, die deze homologatie enkel weigert indien de pleegvormen niet werden nageleefd of indien het plan de openbare orde schendt (art. XX.79 WER). De homologatie van het reorganisatieplan maakt het bindend voor alle schuldeisers in de opschorting (art. XX.82 WER).

Bondig samengevat is dit het systeem dat het Belgische recht tot nu kende (en nog steeds ten dele kent, zie verder) en dat wordt gekenmerkt door een stemming door alle schuldeisers samen, ongeacht de aard en de omvang van hun respectievelijke schuldvorderingen. Dat laatste was echter niet in overeenstemming met richtlijn 2019/1023, die voorschrijft dat de stemming moet gebeuren in categorieën van schuldeisers.

9
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

Dat geldt alleszins voor grote ondernemingen, zijnde vennootschappen, verenigingen of stichtingen die gedurende twee opeenvolgende boekjaren één of meer van de volgende criteria overschrijden: (i) jaargemiddelde van 250 werknemers, (ii) een jaaromzet excl. btw van 40.000.000,00 EUR en/of (iii) een balanstotaal van 20.000.000,00 EUR.

Voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (hierna “kmo’s”) geeft de richtlijn aan de lidstaten de mogelijkheid om af te wijken van deze verplichting. De Belgische wetgever benut deze mogelijkheid, wat ertoe leidt dat de wet in verschillende regimes voorziet voor enerzijds kmo’s en anderzijds grote ondernemingen. We bespreken hieronder de bijzonderheden van beide regimes.

Zowel voor kmo’s als voor grote ondernemingen geldt evenwel dat de ondernemingsrechtbank op verzoek van elke belanghebbende een herstructureringsdeskundige kan aanstellen om de schuldenaar en de schuldeisers bij te staan bij de onderhandelingen over, en het opstellen van een reorganisatieplan (art. XX.49/2 WER).

D.3.i Kmo’s

16. In vergelijking met de grote ondernemingen verandert er weinig voor de kmo’s. Het huidige systeem blijft in grote lijnen behouden. Toch vallen er een aantal nieuwigheden aan te stippen:

• Onmiddellijke vereffening van de schuldvorderingen van nominaal minieme omvang (art. XX.72 WER): Tot nu moesten alle schuldvorderingen in de opschorting worden opgenomen in het reorganisatieplan. De wet bevat een uitzondering voor schuldvorderingen van nominaal minieme omvang waarvan de indeling in het plan een onverantwoorde administratieve en financiële last zou inhouden. Dergelijke vorderingen kunnen, mits motivering, buiten het plan worden gehouden en kunnen onmiddellijk worden vereffend.

• Neerlegging van het reorganisatieplan door de schuldenaar, voorlopig bewindvoerder of herstructureringsdeskundige (art. XX.77, §1 WER): Voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet kon enkel de schuldenaar het reorganisatieplan neerleggen, wat ten laatste twintig dagen voor de rechtszitting waarop zal worden gestemd, moest gebeuren. De wet maakt het nu mogelijk dat ook de voorlopig bewindvoerder of de herstructureringsdeskundige (met akkoord van de schuldenaar, zie evenwel het volgende punt) het reorganisatieplan kan neerleggen.

• Neerlegging van het reorganisatieplan zonder toestemming van de schuldenaar (art. XX.77, §2 WER): De herstructureringsdeskundige zal het reorganisatieplan enkel kunnen neerleggen met toestemming van de schuldenaar.

Weigert de schuldenaar deze toestemming te geven, dan kan de herstructureringsdeskundige de ondernemingsrechtbank vragen om deze weigering te overrulen De ondernemingsrechtbank zal dit kunnen doen wanneer ze vaststelt dat er geen redelijke grondslagen zijn voor de weigering van de schuldenaar.

17. Interessant om weten is nog dat kmo’s kunnen opteren voor het complexere systeem van de grote ondernemingen (art. XX.83/1 WER). In voorkomend geval dient dit te worden vermeld in het verzoekschrift tot opening van de gerechtelijke reorganisatie (art. XX.41 WER). Naar verwachting zullen weinig kmo’s hiervan gebruikmaken.

D.3.ii Grote ondernemingen

18. De hiervoor besproken wijzigingen voor de kmo’s bevat de wet ook voor de grote ondernemingen, respectievelijk in de artikelen XX.83/6 en XX.83/11, §1 en §2 WER. Deze wijzigingen zijn beperkt in vergelijking met de nieuwe wijze waarop schuldeisers zullen moeten stemmen over het reorganisatieplan van een

grote onderneming. De voornaamste wijzigingen waarin de wet op dat vlak voorziet, zijn de volgende:

• Indeling in categorieën

(art. XX.83/9 WER): Er zullen categorieën van schuldeisers worden gevormd voor de stemming over het reorganisatieplan. De wet stelt volgend onderscheidend criterium voorop: indien de rechten die schuldeisers zouden hebben bij een vereffening of op basis van het akkoord zodanig verschillend zijn dat van een vergelijkbare positie geen sprake is, dienen de schuldeisers in verschillende categorieën te worden ingedeeld.

In ieder geval moeten er verschillende categorieën gecreëerd worden voor de buitengewone schuldeisers, bv. hypothecaire schuldeisers, en de gewone (chirografaire) schuldeisers.

• Kapitaalhouders mee betrokken (art. XX.83/11, §4 WER): Kapitaalhouders zullen voortaan kunnen tussenkomen op het niveau van de stemming over het reorganisatieplan wanneer aan hun belangen wordt geraakt.

• Stemming in categorieën (art. XX.83/14 WER): Het plan wordt geacht te zijn goedgekeurd door een categorie wanneer de tot die categorie behorende schuldeisers of kapitaalhouders, die de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen en belangen vertegenwoordigen, vóór stemmen. Het aantal schuldeisers dat vóór stemt, heeft op zich geen belang. Er moeten ‘geen koppen worden geteld’.

Met de schuldvorderingen en belangen van zij die niet aan de stemming deelnemen, wordt geen rekening gehouden.

• Best interest of creditors test (art. XX.83/17 WER): als er niet-instemmende schuldeisers zijn, moet de rechtbank nagaan of er voldaan is aan de toets van het belang van de schuldeisers. Dat zal het geval zijn wanneer geen enkele

10
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

niet-instemmende schuldeiser kennelijk slechter af is onder het reorganisatieplan dan dat hij zou zijn indien de normale rangorde van voorrang bij faillissement of gedwongen vereffening zou worden toegepast om de (geschatte) liquidatiewaarde van de onderneming te verdelen.

• Categorie overschrijdende cram down (art. XX.83/18 WER): wanneer één of meerdere categorieën van schuldeisers tegen het plan stemt, kan de rechtbank deze tegenstem overrulen en het plan alsnog homologeren wanneer de rechters tot de bevinding komen dat het in het voordeel is van de schuldeisers dat het plan wordt goedgekeurd.

De rechtbank kan een tegenstemmende categorie echter niet zomaar terzijde schuiven. De cram down is gekoppeld aan bijkomende homologatiecriteria:

– Ten eerste moet het plan goedgekeurd zijn door de meerderheid van de categorieën, waarbij er minstens één ‘hogere’ categorie van schuldeisers vóór heeft gestemd. Zijn er maar twee categorieën, dan moet er uiteraard minstens één categorie voor het plan hebben gestemd.

Ten tweede moet worden nagegaan of de tegenstemmende categorie benadeeld wordt. Volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp dient dit te gebeuren op basis van de absolute prioriteitsregel (‘absolute priority rule’ ). De rangorde van voorrang zoals die zou gelden bij een faillissement of gedwongen vereffening, moet worden gerespecteerd. Een tegenstemmende categorie moet volledig vergoed zijn alvorens een ondergeschikte categorie recht kan hebben op een verdeling. Anders dan bij de best interest of creditors test op basis van de geschatte

liquidatiewaarde (zie hierboven, art. XX.83/17 WER) moet deze beoordeling gemaakt worden op basis van de geschatte reorganisatiewaarde van de onderneming. – Ten derde mag geen enkele categorie meer ontvangen of behouden dan het volledige bedrag van haar vorderingen of belangen.

Het moge duidelijk zijn dat dit nieuwe systeem veel complexer is dan het huidige regime. Het valt af te wachten hoe er in de praktijk zal worden omgesprongen met deze nieuwe principes. Zeker lijkt alvast dat de partijen voldoende stof voor discussie zullen hebben. Niet voor niets vermeldt de Memorie van Toelichting dat het “de grote voorkeur [verdient] dat partijen een plan onderhandelen tegen de achtergrond van (de toets van het belang van de schuldeisers en) de absolute voorrangsregel (gebaseerd op een ruwe schatting van de liquidatie- en reorganisatiewaarde van de onderneming), zodat het

11
iStockphoto.com/vladans Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

plan de instemming geniet van alle categorieën en de eigenlijke categorie-overschrijdende cram down met bijbehorende waarderingsoefening (al dan niet gemaakt door de opsteller van het plan zelf, de herstructureringsdeskundige of door externe waarderingsexperten) zo weinig mogelijk nodig is.”

D.4. De overdracht onder gerechtelijk gezag

19. De derde vorm van gerechtelijke reorganisatie onder het huidige recht is de meest verregaande: de overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een gedeelte van de activiteiten van de schuldenaar (art. XX.84 WER). Deze overdracht wordt georganiseerd en gerealiseerd door een gerechtsmandataris aangesteld door de ondernemingsrechtbank (art. XX.85 WER).

In de overgrote meerderheid van de gevallen wordt de overdragende onderneming na de overdracht failliet verklaard of wordt ze deficitair vereffend. Toch was de overdracht onder gerechtelijk gezag naar het huidige recht eveneens een procedure gericht op het behoud van de continuïteit van de onderneming. Die finaliteit wijzigt. De overdracht onder gerechtelijk gezag wordt omgevormd tot een vereffeningsprocedure met als doel de activa of de activiteiten van een op het faillissement afstevenende onderneming over te dragen teneinde de opbrengst voor de schuldeisers te maximaliseren.

De overdracht an sich blijft grotendeels op dezelfde manier verlopen, met dit verschil dat de rechtbank geen gerechtsmandataris meer zal aanstellen, maar wel een vereffeningsdeskundige.

De grote nieuwigheid is wat er gebeurt nádat de overdracht heeft plaatsgevonden. Het nieuwe artikel XX.93/1 van het WER verplicht de rechtbank om de schuldenaar op te roepen om het faillissement of de vereffening van de schuldenaar te kunnen uitspreken. Continuïteit is dus

12
iStockphoto.com/Gajus. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

niet meer aan de orde. In de regel zal de vereffeningsdeskundige die is opgetreden tijdens de reorganisatie in een navolgend faillissement worden aangesteld als curator, dan wel als vereffenaar in geval van een gerechtelijke vereffening.

20. Deze wetswijziging is ingegeven door de zogenaamde Plessersrechtspraak van het Hof van Justitie, op grond waarvan cao nr. 32bis van toepassing is bij een overdracht onder gerechtelijk gezag. Hierdoor was het de overnemer totnogtoe verboden om te kiezen welke werknemers van de schuldenaar hij zou overnemen en welke niet. Álle werknemers moesten worden overgenomen. Het spreekt voor zich dat dit een afknapper kon zijn voor potentiële overnemers.

Door de overdracht onder gerechtelijk gezag om te vormen tot een vereffeningsprocedure, waardoor de procedure wél onder de uitzondering voorzien in artikel 5 van richtlijn 2001/23/EG 5 valt, biedt de wetgever geïnteresseerde overnemers de mogelijkheid om te kiezen welke werknemers ze overnemen. Uiteraard zal deze keuze gemotiveerd moeten worden op grond van technische, economische en organisatorische criteria en is verboden differentiatie uit den boze (art. XX.86, §3 WER).

E. Het minnelijk en collectief akkoord in besloten variant

21. De opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en verschijnt in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Deze negatieve publiciteit doet veel ondernemingen (te lang) aarzelen om de stap te zetten. De wetgever wil dit verhelpen en voert daarom twee besloten varianten in: het besloten

minnelijk akkoord en het besloten collectief akkoord (art. XX.83/22 WER).

22. Met bijstand van een herstructureringsdeskundige, aangesteld door de rechtbank, kan de schuldenaar onderhandelen over een minnelijk akkoord, dan wel een reorganisatieplan. De schuldenaar kiest zelf welke schuldeisers hij daarbij betrekt (art. XX.82/33, §1 WER).

Voor de besloten gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord is dit opmerkelijk: de reeds bestaande, openbare variant vereist dat alle schuldeisers worden betrokken en kunnen deelnemen aan de stemming over het reorganisatieplan.

De beslissingen over de procedure worden niet bekendgemaakt. De gegevens die in RegSol – de Centrale Registers voor Solvabiliteit en Collectieve Schuldenregeling – worden bewaard zijn vertrouwelijk en zijn enkel zichtbaar voor de betrokken partijen (art. XX.83/22, §1 WER). De niet-betrokken schuldeisers zullen dus niet op de hoogte zijn van de procedure. Voor hen verandert er niets. Aan hen kan geen opschorting worden opgelegd. Aan de schuldeisers die wel betrokken zijn bij de procedure kan de rechtbank op verzoek van de herstructureringsdeskundige een opschorting opleggen voor maximum vier maanden indien zij dit nodig acht (art. XX.83/24 WER).

Opdat het minnelijk, dan wel collectief akkoord uitvoerbaar wordt ten aanzien van de betrokken schuldeisers, moet de rechtbank het akkoord homologeren (art. XX.83/30 WER en art. XX.83/35 WER). Anders dan bij de openbare procedures, wordt ook de homologatiebeslissing niet gepubliceerd.

23. Zoals steeds moet worden afgewacht of deze nieuwe procedures succes zullen kennen. De beslotenheid van de procedures is onmiskenbaar

een belangrijke troef. Ondernemingen in moeilijkheden doen er goed aan om deze piste niet over het hoofd te zien.

F. Stil faillissement (pre ­pack)

24. De invoering van het stil faillissement was reeds voorzien bij de inwerkingtreding van Boek XX van het WER in 2017, maar haalde het uiteindelijk niet. De wet vist het stil faillissement –dat ook de besloten voorbereiding van het faillissement of de pre-pack-procedure wordt genoemd – weer op.

25. Een onderneming die meent dat ze zich in staat van faillissement bevindt, kan een verzoekschrift indienen waarin ze vraagt om failliet te worden verklaard nádat ze de kans heeft gekregen om, in beslotenheid, de overgang van al of een deel van haar activa en activiteiten voor te bereiden (art. XX.97/1, §1 WER).

In haar verzoekschrift moet de onderneming aantonen dat deze wijze van voorbereiding van het faillissement (i) de vereffening van de onderneming vergemakkelijkt, waarbij een zo hoog mogelijke uitbetaling aan de gezamenlijke schuldeisers wordt bereikt en (ii) zodoende de werkgelegenheid zo veel mogelijk wordt behouden (art. XX.97/1, §3 WER). Via een overdracht in going concern wil de wetgever een win-winsituatie bekomen in vergelijking met het klassieke faillissement, dat meteen wordt uitgesproken en gepubliceerd (met alle negatieve gevolgen vandien).

26. Voor deze nieuwe procedure worden twee nieuwe vereffeningsdeskundigen in het leven geroepen: de ‘beoogd curator’ en de ‘beoogd rechter- commissaris’ (art. XX.97/2 WER). Zij worden aangesteld voor ten hoogste dertig dagen; al is deze termijn verlengbaar met nogmaals maximum dertig dagen.

5 Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen.

13
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

De beoogd curator zal nagaan of het door de onderneming voorgestelde doel realiseerbaar is. Hij moet worden betrokken bij de voorbereiding van het faillissement en zal daarbij waken over de belangen van de schuldeisers. Hoewel de onderneming het beheer over haar goederen behoudt, is ze dus onderworpen aan het toezicht van de beoogd curator met wie ze actief zal moeten samenwerken om de beoogde overdracht te bewerkstelligen binnen de gestelde termijn, die hoe dan ook kort is.

27. Het stil faillissement blijft een voorbereiding. De overdracht zal pas plaatsvinden ná de faillietverklaring en zal dan worden getoetst door de rechtbank volgens de klassieke faillissementsregels.

Er geldt geen opschorting zoals bij een gerechtelijke reorganisatie. De schuldeisers, het openbaar ministerie en de curator van de hoofdprocedure in het geval van een territoriale insolventieprocedure, kunnen nog steeds een dagvaarding in faillissement uitbrengen. Ook de onderneming zelf kan de rechtbank op elk moment verzoeken om het faillissement uit te spreken, net zoals

de beoogd curator de rechtbank kan vragen om een einde te stellen aan de voorbereiding van het faillissement (art. XX.97/5 WER).

G. Automatische kwijtschelding voor de gefailleerde natuurlijke persoon

28. Een gefailleerde natuurlijke persoon zal voortaan automatisch bevrijd worden van zijn restschulden bij de sluiting van het faillissement, zonder dat hij daartoe nog een formeel verzoek moet indienen (art. XX.171 WER en art. XX.173, §1 WER).

Indien de gefailleerde kennelijke grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement of hij bewust op de vragen van de curator of rechter-commissaris geen of onjuiste inlichtingen heeft verstrekt, kan elke belanghebbende bij verzoekschrift vorderen dat de kwijtschelding voor een deel of volledig wordt geweigerd (art. XX.173, §3 WER).

H. Conclusie

29. De omzetting van richtlijn 2019/1023 hertekent Boek XX van het WER. De eerste indruk van de wijzigingen is overwegend positief. De nieuwe mogelijkheden om in beslotenheid actie te ondernemen, zijn beloftevol. Ook de wijziging van de aard van de overdracht onder gerechtelijk gezag en de afschaffing van de verplichting voor gefailleerde natuurlijke personen om een formeel verzoek tot kwijtschelding van de restschulden in te dienen, zijn toe te juichen.

Of de nieuwe regels voor de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord voor grote ondernemingen een schot in de roos zullen zijn, is onzeker. Het is een goede zaak dat de Belgische wetgever de kmo’s op dit vlak heeft ontzien.

14
Irgen
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023
iStockphoto.com/Natee Meepian

“Door kwaliteitstoetsing een win­win nastreven”

De kwaliteitstoetsing die het ITAA bij de gecertificeerde accountants en gecertificeerde belastingadviseurs uitoefent is een wettelijke verplichting. Voor de (fiscaal) accountants geldt deze verplichting vanaf 1 oktober 2024. Jammer genoeg bestaan vaak nog misverstanden over de precieze opzet hiervan. De toetsing is een manier om het functioneren te verbeteren, niet om te sanctioneren. Werkpunten aanpakken is een uitgelezen manier om de dienstverlening te optimaliseren, wat een win-win voor iedereen is. Twee toetsers, Frédéric Callens uit Waterloo en Ivan Budts uit Antwerpen, beide met talrijke toetsingen op hun actief, lichten via vier vragen het hoe en het waarom toe.

Wat wordt precies getoetst?

“Een eerste deel heeft betrekking op de procedures die in een kantoor bestaan”, legt Frédéric Callens uit. “Zijn die voldoende uitgewerkt en/of voldoende uitgeschreven? Een tweede aspect heeft te maken met enkele administratieve aandachtspunten van de beroepsbeoefenaar: is alles in orde qua verzekering ‘beroepsaansprakelijkheid’, is voldoende permanente vorming gevolgd, enz. Het derde en laatste onderdeel draait rond hoe deze procedures in concrete dossiers toegepast worden.”

“Belangrijke afbakening is dat er geen inhoudelijk nazicht van dossiers is”, vult Ivan Budts aan. “Wij kijken niet naar een gegeven advies aan de cliënt, enkel naar de organisatorische kant: werden stukken voldoende gecontroleerd, is een jaarrekening tijdig neergelegd...”

Hoeveel tijd kruipt er ongeveer in het uitvoeren van zo’n toetsing?

Zelf toetser worden?

Een goed idee!

“De vele contacten met confraters leveren altijd een boeiende wisselwerking op”, stelt Ivan Budts. “Tegelijk draag je ook bij, aan die confrater en aan ons beroep.” “De uitwisseling tussen confraters levert altijd een meerwaarde op”, beaamt Frédéric Callens. “Overigens voor iedereen. Ander groot voordeel: net door die toetsingen ben je helemaal mee met de recentste evoluties van ons beroep.”

Interesse om zelf toetser te worden? Neem dan contact op via info.quality@itaa.be

“Wanneer het om grote kantoren gaat, wordt ook een mede-toetser ingeschakeld, waardoor het behapbaar blijft.”

Wordt iedereen op dezelfde manier getoetst?

“Ja en nee”, antwoordt Frédéric Callens. “De benadering is voor iedereen dezelfde. Net als de vragen die de te toetsen beroepsbeoefenaars aangeboden krijgen, alleen zullen een aantal vragen voor sommigen irrelevant zijn. Ben je iemand zonder medewerkers, dan is je situatie grondig verschillend van wie die wel heeft en aan personeelsbeleid moet denken. Sommige dingen zijn natuurlijk wel identiek: de anti-witwasverplichtingen zijn nu eenmaal op iedereen van toepassing!”

Wat zijn uw bevindingen als toetser?

“Veel hangt af van de omstandigheden”, aldus Frédéric Callens. “Normaal moet je op 6 tot 8u rekenen. Is er een goede voorbereiding, dan gaat het sneller. Is die er niet, dan zal er wat meer tijd in kruipen.”

“Klopt, ik ga ook uit van iets dat het midden houdt tussen een halve dag en een hele dag”, beaamt Ivan Budts.

“Inmiddels heb ik zo’n 40 toetsingen uitgevoerd, overigens over de hele lijn een positieve ervaring”, legt Ivan Budts uit. “Ik had nochtans iets anders verwacht en vreesde zelfs vijandelijkheid. Wel stel ik soms een zekere nervositeit vast bij de te toetsen beroepsbeoefenaars, maar dan stel ik ze wel gerust. Heel vaak is men zelfs blij en dankbaar na afloop. Het verbeteren van de werking komt immers iedereen ten goede.”

Michaël Vandamme

15
? Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

Wilt u ook bijdragen tot een kwaliteitsvolle toekomst voor het beroep?

Wenst u ideeën en best practices rond kantoororganisatie uit te wisselen met confraters?

ZOEKT TOETSERS

Indien u interesse heeft om toetser te worden, neem dan contact op via info.quality@itaa.be

Niet­artsen voortaan welkom in een doktersvennootschap!

Artsen oefenen hun beroepsactiviteit vaak uit via een vennootschap. Dat dit tal van voordelen oplevert, hoeft geen betoog. Evenwel zijn er ook bepaalde deontologische regels die u moet naleven. Zo mogen niet-artsen geen, of slechts onder strikte voorwaarden, aandeelhouder zijn van een artsenvennootschap. De Orde der Artsen heeft eind 2022 haar visie versoepeld. Wat betekent dit concreet voor u als arts en uw vennootschap? Een overzicht.

Hoe was het vroeger?

De Orde der artsen stelde zich conservatief op over wie een doktersvennootschap mocht oprichten. De aandelen mochten enkel in het bezit zijn van één of meerdere aandeelhouders die het beroep van arts uitoefenden. De geneesheer moest de aandelen bovendien in volle eigendom bezitten. Niet-artsen, zoals de kinderen of de echtgeno(o)t(e), waren in principe niet toegelaten in een artsenvennootschap.

Destijds werd wel een gedoogbeleid toegestaan in het kader van familiale planning. De Orde liet onder strikte voorwaarden toe dat de aandelen van een artsenvennootschap werden gesplitst in blote eigendom en vruchtgebruik, met de nodige garanties in de statuten.

Concreet moest de arts, aan de hand van de statuten, aantonen dat aan volgende voorwaarden cumulatief werd voldaan:

• de vruchtgebruiker is steeds een arts;

• de blote eigenaar is een natuurlijke persoon;

• elke inmenging van niet-artsen in de uitoefening van de geneeskunde en het artsenberoep is verboden;

• de lidmaatschapsrechten komen uitsluitend toe aan de vruchtgebruiker;

• de blote eigenaar wordt nominatief aangeduid in de statuten;

• indien vruchtgebruiker en blote eigenaar een einde

Niet-artsen kunnen voortaan ook (volle) eigenaar worden van aandelen van een artsenvennootschap. Dit opent perspectieven in het kader van successieplanning of wanneer men extern kapitaal wil aantrekken.

Gewijzigde houding

Met het verschijnen van een nieuwe deontologische code in 2018 én met een advies van eind 2022 geldt niet langer dat de aandeelhouders van een artsenvennootschap uitsluitend artsen mogen zijn.

Deontologisch is het aldus toegestaan dat bijvoorbeeld uw echtgeno(o)t(e) of kinderen medeaandeelhouder worden van uw doktersvennootschap. Ook geneesheren met uiteenlopende specialisaties kunnen nu samenwerken via één vennootschap.

willen maken aan de splitsing, kan dit enkel in de richting van de arts-vruchtgebruiker;

• indien bij overlijden van de vruchtgebruiker de blote eigenaar de volle eigendom verkrijgt, moet hij de aandelen onmiddellijk overlaten aan een arts of het doel van de vennootschap wijzigen.

De Orde besliste vervolgens geval per geval of u de overdracht mocht uitvoeren. De voorwaarden maakten successieplanning met een doktersvennootschap complex(er).

Ook de inbreng van aandelen van een artsenvennootschap in een (toegevoegd intern) gemeenschappelijk huwelijksvermogen werd toegestaan. Opnieuw moesten de statuten de nodige garanties bevatten.

Aandachtspunt hierbij is dat het voorwerp en de vorm van de samenwerking steeds in overeenstemming moeten zijn met de deontologische regels. De participatie van een niet-arts in een artsenvennootschap (bijvoorbeeld in het kader van een successieplanning) mag geen invloed hebben op de goede uitoefening en de waardigheid van het artsenberoep en mag ook geen inmenging in het beroep van de arts mogelijk maken. Respect voor de medische deontologie, in het bijzonder de professionele onafhankelijkheid van de arts, moet gewaarborgd blijven.

De gewijzigde houding van de Orde opent perspectieven op verschillende vlakken. Zo kan er nagedacht

17
Een
nieuwe wereld gaat open
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023

worden om een beroep te doen op externe investeerders voor de oprichting van een artsenvennootschap, bijvoorbeeld in het kader van de financiering van een medisch centrum.

Tevens kan dit de successieplanning van een arts aanzienlijk vereenvoudigen.

Het is niet geheel duidelijk of er bepaalde beperkingen zijn aan de participatie van niet-artsen in een artsenvennootschap. Mag de nietarts quasi alle aandelen in volle eigendom bezitten? Of moet de dokter steeds de meerderheid van de aandelen behouden? Volstaat het dat de arts de meerderheid van de stemmen bezit op de algemene vergadering? Of is het enkel noodzakelijk dat de arts bestuurder is van de vennootschap? Dat zijn vragen die nog verder verduidelijkt kunnen worden.

Alleszins is het aangewezen om oude successieplanningen te herbekijken en waar nodig te vereenvoudigen of bij te sturen. Het is vandaag de ideale gelegenheid om de statuten van de artsenvennootschap, die vaak expliciet melding maken van bovenvermelde cumulatieve voorwaarden (nominatieve aanduiding van de blote eigenaars), onder de loep te nemen. De statuten moeten overigens in veel gevallen nog geüpdatet worden vóór 1 januari 2024 naar aanleiding van de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Conclusie

Niet-artsen kunnen voortaan ook (volle) eigenaar worden van aandelen van een artsenvennootschap. Dit opent perspectieven in het kader van successieplanning of wanneer men extern kapitaal wil aantrekken. Vanzelfsprekend moet hierbij de medische deontologie, en in het bijzonder de professionele onafhankelijkheid van de arts, steeds gewaarborgd blijven!

18
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023
iStockphoto.com/Chris Ryan

Quid met de deontologische regels bij andere vrije beroepen?

Niet-artsen kunnen voortaan ook (volle) eigenaar worden van aandelen van een artsenvennootschap. Dit opent perspectieven op het vlak van successieplanning of bij het

aantrekken van extern kapitaal. Maar wat met andere vrije beroepen? We zetten de deontologische regels van enkele andere vrije beroepen graag voor u op een rijtje.

Het moge duidelijk zijn: alle vrije beroepen hanteren hun eigen regels. Voorzichtigheid is dan ook geboden bij een aandelenoverdracht.

DeOrde der Apothekers stelt dat er geen beperkingen zijn omtrent het aandelenbezit in een apothekersvennootschap. Er is evenmin een voorafgaande goedkeuring nodig voor een overdracht van deze aandelen. Ook niet-apothekers zijn dus welkom, zowel als aandeelhouder en/of als bestuurder.

Een niet-notaris kan noch aandeelhouder, noch bestuurder zijn in een professionele notarisvennootschap.

Apothekers

Notarissen

Tandartsen

Psychologen

Deontologisch

gezien zijn er geen wettelijke verplichtingen bij tandartsvennootschappen. Niettandartsen kunnen m.a.w. vennoot of bestuurder zijn in een vennootschap die tandheelkundige zorgen aanbiedt.

Architecten

Erbestaan twee soorten architectenvennootschappen: de gewone architectenvennootschap en de architectrechtspersoon ingeschreven op de tabel van de Orde der Architecten.

Een gewone architectenvennootschap is niet gerechtigd het beroep van architect uit te oefenen. Evenwel mogen de architect-vennoten in eigen naam, maar voor rekening van

de vennootschap, hun beroep uitoefenen. Bij een gewone architectenvennootschap worden géén wettelijke vereisten gesteld met betrekking tot het bestuur van de vennootschap of het aandelenbezit.

Voor een architectenvennootschap ingeschreven op de tabel gelden wél wettelijke vereisten, zowel qua bestuur, als qua aandelenbezit. Overeenkomstig artikel 2, §2, 1° van de wet van 20 februari 1939 op

de bescherming van de titel en van het beroep van architect wordt de vennootschap bestuurd door één of meer bestuurders, natuurlijke personen die gerechtigd zijn het beroep van architect uit te oefenen en die ingeschreven zijn op één van de tabellen van de Orde van Architecten.

Diezelfde wet bepaalt voorts dat minstens 60% van de aandelen en de stemrechten te allen tijde rechtstreeks of onrechtstreeks in

het bezit moeten zijn van natuurlijke personen die enerzijds ingeschreven zijn op één van de tabellen van de Orde van Architecten en anderzijds gerechtigd zijn het beroep van architect uit te oefenen.

De overige aandelen mogen slechts in het bezit zijn van natuurlijke personen en/of rechtspersonen die een beroep uitoefenen dat niet onverenigbaar is met het beroep van architect en die gemeld zijn bij de raad van de Orde van Architecten.

Vanuit de Psychologencommissie bestaan er geen specifieke vereisten met betrekking tot het aandelenbezit of stemrecht in een vennootschap. Uiteraard dient wel de deontologische code voor psychologen gerespecteerd te blijven. Onder andere het beroepsgeheim moet te allen tijde worden nageleefd.

19
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Augustus 2023
Natalie Vanderstappen Gecertificeerd belastingadviseur

Geniet van een mooie korting op de nieuwe

ITAA-Lex 2023

Reserveer uw exemplaar nu op wkbe.be/itaa-nl en profiteer van uw exclusieve ITAA-korting

De ITAA-Lex is dé codex van de accountant en belastingadviseur. Een goudmijn aan pertinente informatie voor uw beroepsuitoefening.

ITAA-lid?

Dan ontving u recent een e-mail met uw unieke kortingscode. Gebruik deze tot en met 31 augustus 2023 en geniet van een maximaal voordeel. Surf snel naar wkbe.be/itaa-nl en verzilver uw korting.

Student? Bestel dan via → wkbe.be/ITAA-student* Docent? Bestel dan uw docentenexemplaar via → wkbe.be/docentenexemplaar

* Studentenprijs enkel geldig voor studenten in het bezit van een studentenkaart van een erkende Belgische onderwijsinstelling, academiejaar 2023-2024. Wolters Kluwer behoudt zicht het recht om dit te controleren.

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.