1Koningen
HOOFDSTUK1
1KoningDavidnuwasoudenophogeleeftijdgekomen; enmenbedektehemmetkleren,maarwarmtekreeghij niet
2Daaromzeidenzijndienarentothem:Laatmenvoor mijnheerdekoningeenjongemaagdzoeken;laatzijvoor hetaangezichtvandekoningstaan,hemkoesterenenin uwschootliggen,zodatmijnheerdekoningwarmkan worden
3ZijzochteninheelhetgebiedvanIsraëlnaareenmooi meisje.ZijvondenAbisag,eenvrouwuitSunem,en brachtenhaarnaardekoning
4Hetmeisjewaszeerschoonenhieldvandekoningen diendehem,maardekoninghadgeengemeenschapmet haar
5ToenverhiefAdonia,dezoonvanHaggith,zichenzei: Ikzalkoningworden.Hijsteldestrijdwagensenruiterster beschikking,envijftigmandievoorhemuitmoestenlopen 6Enzijnvaderhadhemnooitmisnoegddoortezeggen: Waaromhebtuditgedaan?Ookhijwaseenzeer aanzienlijkman,enzijnmoederbaardehemnaAbsalom 7HijraadpleegdeJoab,dezoonvanZeruja,endepriester Abjathar.ZijdieAdoniavolgden,hielpenhem.
8MaardepriesterZadok,Benaja,dezoonvanJojada,de profeetNathan,Simeï,ReïendeheldenvanDavidwaren nietmetAdonia.
9Adoniaslachtteschapen,runderenengemestveebijde steenZoheleth,diebijEnrogelligtHijriepalzijnbroeders, dezonenvandekoning,enallemannenvanJuda,de dienarenvandekoning
10MaardeprofeetNathan,Benaja,deheldenenzijnbroer Salomoriephijniet.
11ToenzeiNathantegenBathseba,demoedervanSalomo: HebtunietgehoorddatAdonia,dezoonvanHaggith, koningisgeworden,zonderdatonzeheerDaviddaarvan opdehoogteis?
12Nudan,kom,laatmijutochraadgeven,zodatuuw eigenlevenenhetlevenvanuwzoonSalomokuntredden 13GanaarkoningDavidenzegtegenhem:Hebtu,mijn heerdekoning,uwdienaresnietgezworenengezegd: Voorwaar,uwzoonSalomozalnamijregerenenhijzalop mijntroonzitten?WaaromregeertAdoniadan?
14Zie,terwijludaarnogmetdekoningspreekt,zalookik naubinnenkomenenuwwoordenbevestigen
15ToengingBathsebanaardekoningindekamerDe koningwasinmiddelszeeroudgeworden.Abisag,de Sunamitische,diendedekoning
16EnBathsebaboogzichneerenboogvoordekoning Toenzeidekoning:Watwiltu?
17Enzijzeidetothem:Mijnheer,gijhebtbijdeHEERE, uwGod,aanuwdienaresgezworen:Voorzeker,uwzoon Salomozalnamijregerenenhijzalopmijntroonzitten.
18Ennu,zie,Adoniaregeert;ennu,mijnheerdekoning, uweethetniet
19Hijheeftrunderen,gemestveeenschapeninmenigte geslacht,enhijheeftallezonenvandekoninguitgenodigd, alsmededepriesterAbjatharendelegeroversteJoab,maar uwdienaarSalomoheefthijnietuitgenodigd.
20Enu,mijnheerdekoning,deogenvanheelIsraëlzijn opugericht,omhuntevertellenwienahemopdetroon vanmijnheerdekoningzalzitten.
21Anderszalhetgebeuren,wanneermijnheerdekoning bijzijnvaderenterusteisgegaan,datikenmijnzoon Salomoalsschuldigenzullenwordenbeschouwd.
22Enzie,terwijlzijnogmetdekoningsprak,kwamook Nathan,deprofeet,binnen
23Enmenberichttehetaandekoning:Zie,daarisde profeetNathanToenhijvoordekoningverscheen,boog hijzichvoordekoningneermetzijngezichtteraarde
24ToenzeiNathan:Mijnheerdekoning,hebtugezegd datAdonianamijzalregerenenopmijntroonzalzitten?
25Wanthijishedenafgedaald,enheefteenmenigte runderen,gemestveeenschapengeslacht,enhijheeftalde zonenvandekoning,delegeroverstenendepriester AbjatharbijeengeroepenEnzie,zijetenendrinkenvoor zijnaangezicht,enzeggen:LevekoningAdonia!
26Maarmij,uwdienaar,depriesterZadok,Benaja,de zoonvanJojada,enuwdienaarSalomo,heefthijniet uitgenodigd.
27Isdezezaakdoormijnheerdekoninggedaan,enhebtu hetuwdienaar,dienahemopdetroonvanmijnheerde koningzalzitten,nietbekendgemaakt?
28ToenantwoorddekoningDavidenzei:Roepmij BathsebaEnzijkwamvoordekoningenstondvoorhem 29Toenzwoerdekoningenzeide:ZowaaralsdeHEERE leeft,Diemijnzieluitallebenauwdheidverlostheeft, 30ZoalsikugezworenhebbijdeHEERE,deGodvan Israël:Voorzeker,uwzoonSalomozalnamijregerenen hijzalinmijnplaatsopmijntroonzitten;zozalikhet hedenzekerdoen.
31ToenboogBathsebazichmethetgezichtteraarde, boogzichvoordekoningneerenzei:‘Mijnheer,koning David,magineeuwigheidleven.’
32KoningDavidzei:RoepdepriesterZadok,deprofeet NathanenBenaja,dezoonvanJojada,enzijkwamenbij dekoning.
33Dekoningzeiooktegenhen:Neemdedienarenvanuw heermeeenlaatmijnzoonSalomoopmijneigenmuildier rijden.BrenghemnaarGihon.
34LaatdepriesterZadokendeprofeetNathanhemdaar zalventotkoningoverIsraëlBlaasdanopdebazuinen zeg:LevekoningSalomo!
35Danmogenjulliehemvolgen,zodathijkomtenop mijntroonzitHijzalinmijnplaatskoningzijn,enIkheb hemaangesteldtotheerseroverIsraëlenoverJuda.
36EnBenaja,dezoonvanJojada,antwoorddedekoning enzeide:Amen!MogedeHEERE,deGodvanmijnheer dekoning,ditookzeggen.
37ZoalsdeHEEREmetmijnheerdekoningisgeweest, zozalHijmetSalomozijnenzijntroongrotermakendan detroonvanmijnheerdekoningDavid.
38ToengingendepriesterZadok,deprofeetNathan, Benaja,dezoonvanJojada,deKrethiendePlethierheen enlietenSalomoophetmuildiervankoningDavidrijden enbrachtenhemnaarGihon
39ToennamdepriesterZadokeenhoornmetolieuitde tabernakelenzalfdeSalomo.Enzijbliezenopdetrompet, enheelhetvolkriep:GodzegenekoningSalomo!
40Toengingheelhetvolkachterhemaan,enhetvolk speeldeopdefluitenenverheugdezichmetgrotevreugde, zodatdeaardescheurdevanhetgeluidervan
41ToenAdoniaenaldegastendiebijhemwaren,het hoorden,terwijlzijklaarwarenmeteten,zeiJoab,toenhij hetgeluidvandetrompethoorde:Waaromiserdandat lawaai,datdestadinrepenroeris?
42Terwijlhijnogsprak,zie,daarkwamJonathan,dezoon vandepriesterAbjatharAdoniazeitegenhem:Kom binnen,wantubenteendappermanenbrengtgoednieuws
43ToenantwoorddeJonathanenzeidetotAdonia:Zie, onzeheer,dekoningDavid,heeftSalomototkoning aangesteld
44Endekoningzondmethemmee:depriesterZadok,de profeetNathan,Benaja,dezoonvanJojada,deKrethien dePlethi,enzijlietenhemophetmuildiervandekoning rijden
45EndepriesterZadokendeprofeetNathanhebbenhem inGihontotkoninggezalfd.Enzijzijnvandaarmet vreugdeopgetrokken,zodatdestadweervanvreugde vervuldisDitishetgedruisdatugehoordhebt
46EnookSalomozitopdetroonvanhetkoninkrijk.
47Enbovendienkwamendedienarenvandekoningom onzeheer,koningDavid,tezegenenentezeggen:Moge GoddenaamvanSalomobetermakendanuwnaam,en zijntroongrotermakendanuwtroonEndekoningboog zichneerophetbed
48Enookalduszeidekoning:GeprezenzijdeHEERE,de GodvanIsraël,Diehedeniemandopmijntroonheeft gegeven,mijnogenhebbenhetzelfsgezien
49ToenwerdenallegastendiebijAdoniawaren,bevreesd. Zijstondenopengingeniederhunsweegs
50ToenwerdAdoniabevreesdvoorSalomoHijstondop, gingnaarvorenengreepdehoornenvanhetaltaarvast.
51EnaanSalomowerdmeegedeeld,zeggende:Zie, AdoniavreestkoningSalomo,wantzie,hijheeftde hoornenvanhetaltaarvastgegrepen,engezegd:Koning Salomolaatmijhedenzweren,dathijzijnknechtnietmet hetzwaardzaldoden
52EnSalomozeide:Indienhijzicheenwaardigmantoont, zalergeenhaarvanhemteraardevallen;maarindiener kwaadinhemgevondenwordt,zalhijsterven
53KoningSalomostuurdebodenenliethemvanhetaltaar afhalenHijkwamenboogzichvoorkoningSalomoneer Salomozeitegenhem:Ganaarhuis
HOOFDSTUK2
1ToendedagenvanDavidsstervennabijwaren,gebood hijzijnzoonSalomo:
2Ikgadewegvanalhetaardse;weesdansterkentoon datUeenmanbent,
3EnhouduaandevoorschriftenvandeHEERE,uwGod, doorinZijnwegentewandelen,doorZijnverordeningen, Zijngeboden,ZijnbepalingenenZijngetuigenisseninacht tenemen,zoalsgeschrevenstaatindewetvanMozesDan zultuvoorspoedigzijninalleswatudoetenoveralwaaru zichheenwendt
4OpdatdeHEEREhetwoordgestanddoe,datHijovermij gesprokenheeft,toenHijzei:Alsuwkinderenophunweg lettenenvoorMijnaangezichtwandeleninwaarheid,met heelhunhartenmetheelhunziel,danzalhetuniet ontbrekenaaneenmanopdetroonvanIsraël.
5Gijweetook,watJoab,dezoonvanZeruja,mijgedaan heeft,enwathijgedaanheeftaandetweelegeroversten
vanIsraël,aanAbner,dezoonvanNer,enaanAmasa,de zoonvanJether,diehijgedoodheeft,enhijheeft oorlogsbloedinvredevergoten,enhijheeftoorlogsbloed latenaanbrengenopzijngordel,dieomzijnlendenenzat, enopzijnschoenen,dieaanzijnvoetenwaren.
6Doedaaromovereenkomstiguwwijsheidenlaatzijn grijzehoofdnietinvredeinhetgrafafdalen
7MaarbewijsgoedertierenheidaandezonenvanBarzillai, deGileadiet,enlaathentotuwtafelgenotenbehorenZij kwamenimmersnaarmijtoe,toenikvooruwbroer Absalomopdevluchtwas
8Enzie,gijhebtSimeï,dezoonvanGera,een BenjaminietuitBahurim,biju.Hijheeftmijmeteenzware vloekvervloekt,tendagedatiknaarMahanaïmgingMaar hijkwammijbijdeJordaantegemoet,enikhebhembijde HEEREgezworen:Ikzalunietmethetzwaarddoden.
9Houdhemnudannietonschuldig,wantjijbenteenwijs manenweetwatjemethemmoetdoen;maardaalzijn grijzehoofdmetbloedinhetgrafaf.
10Davidgingterustebijzijnvooroudersenwerd begravenindestadvanDavid
11Dedagen,dieDavidoverIsraëlregeerde,warenveertig jaar:zevenjaarregeerdehijinHebronendrieëndertigjaar regeerdehijinJeruzalem
12ToenzatSalomoopdetroonvanzijnvaderDavid,en zijnkoningschapwerdzeerbevestigd
13ToenAdonia,dezoonvanHaggith,bijBathseba,de moedervanSalomo,kwam,zeizij:‘Komtumetvrede?’ Enhijantwoordde:‘Metvrede’
14Hijzeiverder:IkhebuietstezeggenEnzij antwoordde:Zeghetvoort.
15Enhijzeide:Gijweet,dathetkoningschapaanmij toebehoorde,endatgeheelIsraëlzijnaangezichttotmij richtte,datikkoningzouworden;maarhetkoningschapis veranderdenaanmijnbroedergeworden,omdathetvan denHEEREwas
16Ennuvraagikuéénverzoek;weigerhetmijniet.Enzij zeitothem:Zeghetvoort
17Enhijzeide:ZegtochaankoningSalomo,wanthijzal unietafwijzen,dathijmijAbisag,deSunamitische,tot vrouwgeeft
18EnBathsebazeide:Goed,ikzalinuwplaatsmetde koningspreken.
19BathsebagingdusnaarkoningSalomoomnamens AdoniamethemtesprekenEndekoningstondop,boog zichvoorhaarneer,gingopzijntroonzittenenlieteen stoelvoordemoedervandekoningneerzetten,enzijzat aanzijnrechterhand.
20Toenzeize:Ikwilugraagéénkleinverzoekdoen;ik verzoeku,zeghetmenietafDekoningzeitegenhaar: Vraaghetmaar,moeder,wantikzalunietafwijzen
21Enzijzeide:LaatAbisag,deSunamitische,aanuw broerAdoniatotvrouwgegevenworden
22ToenantwoorddekoningSalomoenzeitegenzijn moeder:EnwaaromvraagjeAbisag,deSunamitische, voorAdonia?Vraagookvoorhemhetkoninkrijk,wanthij ismijnoudstebroer,voorhem,voordepriesterAbjathar envoorJoab,dezoonvanZeruja
23ToenzwoerkoningSalomobijdeHEEREenzei:God doemijdit,ja,nogerger,alsAdoniaditwoordniettegen zijneigenlevengesprokenheeft
24Nudan,zowaardeHEEREleeft,Diemijgegrondvest heeftenmijopdetroonvanmijnvaderDavidgezetheeft, enDiemijeenhuisgemaaktheeft,zoalsHijgesproken heeft,zalAdoniavandaaggedoodworden.
25ToenzondkoningSalomobodenuit,doorbemiddeling vanBenaja,dezoonvanJojada,endezevielhemaan, zodathijstierf
26EntotdepriesterAbjatharzeidekoning:Ganaar Anathoth,naaruwakkers,wantubentdedoodstrafwaard Maarikzalununietterdoodbrengen,omdatudearkvan deHeereHEEREvoorhetaangezichtvanmijnvader Davidgedragenhebt,enomdatuinallesverdruktbent, zoalsmijnvaderverdruktis.
27DaaromzetteSalomoAbjatharbuitendepositievan priestervandeHEERE,opdathijhetwoordvande HEEREinvervullingzoulatengaan,datHijoverhethuis vanEliinSilogesprokenhad
28ToenJoabhetnieuwsbereiktedatJoabzichtotAdonia hadgewend,maarniettotAbsalom.DaaromvluchtteJoab naardetentvandeHEEREengreepdehoornsvanhet altaarvast
29ToenkoningSalomotehorenkreegdatJoabnaarde tentvandeHEEREgevluchtwas,enzie,hijstondbijhet altaar,zondSalomoBenaja,dezoonvanJojada,metde opdracht:Ga,valhemaan.
30ToenkwamBenajanaardetentvandeHEEREenzei tegenhem:Zozegtdekoning:KomnaarbuitenMaarhij zei:Nee,ikzalhiersterven.ToenbrachtBenajadekoning opnieuwhetwoordenzei:ZoheeftJoabgesproken,enzo heefthijmijgeantwoord
31Toenzeidekoningtegenhem:Doezoalshijheeft gezegd,valhemaanenbegraafhem,zodatjehet onschuldigebloeddatJoabheeftvergoten,vanmijenvan hethuisvanmijnvaderkuntwegnemen.
32EndeHEEREzalZijnbloeddoenwederkerenopZijn eigenhoofd,dietweemannenaanviel,rechtvaardigeren beterdanHij,enhenmethetzwaarddoodde,zonderdat mijnvaderDaviddaarvanwist:Abner,dezoonvanNer,de bevelhebbervanhetlegervanIsraël,enAmasa,dezoon vanJether,debevelhebbervanhetlegervanJuda.
33DaaromzalhunbloedterugkerenophethoofdvanJoab enophethoofdvanzijnnageslachtvooreeuwig;maar overDavid,overzijnnageslacht,overzijnhuisenoverzijn troonzalvooreeuwigvredezijnvandeHEERE
34ToenklomBenaja,dezoonvanJojada,ophemaf,viel hemaanendooddehem.Hijwerdbegraveninzijnhuisin dewoestijn
35EndekoningsteldeBenaja,dezoonvanJojada,aanals zijnplaatsbeklederoverhetleger,endepriesterZadok steldedekoningaanalsplaatsbekledervanAbjathar
36ToenzonddekoningbodenomSimeïteroepenenzei tegenhem:BouwvooruzelfeenhuisinJeruzalemenblijf daarwonen,engavandaaruitnietmeerergensandersheen
37Wanthetzalgebeuren,opdedagdatgijweggaatende beekKidronoversteekt,datgijzekerzultweten,datgij zekerstervenzult;uwbloedzalopuweigenhoofdzijn
38EnSimizeitegendekoning:Ditwoordisgoed;zoals mijnheerdekoningheeftgesproken,zozaluwdienaar doenEnSimiwoondeveledageninJeruzalem
39Naverloopvandriejaarvluchttentweevandedienaren vanSiminaarAchis,dezoonvanMaächa,dekoningvan
GatZijberichttenhetaanSimi:Zie,uwdienarenzijnin Gat.
40ToenmaakteSimeïzichop,zadeldezijnezelenging naarGat,naarAchis,omzijndienarentezoeken.Simeï gingopwegenhaaldezijndienarenuitGat.
41EnaanSalomowerdvertelddatSimeïvanJeruzalem naarGatwasgegaanenweerwasteruggekomen
42ToenstuurdedekoningbodenomSimeïteroepenen zeitegenhem:HebikunietbijdeHEERElatenzwerenen uverzekerddatu,opdedagdatuweggaatenergens heengaat,zekerzultsterven?Enuhebttegenmijgezegd: Hetwoorddatikgehoordheb,isgoed
43WaaromhebtudandeeedvandeHEEREenhetgebod datikuopgelegdheb,nietgehouden?
44DekoningzeiverdertegenSimeï:Jeweetheelgoed watvoorkwaadjeinjeharthebt,datjemijnvaderDavid hebtaangedaanDaaromzaldeHEEREjekwaadopje eigenhoofdlatenneerkomen
45KoningSalomozalgezegendworden,endetroonvan DavidzalvoorhetaangezichtvandeHEEREvaststaantot ineeuwigheid
46ToengafdekoningbevelaanBenaja,dezoonvan Jojada,endezegingnaarbuiten,vielhemaanenliethem stervenZowerdhetkoninkrijkindehandvanSalomo bevestigd.
HOOFDSTUK3
1EnSalomoverbondzichmetfarao,dekoningvan Egypte,ennamdedochtervanfaraototvrouwenbracht haarnaardestadvanDavid,totdathijdebouwvanzijn huis,hethuisvandeHEEREendemuurvanJeruzalem rondomvoltooidhad
2Alleenhetvolkofferdeopdeofferhoogten,omdatertot dietijdgeenhuisgebouwdwasvoordeNaamvande HEERE
3SalomohaddeHEEREliefenwandeldeovereenkomstig devoorschriftenvanzijnvaderDavidAlleenofferdeen branddehijopdehoogten
4DekoninggingnaarGibeonomdaarteofferen,wantdat wasdegroteofferhoogteOpdataltaarofferdeSalomo duizendbrandoffers
5InGibeonverscheendeHEERE'snachtsineendroom aanSalomo,enGodzei:VraagwatIkugevenzal
6ToenzeiSalomo:Uhebtuwdienaar,mijnvaderDavid, grotegoedertierenheidbewezen,naarmatehijvooruw aangezichtinwaarheid,gerechtigheidenoprechtheidvan hartmetugewandeldheeft.Enuhebthemdezegrote goedertierenheidbewezen,datuhemeenzoongegeven hebt,dieopzijntroonzalzitten,zoalshetopdezedagis
7Nudan,HEERE,mijnGod,GijhebtUwdienaartot koningaangesteldindeplaatsvanmijnvaderDavid;ook albeniknogmaareenkleinkind,ikweetniet,hoeikmoet uit-ofingaan
8EnUwdienaaristemiddenvanUwvolk,datGij verkorenhebt,eengrootvolk,datnietkanwordengeteld, nochgeteldvanwegedemenigte.
9Geefuwdienaardaaromeenverstandighartomuwvolk terichten,zodatikkanonderscheidentussengoeden kwaad.Wantwiezouoverditzogrotevolkvanukunnen richten?
10EnhetwoorddesHeren,datSalomodezezaak gevraagdhad,behaagdedeHEERE.
11EnGodzeidetothem:Omdatgijditgevraagdhebt,en vooruzelfnieteenlanglevengevraagdhebt;nochrijkdom vooruzelfgevraagdhebt,nochhetlevenvanuwvijanden gevraagdhebt;maarvooruzelfverstandgevraagdhebt,om oordeeltekunnenonderscheiden, 12Zie,Ikhebgedaanovereenkomstiguwwoorden;zie,Ik hebueenwijsenverstandighartgegeven,zodatervóóru niemandwaszoalsuennauniemandzalopstaanzoalsu 13Enwatunietgevraagdhebt,hebIkuookgegeven: rijkdomeneerErzalonderdekoningenniemandzijn zoalsu,aluwdagen.
14AlsuinMijnwegenwandeltenMijnverordeningenen Mijngebodeninachtneemt,zoalsuwvaderDavid gewandeldheeft,zalIkuwdagenverlengen.
15ToenontwaakteSalomo,enzie,hetwaseendroomHij kwaminJeruzalemaanenstondvoordearkvanhet verbondvandeHEERE,offerdebrandoffersenvredeoffers enrichtteeenfeestmaalaanvooralzijndienaren
16Toenkwamenertweevrouwen,diehoereerden,naarde koningtoeenstondenvoorhem.
17Endieenevrouwzei:Mijnheer,ikendievrouwwonen inéénhuis,enikhebbijhaarinhuiseenkindgebaard
18Enhetgebeurdeopdederdedag,nadatikbevrijdwas, datookdezevrouwbevrijdwerdWijwarentoensamen Erwasgeenvreemdebijonsinhuis,danwijtweeën 19Enhetkindvandezevrouwstierfdienacht,omdatzij hetoverkleedde
20Enzijstondmiddenindenachtop,nammijnkindvan bijmijweg,terwijluwdienstmaagdsliep,enlegdehetin haarschoot,enooklegdezijhaardodekindinmijnschoot
21Toenikdevolgendemorgenopstondommijnkindte zogen,zie,hetwasdood.Entoenikhetdevolgende morgengadesloeg,zie,hetwasnietmijnzoon,dieik gebaardhad
22Endeanderevrouwzei:Nee,maardelevendeismijn zoon,endedodeisuwzoonEndezezei:Nee,maarde dodeisuwzoon,endelevendeismijnzoonZospraken zijvoordekoning.
23Toenzeidekoning:Deeenzegt:Dezeismijnzoondie leeft,enuwzoonisdoodEndeanderzegt:Nee,maaruw zoonisdood,enmijnzoonislevend.
24Toenzeidekoning:‘Brengmijeenzwaard’Enzij brachteneenzwaardvoordekoning
25Toenzeidekoning:‘Verdeelhetlevendekindin tweeënengeefdeenehelftaandeeneendeanderehelft aandeandere.’
26Toensprakdevrouwvanwiehetlevendekindwas,tot dekoning,wanthaarhartverlangdenaarhaarzoon,enze zei:Omijnheer,geefhaarhetlevendekindendoodhetin geengeval.Maardeanderezei:Laathetnochvanmijnoch vanuzijn,maarverdeelhet
27Toenantwoorddedekoningenzei:Geefhaarhet levendekind,endoodhetzekerniet:zijisdemoederervan 28ToenhoordeheelIsraëlvanhetoordeeldatdekoning hadgeveld,enzijwerdenbangvoordekoning.Wantzij zagendatdewijsheidGodsinhemwasomrechtte spreken
HOOFDSTUK4
1KoningSalomowasduskoningoverheelIsraël 2Enditwarendevorstendiehijhad:Azaria,dezoonvan Zadok,depriester,
3ElihorefenAchja,dezonenvanSisa,warenschrijvers; Josafat,dezoonvanAhilud,wasdekanselier
4Benaja,dezoonvanJojada,wasoverhetleger aangesteld,enZadokenAbjatharwarendepriesters 5EnAzaria,dezoonvanNathan,wasoverdehovelingen; enZabud,dezoonvanNathan,wasdeopperbevelhebber endevriendvandekoning
6EnAhisarwasoverhethuisvanGod,enAdoniram,de zoonvanAbda,wasoverdeschatting
7SalomohadoverheelIsraëltwaalfhovelingen,die voorzageninhetlevensonderhoudvandekoningenzijn hofhoudingIederdroegzijneigenmaandinhetjaarbij aandevoorziening
8Enditzijnhunnamen:DezoonvanHur,ophetgebergte vanEfraïm:
9DezoonvanDekarinMakaz,Saälbim,Beth-Semesen Elon-Beth-Hanan:
10DezoonvanChesed,inAruboth;aanhembehoorden SochoenhethelelandHefer
11DezoonvanAbinadab,inhetgehelegebiedvanDor, dieTafath,dedochtervanSalomo,totvrouwhad
12Baana,dezoonvanAhilud;hembehoordenTaanachen Megiddo,enheelBethsean,datbijZartanaonderJizreël ligt,vanBethseantotAbelmehola,zelfstotaandeplaats dievoorbijJokneamligt
13DezoonvanGeber,inRamothinGilead;bijhem hoordendedorpenvanJaïr,dezoonvanManasse,diein Gileadliggen;bijhemhoordeookhetgebiedArgob,datin Basanligt,zestiggrotesteden,metmurenenkoperen grendels
14Ahinadab,dezoonvanIddo,kreegMahanaim: 15AhimaäzwoondeinNaftali;ookBasmath,dedochter vanSalomo,namhijtotvrouw
16Baäna,dezoonvanHusai,woondeinAserenAloth 17Josafat,dezoonvanParuah,inIssaschar: 18Simeï,dezoonvanEla,inBenjamin: 19Geber,dezoonvanUri,woondeinhetgebiedvan Gilead,inhetgebiedvanSihon,dekoningvande Amorieten,envanOg,dekoningvanBasanHijwasde enigeleiderdieindatlandwas
20JudaenIsraëlwarentalrijk,zotalrijkalshetzanddat aandezeeis,enzijatenendronkenenmaaktenfeest
21EnSalomoregeerdeoveraldekoninkrijken,vande RivieraftotaanhetlandderFilistijnenentotaandegrens vanEgypte;zijbrachtengeschenkenendiendenSalomoal dedagenvanzijnleven
22EnSalomo'sproviandvoorééndagbestonduitdertig matenfijnmeelenzestigmatenmeel, 23Tiengemestvee,twintigrunderenuitdeweiden, honderdschapen,enverderherten,reeën,damhertenen gemestgevogelte
24Hijheersteoverhetgehelegebiedaandezezijdevande rivier,vanTifsatotaanAzza,enoverallekoningenaan dezezijdevanderivierHijhadvredeaanallezijden rondomhem.
25JudaenIsraëlwoondenveilig,iederonderzijnwijnstok enonderzijnvijgenboom,vanDantotBerseba,alde dagenvanSalomo
26Salomohadveertigduizendpaardenvoorzijn strijdwagensentwaalfduizendruiters.
27Dezebeambtenzorgdenvoorhetvoedselvankoning SalomoenvanallendieopdetafelvankoningSalomo kwamen,iederinzijnmaand;zijkwamennietstekort.
28Ookgerstenstrovoordepaardenendromedarissen brachtenzijnaardeplaatswaardeopzienerswaren,ieder naarzijnbevel
29EnGodgafSalomozeerveelwijsheidenverstand,en eenruimhart,zoruimalshetzandaandeoevervandezee.
30EnSalomo'swijsheidovertrofdewijsheidvanalle kinderenvanhetoostelijkelandenallewijsheidvan Egypte.
31Hijwaswijzerdanallemensen:danEthan,deEzrahiet, enHeman,enChalcol,enDarda,dezonenvanMahol;en zijngeruchtginguitonderalleomliggendevolken.
32Enhijsprakdrieduizendspreuken,enzijnliederen warenerduizendenvijf
33Hijsprakoverbomen,vandecederdieopdeLibanon staattotdehysopdieuitdemuuropschiet;ooksprakhij overwildedieren,overvogels,overkruipendedierenen overvissen.
34Enuitallevolkenkwamenermensenomdewijsheid vanSalomotehoren,vanallekoningenderaarde,dievan zijnwijsheidgehoordhadden.
HOOFDSTUK5
1ToenzondHiram,dekoningvanTyrus,zijndienaren naarSalomo,wanthijhadgehoorddatmenheminde plaatsvanzijnvadertotkoninghadgezalfd.Hiramwas namelijkaltijdeenvriendvanDavidgeweest
2ToenzondSalomoeenboodschapnaarHiram,waarinhij zei:
3Gijweet,datmijnvaderDavidvoordeNaamvande HEERE,zijnGod,geenhuisheeftkunnenbouwen, vanwegedeoorlogendierondomhemgevoerdwerden, totdatdeHEEREdieonderzijnvoetzolengelegdhad
4MaarnuheeftdeHEERE,mijnGod,mijrondomrust gegeven,zodatergeentegenstanderisenergeenkwaad geschiedt
5Enzie,ikbenvanplaneenhuistebouwenvoordeNaam vandeHEERE,mijnGod,zoalsdeHEEREtotmijnvader Davidgesprokenheeft:Uwzoon,dieIkopuwtroonzal zetteninuwplaats,diezalvoorMijnNaameenhuis bouwen
6Geefnuopdrachtdatmenmijcederbomenvande LibanonmoetomhakkenMijndienarenzullendanbijuw dienarenzijn.Enikzaluhetloonvooruwdienarengeven, precieszoalsubepaaltUweetimmersdateronderons niemandisdiezobedrevenisinhetomhakkenvanbomen alsdeSidoniërs
7ToenHiramdewoordenvanSalomohoorde,verblijdde hijzichzeerenzei:GeprezenzijhedendeHEERE,Die aanDavideenwijzezoonoverdittalrijkevolkgegeven heeft
8ToenzondHiramaanSalomo,zeggende:Ikhebdezaken gehoord,diegijtotmijgezondenhebt;enaluwwens aangaandehetceder-endennenhoutzalikdoen
9MijndienarenzullenhenvandeLibanonnaardezee brengen,enIkzalheninvlottenoverzeebrengennaarde plaatsdieUMijaanwijst,enIkzalhendaarlatenlossen, enUzulthenopnemen.EnUzultMijnwensvervullen doorMijngezinvoedseltegeven.
10DaaromgafHiramaanSalomocederbomenen sparrenbomen,precieszoalshijzewilde
11EnSalomogafHiramtwintigduizendmatentarweals voedselvoorzijnhuishouden,entwintigmatenzuivere olie;zogafSalomoaanHiram,jaarnajaar
12EndeHEEREgafSalomowijsheid,zoalsHijhem beloofdhad,enerwasvredetussenHiramenSalomo;en zijbeidensloteneenverbondmetelkaar.
13KoningSalomolietuitheelIsraëleentroepenmacht opkomen;detroepenmachtbestonduitdertigduizendman 14EnhijzondhennaardeLibanon,tienduizendper maand,ingroepenverdeeldEénmaandblevenzijopde LibanonentweemaandenthuisAdoniramwasbelastmet detroependienst.
15Salomohadzeventigduizendlastdragersen tachtigduizendsteenhouwersinhetgebergte
16BehalvedeleidersvanSalomo,dieoverhetwerk gingen,warenerdrieduizenddriehonderddietoezicht hieldenophetvolkdataanhetwerkwas
17Endekoninggafbevel,enerwerdengrotestenen gebracht,kostbarestenenengehouwenstenen,omhet fundamentvanhethuisteleggen
18DebouwersvanSalomoenHirambehaktenze,enook desteenhouwers;zijmaaktenhoutenstenengereedomhet huistebouwen
HOOFDSTUK6
1Enhetgebeurdeinhetvierhonderdtachtigstejaarnadat deIsraëlietenuithetlandEgyptewarengetrokken,inhet vierdejaarvanSalomo'sregeringoverIsraël,indemaand Zif,datisdetweedemaand,dathijbegonmetdebouwvan hethuisvandeHEERE
2HethuisdatkoningSalomovoordeHEEREbouwde, waszestigellang,twintigelbreedendertigelhoog.
3Endevoorhalvoordetempelvanhethuiswastwintigel lang,overeenkomstigdebreedtevanhethuis;entienel breedwasdebreedteervanvoorhethuis.
4Envoorhethuismaaktehijvenstersmetsmalle lichtpunten
5Entegendemuurvanhethuisbouwdehijkamers rondom,tegendemurenvanhethuisrondom,zowelvan detempelalsvanhetorakel;enhijmaaktekamersrondom.
6Deonderstekamerwasvijfelbreed,demiddelstezesel endederdezevenelAandebuitenkantvandemuurvan hethuishadhijversmaldesteunenrondomgemaakt,zodat debalkennietindemurenvanhethuiskondenworden vastgemaakt
7Toenhethuisgebouwdwerd,werdhetgebouwdmet stenendiealgereedwarenvoordathetdaarheengebracht was,zodatergeenhamerofbijlofenigijzeren gereedschapinhethuisgehoordwerdtoenhetgebouwd werd
8Dedeurnaardemiddelstekamerwasaanderechterkant vanhethuis.Viaeenwenteltrapklommenzenaarboven naardemiddelstekamer,envanuitdemiddelstenaarde derde
9Hijbouwdehethuisenvoltooidehet,enbekleeddehet huismetbalkenenplankenvancederhout.
10Toenbouwdehijtegenhethelehuiskamers,vijfel hoog,enzerusttenophethuismetcederhout.
11ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotSalomo, zeggende:
12Watdithuisbetreft,datgijbouwt,indiengijinMijn inzettingenwandelt,enMijnbepalingenhoudt,enalMijn gebodeninachtneemtdoordaarnaartewandelen,danzal IkMijnwoordaanugestanddoen,datIktotuwvader Davidgesprokenheb
13IkzalonderdeIsraëlietenwonenenIkzalmijnvolk Israëlnietverlaten.
14Salomobouwdehethuisenvoltooidehet
15Demurenvanhethuisvanbinnenversterktehijmet plankenvancederhout,zoweldevloervanhethuisalsde murenvanhetplafondAandebinnenkantbedektehijze methout,endevloervanhethuisbedektehijmetplanken vandennenhout.
16Hijbouwdeaandezijkantenvanhethuiseen verdiepinghoger,twintigel,zowelaandevloeralsaande wanden,metplankenvancederhout.Ookaande binnenkantbouwdehijze,bijhetorakelenbijhet allerheiligste
17Enhethuis,datisdetempeldieervoorligt,wasveertig ellang
18Ookhetcederhoutvanhethuisaandebinnenkantwas versierdmetknoppenenopenbloemen.Hetwasallemaal cederhout,erwasgeensteentezien
19Enhijbereiddehetorakelinhetbinnenstevanhethuis, omdaardearkvanhetverbondvandeHEEREneerte zetten
20Enhetaltaaraandevoorkantwastwintigellang, twintigelbreedentwintigelhoog;enhijovertrokhetmet zuivergoud,enbekleeddezohetaltaar,datvancederhout was 21Salomoliethethuisvanbinnenmetzuivergoud overtrekkenOokmaaktehijeenscheidingdoormiddel vangoudenketenenvóórdeaanspreektitel,enhijovertrok hetmetgoud.
22Enhethelehuisovertrokhijmetgoud,totdathijhet helehuisvoltooidhadOokhethelealtaar,datbijhet orakelstond,overtrokhijmetgoud.
23Eninhetorakelmaaktehijtweecherubijnenvan olijfhout,elktienelhoog
24Deenevleugelvandecherubwasvijfellang,ende anderevleugelvandecherubwasvijfellangVanhet uiteindevandeenevleugeltothetuiteindevandeandere vleugelwasdeafstandtienel
25Endeanderecherubwastienel;beidecherubshadden dezelfdemaatendezelfdegrootte
26Dehoogtevandeenecherubwastienel,endievande anderecherubwasooktienel
27Enhijplaatstedecherubsinhetbinnenstehuis;enzij strektendevleugelsvandecherubsuit,zodatdevleugel vandeenecherubdeenemuurraakteendevleugelvande anderecherubdeanderemuurraakte;enhunvleugels raaktenelkaarinhetmiddenvanhethuis
28Endecherubsovertrokhijmetgoud
29Ookliethijopallewandenvanhethuis,rondom, afbeeldingenvancherubijnen,palmbomenenopen
bloemenaanbrengen,zowelaandebinnen-alsaande buitenkant.
30Ookdevloervanhethuisovertrokhijmetgoud,van binnenenvanbuiten.
31Envoordeingangvanhetorakelmaaktehijdeurenvan olijfhout;debovendorpelendezijpostenvormdenhet vijfdedeelvandemuur
32Ookdetweedeurenwarenvanolijfhout.Hijhader beeldhouwwerkeningesnedenvancherubijnen, palmbomenenopenbloemenHijhadzemetgoud overtrokkenOokopdecherubijnenendepalmbomenhad hijgoudgestrooid
33Zomaaktehijookvoordedeuraandetempelpalenvan deolijfboomeenvierdedeelvandemuur
34Detweedeurenwarenvandennenhout;detweebladen vandeenedeurwarenvouwbaar,endetweebladenvande anderedeurwarenvouwbaar
35Vervolgenssneedhijercherubijnen,palmbomenen openbloemenin,enhijbedektezemetgoud,passendop hetgesnedenwerk
36Endebinnenstevoorhofbouwdehijmetdrierijen gehouwensteneneneenrijcederhoutenbalken.
37Inhetvierdejaarwerddefunderingvanhethuisvande HEEREgelegd,indemaandZif
38Eninhetelfdejaar,indemaandBul,deachtstemaand, werdhethuisinalzijnonderdelenennaarzijngehele opzetvoltooidZoduurdedebouwervanzevenjaar
HOOFDSTUK7
1Salomobouwdedertienjaaraanzijneigenhuis,enhij voltooidezijnhelehuis
2OokbouwdehijhethuisvanhetLibanonwoud;hetwas honderdellang,vijftigelbreedendertigelhoog.Het stondopvierrijenzuilenvancederhout,metbalkenvan cederhoutopdezuilen
3Enhetwasvanbovenmetcederhoutovertrokken,opde balken,dieopvijfenveertigpilarenrustten,vijftienopeen rij
4Erwarenvenstersindrierijen,enhetlichtwastegenhet lichtindrierijen
5Alledeurenenpostenwarenvierkant,evenalsde vensters.Hetlichtwasindrierijenverdeeld.
6Ookmaaktehijeenvoorhalvanzuilen;delengteervan wasvijftigelendebreedteervandertigelDevoorhallag vóórdezuilen,envóórdezuilenendedikkebalk.
7Toenmaaktehijeenvoorhalvoordetroon,waarhijzou oordelen.Devoorhalvanhetgerechtshofwasmet cederhoutbedekt,vandeenekantvandevloertotaande anderekant
8Enzijnhuis,waarhijwoonde,hadeenandere binnenplaatsbinnendevoorhal,dievanhetzelfde bouwwerkwasOokvoordedochtervandefarao,diehij totvrouwhadgenomen,lietSalomoeenhuisbouwendat leekopdezevoorhal
9Aldezestenenwarenvankostbareafmetingen, gehouwen,metzagendoorgezaagd,vanbinnenenvan buiten,vanafhetfundamenttotaandedeksel,enzoook aandebuitenkant,totaandegrotevoorhof
10Hetfundamentbestonduitkostbarestenen,grotestenen, stenenvantienelenstenenvanachtel
11Endaarbovenopwarenkostbarestenen,naarde afmetingenvangehouwenstenenenceders.
12Degrotevoorhofrondombestonduitdrierijen gehouwensteneneneenrijcederhoutenbalken,zowelvoor debinnenstevoorhofvanhethuisvandeHEEREalsvoor devoorhalvanhethuis
13ToenlietkoningSalomoHiramuitTyrushalen 14Hijwaseenweduwe,zoonuitdestamNaftali,enzijn vaderwaseenTyriër,eenkoperbewerkerHijwasvervuld vanwijsheid,inzichtenvaardigheidomallekoperwerkte verrichtenHijkwambijkoningSalomoenvoerdealdiens werkuit
15Hijliettweekoperenpilarengieten,elkachttienelhoog, enomelkvanhenheenwerdeenlijnvantwaalfel gespannen
16Ookmaaktehijtweekapitelenvangegotenkoper,om zeopdetoppenvandezuilenteplaatsenDehoogtevan hetenekapiteelwasvijfel,endehoogtevanhetandere kapiteelwasvijfel.
17Ennettenvanschaakwerkenkransenvankettingwerk voordekapitelendiebovenopdezuilenwaren;zevenvoor hetenekapiteelenzevenvoorhetanderekapiteel.
18Ookmaaktehijdezuilenendetweerijenrondomop hetenenet,omdekapitelendiebovenopwaren,met granaatappelstebedekken.Zodeedhijookmethetandere kapiteel
19Endekapitelendiebovenopdezuilenwaren,waren vanleliewerkindevoorhal,vierel.
20Endekapitelenopdebeidezuilenwarenookvoorzien vangranaatappels,bovenaan,tegendebuikaan,diebijhet netwerkzat.Erwarentweehonderdgranaatappelsinrijen rondomophetanderekapiteel
21Vervolgensrichttehijdepilarenopindevoorhalvande tempel.Derechterpilaarrichttehijopengafhemdenaam JachinDelinkerpilaarrichttehijopengafhemdenaam Boaz
22Enbovenopdepilarenwashetleliewerk;zowerdhet werkaandepilarenvoltooid
23Hijmaaktedegegotenzee,tienelvandeenerandtotde andere,rondom.Hijwasvijfelhoog,eneensnoervan dertigelomsloothaargeheel
24Onderderandervanzatenknoppen,diehetgeheel rondomomringden,tienineenel,diedezeerondom omringdenDeknoppenwarenintweerijengegoten,toen hetgeheelgegotenwerd
25Hetstondoptwaalfrunderen,driedienaarhetnoorden gerichtwaren,driedienaarhetwestengerichtwaren,drie dienaarhetzuidengerichtwarenendriedienaarhet oostengerichtwarenDezeewasbovenhen,enalhun achterdelenwarennaarbinnengericht
26Enzijwaseenhandbreedtedik,enhaarrandwasalsde randvaneenbeker,versierdmetleliënbloemen;zijbevatte tweeduizendbath
27Hijmaakteooktienkoperenvoetstukken;delengtevan hetenevoetstukwasvierel,debreedtevierelendehoogte drieel
28Enhetwerkvandebaseswasopdezewijze:zehadden randen,enderandenwarentussenderichels
29Opderandentussendeuitsteekselswarenleeuwen, ossenencherubijnenafgebeeld.Opdeuitsteekselswaseen voetstukvanbovenafgeplaatstOnderdeleeuwenenossen warenbepaaldeversieringsstukkenvandunwerk
30Enelkonderstelhadvierkoperenwielenenkoperen platen,enaandevierhoekendaarvanwarenonderzetters; onderhetwasvatwarenonderzettersgegoten,aande zijkantenvanelketoevoeging.
31Deopeningervan,aandebinnenkantvanhetkapiteel enaandebovenkant,waseenelMaardeopeningervan wasrond,netalshetwerkvanhetvoetstuk,eeneleneen halve.Ookopdeopeningervanwarengraveersels,met hunranden,vierkantennietrond
32Onderderandwarenvierwielen,endeassenvande wielenwarenaanhetonderstelbevestigdDehoogtevan eenwielwasanderhalveel
33Hetwerkvanderaderenwasalshetwerkvaneen wagenrad:hunassen,hunnaven,hunbandenenhun spakenwarenallemaalgegoten
34Erwarenvieronderzettersaandevierhoekenvanhet enevoetstuk;endeonderzetterswarenvanhetvoetstuk zelf
35Enbovenophetvoetstukwaseenrondeomtrekvaneen halveelhoog;endebovenrandenvanhetvoetstukende randenervanwarenuitdezelfdestof
36Wantopdeplatenvanderichelsenopderandenervan graveerdehijcherubijnen,leeuwenenpalmbomen, overeenkomstigdeverhoudingvanelkafzonderlijkende toevoegingeneromheen.
37Opdezewijzemaaktehijdetienvoetstukken;ze haddenallemaalhetzelfdegietstuk,dezelfdemaaten dezelfdegrootte.
38VervolgensmaaktehijtienkoperenwasvatenEén wasvatkonveertigbathbevatten,enelkwasvatwasvierel Opelkvandetienvoetstukkenstondéénwasvat.
39Hijplaatstevijfbasispuntenaanderechterzijdevanhet huisenvijfaandelinkerzijdevanhethuisDezeeplaatste hijaanderechterzijdevanhethuis,oostwaarts,tegenover dezuidkant
40EnHirammaaktedewasbakken,descheppenende bekkens.ZovoltooideHiramalhetwerkdathijaankoning SalomovoorhethuisvandeHEEREhadverricht
41Detweezuilenendetweebekkensvandekapitelen,die bovenopdetweezuilenstonden;endetweenettenomde tweebekkensvandekapitelentebedekken,diebovenop dezuilenstonden;
42Envierhonderdgranaatappelsvoordetweenetten,twee rijengranaatappelsvooréénnet,omdetweeschalenvan dekapitelentebedekkendieopdezuilenstonden;
43Endetienonderstellen,endetienwasbakkenopde onderstellen;
44Enéénzee,entwaalfossenonderdezee;
45Ookdepotten,descheppen,debekkensenaldeze voorwerpen,dieHiramvoorkoningSalomovoorhethuis vandeHEEREgemaakthad,warenvanblinkendkoper
46IndevlaktevandeJordaanheeftdekoningzegestort, indeleemgrondtussenSukkotenZartan
47EnSalomolietaldevoorwerpenongewogen,wanthet waserzeerveelOokhetgewichtvanhetkoperwerdniet vastgesteld
48Salomomaaktealhetgereedschapdatbijhethuisvan deHEEREhoorde:hetaltaarvangoudendetafelvan goud,waaropdetoonbrodenlagen,
49Endekandelaarsvanzuivergoud,vijfaande rechterkantenvijfaandelinkerkant,vóórhetorakel,met debloemen,delampenendegoudentangen,
50Endeschalen,desnuiters,debekkens,delepelsende wierookvatenwarenvanzuivergoud;endescharnieren warenvangoud,zowelvoordedeurenvanhetbinnenste huis,hetheiligederheiligen,alsvoordedeurenvanhet huis,datwilzeggen,vandetempel.
51ZokwameeneindeaanalhetwerkdatkoningSalomo voorhethuisvandeHEEREhadverrichtSalomobracht devoorwerpenbinnendiezijnvaderDavidhadgeheiligd: hetzilver,hetgoudendevoorwerpenlegdehijbijde schattenvanhethuisvandeHEERE
HOOFDSTUK8
1ToenriepSalomodeoudstenvanIsraëlbijeen,enalle hoofdenvandestammen,dehoofdenvandefamiliesvan deIsraëlieten,bijkoningSalomoinJeruzalem,omdeark vanhetverbondvandeHEEREovertebrengenuitdestad vanDavid,datisSion
2EnallemannenvanIsraëlverzameldenzichbijkoning Salomovoorhetfeest,indemaandEthanim,datisde zevendemaand
3ToenkwamenalleoudstenvanIsraël,endepriesters droegendearkop
4ToenbrachtenzijdearkvandeHEEREover,detentvan ontmoetingenaldeheiligevoorwerpendieindetent warenDiebrachtendepriestersendeLevietenover 5KoningSalomoendehelevergaderingvanIsraëldiebij hemverzameldwas,stondenmethemvoordeark.Ze offerdenschapenenrunderen,waarvandeaantallenniet geteldofgeteldkondenworden
6Toenbrachtendepriestersdearkvanhetverbondvande HEEREnaarzijnplaats,naardeplaatsvanhetheiligdom, naarhetheiligederheiligen,onderdevleugelsvande cherubijnen.
7Wantdecherubsspreiddenhuntweevleugelsuitoverde plaatsvandeark,endecherubsbedektendearkenhaar draagbomenvanboven.
8Enzijtrokkendedraagbomennaarbuiten,zodatde uiteindenvandedraagbomenzichtbaarwerdeninde heiligeplaats,vóórhetaanrecht,enzijwerdenvanbuiten nietgezien;endaarzijnzijtotopdezedag
9Erbevondzichnietsindeark,behalvedetweestenen tafelendieMozesdaaropdeHorebhadneergelegd,toen deHEEReenverbondslootmetdeIsraëlieten,toenzijuit hetlandEgyptekwamen
10Enhetgebeurde,toendepriestersuitdeheiligeplaats kwamen,datdewolkhethuisvandeHEEREvulde, 11Depriesterskondenvanwegedewolknietblijvenstaan omhundienstteverrichten,wantdeheerlijkheidvande HEERhadhethuisvandeHEERvervuld
12ToensprakSalomo:DeHEERheeftgezegddathijin dedikkeduisterniszouwonen.
13Ikhebueenhuisgebouwdomintewonen,eenvaste plaatswaaruvooreeuwigkuntwonen
14Toenkeerdedekoningzichomenzegendedegehele vergaderingvanIsraëlEndegehelevergaderingvanIsraël stond.
15Enhijzeide:GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsraël, DiemetZijnmondtotmijnvaderDavidgesprokenheeft, enhetmetZijnhandvervuldheeft,zeggende:
16VanafdedagdatIkMijnvolkIsraëluitEgypteheb geleid,hebIkuitallestammenvanIsraëlgeenenkelestad
uitgekozenomereenhuistebouwen,zodatMijnNaam daarzouzijn.MaarIkhebDaviduitgekozenomoverMijn volkIsraëlteheersen
17HetwasinhethartvanmijnvaderDavidomeenhuiste bouwenvoordeNaamvandeHEERE,deGodvanIsraël.
18ToenzeideHEEREtotmijnvaderDavid:Omdathetin uwhartwaseenhuistebouwenvoormijnnaam,hebtu goedgedaan,dathetinuwhartwas.
19Maarjijmaghethuisnietbouwen,maarjouwzoon,die uitjouwlichaamgeborenzalworden,diezalhethuisvoor mijnnaambouwen
20EndeHEEREheeftZijnwoordgestandgedaan,datHij gesprokenhad:ikbenopgestaanindeplaatsvanmijn vaderDavidenzitopdetroonvanIsraël,zoalsdeHEERE gesprokenheeftEnikhebeenhuisgebouwdvoorde NaamvandeHEERE,deGodvanIsraël.
21Ikhebdaareenplaatsingerichtvoordeark,waarinhet verbondrustdatdeHEEREmetonzevaderensloot,toen HijhenuithetlandEgypteleidde.
22ToenstondSalomovoorhetaltaarvandeHEERE,voor deogenvandehelevergaderingvanIsraël,enhijspreidde zijnhandenuitnaardehemel.
23Enhijzeide:HEERE,GodvanIsrael,erisgeenGodals Gij,bovenindehemel,nochbenedenopdeaardeHij houdthetverbondendegoedertierenheidaanUwknechten, dievoorUwaangezichtwandelen,methungansehart 24DieaanUwknecht,mijnvaderDavid,gehoudenhebt watGijhembeloofdhebt;ookhebtGijhetmetUwmond gesprokenenmetUwhandvervuld,zoalshetopdezedag is
25Daaromnu,HEERE,GodvanIsraël,houduaanUw dienaar,mijnvaderDavid,aanwatUhembeloofdhebt: HetzalUvoorMijnaangezichtnietontbrekenaaneenman dieopdetroonvanIsraëlzalzitten.ZorgervoordatUw kinderenophunweglettenenvoorMijnaangezicht wandelen,zoalsUvoorMijnaangezichtgewandeldhebt 26Nudan,GodvanIsraël,laattochuwwoordbewaarheid worden,datutotuwdienaar,mijnvaderDavid,gesproken hebt
27MaarzouGoddanwerkelijkopdeaardewonen?Zie, dehemel,zelfsdehemelderhemelen,kanUnietbevatten; hoeveelteminderdithuisdatikgebouwdheb?
28Maarlettochophetgebedvanuwdienaarenopzijn smeking,HEERE,mijnGod,omteluisterennaarhet geroepennaarhetgebeddatuwdienaarhedenvooruw aangezichtbidt.
29Laatuwogendagennachtgerichtzijnopdithuis,op deplaatswaarvanugezegdhebt:DaarzalMijnNaamzijn. Luisterdannaarhetgebeddatuwdienaaroverdezeplaats zalrichten
30Luisternaardesmeekbedevanuwknechtenvanuw volkIsraël,wanneerzijnaardezeplaatsbidden;hoor vanuitdehemel,uwvastewoonplaatsEnwanneeruhoort, vergeef
31Wanneeriemandschuldigistegenoverzijnnaaste,en hemeeneedwordtopgelegd,endeeedkomtvooruw altaarindithuis,
32HoorGijdanindehemel,endoe,enoordeelUw dienaren,veroordeeldegoddeloze,omzijnwegopzijn hoofdtedoenkomen,enrechtvaardigderechtvaardige,om hemtevergeldennaarzijngerechtigheid
33WanneeruwvolkIsraëlverslagenwordtdoordevijand, omdatzijtegenugezondigdhebben,enzijzichtotu bekeren,uwnaambelijden,entotubiddenensmekenin dithuis,
34HoorGijdanindehemel,vergeefdezondevanUw volkIsraëlenbrenghenterugnaarhetlanddatGijhun vaderengegevenhebt
35Wanneerdehemelgeslotenblijft,energeenregenvalt, omdatzijtegenUgezondigdhebben,enzijinderichting vandezeplaatsbidden,enUwNaambelijden,enzichvan hunzondebekeren,wanneerGijhenverdrukt,
36HoorGijdanindehemelenvergeefdezondenvanUw dienarenenvanUwvolkIsraël,doorhundegoedewegte leren,waaropzijmoetenwandelen,engeefregenopUw land,datGijaanUwvolkalserfelijkbezitgegevenhebt
37Wanneererinhetlandhongersnoodheerst,wanneerer pest,brand,meeldauw,sprinkhanenofrupsenzijn, wanneerhunvijandenhenomsingeleninhetlandwaarhun stedenzijn,welkepestofwelkeziekteerookis, 38Welkgebedenwelkesmeekbedeookgedaanzal wordendooriemand,doorheeluwvolkIsraël,dieiederde plaagvanzijnhartkentenzijnhandenuitbreidtnaardit huis,
39Hoordanindehemel,uwwoonplaats,envergeefen doe,engeefiederovereenkomstigzijnwegen,waarvanU hethartkentWantU,Ualleen,kenthethartvanalle mensenkinderen
40opdatzijUvrezenaldedagendiezijleveninhetland datGijonzevaderengegevenhebt
41Ookmoetueenvreemdelingwaarschuwen,dieniettot uwvolkIsraëlbehoort,maardieomwillevanuwNaamuit eenverlandkomt
42(WantzijzullenhorenvanUwgrotenaam,envanUw sterkehand,envanUwuitgestrektearm,)wanneerhij komteninderichtingvandithuisbidt,
43HoorGijvanuitdehemel,devasteplaatsuwerwoning, endoeovereenkomstigalleswatdevreemdelingtotU roept,opdatallevolkenderaardeUwNaamlerenkennen enUvrezen,zoalsUwvolkIsraël,enzijweten,datdithuis, datIkgebouwdheb,naarUwNaamgenoemdis.
44Wanneeruwvolkuittrektomtegenhunvijandte strijden,waarheenuhenookheenzendt,enzijbiddentot deHEEREinderichtingvandestaddieuverkiesteninde richtingvanhethuisdatikvooruwnaamgebouwdheb, 45Hoordanindehemelhungebedenhunsmeking,en komtussenbeideinhunrechtszaak.
46Wanneerzijtegenuzondigen–erisimmersgeenmens dienietzondigt–enutoornigophenwordtenhenaande vijandoverlevert,zodatzijhenalsgevangenenwegvoeren naarhetlandvandevijand,verwegofdichtbij,
47Maarindienzijtotbezinningkomeninhetland waarheenzijgevankelijkzijnweggevoerd,enberouw tonen,entotUsmekeninhetlandvanhundiehen gevankelijkhebbenweggevoerd,enzeggen:Wijhebben gezondigdenverkeerdgehandeld,wijhebbenonrecht gedaan;
48EnkeerzototUterugmetheelhunhartenmetheel hunziel,inhetlandvanhunvijanden,diehenin ballingschaphebbenweggevoerd,enbidtotUinde richtingvanhunland,datGijaanhunvaderengegeven hebt,destaddieGijverkorenhebtenhethuisdatikvoor UwNaamgebouwdheb
49Hoordanhungebedenhunsmekingindehemel,uw woonplaats,enverdedighunzaak.
50Vergeefuwvolkdattegenugezondigdheeft,enalhun overtredingen,waarmeezijtegenuovertredenhebben;en bewijshunbarmhartigheidvoorhetaangezichtvanhendie hengevangenhebbenweggevoerd,opdatzij barmhartigheidvoorhenzullenhebben
51Wantzijzijnuwvolkenuwerfdeel,datuuitEgypte, uithetmiddenvandeijzersmeltoven,hebtgeleid
52opdatUwogengeopendmogenzijnvoordesmeking vanUwknechtenvoordesmekingvanUwvolkIsraël,om naarhenteluistereninalleswatzijtotUroepen
53WantGijhebthenafgezonderduitaldevolkender aardeomhenUwerfdeeltezijn,zoalsGijdoordedienst vanMozes,Uwdienaar,gesprokenhebt,toenGijonze vaderenuitEgypteleidde,HeereHEERE.
54ToenSalomoalditgebedendezesmeekbedetotde HEEREhadbeëindigd,stondhijopvanvoorhetaltaarvan deHEERE.Hijhadeerstopzijnknieëngezetenenhadzijn handentenhemelgeheven
55Enhijstondopenzegendedegehelevergaderingvan Israëlmetluidestem,zeggende:
56GeprezenzijdeHEERE,DieaanZijnvolkIsraëlrust gegevenheeft,overeenkomstigalleswatHijgesproken heeft;nietéénwoordisonvervuldgeblevenvanalZijn goedebeloften,dieHijdoordedienstvanZijnknecht Mozesgesprokenheeft
57DeHEERE,onzeGod,zijmetons,zoalsHijmetonze vaderengeweestis;Hijzalonsnietverlatenenonsniet verlaten
58opdatHijonzehartentotHemzouneigen,zodatwijin alZijnwegenzoudenwandelenenZijngeboden,Zijn inzettingenenZijnbepalingenzoudenonderhouden,die Hijonzevaderengebodenheeft.
59Latendezewoorden,waarmeeikvoorhetaangezicht vandeHEEREgesmeektheb,dagennachtnabijde HEERE,onzeGod,zijn,opdatHijderechtszaakvanZijn knechtenderechtszaakvanZijnvolkIsraëlteallentijde zalverdedigen,zoalsdezaakvereist
60opdatallevolkenderaardeweten,datdeHEEREde enigeGodis,endaterniemandandersis
61Laatuwhartdaaromvolkomentoegewijdzijnaande HEERE,onzeGod,doorinZijnverordeningente wandelenenZijngebodeninachttenemen,zoalsuooknu nogdoet
62DekoningenheelIsraëlmethembrachtenoffersvoor hetaangezichtvandeHEERE
63EnSalomoofferdeeenvredeoffer,dathijaande HEEREofferde:tweeëntwintigduizendrunderenen honderdtwintigduizendschapenZowijddendekoningen alleIsraëlietenhethuisvandeHEEREin
64Opdiezelfdedagheiligdedekoninghetmiddenvanhet voorhofdatvoorhethuisvandeHEERElagHijofferde daardebrandoffers,degraanoffersenhetvetvande vredeoffersHetkoperenaltaardatvoorhetaangezichtvan deHEEREstond,wasnamelijktekleinomdebrandoffers, degraanoffersenhetvetvandevredeofferstekunnen dragen
65IndietijdhieldSalomoeenfeest,enheelIsraëlmet hem,eengrotevergadering,vandegrensvanHamathtot aanderiviervanEgypte,voorhetaangezichtvande HEERE,onzeGod,zevendagenlang,veertiendagenlang
66OpdeachtstedagliethijhetvolkgaanZijzegendende koningengingenvrolijkenblijvanhartnaarhuntenten vanwegealhetgoededatdeHEEREaanzijndienaar DavidenaanzijnvolkIsraëlhadgedaan.
HOOFDSTUK9
1ToenSalomodebouwvanhethuisvandeHEEREen vanhethuisvandekoninghadvoltooid,enalhetwerkdat Salomowildedoen,
2DatdeHEEREvoordetweedekeeraanSalomo verscheen,zoalsHijhemteGibeonverschenenwas
3EndeHEEREzeidetothem:Ikhebuwgebedenuw smekinggehoord,diegijvoorMijnaangezichtgedaanhebt Ikhebdithuis,datgijgebouwdhebt,geheiligdomMijn Naamdaarvooreeuwigtevestigen;enMijnogenenMijn hartzullendaarvooreeuwigzijn
4EnindiengijvoorMijnaangezichtwandelt,zoalsuw vaderDavidgewandeldheeft,metoprechtheidvanharten oprechtheid,doortedoenovereenkomstigalleswatIku gebodenheb,enindiengijMijninzettingenenMijn bepalingeninachtneemt,
5DanzalIkdetroonvanuwkoninkrijkoverIsraël bevestigenvooreeuwig,zoalsIkaanuwvaderDavid beloofdheb:Erzalvooruniemandontbrekenopdetroon vanIsraël
6Maarindiengijliedenu,gijofuwkinderen,inenig opzichtvanMijafkeert,enMijngebodenenMijn verordeningen,dieIkuvoorgehoudenheb,nietinacht neemt,maaranderegodengaatdienenenuvoorhen nederbuigt,
7DanzalIkIsraëluitroeienuithetlanddatIkhungegeven heb;endithuis,datIkvoormijnnaamgeheiligdheb,zal Ikvanvoormijnogenwegwerpen.Israëlzaleen spreekwoordeneenspotzijnonderallevolken
8Enoverdithogehuiszaliedereendieervoorbijgaat,zich verbazenensissen,enmenzalzeggen:Waaromheeftde HEEREditgedaanmetditlandenmetdithuis?
9Enzijzullenantwoorden:OmdatzijdeHEERE,hun God,DiehunvaderenuithetlandEgyptegeleidhad, verlatenhebben,enomdatzijanderegodenaangehangen hebben,enzichvoordiegodenneergebogenengediend hebben,daaromheeftdeHEEREalditkwaadoverhen gebracht
10Enhetgeschieddenaverloopvantwintigjaar,toen Salomodetweehuizengebouwdhad,hethuisvande HEEREenhethuisvandekoning,
11(Hiram,dekoningvanTyrus,hadSalomocederbomen, sparrenbomenengoudverschaft,geheelnaarzijnwens)
DaaromgafkoningSalomoaanHiramtwintigstedenin Galilea
12ToengingHiramuitTyrusomdestedentebezichtigen dieSalomohemgegevenhad,enzebevielenhemniet
13Enhijzei:Watzijnditvoorstedendieumijgegeven hebt,mijnbroeder?EnhijnoemdezehetlandKabul,tot opdedagvanvandaag
14EnHiramzondtachtigtalentengoudnaardekoning. 15EnditisderedenvandeheffingdiekoningSalomoliet opleggen,omhethuisvandeHEEREtebouwen,enzijn huis,enMillo,endemuurvanJeruzalem,enHazor,en Megiddo,enGezer
16Wantdefarao,dekoningvanEgypte,wasopgetrokken enhadGezeringenomen,enhaddestadmetvuurverbrand. OokhadhijdeKanaänietendieindestadwoonden, gedoodendestadaanzijndochter,devrouwvanSalomo, alsgeschenkgegeven.
17EnSalomobouwdeGezerenhetlageBeth-horon, 18EnBaälathenTadmorindewoestijn,inhetland, 19EnaldevoorraadstedendieSalomobezat,endesteden voorzijnstrijdwagensenvoorzijnruiters,enalhetgeen SalomowildebouweninJeruzalem,opdeLibanonenin hethelelandvanzijnheerschappij
20EnalhetvolkdatovergeblevenwasvandeAmorieten, deHethieten,deFerezieten,deHevietenendeJebusieten, dieniettotdeIsraëlietenbehoorden,
21Ookhunkinderen,dienaheninhetlandwaren overgebleven,endiedeIsraëlietennietmetwortelentak kondenuitroeien,vanhenheeftSalomoeen slavenbelastinggeheven,dietotopdedagvanvandaag voortduurt.
22MaarvandeIsraëlietenmaakteSalomogeenenkele slaafZijwarenkrijgslieden,zijndienaren,zijnvorsten, zijnhoofdmannen,deleidersvanzijnstrijdwagensenzijn ruiters
23Ditwarendehoofdenvandebeambtendiebelastwaren methetwerkvanSalomo.Zijwarenvijfhonderdvijftig manenhieldentoezichtophetvolkdathetwerkverrichtte 24Dedochtervandefaraotrokechteruitdestadvan DavidnaarhethuisdatSalomovoorhaargebouwdhad; toenbouwdehijMillo
25EndriemaalperjaarofferdeSalomobrandoffersen vredeoffersophetaltaardathijvoordeHEEREgebouwd had,enhijbranddewierookophetaltaardatvoorhet aangezichtvandeHEEREstondZovoltooidehijhethuis 26KoningSalomolieteenvlootschepenbouwenin Ezeon-Geber,datbijElothligt,aandeoevervande Schelfzee,inhetlandEdom
27ToenzondHiramzijndienarenvandevlooteropuit, zeeliedenmetkennisvandezee,samenmetdedienaren vanSalomo
28ZijkwamenteOfirenhaaldenvandaar vierhonderdtwintigtalentengoudopenbrachtenhetnaar koningSalomo
HOOFDSTUK10
1ToendekoninginvanSchebavanhetgeruchtover SalomoendenaamvandeHEEREhoorde,kwamzijom hemmetmoeilijkevragenopdeproeftestellen.
2EnzijkwamteJeruzalemaanmeteenzeergrootgevolg, metkamelendiespecerijenbezaten,enzeerveelgoud,en edelstenenEntoenzijbijSalomogekomenwas,sprakzij methemoveralleswatinhaarhartleefde.
3EnSalomoverteldehaaralhaarvragenErwasniets voordekoningverborgendathijhaarnietvertelde
4ToendekoninginvanSchebaalSalomo'swijsheidzag, enhethuisdathijhadgebouwd,
5Endespijzenzijnertafel,hetaanzittenzijnerdienaren, debedieningzijnerdienaren,hunkleding,zijnschenkers enzijnopgang,waarmedehijopgingnaarhethuisdes HEEREN:erwasgeengeestmeerinhaar.
6Enzijzeidetotdekoning:Hetwaseen waarheidsgetrouwgerucht,datikinmijnlandoveruw dadenenuwwijsheidhebgehoord
7Maarikhebdewoordennietgeloofd,totdatikgekomen benenhetmeteigenogengezienheb.Enzie,dehelftis mijnognietverteldUwwijsheidenuwgoedheid overtreffendefabelsdieikgehoordheb
8Gelukkigzijnuwmannen,gelukkigzijndezedienaren vanu,dievoortdurendvooruwaangezichtstaanennaar uwwijsheidluisteren
9GeprezenzijdeHEERE,uwGod,Diewelbehageninu heeftgehad,datHijuopdetroonvanIsraëlheeftgezet OmdatdeHEEREIsraëleeuwigliefhad,heeftHijutot koningaangesteldomrechtengerechtigheidtedoen
10Enzijgafdekoninghonderdtwintigtalentenaangoud, eneenzeergrotevoorraadspecerijen,enedelstenen.Zo'n grotehoeveelheidspecerijenalsdeze,diedekoninginvan SchebaaankoningSalomogaf,werdnietmeergeleverd
11OokdevlootvanHiram,diegouduitOfiraanvoerde, brachtuitOfireengrotehoeveelheidahornsiroopen edelgesteentenmee
12Dekoninglietvandealmugbomenpilarenmakenvoor hethuisvandeHEEREenvoorhethuisvandekoning,en ookharpenenluitenvoordezangersZulkealmugbomen zijnernooitmeergekomenenzijntotopdezedagniet meergezien
13EnkoningSalomogafdekoninginvanSebaalhaar wensen,alleswatzevroeg,naastwatSalomohaaruitzijn koninklijkegunstgafZijkeerdedusterugengingmet haardienarennaarhaarland
14HetgewichtvanhetgouddatSalomoinéénjaar binnenkreeg,waszeshonderdzesenzestigtalentengoud, 15Verderhadhijnogzakenmetdekooplieden,metde specerijenhandelaren,metallekoningenvanArabiëenmet destadhoudersvanhetland
16KoningSalomomaaktetweehonderddoelenvan gedrevengoud.Voorééndoelwaszeshonderdsjekelgoud nodig
17Hijlietdriehonderdschildenvangedrevengoudmaken; vooréénschildkwamdriepondgoud.Dekoninglietzein hethuisvanhetLibanonwoudplaatsen
18Bovendienlietdekoningeengrotetroonvanivoor makenendiemethetbestegoudovertrekken.
19Detroonhadzestreden,endebovenkantvandetroon wasrondvanachteren,enopdeplaatsvandezittingwaren aanbeidezijdensteunberen,ennaastdesteunberen stondentweeleeuwen
20Entwaalfleeuwenstondendaaraandeenekantenaan deanderekantopdezestreden;zoietswasingeenenkel koninkrijkgemaakt
21AlhetdrinkgereivankoningSalomowasvangoud,en alhetvaatwerkvanhethuisvanhetWoudvandeLibanon wasvanzuivergoud;erwasnietsvanzilverHetwasniets omaantemerkenindedagenvanSalomo
22DekoninghadnamelijkeenvlootvanTarsisopzee, naastdevlootvanHiramEensindedriejaarkwamde vlootvanTarsisaan,diegoud,zilver,ivoor,apenen pauwenmeebracht
23KoningSalomoovertrofallekoningenopaardein rijkdomenwijsheid.
24EndeheleaardezochtSalomoomteluisterennaarzijn wijsheid,dieGodinzijnharthadgelegd
25Enzijbrachteniederzijngeschenk:zilveren voorwerpenengoudenvoorwerpen,kleding,wapens, specerijen,paardenenmuildieren,naareenvastbedragper jaar.
26OokbrachtSalomostrijdwagensenruitersbijeen.Hij hadintotaalduizendvierhonderdstrijdwagensen twaalfduizendruitersHijsteldehenaanindestedenals strijdwagensenbijdekoninginJeruzalem.
27EndekoningmaaktehetzilverinJeruzalemalsstenen, endecedersmaaktehijalsdewildevijgenbomendieinhet dalgroeien,vanwegedeovervloed
28SalomolietpaardenuitEgyptehalen,enooklinnenDe koopliedenvandekoningnamenhetlinnenvooreenprijs inontvangst
29ErkwameenstrijdwagenuitEgyptevoorzeshonderd sjekelzilver,eneenpaardvoorhonderdvijftigsjekel. AldusbrachtenzijhenmethunmiddelenuitEgypte,voor allekoningenvandeHethietenenvoordekoningenvan Syrië.
HOOFDSTUK11
1KoningSalomohadechterveelvreemdevrouwenlief, ondermeerdedochtervandefarao,enookMoabitische, Ammonitische,Edomitische,SidonischeenHethitische vrouwen
2Vandevolken,waarvandeHEEREtotdeIsraëlietenhad gezegd:Gijzultutothennietinlaten,enzijzullenzichtot unietinlaten,wantzijzoudenuwhartmeevoerenachter hungoden;aandezenhechtteSalomozichmetliefde 3Enhijhadzevenhonderdvorstinnenalsvrouwenen driehonderdbijvrouwen,enzijnvrouwenverleiddenzijn hart
4ToenSalomooudwasgeworden,gebeurdehetdatzijn vrouwenzijnhartmeevoerdennaaranderegoden,zodat zijnhartnietvolkomentoegewijdwasaandeHEERE,zijn God,zoalsdatvanzijnvaderDavid.
5SalomogingachterAstarteaan,degodinvande Sidoniërs,enachterMilkom,degruwelvande Ammonieten.
6EnSalomodeedwatslechtwasindeogenvande HEERE;hijvolgdedeHEEREniettenvolle,zoalszijn vaderDavid.
7ToenbouwdeSalomoeenofferhoogtevoorKamos,de gruwelvanMoab,opdebergdievoorJeruzalemligt,en voorMoloch,degruwelvandeAmmonieten.
8Enhetzelfdedeedhijmetalzijnvreemdevrouwen,die wierookbranddenenoffersbrachtenaanhungoden.
9ToenwerddeHEEREtoornigopSalomo,omdatzijn hartzichhadafgewendvandeHEERE,deGodvanIsraël, Diehemtweemaalwasverschenen,
10Enhemwasaangaandedezezaakgeboden,dathijgeen anderegodenzouachternalopenMaarhijhieldzichniet aanwatdeHEEREgebodenhad
11DaaromzeideHEEREtotSalomo:Omdatditdooru gedaanis,enuMijnverbondenMijnverordeningen,dieIk ugebodenheb,nietgehoudenhebt,zalIkzekerhet koninkrijkvanuafscheurenenhetaanuwdienaargeven 12MaarIkzalhetinuwdagennietdoen,omwillevanuw vaderDavid;Ikzalhetuitdehandvanuwzoonscheuren.
13MaarIkzalhethelekoninkrijknietafscheuren,maar éénstamzalIkaanuwzoongeven,terwillevanMijn
1Koningen
dienaarDavidenterwillevanJeruzalem,datIkverkoren heb.
14ToenlietdeHEEREeentegenstandertegenSalomo opstaan:Hadad,deEdomiet;hijwasuithetkoninklijke geslachtvanEdom.
15ToenDavidinEdomwas,gebeurdehetdatJoab,de legeroverste,opwegwasomdegesneuveldentebegraven, nadathijalwatmannelijkwasinEdomhadgedood.
16(ZesmaandenlangbleefJoabdaarmetheelIsraël, totdathijallemanneninEdomhaduitgeroeid)
17DaaromvluchtteHadad,samenmetenkeleEdomitische dienarenvanzijnvader,naarEgypteHadadwasnogmaar eenkind.
18ZijvertrokkenuitMidianenkwameninParanZij namenmannenuitParanmeeenkwameninEgypte,bijde farao,dekoningvanEgypte.Dezegafhemeenhuis, voorzaghemvanlevensmiddelenengafhemland
19EnHadadvondgrotegenadeindeogenvandefarao, zodathijhemtotvrouwgafdezustervanzijneigenvrouw, dezustervankoninginTachpenes
20EndezustervanTachpenesbaardehemzijnzoon Genubath,dieTachpenesinhethuisvandefaraohad gespeendGenubathwoondeinhethuisvandefarao,te middenvandezonenvandefarao
21ToenHadadinEgyptehoordedatDavidbijzijn vooroudersterustewasgegaanendatJoab,delegeroverste, doodwas,zeiHadadtegendefarao:Laatmijvertrekkenen ganaarmijnland.
22Toenzeidefaraotegenhem:Maarwatontbreekterbij mij,datu,zie,naaruweigenlandwiltgaan?Maarhij antwoordde:Niets,maarlaatmijiniedergevalgaan.
23EnGodlietnogeenanderetegenstandertegenhem opstaan:Rezon,dezoonvanEljada,diegevluchtwasvoor zijnheerHadadezer,dekoningvanZoba.
24Hijverzameldemannenbijzichenwerdhoofdvaneen bende,toenDaviddemannenvanZobaversloegZij trokkennaarDamascus,woondendaarenregeerdenin Damascus
25EnhijwaseentegenstandervanIsraëlgedurendealde dagenvanSalomo,naasthetkwaaddatHadadaanrichtte; hijhadeenafkeervanIsraëlenregeerdeoverSyrië 26OokJerobeam,dezoonvanNebat,eenEfrathietuit Zereda,dedienaarvanSalomo,wiensmoederZeruaheette enweduwewas,hiefzijnhandoptegendekoning
27Enditwasderedendathijzijnhandtegendekoning ophief:SalomobouwdeMilloenhersteldedebreukenin destadvanzijnvaderDavid 28Jerobeamwaseenheldeneendapperman.Toen Salomozagdatdejongemanijverigwas,steldehijhem aanalsleidervanhethelehuisvanJozef
29Enhetgebeurdeindietijd,toenJerobeamuitJeruzalem vertrok,datdeprofeetAhia,uitSilo,hemopdeweg aantrof;hijhadzichineennieuwkleedgekleed,enzij beidenwarenalleeninhetveld
30ToenpakteAhiahetnieuwekleeddathijaanhad,en scheurdehetintwaalfstukken
31EnhijzeidetotJerobeam:Neemutienstukken,wantzo zegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Zie,Ikzalhet koninkrijkuitdehandvanSalomoscheurenentien stammenaanugeven.
32Maaréénstamzalhijhebben,omwillevanMijndienaar DavidenomwillevanJeruzalem,destaddieIkuitalle stammenvanIsraëlhebverkoren
33OmdatzijMijverlatenhebbenenzichnedergebogen hebbenvoorAstarte,degodinvandeSidoniërs,voor Kamos,degodvandeMoabieten,envoorMilkom,degod vandeAmmonietenZijhebbennietgewandeldinMijn wegen,omtedoenwatrechtisinMijnogenenomMijn verordeningenenMijnbepalingeninachttenemen,zoals zijnvaderDavidgedaanheeft
34MaarIkzalhethelekoninkrijknietuitzijnhandnemen, maarIkzalhemtotvorstmakenvooraldedagenvanzijn leven,terwillevanMijndienaarDavid,dieIkverkoren heb,omdathijMijngebodenenbepalingeninachtheeft genomen
35MaarIkzalhetkoninkrijkuitdehandvanzijnzoon nemenenhetaanjougeven,tienstammen
36EnaanzijnzoonzalIkéénstamgeven,opdatMijn dienaarDavidaltijdeenlichtvoorMijnaangezichtzal hebbeninJeruzalem,destaddieIkMijhebverkozenom MijnNaamdaartevestigen
37Ikzaluaannemen,enuzultregerenovereenkomstig alleswatuwzielbegeert,enuzultkoningzijnoverIsraël 38Enhetzalgebeuren,indiengijluistertnaaralleswatIk ugebied,eninMijnwegenwandelt,endoetwatrechtisin Mijnogen,doorMijnverordeningenenMijngebodenin achttenemen,zoalsMijndienaarDavidgedaanheeft,dat Ikmetuzalzijnenueenstevighuiszalbouwen,zoalsIk voorDavidgebouwdheb,enIkzalIsraëlaanugeven 39DaaromzalIkhetnageslachtvanDavidverdrukken, maarnietvooreeuwig.
40DaaromwildeSalomoJerobeamdodenJerobeam vluchttedaaromnaarEgypte,naarSisak,dekoningvan Egypte,enbleefinEgyptetotdedoodvanSalomo.
41HetoverigevandegeschiedenisvanSalomo,enalwat hijgedaanheeft,enzijnwijsheid,zijndienietbeschreven inhetboekvandegeschiedenisvanSalomo?
42DetijddatSalomoinJeruzalemoverheelIsraël regeerde,wasveertigjaar
43ToengingSalomoterustebijzijnvaderenenwerd begravenindestadvanzijnvaderDavidZijnzoon Rehabeamwerdkoninginzijnplaats
HOOFDSTUK12
1ToengingRehabeamnaarSichem,wantheelIsraëlwas naarSichemgekomenomhemkoningtemaken
2ToenJerobeam,dezoonvanNebat,dienoginEgypte was,dithoorde(hijwasimmersgevluchtvoorhet aangezichtvankoningSalomo,terwijlJerobeaminEgypte woonde),
3Datzijhemlietenroepen.ToenkwamJerobeammetde helevergaderingvanIsraëlenspraktotRehabeam, zeggende:
4Uwvaderheeftonsjukzwaargemaakt;maakdaaromnu dezwaredienstvanuwvaderenhetzwarejukdathijons heeftopgelegd,lichter,danzullenwijudienen.
5EnHijzeitothen:Ganogdriedagenwegenkomdan terugbijMijEnhetvolkvertrok
6KoningRehabeamraadpleegdedeoudsten,diebijzijn vaderSalomohaddengediendtoenhijnogleefde,enzei: Watradenjulliemijaanomditvolkeenantwoordtegeven?
7EnzijzeidentotHem:IndienGijhedeneendienaarvan ditvolkzultzijn,enhenzultdienen,enhunzult antwoorden,engoedewoordentothenzultspreken,dan zullenzijUwdienarenzijntotineeuwigheid.
8Maarhijverzaaktederaaddiedeoudstenhemgegeven hadden,enraadpleegdedejongemannendiemethem volwassenwarengewordenendievóórhemstonden
9EnHijzeidetothen:Welkeraadgeeftu,datwijditvolk, dattotmijgesprokenheeft,alsantwoordkunnengeven: Maakhetjuk,datuwvaderonsopgelegdheeft,lichter?
10Endejongemannendiemethemwarenopgegroeid, sprakentothem:Aldusmoetusprekentotditvolkdattotu gesprokenheeft:Uwvaderheeftonsjukzwaargemaakt, maarmaakuhetlichtervooronsAldusmoetutothen zeggen:Mijnpinkzaldikkerzijndandelendenenvanmijn vader.
11Ennu,zoalsmijnvaderumeteenzwaarjukheeftbelast, zozalikuwjuknogzwaardermaken;mijnvaderheeftu metzwepengetuchtigd,maarikzalumetschorpioenen tuchtigen
12Jerobeamkwamopdederdedagmetheelhetvolknaar Rehabeam,zoalsdekoninghadbepaald.Zezeiden:‘Kom opdederdedagnogeensbijmijterug’
13Endekoningantwoorddehetvolkruw,enhijverwierp deraaddiedeoudstenhemgegevenhadden;
14Enhijspraktothenopderaadvandejongemannen, zeggende:Mijnvaderheeftueenzwaarjukopgelegd,enik zaluwjuknogzwaardermaken;mijnvaderheeftuook metzwepengekastijd,maarikzalumetschorpioenen kastijden
15Daaromluisterdedekoningnietnaarhetvolk,wantde zaakwasvandeHEERE,omZijnwoordgestandtedoen, datdeHEEREdoordedienstvanAhia,deSiloniet,tot Jerobeam,dezoonvanNebat,gesprokenhad.
16ToenheelIsraëlzagdatdekoningnietnaarhen luisterde,antwoorddehetvolkdekoning:Watvoordeel hebbenwijaanDavid?Enwijhebbengeenerfdeelaande zoonvanIsaï!Ganaaruwtenten,Israël!Zorgnuvooruw eigenhuis,David!ToentrokIsraëlzichterugnaarzijn tenten.
17OverdeIsraëlietendieindestedenvanJudawoonden, regeerdeRehabeam
18ToenstuurdekoningRehabeamAdoram,diebelastwas metdeschatting,eropuitHeelIsraëlstenigdehem,zodat hijstierfDaaromhaasttekoningRehabeamzichomhem opzijnstrijdwagentesleurenennaarJeruzalemtevluchten.
19ZokwamIsraëlinopstandtegenhethuisvanDavid,en dattotopdedagvanvandaag.
20ToenheelIsraëlhoordedatJerobeamterugkwam, zondenzijbodenenriepenhemvoordevergadering,enzij maaktenhemkoningoverheelIsraëlNiemandvolgdehet huisvanDavid,danalleendestamJuda.
21ToenRehabeaminJeruzalemwasgekomen, verzameldehijhethelehuisvanJudaendestamBenjamin: honderdtachtigduizendstrijdbaremannen,omtegenhet huisvanIsraëltestrijdenenhetkoningschapweerin handentekrijgenvanRehabeam,dezoonvanSalomo.
22MaarhetwoordvanGodkwamtotSemaja,demanvan God,enzei:
23SpreektotRehabeam,dezoonvanSalomo,dekoning vanJuda,entothethelehuisvanJudaenBenjaminentot hetoverblijfselvanhetvolk,zeggende:
24ZozegtdeHEERE:Gijzultnietoptrekkenenniet strijdentegenuwbroeders,deIsraëlieten;keerterug,ieder naarzijnhuis,wantdezezaakisvanMijDaarom luisterdenzijnaarhetwoordvandeHEEREenkeerden terugomtevertrekken,overeenkomstighetwoordvande HEERE
25JerobeambouwdeSichemophetgebergtevanEfraïm enwoondedaar.VandaartrokhijwegenbouwdePenuel.
26EnJerobeamzeiinzijnhart:Nuzalhetkoningschap terugkerenaanhethuisvanDavid
27Wanneerditvolkopgaatomofferstebrengeninhet huisvandeHEEREteJeruzalem,danzalhethartvandit volkzichweertothunheer,totRehabeam,dekoningvan Juda,wendenZijzullenmijdodenenweertotRehabeam, dekoningvanJuda,terugkeren
28Toenberaadslaagdedekoningenliettweegouden kalverenmakenHijzeitegenhen:Hetisteveelvooruom naarJeruzalemoptegaanZiehieruwgoden,Israël,dieu uithetlandEgyptehebbengeleid.
29EnheteneplaatstehijinBethel,enhetandereplaatste hijinDan
30Endezezaakwerdeenzonde,wanthetvolkgingvoor deeneaanbidden,totDantoe
31Hijbouwdeookeenhuisopdehoogtenensteldede geringstenvanhetvolk,dieniettotdeLevietenbehoorden, totpriestersaan
32EnJerobeamsteldeeenfeestinindeachtstemaand,op devijftiendedagvandemaand,zoalshetfeestdatinJuda wordtgevierd,enhijofferdeophetaltaarZodeedhijook inBethel,doorteofferenaandekalverendiehijgemaakt had.OoksteldehijinBetheldepriestersvande offerhoogtenaandiehijgemaakthad
33HijofferdeophetaltaardathijinBethelgemaakthad, opdevijftiendedagvandeachtstemaand,indemaanddie hijnaareigeninzichtbepaaldhadOoksteldehijeen feestmaalinvoordeIsraëlietenHijofferdeophetaltaaren branddereukwerk.
HOOFDSTUK13
1Enzie,erkwameenmanGodsuitJuda,doorhetwoord vandeHEERE,naarBethelJerobeamstondbijhetaltaar omreukwerktebranden.
2EnhijrieptegenhetaltaarmethetwoordvandeHEERE enzeide:Altaar,altaar,zozegtdeHEERE:Zie,eenkind zalgeborenwordenaanhethuisvanDavid,Josiazalheten; enhijzaldepriestersvandehoogten,dieopureukwerk branden,opuofferen;enmensenbeenderenzullenopu verbrandworden
3EnHijgafopdiezelfdedageentekenenzei:Ditishet tekendatdeHEEREgesprokenheeft:Zie,hetaltaarzal scheurenendeasdiedaaropligt,zaluitgegotenworden.
4ToenkoningJerobeamhetwoordhoordevandeman Gods,dietegenhetaltaarinBethelgeroepenhad,stakhij zijnhandvanhetaltaarafenzei:Grijphem!Maarzijn hand,diehijnaarhemuitstak,droogdeop,zodathijdie nietmeernaarzichtoekontrekken.
5Ookhetaltaarscheurdeendeasvloeidevanhetaltaaraf, overeenkomstighettekendatdemanGodsgegevenhad doorhetwoordvandeHEERE.
6ToenantwoorddedekoningenzeitegendemanGods: SmeektochhetaangezichtvandeHEERE,uwGod,enbid
voormij,datmijnhandweerhersteldmagwordenEnde manGodsbadtotdeHEERE,endehandvandekoning werdweerhersteldenwerdzoalsvoorheen
7ToenzeidekoningtegendemanGods:Kommetmij meenaarhuisenverfrisjezelf,danzalikjeeenbeloning geven
8ToenzeidemanGodstegendekoning:Alsumijde helftvanuwhuisgeeft,zaliknietmetumeegaan,enikzal hiergeenbroodetenofwaterdrinken
9WantzoismijgebodendoorhetwoordvandeHEERE: Eetgeenbroodendrinkgeenwaterenkeernietteruglangs dezelfdeweg,waaroverugekomenbent
10Hijgingduseenanderewegopenkeerdenietterug langsdewegdiehijnaarBethelgekomenwas
11NuwoondeerinBetheleenoudeprofeet,enzijnzonen kwamenhemberichtenoveraldedadendiedemanGods diedaginBethelhadgedaan;dewoordendiehijtotde koninggesprokenhad,verteldenzijookaanhunvader
12Enhunvadervroeghun:Waarishijheengegaan?Want zijnzonenhaddengezienwelkewegdemanGods,dieuit Judakwam,heenging
13Enhijzeitotzijnzonen:Zadelmijdeezel.Enzij zadeldenhemdeezel,enhijreederop
14EnhijgingdemanGodsachternaenvondhemzittend ondereeneik.EndemanGodszeitegenhem:Bentude manGodsdieuitJudagekomenbent?Enhijantwoordde: Datbenik
15Toenzeihijtegenhem:Kommetmijmeenaarhuisen eetbrood
16Enhijzeide:Ikkannietmetuterugkeren,nochmetu ingaan;ookzalikindezeplaatsgeenbroodeten,noch watermetudrinken
17WanttotmijisdoorhetwoordvandeHEEREgezegd: Gijzultdaargeenbroodeten,nochwaterdrinken,engij zultnietterugkerenomdewegtegaan,waarovergij gekomenzijt
18Hijzeitegenhem:Ikbenookeenprofeet,netalsjij.En eenengelspraktotmijdoorhetwoordvandeHEEREen zei:Brenghemterugnaarjehuis,zodathijbroodkaneten enwaterkandrinken.Maarhijloogtegenhem.
19Hijgingdusmethemmeeterug,atbroodinzijnhuisen dronkwater
20Enhetgebeurde,terwijlzijaantafelzaten,dathet woordvandeHEEREtotdeprofeetkwamdiehemhad teruggebracht:
21EnhijrieptotdemanGods,dieuitJudagekomenwas, enzeide:ZozegtdeHEERE:Omdatgijongehoorzaamzijt geweestaandemonddesHEERENenhetgebod,datde HEERE,uwGod,ugebodenheeft,nietinachtgenomen hebt,
22Maarzijtteruggekeerd,enhebtbroodgegetenenwater gedronkenopdeplaatswaarvandeHEEREtotugezegd had:Eetgeenbroodendrinkgeenwater;uwlijkzalnietin hetgrafvanuwvaderenterechtkomen
23Enhetgebeurde,nadathijbroodgegetenengedronken had,dathijdeezelvoorzichzelfzadelde,namelijkvoorde profeet,diehijhadteruggebracht.
24Toenhijwegwas,kwamhemeenleeuwopdeweg tegemoet,diehemdooddeZijndodelichaamlagopde weg,endeezelinstonderbij.Ookdeleeuwstondbijhet dodelichaam
25Enzie,erkwamenmannenvoorbij,diehetlijkopde wegzagenliggen,endeleeuwdiebijhetlijkstond.Zij gingenhetvertellenindestadwaardeoudeprofeet woonde.
26Toendeprofeetdiehemvandeweghadteruggebracht, dithoorde,zeihij:HetisdemanGodsdiehetwoordvan deHEEREongehoorzaamisgeweestDaaromheeftde HEEREhemovergeleverdaandeleeuw,diehem verscheurdeendoodde,overeenkomstighetwoordvande HEEREdatHijtothemgesprokenhad
27Enhijzeidetotzijnzonen:ZadelmijdeezelEnzij zadeldenhem
28Toenginghijheenenvondzijndodelichaamopde weg,endeezelendeleeuwstondenbijhetdodelichaam Deleeuwhadhetdodelichaamnietopgegetenendeezel nietverscheurd.
29ToennamdeprofeethetlijkvandemanGodsop,legde hetopdeezelenbrachthetterugToenkwamdeoude profeetnaardestadomrouwtebedrijvenenhette begraven
30Enhijlegdezijnlijkinzijngraf,enmenbedrevenrouw overhemenzei:Ach,mijnbroeder!
31Enhetgebeurde,nadathijhembegravenhad,dathijtot zijnzonenzeide:Wanneerikgestorvenben,begraafmij daninhetgraf,waarindemanGodsbegravenligt;legmijn beenderenbijzijnbeenderen
32WanthetwoorddathijdoorhetwoordvandeHEERE geroepenheefttegenhetaltaarteBethelentegenalle huizenopdehoogtendieindestedenvanSamariazijn,zal zekeruitkomen
33NadezegebeurtenisbekeerdeJerobeamzichnietvan zijnslechteweg,maarmaakteopnieuweenvandeminste vanhetvolktotpriestersvandehoogtenIederdiewilde, liethijheiligen,enhijwerdeenvandepriestersvande hoogten
34DezezaakwerdtotzondevoorhethuisvanJerobeam, dathijdieuitroeideenvandeaardbodemwegvaagde.
HOOFDSTUK14
1IndietijdwerdAbia,dezoonvanJerobeam,ziek 2ToenzeiJerobeamtegenzijnvrouw:Statochopen vermomu,zodatniemandweetdatudevrouwvan JerobeambentGanaarSiloDaarisdeprofeetAhia,die tegenmijgezegdheeftdatikkoningoverditvolkzou worden.
3Neemdantienbroden,krakelingeneneenkruikjehoning meeenganaarhemtoe.Hijzaluvertellenwatermethet kindgebeurenzal
4EnJerobeamsvrouwdeedhetzelfde,enstondop,ging naarSiloenkwambijhethuisvanAhiaMaarAhiakon nietzien,wantzijnogenwarendoorzijnhogeleeftijd verstard
5ToenzeideHEEREtegenAhia:Zie,devrouwvan Jerobeamkomtomietsvanjetevragenvoorhaarzoon, wanthijisziekZegditendittegenhaarAlszijthuiskomt, zalzezichvoordoenalseenanderevrouw.
6ToenAhiahetgeluidvanhaarvoetenhoorde,terwijlzij dedeurbinnenkwam,zeihij:Kombinnen,vrouwvan Jerobeam!Waaromdoejealsofjeeenanderbent?Ikben namelijkmetslechtnieuwstotjegezonden
7Ga,zegtegenJerobeam:ZozegtdeHEERE,deGodvan Israël:OmdatIkuuithetmiddenvanhetvolkverheven hebenutotvorstoverMijnvolkIsraëlaangesteldheb, 8Ikhebhetkoningschapafgescheurdvanhethuisvan Davidenhetaanugegeven.Tochbentunietgeweestals mijndienaarDavid,diemijngebodeninachtnamenmij metheelzijnhartvolgdeomalleentedoenwatjuistwasin mijnogen.
9Maargijhebtmeerkwaadgedaandanallendievóóruw aangezichtgeweestzijn;wantgijzijtheengegaanenhebtu anderegodenengegotenbeeldengemaakt,omMijtot toornteverwekken,enhebtMijachteruwruggeworpen 10Daarom,zie,Ikgaonheilbrengenoverhethuisvan JerobeamIkzalhemdietegendemuurplast,enhemdie inIsraëlopgeslotenenachtergelatenis,vanJerobeam uitroeien.EnhetoverblijfselvanhethuisvanJerobeamzal Ikwegnemen,zoalsmenmestwegneemt,totdathet helemaalverdwenenis
11WievanJerobeamindestadsterft,zaldoordehonden wordenopgegeten;enwieophetveldsterft,zaldoorde vogelsindeluchtwordenopgegeten,wantdeHEERE heefthetgesproken.
12Stadanop,ganaaruwhuis!Enzodrauwvoeteninde stadkomen,zalhetkindsterven
13EnheelIsraëlzaloverhemrouwbedrijvenenhem begraven,wantdezeisdeenigevanJerobeamdieinhet grafzalkomen,omdatinhemietsgoedsgevondenisvoor deHEERE,deGodvanIsraël,inhethuisvanJerobeam.
14EndeHEEREzaleenkoningoverIsraëlverwekken, dieopdiedaghethuisvanJerobeamzaluitroeienMaar wat?Juistnu.
15WantdeHEEREzalIsraëlslaan,zoalseenrietdatin hetwaterbewogenwordtHijzalIsraëluitrukkenuitdit goedeland,datHijaanhunvaderengegevenheeft.Hijzal henverstrooienaandeoverkantvanderivier,omdatzij hungewijdebossengemaakthebbenendaarmeede HEEREtottoornverwekthebben.
16HijzalIsraëlovergevenvanwegedezondenvan Jerobeam,diegezondigdheeftendieIsraëlheeftdoen zondigen.
17ToenstonddevrouwvanJerobeamopenvertroken kwaminTirzaToenzijbijdedrempelvandedorpel kwam,stierfhetkind;
18Enmenbegroefhem,enheelIsraëlbedrevenrouwover hem,overeenkomstighetwoordvandeHEERE,datHij doordedienstvanZijndienaar,deprofeetAhia,gesproken had 19HetoverigevandegeschiedenisvanJerobeam,hoehij oorlogvoerdeenhoehijgeregeerdheeft,zie,datis beschreveninhetboekvandekroniekenvandekoningen vanIsraël
20DedagenvanJerobeamsregeringwarentweeëntwintig jaar;hijgingterustebijzijnvaderen,enzijnzoonNadab werdkoninginzijnplaats
21Rehabeam,dezoonvanSalomo,regeerdeinJuda Rehabeamwaseenenveertigjaaroudtoenhijkoningwerd, enhijregeerdezeventienjaarinJeruzalem,destaddiede HEEREuitallestammenvanIsraëlhaduitgekozenomer zijnnaamtevestigenZijnmoederheetteNaäma,een Ammonitische.
22JudadeedwatkwaadwasindeogenvandeHEERE,en zijverwektenHemtotnaijvermetdezondendiezij bedrevenhadden,meerdanalhunvaderengedaanhadden 23Wantzijbouwdenzichookhoogten,godenbeeldenen gewijdepalen,opelkehogeheuvelenonderelkegroene boom
24Ookwarenerschandknapeninhetland,diededen overeenkomstigaldegruweldadenvandeheidenvolken diedeHEEREvoorhetaangezichtvandeIsraëlietenhad verdreven
25InhetvijfdejaarvankoningRehabeamgebeurdehet datSisak,dekoningvanEgypte,tegenJeruzalemoptrok 26OoknamhijdeschattenvanhethuisvandeHEEREen deschattenvanhethuisvandekoningweg;hijnamalles weg,zelfsallegoudenschildendieSalomogemaakthad 27KoningRehabeamlietinplaatsdaarvankoperen schildenmaken,enhijvertrouwdedietoeaandeoverste vandelijfwacht,diededeurvanhetpaleisvandekoning bewaakte.
28Enhetgebeurde,alsdekoninghethuisvandeHEERE binnenging,datdewachthenopnamenhenterugbracht naarhetwachtlokaal.
29HetoverigevandegeschiedenisvanRehabeam,enalles wathijgedaanheeft,isdatnietbeschreveninhetboekmet dekroniekenvandekoningenvanJuda?
30ErwasoorlogtussenRehabeamenJerobeam,alhun dagen
31Rehabeamgingterustebijzijnvaderenenwerd begravenbijzijnvaderenindestadvanDavidZijn moederheetteNaäma,eenAmmonitischeZijnzoon Abiamwerdkoninginzijnplaats.
HOOFDSTUK15
1InhetachttiendejaarvankoningJerobeam,dezoonvan Nebat,regeerdeAbiamoverJuda
2HijregeerdedriejaarinJeruzalem.Zijnmoederheette Maächa,dedochtervanAbisalom
3Hijwandeldeinaldezondenvanzijnvader,diedeze voorhemgedaanhad,enzijnhartwasnietvolkomenmet deHEERE,zijnGod,zoalshethartvanzijnvaderDavid 4MaarterwillevanDavidgafdeHEERE,zijnGod,hem eenlampinJeruzalem,omzijnzoonnahemopterichten enJeruzalemteversterken
5OmdatDaviddeedwatrechtwasindeogenvande HEERE,enhijzichgedurendezijnhelelevennietafkeerde vanalleswatHijhemgebodenhad,behalveindezaakvan Uria,deHethiet.
6ErwasoorlogtussenRehabeamenJerobeam,zolanghij leefde
7DerestvandegeschiedenisvanAbiam,enalleswathij gedaanheeft,staatbeschrevenindekroniekenvande koningenvanJudaErwasoorlogtussenAbiamen Jerobeam
8EnAbiamgingterustebijzijnvaderen,enmenbegroef hemindestadvanDavid;enzijnzoonAsawerdkoningin zijnplaats.
9InhettwintigstejaarvanJerobeam,dekoningvanIsraël, regeerdeAsaoverJuda
10HijregeerdeeenenveertigjaarinJeruzalem.Zijn moederheetteMaächa,dedochtervanAbisalom
1Koningen
11AsadeedwatgoedwasindeogenvandeHEERE,net zoalszijnvaderDavid.
12Ookverwijderdehijdeschandknapenuithetland,en alleafgodsbeeldendiezijnvaderengemaakthadden, verwijderdehij.
13OokMaächa,zijnmoeder,verwijderdehijvanhaar positiealskoningin,omdatzijeenafgodsbeeldineen gewijdekapelhadgemaakt.DaaromverwoestteAsahaar afgodsbeeldenverbranddehetbijdebeekKidron
14DeofferhoogtenwerdennietweggenomenTochbleef Asa'shartvolkomentoegewijdaandeHEERE,alzijn dagen
15Hijbrachtdevoorwerpendiezijnvadergeheiligdhad, endevoorwerpendiehijzelfgeheiligdhad,naarhethuis vandeHEERE:zilver,goudenvoorwerpen
16ErwasoorlogtussenAsaenBaësa,dekoningvanIsraël, gedurendehunheleleven
17ToentrokBaësa,dekoningvanIsraël,optegenJudaen versterkteRama,zodatniemandbijAsa,dekoningvan Juda,konin-ofuittrekken
18ToennamAsaalhetzilverenhetgouddat overgeblevenwasindeschattenvanhethuisvande HEEREendeschattenvanhethuisvandekoning,engaf zeindehandvanzijndienarenKoningAsazondzenaar Benhadad,dezoonvanTabrimon,dezoonvanHezion,de koningvanSyrië,dieinDamascuswoonde,metde boodschap:
19Eriseenverbondtussenmijenu,entussenmijnvader enuwvaderZie,ikhebueengeschenkvanzilverengoud gezondenKomenverbreekuwverbondmetBaësa,de koningvanIsraël,zodathijvanmijweggaat.
20ToenluisterdeBenhadadnaarkoningAsaenstuurdede bevelhebbersvanzijnlegernaardestedenvanIsraëlHij versloegIjon,Dan,Abelbeth-MaächaenheelKinneroth, methethelelandvanNaftali
21ToenBaësadaarvanhoorde,staaktehijdebouwvan RamaenginginTirzawonen.
22ToenlietkoningAsaeenbeveluitgaandoorheelJuda, enniemandwerdervanvrijgesteldMennamdestenenen hethoutvanRamamee,waarmeeBaësahadgebouwd. KoningAsabouwdedaarmeeGebainBenjaminenMispa 23DerestvandegeschiedenisvanAsa,alzijn heldendadenenalleswathijgedaanheeft,endestedendie hijgebouwdheeft,zijnbeschreveninhetboekmet kroniekenvandekoningenvanJudaMaarophogeleeftijd werdhijziekaanzijnvoeten.
24EnAsagingterustebijzijnvaderenenwerdbegraven bijzijnvaderen,indestadvanzijnvaderDavid;enzijn zoonJosafatwerdkoninginzijnplaats
25EnNadab,dezoonvanJerobeam,werdkoningover IsraëlinhettweedejaarvanAsa,dekoningvanJuda,en regeerdetweejaaroverIsraël.
26HijdeedwatkwaadwasindeogenvandeHEERE,en wandeldeindewegvanzijnvaderenindienszonde,die HijIsraëlhaddoenzondigen
27EnBaësa,dezoonvanAhia,uithethuisvanIssachar, smeeddeeensamenzweringtegenhem,enBaësadoodde hembijGibbethon,dataandeFilistijnentoebehoorde NadabenheelIsraëlbelegerdenGibbethon
28InhetderderegeringsjaarvanAsa,dekoningvanJuda, werdhijdoorBaësagedoodenvervolgensinzijnplaats geregeerd
29Enhetgebeurde,toenhijkoningwas,dathijhetgehele huisvanJerobeamsloeg.HijlietvoorJerobeamniemand overdienogademhad,totdathijhemhaduitgeroeid, overeenkomstighetwoordvandeHEERE,datHij gesprokenhaddoordedienstvanZijndienaarAhia,de Siloniet:
30OmdezondenvanJerobeam,diehijbegaanhadendie hijIsraëlhaddoenzondigen,doorzijntergingen,waarmee hijdetoornvandeHEERE,deGodvanIsraël,had verwekt
31HetoverigevandegeschiedenisvanNadabenalleswat hijgedaanheeft,isdatnietbeschreveninhetboekmetde kroniekenvandekoningenvanIsraël?
32ErwasoorlogtussenAsaenBaësa,dekoningvanIsraël, gedurendehunheleleven
33InhetderdejaarvanAsa,dekoningvanJuda,werd Baësa,dezoonvanAhia,koningoverheelIsraëlHijging inTirzawonenenregeerdevierentwintigjaar
34HijdeedwatkwaadwasindeogenvandeHEERE,en wandeldeindewegvanJerobeamenindienszonde,die hijIsraëlhaddoenzondigen
HOOFDSTUK16
1ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJehu,dezoon vanHanani,tegenBaësa:
2OmdatIkuuithetstofverhoogdhebenutotvorstover MijnvolkIsraëlaangesteldheb,enuindewegvan JerobeamgewandeldhebtenMijnvolkIsraëlhebtdoen zondigendoorMijmethunzondentevertoornen,
3Zie,IkgadenakomelingenvanBaësaende nakomelingenvanzijnhuiswegnemen,enIkzaluwhuis makenalshethuisvanJerobeam,dezoonvanNebat
4WievanBaësaindestadsterft,zaldoordehonden wordenopgegeten;enwievanhemophetveldsterft,zal doordevogelsindeluchtwordenopgegeten
5HetoverigevandegeschiedenisvanBaësa,wathij gedaanheeftenzijnmacht,isdatnietbeschreveninhet boekmetdekroniekenvandekoningenvanIsraël?
6Baësagingterustebijzijnvaderenenwerdbegravenin TirzaZijnzoonElawerdkoninginzijnplaats
7OokkwamdoordehandvandeprofeetJehu,dezoon vanHanani,hetwoordvandeHEEREtegenBaësaenzijn huis,vanwegealhetkwaaddathijgedaanhadindeogen vandeHEEREHijhadHemvertoornddoorhetwerkvan zijnhanden,omdathijwasgelijkaanhethuisvan JerobeamHijhadhemzelfsgedood
8InhetzesentwintigsteregeringsjaarvanAsa,dekoning vanJuda,werdEla,dezoonvanBaësa,koningvanIsraël inTirza,voortweejaar
9EnzijndienaarZimri,debevelhebbervandehelftvan zijnstrijdwagens,smeeddeeencomplottegenhem,terwijl hijzichinTirzabevondHijdronkzichdronkeninhethuis vanArza,dehofmeestervandienshuisinTirza
10EnZimrigingnaarbinnenensloegendooddehem,in hetzevenentwintigstejaarvanAsa,dekoningvanJuda,en werdkoninginzijnplaats.
11Enhetgebeurde,toenhijkoningwerd,zodrahijopzijn troonzat,dathijhetgehelehuisvanBaësadooddeHijliet bijhemniemandoverdietegendemuurplast,nochvan zijnverwanten,nochvanzijnvrienden
12ZoheeftZimrihethelehuisvanBaësauitgeroeid, overeenkomstighetwoordvandeHEERE,datHijdoorde profeetJehutegenBaësagesprokenhad 13OmaldezondenvanBaësaendezondenvanzijnzoon Ela,waarmeezijgezondigdhaddenenwaarmeezijIsraël haddendoenzondigen,doordeHEERE,deGodvanIsraël, tottoornteverwekkenmethunijdelheden 14DeoverigegeschiedenisvanElaenalleswathijgedaan heeft,isdatnietbeschreveninhetboekmetdekronieken vandekoningenvanIsraël?
15InhetzevenentwintigstejaarvanAsa,dekoningvan Juda,regeerdeZimrizevendageninTirzaHetvolkhad zijnlegerkampgelegerdtegenGibbethon,dataande Filistijnentoebehoorde
16Toenhoordehetvolkdatgelegerdwas,datZimrieen samenzweringhadberaamdenookdekoninghadgedood. DaaromsteldeheelIsraëlopdiedagOmri,debevelhebber vanhetleger,aanalskoningoverIsraëlinhetleger 17OmritrokopvanGibbethonenheelIsraëlmethem,en zijbelegerdenTirza
18ToenZimrizagdatdestadingenomenwas,ginghij naarhetpaleisvanhetkoninklijkpaleis,verbranddehet koninklijkpaleisbovenzichmetvuurenstierf
19Omzijnzondendiehijgezondigdhad,doortedoenwat kwaadwasindeogenvandeHEERE,doortewandelenin dewegvanJerobeam,enomdienszondediehijgedaan had,doorIsraëltedoenzondigen
20HetoverigevandegeschiedenisvanZimrienhet verraaddathijgepleegdheeft,isdatnietbeschreveninhet boekmetdekroniekenvandekoningenvanIsraël?
21ToenvielendeIsraëlietenintweeënuiteen:deenehelft vanhetvolkvolgdeTibni,dezoonvanGinath,omhemtot koningtemaken,endeanderehelftvolgdeOmri
22MaardemannendieOmrivolgden,haddendeoverhand overdemannendieTibni,dezoonvanGinath,volgden ZostierfTibnienwerdOmrikoning
23InheteenendertigstejaarvanAsa,dekoningvanJuda, werdOmrikoningoverIsraëlHijregeerdetwaalfjaar, waarvanzesjaarinTirza
24HijkochtdeSamaria-heuvelvanSemervoortwee talentenzilver,enbouwdeopdeheuvelverderDestaddie hijbouwde,noemdehijnaarSemer,delandeigenaarvande heuvel,Samaria.
25MaarOmrideedwatkwaadwasindeogenvande HEERE,hijdeedergerdanallendievóórhemgeweest waren.
26HijwandeldeinheeldewegvanJerobeam,dezoonvan Nebat,enindienszonde,waarmeehijIsraëlhaddoen zondigen,omdeHEERE,deGodvanIsraël,tottoornte verwekkenmethunijdelheden
27HetoverigevandegeschiedenisvanOmri,wathij gedaanheeft,enzijnmachtdiehijgetoondheeft,zijndie nietbeschreveninhetboekmetdekroniekenvande koningenvanIsraël?
28Omrigingterustebijzijnvaderenenwerdbegravenin Samaria,enzijnzoonAchabwerdkoninginzijnplaats
29InhetachtendertigstejaarvanAsa,dekoningvanJuda, werdAchab,dezoonvanOmri,koningoverIsraëlAchab, dezoonvanOmri,regeerdetweeëntwintigjaaroverIsraël inSamaria.
30EnAchab,dezoonvanOmri,deedwatkwaadwasinde ogenvandeHEERE,meerdanallendievóórhemgeweest waren
31Enhetgebeurde,alsofhetgeringwasdathijinde zondenvanJerobeam,dezoonvanNebat,wandelde. DaaromnamhijIzebel,dedochtervanEtbaäl,dekoning vandeSidoniërs,totvrouwHijgingheenendiendede Baälenboogzichvoorhemneer.
32HijrichttevoorBaäleenaltaaropinhethuisvanBaäl, dathijinSamariagebouwdhad
33EnAchablieteengewijdaltaarbouwen,enAchabdeed meeromdeHEERE,deGodvanIsraël,tottoornte verwekkendanallekoningenvanIsraëldievóórhem geweestwaren
34InzijndagenbouwdeHiël,deBetheliet,Jericho;hij legdedefunderingervanbijAbiram,zijneerstgeborene,en plaatstedepoortenervanbijSegub,zijnjongstezoon, overeenkomstighetwoordvandeHEERE,datHijdoorde dienstvanJozua,dezoonvanNun,gesprokenhad.
HOOFDSTUK17
1EnElia,deTisbiet,uitdeinwonersvanGilead,zeitegen Achab:ZowaaralsdeHEERE,deGodvanIsraël,leeft, voorWiensaangezichtiksta,erzaldezejarengeendauw ofregenkomen,tenzijopmijnwoord
2EnhetwoordvandeHEEREkwamtothem,zeggende: 3Gavanhier,wendunaarhetoostenenverbergubijde beekKrith,dieaandeoverkantvandeJordaanstroomt 4Enhetzalgebeurendatjeuitdebeekdrinkt;enIkhebde ravengebodenomjedaarteweiden.
5Hijgingdusopwegendeedovereenkomstighetwoord vandeHEEREHijgingwonenbijdebeekKrit,dieaande Jordaanligt.
6Enderavenbrachtenhem'smorgensbroodenvlees,en 'savondsbroodenvlees,enhijdronkuitdebeek
7Enhetgebeurdenaeentijdjedatdebeekopdroogde, omdatergeenregeninhetlandwasgevallen
8EnhetwoordvandeHEEREkwamtothem,zeggende: 9Maakuop,ganaarSarefat,datbijSidonhoort,enblijf daarwonenZie,ikhebdaareenweduwebevolenomvoor utezorgen
10HijstonddusopengingnaarSarefat.Toenhijbijde stadspoortkwam,zie,daarwasdeweduwehoutaanhet sprokkelenHijriephaartoeenzei:Haalmijtocheen beetjewaterineenkruik,zodatikkandrinken.
11Entoenzijhetginghalen,riephijhaartoeenzei:Breng mijtocheenstukbroodengeefhetinuwhand.
12Enzijzeide:ZowaaralsdeHEERE,uwGod,leeft,ik hebgeenkoek,maaralleeneenhandvolmeelindepoten eenweinigolieindekruikEnzie,iksprokkeltwee stukkenhoutbijeen,enikzalhetvoormijenvoormijn zoonklaarmaken,endanzullenwijhetetenensterven
13ToenzeiEliategenhaar:WeesnietbangGaheenen doezoalsjegezegdhebtMaakereersteenkleinekoek vanenbrengdienaarmijtoeMaakhetdaarnaklaarvoor jouenvoorjezoon.
14WantzozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Hetmeel indepotzalnietopraken,endeolieindekruikzalniet ontbreken,totopdedagwaaropdeHEEREregenopde aardegevenzal
15Enzijgingheenendeedovereenkomstighetwoordvan Elia;enzij,enhij,enhaarhuisateneenheletijd.
16Enhetmeelindepotraaktenietop,endeolieinde kruikontbrakniet,overeenkomstighetwoordvande HEERE,datHijdoordedienstvanEliagesprokenhad.
17Enhetgebeurdenadezegebeurtenissendatdezoonvan devrouw,devrouwdeshuizes,ziekwerd,enzijnziekte waszoergdathijgeenademmeerhad.
18ToenzeizetegenElia:Wathebikmetjoutemaken, manvanGod?Benjenaarmijtoegekomenommemijn zondeteherinnerenenmijnzoontedoden?
19Enhijzeitothaar:GeefmijuwzoonEnhijnamhem uithaarschoot,droeghemnaarbovennaareenzolder, waarhijverbleef,enlegdehemopzijneigenbed
20ToenriephijtotdeHEEREenzei:HEERE,mijnGod, hebtGijdanookditonheilgebrachtoverdeweduwe,bij wieikvertoef,doorhaarzoontedoden?
21Toenstrektehijzichdriemaaloverhetkinduitenriep totdeHEEREenzei:HEERE,mijnGod,laattochdeziel vanditkindinhemterugkeren
22ToenhoordedeHEEREdestemvanElia,endezielvan hetkindkwamweerinhem,enhetwerdlevend.
23ToennamEliahetkind,brachthetuitdekamernaar benedeninhuisengafhetaanzijnmoederEnEliazeide: Zie,uwzoonleeft.
24ToenzeidevrouwtegenElia:Nuweetik,datueen manGodsbentendathetwoordvandeHEEREinuw mondwaarheidis.
HOOFDSTUK18
1Enhetgeschieddenaveledagen,dathetwoordvande HEEREtotEliakwam,inhetderdejaar,zeggende:Ga heen,vertoonuaanAchab,enIkzalregengevenopde aardbodem
2ToengingEliaopwegomzichaanAchabtevertonen ErwastoeneenzwarehongersnoodinSamaria.
3ToenriepAchabObadja,deleidervanzijnhuis(Obadja hadgrotevreesvoordeHEERE)
4ToenIzebeldeprofetenvandeHEEREhaduitgeroeid, gebeurdehetdatObadjahonderdprofetennamenhenbij vijftigineengrotverborgHijgafhunbroodenwater
5ToenzeiAchabtegenObadja:Gahetlandin,naaralle waterbronnenenallebekenMisschienvindenwedaargras, zodatdepaardenendemuilezelsinlevenblijvenenwe nietalhetwildverliezen.
6Daaromverdeeldenzijhetlandonderelkaaromer doorheentetrekken.Achabgingdeenekantop,alleen,en Obadjagingdeanderekantop,alleen
7ToenObadjaonderwegwas,zie,daarkwamEliahem tegemoetHijherkendehem,wierpzichopzijnaangezicht enzei:Bentudat,mijnheerElia?
8Enhijantwoorddehem:DatbenikGaheen,zegtegen uwheer:Zie,Eliaishier
9Enhijzeide:Wathebikgezondigd,datGijUwdienaar indehandvanAchaboverlevert,ommijtedoden?
10ZowaaralsdeHEERE,uwGod,leeft,erisgeenvolk ofkoninkrijkwaarheenmijnheernietheeftgezondenomu tezoekenEntoenzijzeidendatHijdaarnietwas,zwoer hijbijhetkoninkrijkenhetvolk,enzijvondenuniet.
11Ennuzegtgij:Gaheen,zegtotuwheer:Zie,Eliais hier
12Zodraikvanuheengegaanzalzijn,zaldeGeestvande HEEREubrengen,waarheeniknietweet.Wanneerikdan komenhetaanAchabvertel,enhijkanunietvinden,dan zalhijmijdoden.Maarik,uwknecht,vreesdeHEERE vanmijnjeugdaf.
13Ishetmijnheernietverteldwatikgedaanheb,toen IzebeldeprofetenvandeHEEREdoodde?Datikhonderd profetenvandeHEERE,vijftigman,ineengrotverborgen hieldenhunbroodenwatergaf?
14Ennuzegtgij:Gaheen,zegtotuwheer:Zie,Eliais hier,enhijzalmijdoden
15EnEliazeide:ZowaardeHEEREvandelegermachten leeft,voorWiensaangezichtiksta,ikzalmijhedenaan Hemvertonen
16ToengingObadjaAchabtegemoetenverteldehethem EnAchabgingEliategemoet.
17ToenAchabEliazag,zeihijtegenhem:Bentudegene dieIsraëlinhetongelukstort?
18Enhijantwoordde:IkhebIsraëlnietinhetongeluk gestort,maaruenuwsvadershuis,doordatudegeboden vandeHEEREhebtverlatenendeBaälsbentnagegaan 19Nudan,zendheenenverzamelheelIsraëlbijmijopde bergKarmel,enookdevierhonderdvijftigprofetenvande BaälendevierhonderdprofetenvanAsjera,dieaande tafelvanIzebeleten.
20DaaromzondAchabbodennaaralleIsraëlietenen verzameldedeprofetenopdebergKarmel
21ToenkwamElianaarhethelevolkenzei:Hoelang blijvenjullienogoptweegedachtenhinken?Alsde HEEREGodis,volgHemdan,maaralshetBaälis,volg hemdan!Maarhetvolkantwoorddehemgeenwoord.
22ToenzeiEliategenhetvolk:Ikbendeenigedie overgeblevenisalsprofeetvandeHEERE,maarde profetenvanBaälzijnmetvierhonderdvijftigman.
23Laathenonsdaaromtweestierengeven,enlaathen voorzichzelfdeenestieruitkiezen,dieinstukkensnijden enophethoutleggen,maarzijmogenergeenvuurbij leggenDanzalikdeanderestierklaarmakenenophet houtleggen,maarzijmogenergeenvuurbijleggen
24Roepdenaamvanuwgodenaan,enikzaldenaamvan deHEEREaanroepenEndeGoddiemetvuurantwoordt, diezalGodzijnEnhethelevolkantwoorddeenzei:Datis goedgesproken.
25ToenzeiEliategendeprofetenvandeBaäl:Kiesvoor jullieeenstieruitenbereiddieeerst,wantjulliezijnmet velen.Roepdandenaamvanjulliegodenaan,maardoeer geenvuurbij
26Enzijnamendestierdiehungegevenwas,maakten hemklaarenriependenaamvanBaälaan,vandemorgen totdemiddag,enzeiden:OBaäl,antwoordons!Maarer kwamgeenstem,nochantwoorddeiemandEnzij sprongenophetaltaardatgemaaktwas.
27Enhetgebeurdeindemiddag,datEliahenbespotteen zeide:Roepluider,wantHijiseengod;Hijisopweg,of Hijisaanhetspreken,ofHijisopreis,ofHijslaapt,en moetwakkergemaaktworden
28Enzijschreeuwdenluidensnedenzichzelfophun maniermetmessenenlancetten,totdathetbloedoverhen heenstroomde
29Enhetgebeurde,toendemiddagvoorbijwas,datzij profeteerden,totaandetijdvanhetofferenvanhet
1Koningen avondoffer,datergeenstemkwam,endaterniemand antwoordde,enniemanderachtopsloeg.
30ToenzeiEliategenheelhetvolk:KomnaarmijtoeEn heelhetvolkkwamnaarhemtoe.Enhijhersteldehet altaarvandeHEERE,datafgebrokenwas.
31ToennamEliatwaalfstenen,overeenkomstighetgetal vandestammenvandezonenvanJakob,totwiehetwoord vandeHEEREwasgekomen:Israëlzaluwnaamzijn.
32VandestenenbouwdehijeenaltaarindeNaamvande HEERERondomhetaltaarmaaktehijeengeul,zobreed alstweematenzaad
33Toenschiktehijhethout,hieuwdejongestierin stukkenenlegdehemophethout.Hijzei:Vulviervaten metwaterengiethetuitoverhetbrandofferenoverhet hout
34Enhijzei:Doehetvoordetweedekeer.Enzijdeden hetvoordetweedekeerEnhijzei:Doehetvoordederde keerEnzijdedenhetvoordederdekeer
35Enhetwaterlieprondomhetaltaar,enookdegeul vuldehijmetwater
36Enhetgebeurde,tentijdevanhetofferenvanhet avondoffer,datdeprofeetElianaarvorenkwamenzeide: HEERE,GodvanAbraham,IzakenIsraël,laathetheden bekendworden,datGijGodzijtinIsraël,endatikUw knechtben,endatikaldezedingennaarUwwoordheb gedaan
37Luisternaarmij,HEERE,luisternaarmij,zodatdit volkweetdatU,HEERE,Godbent,endatUhunharttot inkeerhebtgebracht
38ToenvielervuurvandeHEERneer,verteerdehet brandoffer,hethout,destenenenhetstof.Ookhetwaterin degeulliktehetop
39Toenhethelevolkdatzag,wierpenzijzichmethun gezichtteraardeenzeiden:DeHEERE,dieisGod!De HEERE,dieisGod!
40EnEliazeitegenhen:GrijpdeprofetenvanBaäl;laat niemandvanhenontkomen.Enzijgrepenhen,enElia voerdehennaardebeekKisonendooddehendaar
41ToenzeiEliategenAchab:Staop,eetendrink,wanter iseengeluidvanovervloedigeregen.
42Achabgingdusnaarbovenomteetenentedrinken EliabeklomdetopvandeKarmel,wierpzichopdegrond enlegdezijngezichttussenzijnknieën.
43Enhijzeitegenzijnknecht:Gatochomhoog,kijknaar dezeeEnhijgingomhoog,keekrondenzei:Erisniets Enhijzei:Ganogeenszevenkeer.
44Enhetgebeurdetenzevendemaal,datHijzei:Zie,daar komteenwolkjeuitdezee,alseenmensenhand.EnHijzei: Gaop,zegtotAchab:Spanuwstrijdwagenaanendaalaf, opdatderegenunietophoude
45Ondertussenwerddehemelzwartvanwolkenenwind, enervieleenzwareregen.Achabreedwegenkwamnaar Jizreël
46ToenkwamdehandvandeHEEREoverElia,enhij omgorddezijnlendenenenliepvoorAchabuit,totdathij teJizreëlkwam
HOOFDSTUK19
1ToenverteldeAchabaanIzebelalleswatEliagedaanhad, enhoehijalleprofetenmethetzwaardhadgedood
2ToenstuurdeIzebeleenbodenaarEliaomtezeggen:Zo mogendegodenmetmijdoen,janogerger,alsikmorgen omdezetijdjouwlevennietgelijkmaakaanhetlevenvan eenvanhen.
3Toenhijdatzag,stondhijop,gingoppadomzijnleven tereddenenkwaminBerseba,datinJudaligt,enlietzijn dienaardaarachter
4Maarhijzelfgingeendagreisverdewoestijnin,kwam daarengingondereenjeneverboomzittenEnhij verlangdevoorzichzelfdathijzousterven,enzei:Hetis genoeg;neemnu,HEERE,mijnlevenweg,wantikben nietbeterdanmijnvoorouders
5EnterwijlHijondereenjeneverboomlagteslapen, raakteeenengelHemaanenzeitegenHem:Staopeneet
6Enhijkeek,enzie,daarstondeenkoekopdekolen gebakken,eneenkruikwaterbijzijnhoofdeinde.Enhijat endronk,enlegdezichweerneer
7ToenkwamdeEngelvandeHEEREvoordetweede maal,raaktehemaanenzei:Staopeneet,wantdereisis tegrootvooru
8Toenstondhijop,atendronk,endoordekrachtvandie spijsliephijveertigdagenenveertignachten,totaande bergGods,Horeb
9EnhijkwambijeengrotenovernachttedaarEnzie,het woordvandeHEEREkwamtothemenHijzeidetothem: Watdoetgijhier,Elia?
10Enhijzeide:IkhebzeergeijverdvoordeHEERE,de Godvandelegermachten,omdatdekinderenIsraëlsUw verbondhebbenverlaten,UwaltarenomvergehaaldenUw profetenmethetzwaardhebbengedood,zodatikalleen benovergebleven,enzijzoekenmijhetleventebenemen.
11Enhijzei:Ganaarbuitenenstaopdebergvoorhet aangezichtvandeHEEREEnzie,deHEEREgingvoorbij, eneengroteensterkewindscheurdedebergenen verbrijzeldederotsenvoorhetaangezichtvandeHEERE MaardeHEEREwasnietindewindEnnadewindkwam eenaardbeving.MaardeHEEREwasnietindeaardbeving. 12EnnadeaardbevingkwamervuurMaardeHEERE wasnietinhetvuurEnnahetvuurklonkhetsuizenvan eenzachtestilte.
13ToenEliadithoorde,sloeghijzijnmantelomzijn gezicht,gingnaarbuitenenstondindeingangvandegrot Enzie,daarkwameenstemtothemdiezei:Watdoetu hier,Elia?
14Enhijzeide:IkhebzeergeijverdvoordeHEERE,de Godvandelegermachten,omdatdekinderenIsraëlsUw verbondhebbenverlaten,Uwaltarenhebbenafgebrokenen Uwprofetenmethetzwaardhebbengedood,zodatik alleenbenovergebleven,enzijtrachtenmijhetlevente benemen
15ToenzeideHEEREtegenhem:Gaterugengaopweg naardewoestijnvanDamascus.Alsjedaarbent,moetje HazaëlzalventotkoningoverSyrië
16EnJehu,dezoonvanNimsi,zultgijzalventotkoning overIsraël;enElisa,dezoonvanSafat,uitAbel-Mechola, zultgijzalventotprofeetinuwplaats
17Enhetzalgeschiedendatwieaanhetzwaardvan Hazaëlontkomt,doorJehugedoodzalworden;enwieaan hetzwaardvanJehuontkomt,zalElisadoden
18TochhebIkerinIsraëlzevenduizendovergelaten,alle knieëndiezichnietvoordeBaälhebbengebogen,enelke monddiehemnietheeftgekust
19HijvertrokvandaarentrofElisa,dezoonvanSafat,aan, dieaanhetploegenwasmettwaalfspanossenvoorzichuit, enhijmethettwaalfdespanEliagingvoorbijenwierp zijnmanteloverhemheen.
20Toenliethijdeossenachter,rendeEliaachternaenzei: Laatmijtochmijnvaderenmijnmoederkussen,danzalik uvolgenEnhijzeitegenhem:Gaterug,wantwathebiku gedaan?
21Toenkeerdehijvanhemterug,nameenspanossen, slachttezeenkooktehunvleesmethetgereedschapvande ossenHijgafhetaanhetvolk,enzijatenhetDaarna stondhijop,gingachterEliaaanendiendehem
HOOFDSTUK20
1Benhadad,dekoningvanSyrië,verzameldezijnhele legerErwarentweeëndertigkoningenmethem,met paardenenstrijdwagensHijtrokopenbelegerdeSamaria, envoerdeoorlog.
2EnhijzondbodennaarAchab,dekoningvanIsraël,in destad,enzeidetothem:ZozegtBenhadad:
3Uwzilverenuwgoudzijnvanmij;ookuwvrouwenen uwkinderen,zelfsdemooiste,zijnvanmij
4ToenantwoorddedekoningvanIsraëlenzei:Mijnheer, okoning,overeenkomstiguwwoordbenikdeuweenal watikbezit
5Toenkwamendebodenweerenzeiden:Zospreekt Benhadad:Hoeweliktotugezondenhebomtezeggen:U moetmijuwzilverenuwgoud,uwvrouwenenuw kinderenteruggeven,
6MorgenomstreeksdezetijdzalIkmijndienarennaaru toezenden,dieuwhuisendehuizenvanuwdienaren zullendoorzoekenAlwatgoedisinuwogen,zullenzijin hunhandenleggenenwegnemen.
7ToenriepdekoningvanIsraëlalleoudstenvanhetland bijeenenzei:Lettochop,enzietochhoediemankwaad zoekt.Hijheeftnamelijknaarmijgestuurdommijn vrouwenenmijnkinderen,ommijnzilverenmijngoud,en ikhebhethemnietverloochend
8EnalleoudstenenhethelevolkzeidentotHem:Luister nietnaarHemenstemernietintoe
9DaaromzeihijtegendebodenvanBenhadad:Zegtegen mijnheerdekoning:Alleswatuuwdienaardevorigekeer hebtlatenvragen,zalikdoen,maarditmagiknietdoen' Endebodenvertrokkenenbrachtenhemopnieuwopde hoogte.
10ToenzondBenhadadbodennaarhemenlietzeggen:De godenmogenmetmijdoenwatzijwillen,ennogerger,als hetstofvanSamariavoldoendeisalshandenvolvooralhet volkdatmijvolgt
11ToenantwoorddedekoningvanIsraëlenzeide:Zeg hem:Laatdegenediezijngordelomgordt,zichniet beroemenopiemanddiehemaflegt
12ToenBenhadaddezeboodschaphoorde,terwijlhijen dekoningenindetentenzatentedrinken,zeihijtegenzijn dienaren:SteluinslagordeopEnzijsteldenzichoptegen destad.
13Enzie,erkwameenprofeettotAchab,dekoningvan Israël,enzei:ZozegtdeHEERE:Hebtuheeldezegrote menigtegezien?Zie,Ikzalhenvandaaginuwhandgeven, enuzultwetendatIkdeHEEREben
14EnAchabvroeg:Doorwie?Enhijantwoordde:Zozegt deHEERE:Doordejongemannenvandevorstenvande gewestenToenvroeghij:Wiezaldestrijdleiden?Enhij antwoordde:U.
15Toenteldehijdejongemannenvandeleidersvande gewesten;zijwarentweehonderdtweeëndertig;ennahen teldehijalhetvolk,alleIsraëlieten,zevenduizend
16Enzegingen'smiddagsuit.MaarBenhadadzat dronkenindetenten,hijendekoningen,detweeëndertig koningendiehemhielpen
17Toengingendejongemannenvandevorstenvande gewestenheteerstoppadBenhadadstuurde boodschappersnaarhemtoeenliethemweten:Erzijn mannenuitSamariagekomen
18Enhijzeide:Hetzijzijvoorvredeuitgetrokkenzijn, vangthenlevend;hetzijzijvooroorloguitgetrokkenzijn, vangthenlevend
19Toengingendejongemannenvandeleidersvande gewestendestaduit,samenmethetlegerdathenvolgde.
20Enzijdooddeniederzijnman,zodatdeSyriërsopde vluchtsloegen,enIsraëlachtervolgdehenEnBenhadad, dekoningvanSyrië,ontkwamtepaardmetderuiters.
21ToentrokdekoningvanIsraëltenstrijde,versloegde paardenendestrijdwagensenrichtteeengroteslachting aanonderdeSyriërs.
22ToenkwamdeprofeetbijdekoningvanIsraëlenzei tegenhem:Gaopweg,versterkuzelfenletopwatudoet Wantalshetnieuwejaaraanbreekt,zaldekoningvan Syriëtegenuoptrekken
23ToenzeidendedienarenvandekoningvanSyriëtegen hem:Hungodenzijngodenvandebergen;daaromzijnzij sterkerdanwijMaarlatenwijindevlaktetegenhen strijden,danzullenwijzekersterkerzijndanzij
24Doedanhetvolgende:Laatdekoningenweggaan,ieder uitzijnplaats,enlaathoofdmanneninhunplaatskomen 25Steleenlegervoorusamen,zoalshetlegerdatu verlorenhebt,paardvoorpaardenwagenvoorwagen;en wijzullentegenhenstrijdenindevlakte,enwijzullen zekersterkerzijndanzij'Enhijluisterdenaarhunstemen deeddat.
26Enhetgebeurdebijhetaanbrekenvanhetnieuwejaar datBenhadaddeSyriërsteldeenoptroknaarAfek,om strijdtevoerentegenIsraël.
27DeIsraëlietenwerdengeteldenwarenallenaanwezig, enzijtrokkentegenhenopDeIsraëlietenhaddenzich voorhenverzameld,alstweekleinekuddengeiten,terwijl deSyriërshetlandvulden
28ToenkwamereenmanGods,dietotdekoningvan Israëlsprakenzei:ZozegtdeHEERE:OmdatdeSyriërs gezegdhebben:DeHEEREiseenGodvandebergen,en HijisnieteenGodvandedalen,daaromzalIkdezehele grotemenigteinuwhandgeven,enuzultwetendatIkde HEEREben
29Enzijlegerdenzichzevendagenlangtegenoverelkaar Enhetgebeurde,datopdezevendedagdestrijdlosbarstte, endeIsraëlietenversloegenvandeSyriërshonderdduizend manvoetvolkopééndag.
30DeoverigenvluchttennaarAfek,destadin,endaar storttedemuurinopzevenentwintigduizendmandie overgeblevenwaren.Benhadadvluchtteenkwaminde stadterecht,ineenbinnenkamer
31Toenzeidenzijndienarentothem:Zietoch,wijhebben gehoord,datdekoningenvanhethuisvanIsraëlgenadige koningenzijn;laatonstochzakkenomonzelendenenen touwenomonzehoofdendoenennaardekoningvanIsraël gaan;misschienzalhijuwlevenredden.
32Zijomgorddenzichmetzakkenentouwenomhun hoofdZegingennaardekoningvanIsraëlenzeiden:Uw dienaarBenhadadzegt:Laatmijtochinleven.Enhij antwoordde:Leefthijnog?Hijismijnbroer
33Demannenkekennauwlettendtoeoferietsvanhem zoukomenennamenhetsnelmeeZezeiden:Uwbroer BenhadadHijzei:GahemhalenToenkwamBenhadad naarhemtoeenliethemopdewagenklimmen.
34EnBenhadadzeitegenhem:Destedendiemijnvader vanuwvaderheeftafgenomen,zalikteruggeven;enu moetstratenvooruaanleggeninDamascus,zoalsmijn vaderdieinSamariaheeftgemaaktToenzeiAchab:Ikzal umetditverbondwegsturenEnhijslooteenverbondmet hemenstuurdehemweg.
35Eneenmanuitdeprofetenzonenzeitotzijnnaastein hetwoordvandeHEERE:Slamijtoch!Maardeman weigerdehemteslaan.
36Toenzeihijtegenhem:Omdatjenietnaardestemvan deHEEREhebtgeluisterd,zie,zodrajevanmijweggaat, zaleenleeuwjedoden.Enzodrahijvanhemweggegaan was,vondeenleeuwhemendooddehem
37Toenvondhijeenanderemanenzei:Slamijtoch!En demansloeghem,zodathijhemdoorteslaanverwondde.
38Toengingdeprofeetwegenwachtteopdekoningaan deoverkantHijkleeddezichommetasopzijngezicht
39Toendekoningvoorbijging,riephijdekoningtoeen zei:UwdienaarisinhetmiddenvandestrijdgegaanEn zie,iemandgingvandewegafenbrachteenmanbijmij enzei:Houddezemanindegaten.Alshijergensvermist raakt,danisuwlevenvoorzijnlevenZoniet,danmoetu eentalentzilverbetalen
40Enterwijluwdienaarhierendaarbezigwas,verdween hijEndekoningvanIsraëlzeitegenhem:Zozaluw oordeelzijn;uhebthetzelfbeslist
41Toennamhijsneldeasvanzijngezichtweg.Ende koningvanIsraëlherkendehem,dathijeenvande profetenwas
42EnHijzeidetothem:ZozegtdeHEERE:Omdatgij eenmanuituwhandhebtlatengaan,dieIkgesteldhadom tevernietigen,daaromzaluwzielgaanvoorzijnziel,en uwvolkvoorzijnvolk.
43ToengingdekoningvanIsraëlontsteldenvertoornd naarzijnpaleis,enhijkwamteSamaria.
HOOFDSTUK21
1HetgebeurdenadezegebeurtenissendatNabot,de Jizreëliet,eenwijngaardhad,dieinJizreëllag,vlakbijhet paleisvanAchab,dekoningvanSamaria
2ToenzeiAchabtegenNabot:Geefmijuwwijngaard,dan kanhijmijtotmoestuindienen,omdathijvlakbijmijn huisligt.Ikzaluerdaneenbeterewijngaardvoorinde plaatsgevenEnalshetubeterlijkt,zalikudewaarde ervaningelduitbetalen
3ToenzeiNabottegenAchab:DeHEEREverhoedehet mij,datikdeerfenisvanmijnvaderenaanuzougeven
4ToenkwamAchabinzijnhuis,bedruktenvertoornd, vanwegehetwoorddatNabot,deJizreëliet,tothem gesprokenhad,namelijkdathijgezegdhad:Ikzalude erfenisvanmijnvaderennietgeven.Hijlegdezichneerop zijnbed,keerdezijngezichtomenwildegeenbroodeten.
5MaarIzebel,zijnvrouw,kwamnaarhemtoeenzeitegen hem:Waaromisuwgeestzoverdrietig,datugeenbrood eet?
6Enhijzeidetothaar:OmdatiktotNabot,deJizreëliet, gesprokenhebentothemgezegd:Geefmijuwwijngaard voorgeld;enzoniet,alshetugoeddunkt,zalikuereen anderewijngaardvoorindeplaatsgeven;enhij antwoordde:Ikzalumijnwijngaardnietgeven.
7ToenzeiIzebel,zijnvrouw,tegenhem:Bentunude koningvanIsraël?Staop,eetbroodenlaatuwhartvrolijk zijn.IkzaludewijngaardvanNabot,deJizreëliet,geven.
8ZijschreefdusbrieveninnaamvanAchabenverzegelde zemetzijnzegelZestuurdedebrievennaardeoudstenen deedelendieinzijnstadwoondenenbijNabotwoonden.
9Enzijschreefindebrieven,zeggende:Roepeenvasten uit,enstelNabotineenhogepositieonderhetvolk
10Ensteldetweemannen,zonenvanBelial,voorhemop omtegenhemtegetuigenentezeggen:UhebtGodende koninggelasterd!Endraaghemdannaarbuitenenstenig hem,zodathijsterft.
11Endemannenvanzijnstad,deoudstenendeedelendie inzijnstadwoonden,dedenzoalsIzebelhunhad opgedragenenzoalsgeschrevenstondindebrievendiezij hunhadgestuurd
12ZijriepeneenvastenuitenzettenNabotopeenhoge plaatsonderhetvolk.
13Enerkwamentweemannenbinnen,kinderenvanBelial, enzijzatenvoorhemEndemannenvanBelialgetuigden tegenhem,namelijktegenNabot,integenwoordigheidvan hetvolk,enzeidendatNabotGodendekoninghad gelasterdToenvoerdenzijhemdestaduitenstenigden hem,zodathijstierf.
14ToenzondenzijaanIzebeldeboodschap:Nabotis gestenigdenisdood
15ToenIzebelhoordedatNabotgestenigdendoodwas, zeiIzebeltegenAchab:Staop,neemdewijngaardvande JizreëlietNabotinbezit,diehijgeweigerdheeftuvoor geldtegeven.WantNabotleeftnietmeer,hijisdood.
16ToenAchabhoordedatNabotdoodwas,maaktehij zichopomnaardewijngaardvanNabot,deJizreëliet,afte dalenomdieinbezittenemen.
17ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotElia,de Tisbiet,enzei:
18Maakuop,gaAchab,dekoningvanIsraël,diein Samariawoont,tegemoetZie,hijisindewijngaardvan Nabot,waarheenhijisgegaanomdieinbezittenemen 19Engijzulttothemspreken,zeggende:Zozegtde HEERE:Hebtgijgedoodenookinbezitgenomen?Engij zulttothemspreken,zeggende:ZozegtdeHEERE:Opde plaatswaardehondenhetbloedvanNabothebbengelekt, zullendehondenuwbloedlikken,ja,hetuwe
20ToenzeiAchabtegenElia:Hebjemijgevonden,mijn vijand?Enhijantwoordde:Ikhebjegevonden,omdatje jezelfverkochthebtomtedoenwatkwaadisindeogen vandeHEERE.
21Zie,Ikgaonheiloverubrengenenuwnakomelingen wegnemenIkzalvanAchabuitroeienhemdietegende
1Koningen muurplastenhemdieinIsraëlopgeslotenenachtergelaten is.
22EnuzultuwhuismakenzoalshethuisvanJerobeam, dezoonvanNebat,enzoalshethuisvanBaësa,dezoon vanAhia,omdetergingwaarmeeuMijtottoornhebt verwektenIsraëlhebtdoenzondigen
23OokoverIzebelheeftdeHEEREgesproken:Dehonden zullenIzebelopetenbijdemuurvanJizreël.
24WievanAchabindestadsterft,zullendehonden opeten;enwieophetveldsterft,zullendevogelsinde luchtopeten
25MaarerwasniemandzoalsAchab,diezichzelf verkochtomtedoenwatslechtisindeogenvande HEERE,waartoezijnvrouwIzebelhemaanzette
26Enhijhandeldemetgroteafschuwelijkhedendoorde afgodentedienen,overeenkomstigalledingendiede Amorietendeden,diedeHEEREvoorhetaangezichtvan deIsraëlietenhadverdreven
27ToenAchabdezewoordenhoorde,scheurdehijzijn klederen,deedeenzakoverzijnlichaam,vastte,lagineen zakenlieprustigrond
28ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotElia,de Tisbiet,enzei:
29Zietgij,hoeAchabzichvoorMijvernedert?Omdathij zichvoorMijvernedert,zalIkhetonheilnietinzijndagen brengen,maarindedagenvanzijnzoonzalIkhetonheil overzijnhuisbrengen
HOOFDSTUK22
1DriejaarlangwasergeenoorlogtussenSyriëenIsraël.
2InhetderdejaarkwamJosafat,dekoningvanJuda,bij dekoningvanIsraël
3ToenzeidekoningvanIsraëltegenzijndienaren:Weetu weldatRamothinGileadvanonsis?Enwijblijven stilstaanenkunnenhetnietontnemenaandehandvande koningvanSyrië.
4EnhijzeitegenJosafat:Wiljemetmijtenstrijdetrekken naarRamotinGilead?EnJosafatzeitegendekoningvan Israël:Ikbenzoalsjij,mijnvolkiszoalsjouwvolkenmijn paardenzijnzoalsjouwpaarden
5ToenzeiJosafattegendekoningvanIsraël:Vraagtoch vandaagnaarhetwoordvandeHEERE.
6ToenriepdekoningvanIsraëldeprofetenbijeen, ongeveervierhonderdman,enzeitegenhen:Zaliktegen RamotinGileadtenstrijdetrekkenofzalikhetnalaten? Enzijzeiden:Trekop,wantdeHEEREzalhetindehand vandekoningoverleveren.
7ToenzeiJosafat:Ishiernietooknogeenprofeetvande HEERE?Mogenwijhemraadplegen?
8ToenzeidekoningvanIsraëltegenJosafat:Erisnogéén man,Michaja,dezoonvanJimla,doorwiewedeHEERE kunnenraadplegen,maarikhaathem,omdathijovermij geengoedsprofeteert,maarkwaadsToenzeiJosafat:Laat dekoningdatnietzeggen
9ToenriepdekoningvanIsraëleenhovelingenzei:Kom snelhierheen,Micha,dezoonvanJimla.
10DekoningvanIsraëlenJosafat,dekoningvanJuda, zateniederopzijneigentroon,gekleedinhunkoninklijke mantel,opdeopenplaatsbijdeingangvandepoortvan SamariaEnaldeprofetenprofeteerdeninhun tegenwoordigheid
11EnZedekia,dezoonvanKenaäna,maaktezichijzeren horens.Enhijzeide:ZozegtdeHEERE:DaarmeezultGij deSyriërsstoten,totdatGijhenvernietigdhebt 12Enaldeprofetenprofeteerdenaldus:Trekopnaar RamothinGileadenuzultvoorspoedigzijn,wantde HEEREzalhetindehandvandekoninggeven 13EndebodediegegaanwasomMichateroepen,sprak tothem,zeggende:Zietoch,dewoordenvandeprofeten zijnuitéénmondgoedvoordekoning;laattochuwwoord zijnalshetwoordvaneenvanhen,enspreekietsgoeds 14EnMichazeide:ZowaaralsdeHEEREleeft,hetgeen deHEEREtotmijzeggenzal,datzalikspreken
15Hijkwambijdekoning,endekoningzeitegenhem: Micha,zullenwetegenRamothinGileadtenstrijde trekken,ofzullenwehetnalaten?Enhijantwoorddehem: Gaheenenweesvoorspoedig,wantdeHEEREzalhetin dehandenvandekoningoverleveren
16Toenzeidekoningtegenhem:Hoevaakmoetiku bezwerendatumijnietsanderszegtdandewaarheidinde NaamvandeHEERE?
17Enhijzeide:IkzaggeheelIsraëlverstrooidopde bergen,alsschapendiegeenherderhebben.Daaromzeide deHEERE:Dezenhebbengeenheer;laatheninvrede terugkeren,eeniedernaarzijnhuis
18ToenzeidekoningvanIsraëltegenJosafat:Hebikje nietgezegddathijovermijnietsgoeds,maaralleen kwaadszouprofeteren?
19Enhijzeide:HoortdanhetwoorddesHeren!Ikzagde HEEREopZijntroonzitten,enalhetheerdeshemels stondbijHem,aanZijnrechterhandenaanZijnlinkerhand 20ToenzeideHEERE:WiezalAchaboverhalen,zodat hijoptrektensneuveltteRamothinGilead?Deeenzeidit, deanderzeidatopdiemanier
21Toenkwamereengeest,dievoorhetaangezichtvande HEEREstondenzei:Ikzalhemovertuigen
22EndeHEEREzeitothem:Waarmee?EnHijzei:Ikzal uitgaaneneenleugengeestzijnindemondvanalzijn profetenEnHijzei:Jijzulthemovertuigenenook overwinnen;gauitendoehetzo
23Nudan,zie,deHEEREheefteenleugengeestgegeven indemondvanaldezeuwprofeten,endeHEEREheeft kwaadoverugesproken
24MaarZedekia,dezoonvanKenaäna,kwamdichterbij, sloegMichaopdewangenzei:Langswelkewegisde GeestvandeHEEREvanmijweggegaanomtotute spreken?
25EnMichazeide:Zie,gijzulthetzienopdiedag, wanneergijineenbinnenkamerzultgaanomute verbergen
26ToenzeidekoningvanIsraël:NeemMichaenbreng hemterugnaarAmon,destadhouder,ennaarJoas,dezoon vandekoning.
27Enzeg:Zozegtdekoning:Zetdezemaninde gevangenisengeefhembroodderbenauwdheidenwater derbenauwdheidteeten,totdatikinvredeterugkom
28EnMichazei:Alsuinvredeterugkeert,heeftde HEEREnietdoormijgesproken.Enhijzei:Luister, volken,iedervanu
29ToentrokkendekoningvanIsraëlenJosafat,dekoning vanJuda,opnaarRamothinGilead.
30ToenzeidekoningvanIsraëltegenJosafat:Ikzalme verkledenentenstrijdetrekken;maartrekjijjemantelaan. DekoningvanIsraëlverkleeddezichentroktenstrijde
31DekoningvanSyriëgafzijntweeëndertigbevelhebbers, dieoverzijnstrijdwagensbeschikten,hetvolgendebevel: ‘Vechtniettegenkleineengrotetroepen,maaralleentegen dekoningvanIsraël’
32ToendebevelhebbersvandestrijdwagensJosafatzagen, zeidenze:DitistochzekerdekoningvanIsraël?Enze wekenafomtegenhemtestrijden,enJosafatschreeuwde hetuit
33Toendebevelhebbersvandewagenszagendathetniet dekoningvanIsraëlwas,keerdenzijzichafvande achtervolging
34Toenspandeeenmanopeenwaagstukdeboogentrof dekoningvanIsraëltussendeharnassen.Daaromzeihij tegenzijnstrijdwagenmenner:Keeruomendraagmijuit hetleger,wantikbengewond
35Endestrijdwerddiedagheviger,endekoningbleefin zijnstrijdwagenstaantegenoverdeSyriërsHijstierfinde avond,enhetbloedstroomdeuitdewondinhetmidden vandestrijdwagen.
36Energingeenomroepuitdoorhetleger,toendezon onderging:Iedernaarzijnstadeniedernaarzijnland
37ToenstierfdekoningenwerdnaarSamariagebracht,en menbegroefdekoninginSamaria
38EnmenwastedestrijdwagenindevijvervanSamaria, endehondenliktenzijnbloedop,enzijwastenzijn wapenrusting,overeenkomstighetwoordvandeHEERE, datHijgesprokenhad
39HetoverigevandegeschiedenisvanAchab,enalwat hijgedaanheeft,enhetivorenhuisdathijgebouwdheeft, enaldestedendiehijgebouwdheeft,zijndieniet beschreveninhetboekmetdekroniekenvandekoningen vanIsraël?
40ToengingAchabterustebijzijnvaderen,enzijnzoon Ahaziawerdkoninginzijnplaats.
41Josafat,dezoonvanAsa,werdkoningoverJudainhet vierdejaarvanAchab,dekoningvanIsraël
42Josafatwasvijfendertigjaaroudtoenhijkoningwerd, enhijregeerdevijfentwintigjaarinJeruzalemZijnmoeder heetteAzuba,dedochtervanSilhi
43HijwandeldeinaldewegenvanzijnvaderAsa;hij weekdaarvannietaf,endeedwatrechtwasindeogenvan deHEERETochwerdendeofferhoogtenniet weggenomen,wanthetvolkofferdeenbranddenogsteeds opdeofferhoogten
44EnJosafatslootvredemetdekoningvanIsraël.
45HetoverigevandegeschiedenisvanJosafat,zijnmacht diehijtoondeenzijnoorlogsvoering,isdatnietbeschreven inhetboekmetdekroniekenvandekoningenvanJuda?
46Ookdeedhijdeoverigeschandknapenuithetlandweg, dieindedagenvanzijnvaderAsaovergeblevenwaren
47ErwastoennoggeenkoninginEdom:een plaatsvervangerwasdekoning
48JosafatlietschepenvanTarsisbouwenomnaarOfirte varenomgoudtehalen.Maarzijvoerenniet,wantbij Ezeon-Geberwerdendeschepenstukgemaakt
49ToenzeiAhazia,dezoonvanAchab,tegenJosafat: Laatmijndienarenmetuwdienarenmeevarenopde schepenMaarJosafatweigerde
50ToengingJosafatterustebijzijnvaderenenwerd begravenbijzijnvaderen,indestadvanzijnvaderDavid. ZijnzoonJoramwerdkoninginzijnplaats
51Ahazia,dezoonvanAchab,werdkoningoverIsraëlin Samaria,inhetzeventiendejaarvanJosafat,dekoningvan Juda,enregeerdetweejaaroverIsraël
52HijdeedwatkwaadwasindeogenvandeHEERE,en wandeldeindewegvanzijnvader,enindewegvanzijn moeder,enindewegvanJerobeam,dezoonvanNebat, dieIsraëlhaddoenzondigen
53HijdiendedeBaälenboogzichvoorhemneer DaarmeeverwektehijdetoornvandeHEERE,deGodvan Israël,overeenkomstigalleswatzijnvadergedaanhad.