13 minute read

HOE ZEGT U?

Advertisement

We gebruiken ze vaak zonder na te denken. De Nederlandse taal heeft veel uitdrukkingen met een mooi verhaal. Ze horen bij ons erfgoed. Kent u de verhalen die erbij horen?

Tekst Elwine de Rue | Bron: Genootschap Onze Taal e.a. | Beeld: iStock, e.a.

Aller ogen zijn gericht op Kwatta

Even terug naar vorige zomer. Een minister wordt gefotografeerd met een pak stukken onder de arm en duidelijk leesbaar, staat daarop: ‘Pieter Omtzigt – functie elders?’ Iedereen is benieuwd hoe het Kamerlid daar zélf op zal reageren, ofwel: aller ogen zijn gericht op Kwatta.

Waar komt die uitdrukking vandaan? Tijdens de Eerste Wereldoorlog (19141918) waren de chocoladerepen van Kwatta populair bij het Nederlandse leger. Chocolade is namelijk lang houdbaar en erg voedzaam. Op de repen stonden zegeltjes, de Kwattasoldaatjes, waarmee je voor cadeaus kon sparen. De soldaten keken reikhalzend uit naar het eten dat ze kregen, maar vooral waren hun ogen gericht op de Kwattareep. Een uitdrukking die dus vrijwel zeker in de kazerne is ontstaan.

De broekriem aanhalen

Soms is het fijn als de broekriem een gaatje strakker kan. Maar de uitdrukking dateert beslist niet uit de tijd van afslanken, afvallen en diëten.

Nee, deze uitdrukking stamt uit de tijd dat er weinig geld was om voedsel te kopen. Dus kon je niet anders dan minder eten, waardoor je riem los ging zitten en dus een gaatje strakker moest. In het oudste krantencitaat (1889) werd nog gesproken van buikriem, maar dat werd in de twintigste eeuw broekriem. Niet alleen in het Nederlands komt de uitdrukking voor, ook in het Engels (to tighten one’s belt), in het Frans: (se serrer la ceinture) en in het Duits (den Gürtel enger schnallen). Het was vroeger wereldwijd dus heel gewoon dat je in tijden van honger je riem een gaatje strakker deed.

Eieren voor je geld kiezen

Soms moet je met minder genoegen nemen dan je eigenlijk had gewild. Beter iets dan niets. Je kiest eieren voor je geld. Voorbeeldje: de puberdochter wil een nieuwe spijkerbroek. Ze kan kiezen uit twee: één van € 130 en één van € 79. Zij wil die van € 130, maar dan moet ze zelf het verschil (€ 51) bijleggen. Wat doet ze? Ze kiest eieren voor haar geld: het wordt de goedkopere broek. Waar komt de uitdrukking vandaan? Van oudsher werden eieren gezien als dingen van weinig waarde. Maar als geld niet beschikbaar was, nam je als betaling genoegen met iets wat wel ruimschoots aanwezig was, namelijk eieren! In de zestiende eeuw was er in Friesland zo’n gebrek aan geld, dat men zelfs eieren als betaalmiddel gebruikte en 5 cent stond toen gelijk aan 32 eieren. Wel lastig afrekenen bij een spijkerbroek van 79 euro.

Zo gek als een deur Als je van iemand zegt ‘hij is zo gek als een deur’, dan is die persoon blijkbaar behoorlijk gestoord. Een deur kan open en dicht, wat is daar nu zo gek aan? Heel vroeger werd het woord deur gebruikt voor ‘nar’, ofwel een dwaas. Deur was een homoniem, een woord dat er hetzelfde uitziet en hetzelfde klinkt, maar verschillende betekenissen heeft. Deur in de betekenis van dwaas komt alleen tegenwoordig nog voor in de uitdrukking ‘zo gek als een deur’.

HOE ZEGT U?

Een goede wijn behoeft geen krans Krokodillentranen huilen

Ging het bij de uitdrukking ‘goede wijn behoeft geen krans’ echt om het al dat niet bekronen van een fles wijn? Nee, het ging om de locatie. Als vroeger bij een herberg een krans aan de gevel hing, had de herbergier een vergunning om wijn en sterke drank te schenken. Beide waren bovendien van goede kwaliteit. Had een herberg geen krans hangen, dan was dit vaak een teken dat de herbergier illegale drank schonk. Later hoefde die krans niet meer aan de gevel, maar veel herbergiers bleven dit wel doen om zo klanten binnen te krijgen. Andere herbergen hadden de krans niet meer nodig; de klanten wisten toch wel dat er goede wijn werd geschonken. Vandaar de uitdrukking: een goede wijn behoeft geen krans.

Met hoge heren is het kwaad kerseneten

Verwacht geen voordeel omdat je goed omgaat met je chef, je manager, want ‘met hoge heren is het kwaad kerseneten’. Waar deze uitdrukking vandaan komt, is niet precies bekend, maar in de middeleeuwen werd ze al min of meer gebruikt. Vertaald in modern Nederlands: ‘Met hoge heren moet je volstrekt geen kersen willen eten, ze geven de slechtste weg en werken de beste zelf naar binnen’. We hebben de uitdrukking inmiddels iets ingekort. Ook dichter Jacob Cats heeft er al in 1632 een gedicht over geschreven, dat hij besluit met de woorden (vertaald in modern Nederlands): ‘Je kunt het beste omgaan met je gelijken. Laat de heren elkaar maar gezelschap houden.’ Kinderen kunnen soms heel goed net doen alsof ze verdriet hebben, terwijl ze vooral aandacht vragen. Even die krokodillentranen wegvegen, dus. Waar komt die uitdrukking vandaan? Rond het jaar 350 na Christus beschreef een bisschop hoe hij nijlkrokodillen zag huilen bij de hoofden van mensen die ze zojuist hadden opgegeten. Een soort van berouw? Nee.... ze huilen echt! Het is traanvocht dat bacteriën op een afstand houdt en het is de enige manier om het overtollig zout uit het lichaam te krijgen na het eten van een prooi. Een krokodil kan het namelijk niet uitzweten of uitplassen. Dus… wel tranen, maar niet van verdriet. Krokodillentranen dus.

Een fluitje van een cent

Als je kleuters een opdracht geeft en vraagt of het niet te moeilijk is, krijg je steevast te horen dat het ‘makkie kakkie’ is. Ouderen zouden misschien zeggen dat het ‘een fluitje van een cent’ is. Maar waar komt die uitdrukking vandaan? Heel vroeger kon je letterlijk overal een fluitje kopen voor een cent. Het was een klein blikken fluitje met een langwerpig plat mondstuk, rond gat, bovenzijde van de klankkast bol en de onderzijde hol (op de foto een exemplaar uit de periode 19101920) Het was ongeveer 3,5 centimeter lang en 1,5 centimeter breed. Ook al was een cent toen meer waard dan nu, was het toen ook niet veel. Maar… jong en oud, kon erop blazen. Makkie kakkie dus! Een fluitje van een cent!

Foto Museum Rotterdam

Wat staat er in uw testament?

Veel Nederlanders hebben al een goed doel opgenomen in hun testament. Wat zijn hun motieven? De redactie van Goed Geregeld ging bij een drietal op bezoek.

Tekst Barbara Schilperoort Fotografie Marcel Molle

Adrie en Joke Denisse en Stichting AAP ‘JE KUNT HET BIJNA NIET MAKEN OM HET NÍET TE REGELEN’

Adrie Denisse (67, ICTer) en Joke Denisse (65, arbeidsdeskundig casemanager), beiden zijn gepensioneerd, benoemen de Stichting AAP in hun testament. AAP vangt dieren (apen, grote katachtigen en andere exotische zoogdieren) in nood op én pleit voor betere wetten in heel Europa. Zo maakt AAP zich sterk voor een Europees verbod op wilde dieren in het circus.

‘B egin jaren negentig gingen we voor buren op zoek naar een goede opvang voor hun papegaai.

Via via belandden we bij het bevlogen echtpaar Reussien, dat in een kas naast hun Amstelveense huis ook een opvang voor apen was begonnen. De papegaai kwam goed terecht. En wij raakten in de ban van het werk van deze mensen, die zich al sinds de jaren zestig met ongelooflijk veel aandacht, liefde, toewijding én kennis van zaken ontfermden over apen die niet meer als huisdier te handhaven waren. Vanaf die eerste kennismaking met de oprichters van de latere Stichting

AAP zijn wij donateur. Hun werk spreekt ons nog steeds enorm aan. Sowieso steunen we goede doelen, vooral organisaties die zich inzetten voor de bescherming van dieren en natuur.

Dus toen we er eindelijk aan toe kwamen een testament op te stellen, stond voor ons vast dat we daarin óók een goed doel zouden opnemen. Dat werd de Stichting AAP, die ook onze executeurtestamentair is. In een gesprek bij ons thuis hebben we tot in detail besproken hoe we het allemaal geregeld willen hebben wanneer wij er niet meer zijn. Heel fijn om te merken hoe zorgvuldig zij hierin te werk gaan.

Het geeft een heel veilig gevoel dat het nu allemaal is afgehandeld. En om te weten dat ons geld naar dit geweldige goede doel gaat. We hebben verder vastgelegd wie wat erft. Want wanneer je niets hebt geregeld, bepaalt de wet wie de meeste rechten heeft op je huis, je spaargeld, je spullen. Maar het zijn ónze spullen, ze zijn ons dierbaar, we hebben er hard voor gewerkt. Daarom willen we zèlf bepalen aan wie wij nalaten. Je kunt het bijna niet maken om het níet te regelen. Immers, waar zadel je je vrienden en familie anders mee op?’

Voor een toekomst zonder Parkinson hebben we twee soorten donoren nodig.

Dick Swaab (76, arts, neurobioloog en hersenonderzoeker)

Geef hoop met uw nalatenschap

Een wereld zonder Parkinson. Dat is waar prof. dr. Dick Swaab, gerenommeerd hersenspecialist, al jaren naar streeft. Dat toekomstbeeld is reëel, maar alleen als we doorgaan met fundamenteel onderzoek naar de oorzaak van de ziekte. Daarvoor hebben we nu en in de toekomst twee soorten donoren nodig: mensen die na hun overlijden hun hersenen afstaan aan de Nederlandse Hersenbank én donateurs die Stichting ParkinsonFonds opnemen in hun nalatenschap. Beide soorten zijn onmisbaar. Allebei een heel bijzondere manier om in de toekomst iets te blijven betekenen voor Parkinsonpatiënten. Kijk voor de mogelijkheden op ParkinsonFonds.nl

Wat staat er in uw testament?

Els Comello en het Oogfonds ‘IK BEN DE MEDISCHE WETENSCHAP ENORM DANKBAAR’

Els Comello (69, voormalig docent klassieke talen), benoemt onder andere het Oogfonds Nederland in haar testament. Het Oogfonds werkt aan een toekomst waarin niemand meer slechtziend of blind wordt. Omdat iedereen wil blijven zien waar hij van houdt. ‘V ia via hoorde ik dat leerlingen mij een leuke juf vonden. Dat deed me goed. Ik stond met plezier voor de klas, hoewel ik in eerste instantie helemaal niet van plan was om het onderwijs in te gaan.

Maar na mijn studie klassieke talen kreeg ik eerst een paar keer een baan als invalkracht, later, hier in Groningen, een vaste aanstelling als docent Grieks en

Latijn. Alle moderne talen hebben hun oorsprong in deze oude talen.

Van die kennis wilde ik mijn leerlingen iets meegeven. Leuk werk.

Gezondheidsproblemen kostten mij al mijn energie, zodat ik mijn baan helaas moest opzeggen en zelfs volledig werd afgekeurd.

Mijn leven lang kamp ik met chronisch eczeem, heb ernstige afwijkingen aan mijn ogen, waaraan ik diverse malen ben geopereerd. Daarnaast heb ik nog verschillende andere lichamelijke aandoeningen. Van kinds af aan ben ik onder behandeling van artsen. Achteraf bezien is het een hele prestatie dat ik mijn school en studie heb afgemaakt en dat ik jaren voor de klas stond. Er zit blijkbaar een grote hoeveelheid levensenergie in mij. Doorzettingsvermogen.

Een half jaar geleden overleed mijn man. De kanker die eerst verdwenen leek, kwam terug.

Daarna ging het snel. Zijn laatste wensen heeft hij zelf met onze huisarts en de uitvaartbegeleidster kunnen bespreken. Dat moet jij ook doen, zeiden ze na zijn dood. Nu heb ik een testament én een levenstestament. Mijn nalatenschap gaat deels naar het Oogfonds. Mijn artsen ben ik enorm dankbaar. Vandaar dat ik op deze manier wetenschappelijk oogonderzoek wil steunen. Ook andere goede doelen, voornamelijk medische, krijgen een bedrag.

Verder heb ik een levenstestament opgesteld. Want ik moet er niet aan dénken dat ik zou moeten dóórleven met bijvoorbeeld dementie. Dat je dan een kind van drie wordt. Ikke niet!

Bevreemdend is het wel om dit soort zaken vast te leggen terwijl je nog leeft en bij je volle verstand bent. Toch is – door mijn aandoeningen – de dood nooit ver weg.

Mijn hele leven al.’

De toegift van Joop Valstar

Meer dan dertig jaar was Joop Valstar donateur van Aidsfonds. In 2018 overleed hij, na een kort ziekbed, op 72-jarige leeftijd. Hij had Aidsfonds opgenomen in zijn testament.

“Joop was een heel fijnzinnig en betrokken man. Hij liep niet te koop met zijn steun aan goede doelen”, aldus een vriend.

Vlak voor zijn dood besloot Joop dat hij een afscheidsportret wilde. Hij vroeg fotograaf Erwin Olaf. Het resultaat is dit bijzondere portret. Een paar uur later is Joop overleden.

Met zijn nalatenschap wilde Joop eraan bijdragen dat er niemand meer overlijdt aan aids. Daarom wordt zijn toegift ingezet voor wetenschappelijk onderzoek naar de genezing van hiv. Per jaar overlijden 690.000 mensen aan de gevolgen van aids. Dat zijn er 1.890 per dag. Veelal mensen in de bloei van hun leven.

Verder praten

Over nalaten aan Aidsfonds

Onze specialist op het gebied van nalaten, Noud Rietman, praat graag met u verder over uw vragen en wensen. Hij is bereikbaar via 06 531 456 54 of via nrietman@aidsfonds.nl. Of vraag de gratis brochure aan via aidsfonds.nl/nalaten Joop Valstar. Foto: Erwin Olaf.

Wat staat er in uw testament?

Digna Schade van Westrum en het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds ‘ZO BLIJF IK VOORTLEVEN IN MUZIEK’

Digna Schade van Westrum

(74) werkte jaren in het onderwijs. Zij benoemt in haar testament mede het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds NMF. Instrumenten zijn vaak buitengewoon kostbaar. NMF geeft talentvolle musici instrumenten in bruikleen zodat zij zich verder kunnen ontwikkelen. Momenteel spelen rond de 400 musici op zo’n leeninstrument. Sinds de oprichting van NMF in 1988 waren dat er bijna 2.500. ‘T huis was er altijd muziek. Mijn grootmoeder zong, mijn moeder speelde viool, mijn vader orgel, net als mijn grootvader, én piano, we bezochten concerten. Op m’n vierde kreeg ik mijn eerste pianoles, later ging ik blokfluit spelen. Een muziekleraar wilde dat ik naar het conservatorium ging. Maar ik wist dat ik niet genoeg talent had voor een podiumcarrière. En ik had geen zin m’n leven te wijden aan blokfluitlerende kindertjes.

De vleugel uit mijn ouderlijk huis staat – en wordt nog steeds bespeeld – in de OudKatholieke kerk in Schiedam, waar mijn vader organist was. Omdat hij slechtziend was, hielp ik hem bij het opentrekken en sluiten van de registers. Ik kom er nog geregeld, ik bezoek op verjaardagen, sterfdagen, kerkelijke feestdagen de graven van mijn familieleden op het kerkhof in de buurt.

Dít wil ik, wist ik meteen toen ik in de pauze van een concert een folder van het Nationaal Muziek

Instrumenten Fonds NMF las.

Zo werd ik donateur en doe ik vrijwilligerswerk. Tijdens mijn bezoeken aan tentoonstellingen en muziekuitvoeringen deel ik visitekaartjes uit van NMF waarop ook mijn naam staat gedrukt. Dat is een leuke, toegankelijke manier om met mensen in gesprek te komen. Via NMF heb ik contacten met andere vrijwilligers en musici.

Prachtig hoe musici dankzij NMF een instrument kunnen bespelen dat past bij hun ontwikkeling en dat zij weer kunnen omruilen wanneer ze een ander niveau bereiken.

In het testament dat ik al lang geleden opstelde – en een paar keer aanpaste – benoem ik ook goede doelen. Het Nationaal

Muziekinstrumenten Fonds NMF is er één van. Ik ben opgegroeid in een welgesteld, muzikaal milieu. Pas later realiseer je je hoe bevoorrecht je bent geweest.

Daarom wil ik iets terugdoen voor alles wat ik op die manier kreeg.

Zo blijf ik voortleven in muziek, ook wanneer ik er niet meer ben.’

This article is from: