ITAA-Zine | Nummer 5 - Juni 2022

Page 1

-ZIN E Nummer 5 | Juni 2022

Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

Bestrijding van de onwettige ­uitoefening van het ­beroep en het ­onwettig ­voeren van ­titels In dit artikel stellen we u in detail de opdracht van bescherming van het beroep voor die aan het ITAA werd toevertrouwd door de ‘wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur’, zowel wat de bestrijding van de onwettige uitoefening van het beroep als het onwettig voeren van titels betreft.

iStockphoto.com/shironosov.


Colofon Bestrijding van de onwettige uitoefening van het beroep en het onwettig voeren van titels . . . . . . . . . . . . . . . 3

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 5/2022

Verslag van de algemene vergadering van 23 april 2022. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

ADMINISTRATIE EN REDACTIE ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be

Een bedrijfsleider zonder professionele organisatie kan niet failliet worden verklaard . . . . . . . . . . . . . . 14

COÖRDINATIE Stéphane De Bremaeker (NL) – stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be

Antiwitwaswetgeving: stand van zaken van de preventieve regelgeving op internationaal, Europees en nationaal vlak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

REDACTIECOMITÉ Stéphane De Bremaeker, Gaëtan Hanot, Johan De Coster, Chantal Demoor, Nathalie Lambot, Carine Govaert, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter), Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Eric Steghers AFBEELDINGEN iStockphoto, Bart Verbelen VERTALINGEN Azimut Translations, Euro-Finance VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

iStockphoto.com/jacoblund.

3

ITAA, Bart Verbelen

18

iStockphoto.com/jenoche.

iStockphoto.com/millann.

14

8

MEDEDELING VOOR DE LEZERS De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité. Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als het ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be. UITGEVER Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen


3

Bestrijding van de onwettige uitoefening van het beroep en het onwettig voeren van titels In dit artikel stellen we u in detail de opdracht van bescherming van het beroep voor die aan het ITAA werd toevertrouwd door de ‘wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur’ 1 , zowel wat de bestrijding van de onwettige uitoefening van het beroep als het onwettig voeren van titels betreft. We zullen een volgend artikel wijden aan de titels die onze leden en stagiairs mogen voeren en aan de beroepsactiviteiten die zij wettelijk mogen uitoefenen sinds de inwerkingtreding van de wet van 17 maart 2019 2 .

Rechtsgrondslag Als onze leden en stagiairs strafrechtelijk kunnen worden vervolgd wanneer ze de wet van 17 maart 2019 overtreden, geldt hetzelfde uiteraard ook voor elke natuurlijke of rechtspersoon die de bepalingen van de wet van 17 maart 2019 overtreedt door het beroep van (gecertificeerd) accountant 3 uit te oefenen zonder ingeschreven te zijn in het openbaar register, of door onwettig de titel van (gecertificeerd) accountant of gecertificeerd belastingadviseur te voeren 4 . Er is dan sprake van een onwettige uitoefening van het beroep en het onwettig voeren van titels. Het onwettig uitoefenen van het beroep betreft activiteiten die verricht worden onder het statuut van zelfstandige, terwijl het onwettig voeren van titels zowel zelfstandigen, als werknemers of ambtenaren kan betreffen.

1 2 3 4

De niet-naleving van de wettelijke bepalingen ter bescherming van de activiteiten van (gecertificeerd) accountant en het voeren van de titels van personen die in het openbaar register zijn ingeschreven, is een misdrijf. Artikel 117 van de wet van 17 maart 2019 bepaalt immers: Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van tweehonderd tot tweeduizend euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft: 1° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid of de titel toe-eigent van de volgende beroepen: a) (intern) accountant of (intern) fiscaal accountant; b) (intern) accountant of (intern) gecertificeerd accountant; c) (intern) gecertificeerd belastingadviseur; 2° hij die de artikelen 4, 5, 7, 8, en 9 overtreedt;

3° hij die de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 3 uitoefent of de titels bedoeld in de artikelen 4, 7, 8 en 9 voert, terwijl hij het voorwerp is van een uitvoerbare schorsingsmaatregel. De rechtbank kan bovendien bevelen: 1° de definitieve of tijdelijke sluiting van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig heeft gemaakt aan een of meer van de hierboven bedoelde overtredingen; 2° de bekendmaking van het vonnis of van een samenvatting ervan in een of meer dagbladen of enige andere wijze, dit alles op kosten van de veroordeelde.

Opdracht van het ITAA De onwettige uitoefening van onze beroepen is een plaag die bestreden moet worden. Naast de slechte kwaliteit van de diensten die door

Wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur, BS 27 maart 2019, hierna: de ‘Wet van 17 maart 2019’. Koninklijk besluit van 11 september 2020 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur en tot opheffing van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, met uitzondering van sommige bepalingen, BS 30 september 2020. Met uitzondering van de bedrijfsrevisoren, die de activiteiten mogen uitoefenen van artikel 3 van de wet van 17 maart 2019 met uitzondering van de activiteiten die voorbehouden zijn aan de gecertificeerde accountants. Art. 3, 4, 5, 7, 8 en 9 van de wet van 17 maart 2019.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


4 pseudoberoepsbeoefenaars worden aangeboden, concurreren deze laatsten op oneerlijke wijze met onze leden en stagiairs, die een bijdrage betalen, in het bezit zijn van een erkend diploma, stage hebben gelopen (of nog lopen) en/of geslaagd zijn voor diverse bekwaamheidsexamens of -proeven, hun beroepsethiek en de bepalingen van de antiwitwaswet moeten naleven, hun professionele burgerlijke aansprakelijkheid moeten verzekeren, zich permanent moeten bijscholen en een kwaliteitstoetsing ondergaan. De wet van 17 maart 2019 heeft het ITAA de opdracht toegewezen om de rechten en gemeenschappelijke beroepsbelangen te beschermen van de personen die in het openbaar register zijn ingeschreven 5 . Zo is het ITAA bevoegd om erop toe [te] zien dat de voorwaarden inzake de toegang tot het beroep worden nageleefd en met dat doel in rechte op te treden, met name door elke inbreuk op de wetten en verordenin­ gen tot bescherming van de beroeps­ titels en tot organisatie van het beroep bij de gerechtelijke overheden aan te klagen en door aan deze over­ heden iedere maatregel te vragen om dergelijke inbreuk te stoppen en desgevallend schadevergoeding te eisen 6 . Het ITAA kan ook in rechte optreden om de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van zijn leden te beschermen en desgevallend schadevergoeding te eisen7. Deze rechtsgrondslagen stellen het ITAA in staat de onwettige uitoefening van het beroep van (gecertificeerd) accountant en het onwettig gebruik van de titels van zijn leden en stagiairs te vervolgen.

5 6 7 8

Wij zullen enkele van de interventies onder de loep nemen die het ITAA in het kader van deze opdracht kan uitvoeren. Maar vooraleer vervolging wordt ingesteld, het dossier wordt meegedeeld aan de FOD Economie of een andere actie wordt ondernomen, verzamelt het ITAA (en meer bepaald de Cluster Deontologie & tuchtzaken) de gegevens. Het ITAA zoekt informatie op door het raadplegen van kranten, websites, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, sociale netwerken, enz. Het Instituut ontvangt ook klachten en meldingen van de leden, cliënten, advocaten, curatoren, notarissen en diverse organisaties. Wel is het zo dat het ITAA van de wetgever geen specifieke onderzoeks- of opsporingsbevoegdheden heeft gekregen voor de problematiek van de onwettige beroepsbeoefenaars. Het ITAA moet zich daarvoor dus wenden tot de gerechtelijke autoriteiten of tot de inspecteurs van de FOD Economie.

Bijstand van onze leden en stagiairs Het is van essentieel belang dat onze leden en stagiairs, wanneer ze een boekhoudkundig of fiscaal dossier overnemen of overdragen, nagaan of de overnemer of overdrager gerechtigd is het beroep uit te oefenen. Dat kan met een opzoeking op de ITAA-website of door contact op te nemen met het ITAA om hiervan een bevestiging te krijgen. Is de persoon in kwestie geen lid, breng het ITAA dan op de hoogte van de identiteit van de pseudoberoepsbeoefenaars en geef hen het dossier niet door. Geef het dossier terug aan uw cliënt 8 en leg hem uit welke risico’s hij loopt door iemand in te schakelen die

niet bevoegd is om het beroep uit te oefenen. Deze voorzorgsmaatregelen moeten ook worden genomen wanneer u een samenwerking met een natuurlijke of rechtspersoon aangaat. U moet nagaan of die persoon is ingeschreven in het openbaar register van het ITAA (of dat hij lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren) in de vereiste hoedanigheid (of dat hij is ingeschreven met de vermelding ‘stagiair’). Het doet er niet toe dat de pseudoberoepsbeoefenaar zijn diensten alleen aan uw kantoor factureert en niet rechtstreeks aan uw cliënt. De pseudoberoepsbeoefenaar mag, zelfs als onderaannemer van een ITAA-lid, geen activiteiten uitoefenen die voorbehouden zijn aan de beroepsbeoefenaars volgens de wet van 17 maart 2019! Samenwerken met een persoon die het beroep onwettig uitoefent, vormt trouwens een inbreuk op de deontologie. De beroepsbeoefenaar kan strafrechtelijk vervolgd worden als mededader van, of medeplichtige aan het strafbare feit. Het beroep uitoefenen via een rechtspersoon die niet in het openbaar register is ingeschreven, is eveneens een inbreuk op de wet van 17 maart 2019, waarvoor het lid of de stagiair tuchtrechtelijk en strafrechtelijk kan worden vervolgd. Onze leden en stagiairs moeten hun titel vermelden, zoals we al hebben opgemerkt, maar ze moeten er ook voor zorgen dat hun medewerkers die geen lid of stagiair zijn van het ITAA, geen titel dragen die beschermd is door de wet van 17 maart 2019. Wij denken met name aan de handtekeningen onderaan e-mails en de presentatie van de leden van het kantoor op de website. Soms wordt de titel van (gecertificeerd) boekhouder, accountant of belastingadviseur toegekend aan personen die niet in het

Art. 62, §1, 1° van de wet van 17 maart 2019. Art. 72, eerste lid, 11° van de wet van 17 maart 2019. Art. 119 van de wet van 17 maart 2019. Het reglement van plichtenleer van het BIBF legde deze melding op via artikel 17, 2° van het koninklijk besluit van 14 januari tot goedkeuring van het reglement van plichtenleer van het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


5

iStockphoto.com/GlobalStock.

openbaar register zijn ingeschreven met de vereiste hoedanigheid of vermelding van ‘stagiair’. Het is verboden de titel van gecertificeerd accountant, gecertificeerd fiscaal accountant, fiscaal accountant, of gecertificeerd belastingadviseur te voeren zonder in het openbaar register te zijn ingeschreven met de overeenkomstige titel, maar het is ook verboden een titel te voeren die verwarring kan scheppen met deze titels, zoals ‘boekhouder’ of ‘belastingconsulent’9 . Wanneer u een pseudoberoepsbeoefenaar bij het ITAA aangeeft, zorg er dan voor dat u de bewijzen meelevert die de onwettige uitoefening van het beroep aantonen: brieven, e-mails, briefpapier, advertenties, facturen of

9

honorariumnota’s, opdrachtbrieven, visitekaartjes, foto’s van het beroepsplaatje, schermafdrukken of internetadressen. Die documenten zijn van essentieel belang voor de vaststelling van de inbreuk in gerechtelijke procedures.

Beheer van het dossier Wanneer het ITAA wordt ingelicht over een onwettige uitoefening van het beroep, wordt een ingebrekestelling verstuurd naar de betrokkenen om de inbreuk te doen ophouden en om eventueel een wijziging door te voeren van de btw- en KBOinschrijvingen van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon,

van de statuten van de rechtspersoon indien er vermeldingen in staan die in strijd zijn met de wet van 17 maart 2019, of van de naam van de rechtspersoon. Volgt er geen regularisatie, dan heeft het ITAA verschillende opties om het dossier te behandelen. Wanneer het ITAA over onvoldoende bewijzen beschikt, kan het Instituut het dossier doorgeven aan de diensten van de FOD Economie die bevoegd zijn om een proces-verbaal uit te schrijven in geval van een inbreuk op artikel 117 van de wet van 17 maart 2019. Dergelijke processen-verbaal worden onmiddellijk toegezonden aan de Raad van het

Art. 4, 7, 8 en 9 van de wet van 17 maart 2019. De volgende titels kunnen als verwarrend beschouwd worden: boekhouder, boekhouderfiscalist, fiscalist, fiscaal adviseur, fiscaal expert, belastingconsulent, belastingconsultant en belastingexpert, alsook hun vertaling ervan in een andere taal. Dit is een niet-limitatieve opsomming (Wetsvoorstel betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur, Parl.St. Kamer, 2019-20, 18).

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


6 Instituut en aan de bevoegde ambtenaren van het Openbaar Ministerie 10 . Het Parket kan de zaak dan seponeren 11 , de dader rechtstreeks dagvaarden 12 of een strafrechtelijke dading voorstellen waarbij het Parket afziet van vervolging in ruil voor de betaling van een geldsom, op voorwaarde dat het slachtoffer schadeloos werd gesteld 13 . Als het Parket voor de correctionele rechtbank dagvaardt, zal het ITAA zich op de eerste zitting burgerlijke partij stellen.

van het verdere verloop van de procedure 16 en het dienovereenkomstig kan handelen.

Het ITAA kan ook klacht indienen bij het bevoegde Parket en zich ‘benadeelde persoon’ verklaren 14 wanneer het Instituut al over meer substantiële bewijzen beschikt. Het ITAA kan ook een klacht indienen bij de onderzoeksrechter met burgerlijke partijstelling. De onderzoeksrechter onderzoekt de zaak en deelt zijn dossier mee aan de procureur des Konings, die verslag uitbrengt aan de Raadkamer. Als de procureur des Konings niet om andere onderzoeksdaden verzoekt, vordert hij de regeling van de rechtspleging door de Raadkamer, die dan zal beslissen om de zaak te seponeren of om de verdachte naar de correctionele rechtbank te verwijzen 15 .

In geval van een procedure voor de correctionele rechtbank zal het ITAA een schadevergoeding vorderen voor de morele en materiële schade die het heeft geleden door de schending van de wet van 17 maart 2019.

De politie, de parketten of de onderzoeksrechters vragen regelmatig aan het ITAA of personen lid of stagiair zijn, of dat in het verleden zijn geweest. Wanneer er aanwijzingen zijn van een mogelijke inbreuk op de wet van 17 maart 2019 verklaart het ITAA zich ‘benadeelde persoon’ bij het bevoegde Parket, waardoor het op de hoogte kan worden gehouden

Als het Instituut over een dossier met stukken beschikt op grond waarvan niet kan worden getwijfeld aan de onwettige uitoefening van het beroep (bijvoorbeeld meerdere facturen voor boekhoudkundige diensten over meerdere jaren), kan het de overtreder rechtstreeks dagvaarden voor de correctionele rechtbank17.

Ook procedures die geen strafrechtelijk karakter hebben, kunnen worden overwogen. De vordering tot staking is een van die procedures. De rechtsgrondslag ervan is vervat in artikel VI.104 van het Wetboek van economisch recht en luidt als volgt: Verboden is elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden. Het beroep wordt ingesteld bij de voorzitter van de Ondernemings­ rechtbank, die dwangsommen kan opleggen om een einde te maken aan de oneerlijke concurrentie van een natuurlijke of rechtspersoon die het beroep onwettig uitoefent.

10 11 12 13 14 15 16 17 18

Een andere mogelijke procedure, die alleen van toepassing is op rechtspersonen, is de vordering tot nietigverklaring, die bij de Ondernemingsrechtbank wordt ingesteld en die, wat de besloten vennootschappen betreft18 , gebaseerd is op artikel 5:13, 3° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV). Dit artikel bepaalt dat een vennootschap nietig kan worden verklaard “(...) 3° wanneer het voorwerp van de vennootschap ongeoorloofd of strijdig met de openbare orde is”. Als de maatschappelijke doelstelling van een rechtspersoon die niet in het openbaar register is ingeschreven, vermeldingen bevat die in strijd zijn met de wet van 17 maart 2019, met name activiteiten die voorbehouden zijn aan beroepsbeoefenaars van het ITAA, is die doelstelling nietig. De nietigheid wordt uitgesproken bij rechterlijke beslissing 19 . De nietigheid van de vennootschap brengt de vereffening van de vennootschap met zich mee, zoals bij een ontbinding 20 . Het gebeurt soms dat iemand door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens onwettige beroepsuitoefening zonder dat het ITAA daarvan op de hoogte werd gesteld. In dat geval kan het ITAA voor dezelfde rechtbank om een nieuwe bepaling van de rechtsdag vragen om de burgerlijke belangen 21 te onderzoeken en een vergoeding te krijgen voor de materiële en morele schade die het ITAA heeft geleden. Het is ook mogelijk dat een overtreder een door het Openbaar Ministerie voorgestelde strafrechtelijke dading heeft aanvaard door betaling van een geldsom,

Artikel 118 van de wet van 17 maart 2019. Art. 28quater Sv. Art. 182 Sv. Art. 216bis, § 1, eerste lid Sv. Art. 5bis Voorafgaande titel Sv. Art. 127, 128 en 130 Sv. Art. 5bis Voorafgaande titel Sv. Art. 182 Sv. Identieke bepalingen zijn opgenomen voor andere vormen van vennootschappen of verenigingen, met name coöperatieve vennootschappen (art. 6:14, 3° WVV), naamloze vennootschappen (art. 7:15, 3° WVV) en vzw’s (art. 9:4, 4° WVV). 19 Art. 2:34 WVV. 20 Art. 2:37 WVV. 21 Art. 4 Voorafgaande titel Sv.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


7 waardoor de strafvervolging eindigt 22 . In principe moet het slachtoffer schadeloos gesteld zijn, maar het is al gebeurd dat het Instituut zijn schade niet vergoed heeft gekregen. In dat geval kan ook een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld tot vergoeding van de door het ITAA geleden materiële en morele schade, waarbij de dading de erkenning van het strafbare feit inhoudt. Naast de hierboven vermelde procedures wordt een melding gedaan bij de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), aangezien de onwettige uitoefening van het beroep een criminele activiteit vormt in de zin van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwas­ sen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten23 . In de jaarverslagen van het ITAA vindt u een overzicht van de vonnissen en arresten over de onwettige uitoefening van het beroep 24 .

Conclusie Het beroep (en de ondernemers) worden beschermd door de acties die het ITAA onderneemt om uw monopolie en het gebruik van uw titels te doen naleven. Wij danken u voor de waardevolle medewerking die u uw Instituut dagelijks verleent bij deze acties door frauduleuze activiteiten te melden en ons de bewijsstukken te bezorgen of door ervoor te zorgen dat u samenwerkt met mensen die gemachtigd zijn om het beroep, uw beroep, uit te oefenen. Sven Andersen ITAA, Cluster Deontologie & tuchtzaken iStockphoto.com/jacoblund.

22 Art. 216bis, § 1, eerste lid Sv. 23 Art. 4, 23°, t) AWW-wet. 24 https://www.itaa.be/nl/jaarverslag, 67.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


8

Verslag van de algemene vergadering van 23 april 2022 Op 23 april 2022 openden de voorzitter Bart Van Coile en de ondervoorzitter Frédéric Delrue de zitting van de algemene vergadering van het Instituut te Brussels Expo. Na de twee jaar durende coronapandemie organiseert het ITAA zijn derde jaarlijkse algemene vergadering onder een hybride vorm. Voortaan kunnen de deelnemende leden kiezen of ze de vergadering ter plaatse of op afstand bijwonen. De stemprocedure is aldus ingesteld dat zowel de deelnemers ter plaatse als die op afstand tegelijk kunnen stemmen. Vragen worden voortaan via het stembakje gesteld en verschijnen aldus op het scherm.

(Gast)sprekers Naast de leden van het uitvoerend comité, de voorzitter en ondervoorzitter, komen ook een aantal andere raadsleden aan het woord. Zij spreken de deelnemers live toe op het podium. Kwamen nog aan het woord: • Géraldine Horgnies • Gonda Schelfhaut • Angélo Terranova • Hein Vandelanotte • Patrick Delrue • Vincent Delvaux • Jean-Luc Kilesse • Johan De Coster • Marc Van Thournhout • Mirjam Vermaut In totaal hebben 1.568 leden en stagiairs deelgenomen aan de algemene vergadering: 1.335 op afstand en 233 ter plaatse. Er werden 115 geldige volmachten ontvangen. Er werd gekozen om deze mensen een gewicht te geven, afhankelijk van het aantal volmachten. Wie twee volmachten had, had dus een gewicht van drie stemmen.

Aanstelling van de stemopnemers en voorstelling van de gerechtsdeurwaarder De heer Didier Pajot (FR) en mevrouw Marleen Pauwels (NL) worden, voorafgaand aan deze algemene vergadering, aangesteld als stemopnemer en zijn aanwezig in de zaal. De Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022

gerechtsdeurwaarder is de heer Jules Callebaut. Allen zien samen toe op het correcte verloop van de stemming tijdens deze algemene vergadering. Vervolgens geven Bart Van Coile en Fréderic Delrue toelichting bij de stemprocedure.

Activiteitenverslag Bart Van Coile en Frédéric Delrue lichten de organisatie van het Instituut toe, waarna de clusterverantwoordelijke raadsleden verslag uitbrengen van hun respectieve cluster. Eerst beginnen de voorzitter en ondervoorzitter met een overzicht van de algemene diensten, de zogenaamde cluster van de voorzitter en ondervoorzitter. Volgende topics werden besproken: • hoorzitting in de Kamer van Volksvertegenwoordigers naar aanleiding van een algemene oproep, exact een jaar geleden, in het kader van de nieuwe UBO-wetgeving; • SOS ITAA dat in 2021 op volle toeren heeft gedraaid ten gevolge van corona, de overstromingen van juli 2021 enz.; • ITAA-barometer, een instrument dat het ITAA op poten heeft gezet om meer voeling te hebben met het werkveld. In dat verband wordt ook verwezen naar de Net Promoter Score van het ITAA, waar het ITAA een gemiddelde van 6,5 op 10 scoort; • Werkgroep Insolvabiliteit; • overleg met de beroepsverenigingen, opnieuw om de voeling te hebben met het werkveld, de bekommernissen en bezorgdheden van de leden en deze te vertalen naar de politiek toe; • overleg met de FOD Financiën en het Kabinet Financiën over de fiscale indieningstermijnen; • wetgeving rond de klokkenluiders; • nauwere samenwerking tussen het IBR en het ITAA, niet alleen via een zogenaamd Interinstitutencomité maar ook een volwaardig samenwerkingsprotocol;


9 Beroep & kwaliteit Hein Vandelanotte en Angelo Terranova vervoegen de voorzitter en ondervoorzitter op het podium. Ook zij brengen onder de vorm van een interview verslag uit van de activiteiten uit hun cluster. • toegang tot het ITAA-portaal via eID en itsme®; • jaarlijkse bevestiging in het ITAA-portaal van de ledengegevens; • permanente vorming, met de inwerkingtreding van de nieuwe norm en de toepassing van een nieuw platform permanente vorming; • activiteiten in het kader van de antiwitwas, zoals overleg met de CFI, de AWW-controles (eengemaakt met die vragen van de kwaliteitstoetsing); • de kwaliteitstoetsing in 2021, opdrijven van de toetsingen in 2022 en voorbereidingen treffen met het oog op 2024 (wanneer ook fiscaal accountants zullen worden getoetst).

Deontologie & tuchtzaken • halfmandaat-analyse binnen de Raad van de verwezenlijkingen en lopende projecten; • niet-erkende fiscale dienstverleners, met name de acties die het Instituut neemt naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof; • overleg rond UBO- en DAC6-procedures, meer in het bijzonder om te voorkomen dat het beroepsgeheim van de accountant en de belastingadviseur een hol begrip wordt; • mediacampagne.

Vier clusters aan het woord Intussen werden Géraldine Horgnies (Cluster Toegang & promotie), Gonda Schelfhaut (Cluster Toegang & promotie), Angelo Terranova (Cluster Beroep & kwaliteit) en Hein Vandelanotte (Cluster Beroep & kwaliteit) uitgenodigd op het podium voor de verslagen van hun respectieve clusters.

Toegang & promotie Aan de hand van enkele gerichte vragen, maken Géraldine Horgnies en Gonda Schelfhaut verslag van de werkzaamheden uit hun cluster. • Zo wordt toelichting gegeven rond twee grote werven die de Stagecommissie in 2021 heeft afgewerkt: het stagedagboek en de digitalisering van alle examens. • Er wordt verwezen naar het aantal stagiairs dat de Stagecommissie “in beheer” heeft. • De werkzaamheden rond de Cel Members in Business zijn opgestart. • De werkzaamheden van de Cel Promotie van het beroep worden toegelicht, meer in het bijzonder hun inzet om het beroep en het ITAA te promoten bij studenten.

Ook Veerle Sleeuwagen en Vincent Delvaux, clusterverantwoordelijken voor Deontologie en tuchtzaken, vervoegen de voorzitter en ondervoorzitter op het podium. Samen geven ze een stand van zaken met betrekking tot het koninklijk besluit dat de deontologie van onze leden zal regelen. Daartoe werd gemeld dat het ITAA zijn bekommernissen heeft overgemaakt aan de FOD Economie, die instaat voor de redactie van dat KB. Men wacht nog steeds af. Intussen behelpt het ITAA zich met de bestaande wetgeving, oude KB’s, rechtspraak en tuchtbeslissingen. Veerle Sleeuwagen en Vincent Delvaux verwijzen ook naar de acties die het ITAA onderneemt ter behartiging van de belangen van onze leden, meer specifiek tegen wie ons beroep op illegale wijze uitoefent of tegen wie zonder erkenning voorbehouden activiteiten uitoefent en factureert aan derden. Men benadrukt dat dit niet alleen oneerlijke concurrentie is die nadelig is voor onze leden en de maatschappij, maar dat het bovendien een witwasmisdrijf is geworden. Wettelijk gezien kan het ITAA via de rechtbank, het parket en de FOD Economie daartegen optreden. Heel regelmatig onderhoudt het ITAA contacten met de FOD Economie (onder de vorm van een wisselwerking), rechtskundige assessoren en het College van procureurs-generaal. Tot slot begeleidt de cluster de leden wanneer ze vragen hebben met betrekking tot deontologie of andere juridische materies en wanneer er huiszoekingen plaatsvinden.

Kenniscentrum Patrick Deleu betreedt tot slot het podium. Op nationaal niveau heeft het ITAA vertegenwoordiging in de CBN, Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


10

waar nu samen met het IBR een werkgroep zal worden gecreëerd. Verder onderhoudt het Instituut heel regelmatig contacten met de FOD Financiën, niet alleen over de fiscale termijnen maar ook over bijvoorbeeld het mandatenbeheer. Weldra zullen cliënten via e-mail, en hun eID of itsme® mandaat kunnen verlenen aan hun mandataris, wat alles daarna eenvoudiger zal maken.

vorming, de koppeling met eID en itsme®, de servicedesk, de integratie van de crm.

Niet alleen op nationaal niveau onderhoudt de cluster nauwe contacten. Ook op het internationale toneel staat veel op til: een interessante topic is duurzaamheidsrapportering. Via organisaties als Accountancy Europe, maar ook andere (ETAF, EFAA, …) heeft het ITAA inspraak in de activiteiten binnen de Europese Unie om tegen 2050 klimaatneutraal te leven. Ook wij accountants of belastingadviseurs kunnen daar ons steentje in bijdragen. Ook andere topics worden via die organisaties, maar ook door FIDEF, CFE, enz. van nabij opgevolgd.

De IT-dienst, die het werk van alle clusters voor deze platformen faciliteert, besteedt veel van deze IT-projecten uit. Daarvoor schrijft de dienst telkens een lastenboek en vraagt hij bij minstens drie leveranciers offertes. De IT-dienst volgt ook alle projecten nauw op, zelfs na de uitrol door middel van updates, nazorg, opvolging, veiligheid, enz. Dat maakt dat de budgetten voor IT zeer hoog zijn. De nazorg verloopt ook in samenwerking met de servicedesk van het ITAA.

Tot slot meldt Patrick dat het ITAA in 2021 heel wat opleidingen via webinars heeft aangeboden. Deze ervaring zal het ITAA meenemen naar de toekomst, zodoende dat we onze opleidingen in een meer hybride formule zullen aanbieden. Niettemin zullen we die formule blijvend analyseren en evalueren. Naast de vele opleidingen die de Cluster Kenniscentrum organiseert, zal ook werk worden gemaakt van een permanente vorming voor gerechtsdeskundigen. Deze profielen moeten immers jaarlijks een verslag maken van alle vormingen, dat door de FOD Justitie zal worden bijgehouden.

Cel IT We sluiten het activiteitenverslag van de clusters af met de werkzaamheden binnen de Cel IT. Deze cel ondersteunt alle andere cellen en clusters van het ITAA in hun werkzaamheden. Denk maar aan het platform permanente Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022

Ten gevolge van de fusie moesten heel wat tools van beide voorgaande Instituten heel snel met elkaar geïntegreerd worden. Denk maar aan een ITAA-portaal, platform permanente vorming, kwaliteitstoetsing.

De servicedesk ontving in 2021 meer dan 21.000 vragen, met een dagelijks gemiddelde van om en bij de 200 tickets. Daarvan hebben veel vragen betrekking op IT-toepassingen waarmee het Instituut niets te maken heeft, zoals de applicaties van de FOD Financiën. Wel verzamelt de servicedesk deze gegevens om het ITAA de mogelijkheid te geven in overleg te gaan met de fiscus.

Voorstelling van de jaarrekening Johan De Coster, lid van het uitvoerend comité en van de Raad van het ITAA, en Jean-Luc Kilesse, penningmeester van het ITAA, brengen verslag uit over de financiële toestand van het ITAA per 31 december 2021 en becommentariëren de aan de leden voorgestelde financiële staten. Daarbij analyseren ze ook de afwijkingen met de begroting. Jean-Luc Kilesse, Johan de Coster, de voorzitter en ondervoorzitter beantwoorden vervolgens een selectie vragen


11 van de leden. De andere vragen zullen later persoonlijk worden beantwoord, of indien het om een algemene vraag gaat, worden beantwoord in een algemene boodschap.

Verslag van de commissarissen De commissarissen, Pierre-Yves Heynen en Isabelle Montmorency brengen verslag uit over de rekeningen van het Instituut. Als conclusie van het verslag van commissaris – een mandaat dat ze in alle vrijheid en onafhankelijkheid uitoefenen in samenwerking met de Raad en de diensten van het Instituut – bevestigen beide commissarissen dat de jaarrekening, die op 31 december 2021 een balanstotaal van 8.879.205,40 en een overschot van 165.179,55 euro vertoonde, exact is. De jaarrekening geeft een getrouw beeld van de financiële toestand en het vermogen van het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants, en leeft de wettelijke Belgische boekhoudkundige regels na. In het commissarisverslag dat bij de uitnodiging verstuurd was, is een foutje geslopen. In de Nederlandse versie stond aanvankelijk een “verlies van 165.179,55 euro” geschreven in plaats van een “winst van 165.179,55”. De voorzitter meldt dat de vergissing voor de algemene vergadering is rechtgezet.

Bepaling van de procedurekosten, administratieve en forfaitaire kosten Mirjam Vermaut, lid van het uitvoerend comité en van de Raad van het ITAA, licht het voorstel over de vaststelling en goedkeuring van de bedragen van de administratiekosten toe. Deze kosten houden verband met bijkomende

onderzoeken (waaronder de oproepingen en de procedurekosten naar evenredigheid van de tuchtsancties en het aantal tenlasteleggingen dat werd vastgesteld door de Tuchtcommissie en de Commissie van beroep).

Voorstelling van de begroting 2022 en vaststelling van de ledenbijdragen Jean-Luc Kilesse, secretaris-penningmeester van het ITAA, en Johan De Coster, lid van het uitvoerend comité en van de Raad van het ITAA, stellen de begroting 2022 voor. Ze stellen die begroting voor in een vorm die de verschillende clusters van het Instituut in de kijker zet. Ze geven eerst een overzicht van de middelen die zijn begroot en lichten vervolgens toe hoe het Instituut deze wil aanwenden. Jean-Luc Kilesse, Johan De Coster, de voorzitter en ondervoorzitter beantwoorden vervolgens een selectie vragen van de leden. De andere vragen zullen later persoonlijk worden beantwoord, of indien het om een algemene vraag gaat, worden beantwoord in een algemene boodschap.

Verkiezing van twee effectieve en twee plaatsvervangende commissarissen Voor het mandaat van de Franstalige commissaris-titularis ontving het Instituut drie kandidaturen. • Hanine Essaheli (23,43% van de stemmen) • Claude Lesage (plaatsvervangend) (20,48% van de stemmen) • Mohamed Meyahed (23,52% van de stemmen)

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


12 Met 263 stemmen (23.52 %) werd Mohamed Meyahed verkozen tot Franstalige commissaris-titularis. Hanine Essaheli is plaatsvervangend commissaris. De andere kandidaat was Claude Lesage. Voor het mandaat van Nederlandstalige commissaris ­ontving het ITAA drie kandidaturen: • Isabelle Montmorency (40,68% van de stemmen) • Johan Van Haeverbeke (15,32% van de stemmen) • Peter Verschelden (22,76% van de stemmen) Met 454 stemmen (40,68 %) werd Isabelle Montmorency verkozen tot Nederlandstalige commissaris-titularis. Peter Verschelden is plaatsvervangend commissaris. De andere kandidaat was Johan Van Haeverbeke.

Tussenkomst van de ministers Barbara Trachte en Hilde Crevits Gezien de coronamaatregelen was het heel moeilijk om een gastspreker uit te nodigen op onze algemene vergadering. Vorig jaar vroeg het ITAA onze federale ministers voor een videotoespraak. Ditmaal deden we hetzelfde bij onze regionale ministers. Gingen op ons verzoek in: • Barbara Trachte • Hilde Crevits ITAA, Cel Communicatie

Overzicht beslissingen & goedkeuringen Goedkeuring van het jaarverslag van de Stagecommissie Er werden 1.066 stemmen uitgebracht. 996 stemmen (96,7 %)

67 stemmen

33 stemmen (3,3 %)

Goedkeuring van het jaarverslag van de Commissie kwaliteitstoetsing Er werden 1.099 stemmen uitgebracht. 944 stemmen (93,37 %)

88 stemmen

67 stemmen (6,63 %)

Kwijting aan de commissarissen Er werden 1.101 stemmen uitgebracht. 981 stemmen (94,87 %)

67 stemmen

53 stemmen (5,13 %)

Kwijting aan de penningmeester en de Raadsleden Er werden 1.117 stemmen uitgebracht. 997 stemmen (93,35 %)

49 stemmen

71 stemmen (6,65 %)

Goedkeuring van de jaarrekening

Goedkeuring van de procedurekosten, administratieve en forfaitaire kosten

Er werden 1.112 stemmen uitgebracht.

Er werden 1.114 stemmen uitgebracht.

939 stemmen (89,51 %)

63 stemmen

110 stemmen (10,49 %)

885 stemmen (81,90 %)

70 stemmen

189 stemmen (18,10 %)

Goedkeuring van de begroting 2022 en van de ledenbijdragen 2022 Er werden 1.127 stemmen uitgebracht. 836 stemmen (79,77 %) 212 stemmen tegen (20,23 %)

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022

79 stemmen


ITAA-Lex 2022 De ITAA-Lex is de Codex van de accountant en belastingadviseur. Speciaal voor deze publicatie selecteerde het ITAA de wetgeving die van toepassing is op de belangrijkste aspecten van de beroepen van accountant en belastingadviseur. Een echte goudmijn aan pertinente informatie voor uw beroepsuitoefening. Elk jaar opnieuw moet u rekening houden met wijzigingen in de fiscale wetgeving. Moeiteloos up-to-date blijven? Dat doet u met ITAA-Lex. Deze codex is hét essentiële hulpmiddel voor elke accountant en belastingadviseur. In twee handige volumes zijn alle wetten neergeschreven. Kortom, 3000 bladzijden met wetteksten: een uniek format in België. In het eerste deel werd alle fiscale wetgeving opgenomen, het tweede deel bevat alle niet-fiscale wetgeving.

BESTEL ITAA-LEX 2022 VANAF 15 AUGUSTUS Ledenkorting*: • Vanaf 15 t.e.m. 31 augustus: € 101,86/ex. i.p.v. € 192,18/ex. (excl. btw) • Vanaf 1 t.e.m. 14 september: € 128,76/ex. i.p.v. € 192,18/ex. (excl. btw) • Na 15 september: € 153,74/ex. i.p.v. € 192,18/ex. (excl. btw) (*) ITAA zal de kortingscodes via mail versturen naar zijn leden.

Student? Bestel uw ITAA-Lex via wkbe.be/ITAA-student** • Studentencodex ITAA-Lex – Fiscale Wetgeving: € 42,00/ex. (incl. btw) • ITAA-Lex van de accountant en belastingadviseur: € 50,00/ex. (incl.btw) (**) Studentenprijs geldt enkel voor studenten in het bezit van een studentenkaart van een erkende Belgische onderwijsinstelling, academiejaar 2022-2023. Wolters Kluwer behoudt zich het recht om dit te controleren. Bent u docent? Bestel uw exemplaar via wkbe.be/docentenexemplaar.


14

Een bedrijfsleider zonder professionele organisatie kan niet failliet worden verklaard Elke onderneming kan failliet gaan, maar is een mandataris van een rechtspersoon automatisch een onderneming? Neen. Het Hof van Cassatie heeft op 18 maart 2022 geoordeeld dat een onderneming een minimale organisatie op administratief, economisch en personeelsvlak moet hebben opdat ze kan worden beheerd. Dat is a priori niet het geval voor een mandataris, die de vruchten plukt van de organisatie die werd ingevoerd door de rechtspersoon die hem heeft aangesteld om zijn mandaat uit te oefenen.

1. Inleiding De vraag of de mandataris van een rechtspersoon-onderneming (vennootschap, vereniging enz.) die het mandaat van bestuurder of zaakvoerder uitoefent dat hem door de algemene vergadering van die rechtspersoon werd gegeven, ook als een onderneming kan worden beschouwd, is al enkele jaren een twistpunt.

2. Betwist standpunt Toen in de 19de eeuw, net voor het ontstaan van België, het begrip ‘koopmanschap’ werd ingevoerd, werd aangenomen dat het feit dat een mandataris een handelszaak uitbaatte, er niet toe leidde dat die mandataris daardoor de hoedanigheid van koopman (handelaar) kreeg: het is de mandator of lastgever (de rechtspersoon) die een dergelijke hoedanigheid heeft en niet de mandataris (bestuurder of zaakvoerder) 1 . De meningen daarover wijzigden door de hervorming van het ondernemingsrecht in november 2018 en mei 2019. Een nieuwe ondernemingsdefinitie heeft sindsdien tot

1 2 3

interpretatieproblemen geleid. Die zijn voornamelijk terug te brengen tot dubbelzinnigheden en tegenstrijdigheden in de parlementaire voorbereidingen. Zo lijkt het dat de wetgever in 2018 niet heeft uitgesloten dat een vennootschapsmandataris onder het begrip ‘onderneming’ zou vallen. Het is echter niet duidelijk of het ook werkelijk de bedoeling van de wetgever was om de aard van de functie van bestuurder of zaakvoerder te wijzigen. Volgens sommige auteurs “laat de wetgever de natuurlijke personen die een bestuursmandaat voor een rechtspersoon uitoefenen, bewust onder het toepassingsgebied van de insolventieregeling vallen”2 . Anderen menen dan weer dat de introductie van het nieuwe ondernemingsbegrip niet rechtvaardigt of aantoont dat de wetgever wou afstappen van het vroegere onderscheid tussen enerzijds de mandator-rechtspersoon en anderzijds zijn mandataris, die slechts een orgaan van die rechtspersoon is. Volgens de rechtsleer “zou het bovendien merkwaardig zijn om de bestuurders of zaakvoerders zonder onderscheid als ondernemingen te

beschouwen, terwijl ze de organen van die ondernemingen zijn”3 .

3. Boek I van het Wetboek van economisch recht De definitie van ‘onderneming’ waarnaar verwezen wordt in Boek XX. ‘Insolventie van ondernemingen’ van het Wetboek van economisch recht (WER), is opgenomen in artikel I.22, 7°/1 van hetzelfde wetboek, dat op zijn beurt verwijst naar de basisdefinitie in artikel I.1, 1°: Behoudens andersluidende bepaling, wordt voor de toepassing van dit Wetboek verstaan onder: 1° onderneming: elk van volgende organisaties: a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent (...). De mandataris-bestuurder of mandataris-zaakvoerder van een onderneming is een natuurlijke persoon, die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent. Dat wordt niet betwist, maar om een onderneming te kunnen zijn, moet de mandataris van de rechtspersoon aan drie voorwaarden voldoen: 1. een organisatie zijn;

FREDERICQ, deel I, 1946, nr 59; VAN RIJN, deel I, 1954, nr. 98. Z. PLETINCKX, « Le champ d’application des procédures », in La réforme du droit de l’insolvabilité et ses conséquences (sur les avocats): une (r)évolution?, Larcier, 2017, 21 (vrije vertaling). I. VEROUGSTRAETE (dir.), Manuel de l’insolvabilité, Wolters Kluwer, 2019, 45, nr. 29 (vrij vertaald).

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


15 2. een natuurlijke persoon zijn; en 3. de beroepsactiviteit zelfstandig uitoefenen; Onder beroepsactiviteit in de zin van artikel I.1, 1°, a) van het WER wordt elke gebruikelijke activiteit verstaan waaruit inkomsten voortvloeien. Het criterium van continuïteit en duurzaamheid is doorslaggevend. Er wordt in die bepaling geen onderscheid gemaakt tussen de uitoefening van de beroepsactiviteit in hoofdberoep, bijberoep of als bijverdienste.

4. De natuurlijke persoon oefent als zelfstandige een professioneel mandaat uit voor de rechtspersoon In de definitie van ‘onderneming’ wordt een ‘specifieke organisatie’ beoogd, die we in onze volgende rubriek nader zullen bekijken. Hier nemen we de overige criteria onder de loep: het tweede criterium (een ‘natuurlijke persoon’ zijn) is geen probleem en het derde criterium (‘zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen’) sluit aan bij bepaalde begrippen uit het fiscaal en sociaal recht. Zo komt het begrip ‘zelfstandige’ uit het sociaal4 en fiscaal recht 5 . In het sociaal recht is een mandataris, die ook ‘bedrijfsleider’ wordt genoemd, geen werknemer van de onderneming. Deze handelt niet in ondergeschikt verband ten aanzien

4 5 6

iStockphoto.com/fizkes.

De functie van mandataris, als bestuurder of zaakvoerder van een onderneming, veronderstelt dus een zekere vorm van permanentie en bestaat uit het leveren van diensten die een economische activiteit uitmaken.

van de onderneming, maar wordt geacht een mandaat uit te oefenen als zelfstandige. Dat vermoeden kan uiteraard weerlegd worden, bijvoorbeeld wanneer er meerdere bestuurders zijn en er één bestuurder met een kosteloos mandaat ook wordt vergoed als werknemer op grond van een arbeidsovereenkomst6 . Het mandaat van bestuurder of zaakvoerder op zich blijft echter onder het regime van de zelfstandigen vallen. Ook al zal de bestuurder met een kosteloos mandaat, onder bepaalde voorwaarden, niet moeten bijdragen tot de sociale regeling van de zelfstandigen, aangezien hij al bijdraagt tot de sociale zekerheid van de werknemers. In het fiscaal recht, inzake inkomstenbelastingen, ontleent men de kwalificatie van zelfstandige hoofdzakelijk aan het sociaal recht. Er bestaan

absorptiebeginselen, maar die zijn niet relevant in het kader van deze bijdrage. Op het vlak van de btw is de zelfstandigheid van de belastingplichtige bij het uitoefenen van diens activiteit essentieel om als dusdanig gekwalificeerd te kunnen worden. De voorwaarden om een onderneming uit te oefenen door een natuurlijke persoon, als zelfstandige, op een professionele basis, stellen dus geen bijzondere problemen voor de mandataris van een rechtspersoon. Rest de vraag of die natuurlijke persoon al dan niet een ‘organisatie’ is.

5. Organisatiebegrip van de onderneming Brengt het feit dat de natuurlijke persoon diensten verleent als zelfstandige met zich mee dat die persoon op

Art. 3, §1, eerste lid KB 27 juli 1967. Art. 30, 2° en art. 32, eerste lid, 1° WIB 1992 en art. 4 WBTW. Onder voorbehoud van wat bepaald is in de artikelen 5bis (m.b.t. ambtenaren-mandatarissen) en 13, §3 (m.b.t. het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd) van het KB van 27 juli 1967.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


16 zich een ‘organisatie’ is in de zin van artikel I.1, 1°, a) van het Wetboek van economisch recht? De uitoefening van een mandaat van bestuurder of zaakvoerder houdt op conceptueel vlak geen verband met het ‘organieke’ of ‘formele’ criterium waardoor de wetgever het oude ‘materiële’ criterium wil vervangen zodat “het enkele feit dat een natuurlijke persoon een mandaat van zaakvoerder of bestuurder uitoefent op zich geen eigen organisatie met zich meebrengt, aangezien de volledige organisatie gelinkt is aan de vennootschap” en zodat “men moet nagaan of de mandataris aantoont dat hij alleen op grond van zijn hoedanigheid van bestuurder of zaakvoerder kan worden beschouwd als een onderneming, dat wil zeggen dat hij een organisatie is als natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent”, aldus het Hof van Beroep van Bergen in een arrest van 14 juli 2020. Volgens professor Verougstraete “brengt het enkele feit dat een natuurlijke persoon een mandaat van zaakvoerder of bestuurder uitoefent, op zich geen eigen organisatie met zich mee; de volledige organisatie houdt verband met de vennootschap”7. Die eigen organisatie bestaat niet wanneer de mandataris geen enkele structuur heeft ingevoerd om zijn beroepsactiviteit uit te oefenen, wanneer deze niet daadwerkelijk de boekhouding voert voor die activiteit of wanneer deze geen personeel in dienst neemt. Dat is bijna altijd het geval wanneer de rechtspersoon verbintenissen aangaat, de rechtspersoon met derden contracteert en de rechtspersoon de boekhouding voert van zijn beroepsactiviteit. Heel de organisatie is verbonden met de rechtspersoon en wordt gekenmerkt door de wijze waarop de bedrijfsleiders gebruikmaken van de materiële, administratieve, financiële

7 8

en menselijke middelen om de rechtspersoon tot ontwikkeling te brengen. Het feit dat de bedrijfsleider soms (vaak) een zekerheid moet stellen voor de verrichtingen van de rechtspersoon betekent niet dat die mandataris een organisatie invoert. Dat verzoek, dat vooral van de kredietinstellingen komt, is aan de orde wanneer de rechtspersoon niet voldoende aan de solvabiliteitscriteria beantwoordt. De financiële borg moet dan van derden komen, onder wie van de mandatarissen van de rechtspersoon die zich dan ook persoonlijk verbinden. Op zich betekent dat niet dat zij persoonlijk contracteren. De mandataris oefent geen zelfstandige beroepsactiviteit uit omdat deze a priori geen verbintenis aangaat voor zijn eigen aansprakelijkheid, maar wel voor die van de rechtspersoon waarvan de mandataris het orgaan is.

6. Beslissing van het Hof van de Cassatie In zijn arrest C.21.0006F van 18 maart 2022 bekrachtigt het Hof van Cassatie het arrest van het Hof van Beroep van Bergen van 14 juli 2020, waarin geweigerd werd om de mandataris-zaakvoerder van een vennootschap persoonlijk failliet te verklaren. Uit dat arrest leren we dat een natuurlijke persoon alleen een onderneming is in de zin van artikel I.1, 1° van het WER wanneer hij een organisatie vormt die bestaat uit een verzameling van materiële, financiële of menselijke middelen met het oog op het uitoefenen van een beroepsactiviteit als zelfstandige. Hieruit volgt dat de zaakvoerder of bestuurder van een vennootschap die zijn mandaat uitoefent buiten elke eigen organisatie, géén onderneming is.

7. Gevolgen van dit arrest voor de mandatarissen van rechtspersonen Artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht bepaalt dat de schuldeiser die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en van wie het krediet geschokt is, zich in staat van faillissement bevindt. Mandatarissen die zich willen voordoen als een onderneming, doen dat dan ook vooral om hun persoonlijke schulden te kunnen laten kwijtschelden wanneer de rechtspersoon waarvan ze bestuurder of zaakvoerder waren, failliet wordt verklaard 8 . Kwijtschelding van schulden is immers alleen mogelijk voor een natuurlijke persoon die voordien persoonlijk failliet werd verklaard. Toch is dat geen wondermiddel omdat het onder curatele plaatsen ertoe leidt dat de activa van de natuurlijke persoon, en dus vaak ook zijn private onroerende goederen, verkocht worden. Wanneer het vermogen echter bescheiden is, is de schuldkwijtschelding een goede oplossing, waardoor men onmiddellijk weer van nul kan beginnen zonder private of beroepsschulden. Bij drie kwart van de faillissementen in Brussel zijn de activa ontoereikend om de erelonen van de curatoren te kunnen betalen. Om maar te zeggen dat de waarde van de activa bijna niets bedraagt.

8. Oplossing voor een mandataris in moeilijkheden Aangezien een mandataris zonder professionele organisatie niet failliet kan worden verklaard, valt deze onder de insolvabiliteitsregeling van de

I. VEROUGSTRAETE (dir), Manuel de l’insolvabilité, Kluwer, Waterloo, 2019, 47, nr. 29 (vrije vertaling). Over dit ongewenste gevolg, zie C. Alter, “Le gérant d’entreprise est-il une entreprise?“, Liber Amicorum O.E.C.C.B., Anthémis, 2019, 188.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


17 In artikel 2.1.9 van die richtlijn wordt een ‘ondernemer’ gedefinieerd als: een natuurlijke persoon die een handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit uitoefent. Dat is niet het geval voor de mandataris van een rechtspersoon.

iStockphoto.com/millann.

andere niet-economische personen. De belangrijkste uitweg is daar de collectieve schuldenregeling die volgens een minnelijke procedure kan verlopen of via een gerechtelijke procedure voor de arbeidsrechtbanken 9 . Gedurende de schuldbemiddelingsprocedure zal een professionele externe schuldbemiddelaar in de plaats treden van de faillerende schuldenaar, hem vertegenwoordigen bij het beheer van de beschikbare fondsen en de schuldeisers betalen op grond van een afbetalingsplan. Op het einde van de schuldbemiddeling is de schuldenaar volledig bevrijd van zijn schulden, waaronder belastingen, sociale bijdragen, enz. en kan die weer met een schone lei beginnen. Maar in tegenstelling tot de kwijtschelding wordt de schone lei bij een 9

collectieve schuldenregeling maar bereikt na een lange en pijnlijke financiële en emotionele periode waarin het schuldbemiddelingsplan wordt gerealiseerd.

9. Omzetting van richtlijn 2019/1023 Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroeps­ verboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld moet uiterlijk tegen juli 2022 omgezet zijn in Belgisch recht.

Het wetsontwerp tot omzetting van de richtlijn, dat momenteel bestudeerd wordt door de Raad van State, zal wellicht dat standpunt volgen en bevestigen dat bestuurders, zaakvoerders, personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen, leden van het directiecomité of leden van de toezichtsraad en elke andere persoon die de bevoegdheid heeft of die effectief de bevoegdheid heeft gehad om de onderneming te besturen, door het enkele feit van die activiteit, niet beschouwd mogen worden als een onderneming in de zin van het Wetboek van economisch recht.

10.

Besluit

Om een onderneming te zijn, moet de mandataris van een rechtspersoon aan drie voorwaarden voldoen. De mandataris moet: 1. een organisatie zijn; 2. een natuurlijke persoon zijn; en 3. zijn beroepsactiviteit als een zelfstandige uitoefenen. Volgens het Hof van Cassatie is alleen de eerste voorwaarde niet automatisch vervuld. De mandataris moet aantonen dat hij een echte organisatie heeft ingevoerd met administratieve, menselijke en economische middelen om onder de definitie van ‘onderneming’ te vallen. In het wetsontwerp dat momenteel bestudeerd wordt, zal het ondernemingsbegrip verduidelijkt worden en zal de mandataris ervan worden uitgesloten. Jean Pierre Riquet Gecertificeerd belastingadviseur

Arbh. Brussel (12e k.) 9 oktober 2018, A.R. 2018/12; Arbh. Bergen (10e k.) 16 juni 2020, A.R. 2020/2.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


18

Antiwitwaswetgeving: stand van zaken van de preventieve regelgeving op internationaal, Europees en nationaal vlak De strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (SWG/FT) vereist niet alleen een strafrechtelijke handhaving a posteriori, maar – voor meer efficiëntie – ook een preventief luik, gebaseerd op samenwerking tussen alle onderworpen entiteiten. Het ITAA, dat aangewezen is als toezichthoudende overheid voor het preventieve luik van de bestrijding van het witwassen, ziet erop toe dat de economische beroepsbeoefenaars de verplichtingen naleven die voortvloeien uit de internationale, Europese en nationale regelgeving. Voor economische beroepsbeoefenaars die alle waakzaamheidsmaatregelen en -procedures willen toepassen in hun kantoren, lijkt het soms een waar labyrint. Daarom maken we een stand van zaken op van de huidige internationale, Europese en nationale antiwitwasregels.

1. Op internationaal vlak De Financiële Actiegroep (FAG) werd in 1989 opgericht door de G71 en is een intergouvernementeel orgaan dat uitdrukkelijk internationale normen opstelt en bevordert. Zijn zogenaamde ‘aanbevelingen’ zijn erop gericht de processen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme op wereldniveau te harmoniseren. De eerste FAG-aanbevelingen dateren van 1990. In 1996, 2003 en 2012 werden herzieningen doorgevoerd om te kunnen inspelen op de veranderende mechanismen die witwassers gebruiken. Momenteel heeft de FAG veertig aanbevelingen geformuleerd. Samen vormen ze de basis voor de Europese richtlijnen inzake het voorkomen van het witwassen van geld. Onder toezicht van de FAG stellen de toezichthoudende autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de antiwitwasvoorschriften door de verschillende onderworpen entiteiten, wederzijdse evaluatierapporten op. Tot slot heeft de FAG ook niet-bindende richtlijnen uitgevaardigd om de economische beroepsbeoefenaars die onderworpen zijn aan de antiwitwaswetgeving en de

1

toezichthoudende autoriteiten te helpen bij de toepassing van de risicogebaseerde aanpak.

2. Op Europees vlak 2.1. De Europese richtlijnen Tot dusver heeft het SWG/FT-kader van de Europese Unie (EU) voornamelijk de vorm aangenomen van richtlijnen, op grond van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op basis van de veertig aanbevelingen van de FAG heeft de EU immers zes richtlijnen uitgevaardigd die in nationaal recht moeten worden omgezet om toepassing te kunnen vinden. Richtlijn 91/308/EEG van 8 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (Eerste Antiwitwasrichtlijn) In 1991 kwam de Eerste Antiwitwasrichtlijn tot stand. Die verplichtte de financiële sector om zijn cliënten te identificeren, interne controleprocedures in te voeren en aan de bevoegde autoriteiten verrichtingen te melden die als het witwassen van geld konden worden aangemerkt. De richtlijn vormt de basis voor de ontwikkeling van een preventief luik ter bestrijding van het witwassen van geld en vloeide voort uit verschillende vaststellingen:

De G7 bestaat uit Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


19 • 1ste vaststelling: er moet doeltreffender worden opgetreden tegen het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten; • 2de vaststelling: de Europese markt en het vrij verkeer van kapitaal waarop die markt gebaseerd is vereisen een communautaire reactie; • 3de vaststelling: het traditionele (repressieve) strafrechtelijke systeem alleen volstaat niet om het witwassen van geld doeltreffend te bestrijden; er is een ‘preventief’ systeem nodig om te voorkomen dat misdadigers hun illegale fondsen kunnen witwassen; • 4de vaststelling: de financiële sector is goed geplaatst om dat preventieve onderzoek uit te voeren. Richtlijn 2001/97/EG van 4 december 2001 (Tweede Antiwitwasrichtlijn) De overwegingen bij deze richtlijn illustreren duidelijk de doelstellingen die de richtlijn nastreeft: • Er zijn aanwijzingen dat de verscherpte controle in de financiële sector de witwassers ertoe heeft aangezet uit te kijken naar alternatieve methoden om de oorsprong van de opbrengsten van misdrijven te verhelen. • Witwassers gaan steeds meer van niet-financiële ondernemingen gebruikmaken. Deze ontwikkeling wordt door het FAG-onderzoek naar witwastechnieken en -typologieën bevestigd. • De in de richtlijn vervatte verplichtingen betreffende de identificatie van cliënten, de bewaring van bewijsstukken en de melding van verdachte transacties moeten worden uitgebreid tot een beperkt aantal activiteiten en beroepen die voor het witwassen van geld kwetsbaar zijn gebleken. De belangrijkste vernieuwing van de Tweede Antiwitwasrichtlijn is de uitbreiding van het toepassingsgebied van de preventieve maatregelen tot de niet-financiële beroepen, zoals de bedrijfsrevisoren, accountants, notarissen en advocaten, die sindsdien onder de antiwitwasregeling vallen. Richtlijn 2005/60/EG van 26 oktober 2005 (Derde Antiwitwasrichtlijn) De Derde Antiwitwasrichtlijn betekende een grote vooruitgang op het gebied van de uitwisseling van bankgegevens en waakzaamheid, maar is voor de economische beroepen vooral van belang omdat ze de vrijstelling van de verplichting om een verklaring af te leggen aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) bij de beoordeling van de rechtspositie van een cliënt uitbreidt van de advocaten tot de economische beroepen. Overweging 21 bij de Derde Antiwitwasrichtlijn zegt daarover het volgende: Het verdient aanbeveling rechtstreeks vergelijkbare diensten op dezelfde wijze te behandelen, ongeacht welke onder deze richtlijn vallende beroepsbe­ oefenaren de diensten verstrekken. Met het oog op de waarborging van de eerbiediging van de rechten van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Verdrag

betreffende de Europese Unie mag, in het geval van bedrijfsrevisoren, externe accountants en belastingadvi­ seurs, die in sommige lidstaten een cliënt in rechte kunnen verdedigen of vertegenwoordigen, of zijn rechtspositie bepalen, de informatie die zij bij de uitoefening van deze taken ontvangen, niet onder de meldingsplicht van deze richtlijn vallen. Richtlijn 2015/849/EU van 20 mei 2015 (Vierde Antiwitwasrichtlijn) In de Vierde Antiwitwasrichtlijn werd het principe van de ‘risicogebaseerde aanpak’ (Risk-Based Approach) vastgelegd. Deze richtlijn werd in nationaal recht omgezet door de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. De belangrijkste nieuwigheid van de Vierde Antiwitwasrichtlijn was de verplichting voor de lidstaten om een centraal register van uiteindelijk begunstigden in te stellen (UBO-register), waarin informatie over de uitein­ delijk begunstigden wordt opgenomen. De vierde richtlijn voorziet ook in: • de aanscherping van de regels voor de identificatie van de cliënten, met name van de uiteindelijk begunstigden van vennootschappen of juridische constructies (trusts); • de uitbreiding van de definitie van de ‘politiek prominente personen’; en • de mogelijkheid om de bewaartermijn voor documenten en stukken betreffende de uitoefening van de waakzaamheidsmaatregelen ter bestrijding van het witwassen van geld te verlengen van 5 tot 10 jaar. Richtlijn 2018/843/EU van 30 mei 2018 (Vijfde Antiwitwasrichtlijn) De Vijfde Antiwitwasrichtlijn is tot stand gekomen naar aanleiding van de panamapapers en de golf van terroris­ tische aanslagen in Europa in 2016. Ze breidde het toepassingsgebied onder meer uit tot de volgende onderworpen entiteiten: • (...) iedere persoon die zich ertoe verbindt als voor­ naamste bedrijfs- of beroepsactiviteit, rechtstreeks of via andere met hem gelieerde personen materiële hulp, bijstand of advies op belastinggebied te verlenen; en • kunsthandelaars wanneer de waarde van de transactie of een reeks van onderling samenhangende transacties 10.000 euro of meer bedraagt. De Vijfde Antiwitwasrichtlijn voorziet ook in: • een uitbreiding van de evaluatiecriteria voor de beoordeling van derde landen met een hoog risico en de vaststelling van een gemeenschappelijke reeks strenge waarborgen voor financiële stromen afkomstig uit die landen; • de koppeling van de registers van uiteindelijk begunstigden op EU-niveau; • een lijst van politiek prominente personen; en • nieuwe regels voor cryptomunten. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


20 Richtlijn 2018/1673 van 23 oktober 2018 (Zesde Antiwitwasrichtlijn; nog om te zetten in Belgisch recht) Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste wijzigingen die de Zesde Antiwitwasrichtlijn aanbrengt: • De definitie van het witwassen van geld wordt geharmoniseerd en bevat voortaan een lijst met 22 ‘criminele activiteiten’ die in elk geval als strafbare feiten worden beschouwd. Cybercriminaliteit wordt voor het eerst opgenomen in de EU-richtlijn inzake het witwassen van geld. • Medeplichtigheid aan het witwassen van geld wordt aan dezelfde strafrechtelijke sancties onderworpen als het witwassen zelf. • De strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het witwassen van geld wordt uitgebreid tot de rechtspersonen. Mogelijke sancties zijn: plaatsing onder gerechtelijk toezicht, een tijdelijk verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten, tot zelfs definitieve sluiting. • De straffen worden aangescherpt: van een minimale gevangenisstraf van 1 jaar tot een maximumstraf van 4 jaar. • Er komt meer samenwerking tussen lidstaten wanneer het strafbare feit in een lidstaat werd gepleegd en de financiële opbrengsten in een andere lidstaat worden witgewassen.

2.2. Nieuw actieplan van de Europese Commissie De Europese Commissie heeft op 20 juli 2021 een ambitieus pakket wetgevingsvoorstellen ingediend om de EU-regels tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme aan te scherpen: het Europese AML-pakket 2 (hierna het ‘wetgevingspakket’). Het voorgestelde wetgevingspakket geeft uitvoering aan de verbintenissen die zijn aangegaan in het door de Commissie op 7 mei 2020 goedgekeurde actieplan voor een algemeen EU-beleid ter voorkoming van het witwassen van geld 3 . Het pakket bevat vier wetgevingsvoorstellen: • een voorstel voor een verordening tot oprichting van een nieuwe EU-autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld: Deze nieuwe antiwitwasautoriteit op EU-niveau wordt de centrale autoriteit, die de nationale autoriteiten zal coördineren om ervoor te zorgen dat de EU-regels correct en consequent worden toegepast. Deze autoriteit zal ook de financiële inlichtingeneenheden (in België: de CFI) ondersteunen om hun capaciteit voor het analyseren van illegale stromen te verbeteren en om van financiële inlichtingen een belangrijke bron voor rechtshandhaving te maken. De EU-autoriteit zal naar verwachting in 2024 operationeel zijn. Verordeningen hebben rechtstreeks uitwerking in de lidstaten; • een voorstel voor een verordening met antiwitwasvoorschriften die rechtstreeks van toepassing zullen zijn in

2 3

alle EU-landen en die meer gedetailleerde voorschriften zal bevatten inzake de waakzaamheidsverplichtingen tegenover de cliënten en uiteindelijk begunstigden en inzake de bevoegdheden en taken van de toezichthoudende autoriteiten en financiële inlichtingencellen; • een voorstel voor een zesde richtlijn ter vervanging van Richtlijn 2015/849/EU (zoals die werd gewijzigd door de Vijfde Antiwitwasrichtlijn). De bepalingen van die richtlijn zullen in nationaal recht moeten worden omgezet; • een voorstel tot herziening van de verordening van 2015 betreffende geldovermakingen om de traceerbaarheid van cryptoactiva te waarborgen (Verordening 2015/847/ EU): Deze wijzigingen moeten zorgen voor een volledige traceerbaarheid van transfers van cryptoactiva, zoals bitcoins, en moeten het mogelijk maken om het gebruik ervan voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme op te sporen en te voorkomen. Bovendien zullen anonieme portemonnees van crypto­ activa verboden worden, zodat de EU-regels inzake SWG/ FT volledig toepassing kunnen vinden in de sector van de cryptoactiva. Tot slot zal in de hele EU een bovengrens van 10.000 euro worden ingevoerd voor contante betalingen. In ongeveer twee derde van de lidstaten bestaan er al bovengrenzen voor contante betalingen, maar het bedrag ervan verschilt van land tot land. Nationale maxima van minder dan 10.000 euro mogen behouden blijven.

3. Op nationaal niveau België heeft twee bijkomende pijlers in de strijd tegen het witwassen van geld: • een repressief luik: artikel 505 van het Strafwetboek (inzake heling) en artikel 42, 3° van het Strafwetboek (inzake verbeurdverklaring); en • een preventief luik: de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (die de vorige wet van 11 januari 1993 vervangt).

3.1. Wet van 18 september 2017 De wet van 18 september 2017 is in de plaats gekomen van de ‘wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme’. De huidige wet zet de Vierde Antiwitwasrichtlijn om in nationaal recht. Als ‘onderworpen entiteiten’ zijn de economische beroepen rechtstreeks betrokken bij het antiwitwasstelsel, waarvan deze wet een fundamentele pijler is. De wet structureert de antiwitwasregels zodanig dat zij op een eenvoudige manier te begrijpen zijn voor de onderworpen entiteiten. Meer uitgebreide definities, onder meer van de ‘politiek

Anti-money laundering and countering the financing of terrorism legislative package. Action plan for a comprehensive Union policy on preventing money laundering and terrorism financing.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


21

iStockphoto.com/Viktoriia Hnatiuk.

prominente personen’ en de ‘uiteindelijk begunstigden’, dragen bij tot de verduidelijking.

begunstigden, dat toegankelijk is voor de onderworpen entiteiten.

Voor de economische beroepen werd het toepassingsgebied van de nieuwe wet uitgebreid tot de externe stagiairs-accountants en -belastingadviseurs (artikel 5, 24°). Zij zijn dus voortaan onderworpen aan de antiwitwasverplichtingen.

3.2. Wetten en koninklijke besluiten die sinds 1 januari 2020 de toepasselijke antiwitwasvoorschriften hebben gewijzigd en die van bijzonder belang zijn voor de economische beroepen

In het algemeen ligt de nadruk op het beginsel van de risicogebaseerde aanpak, dat een essentieel element is van zowel de internationale normen als de Europese wetgeving op dit gebied. De beoordeling op basis van de risico’s moet op twee niveaus uitgevoerd worden: • Op het niveau van het kantoor van de onderworpen entiteit vindt er een algemene risicobeoordeling plaats: de onderworpen entiteit geeft in een document met de titel ‘Algemene risicobeoordeling’ zo nauwkeurig mogelijk aan met welke risico’s zij, gelet op haar activiteit en klantenkring, kan worden geconfronteerd. • Op het niveau van elke individuele cliënt/transactie vindt er een individuele risicobeoordeling plaats. Het is de bedoeling dat aan elke cliënt een laag, normaal of hoog risicoprofiel wordt toegekend dat bepalend zal zijn voor de toe te passen waakzaamheidsmaatregelen. Uiteraard kan dat risicoprofiel wijzigen naarmate de omstandigheden evolueren. De wet van 18 september 2017 voorziet ook in de oprichting van een centraal register met informatie over de uiteindelijk

Dit gedeelte bevat enkele bewust gekozen uittreksels uit wetten en koninklijke besluiten die nuttig kunnen zijn voor de praktijk in onze kantoren. Wet van 20 juli 2020 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot de beperking van het gebruik van contanten (omzetting van de Vijfde Antiwitwasrichtlijn) De wet van 20 juli 2020 heeft verschillende nieuwe categorieën entiteiten toegevoegd aan het toepassingsgebied van de antiwitwaswetgeving, waaronder: • de aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele en fiduciaire valuta, alsook de aanbieders van bewaarportemonnees; • de natuurlijke en rechtspersonen – met inbegrip van de kunstgalerijen, veilinghuizen en organisatoren van beurzen – die kunstwerken of roerende goederen ouder dan 50 jaar kopen of verkopen of die als tussenpersoon Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


22 optreden in de handel, wanneer de verkoopprijs van een of meer van deze werken of goederen gelijk is aan, of hoger is dan 10.000 euro. Zij moeten ingeschreven zijn bij de FOD Economie; • topvoetbalclubs, sportmakelaars in de voetbalsector en de vzw Koninklijke Belgische Vereniging van Voetbalverenigingen (de Koninklijke Belgische Voetbalbond). Naast de uitbreiding van de onderworpen entiteiten die onder de wet van 18 september 2017 vallen, heeft de wet van 20 juli 2020 nog de volgende belangrijke wijzigingen aangebracht: • opstelling door de Belgische Staat van een lijst van politiek prominente personen met prominent publieke functies; die lijst werd als bijlage IV opgenomen bij de wet van 18 september 2017; • verscherpte waakzaamheidsmaatregelen ten aanzien van die politiek prominente personen, zoals: – toestemming krijgen van een hooggeplaatst lid in de hiërarchie om een zakelijke relatie met een politiek prominent persoon te mogen aangaan of onderhouden of om een occasionele transactie met hem te mogen uitvoeren; – passende maatregelen nemen om de herkomst vast te stellen van het vermogen en de fondsen die betrokken zijn bij zakelijke relaties of transacties met deze personen; – meer toezicht houden op de zakelijke relatie; • verscherpte waakzaamheidsmaatregelen wanneer een zakelijke relatie of occasionele transactie wordt aangegaan met natuurlijke of rechtspersonen of juridische constructies, zoals trusts, waarbij een derde land met een hoog risico betrokken is. In dat geval moeten de onderworpen entiteiten: – aanvullende informatie krijgen over de cliënt en de uiteindelijk begunstigden, over de beoogde aard van de zakelijke relatie, over de herkomst van de gelden en de herkomst van het vermogen van de cliënt en de uiteindelijk begunstigden, en over de redenen voor de voorgenomen of uitgevoerde transacties; – toestemming krijgen van een hooggeplaatst lid in de hiërarchie om een zakelijke relatie aan te gaan of in stand te houden; – het toezicht op de zakelijke relatie verscherpen door het aantal en de frequentie van de verrichte controles op te voeren en door patronen van transacties vast te stellen die nader moeten worden onderzocht; • wijziging van artikel 29 van de wet van 18 september 2017, in die zin dat de onderworpen entiteiten nu verplicht zijn om bij het aangaan van een zakelijke relatie een bewijs van inschrijving in het UBO-register of een uittreksel uit dat register op te vragen. Er dient evenwel te worden opgemerkt dat de raadpleging van het UBOregister de accountant of belastingadviseur niet ontslaat van de verplichting om de identificatie- en verificatieverplichting te vervullen met andere middelen die in verhouding staan tot de omvang van het vastgestelde risico. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022

Koninklijk besluit van 23 september 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register Het nieuwe KB, dat op 11 oktober 2020 in werking is getreden, beoogt de kinderziektes van het UBO-register weg te werken en schrijft voor dat aanvullende informatie in het register moet worden opgenomen: • Voortaan moeten alle deelnemingspercentages van de UBO in elk van de tussenliggende entiteiten op elk niveau van de zeggenschaps- of eigendomsstructuur geregistreerd worden. Onder het oorspronkelijke regime hoefde een onrechtstreekse uiteindelijk begunstigde alleen het gewogen percentage te laten registreren. • Alle documenten die de juistheid van de geregistreerde gegevens aantonen moeten worden geüpload. • Trusts, fiduciaires en soortgelijke juridische constructies zijn verplicht zich vóór de registratie van hun uiteindelijk begunstigden te laten registreren bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, overeenkomstig artikel III.16 van het Wetboek van economisch recht. Wet van 2 juni 2021 houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding In de wet van 18 september 2017 wordt een artikel 74/1 ingevoegd. Dat bepaalt dat elke onderworpen entiteit verplicht is aan de Administratie van de Thesaurie elektronisch melding te maken van elk verschil dat zij vaststelt tussen de informatie over de uiteindelijk begunstigden die beschikbaar is in het UBO-register en de informatie over de uiteindelijk begunstigden waarover zij beschikt. In afwijking hiervan mogen accountants en belastingadviseurs het vastgestelde verschil niet bekendmaken wanneer zij informatie en inlichtingen van een cliënt ontvangen of wanneer zij informatie over een cliënt verkrijgen bij de beoordeling van diens rechtspositie, tenzij de accountants en belastingadviseurs betrokken zijn geweest bij witwasactiviteiten of terrorismefinanciering, zij juridisch advies hebben verstrekt voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering of zij ervan op de hoogte zijn dat de cliënt voor dergelijke doeleinden juridisch advies heeft ingewonnen. Wet van 27 juni 2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten De Fiscale Potpourriwet van 27 juni 2021 brengt zowel grote, als kleine wijzigingen aan in de inkomstenbelastingen, fiscale procedure, antiwitwaswetgeving en andere. De enige wijziging op het vlak van de bestrijding van het witwassen van geld is de opname van de voorzitters en de rechters van het Grondwettelijk Hof in de lijst van de prominent publieke functies, die is opgenomen in bijlage IV bij de wet van 18 september 2017.


23 • veilinghuizen (Nacebel-code 4799002 of 4791005); • organisatoren van beurzen (Nacebel-code 8230001); en • entrepots gespecialiseerd in de opslag van kunstvoorwerpen of roerende goederen die ouder zijn dan vijftig jaar (ongeacht hun prijs of waarde) (Nacebel-code 5210021). Koninklijk besluit van 23 december 2021 betreffende de registratie van de professionele topvoetbalclubs Het beroepsvoetbal wordt geacht een risico te vormen voor het witwassen van geld (bijv. via gemanipuleerde wedstrijden, vervalste sportweddenschappen, verborgen commissies, ingewikkelde buitenlandse structuren, of transfers van spelers waarmee soms grote sommen geld gemoeid zijn). Profvoetbalclubs moeten momenteel voldoen aan de waakzaamheidsverplichtingen inzake het witwassen van geld en zullen zich noodzakelijkerwijs moeten laten registreren bij de FOD Economie, die hen op die aspecten zal controleren.

iStockphoto.com/jenoche.

Koninklijk besluit van 29 september 2021 aangaande de inschrijving van de kunsthandelaars en de entrepots bij de Federale Overheidsdienst Economie De wetgeving ter voorkoming van het witwassen van geld is voortaan van toepassing op de kunst- en antieksector. Handelaars in kunst en antiek – die kunstwerken of roerende goederen ouder dan vijftig jaar (‘antiquiteiten’) verkopen of die tussenkomen bij de verkoop ervan voor een bedrag van 10.000 euro of meer – moeten voortaan de identiteit van hun cliënten (kopers of verkopers) controleren en moeten verdachte transacties van hun cliënten melden aan de CFI. Moeten zich inschrijven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen of hun inschrijving wijzigen via een erkend ondernemingsloket: • antiquairs, kunstgalerijen en alle tussenpersonen (Nacebel-code 4778702 of 4779102);

Wet van 1 februari 2022 tot wijziging van de wet van 18 september 2017 met het oog op de invoering van bepalingen betreffende de status van en het toezicht op aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees Sinds 1 mei 2022 worden ook de activiteiten gereglementeerd van de aanbieders van diensten voor het wisselen van virtuele en fiduciaire valuta, evenals van de aanbieders van bewaarportemonnees met privé cryptografische sleutels die in België gevestigd zijn. In België geïnstalleerde geldautomaten (Automated Teller Machines (ATM’s)), d.w.z. geldautomaten die de omwisseling tussen virtuele en fiduciaire valuta mogelijk maken, zullen ook onder de nieuwe verplichtingen vallen. Bovendien is het nu al verboden voor aanbieders die onder het recht van een land van buiten de Europese Economische Ruimte vallen, om deze diensten op het Belgische grondgebied aan te bieden. De dienstaanbieders van virtuele valuta zullen zich bij de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) moeten laten registreren om hun activiteiten te kunnen voortzetten of starten. Registratie impliceert de naleving van een aantal registratie- en uitoefeningsvoorwaarden (o.m. inzake professionele betrouwbaarheid en de naleving van de wetgeving ter bestrijding van het witwassen van geld), die door de FSMA gecontroleerd worden. Het ‘koninklijk besluit van 8 februari 2022 over het statuut van en het toezicht op aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees’ preciseert de nieuwe verplichtingen en de modaliteiten van het toezicht op de naleving ervan door de FSMA. Axelle Dekeyser ITAA, Cel antiwitwas

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 5 | Juni 2022


“Is één aanspreekpunt nu echt té veel gevraagd?” Absoluut niet! De Partena Accountant Desk is er voor al je vragen. Van aanpassingen in klantendossiers tot de zoveelste juridische vraag, de Accountant Desk is je vaste contactpunt, waar al je vragen binnen 48 uur beantwoord worden. Spendeer meer tijd aan je klanten door je bij te laten staan door de Accountant Desk. Onze experts spreken jouw taal en denken proactief met je mee. Accountants, wij zijn er voor jullie! Elke werkdag bereikbaar op 078 78 78 21 of accountantdesk@partena.be

partena-professional.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.