Anders denken over wonen
November 2022
Een plek waar je thuis bent is belangrijk. Voor iedereen. De veilige en vertrouwde basis van waaruit je leeft. Thuis is een plek die je omarmt en die je koestert. Een plek van jezelf. Een verzameling van persoonlijke verhalen en herinneringen.
Thuis is de knusse hoek met de zitzak waar je in je hoodie een boek leest. Het bankje op het balkon tussen de planten waar je met een kop thee de dag overdenkt. De vloerplank van de poes waar in de ochtend het eerste streepje zonlicht binnenvalt. Het uiteinde van de keukentafel waar je in de avond nog even een mailtje typt. En het spijkertje in de muur waar je altijd de verjaardagslingers aan ophangt.
Wat maakt dat je je thuis voelt? Wat als je zelfs even helemaal geen huis meer hebt? Wat heb je nodig als je op de vlucht bent? Deze vragen zijn bij INBO al 60 jaar ons vertrekpunt. Juist in tijden van schaarste en groeiende ongelijkheid is het belangrijk deze vragen te blijven stellen. Het is makkelijk om voor oplossingen naar de politiek te kijken, maar wij nemen de verantwoordelijkheid liever zelf.
Er is geen universeler thema dan wonen, terwijl de manier waarop mensen willen wonen voor ieder anders is en verandert met de tijd. Hier ligt onze meerwaarde als ontwerpers. Het gesprek met opdrachtgevers en bewoners vormt het fundament van elk ontwerp.
Dit magazine laat zien waar onze nieuwsgierigheid toe leidt. Waarom we werken met COA en Springplank, we bewoners een prominente rol in het ontwerpproces geven en we een wooncoöperatie oprichten. Kijk mee door de ogen van journalisten, beeldmakers en vakgenoten naar onze initiatieven om een fijn thuis te maken. Voor iedereen.
Aron Bogers architect en partner-bestuurder INBO
‘Ik zie elke dag hier als een nieuwe start en een kans voor creatie.’ Doris, bewoner De Opstart. De Opstart is een locatie van Springplank040, de organisatie in Eindhoven die voor alle dak- en thuislozen klaar staat. De organisatie zorgt ook voor ruimtes zoals het atelier waar Doris komt om te schilderen.
Editorial
03
Editorial Bestuurder Aron Bogers Van de straat Daklozenopvang Eindhoven op de schop Hier stopt de woontoren gekte NRC artikel over beter verdichten Verhuizen? Geen denken aan! Terug naar onze jaren 70 terrasflat Hout wordt goud Interview Treetek & INBO Ontwerpgereedschap Fotograaf Elmer Driessen verheft ontwerpgereedschap tot architectonische sculpturen Wonen is heel veel werk Column Pieter Hoexum Rijtjeshuis Pieter Hoexum Door Jan Rothuizen 07 11 13 15 03 17 27 35 Inhoud
Wat is thuis, als je moet vluchten? Column Fulco Treffers Collectief eigenaar Oproep voor sterkere wooncoöperatiebeweging Collectieve woonvormen Nieuwe vormen van samenwonen We maken stadsharten levendig Aanpak Bereikbare Steden Hier wil ik oud worden Knarrenhof Gouda Betaalbare luxe Een groene sociale toren in Eindhoven 43 53 57 61 71 77 87 Wonen in een verhaal Ambachtsschool wordt woongebouw 05 Inhoud
Daar staan ze: Jop Alberts, INBO (links) en Bob Elzen, Treetek (rechts). Twee grote mannen met nog grotere ambities. De duurzame samenwerking tussen INBO en Treetek moet bijdragen aan een vernieuwende en schone bouwcultuur, van ontwikkeling tot aan sloop. Samen ontwikkelen we een modulair systeem om uiteenlopende gestapelde woningen van hout te kunnen maken.
Interview
Hout wordt goud
tekst — Fleur Oude Voshaar fotografie — Thea van den Heuvel
07
Bob Elzen is vanaf de eerste stappen in zijn loopbaan bezig geweest met materialen, ontwerp en industrialisatie van producten in processen. Met zijn ervaring binnen zowel de houtbranche als de automotive ontwikkelt hij producten en concepten die goed zijn voor mens en milieu.
Jop Alberts is al 8,5 jaar architect bij INBO en is daar sinds mei ‘22 ook de nieuwste (en jongste) partner. In zijn werk reageert hij op maatschappelijke ontwikkelingen en gebruikt techniek om verrassende en hoogwaardige woon- en werkomgevingen te maken.
Kun je eens vertellen hoe jullie deze ambitie willen verwezenlijken?
Bob: ‘We innoveren op drie vlakken: de samenstelling van materialen, het product én het proces. We doen alles digitaal, van BIM naar BOM: de output van de Building Information Modelling van het as-built model is direct input voor de Bill Of Materials. We kiezen hout waar mogelijk, staal en beton waar nodig. Verder prefabriceren we zoveel mogelijk. Dat leidt tot minder afval op de bouwplaats.’
Sneller en efficiënter, dus?
Jop: ‘Voor mij gaat het niet om snelheid. Ja, er is een urgentie voor meer woningen. Maar het gaat over meer dan alleen tempo maken. Het risico is namelijk dat er voorbij wordt gegaan aan kwaliteit. Treetek en Bob hebben hier wél oog voor. Bij INBO willen we goeie woningen, buurten, en steden maken die duurzaam zijn. En hout is daar een heel goed middel voor. Treetek heeft de kennis om slim en snel te kunnen bouwen. Maar nog steeds mét kwaliteit. Daar leren we veel van.’
En wat leert Treetek van INBO?
Bob: ‘Ik heb veel geleerd over de rol van een architect in gebiedsontwikkeling. Vroeger was de rol van de architect die van ‘bouwheer’, die bij veel meer betrokken was dan alleen het ontwerp van de gevel. Ik denk dat we daar naar terug moeten. De kracht van een goed ontwerp ligt niet alléén in de schoonheid, maar ook in de materialisatie en de prestaties van het gebouw in de verschillende levensfasen. Als de architect hier vanaf het begin over meedenkt, kun je betere ontwerpen maken.’
En wat ontwerp je dan precies?
Jop: ‘Woningen, waarbij anders gekeken wordt naar de gebruiksfunctie. Er worden al wel standaardhuizen gemaakt in hout. Wij werken aan standaardisatie die juist vrijheid geeft in wat je neerzet. Zodat de woonkwaliteit centraal staat en we bijvoorbeeld betere luchtkwaliteit, een prettig binnenklimaat en goede akoestiek kunnen realiseren. En dat het resultaat echt aansluit bij de wensen van bewoners. Voor de sector wil ik toewerken naar een norm in de bouw waarbij deze hoge kwaliteit van wonen, werken en leven voorop staat. Schone en duurzame bouw is dan een vanzelfsprekend onderdeel. Onze opdrachtgevers moeten deze ambitie delen, openstaan voor dit nieuwe denken én voor experiment.’
Hoe zit het met de kosten? Is hout duur?
Bob: ‘Wat is duur? We betalen nu leergeld: we investeren in de kennis over houtbouw. De eerste types zijn duurder, maar ondertussen ontwikkelt de toeleveringsketen zich en komen er meer producenten. Dan wordt het vanzelf goedkoper.’
Jop: ‘Daarbij komt: de prijs van hout en van beton zijn nu niet op een eerlijke manier met elkaar te vergelijken. Bij beton wordt de belasting van de aardbol niet meegerekend, terwijl dat wel zou moeten.’
Bob: ‘Precies! Wij sorteren voor op de materiaaltransitie die nu al begonnen is. CO2 belastende materialen gaan in de toekomst belast worden. Binnenkort worden beton en staal dus duurder, terwijl de kosten van hout omlaag gaan. Nu zijn de bouwkosten voor hout 7 à 8% hoger dan traditionele bouw. Dit was vorig jaar nog 15%.’
Zijn jullie op dit gebied pioniers in NL? Jop: ‘Houtbouw is niet nieuw. De samenwerking en de manier waarop we dit doen is wel uniek. De bouwsector zit nu vastgeroest in één manier van denken, namelijk bouwen met en dus ontwerpen voor beton. We gaan ontdekken welke gebouwen onze samenwerking opleveren.’
Bob: ‘Ja. Het is zo tof als je bereid bent om met een open blik buiten je bubbel te treden en elkaar daarin te ontmoeten. We gaan laten zien aan ontwikkelaars, aan overheidsinstanties, aan architecten dat het kán. Maar het moét niet in hout!’
Zijn er dan alternatieven? (Beide lachend) ‘Nee.’
I rest my case.
‘Het is zo tof als je bereid bent om met een open blik buiten je bubbel te treden en elkaar daarin te ontmoeten.’ Bob Elzen, Treetek
09
Prijsvraagontwerp houtproject Elias Beeckman Kazerne, Ede
Maquette
‘Bomen, struiken, ondergronden en schuim: het zijn de bouwstenen van mijn ontwerp. In een tijd met volop 3D ontwerpmogelijkheden gebruik ik nog steeds maquettes. De scherptediepte die je met een maquette bereikt, krijg je nooit via een scherm. Zo kan ik me echt inbeelden hoe een ruimte voelt.’
Ontwerpgereedschap
Viktoriia Tverdokhlib, architect bij INBO
Wonen is heel veel werk
Als je het in Brussel echt bont hebt gemaakt, kan het zijn dat je wordt uitgescholden voor smerige architect. Dat zou terug gaan op de bouw van het monstrueuze Paleis van Justitie, eind negentiende eeuw.
Column
Bij oplevering van een van de grootste gebouwen ter wereld, maakt het nog steeds een overweldigende, maar eerlijk gezegd ook wel absurde indruk. Voor de bouw moesten hele woonwijken geruimd worden; de grootse plannen lieten geen ruimte voor kleine mensen. Die mensen hielden de architect voor hoofdschuldige en maakten van ‘architect’ een verwensing.
Een ontwerper kan ook teveel doen: de gebruikers of bewoners in de watten leggen. Waar ze vervolgens in stikken. Denk aan stylist Roos die in het programma Kijken zonder Kopen een verbouwing steevast de finishing touch geeft door geurkaarsen te plaatsen, voor de sfeer. Alles is in zulke huizen door-gestyled als waren het Gesammtkunstwerken. Voor bewoners is eigenlijk geen ruimte: zij kunnen geen stoel verschuiven zonder het evenwicht te verstoren.
Misschien zou het het beste zijn als ontwerpers zich beperken tot de huizen. Dan kunnen de bewoners er een thuis van maken. Niet dat ik ontwerpers wil terechtwijzen of kapittelen. Ik wil ze slechts wijzen op hun nobele taak en ze verlossen van een te zware taak: ze kunnen het thuis-maken aan de bewoners overlaten en zich met al hun vakmanschap, kennis en ervaring richten op het bouwwerk. Dat ze daar goed in zijn, weet ik uit ervaring.
Twee jaar geleden kochten we een huis dat grondig verbouwd moest worden. Daarvoor huurden we een architect in die dat voorbeeldig deed. Ze zorgde ervoor dat het bouwkundig verantwoord en praktisch bleef en dat het huis een innerlijke logica kreeg. Ons rijtjeshuis werd dan wel geen icoon of blikvanger (gelukkig maar!), maar wel degelijk stevig, praktisch en, op een heel bescheiden manier, mooi. En ook nog eens energiezuinig.
Maar het huis leefde na oplevering nog niet – het was nog geen thuis. Daarvoor moest er nog iets gebeuren, iets dat we dan toch echt zelf moesten doen: verhuizen en er gaan wonen. Wonen is iets dat je moet doen.
En wonen is heel veel werk! Wonen betekent ergens verblijven, ergens zijn, ergens leven… en dus daar eten en slapen, koken, tuinieren, rommel maken en die weer opruimen, boodschappen doen in de buurt of een ommetje maken. Kortom, wonen is op een hele alledaagse manier actief betrokken zijn bij je woning en je woonomgeving.
Eigenlijk zou het goed zijn een onderscheid te maken tussen enerzijds wonen, wat je doet ín je woning, en anderzijds ‘verkeren’, wat je doet in de ruimte tússen de huizen, de openbare ruimte. Wonen en verkeren kunnen we goed zelf. De ontwerper kan iets anders belangrijks doen. Namelijk zorgvuldigheid én terughoudendheid betrachten bij het ontwerpen van de woning en de woonomgeving.
De zorgvuldigheid en de daarmee gepaard gaande vertraging is hopelijk een goede remedie tegen het uit de grond stampen van huizen. Het ‘bouwen, bouwen, bouwen’ waar ook in de huidige wooncrisis weer luid om geroepen wordt. De terughoudendheid zou kunnen beginnen met het besef dat een ontwerper enorm veel invloed uitoefent op de leefsfeer van de gebruiker. Ook al gebeurt dat met de beste bedoelingen, het gevaar bestaat dat de bewoner als het ware een decorstuk in zijn eigen huis wordt. Ruimte bieden, daar zou het uiteindelijk toch om moeten gaan. Als dat lukt is ‘architect’ geen scheldwoord maar een eretitel.
Pieter Hoexum is schrijver en filosoof. Hij schrijft voor verschillende kranten, tijdschriften en websites filosofische artikelen over architectuur en met name wonen. Van hem verschenen de boeken “Kleine filosofie van het rijtjeshuis” (AtlasContact, 2014) en “Thuis. Filosofische verkenningen van het alledaagse” (AtlasContact, 2019). Momenteel werkt hij aan een boek over het verkeren in de ruimte tussen de huizen.
Foto: Fjodor Buis
13
Thuis.
Beeldend Kunstenaar Jan Rothuizen ging op bezoek bij Pieter Hoexum en maakte een tekening van zijn huiskamer.
15
Hier stopt de woontoren gekte
Artikel
tekst — Bernard Hulsman in NRC, 6 mei 2021 fotografie — Daria Scagliola en Stijn Brakkee, Annet Delfgaauw
Nederland lijdt aan torengekte. Niet alleen in de grote steden van de Randstad maar ook in middelgrote steden als Tilburg en Arnhem, dat zichzelf al voorzichtig Manhattan aan de Maas begint te noemen, verrijzen nu talrijke torens van zeventig meter en hoger. En daar blijft het niet bij, het einde van de torengekte is nog lang niet in zicht. Zo wil Amsterdam over enkele jaren beginnen met de bouw van de Sluisbuurt, een nieuwbouwwijk aan het IJ waar de 5.500 woningen in 17 woontorens met een hoogte tussen de 40 en 125 meter moeten komen.
17
De torenbouwwoede komt voort uit de overtuiging van veel beleidsmakers en stedenbouwers dat Nederland vol is en dat de één miljoen woningen die de komende tien jaar moeten worden gebouwd, dus voornamelijk binnen de bestaande stadsgrenzen terecht zullen komen. En de eenvoudigste manier om een groot vloeroppervlak op een beperkte ruimte te krijgen is nog altijd het bouwen van torens.
Maar niet iedereen vindt de eenvoudigste oplossing ook de beste. Zo noemde de bekende Deense stedenbouwkundige Jan Gehl woontorens in een interview eens, het antwoord van luie architecten op hoge bevolkingsdichtheid en gaf hij de stedenbouwers de raad om niet te bouwen zoals Rotterdam de afgelopen decennia heeft gedaan. Veel hoogbouw leidt tot winderige, koude en vooral onherbergzame steden, is zijn ervaring. Woontorens zijn ook geen oplossing voor de woningnood die Nederland na langdurig neoliberaal woningbeleid nu weer kent. Aangezien de bouwkosten van woningen in torens van boven de veertig meter veel hoger zijn dan in bouwblokken van zeven verdiepingen, is het nu al zeker dat de komende golf van hoogbouw in Nederlandse steden niet zal voorzien in de honderdduizenden behoorlijke én betaalbare woningen waarom starters op de woningmarkt zitten te springen.
Daar komt nog bij dat de bouw van woon- en kantoortorens afgelopen decennia zelden goede architecuur heeft opgeleverd. In overgrote meerderheid zijn torens dikke, lompe, en saaie verschijningen die in het beste geval een ensemble vormen dat van verre gezien een aardige skyline oplevert. Maar zelfs het silhouet van Rotterdam, de stad die zich al lang trots Manhattan aan de Maas noemt, kan zich nog altijd niet meten met dat van het echte Manhattan.
Doodse straten
Wie de Nederlandse torens van nabij beleeft, moet bovendien vaststellen dat ze op de grond stedelijke woestenijen vormen. Zelfs internationale beroemdheden als Norman Foster, Toyo Ito en Ben van Berkel is het op de Amsterdamse Zuidas, de duurste kantoor- en woonwijk van Nederland, niet gelukt om hun torens een goede ‘plint’ te geven. Meer dan akelig gladde, harde en lange puien van glasplaten waarin ergens één armetierige ingang verscholen zit, zijn de meeste onderbouwen van de Zuidas-torens niet. Doodse straten zijn het gevolg.
Nabijheid ‘Domme stedenbouw’, noemde architect Rudy Uytenhaak de bouw van woontorens dan ook al in 2009 bij de verschijning van zijn boek ‘Steden vol Ruimte’, het resultaat van jarenlang onderzoek naar dichtbebouwde steden. In torenwijken schort het vooral aan wat Uytenhaak ‘nabijheid’ noemt, niet alleen van (culturele) voorzieningen, activiteiten en gebeurtenissen, maar ook van andere mensen dan de medetorenbewoners. Door het gebrek aan nabijheid leidt de bouw van torens bijna altijd tot schrale steden, waar de bewoners losgezongen van hun omgeving wonen in verticale gated communities.
Maar, zo liet Uytenhaak in ‘Steden vol Ruimte’ al zien, woontorens zijn beslist niet de enige manier om dichtbebouwde steden te maken.
Er bestaan slimmere en betere alternatieven, die met inventieve combinaties van laagbouw en dichte
bebouwing meer diversiteit in woningtypes en nabijheid bieden. Vaak zijn de betere alternatieven voor hoogbouwwijken geënt op de ingenieuze, verfijnde stedenbouw van oude, traditionele steden, zo stelde hij vast. Maar de kennis hiervan is onder stedenbouwers en architecten vrijwel geheel verloren gegaan in de tweede helft van de twintigste eeuw, toen het luie, simpele modernisme van Le Corbusier richtinggevend werd voor de westerse stedenbouw.
Een wonder
Little C, de nu bijna voltooide woonen kantoorwijk in het voormalige niemandsland tussen de Coolhaven en het immense Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam, is dan ook niet minder dan een wonder. De wijk is een radicale breuk met de woontorens, die de afgelopen decennia overal in de Rotterdamse binnenstad omhoog zijn geschoten en de komende jaren nog talrijker én hoger zullen worden.
Little C is niet minder dan een wonder.
19
De wijk is een radicale breuk met de woontorens.
21
Little C, Rotterdam Opdrachtgever
Vrijwel alle wenken en voorschriften die ‘Steden vol Ruimte’ voor dichte bebouwing zonder torens geeft zijn in Little C opgevolgd. Het resultaat is een fijnmazig nieuw stuk stad dat herinnert aan het oude Rotterdam van voor het Duitse bombardement op 14 mei 1940.
De 318 woningen (109 koop en 209 middenhuur), de 10.000 vierkante meter kantoor- en werkruimte, de horeca en het ‘familiehuis’ van Erasmus MC zijn ondergebracht in vier dicht bij elkaar staande grote blokken met een maximale hoogte van 62 meter en in elf lagere urban villa’s. Tezamen geven die Little C een bebouwingsdichtheid die met een ‘floor space index’ (FSI) van vier iets hoger is dan die van de Zuidas en bijna twee keer zo veel als die van de 19de-eeuwse Pijp in Amsterdam, één van de dichtstbebouwde oude stadswijken in Nederland.
Toch is niet het oude Rotterdam de inspiratiebron voor Little C geweest. De opdrachtgevers van de nieuwe wijk zetten een groot team (landschaps) architecten en ontwerpers aan het werk, onder wie architecten van de bureaus CULD en INBO. Die lieten zich vooral inspireren door het Meatpacking District en The Village op Manhattan, waar veel oude fabrieken en pakhuizen de afgelopen decennia zijn verbouwd tot loftappartementen. Met hun klassieke, bakstenen gevels met ijzeren balkons en brandtrappen en ramen met dunne metalen sponningen, geven de bakstenen gebouwen Little C nu de uitstraling van een oude, gegentificeerde havenwijk.
Hoe verbluffend dicht de bebouwing in Little C ook is, de zes dwarsstraatjes en drie pleintjes met bomen en vele andere planten, waaronder klimop langs de gevels, geven de wijk opmerkelijk veel ‘lucht’. Ook op de collectieve daktuinen op drie urban villa’s bieden de bewoners van Little C licht, lucht, ruimte én groen. En als binnenkort de loopbrug over de brede en drukke ’s Gravendijkwal wordt gebouwd, krijgt de wijk een doorgaande route van het nog aan te leggen Tuschinskipark langs de Coolhaven naar het Erasmus MC. Dan is Little C in alle richtingen verbonden met de omgeving en is het geen enclave waar alleen degenen die er werken en wonen iets te zoeken hebben.
Ook de rijke architectuur van Little C is een breuk met de gebruikelijke armzalige woontorens. Zo hebben de grote blokken, waarvan de onderste verdiepingen kantoor- en werkruimtes zijn, hoge galerijen gekregen, met ‘industriële’, metalen puien aan de ene kant en robuuste kolommen van natuur- en baksteen aan de andere kant. Ongewoon is ook de zorgvuldige vormgeving van werkelijk alle details van de gebouwen, van de bordjes met huisnummers tot de geornamenteerde hekken van de vele balkons.
Opvallendste onderdeel van Little C zijn de 46 stalen loopbruggen die over de stegen heen de kleinere woongebouwen met elkaar verbinden. De zwarte bruggen, ontleend aan oude pakhuizen in de haven van Londen en evenals de balkons en noodtrappen ontworpen door Ruud Jan Kokke, geven de wijk niet alleen een volstrekt eigen karakter, maar zijn ook een slimme vondst.
Ze maken het mogelijk dat slechts één ruimteverslindende liftschacht volstaat voor drie woongebouwen. Ook zorgen ze letterlijk en figuurlijk voor verbinding en nabijheid, iets waar het in woontorenwijken juist aan schort. Zo laat Little C het gelijk van Uytenhaak zien: slimme en ingenieuze middenhoge stedenbouw is superieur aan domme woontorens.
ERA Contour en J.P. van Eesteren Ontwerp CuldINBO Oplevering 2021
‘We wilden een prettige buurt maken omdat we merken dat niet iedereen anoniem wil wonen in de stad. Mensen vinden het fijn om echt in een buurt te wonen.’ Job van Zomeren, ERA Contour
23
Monsters
‘Een gevoel geven bij een interieurontwerp: daarvoor gebruik ik materiaalmonsters. Zo krijgen opdrachtgevers meer feeling met het eindresultaat en kan ik beter duidelijk maken waarom een materiaal de beste keuze is. Eiken- of wilgenhout zorgen bijvoorbeeld voor een warme, comfortabele sfeer. Dat gevoel kan ik niet opwekken via een plaatje.’
Will Nana Osei Nyamekye,
Ontwerpgereedschap
bij INBO
interieurarchitect
Het is een spontane inval, maar de zon schijnt en een fietstocht van Eindhoven naar Geldrop is met dit weer geen straf. Ik ben nieuwsgierig naar de vier terrasflats die architectenbureau INBO begin jaren zeventig voor de Geldropse wijk Coevering ontwierp.
Reportage
Verhuizen? Geen denken aan!
tekst — René Erven fotografie — Annet Delfgaauw
27
Na een tochtje van 30 minuten verschijnt in de verte plots een van de vier terrasflats aan de horizon. Deze is omgeven door een zee van groen en steekt af tegen de stralend blauwe lucht. Gekleurde luifels deinen langzaam op en neer in de zomerse wind en geven het geheel een levendige uitstraling. Even later sta ik voor de flat en vraag aan een man die net zijn vuilnis in de ondergrondse container werpt: ‘Woont u hier?’ Met een glimlach kijkt hij me aan en zegt trots: ‘Ja!’
Nee, Wout heeft er niet vanaf het begin gewoond, maar wel al zo’n 23 jaar. En met veel plezier. Het was destijds een uitkomst waar hij wel een poos op had moeten wachten, vertelt hij spontaan. Hij woont er met zijn inmiddels 50-jarige dochter. Zij zit in een rolstoel, en daarom wilde Wout per se een appartement dat gelijkvloers is. ‘Want dit is een flat met heel bijzondere plattegronden, compleet anders dan die daar: die appartementen zijn allemaal hetzelfde!’, en hij wijst naar een galerijflat iets verderop.
Meer groen, meer ontmoeting, meer ruimte De terrasflat is nu zo’n vijftig jaar oud. Destijds inderdaad een noviteit waar flink over is geschreven. Nadat in de wederopbouwjaren was ingezet op het ‘bouwen, bouwen, bouwen’ van voornamelijk rijtjeswoningen en flats, groeit halverwege de jaren zestig de
onvrede over deze aanpak. Door de woningbouw industrieel aan te pakken kon er weliswaar snel en veel worden gebouwd, maar er kwam ook steeds meer kritiek op de monotonie en de gelijkvormigheid van deze ‘saaie’ wederopbouwwijken. Een nieuwe generatie jongvolwassenen diende zich aan en zij wilden iets anders. Meer groen, meer ontmoeting en meer ruimte voor spelende kinderen en vooral ook andere woningen voor mensen die niet in rijtjeshuizen wilden wonen. Het moest toch mogelijk zijn om met de inzet van industriële bouwtechnieken ook gestapelde woningen te maken die aan deze uitgangspunten voldeden.
Terrasflat Coevering, Geldrop
Opdrachtgever R.K. Woningbouwvereniging Goed Wonen, Bouwbank Stok N.V. Tilburg Team INBO Oplevering 1974
INdustrieel BOuwen
Eind jaren zestig gaat INBO aan de slag met dat uitgangspunt. Het architectenbureau was speciaal opgericht om op basis van industriële bouwmethoden woningen te ontwerpen, vandaar de naam INBO: INdustrieel BOuwen. In Geldrop, destijds een snelgroeiende gemeente onder de rook van Eindhoven, krijgt het bureau de kans om te experimenteren met de variatiemogelijkheden die industriële bouwmethoden bieden. De rijksoverheid stimuleerde deze ontwikkeling financieel via het programma Experimentele Woningbouw (1968-1980). In samenwerking met de gemeente maakte INBO voor het gebied Coevering-West een plan met eengezins- en drive-inwoningen, galerijen portiekflats én deze innovatieve flats met terraswoningen.
Drie meter diepe buitenkamers
In totaal zijn er in de wijk vier van deze terrasflats gebouwd: twee voor de woningbouwcorporatie en twee voor een belegger. Opmerkelijk is de variëteit aan woningen: met zowel maisonnettes als gelijkvloerse woningen van enkele of dubbele breedte.
Een doorsnedetekening (p.30) laat de ruimtelijke opbouw goed zien. De balkons vormen feitelijk ‘buitenkamers’, zoals ze ooit in de planbrochure werden genoemd: terrassen met de ‘ongekende diepte van drie meter’. De buitenkamers zijn trapsgewijs geplaatst, waardoor ze volop zonlicht ontvangen. Bovendien hebben de flats ruime galerijen en collectieve binnenruimtes.
29
De terrasflats zijn komputergestuurd ontwikkeld met industrieel geproduceerde betonnen elementen.
Al hun hele leven in de flat
Via een olifantenpaadje wandel ik door het groen naar de ‘terraskant’ van de flat. Bij een voortuintje raak ik in gesprek met bewoner Jacob. ‘Drie jaar woon ik hier nu en ik heb er geen dag spijt van’, vertelt hij met een glimlach. Eerst woonde hij in een grote eengezinswoning, maar nadat zijn kinderen het huis uit waren kreeg zijn vrouw een herseninfarct: ‘Traplopen zat er voor haar niet meer in, en ja wat moet je dan met zo’n groot huis’. Nu woont hij er met zijn vrouw ideaal, gelijkvloers en met een prachtig uitzicht op de groene omgeving.
In de verte hoor ik kinderen zingen. Ze buigen over de balustrade en kijken nieuwsgierig naar beneden. Ik vraag of ze ook in de flat wonen. ‘Ja’, roepen ze in koor, ‘al ons hele leven.’ Ze blijken allebei twaalf zomers jong en vinden het een ideale plek. Ze spelen graag in de gangen en open ruimtes en het is dicht bij school.
Nooit meer verhuizen
Bij de parkeerplekken zie ik een ouder stel dat net boodschappen uit hun auto pakt: ‘We wonen al sinds juli 1978 in de flat. Kom maar even mee’, stellen Rien en Tineke gastvrij voor. Samen lopen we naar de entree van de flat. Naast de lift wijst Tineke naar rechts: ‘zelfs de burgemeester heeft hier aan deze gang gewoond.’ Dat was in 1974 net na oplevering van de flat. Nu maakt de bewoonster zich af en toe zorgen over de ‘nieuwere’ flatbewoners. Zij nemen het soms niet zo nauw met hun woonomgeving: ‘Ze komen en gaan niet alleen snel, ze zijn ook niet altijd even netjes in de gangen’.
Aan de muren van de corridor hangen foto’s van flatbewoners, een grote kaart van Noord-Brabant, en er staat een biljarttafel in een van de gemeenschappelijke ruimtes. Binnen krijg ik van Rien en Tineke koffie en een rondleiding aangeboden. Via de wenteltrap gaan we naar de diepe woonkamer en het balkon. Inderdaad, dit is een heuse ‘buitenkamer’ met fraai zicht op de groene omgeving en in de verte de kenmerkende koepel van de Geldropse Brigidakerk. ‘We hebben veel aanspraak hier in de flat’, vertelt Rien enthousiast. Samen met een aantal bewoners speelt hij bijvoorbeeld biljart. Aan verhuizen denken ze niet. Zelfs als traplopen ooit een probleem wordt: ‘dan komt er gewoon een traplift!’
De jaren 70-wijk de Coevering is in zijn geheel door INBO ontworpen, zowel de 4 terrasflats langs het riviertje de Kleine Dommel als de achterliggende woningen.
De terrasflats zijn met de zogenaamde S200 ontwerpsystematiek uitgewerkt. Dit was een door INBO ontwikkeld systeem, waarmee gebouwen konden worden ontworpen met uiteenlopende woningplattegronden en verkeersruimten (galerijen, corridors, portieken) binnen één structuur.
René Erven werkt als architectuurjournalist en is coördinator/programmaker van Architectuurcentrum Eindhoven.
Met dank aan de bewoners Wout, Jacob, Rien en Tineke én architect Marcel Barzilay die onderzoek deed naar de woningen die met de regeling Experimentele Woningbouw in de periode 1968-1980 zijn gebouwd.
31
33
Steeds meer mensen worden dakloos door ongelukkige omstandigheden als echtscheiding, ontslag, huiselijk geweld en de krappe woningmarkt. Zonder familie of vrienden om op terug te vallen is dakloos worden een mogelijkheid die ons allemaal kan overkomen. Maatschappelijke opvang Springplank040 is de organisatie in Eindhoven die voor alle dak- en thuislozen klaar staat.
Artikel
Van de straat
tekst & fotografie - Catharina Gerritsen
35
‘Het is hartverwarmend om te zien hoeveel mensen er hier voor mij zijn.’ Leon, bewoner. Leon is vier dagen bij De Opstart en heeft sindsdien met hulp van de begeleiders een ID, bankpas, uitkering en dagbesteding geregeld. Hij raakte eerst door de coronacrisis en later door ziekte zijn werk en daarmee zijn woning kwijt. Leon: ‘Ik wil weer studeren, werken en zelfstandig wonen. Hier heb ik de rust en regelmaat die mij de ruimte geven weer naar de toekomst te kijken in plaats van in de survival modus op straat te leven.’
Team INBO, Gemeente Eindhoven
Oplevering
INBO werkt voor Springplank040 aan vier locaties. Fuutlaan is de eerste en wordt najaar 2023 geopend.
Springplank doet dit met preventie, basisvoorzieningen bieden, maatwerk en nazorg. Vestigingsdirecteur Springplank040 Geesje Liebregts: ‘De mensen die hier komen willen hun leven veranderen en patronen doorbreken. Wij ondersteunen hen om weer in de samenleving te landen. Het uiteindelijke doel is om voor iedereen zo snel mogelijk een passende woning te vinden.’ Wie binnenloopt bij Springplank krijgt dezelfde dag nog een plek.
Nour (25) verblijft nu twee weken in de opvang. Ze kan in haar eigen kamer in rust studeren voor haar Nederlands B1 examen zodat ze een HBO opleiding kan gaan volgen voor anesthesist. Die studie heeft ze al in Syrië afgerond. Nour kwam in 2020 naar Nederland. Door problemen met haar vader en haar stiefmoeder raakte ze dakloos. Na eerst 10 maanden bij kennissen en vrienden op de bank te hebben geslapen is ze bij Springplank terechtgekomen. Ze gaat ’s ochtends naar school en werkt ’s middags bij een restaurant; een druk leven. Hier in de opvang vindt ze rust en sociale contacten.
Alle dienstverlening op één plek Het gaat niet om Opstart040, maar de verschillende plekken waar mensen nu naartoe moeten. Kandidaten hebben nog te vaak het gevoel “van het kastje naar de muur” gestuurd te worden, doordat de geboden hulp te versnipperd is. Om die reden realiseren INBO, de gemeente Eindhoven en Springplank een nieuwe voorziening aan de Fuutlaan 10. ‘De nieuwe locatie is innovatief en echt nodig‘ benadrukt Paul Lips, projectleider vanuit de gemeente Eindhoven. ‘We creëren ruimte en mogelijkheden door onze gemeentemedewerkers in hetzelfde gebouw als Springplank te huisvesten. Dit betekent dat alle benodigde dienstverlening op één plek zit, waardoor kandidaten niet meer naar
verschillende loketten hoeven. Op deze manier kan een dak- of thuisloze zo snel mogelijk werken aan werk en wonen.
Opvang als plek voor de hele buurt Een ander doel van de locatie is deze te gebruiken voor community building, om mensen met elkaar in verbinding te brengen en ook iets terug te geven aan de buurt. De komst van de opvang zorgde voor nogal wat ophef in de buurt. Geesje snapt de zorgen voor het onbekende en nodigt buurtbewoners graag uit: ‘We kijken naar de behoefte van een wijk en wat wij kunnen toevoegen, dit noemen we community building. Denk aan dingen als samen eten, maar ook een PostNL punt of koffiebar. Een open karakter van het gebouw is daarom belangrijk. Dat is iets waar INBO aan werkt.’
Het ontwerp van het gebouw brengt bepaalde uitdagingen met zich mee. Angelique Bellemakers is adviseur bij INBO: ‘Waar we vanuit het ontwerp rekening mee moesten houden was bijvoorbeeld of er een eigen kantine moest komen voor de medewerkers. Bij Springplank eet iedereen samen, maar als een medewerker van de gemeente net een moeilijk gesprek heeft gehad over het al dan niet toekennen van een bijstandsuitkering dan is het niet ideaal om daarna in dezelfde ruimte te lunchen. Dit is een van de gespreksonderwerpen die we uitwerken in het ontwerp’.
Zo heeft elke partner een eigen invalshoek. Angelique: ‘De hele samenwerking gaat uit van vertrouwen en brengt verschillende eilandjes samen. Hierbij speelt de inzet van de gemeente ook een grote rol.’ Paul: ‘Het is best ingewikkeld om uiteenlopende culturen samen te brengen in één gebouw. Ik ben er trots op dat we met elkaar ervoor zorgen dat onze kwetsbare inwoners de prachtige plek krijgen die ze verdienen.’
Fuutlaan, Eindhoven Opdrachtgever Springplank040
37
‘INBO is van betekenis in deze complexe samenleving. Door goed te luisteren en onze expertise in te zetten om buurten beter te maken. Altijd in samenwerking met partners die middenin de maatschappij staan.’
Angelique Bellemakers, INBO
Angelique Bellemakers (links) en Geesje Liebregts (rechts)
39
‘Bij een andere opvang zat ik tussen mensen die verslaafd waren, hier is het veel rustiger. Dat past beter bij mij.’ Nour, bewoner
41
Wonen in een verhaal
Reportage
tekst — Max Meijer en Petra Timmer (TiMe Amsterdam) fotografie — Charlotte Bogaert
In de Haarlemse Kleverparkbuurt staat een kolossaal gebouw, de voormalige Ambachtsschool en Middelbaar Technische School uit 1920, nu het woongebouw De Meester. Ondanks zijn monumentale schaal en voorname uitstraling oogt het vriendelijk.
43
De
Opdrachtgever Cradle of Development (COD)
Team INBO, Bouwinvest, De Toekomstsgroep & Scholtens Groep
Bouwjaar 1922 Oplevering 2022
De hal met vier meter brede gangen - kenmerkend voor scholen van het destijds vernieuwende corridor-typebepalen de sfeer van het gebouw. Aan architect Rik Bakker de schone taak om die kwaliteit te behouden en te verbinden met de opdracht om zoveel mogelijk woonruimte te realiseren. Sinds 2018 heeft hij aan het pand gewerkt en hij is terecht trots op het resultaat. Vooral op ingenieuze ingrepen die de beeldkwaliteit van het oude gebouw én het comfort van de bewoners versterken. Neem bijvoorbeeld de nieuwe balkonhekjes. Die rijmen met de oude hekken rond De Meester. Ze zijn fraai en dragen bij aan de prettige binnen-buitenbeleving waarmee het gebouw zich opent naar zijn omgeving.
In de voormalige leslokalen, werkplaatsen en dienstruimten, waar op hoogtijdagen wel 1.600 leerlingen aan hun toekomst werkten, zijn nu 119 huurappartementen gerealiseerd aangevuld met nog eens 59 in het nieuwbouwgedeelte.
Remmelt Pels (81), directeur tot 1997, en oud-leraar Walter Creutzburg (74) hadden eerst best twijfels over
de verbouwing. Het is niet meer ‘hun school’, en zeker in de strakke, moderne woning is het even wennen. Maar dan komen, in het bijzijn van de kersverse bewoners, de verhalen los. ‘Het was een perfect schoolgebouw’, zegt Pels, terug in de monumentale voormalige lerarenkamer waar nu Fleur Scheepmaker en Gertjan Laan wonen. ‘Alles wat je in gedachten had kon je hier uitvoeren. Het was groot, stevig, dienstbaar maar ook vriendelijk.’ Creutzburg, docent broodbakken van 1980 tot 2010, raakt niet uitgesproken over de dertig jaar die hij hier lesgaf. Aan de hand van meegebrachte foto’s wordt appartement A13 weer het geurige leslokaal waar jaarlijks zo’n 24 leerlingbakkers aan twaalf werktafels urenlang met meel, gist en andere ingrediënten aan de slag gingen. Bewoonster Dianne Kruijver zuigt zijn verhalen op.
Die voelbare en zichtbare geschiedenis is voor de bewoners een grote meerwaarde. Ze zouden er zelfs meer van willen weten. Fleur en Gertjan denken aan een collectieve ruimte waar ontmoeting, verhalen en de historie samen komen.
Rik Bakker en oud-leerling Wim Post in gesprek voor Wims foto
Meester, Haarlem
‘Ook de mensen die in de bouw werkten werden steeds enthousiaster. Ze wezen mij op originele details die tevoorschijn kwamen: ‘Moet je meekomen, wat we nu hebben gevonden!’ Dat enthousiasme in alle lagen is heel erg bevredigend.’ Rik Bakker, INBO
45
Bewoners Gertjan en Fleur
47
‘Het is heel anders wonen dan ik gewend was. Het gebouw is open en verwelkomend, door dat binnen-buiten effect. Mensen zien je, je hebt contact met de straat, je hebt buurtpraatjes.’ Dianne, bewoner
Oud-docent Walter Creutzburg en bewoner Dianne
Rik Bakker: ‘Precies! Dat was ook mijn idee, maar dat is uiteindelijk gesneuveld. Een gemiste kans. Wie weet kan het er alsnog komen.’
Bakker was al direct gefascineerd door het verleden van het gebouw. ‘We zijn in de geschiedenis gedoken, hebben bouwtekeningen opgevraagd, spraken mensen uit de buurt, dus op een gegeven moment ontstond een soort levend gebouw, met verhalen, geschiedenis. Toen de bouw begon heb ik in het Haarlems Dagblad een oproep gedaan aan oud-leerlingen en -docenten om langs te komen op de Dag van de Architectuur, want ik wilde verhalen en oude foto’s verzamelen. Dat heeft heel veel opgeleverd.’ Fotograaf Charlotte Bogaert volgt de transformatie van school tot wooncomplex al jaren en had een schat aan informatie. Samen met haar bracht Bakker dat verleden terug. Levensgrote foto’s in de gangen herinneren daaraan.
Dat die geschiedenis en de originele staat van deze monumentale school een absolute meerwaarde vormen, daar werden alle partijen het over eens.
Maar dat ging niet vanzelf. Rik: ‘Je moest eens weten wat ik allemaal gedaan heb, wie ik allemaal heb moeten overtuigen, om te zorgen dat het gebouw nu is zoals het was. Het lijkt heel simpel maar het was een gigantische klus. Gelukkig heeft de voormalige school weer de grandeur die het altijd had en is klaar voor de volgende honderd jaar.’ Het verhaal van De Meester is aan een nieuw hoofdstuk begonnen.
49
3D printer
‘Bij Wonderwoods gingen we echt tot het gaatje in het engineeren van de groene gevel. Dit is een 3D geprint schaalmodel van de boombak die straks op 100 meter hoogte aan de kraan hangt voor montage. Met de printer komen deze bouwblokken tot leven. Dat maakt mijn werk leuk!’
Ontwerpgereedschap
XiaoBin Chi, creative engineer bij INBO
Wat is thuis, als je moet vluchten?
In april 2022 keek ik naar mijn adresboek. Het was totaal overhoop gehaald: niemand van de ruim 300 Oekraïners die ik ken woonde op dat moment nog in zijn of haar eigen huis. Gevlucht, naar West-Oekraïne. Of verder weg: het land uit.
Column
Zelfs een paar vrienden die zelf niet weg hoefden, besloten hun huis af te staan aan anderen die gevlucht waren. Vitya zei tegen me: ‘Dit gezin heeft mijn appartement meer nodig dan ik. Ik ga wel om de hoek wonen bij een bekende, in de logeerkamer.’
Thuis is gastvrij zijn. Thuis is ruimte geven.
Als de mens zich verplaatst, verplaatst een stuk van de ziel mee het huis uit. Ik kreeg foto’s doorgestuurd van auto’s volgepakt met familieleden, huisdieren en kleding. Wat ga je het meest missen? Wat ga je nodig hebben? Egor vertelde me dat hij na de uitbraak van de oorlog voor het eerst tot rust kwam tijdens het koken van traditionele Oekraïense soep. ‘We zijn gevlucht uit Kyiv naar een andere stad. De vlucht duurde drie dagen. Gisteren was ik kapot. Maar vandaag, op de vijfde dag maakte ik borscht en voelde ik me weer een beetje normaal.’
Thuis is koken. En samen eten.
Ik heb de afgelopen decennia veel gewerkt aan woningbouwprojecten. Ontwerp en projectleiding van nieuwbouw en renovatie, villa’s en lofts, conceptontwikkeling en participatieprocessen. Ik heb met toekomstige eigenaren en huurders gesproken over wat wonen voor ze betekent. Met terugwerkende kracht ben ik benieuwd wat het begrip thuis voor ze betekent, en of dat iets anders is dan wonen. Maar wat betekent wonen als het niet thuis is? Hoe kun je wonen in een logeerkamer? In een tijdelijke opvang? In een land waar je niet voor hebt gekozen?
Oleg: ‘Ik had niet verwacht ooit nog met mijn moeder en mijn schoonmoeder in hetzelfde huis te wonen.‘
Wat is thuis? Thuis heeft voor mij sinds alle gesprekken een nieuwe lading gekregen. Ik sprak veel over veiligheid en geborgenheid, over rust en niet bang hoeven zijn. Een eigen plek hebben waar je kunt schuilen. Maar ook ging het continu over vrienden of familie. Samen zijn, bewust. Het contact, het gesprek en de rituelen rondom koken, eten en drinken, zelfs boodschappen doen. En iedereen sprak over hun relatie met de grond en de lucht. Groen komt daar altijd in terug. Letterlijk aarden. Een goede relatie tussen architectuur en natuur. Kun je dat ontwerpen als architect?
Thuis is veiligheid.
Thuis is verbinding.
Thuis is geaard zijn.
Fulco Treffers is stedenbouwkundige en procesleider van innovatieve ontwikkelprojecten, waaronder Space-S in Eindhoven en Berlijnplein in Utrecht. Hij werkt sinds 2015 ook in Oekraïne als supervisor, ontwerper en strategisch adviseur voor diverse steden in het oosten van het land en als lid van het kernteam van de Kharkiv School of Architecture.
Wat is jouw gevoel van thuis? Dit was het onderwerp van gesprek tijdens de voorbereiding van de expositie Home(Land) voor de Dutch Design Week in Eindhoven waar Treffers aan meewerkte. De expositie is in 2022 en 2023 op tournee.
53
Schetsrol
‘Schetsen is eindeloos. Ik kan er variaties mee blijven maken en die direct laten zien aan bewoners. Als ontwerper luister ik naar hoe mensen wonen in hun huis. Als ik begrijp hoe ze ruimtes gebruiken, dan komt mijn schetsrol op tafel en laat ik de mogelijkheden zien.’
Ontwerpgereedschap
Carin Timmermans, ontwerper bij INBO
Collectief eigenaar
tekst — Stephanie Zeulevoet fotografie — Janus van den Eijnden
Oproep
In Nederland kennen we grofweg twee manieren van wonen: kopen en huren. De laatste jaren zien we dat veel mensen geen geschikte woning kunnen vinden op beide markten. Een interessante derde weg is de wooncoöperatie: een vorm van collectief eigenaarschap waarbij bewoners zelf hun woongebouw ontwikkelen en beheren.
57
‘Hoe houden we wonen in de stad betaalbaar? Deze vraag houdt mij al zo’n zeven jaar bezig.’
Stephanie
Zeulevoet, INBO
Stephanie Zeulevoet (links) Manon Poliste (midden) en Robin Beers (rechts)
*Dit project is onderdeel van het INBOlab.
INBOlabs zijn onderzoeksprojecten met maatschappelijke relevantie. Medewerkers van INBO kunnen intern budget aanvragen voor onderzoeken. Hiermee worden innovatie en eigen initiatief gestimuleerd.
Denk jij ook dat de wooncoöperatie één van de oplossingen van de wooncrisis is en wil je samen met ons hierin initiatief nemen? Neem contact op en mail naar: stephanie.zeulevoet@inbo.com
Hoewel initiatiefgroepen voor wooncoöperaties langzaam voet aan de grond krijgen, blijft het aantal gerealiseerde projecten beperkt en kleinschalig. Hoe kunnen we in Nederland wooncoöperaties naar de geslaagde voorbeelden uit Zürich, München en Wenen realiseren? Ik ben Stephanie Zeulevoet, architect bij INBO. Samen met collega’s Manon Poliste en Robin Beers ben ik INBOlab* Wooncoöperaties gestart, met als doel het verbreden en versterken van de wooncoöperatiebeweging.
Hoe blijft wonen in de stad betaalbaar? Deze vraag houdt mij al zo’n zeven jaar bezig. De laatste jaren wordt duidelijk dat met name de middeninkomens tussen wal en schip vallen. Deze mensen verdienen te veel voor een sociale huurwoning en te weinig voor een koopwoning. Ook is er een tekort aan betaalbare woningen voor lagere inkomens door de lange wachttijden voor een sociale huurwoning.
Zonder winstoogmerk De wooncoöperatie is een ideaal alternatief. Bij deze woonvorm zijn bewoners collectief eigenaar van het gebouw en huren de leden van zichzelf. De coöperatie heeft geen winstoogmerk en kan het gebouw nooit verkopen op de vrije markt. Doordat er niet gespeculeerd kan worden met het gebouw of het lidmaatschap van de bewoners blijven de woningen tot in de eeuwigheid betaalbaar.
Wooncoöperaties zijn op het oog dikwijls niet te onderscheiden van andere woongebouwen, maar kennen vaak een rijke variatie aan woningtypen passend bij verschillende typen huishoudens. Er zijn een aantal gedeelde ruimten voor bewoners en voorzieningen die open zijn voor de buurt. Daarmee zijn wooncoöperaties niet alleen van waarde voor de bewoners zelf, maar ook voor hun omgeving. Mensen die samen het gebouw beheren en bewonen kijken naar elkaar om. Zo ontstaat sociale cohesie.
Waarom niet in Nederland?
In Nederland groeit de interesse voor het wooncoöperatiemodel, maar komt dit nog moeilijk van de grond. Veel mensen weten niet wat een wooncoöperatie is. Zij denken dat het om een specifieke manier van samen wonen gaat. Zoals een commune of woongroep.
Ook wordt grond amper uitgegeven onder voorwaarden die voor wooncoöperaties haalbaar zijn omdat ze geen commerciële insteek hebben. Maar veruit het grootste probleem is de financiering: banken willen wooncoöperaties maar tot 70% financieren. Alleen in Amsterdam is sinds 2021 een fonds voor wooncoöperaties van de gemeente waarmee tot ca. 10% extra aangevuld kan worden. De andere 20-30% moet nu door eigen inleg, subsidies en crowdfunding
verworven worden. Dit vergt veel tijd en een sterk eigen netwerk, iets wat niet iedereen heeft.
Dit moet anders!
Wij vinden dat dit anders moet: de wooncoöperatie moet voor een bredere groep beschikbaar worden. Door onze ruime ervaring met co-creatieprojecten zijn we ervan overtuigd dat toekomstige bewoners met de juiste professionele ondersteuning wél wooncoöperaties van de grond kunnen krijgen. Daarom nemen wij initiatief om partijen als woningcorporaties, investeerders en gemeenten met elkaar te verbinden en de obstakels rondom financiering en grond te verkleinen. Uiteindelijk kunnen we hiermee – samen met toekomstige bewoners – meer en grotere wooncoöperaties opzetten en betaalbare woningen realiseren.
59
Samen en toch eigen
In Kas & Co in Utrecht is het onmogelijk om niet samen te komen. Iedereen heeft zijn eigen plek, maar door de opzet van het hof rondom de gedeelde binnentuin met kas en de gezamenlijke huiskamer, leven de bewoners ook met elkaar. Soms letterlijk: het is een meergeneratiehof waar gezinnen van verschillende samenstelling en leeftijd wonen.
In het hof wonen gezinnen met hun opa en oma, soms binnen een huis, soms in verschillende woningen. Ook woont er een gezin waarvan de ouders gescheiden zijn in twee losse en toch verbonden huizen. Daarnaast zijn er alleenstaanden en samenwonenden die een eigen plek willen waar zij ook met anderen activiteiten kunnen ondernemen. Het resultaat is een gemêleerd hof.
‘Homogene groepen in een wijk geven een eenzijdig beeld van de samenleving. Wonen met meerdere generaties en het delen van tijd, kennis en kunde geeft het leven meer kleur.’ Kas & Co bewoner.
Tijdens het ontwerpproces organiseerden de ontwerpers van INBO meet-ups voor potentiele bewoners. Samen gaven zij vorm aan sociale cohesie en ontmoeting in het hof. In het resultaat komt alles samen in en rond de gezamenlijke kas en tuin met een riante moestuin, een kinderspeelhoek en een barretje voor jongeren.
Collectieve woonvormen
INBO Oplevering 2019
tekst — Eva Bremer fotografie — Rufus de Vries
Kas & Co, Utrecht Opdrachtgever Hegeman Bouw Ontwerp
61
Thuisgevoel in een AZC
Bij INBO vinden we dat iedereen recht heeft op een fijne plek om te wonen. Een plek waar je je thuis voelt, ook al ben je ver weg van huis. Daarom werken we sinds 2020 samen met Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) aan menswaardige vormen van huisvestiging. Zodat we kunnen helpen de opvang van vluchtelingen beter te organiseren.
In AZC Grave hebben we ons hard gemaakt voor houten flexwoningen. Normaliter delen 8 personen één ruimte inclusief alle faciliteiten. Dit zorgt regelmatig voor conflicten en gebrek aan privacy. In Grave realiseerden we zelfstandige woningen voor 6 personen waar mensen zelf koken en schoonmaken. Het COA ziet dat bewoners de flexwoningen met zorg behandelen en veel voorkomende problemen hier uitblijven.
Willemien Brouwer, COA Grave, over de impact van de woningen: ‘We zien in gebruik en onderhoud een groot verschil met de grotere appartementen. Bewoners zijn zuiniger op hun huis en behandelen en onderhouden het echt als hun eigen woning. Mensen hebben hier bijvoorbeeld een eigen wasmachine en droger in de woning die netjes gebruikt worden. Op andere locaties delen bewoners deze voorzieningen en dan gaat het gebruik niet altijd goed. Als iedereen verantwoordelijk is, voelt niemand zich verantwoordelijk.
Ook is het leuk om te zien dat bewoners zelf en van eigen middelen voortuinen hebben aangelegd. Inclusief tuinstoelen om buiten te zitten. Mensen hebben in dit flexwoningen-straatje echt contact met elkaar. Op deze manier wonen helpt mensen vroeg aan een toekomst en netwerk werken.’
Collectieve woonvormen
2021
AZC, Grave
Opdrachtgever COA Ontwerp INBO Oplevering
tekst — Eva Bremer fotografie — Catharina Gerritsen
63
65
Zelfstandig naar de super
Hof van Nassau is een dorp in een dorp. In een besloten hof staan aaneengesloten huizen die duidelijk tot een familie behoren. Er is een dorpsplein met een winkel, fysiotherapiepraktijk en een kapper. De tuin staat vol plantenbakken en er zijn rustplekken om even op te zitten en een praatje te maken met een buur. Er is een kerkklok zonder kerk en een bushalte voor een bus die nooit komt. Hier wonen 120 dementerende ouderen in grote zelfstandigheid.
De filosofie van opdrachtgever Tante Louise is dat dementerende ouderen langer zelfstandig blijven als ze actief zijn. Het ontwerp van Hof van Nassau zette INBO daarom geheel in dienst van de vrijheid van de bewoners. Mensen wonen echt in een dorpje waar ze vanuit de eigen woning de jas aan moeten doen voor een boodschap in de winkel buiten aan het plein.
Binnen het complex kunnen bewoners vrij bewegen door middel van een domotica-armband waarmee ieder eigen bevoegdheden heeft. Zo werken architectuur en techniek samen aan het welzijn van de bewoners.
Locatiemanager Marcha Kwisthout: ‘Bewoners hebben het gevoel dat ze echt in een wijk zijn. Maar wij hebben de geruststelling dat ze niet naar buiten kunnen. Ook is het leuk als familieleden of bezoekers hier komen: mensen hebben niet het idee dat ze in een verpleeghuis komen. En bewoners hebben niet het idee dat ze in een tehuis wonen.’
Collectieve woonvormen
tekst — Eva Bremer fotografie — Egbert de Boer Hof
van Nassau, Steenbergen Opdrachtgever Stichting TanteLouise Ontwerp INBO Oplevering 2019
67
Serious games
‘Ons team werkt aan grote stedelijke opgaven met veel verschillende partijen. Zij staan voor moeilijke keuzes. Met een serious game schuif je al die puzzelstukken in elkaar om tot heldere actiepunten te komen. De deelnemers zijn even geen professionals meer, maar gewone fietsende, wonende en parkerende burgers. Zo helpen we mensen sneller beslissen.’
Elsje Kaptijn, adviseur
Ontwerpgereedschap
bij INBO
We maken stadsharten levendig
tekst — Guido Wallagh fotografie — Christian van der Kooy, Valerie Kuypers
Artikel
Tien gemeenten rondom Amsterdam staan in de startblokken om hun ov-knooppunten te transformeren tot eigentijdse en levendige stadsharten. De gemeenten stelden gebiedsplannen en uitvoerklare projecten op voor verdichting, betere infrastructuur, het verduurzamen van bestaand vastgoed en het verbeteren van de leefbaarheid. Een van de uitkomsten is dat er in deze stadsharten binnen tien jaar 68.300 woningen bijkomen.
71
Huidige situatie skatepark onder het busviaduct in Almere
Alkmaar 6.000 woningen 2.300 arbeidsplaatsen Haarlem 10.500 woningen 7.800 arbeidsplaatsen Zaanstad 9.600 woningen 3.000 arbeidsplaatsen Haarlemmermeer 15.500 woningen 8.600 arbeidsplaatsen Amstelveen 2.000 woningen 2.000 arbeidsplaatsen Aanpak bereikbare steden tot 2030 68.300 Aantal extra woningen binnen de stadsharten 32.350 Aantal extra arbeidsplaatsen binnen de stadsharten
Hoorn 6.000 woningen 1.100 arbeidsplaatsen Lelystad 1.400 woningen 350 arbeidsplaatsen Almere 6.800 woningen 1.600 arbeidsplaatsen Purmerend 8.200 woningen 3.500 arbeidsplaatsen Hilversum 2.300 woningen 2.100 arbeidsplaatsen 73
Opdrachtgever
Metropoolregio Amsterdam, Provincie NoordHolland en Provincie Flevoland Team
INBO, Metafoor en overheden Oplevering 2021-2023
Guido Wallagh is adviseur-partner bij INBO
INBO maakte de gebiedsplannen en de projectdefinities in hechte samenwerking met de tien gemeenten, de Metropoolregio Amsterdam, de provincies Noord-Holland en Flevoland en Metafoor.
INBO maakte de gebiedsplannen in hechte samenwerking met de tien gemeenten. Ook werken we aan de uitwerking van een van de gebiedsplannen; een ontwikkelvisie voor nieuwe buurten met minimaal 2.000 woningen tussen het station en het Weerwater in Almere Centrum.
Ieder stadshart een eigen identiteit De gebiedsplannen gaan over de stadsharten van Alkmaar, Almere, Amstelveen, Haarlem, Hilversum, Hoorn, Hoofddorp, Lelystad, Purmerend en Zaanstad. Elsje Kaptijn (projectleider Bereikbare Steden, INBO): ‘Dit zijn totaal verschillende steden. Ieder stadshart heeft zijn eigen ontwikkelgeschiedenis, dynamiek en positie in het grootstedelijk netwerk. Tegelijkertijd is er een grote gemeenschappelijke deler: de kans om op korte termijn 68.300 extra woningen te realiseren. Maar we gaan verder: we combineren de opgave met een verbeterd openbaar vervoers- en langzaam verkeerssysteem, ruimte voor 32.500 extra arbeidsplaatsen en aanpassingen in de verblijfsruimte die goed zijn voor de leefbaarheid.’
‘Wie nu stations in Purmerend, Hoorn, Lelystad of Hoofddorp uitloopt, ziet veel infrastructuur en auto’s, en weinig stadshart.’ Maaike Stoop, Gemeente Haarlem.
Herboren stadsharten ‘In de gebiedsplannen is de slag naar aantrekkelijke en eigen verblijfsgebieden gemaakt.’ zegt Maaike Stoop (strateeg gebiedsontwikkeling, gemeente Haarlem). ‘Hiervoor is veel denkkracht, ontwerpkracht, marktkennis, integraal handelen, bestuurlijke lef en maatschappelijke sensitiviteit voor ingezet. Immers, op papier is verdichting snel ingetekend. Op papier is de auto weg te denken voor fietsroutes, wandelgebieden en fijne ontmoetingsplekken. Maar wat kan een stadshart qua verdichting en samenleving qua verandering aan? Hoe sluit je aan bij de identiteit? Deze vragen zijn bij het maken van de gebiedsplannen allemaal voorbij gekomen en beantwoord.’
Nieuwe buurten in Almere Centrum
De stadsharten bevinden zich in historische steden, maar ook in relatief jonge steden. Ria van Dijk (senior stedenbouwkundige, gemeente Almere): ”Almere kent een sterke traditie in uitbreiding. Met binnenstedelijke inbreiding hebben we nauwelijks ervaring binnen onze stad. De beleidskaders liggen er inmiddels, maar nu moeten we nieuwe buurten gaan maken die passen in ons centrum en ook woon-, werk- en leefmilieus toevoegen die we nog niet hebben.’
Bereikbare steden
Landdrostdreef in Almere als barrière in het centrum
Oostkavels krijgen staks echt andere openbare ruimtes.’ Mark Lebbink, INBO
‘Goede nieuwe buurten maken vraagt ons én de Almeerse samenleving om een nieuwe kijk op stedelijkheid.’ Ria van Dijk, Gemeente Almere
Voor Almere zijn recente besluiten tot inbreiding historisch te noemen. Bijvoorbeeld voor 10.000 woningen in Almere Centrum. Mark Lebbink (stedenbouwkundige, INBO): ‘Voor het oostelijk deel van Almere Centrum hebben de gemeente en INBO een ontwikkelvisie gemaakt. Op de Oostkavels komen nieuwe buurten met minimaal 2.000 woningen, ruimte voor werkgelegenheid, voorzieningen en openbare ruimte die past bij zo’n centrumstedelijke omgeving. De soms controversiële voorstellen die hier uit komen bespreken we nu met omwonenden, ondernemers, vastgoedeigenaren en woningzoekenden.’
Vrijliggende dreef wordt stadsstraat In Almere zijn verschillende, verhoogde, bepalende dreven. Deze zorgen voor doorstroming van de auto en de vrij liggende bus, maar ook voor barrières. In het centrum betekent dit dat zowel de Spoor- als Landdrostdreef een verkeersfunctie hebben, maar afgezonderd zijn van de omgeving. Ria van Dijk: ‘Voor de Oostkavels gaan we dit veranderen. De Landdrostdreef komt op hetzelfde niveau als de omliggende buitenruimte en de entrees van woningen en winkels. Met deze ingreep wordt de dreef een stadsstraat. Het krijgt een verkeersfunctie voor auto, fiets en voetganger en wordt onderdeel van de buurt. Voor Almere Centrum een noviteit.’
Lineair stadspark
Een ander voorstel voor de Oostkavels wordt de introductie van een lineair stadspark. ‘Almere is de stad met de meeste kust- en waterlijnen, maar het water is geen onderdeel van de buurten.’ zegt Mark Lebbink. ‘Voor de Oostkavels is dit het geval. Hier ligt de Stadswetering: een waterloop zonder enige functie. Onderdeel van de verdichtingsopgave is om de Stadswetering aan weerszijden te vergroenen. Zo maken we een stadspark met woningen aan de westzijde en urban sport- en andere activiteiten aan de oostzijde.’
Nieuwe fase in de stadsontwikkeling
Elsje Kaptijn: ‘De tien gebiedsplannen bieden een nieuwe kijk op stadsharten, de ontwikkelvisie Oostkavels maakt het concreet. Het laat zien hoe er gewoond kan worden en voor wie. Het introduceert nieuwe vormen van openbare ruimtes. Infrastructuur maakt plaats voor woningbouw of wordt veel beter geïntegreerd met de auto als gast. Nieuw en bestaand vastgoed wordt verduurzaamd en klimaatproof gemaakt. Zo zorgen de gebiedsplannen voor de veelgevraagde snelle woningbouw. Tegelijk markeren zij ook een nieuwe fase in de stadsontwikkeling.’
75
‘De
Maaike Stoop (Gemeente Haarlem) presenteert de gebiedsplannen aan het rijk en de regiopartners
Op een zonnige zomerdag maakt INBO architect Trude de Vroomen een rondje door het Knarrenhof in Gouda. Trude ontwierp met collega Olof Schonewille deze eerste gestapelde Knarrenhof voor ouderen in Nederland. Knarrenhof combineert hofjes van vroeger met het gemak van heden.
Artikel
Hier wil ik oud worden
tekst — Eva Bremer fotografie — Rufus de Vries
77
79
Knarrenhof, Gouda
Opdrachtgever Stichting Knarrenhof
Team INBO en Peter Prak Oplevering 2022
Knarrenhof is een initiatief van Peter Prak en Eerde Schippers (INBO). Het is een stichting die hofjes door heel Nederland realiseert. Knarrenhof bewoners wonen zelfstandig, maar ook samen. Zonder verplichtingen, maar met een helpende hand als iemand ziek is of een ander klusje heeft. Geen woongroep, maar een levendige gemeenschap met actieve senioren. Er zijn plannen voor hofjes voor jongeren met een beperking, meergeneratiehofjes en een 45+ hof.
Bezoek voor meer informatie de website knarrenhof.nl
Op de begane grond staan de deuren wagenwijd open. Ervoor staan tuinmeubelsets en veel kleurige bakken bloemen volop in bloei. Op de bovengalerij zit een bewoner een boek te lezen op een comfortabele stoel. Een andere bewoner maakt een praatje met de buurman. ‘Dit is precies wat er met mooi weer gebeurt. Je spreekt elkaar in het voorbij gaan. De galerijen zijn zo breed dat iedere bewoner een eigen deel heeft en er genoeg loopruimte overblijft voor de andere bewoners. Zo ontmoet je elkaar vanzelf.’ Aldus bewoner Anne.
Het hof ligt middenin een bestaande woonwijk omringd door oude bomen, naast een school, met de buurtsuper om de hoek. Van buiten lijkt het misschien een gewoon appartementencomplex, maar dan kijk je bij de entree door het gebouw heen naar een grote gedeelde tuin. Trude is voor het eerst op bezoek in het complex waar de bewoners net een half jaar wonen. Knarrenhof voorvrouw Nel Sangers wacht Trude op en neemt haar mee naar de gedeelde tuin waar een rij enthousiaste bewoners staat te trappelen om haar hun huis te laten zien.
Te druk voor de hobbykamer Bewoners Joop en Gerrie gaan van start. Trude krijgt een tour door hun huis. Samen verwonderen ze zich over de ruimte in het appartement van 82 vierkante meter. Joop laat tevreden het washok zien. Dit was een van hun wensen bij het indelen van de plattegrond van hun huis. Bij de zelfbenoemde hobbykamer vertelt Joop dat hij daar nog een bureautje wilt maken. ‘Daar komt niets van terecht. Dan belt er weer iemand of je even kunt komen helpen met de bomen en dan ben je de sjaak, hè’, zegt Joop lachend met een knipoog.
Zo gaat het hier blijkbaar. Deze meeste bewoners kennen elkaar al van het intensieve participatietraject wat aan de totstandkoming van ieder Knarrenhof voorafgaat. Samen gaven ze vorm aan het gedeelde hofhuis, de tuin én aan hun eigen huizen. Met Joop en Gerrie heeft Trude het over de parkeerplaats die toch wel erg dicht op hun huis is. Op tekening zag dit er anders uit volgens de bewoners. Weer buiten zegt Trude: ‘In zo’n gesprek hoor ik dat mensen eigenlijk heel tevreden zijn. En je merkt ook dat de details ertoe doen: een hogere haag, inkijk bij de overburen, een te hoge drempel. Je moet echt vanuit hun beleving ontwerpen. Ik leer hiervan en neem deze lessen mee naar de overleggen met Knarrenhof en in volgende projecten.’
Zachte landing in het hof Tevreden zijn de bewoners zeker, maar het is soms ook wennen. Bewoner Joop: ‘iedereen woonde jarenlang alleen en nu moet je elkaar vinden. We hebben 24 appartementen met allemaal verschillende mensen die er in wonen.
Meningsverschillen horen er ook bij. Dan praat je met elkaar’. Dit is precies de kracht van Knarrenhof. Mensen zoeken elkaar op als daar behoefte aan is, maar er is ook veel privacy in het complex. Veel bewoners zijn alleenstaand of bezig met: wat als ik er alleen voor sta.
De gezamenlijkheid van een Knarrenhof biedt veiligheid en vertrouwen. Ouderen hebben daar behoefte aan als ze hun vertrouwde huizen verlaten voor een meer levensloopbestendige plek.
‘Ik kom uit een dorp bij Rotterdam en ik woon hier weer in een soort dorpje. Vanaf het begin voel ik me veilig en relaxed hier. Ik kan gewoon mezelf zijn.’ Anne, bewoner
81
‘Het mooiste compliment dat ik in een Knarrenhof kreeg was dat een bewoner zei: dit is mijn laatste huis. Hier wil ik oud worden.’
Trude de Vroomen, INBO
Stichting Knarrenhof speelt in op die behoefte. Volgens Trude lost Knarrenhof twee problemen op in de huidige woningmarkt. Daarvan is betaalbaarheid een belangrijke factor. In bijna alle hofjes zijn sociale huurwoningen. Koopwoningen worden onder de marktwaarde verkocht om het toegankelijk te maken voor mensen met verschillende inkomens. Bovendien is een Knarrenhof niet alleen voor ouderen een oplossing: iedere senior die verhuist veroorzaakt zeven verhuisbewegingen zodat uiteindelijk ook de starter profiteert. In de krappe woningmark is deze doorstroming heel welkom.
Zo zit Corrie in haar ruime huiskamer met overhoeks uitzicht over het water en het vele groen van de wijk. Ze vertelt dat ze met haar man Tom uit een heel groot huis om de hoek hier naartoe is verhuisd. Corrie: ‘We zijn zo blij dat we hier in de buurt konden blijven!
Het was lastig om ons grote huis met tuin achter te laten, maar om medische redenen hebben we toch de keus gemaakt. Tijdens de bouw liep mijn man elke dag langs de bouwplaats en dronk koffie met de opzichter. Zo was de overgang geleidelijk. En toen we hier kwamen wonen voelde het gelijk goed. Echt ons plekje.’
83
VR bril
‘Met een VR bril op door je ontwerp lopen voelt als een mindfuck. Je staat echt ín de ruimte. Ons inlevingsvermogen wordt veel meer geprikkeld dan via een tekening op de computer. Ik vergelijk het altijd met het kopen van een auto. Dan wil je toch ook eerst een proefrit maken?’
Ontwerpgereedschap
Luisa
bouwkundige bij INBO
Macedo Juca,
Betaalbare luxe
tekst — Jacqueline Knudsen (Bouwwereld 01/2022 publiceerde een langere versie van dit artikel) fotografie — Mitchell van Eijk, Marcel van der Burg
Artikel
De Trudo Toren in Eindhoven is de eerste Bosco Verticale in Nederland. En wat nog specialer is: het is de eerste ter wereld in de sociale huursector.
87
Team
Stefano Boeri Architetti, INBO, Stam + De Koning Oplevering 2021
Sinds 2014 realiseerde architect Stefano Boeri al bijna 30 groene torens, allemaal in het luxere woonsegment. Mede dankzij co-architect INBO en aannemer Stam + de Koning kreeg de Italiaan het op Strijp S voor elkaar de toren dermate efficiënt te bouwen, dat het mogelijk werd om de 125 appartementen onder de huurtoeslaggrens te verhuren. INBO bedacht een efficiënte bouwmethode die het mogelijk maakte om de toren te realiseren voor de sociale huursector.
Doe mij ook zo’n toren! Toen voormalig directeur van woningcorporatie Sint Trudo Jack Hock tijdens een bezoek aan Milaan de Bosco Verticale van Stefano Boeri zag, wilde hij een zelfde gebouw realiseren in Eindhoven. Het had flink wat voeten in de aarde maar nu staat de groene toren er. Spectaculair van buiten én van binnen. De startersappartementen vallen net in de sociale sector met een huurprijs van 633,20 euro (december 2021).
Op de 3e verdieping zijn er vijf appartementen en een grote gemeenschappelijke ruimte met sanitaire ruimten, een keuken en een zeer ruim terras,
waar de bewoners werkplekken inrichtten en andere activiteiten kunnen ontplooien. Daarboven zijn er 15 verdiepingen met elk acht appartementen. Iedere woning heeft een vrije hoogte van 3,5 meter. Dit maakt het mogelijk een mezzanine aan te brengen voor bijvoorbeeld een slaapkamer.
Mooier en sneller
De hoofdopzet is heel eenvoudig: Rond een kern van schachten, trappen en liften bevinden zich op verdieping 4 t/m 18 elk vier hoekappartementen met een verblijfsruimte van 50 m2 en daartussen vier appartementen van 36 m2 (gebruiksruimte inclusief badkamer en installatieruimte is respectievelijk 60 en 45 m2). Ze zijn bedoeld voor een of twee personen.
Veel complexer was om een efficiënte manier te bedenken om de balkons en de grote bakken te verankeren aan de gevel en vloeren. Het enorme gewicht van de boom- en plantenbakken – met tot wel anderhalve kuub grond erin –stelde hoge eisen aan de draagkracht van de constructie.
Trudo Toren, Eindhoven Opdrachtgever Woningcorporatie Trudo
is het eerste verticale bos voor sociale woningbouw ter wereld. We hebben laten zien dat het mogelijk is om deze groene architectuur voor iedereen bereikbaar te maken. Echt geweldig!’ Stefano Boeri, architect
‘Dit
89
Bewoners Floor en Jasper
‘In dit project was alles nieuw voor INBO, Boeri en Stam + De Koning. Het vraagt heel veel lef en experimenteren om deze droom waar te maken.’ Aron Bogers, INBO
De bouwkundigen van INBO hebben het esthetisch ontwerp van Boeri technisch uitgewerkt en engineerden de prefab betonnen bakken waar de bomen en struiken in groeien. Iedere boom weegt samen met de bak en de aarde een paar duizend kilo. De betonnen vloeren en balken zijn ter plekke gestort. Van Berlo: “Er zit veel meer gewapend beton in om het gewicht van de plantenbakken te dragen. De bakken, die soms wel 2,85 meter uit de gevel steken, zijn over de uitstekende betonnen vloeren geschoven.”
Niet creperen maar floreren Op het eerste gezicht zie je niet direct een patroon in de gevel, de variatie in balkons en bakken lijkt enorm. In werkelijkheid zijn er slechts zes typen bakken, die per twee verdiepingen voorkomen en in de twee verdiepingen erboven worden gespiegeld. Om de vier verdiepingen herhaalt zich dit patroon.
Opdrachtgever en ontwerpers willen de natuur laten floreren en niet laten creperen, zoals vaak gebeurt bij daktuinen of gevelgroen. Qua landschap, groen en biodiversiteit is het adagium: meer is beter. Daarom pakt men hier groot uit met groen, met enorme bakken met echte grote bomen. Die zijn vooraf meerdere jaren in speciale airpots gekweekt die optimale kluitvorming geven.
Doordat elke loft beschikt over een balkon met twee grote groenbakken, biedt het gebouw ruimte aan maar liefst 135 bomen, sommige tot wel 6,5 meter hoog. Daarnaast groeien in en aan het gebouw ook nog 1.500 struiken en 8.500 vaste planten. Critici van verticale bossen noemen het greenwashing en pleiten voor de aanleg van parken op maaiveld in plaats van betonnen gebouwen met een groen laagje aan de gevel of op het dak. Maar de bomen aan de Trudo Toren zorgen wel degelijk voor 50.000 kilo CO2-absorptie op jaarbasis, voor schaduw in de appartementen en voor een groene beleving voor de bewoners. Trouwens: rondom de toren is ook geen plaats voor een park, want in de nu nog lege ruimte tussen de Trudo Toren en Haasje-over komen nog twee nieuwe woontorens.
Door weer en wind Iedere boom moet ook op grote hoogte weer en wind doorstaan. Daartoe zijn de kluiten van de bomen in de bakken verankerd en als de bomen tot een bepaalde hoogte zijn gegroeid, worden ze ook met staaldraden aan rvs haken aan de onderzijde van de balkons erboven bevestigd.
Onder die balkons zitten ook veel zwarte haken, waaraan speciaal getrainde tuinmannen kunnen abseilen om groenonderhoud te verrichten. Ook is er is een systeem van leidingen en sensoren die per bak de voeding en watertoevoer regelen.
De diepe bakken hebben twee watertoevoeren, een voor de bomen en een voor de kleinere beplanting.
Onder de grond bevinden zich vier bassins waarin in totaal 80.000 liter regenwater opgevangen kan worden. Vandaaruit wordt het automatisch opgepompt naar de bakken.
Biodiverse community
Het gebouw is enerzijds heel extravert en maakt een duidelijk statement richting de omgeving. Aan de andere kant probeert het van binnen de mensen samen te brengen, een community te maken. Bijvoorbeeld in de vorm van de gemeenschappelijke binnen- en buitenruimte. De corporatie stelde zich ten doel om direct vanaf de oplevering een actieve community te hebben die echt een bijdrage levert aan het complex. Om een dit te bewerkstelligen zijn 80 van de 125 woningen toegewezen op basis van motivatiebrieven. Daarnaast zijn vijftien woningen toegewezen via de reguliere procedure van sociale woningbouw. Dertig woningen zijn gereserveerd voor flexbewoners, statushouders en urgenten. Een gedegen start voor een sociale en biodiverse gemeenschap.
91
Bewoners Martijn en Iris
93
Redactie INBO
Eva Bremer (hoofdredacteur), Aron Bogers, Bert van Breugel, Josine van Gulik en Pien Niehe.
Tekst
Eva Bremer, René Erven, Pieter Hoexum, Bernhard Hulsman, Catharina Gerritsen, Jacqueline Knudsen, Max Meijer en Petra Timmer (TiMe Amsterdam), Isabelle Meijster, Fulco Treffers, Fleur Oude Voshaar, Stephanie Zeulevoet.
Vormgeving
Studio Dumbar ism Susan Brouwers en Stefanos Filippas, INBO
Fotografie
Egbert de Boer, Charlotte Bogaert, Fjodor Buis, Marcel van der Burg, Annet Delfgaauw, Mitchell van Eijck, Janus van den Eijnden, Thea van den Heuvel, Catharina Gerritsen, Valerie Kuypers, Christian van der Kooy, Daria Scagliola en Stijn Brakkee, Igor Vermeer, Jan de Vries, Rufus de Vries
Colofon
Fotografie Ontwerpgereedschap Elmer Driessen
Drukwerk
Wilco I Printing & Binding, Amersfoort Het papier van dit magazine is 100% recycled en heeft een FSC® recycled certificering en het EU-Ecolabel.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Uitgave INBO © november 2022
Colofon
Amsterdam Amersfoort Eindhoven Heerenveen Rotterdam Shanghai