Vrn juni juli2013 lr

Page 1

juni / juli 2013 jaargang 20

Moerriool Arnhem vraagt om versterking • Gemeente Nijmegen gebruikt WOZ-waarde als heffingsmaatstaf • Het prijskaartje van sanitaire voorzieningen • Het Ideaal Complex als begunstiger voor het EMU-saldo • Besparen door risico gestuurd rioolbeheer

themanummer

Financiën



hoofdredactioneel hoofdredacteur@riolering.net Financiën spelen dikwijls een hoofdrol Wie wel eens een bespreking heeft meegemaakt van een nieuw GRP in de gemeenteraad - of de voorbespreking in een commissie - zal het zijn opgevallen dat het financiële hoofdstuk relatief veel aandacht krijgt. Best begrijpelijk. De meeste raadsleden zien de riolering als een soort nutsvoorziening die gewoon goed moet functioneren en netjes op orde moet blijven. Liefst zonder drastische verhoging van de rioolheffing. Deze blik bepaalt hun houding in het debat, soms gelardeerd met lokale partijpolitieke kwesties die niet altijd verheffend zijn. Techneuten vinden het dikwijls jammer dat de raadsleden niet meer belangstelling kunnen opbrengen voor hun hydraulische berekeningen met de nieuwste formules of voor andere reuze interessante nieuwe technische ontwikkelingen. Maar zo is het leven nou eenmaal. En die financiële kant van de zaak is net zo goed de moeite waard om je in te verdiepen. Zeker op dit moment nu de op handen zij-

nde Wet Hof een andere kant op lijkt te wijzen dan de BBV. Knipperde u even met de ogen bij het lezen van de vorige zin? Dan bent u goed af met dit nummer van het vakblad Riolering. We laten in meerdere artikelen verschillende aspecten van het financiële plaatje aan u zien. Zonder de andere auteurs te kort te willen doen, wil ik u speciaal wijzen op de bijdrage van Karst Jan van Esch en die van Jan Zuidervliet. U krijgt dan een college rioleringsfinanciën in een notendop! Verder wil ik het interview met vertegenwoordigers van gemeente Nijmegen bij u aanbevelen. Ik geloof dat zij iets goeds bedacht hebben dat voor veel gemeenten het navolgen waard is. Last but not least: We besteden alvast enige aandacht aan de ramp in Wetteren omdat verspreiding via de riolering een belangrijke rol heeft gespeeld. Dit maakt het artikel van Michiel Bosch en anderen over het incidentenplan meer dan actueel.

inhoud

colofon Uitgave

Vormgeving

HoLaPress Communicatie bv

Ceciel Biessen

Postbus 130, 5550 AC

Drukwerk

Valkenswaard

Corelio

T. + 31 (0)40 - 208 60 20 F. + 31 (0)40 - 208 60 09

Lezersgroepen

Verantwoordelijk uitgever

Wethouders en gemeente-

Peter J. Latjes

raads­leden; gewestelijke

Redactie

Gedeputeerde Staten en

besturen; leden van Rob van der Velde

Provinciale Staten; Tweede

(hoofdredacteur)

Kamerleden; ambtenaren milieu-

Frank van de Ven

beheer en openbare

(eindredacteur)

werken op gemeentelijk, provinciaal en departementaal

Redactieadres

niveau; hoofden van technische

Postbus 130, 5550 AC

diensten en besturen van

Valkenswaard

zuiveringschappen; leden van

T. + 31 (0)40 - 208 60 37

overlegorganen rioolbeheer;

F. + 31 (0)40 - 208 60 09

aannemers rioleringswerken;

frank.vd.ven@holapress.com

leveranciers riolerings­ producten; bibliotheken; weten-

Acquisitie

schappelijke instellingen; media

Esther Geldens-Sengers

vertegenwoordigers

Postbus 130, 5550 AC Valkenswaard

Auteursrecht op inhoud en

T. + 31 (0)40 - 208 60 23

vormgeving zijn voorbehouden

F. + 31 (0)40 - 208 60 09

aan de uitgever. Gehele of

esther.geldens@holapress.com

gedeeltelijke overname van artikelen uit Riolering is slechts

Abonnementenbeheer

toegestaan na

T. + 31 (0)40 - 208 60 00

schriftelijke toestemming van de

F. + 31 (0)40 - 208 60 09

hoofdredacteur van dit blad en

Prijs voor een

met bronvermelding.

hele jaargang 149 euro* Losse nummers 10 euro

ISSN 1380-8613

08 12 14 16 20 24 26 29 36

Gemeente Nijmegen gebruikt WOZ-waarde als heffingsmaatstaf Het prijskaartje van sanitaire voorzieningen Het Ideaal Complex als begunstiger voor het EMU-saldo Besparen door risicogestuurd rioolbeheer Calamiteitenbestrijding bij rioolincidenten Betaalbare ambities voor het stedelijk water Moerriool Arnhem vraagt om versterking Regenwaterinfiltratiesysteem in NAVO-complex Systeemdiscussie laat zich gelden

* Voor dit bedrag ontvangt u niet alleen Riolering Nederland maar ook: WT-Afvalwater, alle nummers uit de serie Bestuurlijk handboek Riolering en Stedelijk watermanagement.

3


Ber ichten

korte berichten uit de sector

Plastic door de doucheput Nadat Unilever eind 2012 liet weten dat het concern wereldwijd stopt met het gebruik van micro beads in verzorgingsproducten, is het nu de beurt aan ColgatePalmolive, Beiersdorf en L’Oreal.

Wetenschappers maken zich in toenemende mate zorgen om die microscopisch kleine stukjes plastic. Deze plastic deeltjes worden door het doucheputje gespoeld en komen via het riool in de waterzuivering terecht. Ze zijn zo klein dat ze voor een deel de waterzuivering passeren en uiteindelijk in zee terechtkomen. Daar hoort plastic absoluut niet thuis, vinden de inmiddels 25 NGO’s, die de campagne sinds augustus 2012 gezamenlijk voeren, met de Nederlandse Plastic Soup Foundation en Stichting De Noordzee als kwartiermakers. In 2012 besloot een aantal ketens in Nederland al als eersten om te stoppen met het toevoegen van micro beads aan verzorgingsproducten. Ook politiek is Nederland koploper in de discussie over micro beads. Twee weken geleden maakte staatssecretaris Mansveld bekend, dat zij de Europese Unie zal vragen om een verbod op verzorgingsproducten die plastics bevatten.

Het stinkt en is van goud Waterschap AA en Maas organiseert rondleidingen op de zuivering. Scholieren, studenten, de wandel- of fietsclubclub, de KBO/ KVO of zomaar een samengestelde groep: iedereen trekt toch even de neus op. Het afvalwater van 700.000 burgers schoonmaken en teruggeven aan de natuur stinkt nu eenmaal een beetje. Toch wordt afvalwater, in deze tijden waarin duurzaamheid wordt gepredikt, vergeleken met goud!

4

Poep en plas zijn zoveel waard, omdat er belangrijke stoffen in zitten waar de waterschappen onder meer energie en fosfaat van kunnen maken. Niet onbelangrijk met het oog op de problematiek rondom de wereldwijde grondstoffenschaarste. Het zuiveringsproces is de binnenkomst van miljoenen liters afvalwater die schoongemaakt worden en vervolgens als schoon water weer de natuur instromen. “Veel mensen weten nog steeds niet dat dit geen consumptiewater is,” vertelt Lisette Gerrits van het waterschap. “Maar het is dus wel schoon genoeg om te lozen op het oppervlaktewater. Dit kun je niet vaak genoeg zeggen tijdens een excursie.” Elke doelgroep - van kinderen tot studenten – kan een helder verhaal over waterzuivering en grondstoffenterugwinning verwachten van ervaren rondleiders van het waterschap. En tijdens een rondleiding op de zuivering zijn altijd experts aanwezig om vragen te beantwoorden. Ook interesse in een excursie op een van de rioolwaterzuiveringen van waterschap Aa en Maas? Kijk dan op www.aaenmaas.nl/educatie.


Fusie waterschappen niet gewenst Een fusie van de Limburgse waterschappen is niet noodzakelijk en daarom niet gewenst, vindt het algemeen bestuur van Waterschap Peel en Maasvallei. De meerwaarde is niet aangetoond, stelt het bestuur. Het algemeen bestuur heeft het rapport van een adviesbureau over de toekomstvastheid van de huidige inrichting voor kennisgeving aangenomen. “In de con-

clusies van het rapport staan geïnterpreteerde beoordelingen. Ze zijn te veel op toekomstverwachtingen gebaseerd. De Limburgse waterschappen voeren de kerntaken naar behoren uit, zijn ‘lean and mean’ en kostenefficiënt. De meerwaarde van fusie is niet aangetoond.” Zo verwoordt voorzitter Toine Gresel het besluit van algemeen bestuur. Over het vervolgtraject zegt voorzitter Gresel: “We zijn met elkaar, provincie en

waterschappen, een zorgvuldig proces in gegaan. We hebben visie vastgesteld en er is een evaluatie uitgevoerd. Ons bestuur heeft hierover een standpunt ingenomen en laat dat aan de gedeputeerde staten van de Provincie Limburg weten. Het algemeen bestuur van Waterschap Roer en Overmaas heeft een zelfde besluit genomen. Binnenkort nemen ook Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg een standpunt in over de conclusies in het rapport.”

‘BOB’

5



Kroningsdeksel: kroon op het (straat)werk Ter gelegenheid van de troonswisseling van 30 april jongst leden is een speciaal riooldeksel ontworpen. Aquafix Milieu bedacht het zogenaamde ‘kroningsdeksel’ en bood elke gemeenten in Nederland een gratis exemplaar aan. Gemeente Arnhem plaatste op 26 april het deksel in – hoe toepasselijk – de Koningsstraat. Aan wethouder van college van B&W, Margreet van GastelSchaffner, de eer om het nieuwe deksel te presenteren. In de stromende regen werd het kroningsdeksel aan het publiek voorgesteld. “Het deksel hebben we gratis gekregen. Later wordt het vastgelast,” vertelt de wethouder. Dat is om diefstal te voorkomen. Mocht een gemeente een extra deksel willen hebben, dan kan die besteld worden bij het bedrijf. Van ieder los verkocht kroningsdeksel gaat vijf euro naar KiKa voor de bouw van het Prinses Máxima Centrum te Utrecht, het grootste kinderkankercentrum van Europa. Het deksel is geschikt voor verkeersklasse D. 400kN volgens NEN-EN124.

Firma duikt op klus De firma Daallin uit Pijnacker heeft voor gemeente Zoetermeer in de J.L. van Rijweg een hangduiker geplaatst. Dat was hard nodig, omdat de oude duiker niet sterk genoeg meer was om vrachtwagens toe te laten. Er kwam zwaar verkeer over de weg om het Standshart in Zoetermeer te bevoorraden. Er gold een maximum van 6 ton. De oude standaard duiker is vervangen voor een prefab hangduiker. De elementen wegen 28 ton per stuk. De firma slaagde erin om al die elementen in één dag tijd op hun plek te leggen. Uiteraard heeft de voorbereiding wel wat meer tijd gekost. Denk dan het heien en de plaatsing van funderingsbalken. Het gaat om een werk van zes weken. De werkzaamheden lopen volgens schema.

Hangduikers

Wethouder Margreet van Gastel-Schaffner (rechts)presenteert het kroningsdeksel in de Konings-

Een hangduiker is een wateronderdoorgang. Deze is speciaal ontwikkeld voor situaties waarbij de grondwaterstand niet verlaagd kan worden. Dat betekent dus dat er op natte bodem gebouwd moet worden door de omringende bebouwing of om milieutechnische redenen. De elementen zijn voorzien van oren waaraan ze worden opgehangen.

straat.

7


Do or Rob van der V el d e en F ran k v an d e V en

Van links naar rechts: Lambert Verwijst, Han Derckx en Roel Toren.

2.0

Rioolheffing Gemeente Nijmegen gebruikt WOZ-waarde als heffingsmaatstaf

8


Gemeente Nijmegen heeft afgelopen jaren enkele opmerkelijke keuzes gemaakt op het financiële vlak van de rioleringszorg. Dit heeft geleid tot meerdere rechtszaken. De redactie vroeg zich af wat er speelt en ging naar de deskundigen bij gemeente Nijmegen. Kernvraag: wijst Nijmegen andere gemeenten de weg of moeten we kopschuw worden?

De redactie wilde de achtergrond van deze keuzes weten en uitzoeken hoe het nu eigenlijk met al die rechtszaken zit en ging daarom in gesprek met programmamanager Groen & Water Han Derckx, jurist Roel Toren en financieel adviseur Lambert Verwijst.

Wat is het motief geweest voor deze manier van rioolheffing? Toren: “Tot 2005 hadden we een vast tarief voor het rioolrecht van woningen en bedrijven. Ongeveer de helft van de kosten voor afvalwaterbeheer, totaal circa twaalf miljoen euro, kwam uit de OZB. In 2005 leidde nationale wetgeving tot verlaging van ons OZB-tarief. Sindsdien hebben we het rioolrecht 100 procent kostendekkend gemaakt. De raad heeft toen - in lijn met de OZB voordien - de WOZ-waarde als heffingsgrondslag voor het rioolrecht ingezet. De politiek vond het namelijk acceptabel om eigenaren van grotere, duurdere panden meer te laten betalen. Er is ook naar andere grondslagen gekeken, zoals het waterverbruik. In de regel wordt in een groot, duurder huis meer water verbruikt dan in een klein huishouden. Dus, dat spoort met heffing naar WOZ-waarde.’’

Zijn de perceptiekosten hoog? Toren: “Als je heft naar WOZ-waarde, kun je de eigenaar aanslaan. De benodigde gegevens zijn al bij de gemeente bekend. Deze methode is erg goedkoop en zuiver. De uitvoeringskosten zijn gering (jaarlijks circa 80.000 euro) en het betalingsgedrag is optimaal. Bovendien heb je geen derving door leegstand. Voor de 32.000 huurwoningen in Nijmegen worden de eigenaren aangeslagen en ook dat is efficiënt.

Huurders betalen die kosten als die in de kale huur worden meegenomen. Armere huurders kunnen dat dan deels terugkrijgen via de huurtoeslag. Je kan van mening verschillen of deze methode het eerlijkst is. Als je het helemaal eerlijk wilt doen, zou je volgens mij rekening houden met het aantal bewoners, de perceelsgrootte, het waterverbruik en met de WOZ-waarde. Dat is ingewikkeld en maakt de perceptie waarschijnlijk erg duur. Onze manier is veel goedkoper en daar profiteren alle belastingplichtigen van.”

Waren er veel bezwaren van mensen met dure panden? Toren: “Ja, meer dan voordien. Het merendeel is door woningeigenaren aangespannen die méér moeten betalen dan voorheen. Zij menen dat de WOZ-waarde niet als grondslag mag worden gebruikt. Ook vinden zij het niet eerlijk dat alle lasten bij de woningeigenaar neergelegd worden, terwijl de huurders en bewoners geen aanslag ontvangen. Dat is wel een grappig argument, want voor de eigenaar/ bewoner maakt het niets uit of hij een aanslag als eigenaar of als bewoner van een pand ontvangt.’’

Welke rechtszaken zijn er gevoerd en hoe is dat afgelopen? Toren: “Sinds 2006 zijn er ongeveer 300 beroepszaken ingediend. De helft daarvan is inmiddels ongegrond verklaard. Een aantal procedures is zelfs bij de Hoge Raad beland. De Hoge Raad heeft inmiddels beslist dat een heffing naar WOZ-waarde toegestaan is. Ook vindt de Hoge Raad het toelaatbaar dat alle gemeentelijke las-

ten voor het riool via de eigenaar worden verhaald. Het is geen rechtsongelijkheid om de huurders geen aanslag te sturen. Er lopen nu nog diverse beroepsprocedures over de vraag of het is toegestaan dat Nijmegen naar het zogenoemde ideaalcomplex streeft. De investeringen worden namelijk in hetzelfde boekjaar ten laste van de exploitatie gebracht.” Derckx: “Onze financieringssystematiek is volgens ons niet in strijd met de BBV, maar daar is de tegenpartij het dus niet mee eens. De Hoge Raad zal er uiteindelijk uitspraak over moeten doen. Wij laten ons daarbij bijstaan door de VNG. Die vereniging vindt dit een interessante zaak, want de uitkomst kan zijn dat de gemeentelijke lasten flink lager kunnen. Het is wel jammer dat de gemeente al zes jaar lang in allerlei rechtszaken is verwikkeld.”

De Rekenkamer heeft jullie manier van werken doorgelicht. Waarover ging dit? Wat kunnen andere gemeenten hiervan leren? Derckx: “De Nijmeegse Rekenkamer heeft in 2003 onderzoek gedaan naar onze rioleringszorg. Daar kwamen twee fundamentele adviezen uit. De eerste was: besteed meer aandacht aan kennis van het stelsel. De tweede was gericht op het op orde brengen van de wat verwarrende financiering. In 2008 heeft de Rekenkamer een zogenaamd nazorgonderzoek ‘rioolbeleid’ uitgevoerd. Daarin werd geconstateerd dat onze kennis van het stelsel sterk verbeterd is. Deze verbeterde kennis heeft in 2008 ook geleid tot een aanpassing van ons GRP 2005-2009. De insteek werd meer op feitelijke kennis en minder op werken 9


KENNIS VAN POMPEN, uw partner in: • Ondersteuning bij het opstellen van PVE’s met daarin opgenomen de BRL • toezicht en directievoeren tijdens renovatie- en onderhoudswerkzaamheden • opstellen meerjarenbegroting n.a.v. gehouden inventarisatie in eigen beheer.

TRAINING & ADVIES OVER RIOOLSYSTEMEN, POMPEN EN GEMALEN WWW.KENNISVANPOMPEN.NL • INFO@KENNISVANPOMPEN.NL • T: 0172 - 24 36 27

(Alphen aan den Rijn)


WOZ-waarde

Rioolbeheer Nijmegen

Wet waardering onroerende zaken (afgekort Wet WOZ) is een Nederlandse wet die in 1994 is aangenomen. De WOZ regelt de waardering van alle onroerende zaken in Nederland ten behoeve van belastingheffing.

met kentallen gebaseerd, dus meer vanuit de praktijk en minder vanuit de theorie. Deze insteek hebben we nog meer toegepast in ons GRP 2010-2016. We sturen veel beter op kosten en risico’s en dat betaalt zich uit. Op basis van kentallen hadden we in de stadsbegroting de indicator elk jaar circa zeven kilometer riolering te vervangen. Maar dat was een prestatienorm, geen kwaliteitsnorm. Nu hebben we als indicator dat de restlevensduur van onze riolering constant blijft. Het beheer van ons afvalwatersysteem is er dus op gericht dat het niet veroudert. Deze indicator dwingt ons de kwaliteit van het stelsel goed te kennen. Alleen dan kun je de restlevensduur in kaart brengen. De restlevensduur van ons rioolstelsel is gemiddeld 50 jaar, terwijl de levensverwachting van ons rioolstelsel 90 jaar is. Natuurlijk heb je hier te maken met een statistische maat die pas na vele jaren toepassing aan relevantie wint. Het is de bedoeling dat de inwoners van Nijmegen over ongeveer 30 jaar dezelfde kwaliteit kunnen verwachten als nu het geval is. We willen onze nazaten niet opschepen met een slecht en verouderd stelsel. Als je investeringen afschrijft over 40 jaar, dan demp je als het ware de jaarlijkse verschillen in kosten; immers jaarlijkse uitschieters naar boven en beneden worden uitgesmeerd over 40

jaar. Met andere woorden: je spreidt de verantwoordelijkheid voor kosten over meerdere generaties. Nadeel natuurlijk de rentekosten. Beheer gericht op constante kwaliteit van het afvalwaterstelsel, dank zij goede kennis van dat stelsel, met door de jaren heen zoveel mogelijk even hoge investeringen, vermag het ideaalcomplex te rechtvaardigen.” Verwijst: “De BBV geeft ruimte voor het ideaalcomplex en daar maakt gemeente Nijmegen graag gebruik van. Ons GRP 2010-2016 zet erop in dat we dat –gerekend vanaf 2010- in 20 jaar bereiken. De winst is dus dat de rentecomponent van de kapitaallasten geleidelijk afneemt en in 2030 geheel is vervallen. De burger betaalt dus zo min mogelijk en zijn bijdrage komt optimaal ten goede aan ons afvalwaterstelsel.’’

De rioolheffing in 2012 bedraagt 0,064 procent van de WOZ-waarde. Voor een modale woning van twee ton gaat het om 128 euro rioolheffing. Dat is een laag bedrag vergeleken met veel andere gemeenten. Hoe kan dat? Derckx: “We scoorden in de jaarlijkse Coelo-overzichten tot en met 2008 erg hoog en nu zijn we, dankzij ons verbeterde “down-to-earth” beleid, een lage middenmoter.’’ ▪

Doelstelling: Ons beheer van regen- en afvalwater richt zich op beschermen van de volksgezondheid, het streven naar een duurzaam milieu (voorkomen van ongewenste emissies naar oppervlaktewater en bodem) en het handhaven van een goede leefomgeving (beperken van overlast voor de omgeving). Voor het rioolbeheer geldt met ingang van 2011 als indicator ‘minimaal gelijkblijvende restlevensduur’: dit betekent dat op het eind van een jaar de kwaliteit van het stelsel op zijn minst op hetzelfde niveau blijft als aan het begin van het jaar. Deze kwaliteit is op dit moment goed te noemen. De indicator geeft in een percentage de positieve of negatieve ontwikkeling van de restlevensduur aan. De ontwikkeling dient meerjarig een stabiel niveau (wijziging=0 procent) te laten zien. De indicator is gebaseerd op de inspectiegegevens die de restlevensduur van de duizenden rioolstrengen aangeven. Eind 2012 blijkt de gemiddelde restlevensduur op basis van de in 2012 uitgevoerde rioolinspecties 49,4 jaar. Dat is ongeveer 0,3 jaar lager dan eind 2011. Dat komt doordat risicogericht geïnspecteerd wordt. Riolen in relatief slechte staat zijn daardoor wat oververtegenwoordigd in de bepaling van de gemiddelde restlevensduur. Ruim 80 procent van de Nijmeegse riolen is nu één maal geïnspecteerd. Als het gros van de riolen ten minste twee maal is geïnspecteerd - met meerdere jaren tijd tussen twee inspecties - wordt de veroudering van de riolen goed zichtbaar en kan de gemiddelde restlevensduur van de Nijmeegse riolering betrouwbaarder en nauwkeuriger worden. Tot die tijd zijn jaarlijkse door statistiek veroorzaakte variaties in de gemiddelde restlevensduur onvermijdelijk. Voor de volledigheid: De gemiddelde restlevensduur is bijna 50 jaar; de gemiddelde ouderdom is circa 40 jaar. Dus: gemiddelde levensverwachting van onze riolen is momenteel circa 90 jaar. Bron: jaarrekening Nijmegen 2012.


Do or Kar s t Ja n van Es c h * )

We hebben in Nederland een bijzonder hoog niveau van sanitatie. De laatste choleragevallen kunnen mensen zich niet herinneren en ook als het hard regent, houdt vrijwel iedereen droge voeten. Kortom, de riolering en de rioleringszorg bewijst zijn nut. Daarover is dan ook vaak weinig discussie. Wel is er steeds meer discussie over wat deze voorziening ons mag kosten. En wie zal dat betalen?

Wie is zoete li Het prijskaartje

Dat het niveau van voorziening en wat we daarvoor over hebben onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, is in de Nederlandse Praktijkrichtlijn 3220 Buitenriolering beheer (1991) duidelijk neergezet. De benodigde middelen hebben verband met de doelen die we nastreven en de strategie die ons daar moet brengen. Het Gemeentelijk Rioleringplan (GRP) is hét plan bij uitstek om dit verband voor elke gemeente duidelijk te maken en de politieke discussie in goede banen te leiden.

en een aantal financiële aandachtpunten die daarbij naar voren zijn gekomen, weergegeven. In betreffende regio’s is door de technische én financiële medewerkers van gemeenten, waterschap en waterschapsbedrijf in een aantal workshops gezocht naar mogelijkheden om de kosten voor burgers en bedrijven te verminderen. Bij elkaar zitten, werkwijzen vergelijken en ‘met de billen bloot’ durven te gaan, zijn noodzakelijke voorwaarden om echte samenwerking te realiseren. Je moet in de zoektocht gestructureerd te werk gaan om het overzicht en de discussie zuiver te houden. Zorg ervoor dat uitgaven, de vertaling ervan naar kosten en de kostendekking niet door elkaar lopen.

Begin dus met de uitgaven. Wat rekenen we toe aan de rioleringszorg en is dat terecht? Is er een relatie met de doelstellingen en ambities? Straatveegkosten, duurzame onkruidbestrijding en baggerkosten zijn posten die met een juiste onderbouwing deels aan de rioleringszorg zijn toe te rekenen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hier een model kostenonderbouwing voor geschreven dat een erg nuttig instrument

Vaak kom je ook al met gezond verstand een heel eind: wat valt onder de noemer rioleringszorg en wat niet? Baggeren om het vuil van overstorten te verwijderen, is rioleringgerelateerd. Baggeren om het afvoerprofiel voor het afvoeren van hemelwater te handhaven idem. Maar de toerekening van duurzame onkruidbestrijding in gebieden die gemengd gerioleerd zijn, levert al veel meer discussie op. De discussie is vaak een sectorale: als kosten niet aan rioleringszorg worden toegerekend, moeten ze ergens anders binnen de gemeente worden gedekt. Het is een verdelingsvraagstuk. Belangrijk is dat je de toerekening baseert op de lokale invulling van de rioleringszorg. Ook hier kunnen we weer uitgaan van de figuur uit de NPR. Je moet een duidelijke relatie kunnen leggen tussen de doelen, de strategie en de toegerekende kosten. Investeringen zorgen voor ongeveer 50 procent van de kosten van de rioleringszorg. Besparingen hierin werken dus hard door in de rioolheffing. In de Limburgse Peelen is door een meer realistische levensduur (gebaseerd op inspecties) en door combinatie van relinen en vervangen een kwart bespaard ten opzichte van eerdere vervangingskostenramingen in de GRP’n. Dit betekent een voordeel in de

is voor de onderbouwing. Te meer omdat de juridisering toeslaat en je ook voor de rechter een zuiver verhaal moet hebben.

heffing van ruim 10 procent. Dan hebben we het ergens over. In het Limburgse is een werkwijze aange-

Toerekenen rioleringszorg

In Nederland is sinds een jaar of 40 de rioleringszorg op de kaart gezet. De landelijke politiek heeft wetgeving opgesteld. Daarbij zijn keuzes gemaakt die in die tijd goed (b)leken. We zitten nu in een tijd van consolidatie en herbezinning. Samenwerken tussen gemeenten onderling en met waterbeheerders is het motto. Hierdoor kan de kwaliteit omhoog, de kwetsbaarheid worden verminderd en last but not least kunnen er kosten worden bespaard. Het Bestuursakkoord Water geeft hiervoor de doelstelling: jaarlijks 380 miljoen minder meer in 2020. In dit artikel worden ervaringen vanuit een aantal samenwerkingsprocessen uit Limburg (Limburgse Peelen, Maas en Mergelland en Parkstad) 12


ieve Gerritje? van sanitaire voorzieningen houden waarbij voor de planperiode de investeringen uit de MIP’s (Meerjareninvesteringsprogramma’s) zijn aangehouden. Dit komt vaak overeen met een planperiode van het GRP. Dit MIP is gebaseerd op inspecties, afstemming met andere sectoren en werk-met-werk maken. Voor de periode na het MIP is een strategische bepaling van het benodigde budget voldoende. Je voorkomt dan schijnnauwkeurigheden en geeft ook richting politiek aan wat de waarde en betrouwbaarheid is van betreffende cijfers. De strategische bepaling kan bijvoorbeeld gebaseerd worden op een wijkgerichte aanpak of op leeftijd van de riolering en een schatting van de levensduur, al dan niet in verschillende perioden. Kortom nauwkeurig voor de korte termijn, strategisch voor de periode daarna. In de GRP-periode onderzoek je dan weer wat er de volgende periode nodig is: een nieuw MIP. Als de uitgaven zijn bepaald, vindt de vertaling plaats naar kosten. Dan komt de discussie of investeringen direct worden afgeboekt, of dat er over meerdere jaren wordt afgeschreven. Daarover is de afgelopen jaren veel (zin en onzin) geschreven. Dat over een kortere periode afschrijven rentevoordeel oplevert, is vaak maar gedeeltelijk waar. Het hangt er ook vanaf hoe je omgaat met rentetoevoeging aan reserves en voorzieningen. Het hanteren van een contante waarde berekening is bij uitstek geschikt om de effecten van keuzes op dit vlak zichtbaar te maken. Bij een gelijke rente over tekorten (kapitaallasten) en overschotten (reserves en voorzieningen) maakt het in het totaalplaatje niet uit over welke periode je afschrijft: de contante waarde van een investering is

gelijk aan die van alle rente- en afschrijvingsbetalingen. Als de rentepercentages niet gelijk zijn, komt er een verschil. En vaak is het zo dat de rioleringszorg wel rentekosten in de kapitaallasten van investeringen krijgt, maar geen renteopbrengsten over reserves en voorzieningen (mag wel mits gebaseerd op contante waarde). De rente valt dan vaak toe aan de algemene middelen. Voor de gemeente als concern maakt dat allemaal niet uit, maar voor de rioleringszorg wel. Riolering subsidieert dan de algemene middelen. Het is de vraag of dat wel helemaal ‘eerlijk’ is.

Politieke vraag In principe betreft het ook hier een verdelingsvraagstuk: belasten we de huidige of de toekomstige generatie? Dat is een vraag die de politiek mag beantwoorden. Als we na de uitgaven ook de vertaling in kosten hebben gehad, komt de kostendekking aan bod. Wie laten we betalen en waarom? Er zijn grote verschillen in rioolheffing tussen de gemeenten in Nederland. Daar zijn veel oorzaken voor

te bedenken, te beginnen met de toerekening van uitgaven en de vertaling daarvan naar kosten. Maar ook binnen de rioolheffing zelf zitten er veel knoppen waaraan gedraaid kan worden: hanteren we één heffing of aparte heffingen voor vuil- en schoonwater, belasten we eigenaren of gebruikers, op basis van aansluiting of (drinkwater)gebruik, hanteren we een staffel met lineair of een degressief tarief of een vast bedrag per kubieke meters? Argumenten voor de ene of de andere heffingsvorm staan uitgebreid beschreven in de Leidraad Riolering. Een ding hebben ze wel gemeen: het is altijd politiek gevoelig/interessant. Daarom is overleg met de bestuurders over de heffingsgrondslag in een vroeg stadium in het GRPproces uitermate belangrijk. De politiek bepaalt immers wie in de gemeente “zoete lieve Gerritje” is. ▪ *) Auteur is senior adviseur Riolering en Stedelijk Water bij Grontmij. 13


Do or Jan Zuide rvliet , Daan St o l k er en K ev i n G o rt m a ke r * )

Het Ideaal Comp begunstiger voor Een actueel onderwerp binnen de gemeentefinanciën vormt de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF). Gemeenten moeten als lagere overheid ook hun aandeel leveren in het in de hand houden van de overheidstekorten. De vraag is of de wijze van financieren van de rioleringsuitgaven hierin een positieve bijdrage kan leveren. Het Ideaal Complex berust op directe afschrijving, maar de spaarbedragen voor de spaarvoorziening vormen een sluitpost op de begroting.

mee bij de vaststelling van het EMU-saldo. Rente over interngeleend geld (reserves en voorzieningen)telt niet mee in het EMUsaldo. De totale rentelasten worden voor de gemeentebegroting (baten en lastenstelsel) via een omslagrente verdeeld over de diverse programma’s op basis van de verhouding in boekwaarden.

Geld- en rentestromen voor riolering In figuur 1 zijn voor riolering de verschillende geld- en rentestromen in beeld gebracht. De rente op schulden (rood) wordt voor een deel via de omslagrente (geel) in rekening gebracht als onderdeel van de kapitaallasten . Deze rentelasten worden door de rioolheffing gedekt (groen) en vormen als zodanig weer een bron van inkomsten voor het concern. Het rioleringsaandeel in het EMU-saldo wordt bepaald door de inkomsten uit de rioolheffing minus de direct in rekening gebrachte uitgaven voor beheerkosten en investeringen en minus het evenredige aandeel in de (externe) rentekosten. In formule: EMU-saldo = Inkomsten – uitgaven – rentekosten (extern) Uit de voorgaande artikelen over duurzame financiering1,2,3,4 van rioleringsuitgaven is duidelijk geworden dat toepassing van het Ideaal Complex - het in mindering brengen van spaargelden op investeringen - tot aanzienlijk lagere rentelasten leidt.Op grond van bovenstaande formule moet het Ideaal Complex dus ook tot een gunstig effect op het EMU-saldo leiden. Aan de hand van een voorbeeld gaan we na of dit klopt.

Praktijkvoorbeeld

Figuur 1: Geld- en rentestromen binnen gemeentelijke adminstratie.

Op basis van de wet HOF mogen gemeenten samen een maximaal EMU-tekort van 0,38 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) hebben. Het EMU-saldo wordt vastgesteld op basis van het kasstelsel, terwijl de gemeentebegroting op basis van het baten en lastenstelsel wordt opgesteld. Het kasstelsel gaat uit van uitgaven en inkomsten. Tot de uitgaven behoren in ieder geval de beheerkosten en investeringen. Dat zijn kosten die direct via de kas worden betaald. Inkomsten komen voort uit verschillende bronnen, zoals de rioolheffing voor riolering. Gemeenten geven over het algemeen per jaar meer uit dan ze ontvangen, zodat er een schuld ontstaat waarover rente moet worden betaald. Rente over extern aangetrokken middelen geldt als uitgaven en telt dus 14

Het voorbeeld is ontleend aan de gegevens van een gemeente van circa 25.000 inwoners, waarvoor vier kostendekkingsscenario’s zijn uitgewerkt: 1. Activeren met een geleidelijke groei van de rioolheffing over 60 jaar (ACT60). 2. Activeren met een snelle groei van de rioolheffing over 10 jaar (ACT10). 3. Ideaal Complex met een geleidelijke groei van de rioolheffing over 60 jaar (IC60). 4. Ideaal Complex met een snelle groei van de rioolheffing over 10 jaar (IC10). Vervolgens is voor deze scenario’s het effect op het EMU-saldo in beeld gebracht. Als uitgangspunt is aangenomen dat de kasschuld voor 100 procent wordt gedekt uit externe bron, zodat de rentelasten volledig meetellen in het EMU-saldo. Ter illustratie is in figuur 2 - voor de scenario’s ACT60 en IC10 - het verloop weergegeven van enerzijds de inkomsten en anderzijds de opgetelde uitgaven voor beheerkosten, investeringen en rente. Duidelijk is


plex als r het EMU-saldo Duurzame financiering van rioleringsuitgaven en de Wet Hof

scenario IC60 valt op dat het EMU-saldo zich aan het einde van de beschouwde periode weer herstelt. Dit is te danken aan de hoge rioolheffingaan het einde van de beschouwde periode.

Conclusies Aan de hand van het beschreven praktijkvoorbeeld kan worden geconcludeerd dat het direct afboeken van rioleringsinvesteringen - zoals bij het Ideaal Complex plaatsvindt - door de lagere rentelasten gunstig uitpakt voor het EMU-saldo. Dit effect wordt nog eens versterkt door een snelle stijging van de rioolheffing, waardoor niet alleen de eindheffing lager uitvalt maar ook het

Figuur 2: EMU-saldo voor varianten ACT60 (boven) en IC10 (onder).

dat de rentelasten bij het activeringsmodel duidelijk hoger zijn dan bij het Ideaal Complex. Daardoor lopen de inkomsten bij dit scenario sterk achter bij de uitgaven. Bij het Ideaal Complex ligt de verhouding tussen inkomsten en uitgaven veel gunstiger, mede door de snelle stijging van de rioolhefffing.

Figuur 3: Verloop EMU-saldo, jaarlijks (boven) en cumulatief (onder).

In tabel 1 zijn voor de vier scenario’s de resultaten voor de EMUsaldi (minimum en cumulatief) over de beschouwde 60-jarige periode weergegeven. Met name het cumulatieve verloop van het EMU-saldo laat grote verschillen zien (zie ook figuur 3). Alleen scenario IC10 laat over de 60 jaar een positief eindsaldo zien. Verder blijkt dat alleen dit scenario het EMU-saldo gedurende de gehele beschouwde periode rondom de nullijn blijft zweven, terwijl de beide ACT-scenario’s een continue daling laten zien. Voor

EMU-saldo zich gunstiger ontwikkelt. Het in beeld brengen van de effecten van de financieringswijze van de rioleringsuitgaven heeft nog maar een korte geschiedenis. Het in dit artikel geschetste beeld zal naar verwachting ook voor andere situaties vergelijkbare uitkomsten opleveren. ▪ *) Auteurs zijn werkzaam bij ARCADIS Adviesgroep Stedelijk Water.

Literatuur 1. ‘Duurzame financiering van de verbrede rioleringszorg’; vakblad Riolering november 2009 2. ‘Duurzame financiering van de verbrede rioleringszorg (2); het Ideaal Complex als stabilisator in het financieringsproces’; vakblad Riolering november 2010 3. ‘135 Miljoen euro besparing door slimmere financiering’; vakblad Riolering november 2011 4. ‘Praktijktoets: duurzaam financieren loont!’; vakblad Riolering november 2012


Do or Ha jo Mole gr aaf, R o n al d L av erman , P et er Wo n i n k e n M a r t i n B o s * )

Besparen door gestuurd rioolb Toenemende

bezuini-

gingen dwingen de hedendaagse rioolbeheerder steeds kritischer te kijken naar het onderhoudsbeleid

van

zijn

stelsel en de afwegingen die daarbij gemaakt worden. Iedere beheerder streeft immers naar een zo goed mogelijk functionerend stelsel, maar om budgettaire redenen kan niet iedere gewenste maatregel uitgevoerd worden. Software die de beheerder

ondersteunt

in het analyseren van de toestand van een stelsel en het bepalen van de prioriteiten in het onderhoudsbeleid kan van grote waarde zijn voor efficiënt en doelmatig rioolbeheer.

16

Een rioolstelsel is een uitgebreid netwerk van rioolsegmenten met verschillende leeftijden en eigenschappen. Regelmatig dient er onderhoud uitgevoerd te worden, omdat het stelsel niet meer voldoet aan de kwaliteitseisen of vanwege externe factoren. De kwaliteit van een riool wordt bepaald aan de hand van inspecties. De inspectieresultaten worden gebruikt om te bepalen of een riool direct, dan wel in de toekomst, een verbetering nodig heeft om de werking ervan te kunnen blijven garanderen. Niet alle riolen zijn echter geïnspecteerd. Om toch inzicht te hebben in het schadeverloop van niet geïnspecteerde riolen kunnen - op basis van grote aantallen inspecties - curves worden afgeleid die representatief zijn voor de schadeontwikkeling van riolen. Dat heet de restlevensduurcurve. Een riool onder een drukke asfaltweg mag niet instorten, omdat het tot levensgevaarlijke situaties kan leiden. Een stelsel dat onder gras ligt, heeft niet de hoogste prioriteit omdat de gevolgen bij instorting veel kleiner zijn. Belangrijke riolen verdienen daarmee meer aandacht dan onbelangrijke riolen. Het sturen van de onderhoudsinspanningen op de gevolgen van een schade is risicogestuurd rioolbeheer. De restlevensduurcurve - samen met de definitie van schadeprofielen voor verschillende typen wegen - vormt de basis van risicogestuurd rioolbeheer. Met deze werkwijze kan efficiënter worden geïnspecteerd en het onderhoud kan mede gestuurd worden op basis van risico’s. Dit leidt tot lagere kosten voor beheer en onderhoud van vrijverval riolen.

Gebruik van inspectiegegevens Vaak is leeftijd een belangrijk criterium om te bepalen of een riool geïnspecteerd moet worden. Hierbij wordt er van uit gegaan dat er een (onbekend) verband is tussen de leeftijd en de schadetoestand

van het riool. Een betere methode is dat verband daadwerkelijk te bepalen door de inspectieresultaten van geïnspecteerde riolen te analyseren en het schadeprofiel tegen de leeftijd te bepalen. Hierbij geeft de rioolbeheerder aan welke schadecategorieën (BAF, BAC, etc.) hij wel of niet belangrijk vindt in de beoordeling van de kwaliteit. Van ieder geïnspecteerd riool kan vervolgens een globale schadeparameter berekend worden. Voor alle geïnspecteerde riolen gezamenlijk levert dat een schadeverloop tegen de leeftijd op, de restlevensduurcurve (figuur 1). Dat schadeverloop kan vervolgens gebruikt worden om voor niet geïnspecteerde riolen te bepalen wat de verwachte kwaliteit is. Hierdoor is het ook niet meer noodzakelijk om alle riolen geïnspecteerd te hebben om kennis te hebben over de kwaliteit.

Risico gestuurd rioolbeheer Ieder rioolsegment heeft dus een verwachte schadeontwikkeling. Geïnspecteerde riolen op basis van de inspectieresultaten en niet geïnspecteerde riolen op basis van hun leeftijd. Wanneer de schades aan een rioolstreng een vast te stellen schadeniveau overschrijden, moet voor reeds geïnspecteerde riolen ingegrepen worden met een verbeteringsmaatregel. Voor niet geïnspecteerde riolen betekent het dat inspectie gewenst is om de daadwerkelijk toestand van een riool te bepalen. Echter, niet ieder riool is gelijk. Sommige zijn belangrijk omdat ze een grote diameter hebben, onder een asfaltweg liggen of omdat er bovenstrooms veel huisaansluitingen aan liggen. Andere riolen zijn minder belangrijk, omdat ze bijvoorbeeld onder gras liggen of weinig gevolgen hebben als ze niet goed meer zouden functioneren. De maximale toelaatbare schade is afhankelijk van of een riool belangrijk gevonden wordt of niet. Het onderscheid tussen belangrijke en niet belangrijke riolen is te ondervangen door ze een verschillend maximaal schadeprofiel toe te wijzen. Hierdoor kan een specifiek inspectie- en


r risico beheer onderhoudsbeleid ontwikkeld worden dat rekening houdt met belangrijke onderdelen van het stelsel. Daarnaast kunnen externe beheers¬maatregelen gekoppeld worden, zodat het moment van ingrijpen ook beïnvloed wordt door bijvoorbeeld werkzaamheden aan de weg of andere infrastructurele aanpassingen.

Figuur 1: Inspectiecategorieën. In de zwarte lijn is restlevensduur curve weergegeven zoals die bepaald is voor een beperkt aantal schadecategorien. De rode lijn geeft het aantal geïnspecteerde kilometers riolen weer.

Besparen door keuzes maken Een andere keuze van beleidsparameters leidt tot andere grenzen van de schadeprofielen en daarmee een ander onderhoudsen inspectiebeleid. De nadruk kan gelegd worden op riolen onder een bepaald wegdek, of juist de hydraulische capaciteit, of weer andere criteria. Iedere keuze van beleidsparameters leidt tot een nieuw beleidsmodel en de verschillende beleidsmodellen kunnen naast elkaar gelegd worden en met elkaar vergeleken worden. Gegeven een maximaal te besteden budget per jaar kan per model berekend worden welke riolen het meeste rendement opleveren bij vervanging. Dat wil zeggen welke riolen de grootste verbetering hebben per geïnvesteerde euro. Zo kan gestuurd worden op het reduceren van de kans op scheuren bij riolen onder drukke asfaltwegen terwijl een grotere kans op scheuren toegelaten wordt voor riolen onder woonstraten. Voor die laatste riolen zal het onderhoud uitgesteld worden, waardoor bespaard wordt op het budget zonder dat dat ten koste gaat van de kwaliteit van belangrijke riolen. Een ander beleidsmodel zal weer een andere prioritering van te onderhouden riolen laten zien, waardoor andere delen van het stelsel aandacht krijgen. Zo kan een afweging gemaakt worden tussen de gewenste investering en gewenste kwaliteit van het stelsel. Inzicht in de risico’s bij de verschillende beleidsmodellen bepaalt hierbij de besparingspotentie.

inspecties en welke riolen in aanmerking komen om geïnspecteerd te worden. De historische schadeontwikkeling is hierbij gebruikt om te voorspellen welke riolen mogelijk een kritisch schadeniveau bereiken. Die voorspelling is gebruikt om het inspectieplan voor 2013 te bepalen. Hierbij is uitgegaan van twee modellen (figuur 2): Het eerste (rood in de getoonde figuren) gebruikt een maximale leeftijd van 60 jaar, ongeacht enig andere eigenschap van het riool. Het tweede model (blauw) prioriteert de riolen naar bovenliggend wegdek. Dat leidt tot twee duidelijk verschillende inspectieadviezen waarbij het tweede model meer nadruk legt op het inspecteren van riolen onder belangrijke wegen. Ook de voorspelde schadeontwikkeling van het stelsel naar de toekomst

laat duidelijke verschillen zien, waarbij in het tweede model de voorspelde schade van riolen onder belangrijke wegen flink afneemt, omdat riolen onder dergelijke wegen in dat onderhoudsbeleid een hogere prioriteit hebben. Dat terwijl het beschikbare budget in beide modellen gelijk is gehouden. En zelfs met een lager budget zal het schadeprofiel van belangrijke riolen in het tweede model nog steeds afnemen. Met minder geld kan dus op kritische punten van het rioolstelsel de kwaliteit aantoonbaar verbeterd worden. ▪ *) Eerste twee auteurs zijn werkzaam bij Rolsch assetmanagement. Laatstgenoemde twee auteurs zijn werkzaam bij Roelofs Advies en Ontwerp.

Een voorbeeld Voor een gemeente is aan de hand van bestaande inspecties van de afgelopen jaren berekend waar hiaten zitten in de

Figuur 2: Schadeprofiel riolen. Schadeprofiel van riolen onder belangrijke wegen voor de komende 100 jaar. Voor het blauwe model neemt het schadeprofiel duidelijk af en neemt dus de kwaliteit van riolen onder belangrijke wegen toe.


Do or Jelmer van N i mw eg en * )

De gemeente Hardenberg wil glashelder inzicht in het functioneren van haar rioolinstallaties. Niet alleen om te voldoen aan de zorgplicht voor het huishoudelijk afvalwater, maar ook om de burger optimale service te verlenen tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Pascal Baan, medewerker riolering, droomt van een ‘Dynamisch BasisRioleringsPlan’.

Met zijn bijdrage aan AquaView++, de hoofdpost van Xylem (voorheen Flygt), heeft Baan zich een stap dichter bij verwerkelijking van zijn droom gebracht. BRLgestuurd onderhoud, koppeling aan BAG en een meerjarenbegroting die zó uit de hoofdpost rolt. Het zijn woelige jaren in het Overijsselse Hardenberg. Bij de gemeentelijke herindeling van 2001 fuseerde zij met de gemeenten Avereest en Gramsbergen en in de zomer van 2012 kwam uiteindelijk een ambtelijke fusie met Ommen tot stand. “De beide gemeenten blijven zelfstandig, maar de ambtelijke organisaties zijn gefuseerd in de Bestuursdienst Ommen-Hardenberg. Een groot deel van de ambtenaren zit nu samen in het lnieuwe gemeentehuis van Hardenberg en hoewel het wennen is, bevalt het prima. We hebben wat de riolering betreft gelukkig veel overeenkomsten. Zo hebben beide gemeenten voor 90 procent Flygt-pompen staan en werken we beide al jaren met AquaView. Dat maakte het voor ons dus gemakkelijker om samen te werken. Ommen heeft echter al telemetrie op de drukrioolgemalen en de Hardenbergers doen het nog met een rode lamp en een telefoontje naar het gemeentehuis.”

Koppeling met BAG Sinds de ambtelijke fusie wonen er ruim 75.000 mensen in het verzorgingsgebied van de Bestuursdienst Ommen-Hardenberg. In de periode 2003-2006 bouwde

ons service en onderhoud uitvoerde. Dat werkte op zich prima, maar de tijden veranderen en we hebben besloten dat we de hoofdpost weer fysiek in eigen huis willen hebben. We hebben een deskundige IT-afdeling, die actief betrokken is bij de ingebruikname van AquaView++. Daarbij is onder meer een BAG-StUF-koppeling gemaakt, zodat nu ook alle (grote) gemalen in de Basisadministratie Adressen en Gebouwen zijn opgenomen,” stelt Baan.

BRL-module Waar Baan vooral blij mee is – en waaraan hij zijn steentje heeft bijgedragen – is de onderhoudsmodule XDM (Xylem digital maintenance). Die is gebaseerd op het KIWA-Keurmerk ‘BRL K14020; Kwaliteitgestuurd onderhoud aan pompen en gemalen’ (BRL =). Xylem (toen nog ITT Water and Wastewater geheten) was op 21 november 2010 een van de eerste bedrijven dat het keurmerk mocht voeren. “Als ik het mij goed herinner, zat Xylem ook in de commissie die de BeoordelingsRichtLijn (BRL) heeft ontwikkeld. Een van de terugkerende punten van discussie tussen gemeenten en onderhoudsbedrijven was het moment van vervanging van pompen,” zegt hij. “Daar waren geen onafhankelijke, vaste criteria voor en de gemeenten moesten blind vertrouwen op de deskundigheid en de integriteit van de servicemonteurs. Daaraan maakte de BRL een einde: in

Omdat storingen een belangrijk aandeel in de kosten hebben, ligt de focus de afgelopen jaren op het terugdringen ervan. de gemeente Hardenberg 1.350 nieuwe drukrioolgemalen, waardoor het totaal aantal gemalen op 2.100 kwam. “We hadden sinds 2000 geen eigen server met de hoofdpost meer in huis, want die taak was uitbesteed aan de aannemer die voor 18

K14020 zijn harde normen opgenomen voor het juiste moment waarop een pomp vervangen moet worden om betrouwbare werking te garanderen en een hoog energieverbruik en storingen te voorkomen. Het is daardoor net als bij de APK voor

‘Meerj

riolerin auto’s. De monteur is daarbij niet degene die op basis van zijn persoonlijke mening bepaalt wanneer het tijd is voor nieuwe banden. De objectieve diepte van het profiel op de banden bepaalt of er vervangen moet worden of niet. Zo is bij pompen de speling tussen de waaier en de slijtplaat de norm, zo is vastgelegd in de BRL.”

Eens per twee jaar In de onderhoudsmodule van AquaView++, XDM, zijn de criteria voor vervanging opgenomen. “Dus als we het systeem helemaal gevuld hebben met de juiste data, kunnen we met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen welke installaties in het komende jaar onderhoud of vervanging van onderdelen nodig zullen hebben. Op basis daarvan rolt er een meerjarenbegroting uit AquaView++/ XDM,” zegt hij. Omdat storingen een belangrijk aandeel in de kosten hebben, ligt de focus de afgelopen jaren op het terugdringen ervan. Het aantal is inmiddels gedaald van 120 per maand naar 80 per maand. “Dat klinkt veel, maar met 2.100


Gemeente Hardenberg:

jarenbegroting

ng rolt zó uit hoofdpost!’ gemalen komen we per gemaal (dus niet per pomp) op 0,87 storingen per jaar uit,” weet Baan. “Met die 80 per maand komen we op 0,46 storingen per jaar per gemaal, dus dat betekent eens per twee jaar. Dat is al heel mooi, maar toch gaan we samen met Xylem door met analyseren en experimenteren. Ons uiteindelijke doel is 60 per maand, maar daarbij is het natuurlijk altijd de afweging tussen investering en besparing: perfectie is duur. Nul storingen is een utopie, want daarvoor zijn er – buiten installaties in topvorm - teveel externe factoren die meespelen.”

Query’s Met de komst van AquaView++ en het daaraan gekoppelde Xylem Digital Maintenance is er veel veranderd, voor zowel gemeente als aannemer. “Het systeem geeft een volledig beeld, dus de situatie wordt helemaal transparant. Alle partijen die kunnen inloggen hebben – afhankelijk van hun bevoegdheden uiteraard – inzicht in het geheel. Daarnaast voeren we frequent overleg tussen gemeente en aan-

nemer, waarbij we de knelpunten bespreken,” stelt Baan. Zo heeft de gemeente Hardenberg de manier van pompen registreren gestandaardiseerd – vroeger lieten monteurs daar hun ‘eigen systeem’ op los, waardoor een wirwar van coderingen ontstond. Zij moeten nu al in het veld de juiste data invoeren, waardoor het systeem altijd 100 procent actueel is en query’s maken mogelijk wordt. Voor dat laatste is eenduidigheid een absolute voorwaarde. Baan: “Door de transparantie en de gedeelde verantwoordelijkheden neemt de betrokkenheid van de medewerkers toe – dat is een heel belangrijke factor.” De monteurs spelen een cruciale rol in het geheel en zij hebben dan ook extra training gekregen in het registreren. XDM is zeer gebruiksvriendelijk, want de onderhoudsgegevens worden door de monteur in het systeem ingevoerd. Nadat er verbinding is gemaakt met de hoofdpost worden de gegevens uitgewisseld. Hierdoor zijn we niet afhankelijk van de mobiele internetverbindingen. En is er dus geen tijdsverlies. De uit te voeren werkzaamheden worden op

deze manier ook bij de buitendienst aangeleverd.

Energiezuiniger Met het systeem groeit ook het inzicht in het energieverbruik van de installaties, ook een aanzienlijke post op de gemeentelijke begroting. “We experimenteren nu met de SmartRun, die de pompen aanstuurt op basis van opgenomen stroom. Daarmee blijft de pomp onder alle omstandigheden in zijn ideale curve lopen. Voor de drukrioolgemaaltjes maakt dat niet veel uit – die lopen maar een paar minuten per dag – maar voor de grotere gemalen gaan de kilowattuurtjes toch doortellen. Met de nieuwe modules op de hoofdpost kunnen we optimaliseren én bezuinigen – tegelijkertijd. Ik hoop dat er nog een dag komt dat ook de weersvoorspellingen, met name de buienradar, aan het systeem gekoppeld kan worden, waardoor het nog weer dynamischer wordt,” besluit Baan. ▪ *) Auteur is werkzaam bij Xylem Water Solutions. 19


Do or Mar tijn Korpe l 1 ), J an Hart emi n k 2 ) en Mi c h i el B o sc h 3 )

Calamiteitenbestrijdin Met enige regelmaat verschijnen berichten in de media over incidenten of calamiteiten in, om, bij of met het (pers)riool, zoals de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk (2011), de gesprongen gasleiding in het vrijverval riool van Rotterdam

(2011),

de

breuk in de persleiding bij

de

zuivering

Bath

(2011), de gesprongen persleiding in de Vecht bij Gramsbergen (2012) en onlangs de giframp in het Belgische Wetteren (zie kader). Dit soort calamiteiten heeft een grote impact op de omgeving en gaat vaak gepaard met ernstige

milieuschade,

stankoverlast,

explosie-

gevaar en bijvoorbeeld wegafzettingen. Hoe bereid u zich hierop voor? 20

Voor de ondersteuning van rioolbeheerders was er al geruime tijd een module beschikbaar in de Leidraad Riolering. Deze module sloot echter niet goed aan bij de dagelijkse praktijk van de rioolbeheerder. Stichting Rioned heeft de module onlangs laten vernieuwen door Witteveen+Bos en het Instituut voor Fysieke Veiligheid om deze beter aan te laten sluiten op de praktijk. De kern van deze module is dat het geen boekwerk voor in de kast is, maar een overzichtelijke aanpak tot een incidentenplan met interne en externe informatie- en communicatielijnen met heldere verantwoordelijkheden is. Aanvullingen komen in de vorm van contactinformatie, alarmeringsafspraken en een oefenplan.

Calamiteitenbestrijding Incidentenplannen voor de riolering zijn als zodanig wettelijk niet verplicht. De rioolbeheerder heeft een zorgplicht, die ook van toepassing is bij calamiteiten. Vanwege de effecten van calamiteiten in het rioleringbeheer op het dagelijkse leven en de verantwoordelijkheid voor schade, is voorbereiding een absolute noodzaak. Sinds 2000 is de ISO-norm van kracht voor managementsystemen, waarvan de incidentenmanagementsystemen ISO 22301: 2012 zijn afgeleid. De opzet van de incidentenorganisatie is internationaal genormeerd volgens deze ISO-norm. Bij grotere calamiteiten (en in de voorbereiding daarop) krijgt u sinds enkele jaren te maken met de ‘Veiligheidsregio’ (Wet op de Veiligheidsregio’s (2010)). Een veiligheidsregio is het platform waar ver-

schillende hulpdiensten en ‘crisispartners’ (zoals de rioolbeheerders) tijdens grotere calamiteiten samenwerken. Op basis van afgesloten convenanten tussen deze veiligheidsregio’s en waterbeheerders moeten aanvullende afspraken worden gemaakt over alarmering, informatiedeling en samenwerking. Eventuele risico’s en effecten binnen het rioleringbeheer moeten vooraf inzichtelijk worden gemaakt in een ‘regionaal risicoprofiel’. Tijdens een calamiteit moet een rioolbeheerder in staat zijn om effecten en genomen maatregelen inzichtelijk te maken aan hulpdiensten via de veiligheidsregio.

Organisatie- en informatievraag Een incidentenorganisatie voor de riolering bestaat uit de partners in de (afval)waterketen en de waterkwaliteitsbeheerders. Daarnaast dient de organisatie vanzelfsprekend af te stemmen met de gemeentelijke partners als wegbeheerder, milieuafdeling, brandweer en de eigen rampenorganisatie. Het is wenselijk in het incidentenplan vast te leggen welke (budget)verantwoordelijkheid en beslissingsbevoegdheid de verschillende spelers in de organisatie hebben. Verder dient te worden vastgelegd hoe opgeschaald wordt conform de GRIP niveau’s (Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure). Een operationeel team zorgt voor continue bereikbaarheid bij incidenten. Om het incident te detecteren en de risico’s te bepalen, is diepgravende kennis van het rioolsysteem nodig. Dit betreft


Giframp Wetteren zowel liggings- en kwaliteitsgegevens als functioneringsgegevens, waarbij zo actueel mogelijke gegevens van het grootste belang zijn. Veel kennis is al aanwezig of vastgelegd in plannen (GRP, BRP en dergelijke) en beheerbestanden. Daarnaast zit er ook veel kennis in hoofden van medewerkers en dat kan problematisch zijn, omdat die medewerkers niet altijd beschikbaar zijn op het moment dat een incident optreedt. Een zeer belangrijk onderdeel van het proces om tot een incidentenplan te komen, is dan ook het bepalen van de informatievraag en de mate waarin de organisatie invulling kan geven aan die vraag. Als de informatievastlegging niet goed

Zaterdagochtend 4 mei ontspoorde in het Belgische Wetteren een goederentrein, waarin de giftige en licht ontvlambare stof ‘acrylnitryl’ werd vervoerd. Hierbij vielen 1 dode en 33 gewonden. Honderden bewoners werden uit hun huizen geëvacueerd. De impact werd onderschat door de hulpdiensten, doordat ze niet wisten dat de giftige stof met het bluswater in het ‘oude rioolsysteem’ belandde. Dit betrof vermoedelijk een gemengd riool, waarin zowel regenwater als (huishoudelijk) afvalwater wordt verzameld en getransporteerd. Dit maakt het mogelijk dat de stof in gasvorm via het riool de woningen binnendrong. Het riool is afgedamd om verdere verspreiding te voorkomen, rioolwater wordt omgeleid en er is een aanzienlijk verontreiniging ontstaan in de bodem, het riool en het watersysteem. De totale kosten van het ongeluk zijn nog onduidelijk, maar lopen in de miljoenen.

risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS). Ook transportroutes voor gevaarlijke stoffen behoren bij deze inventarisatie.

In de Leidraad is een voorstel gedaan als werkwijze bij het inwerking treden van het incidentenplan. Onderdeel van de werk-

Met de opgestelde risico’s ontstaat een risicoprofiel, waaraan acties kunnen worden gekoppeld om deze risico’s te vermijden, te beperken of de effecten ervan te minimaliseren. Voor de aanpak van incidenten worden enkele scenario’s uitgewerkt waarmee de scope van optredende incidenten in de breedte wordt weergegeven. Daarnaast dient ook een netwerkanalyse te worden uitgevoerd om in beeld te krijgen met wie de beheerder bij de aanpak van een incident of calamiteit te maken krijgt. De scenario- en de netwerkanalyse kunnen aanleiding geven om het risicoprofiel bij te stellen. Vervolgens wordt de calamiteitenorganisatie voor het rioleringsbeheer ingericht. Dit betekent de concrete invulling van de benodigde mensen en middelen en de inzet van gereedschap, materiaal en materieel. De resultaten worden verwerkt in een bondig overzichtelijk document dat direct en praktisch toepasbaar is. Immers, niemand leest een dik rapport bij een incident of calamiteit! In stap 3 (Check) wordt vervolgens het incidentenplan op die directe en praktische toepasbaarheid gecontroleerd. Dit gebeurt door een fictief incident te oefenen. Dit kan op kleine schaal intern op de afdeling, maar bij voorkeur met alle instanties (crisispartners) tezamen. Dit vergroot de betrokkenheid van alle deelnemers en levert tijdens de evaluatie kennisdeling op over onder andere verantwoordelijkheid en beslissingsbevoegdheid. Bij stap 4 (Act) komt het aan op het beheersen van een daadwerkelijk incident.

wijze is het continu inschatten van het incidentenniveau: moet er opgeschaald worden of moet juist afschaling plaatsvinden? Het vastleggen van de informatie in een logboek kan daarbij helpen om inzicht te verkrijgen in het verloop van het incident, maar ook als hulpmidddel voor de te houden evaluatie. Betrek na afloop van een incident passanten die foto’s of films hebben genomen, die kunnen ondersteunen bij de evaluatie of het in beeld brengen van de mogelijke oorzaak. Stel indien nodig het incidentenplan bij.

ng bij rioolincidenten (georganiseerd) is, is de kans dat tijdens het optreden van een incident de foute conclusies worden getrokken en daarmee verkeerde acties worden ondernomen levensgroot. Bij het oefenen met incidenten komen lacunes in het informatiesysteem snel in beeld. In dat geval zal de organisatie snel de informatievoorziening op orde moeten brengen.

Stappenplan In de module wordt voor het opstellen van het incidentenplan een stappenplan aangereikt. Dit is ontleend aan de ISO-norm en wordt opgesteld volgens de PDCA-cirkel: Plan, Do, Check, Act. De vier te doorlopen stappen leveren een bewustwordingsproces van enkele mogelijke incidentenscenario’s in uw eigen beheergebied. In de eerste stap (Plan) vindt de inventarisatie plaats van de reeds aanwezig plannen, afspraken en organisatiestructuren op het gebied van incidenten of calamiteiten. Toets hierbij in hoeverre aandacht is geschonken aan de riolering en het oppervlaktewatersysteem. Indien dit ontbreekt - en die kans is levensgroot - breng dit dan onder de aandacht in de organisatie. In de twee stap (Do) wordt het feitelijke incidentenplan opgesteld. Hierbij worden de fysieke risico’s voor het operationele rioleringsbeheer nader bepaald. Onderscheid wordt gemaakt in interne en externe invloeden, waarbij rekening dient te worden gehouden met de aanwezigheid en invloed van bedrijven met gevaarlijke stoffen. Deze zijn opgenomen in het register

Conclusie Jaarlijks gebeuren er veel incidenten in en om de riolering die - als ze niet goed worden aangepakt - tot veel overlast en schade kunnen leiden. De aanpak van deze incidenten vereist een goede vastlegging van de organisatie en van de organisatorische afspraken ondersteund door adequate informatie. Dit stelt hoge eisen aan de organisatie en aan de informatievoorziening. Met de nieuwe leidraad module C4100 ‘Voorbereiden op incidenten en calamiteiten’ krijgt de rioolbeheerder een methodische aanpak aangereikt om zowel de organisatorische als de informatietechnische vragen in beeld te brengen en te beantwoorden. ▪ 1) Auteur is werkzaam bij Instituut Fysieke Veiligheid. 2) Auteur is werkzaam bij Hartemink Riolering en Waterketen Advies. 3) Auteur is werkzaam bij Witteveen+Bos.

21


Door F ran k v an d e V en

Goede afsl Den Haag kiest voor

Enorme sleutelbossen, kwijtgeraakte sleutels en een onoverzichtelijk sleutelbeheersysteem: er moest hoe dan ook wat veranderen bij de gemeente Den Haag. De afdeling Riolering & Waterbeheersing ging op zoek naar een oplossing en vond die in de vorm van het CyLock webbased toegangsbeheersysteem. De redactie sprak met Hans Latenstein, senior technisch medewerker van de afdeling Riolering en Waterbeheersing van de gemeente Den Haag.

Het webbased toegangsbeheerssysteem zorgt ervoor dat het sleutelbeheer weer overzichtelijk is. Het elektronisch sleutelen cilindersysteem is geschikt voor binnen en buitenapplicaties op deuren, hekwerken en straatmeubilair. De elektronische sleutels en cilinders zijn bestand tegen de weersomstandigheden, corrosie, vandalisme en beschadiging. Dat scheelt een hoop stress, stelt Latenstein: “Bij een normaal sleutelsysteem raken er snel sleutels zoek. Soms leen je een sleutel uit die je vervolgens nooit meer terug krijgt. Het oude traditionele sleutelbeheer was niet meer beheersbaar. Bij het huidige systeem werk je met sleutels die tijdelijk bruikbaar zijn. Nu hebben we weer meer grip op het beheer. Daarnaast scheelt dit systeem ook enorm qua ruimte. In plaats van een enorme bos, kun je nu met één geprogrammeerde sleutel vooruit.” Er kunnen bepaalde rechten aan een sleutel worden gegeven. Zowel de intelligentie als de voeding zit niet - zoals gebruikelijk - in de cilinder of in het slot, maar in de sleutel. De cilinders bevatten daardoor 22

eenvoudige en robuuste technieken. Een chip in de sleutel onthoudt het profiel van de gebruiker. Via een software programma is het mogelijk om een sleutel al dan niet tijdelijk bepaalde rechten te geven. Bepaalde gebruikers kan de toegang ontzegd worden als ze na een bepaald tijdstip een slot willen openen. “De sleutel kun je zo instellen dat die slechts een beperkte tijd geldig is,” aldus de senior technisch medewerker. “Als die periode verstreken is, heb je er niets meer aan. Als we de sleutel terugkrijgen, kunnen we die opnieuw instellen. Een ander voordeel is dat je met één sleutel vooruit kan. Je kunt daar verschillende sloten mee openen. Zo zijn logistieke problemen uit de wereld geholpen. Je hoeft niet naar die ene persoon toe om een sleutel te vragen.”

Controle Bovendien is er meer controle op de ‘bezoekers’ van gemalen. Vier jaar geleden is men in Den Haag begonnen met verkennend onderzoek naar een betrouwbaar systeem. Mede dankzij de ondersteuning door importeur Sellox en distributeur Mas-

termate is door de gemeente gekozen voor het Cylock systeem. “Soms kwamen aannemers ‘s avonds naar het gemaal en dan deden ze werk dat ze overdag ook konden doen” vertelt Latenstein. “Of er veel misbruik van gemaakt werd? Laat ik zeggen dat het nu niet meer kan. Alleen de aannemers die urgente storingen voor ons oplossen, hebben nog toegang buiten de reguliere werktijden tot de gemalen. We kunnen direct zien wie er bezig is in het gemaal. Steekproefsgewijs controleren we dat. Ook bij vragen over het aantal uren op een servicebon kunnen we de openings- en sluitingsacties van het slot van het gemaal ernaast leggen en op die wijze de uren checken. Gelukkig komt dit niet heel vaak voor, maar soms is het nodig.” Er kan gecontroleerd worden wie wat doet en wanneer. Er worden autorisatiegegevens op de sleutel gezet die meteen uitgelezen kunnen worden. Die informatie wordt naar de centrale server gestuurd, zodat de beheerder direct op de hoogte is van wat er gaande is. Als iemand een ongeldige sleutel probeert te gebruiken, krijgt de systeembeheerder een melding. Een groot voordeel is dat het systeem vanaf elke pc, terminal of tablet met internettoegang bereikbaar is. Daarnaast wordt geregistreerd wie welke sleutel meegekregen heeft en wanneer dat was. De hoofdbeheerder ziet in één oogopslag wat de subbeheerders doen. Ook weet de beheerder wanneer de sleutel ingeleverd moet worden. Mocht een sleutel niet ingeleverd worden of onverhoopt kwijt geraakt zijn, is dat op zich geen punt, omdat de rechten die aan de sleutel gegeven zijn vervallen. Omdat de sleutels kostbaar zijn (vanwege de technologie) is een borg ingesteld.

Overal inzetbaar De website is gebruiksvriendelijk. “Als zelfs ik er mee overweg kan, is het erg eenvoudig te bedienen,” grapt Latenstein.


Van links

luiting

naar rechts: Jeroen Voeten (Sellox), Hans Latenstein (gemeente Den Haag) en Manfred

slim sleutelbeheer

Peppel (Mastermate).

“Het heeft wel even geduurd voordat het systeem naar de huidige vorm was uitgegroeid. Het installeren van alle cilinders nam behoorlijk wat tijd in beslag. Tussen de aanschaf en de daadwerkelijke uitvoering is een paar maanden overheen gegaan. Het opzetten van een systeem kost behoorlijk wat instantie denkwerk, alvorens een definitieve uitrol gepland kan worden.” De afdeling Riolering en Waterbeheersing alleen al heeft ongeveer 200 a 250 cilinders in bezit die aangepast moesten worden en niet alleen voor de gemalen, maar ook voor de fonteinen en beweegbare fysieke afsluitingen (in de volksmond ‘pollers’) die ook tot het beheerareaal van de afdeling behoren. In Den Haag zijn er daarmee alleen al voor de afdeling Riolering en Waterbeheersing ongeveer 470 items (cilinders en sleutels) die allemaal geactiveerd moesten worden. In navolging op de positieve ervaringen binnen Riolering & Waterbeheersing is ook de afdeling Openbare Verlichting overgestapt op het systeem. Grotere infrastructurele werken, waterschappen en defensie maken ook gebruik van het systeem. ▪

Rioolgemalen Den Haag De verschillende gemalen binnen de gemeente Den Haag zijn in beheer bij het bedrijfsonderdeel Riolering en Waterbeheersing van de dienst Stadsbeheer: • 300 rioolgemalen (waarvan 85 aangesloten op het Gemalen Beheer Systeem GBS); • 16 oppervlaktewater gemalen (waarvan 5 op het GBS); • 8 drainagegemalen (waarvan 2 op het GBS); • 30 viaduct- en tunnelgemalen (waarvan 25 op het GBS); • 6 bergbezinkbasins, allen op het GBS.

Rioolwater De inzameling van afval- en hemelwater omvat in Den Haag een stelsel van rioolleidingen met een totale lengte van ongeveer 1.500 km. Op het rioolstelsel van Den Haag zijn delen van de rioleringen van de gemeenten Rijswijk, Leidschendam-Voorburg en Westland (Wateringen) aangesloten. Ook de riolering van de gemeente Wassenaar loost via een gemaal en een persleiding op de Haagse riolering (rechtstreeks in rioolgemaal Groenhovenstraat). Den Haag voert het ingezamelde afvalwater en hemelwater, al of niet met tussengemalen af naar 11 zogenaamde eindgemalen van Delfland die het naar de afvalwaterzuiveringsinstallaties Houtrust of Harnaschpolder verpompen. Het grootste deel (70 procent) van de bestaande riolering is gemengd, waarbij zowel het afvalwater van huishoudens en bedrijven als het hemelwater dat afstroomt van daken en wegen met dezelfde leiding wordt ingezameld. De riolering in de gebieden die na 1970 zijn vernieuwd of aangelegd, zoals de wijken Houtwijk en Loosduinen, zijn grotendeels uitgevoerd als een gescheiden rioolstelsel. Van deze gebieden wordt dus alleen het afvalwater via gemalen en persleidingen afgevoerd naar de AWZI. De nieuwe gebieden Wateringse Veld, Ypenburg en Leidschenveen zijn eveneens voorzien van een gescheiden rioolstelsel.

Oppervlaktewater Overtollig water van de laaggelegen delen van Den Haag (polders) wordt via oppervlaktewatergemalen afgevoerd naar de hoger gelegen boezem. De afwatering van het Haagse oppervlaktewater loopt verder via het afvoerkanaal en het Delflandse boezemgemaal (Schouten) bij Scheveningen naar de Noordzee. Ook een deel van het Delflandse boezemwater van buiten het Haagse grondgebied voert via deze weg overtollig water af naar zee. De verantwoordelijkheid van de afwateringsgemalen ligt voor een deel bij het Hoogheemraadschap van Delfland (gemalen met een hoofdfunctie) en deels bij de gemeente Den Haag (gemalen zonder hoofdfunctie).

Overig Naast de riool- en oppervlaktewatergemalen maken ook de tunnel- en viaductgemalen deel uit van het beheerareaal van de Dienst Stadsbeheer, bedrijfsonderdeel Riolering en Waterbeheersing. 23


Door Janine Leeuwis-Tolboom en Wouter Stapel*)

Betaa voor

Samen met de VNG heeft Royal HaskoningDHV dit jaar de ‘Gemeentelijke barometer fysieke leefomgeving’ georganiseerd. Een van de thema’s van dit onderzoek - dat uit een enquête en interviews bestaat - is de afvalwaterketen. Hiervoor zijn bestuurders en management van de Nederlandse gemeenten ondervraagd op onder meer samenwerking en hoe om te gaan met extreme neerslag.

De watersector is in beweging en dat geldt ook voor de gemeentelijke watertaken. De druk om de kosten voor de rioleringszorg slechts beperkt te laten stijgen, speelt hierbij een belangrijke rol. Over de keuzes die gemaakt kunnen en moeten worden, wordt niet door iedereen hetzelfde gedacht. De resultaten van de enquête laten zien dat oude zekerheden ter discussie staan: Geven we de burger meer eigen verantwoordelijkheid en gaan we minder ontzorgen? Gaan we de rioolheffing differentiëren naar het oppervlak van dak en bestrating dat op de riolering afwatert? 24

Durven we risico’s te accepteren en schade niet meer ‘koste wat kost’ te voorkomen? Besteden we het rioleringsbeheer uit? Een nieuwe zekerheid is dat samenwerken ter verlaging van kosten en kwetsbaarheid en versterking van de geleverde kwaliteit de norm is geworden.

Wateroverlast breed geaccepteerd, schade niet Hevige buien en berichten over klimaatverandering hebben de afgelopen jaren gezorgd voor meer aandacht voor de consequenties van extreme neerslag in stedelijk gebied. Gemeenten hebben de vrijheid

om zelf te kiezen hoe hiermee om te gaan. En dat is ook logisch, want omgaan met extreme neerslag is altijd maatwerk en de kosten van maatregelen kunnen hoog zijn. Uit de enquête komt naar voren dat bestuurders en ambtenaren het onderscheid tussen hinder en schade bij wateroverlast daadwerkelijk maken. Hinder of water op straat is vrij algemeen geaccepteerd. 85 procent van de ondervraagden accepteert dat dit eens per twee jaar of zelfs vaker voorkomt. Schade echter, waarbij er bijvoorbeeld water de woning instroomt, is voor 55 procent van de ondervraagden te allen tijde onacceptabel. Minder dan 10


albare ambities het stedelijk water Resultaten enquête afvalwaterketen procent van de ondervraagden is bereid om schade eens per vijf jaar te accepteren. Betaalbare ambities Aan de andere kant is bijna de helft van de ondervraagden bereid om - vanuit het oogpunt van kostenbesparing - geplande maatregelen uit te stellen of zelfs te schrappen, ook als dit een wat hoger risico op schade door wateroverlast betekent. Daar tegenover staat bijna 40 procent van de respondenten die van mening is dat maatregelen ten aanzien van het voorkomen van wateroverlast onder geen beding geschrapt mogen worden. Dit past in ons beeld dat er nog geen breed geaccepteerde wijze is ontwikkeld over hoe om te gaan met risico’s in het stedelijk waterbeheer. De wens om de burger te ontzorgen wringt met het gegeven dat niet alle risico’s zijn uit te sluiten en benodigde investeringen op een gegeven moment niet meer in een reële verhouding staan tot de schade die wordt voorkomen.

De burger aan zet? Tweederde van de respondenten geeft overigens aan dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben in de omgang met regenwater en slechts een beperkt oppervlak (dak, bestrating) op het riool mogen aansluiten. Slechts 6 procent is van mening dat de overheid de burger bij de afvoer van regenwater volledig moet ontzorgen door al het water af te nemen dat op privéterrein valt. Willen we invulling geven aan die verantwoordelijkheid van de burger, dan zijn er nog wel uitdagingen aan te gaan. Toezicht op en handhaving van het op de riolering aangesloten oppervlak ontbreken. En de rioolheffing en de zuiveringsheffing voor de burger zijn niet gekoppeld aan dit oppervlak. Een kwart van de respondenten

zou het overigens een goed idee vinden om deze koppeling wel te maken.

Drijfveren voor samenwerking Volgens het Bestuursakkoord Water zijn de belangrijkste aanleidingen voor samenwerking in de afvalwaterketen het verminderen van de kwetsbaarheid, het verhogen van de kwaliteit van dienstverlening en het verlagen van de totale kosten voor de afvalwaterketen. De resultaten uit de vragenlijst laten zien dat gemeenten met name het beperken van kostenstijging (43 procent) en het verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening (45 procent) als drijfveer ervaren. De kwetsbaarheid van de organisatie door (toekomstig) personeelstekort wordt nauwelijks (5 procent) als belangrijkste drijfveer genoemd. Wij komen in samenwerkingsprocessen waarbij wij betrokken zijn overigens wel tegen dat het reduceren van deze kwetsbaarheid als belangrijk voordeel wordt gezien. Door de vergrijzing zal er de komende jaren een forse uitstroom van vakbekwaam personeel uit de watersector zijn. De laatste 7 procent werkt samen vanwege bestuurlijke druk.

Besparingsdoelen haalbaar? ‘Minder meer’ is één van de doelen van het Bestuursakkoord Water: rioleringszorg wordt duurder, samenwerking moet leiden tot een demping van die stijging. Meer dan de helft van de ondervraagden is van mening dat de rioolheffing voor de burger met niet meer dan de inflatie zou mogen stijgen. Daarvoor is nodig dat besparingen worden gerealiseerd. Tweederde van de respondenten zegt met de samenwerking mooie resultaten te bereiken. Ruim een derde geeft echter aan dat de in het Bestuursakkoord Water opgenomen bespa-

ringsdoelen voor de riolering (als onderdeel van de waterketen) niet realistisch en haalbaar zijn. Van hen geeft overigens een deel aan dat de winst door efficiëntieverhoging en samenwerking al eerder was ingeboekt.

Organisatievorm Over hoe het rioleringsbeheer te organiseren verschillen bestuurders en managers van mening. Een grote meerderheid van de bestuurders (74 procent) en slechts 29 procent van de managers geeft aan dat het rioleringsbeheer kan worden uitbesteed. De sterke verwevenheid tussen riolering, wegbeheer en de openbare ruimte is voor 64 procent van de managers de belangrijkste reden om de riolering in eigen beheer te houden. Zo’n 45 procent van de bestuurders en bijna 20 procent van de managers ziet een afvalwaterketenbedrijf juist als dé manier om de doelen uit het Bestuursakkoord Water te realiseren. Op weg naar de balans De uitdaging voor gemeenten voor de toekomst is om, in een goede balans tussen autonome keuzes en samenwerking, de juiste doelen te stellen en deze op efficiënte wijze te bereiken. Uit de enquête blijkt dat men deze uitdaging heeft opgepakt en vertrouwt op de ingeslagen weg, maar aangeeft dat de financiële doelen uit het Bestuursakkoord niet overal haalbaar zijn. Recent is een visitatiecommissie ingesteld, die moet gaan beoordelen in hoeverre er samengewerkt wordt, of doelen uit het Bestuursakkoord worden gerealiseerd en welke vervolgstappen nodig zijn. We zijn benieuwd of deze visitatiecommissie tot dezelfde conclusie komt. ▪ *) Auteurs zijn werkzaam bij Royal HaskoningDHV. 25


D o o r F r a n k va n d e V e n

Het moerriool uit Arnhem dateert uit de 19e eeuw en is op diverse plekken erg beschadigd. Er moest direct actie ondernomen worden om problemen op cruciale lokaties met grote gevolgen te voorkomen. Er zijn inmiddels tijdelijke herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Senior beheerder riolering & water Erik Laurentzen blikt terug op de werkzaamheden en praat ook over de toekomst.

Moerriool Arnhem vraagt om versterking Tijdelijke herstelwerkzaamheden afgerond In het januarinummer van vakblad riolering was in het artikel ‘Arnhemse ondergrond internationaal op de kaart gezet’ te lezen hoe Laurentzen voorbereidingen trof om herstelwerkzaamheden uit te voeren. De situatie van het moerriool was volledig in kaart gebracht in opdracht van het college van burgemeester en wethouders, want zij wilden weten of het politiek gerechtvaardigd was om prioriteit te geven aan het moerriool. “Om duidelijk te maken dat er echt wat moet gebeuren – en snel – hebben we in kaart gebracht wat er precies aan de hand was en hoe urgent de situatie nu eigenlijk is. Het moerriool is toch de aorta van Arnhem-Noord. Als er overstorten op de Rijn plaatsvinden, merken de schepen dat. En er is een waterstandsverhoging aan de overzijde van de Rijn. Dat geeft al aan dat er grote hoeveelheden water uit het riool komen,” vertelde Laurentzen. Op 3 december is begonnen met tijdelijke en urgente maatregelen die tot begin april duurden. “Er is in die tijd veel gebeurd. We zijn onder andere naar Brussel geweest om over de toekomst van het moerriool te praten. Gemeente Rotterdam denkt er ook over na om de MACmethode (zie kader) toe te passen voor hun rioolstelsel.”

(ook uit het buitenland) en met laboratoria waaronder die van Technische Universiteit van Eindhoven – de TU/e. “Sinds december 2012 tot april 2013 zijn de tijdelijke maatregelen in uitvoering gebracht. De herstelwerkzaamheden vinden op twee trajecten plaats en het gaat om een lengte van ongeveer 200 meter,” vertelt Laurentzen. De totale lengte van het moerriool is 1.150 meter. Het definitief herstel – dat later plaatsvindt – beslaat dat hele gebied. Ervoor zorgen dat er niets met de zwakste delen van het stelsel zou gebeuren, had de hoogste prioriteit en daarom is voor tijdelijk herstel gekozen op 2 lokaties. “De twee grootste risicogebieden zijn nabij de Willemstunnel met de parkeergarage en bij de Oude Kraan waar een flat staat. Daar mag absoluut niets met het moerriool gebeuren, want dat zou catastrofaal zijn. Het bodemprofiel rondom het riool nabij de Willemstunnel is instabieler dan andere delen van het stelsel. Ook kun je op de grondradarbeelden zien dat ook de bodem onder de banketten niet solide is. De sterkte van het stelsel is de constructie zelf en de grond eromheen. Die zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.”

Tijdelijke herstelwerkzaamheden Er is veel overleg geweest. De gemeente Arnhem heeft contact gehad met Thépot van wereldstad Parijs, andere gemeenten 26

Het moerriool heeft met verzakkingen te maken, door onder meer de boogbelasting van het stelsel. Door wijzigingen in de

openbare ruimte is het moerriool dieper in de grond komen te liggen. Soms wel tien meter. In de tussentijd is er bijvoorbeeld een brug gebouwd en heeft men flats nabij het stelsel neergezet. De banketten waar de gemetselde boog op rust zijn op sommige locaties erg versleten door chemische aantasting, en plaatselijk erg scheef gezakt door de belasting. Doordat ze scheef zijn gezakt, heeft er (funderings)zand onder de banketten weg kunnen spoelen. “De banketten zijn daardoor ook verschoven. Om ervoor te zorgen dat er niet nog meer zand wegspoelt - waardoor het moerriool nog instabieler wordt - is besloten om de open ruimtes op te vullen met een soort cement. Daardoor kan het zand niet meer wegsijpelen,” vertelt Laurentzen. “Dat was de eerste stap van de herstelwerkzaamheden. Het cementachtige materiaal wordt met water vermengd en tot een soort bal gekneed en vervolgens in de ruimte tussen de goot en het banket gestopt. Het gat tussen de goot en het losgeraakte bovenstuk, het banket, wordt dus dichtgemaakt met die substantie. Dit is allemaal handmatig gedaan. Stap twee gaat als volgt: er wordt om de meter een injectienippel geplaatst, waarin polyurethaan wordt geïnjecteerd. Alle holle ruimtes onder en achter het banket – die ontstaan zijn door zanduitspoeling - worden dan weer opge-


MAC-methode

Er waren tijdelijke maatregelen nodig om plaatselijke instorting van het moerriool te voorkomen. De fundering. De fundering, banketten en het plafond zijn verstevigd.

De door de Franse professor Olivier Thépot ontwikkelde MAC-methode bekijkt hoe sterk het metselwerk in het riool is. De constructie van rioolstelsels wordt van binnenuit onderzocht op stevigheid zonder sloopwerkzaamheden te hoeven verrichten. Om de tien meter worden drukproeven gedaan, waarmee sterkteberekeningen kunnen worden gemaakt. De apparatuur waarmee gewerkt wordt, is een karretje dat op de banketten in het riool geplaatst kan worden en is voorzien van een hydraulische pers en drie zeer gevoelige vervormingsmeters. Deze pers wordt tegen de muur gezet en gedurende vijf seconden wordt de druk op de muur opgevoerd. Aan de hand van de gegevens uit de vervormingsmeters kan de staat van de constructie berekend worden en kan men zien welke gedeeltes van het riool versteviging nodig hebben. De druk wordt op drie punten gemeten. “De opbouw van de apparatuur duurt best lang, maar het meten gaat enorm snel. Er kan 500 meter per dag gemeten worden. Dat komt neer op ongeveer 50 metingen. Niet alleen de stevigheid van de constructie zelf is belangrijk. Ook de grond om het riool is van belang. De methode bestaat uit vier stappen. De eerste stap is het riool betreden en een visuele inspectie uitvoeren. Stap twee is het uitvoeren van de MAC-methode, de metingen. De derde stap is het verwerken van de gegevens. De test wordt afgesloten met de vierde stap: het analyseren en bepalen van eventuele vervolgacties. Een vervolgactie kan bijvoorbeeld het versterken van het metselwerk zijn. Door vloeibaar beton op de beschadigde muren aan te brengen, kun je bijvoorbeeld de constructie van het riool verstevigen. Maar dat kan natuurlijk op meerdere wijzen. Overigens kan de MAC-methode ook ingezet worden bij andere materialen dan metselwerk. De metingen uitvoeren in riolering van beton is ook geen enkel probleem.

vuld. Een stukje fundering van het stelsel wordt dan weer stabieler, waardoor verzakkingen tegengehouden worden.” “De derde stap waren boringen door het metselwerk aan de zijkanten van het stelsel, zodat ook daar injectienippels geplaatst 27


Situatie Arnhem Arnhem-Noord heeft veel zandgrond en is op een heuvel gebouwd. Het moerriool ligt middenin Arnhem en loopt door alle belangrijke delen van de stad. Het riool is iets meer dan een kilometer lang. Het moerriool was van origine bedoeld om beekwater af te voeren. Later is het uitgebreid en werd het een gemengd stelsel. Als het een beetje regent in Arnhem Noord loopt het binnen twintig minuten helemaal vol, 70 procent van Arnhem-Noord gaat hier doorheen. Het is dus een heel belangrijk stelsel. Het riool verkleinen is geen optie. Men heeft met een hoop regenwater te maken en dat moet toch ergens heen.

kunnen worden. Daar wordt ook polyurethaan achter het bestaande metselwerk geïnjecteerd, om de spatkrachten van de wanden op te vangen. Na stap 1, 2 en 3 is de fundering weer stabiel te noemen. Het injectiemateriaal werd in tonnen aangeleverd. Erg handig, want elke ton kon eenvoudig in de inspectieput getakeld worden. Een pomp pompte het polyurethaan uit de ton en perste het door de nippels,” stelt de senior rioolbeheerder. “Stap vier was het aansmeren van de scheuren in het metselwerk met cement. Vervolgens werd in de scheur geïnjecteerd om de scheuren en daarmee de boog van metselwerk met elkaar te verlijmen. Daarna werd door het metselwerk heen gaten geboord om polyurethaan te injecteren in alle holle ruimtes om het metselwerk heen. Hierbij onstaat er een schil rondom het metselwerk, waardoor de boog een toename in sterkte krijgt. Dat was de vijfde en tevens laatste stap van deze omvangrijke klus.”

Internationale aandacht De tijdelijke herstelwerkzaamheden hebben ongeveer drie maanden in beslag genomen. De werkzaamheden zijn eind december begonnen en werden begin april afgerond. “We hebben verlichtingen in het stelsel aangebracht, zodat er goed zichtbaar in het stelsel gewerkt kon worden. Daarnaast zijn er plateaus in de valputten gebouwd, zodat we veilige opstelplaatsen hadden. Rondom de boog van metselwerk werd polyurethaan geïnjecteerd, maar omdat dat met een behoorlijke druk gepaard gaat en de boogconstructie vlak tegen zijn reservedraagvermogen aanzat, waren extra veiligheidssmaatregelen nodig. Er 28

Het Belgische team smeert open ruimtes tussen de goot en de banketten dicht met cement. Later wordt er via injectienippels polyurethaan in de holle ruimtes gespoten.

is een zogenaamde stempelconstructie gebouwd om eventueel extra druk op te vangen mocht de boog dat niet meer kunnen. Zo konden we altijd de veiligheid van de werknemers garanderen. Er werden ook continu lasermetingen uitgevoerd om te zien of er beweging in het stelsel zat. Dat was gelukkig niet het geval,” zegt Laurentzen. “We hebben de afdeling speciale technieken van Van de Kreeke ingeschakeld om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. De keuze is op dit bedrijf gevallen, omdat ze veel ervaringen met dergelijke herstelwerkzaamheden in het buitenland hebben opgedaan. Ook de TU/e heeft drukproeven uitgevoerd om te kijken hoe het metselwerk er aan toe is. Het moerriool trekt internationaal de aandacht. Zo volgt het Duitse IKT – Insitut für Unterirdische Infrastruktur - ons op de voet om van deze situatie te kunnen leren en om zodoende later hun kennis te delen in Duitse gemeentes. Zij hebben me ook uitgenodigd om binnenkort op het Kölner Kanal und Kläranlagen Kolloquium te spreken. Dat vind ik erg leuk! De gemeente Brussel heeft ook aangeboden om mee te denken en naar oplossingen te zoeken. Ze hebben een eigen laboratorium en veel ervaring met herstelwerkzaamheden van gemetselde riolering.” Nu volgt misschien wel het spannendste deel van de klus: wachten. “Vorige maand was het Franse team onder leiding van professor Olivier Thépot op bezoek geweest. Ze hebben drukproeven uitgevoerd om te kijken of het stelsel na de uitgevoerde tijdelijke herstelwerkzaamheden steviger is geworden,” vertelt de senior rioolbeheer-

der. “De uitslag moeten we nog binnenkrijgen. Erg spannend. De meetresultaten van het stelsel van 2011 wordt vergeleken met de meetresultaten van het stelsel na het tijdelijk herstel van 2013 om te zien wat de resultaten van de werkzaamheden zijn. Ik hoop dat er een substantiële toename van de constructiesterkte te zien is. De MAC-test meet de sterkte van het stelsel voor en na het uitgevoerde herstel. Als alles goed is, wordt zeer binnenkort aan het definitief herstel van het moerriool gewerkt. Daarbij gaan we vervolgens bepalen welke renovatietechnieken duurzaam kunnen worden toegepast bij de aanwezige schadebeelden. Of dat we eventueel kunnen faseren, verder moeten de exacte kosten in kaart gebracht worden en bekeken worden welke vorm van aanbesteden de juiste is.”

Primeur Om de beweging, vervormingen van het stelsel te onderzoeken, wordt de SAAFmethodiek toegepast. SAAF staat voor Shape Accel Array Field. Met deze techniek wordt gebruik gemaakt van talloze sensorelementen. Elk element bevat een chip en kan alle kanten opdraaien en eventuele vervormingen meten. “Deze worstvormige ketting plakken we in het moeriool tegen het (gerepareerde) metselwerk en meten we uit. Zo kunnen we eventuele vervormingen opmerken. Het is een monitoringstechniek die wordt gebruikt in de mijnbouw en langs kademuren. Deze techniek wordt in Londen ook in de riolering toegepast. In Nederland hebben wij volgens mij de primeur,” besluit Laurentzen. ▪


Door F r ank va n de Ve n

Bedrijf infiltreert hoofdkwartier Regenwaterinfiltratiesysteem in NAVO-complex Het NAVO-complex in Evere (Brussel) moet in 2015 ruimte bieden aan 4.500 werknemers. Er wordt sinds eind 2012 hard gewerkt aan het immense hoofdkwartier dat 250.000 m² beslaat. Het gaat om het grootste utiliteitsbouwproject in België en Nederland. Om op extreme neerslag te kunnen anticiperen, werd Indra ingeschakeld. Het bedrijf was verantwoordelijk

voor

de

aanleg van een regenwaterinfiltratiesysteem. Een pittige, maar mooie klus.

Aannemer BAM Alliance is eind 2012, na een uitgebreide studie door studiebureau VK Engineering, begonnen met de aanleg van een enorm infiltratiebekken met een capaciteit van drieduizend kuub. Dit bekken dient als buffer voor het regenwater dat op de parkings van de NAVO-site valt. Het gebufferde regenwater infiltreert vervolgens vertraagd de grond. Op deze manier wordt de hoofdriolering ontlast en wordt er tegemoetgekomen aan de strengere eisen op het gebied van regenwaterbeheer. Mark Visschers, directeur van Indra, blikt terug: “Wat dit project zo bijzonder maakt, is dat we er drie jaar aan gewerkt hebben. Ongeveer net zo lang als de Belgische tak van Indra bestaat, zijn we bezig met deze klus vanaf de voorbereidingsfase. Samen met onze partner Fränkische Rohrwerke zijn we er als relatief jong bedrijf in geslaagd om dit project in de wacht te slepen. De NAVO is niet zomaar een opdrachtgever. Er zijn maanden voorbereiding aan vooraf gegaan. We zijn zeker al een jaar met concepten bezig geweest.”

Zijn collega Jurgen Sermijn vult hem aan: “Er is inderdaad heel wat studiewerk aan voorafgegaan (zeker op het vlak van stabiliteit), maar we hebben erg goed samengewerkt met het studiebureau (VK Engineering) en de aannemer (BAM Alliance) en zijn dan ook erg blij dat we ons steentje hebben kunnen bijdragen. Het project bestaat uit drie zones: zoneNoord, zone-Oost en –West. In zone-Oost en –West heeft men ervoor geopteerd om via overlopen te werken, waarbij een lijn kratten pas gevuld wordt als het vorige volledig volgelopen is. In zone-Noord ligt dit anders, want daar zijn het allemaal communicerende vaten en is er bovendien een voorfilter voorzien in de vorm van de Sedipipe (zie kader). Aangezien die Sedipipe een stromingsremmer bevat en in tegenhelling ligt, zullen de meeste vuildeeltjes in het water bezinken en onder de stromingsremmer terechtkomen. Op deze manier wordt het vuil al grotendeels opgevangen voor het in het bekken komt en zal het bekken optimaal kunnen blijven functioneren.”

Bufferkratten Voor het bekken van drie miljoen liter worden meer dan zevenduizend infiltratiekratten. Elk bufferkrat is 80 x 66 x 80 centimeter lang en bevat een capaciteit van 410 liter. Vanuit de kratten infiltreert het water geleidelijk in de bodem. De kratten zijn in geotextiel gewikkeld, want dat voorkomt zandspoeling en verstopping. Gezamenlijk vormen de kratten een bufferbekken. Op het terrein van de NAVO zijn drie van deze bufferbekkens geplaatst. In totaal kunnen de bekkens zo’n drie miljoen liter water geleidelijk in de bodem laten infiltreren. “De inspectieputten zijn in de bufferbekkens geïnfiltreerd. Ze hebben dezelfde vorm en aansluiting als de aansluitende kratten, waardoor het systeem Het NAVO-kantoor is voorzien van een regenwaterinfiltratiesyteem.

29


SediPipe XL-Plussysteem SediPipe zuivert regenwater door fijne deeltjes (sediment) te laten bezinken. Met het systeem is het mogelijk om zowel licht als zwaar vervuilde oppervlakten – ongeacht grootte – af te koppelen en te lozen op het oppervlaktewater. Afhankelijk van de aangesloten oppervlakte worden zéér fijne deeltjes tot wel 92 procent verwijderd. Fijn zand en grotere deeltjes worden 100 procent afgevangen. Aan die fijne deeltjes hecht zich ook microvervuiling zoals PAK’s, olie en zware metalen. Met het afvangen van de fijne deeltjes wordt dus gelijktijdig de vervuiling in het regenwater gereduceerd. Het olieverwijderingsrendement van het SediPipe Plus-systeem is vergelijkbaar met een klasse I olie/benzineafscheider. Het scheidingsmechanisme is ontwikkeld door het Beierse bedrijf Fränkische Rohrwerke en onlangs uitgebreid beproefd door ingenieursbureau Tauw in samenwerking met TU Delft. De resultaten en conclusies van dat onderzoek zijn gepresenteerd in een 35 pagina’s tellende samenvatting.

steem dat toegang tot de infiltratievoorziening - met een vrije doorgangsdiameter van 500 mm - geeft en integreerbaar in het infiltratiesysteem is. Er is directe reiniging en inspectie mogelijk dankzij dat systeem. Een ander groot voordeel is dat het veel transportkosten scheelt, omdat het systeem veel minder weegt dan betonputten. Daarnaast is de plaatsing ervan erg eenvoudig.”

Intensief proces

Bouwtekening Sedipipe XL Plussysteem.

dus niet onderbroken moest worden. Het zijn in feite kratten die opgehoofd zijn met een brede schacht (diameter 600 millimeter, wat camera-inspectie en reiniging toelaat),” stelt Sermijn. “Aangezien er in dit project voornamelijk met lijnbuffering gewerkt wordt (kratten die achter elkaar geplaatst worden en zo als het ware een leiding vormen), hebben deze geïntegreerde putten zeker hun voordelen. In totaal zijn er zo’n honderd putten geïnstalleerd. Als je deze allemaal apart moest gaan plaatsen, neemt dit heel wat meer tijd in beslag. Aangezien onze putten ook nog eens uit kunststof bestaan en er dus geen zware kranen nodig zijn om ze ter plaatse te krijgen, is de installatie van het 30

systeem zeer vlot verlopen.” Wat bijzonder was, is dat van het voorgescheven bestek werd afgeweken. Dit was gunstig voor Indra. “In het bestek waren de Q-Bic Infiltratie units van Wavin voorgeschreven, maar uiteindelijk is voor een ander door ons ontworpen systeem gekozen,” vertelt Visschers. “Dat is vrij uniek. Onze bufferkratten zijn compacter, maar bevatten meer oppervlak dan die van de concurrentie. Wij passen lijninfiltratie toe en de gebruikte kratten zij langer dan die van andere aanbieders, waardoor de lengteverhouding gunstiger is. Betonputten kunnen vervangen worden door Quadro control. Dat is een inspectieschacht-sy-

Erik van Garsel, hoofd techniek van Indra, zegt dat de opdrachtgever niet zomaar instemde met de klus. Eerst volgde een intensief proces waarin NAVO-medewerkers de gangen van Indra nagingen om te zien of het bedrijf wel de gewenste kwaliteit kon leveren. “De NAVO kiest voor kwaliteit en duurzaamheid. We konden ook niet zomaar aan de slag. We moesten een heleboel verklaringen op het gebied van statische berekeningen afleggen. Voordat we aan de slag konden, vond er een heel voortraject plaats,” stelt Van Garsel. “We hebben medewerkers van de NAVO eerder uitgevoerde projecten laten zien, zodat ze een beeld kregen van onze werkwijze en wat ze konden verwachten. Er zaten maanden werk in voordat we daadwerkelijk de spade in de grond konden zetten. We zijn met hen naar het bufferbekken in Vilvoorde geweest en naar ons ingenieursbureau gegaan om te laten zien hoe er gewerkt wordt door ons. Je moet altijd kijken of het beter kan. Is alles wat in een bestek voorgeschreven staat, wel echt het meest geschikt voor die situatie? Voordat het bestek in de markt wordt gezet, moet je beslagen ten ijs komen en weten wat je


Geotextiel Geotextielen zijn doorlaatbare textielen die gebruikt worden in combinatie met grond, in water- en wegenbouwkundige toepassingen. De geotextielen kunnen volgens de wijze van fabricage onderverdeeld worden in geweven, niet-geweven en gebreid textiel. De materialen die meestal gebruikt worden om geotextielen te vervaardigen, zijn polypropyleen en polyester, maar ook andere kunststoffen zoals polyethyleen, nylon en glasvezel zijn bruikbaar. Soms wordt er ook jute, hennep of kokos gebruikt, maar deze materialen worden enkel toegepast in situaties waar het gewenst is dat de materialen biologisch afbreekbaar zijn. Doordat de textielen waterdoorlaatbaar zijn, kunnen ze gebruikt worden als filter-, drainage- of scheidingsmateriaal. Omdat ze ook een zekere sterkte hebben en krachten kunnen opvangen, kunnen ze ook als beschermings-, verpakkings- of versterkingslaag gebruikt worden. De functies zijn afhankelijk van het type textiel. Vaak worden de materialen ontworpen voor een bepaald doel en zal er zo nadruk worden gelegd op een of meerdere van deze functies.

Jurgen Sermijn zit op de gebruikte infiltratiekratten.

wilt, wat het beste voor de situatie is en het meest voordelig is. Vaak worden we al voordat een bestek opgesteld is, bij het project betrokken. We zijn ook op de werf en bij de bouwlocatie aanwezig. In België gaan we nog een stapje verder, want daar is het gebruikelijk dat de producenten ook betrokken zijn bij de werkzaamheden.” De NAVO ging nog een stap verder, want ze eisten volledige openheid van zaken van het bedrijf. De beloofde kwaliteit en

vakmanschap moest open en bloot overlegd en getoond worden. “Alle facetten – onder meer de waterberging en de rapportages over de werking van het gebruikte geotextiel – moesten overlegd worden bij de NAVO. Ook de 50-jaar testen moesten we tonen. Het scheelt dat Fränkische Rohrwerke al deze testen altijd klaar heeft liggen, zodat ze meteen overlegd kunnen worden. Dat is de hoofdreden geweest waarom wij deze klus in de wacht heb-

ben gesleept. Ook het feit dat we met de nieuwste technieken werken, heeft daar aan bijgedragen,” stelt Visschers. Helaas kan er geen fotoboek gemaakt worden van deze opmerkelijke klus. “Voordat we het terrein opkwamen, moesten we al onze elektronica inleveren. We konden geen foto’s maken van het gebouw. Er is een strenge beveiliging.” Alleen water kan ongezien wegglippen uit het hoofdkwartier. ▪ 31


Zit u er straks warmpjes bij met uw riolering? Aardwarmte? Een oude bekende. Warmte uit rioolwater? Kent u vast ook al. Maar beide gecombineerd in een technologie? Met PKS Thermpipe is het mogelijk om het energiepotentieel in de aarde en de riolering gelijktijdig te bentutten. Met slechts een warmtepomp. Met een relatief overzichtelijk leidingstelsel kan volstaan worden, om moderne gebouwen van warmte te voorzien.

PKS-THERMPIPE ®

Voor meer informatie kunt u bellen of mailen met onze adviseurs.

FRANK GmbH Tel.: +31 622 103811 info@frank-gmbh.de www.frank-gmbh.de

Nog geen abonnement? Ga dan vandaag nog naar www.vakbladriolering.nl. Abonnees ontvangen gratis WT-Afvalwater. Kijk voor meer informatie op www.wtafvalwater.net.

Vakblad Riolering: voor de laatste ontwikkelingen!


R o b v an d e r V e l d e

De tekst van het verstuurde persbericht meldt dat gemeente en waterschap veel geld besparen voor de maatschappij door intensieve samenwerking. Dit heeft onder meer geleid tot overdracht van het beheer van rioolgemalen van de gemeente naar het waterschap. Het waterschap verwacht met meer gemeenten tot dergelijke afspraken te komen. Laten we eens kijken bij het feestje dat wordt gevierd en daarna een kijkje nemen achter de schermen bij de beheerders.

Besparen of belazeren? In het persbericht werd een feestelijk moment aangekondigd om de overdracht van het gemaalbeheer te beklinken. Het plaatselijke ‘Wapen’ is de locatie waar het feestje wordt gehouden. De wethouder loopt tevreden rond. Dit is een fijn dossier. Er wordt goed nieuws verkondigd en dat is toch wat de mensen het liefst horen. Gelukkig is de plaatselijke journalist ook van de partij en heeft het waterschap gezorgd voor een professionele fotograaf. Ging het maar zo gemakkelijk met alle dossiers in zijn portefeuille. Daar zaten veel hoofdpijndossiers tussen, zoals de besparingen op de zwembaden met sluitingen en ontslagen. Netelige kwesties waarin je het nooit goed kunt doen. Want het doet of pijn voor de burgers of de begroting loopt erop leeg. Nee, dan de riolering. Weliswaar moet de rioolheffing nog steeds worden verhoogd, maar minder dan waar voorheen op werd gerekend. Het is dus eigenlijk een besparing ten opzichte van het vorige plan en de burgers hoeven minder te betalen dan waar voorheen op werd gerekend. Door het zo te brengen doet de verhoging minder pijn en klinkt het zelfs als goed nieuws. En dan het waterschap. Vroeger waren ze nogal streng op de overstorten en dergelijke, een beetje paternalistisch. Toen liep het niet zo gemakkelijk. Maar nu hebben ze een andere houding aangenomen, namelijk die van moederkloek die haar kuikentjes beschermt onder haar vleugels. Past mooi bij het woord ‘kwetsbaarheid’ dat nogal eens wordt gebezigd. Verder valt ook het woord ‘kwaliteit’ dikwijls. Als je daarop let, dan kun je zien dat het waterschap zijn eigen voorzieningen altijd netjes op orde heeft. Kwaliteit staat daar blijkbaar voorop. Verbeteringen op kosten, kwetsbaarheid en kwaliteit, wat wil een mens nog meer? Daar komt de dijkgraaf aangelopen. Haar uitstraling toont een mix van triomf en medelevendheid. Ze is nog vrij nieuw en dik tevreden dat de eerste gemeente het gemalenbeheer aan het waterschap overdraagt. Ze verwacht dat meer zullen volgen nu het eerste schaap over de dam is en vandaag veel gemeenten aanwezig zijn om dit goede nieuws te aanschouwen. Het feest begint, de speeches worden gehouden en weldra wordt er geproost. Een prachtige bijeenkomst.

rioolgemalen bij zou krijgen. Het gaat om de grotere eindgemalen van één van de inliggende gemeenten. Al snel ging hij ze bekijken, samen met de rioolbeheerder van de betreffende gemeente. Het eerste gemaal stond aan de Postweg. Na betreding van het gebouwtje viel onmiddellijk op dat de gemeente een lager kwaliteitsniveau hanteert dan het waterschap. Geen tegeltjes aan de wand maar kaal beton. Geen toilet en wasbak. Verouderde apparatuur voor aansturing en datacommunicatie. Nee, hier moest nog heel wat aan verbeterd worden. Gelukkig werd dat meegenomen in het contract van de overdracht. De gemeente zou op haar kosten de gemalen laten voldoen aan het boek met standaardeisen voor gemalen van het waterschap. De gemalenbeheerder gaat de markt op om een bedrijf te selecteren dat de noodzakelijke verbeteringen kan uitvoeren en daarna het beheer en onderhoud kan uitvoeren. Toevallig valt de keuze op hetzelfde bedrijf die het afgelopen jaren ook voor de gemeente heeft gedaan. Geeft niet en biedt het voordeel dat de mensen reeds bekend zijn met de gemalen. Het bedrijf is blij met de klus, zowel de verbeteringsmaatregelen als het beheercontract. De rioolbeheerder is wel een beetje verbaasd over de gang van zaken. Waarom is er nu opeens veel geld beschikbaar voor deze gemalen terwijl hij afgelopen jaren moest werken met uitgeknepen budgetten? Het komt nu weliswaar uit een andere post uit het GRP, maar het blijft hetzelfde gemeentelijke geld. Verder vraagt hij zich af waarom alleen de eindgemalen worden overgedragen en niet alle gemalen. Vroeger kon hij gemakkelijk een paar onderbemalingen stilleggen als er storing of onderhoud was in het eindgemaal. Het is maar de vraag hoe dat straks gaat lopen. Maar het meest steekt nog dat er veel geld wordt uitgegeven terwijl er besparingen worden gepredikt. Het voelt alsof de boel wordt belazerd, maar dat mag hij niet hardop zeggen want het loopt zo lekker met de samenwerking en je moet toch een beetje meegaan met de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen heeft zijn chef gezegd. Vraag: hoe kijkt u aan tegen het beheer van rioolgemalen? ▪

De gemalenbeheerder van het waterschap kreeg enkele maanden geleden te horen dat zijn afdeling er tien 33


NSTT No Dig Event, 3 en 4 oktober, Expo Haarlemmermeer

Op 3 en 4 oktober is het NSTT No Dig Event 2013 in de Expo, Haarlemmermeer. Twee dagen geheel in het teken van sleufloos aanleggen, onderhouden en renoveren van ondergrondse infrastructuur (kabels en leidingen). Zowel het sleufloos de aanleggen van nieuwe, als de renovatie van bestaande infrastructuur komt aan bod. Tijdens het NSTT No Dig Event 2013 is er voor elk wat wils. Een congres op 3 oktober met vooraanstaande sprekers over actuele onderwerpen, maar ook een beursvloer waar alle belangrijke marktpartijen zich op 3 en 4 oktober presenteren en waar demonstraties plaatsvinden. Wie meer over boren of relining wil weten, kan gedurende beide dagen een groot aantal informatieve workshops volgen in de Inlooptheaters. Het NSTT No Dig Event 2013 is extra feestelijk, want de NSTT bestaat 25 jaar. Dit viert de NSTT onder andere met een gezellige jubileumborrel op 3 oktober.

Congres Sleufloze technieken worden meer en meer gemeengoed. De toepassingsmogelijkheden zijn bijna onuitputtelijk. Vooral in stedelijk gebied zijn sleufloze technieken vaak een uitkomst om hinder als gevolg van openliggende straten te beperken. Dat biedt nieuwe kansen maar ook nieuwe uitdagingen op het gebied van ruimtelijke ordening, techniek en deskundigheid. Het congres staat dan ook geheel in het teken van deze nieuwe kansen en uitdagingen. Met deskundige en spraakmakende sprekers en praktijkvoorbeelden. En een inspirerende bijdrage van André Kuipers, die het begrip ‘ruimtelijke ordening’ in een geheel nieuw perspectief plaatst! Er zijn Inlooptheaters met als thema’s ‘boren’ en ‘relining’. Zowel op 3 als op 4 oktober kunnen de bezoekers van de beurs een aan34

tal korte op de praktijk gerichte sessies volgen. Wie alle sessies volgt is aan het eind van de dag zeer goed op de hoogte van de toepassingsmogelijkheden en technieken van boren of relining.

NSTT No Dig Award Tijdens het NSTT No Dig Event 2013 wordt op 3 oktober de NSTT No Dig Award uitgereikt. Deze prijs wordt periodiek met behulp van een deskundige jury door de NSTT toegekend aan een organisatie die op een bijzondere wijze heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en toepassing van sleufloze technieken.

Toegang Voor bezoekers is de toegang tot de beurs gratis. Voor het congres geldt een toegangsprijs van € 195 (exclusief BTW).

Registreren/inschrijven Bezoekers voor de beurs worden verzocht zich vooraf te registreren via www.no-dig-event.nl/registreren. Inschrijven voor het congres kan op www.no-dig-event.nl/congres

Meer weten? Alle informatie over het NSTT No Dig Event, inclusief het volledige programma van de inlooptheaters en het congres is te vinden op www.no-dig-event.nl ▪


W o u ter Stap el

Er gaat haast geen workshop over samenwerking of de toekomst van de waterketen voorbij of er is wel iemand die roept dat Moeten-Willen-Kunnen belangrijke voorwaarden zijn. Maar gaat het altijd goed als je die drie af kan vinken?

Moeten – Willen – Kunnen - … De gedachte achter Moeten-Willen-Kunnen is dat alle drie aanwezig moeten zijn om een proces succesvol te laten zijn. Is bij een lastig traject een van de drie afwezig of te zwak, dan kan je er beter niet aan beginnen.

De theorie Moeten staat voor dat er urgentie is, dat vanuit beleid of de omgeving de noodzaak er is / wordt gevoeld om iets te doen. Willen betekent dat relevante personen de ambitie hebben en er persoonlijk voor willen gaan. En Kunnen gaat over praktische voorwaarden. Dat er geld beschikbaar is, dat het praktisch haalbaar is, dat de actoren competent zijn. Als de urgentie ontbreekt is er een goed kans dat het proces vroeg of laat wordt getraineerd, er geen prioriteit aan wordt gegeven, de stekker eruit wordt getrokken. Als niemand er voor wil gaan komt het proces ook stil te liggen. En als niet aan de praktische voorwaarden wordt voldaan kan het natuurlijk nooit wat worden.

Advocaat van de duivel De theorie klinkt mooi, maar laten we eens kijken of we er een gat in kunnen schieten – of je met Moeten-WillenKunnen de plank mis kan slaan. Eerst het Moeten: Als de urgentie er wel is, maar niet wordt gevoeld is er geen basis om te gaan bewegen. En als de urgentie zonder goede onderbouwing door een van de partijen wordt opgelegd aan de ander, of als het urgentiegevoel meer op de onderbuik is gebaseerd dan op harde feiten, is er het gevaar dat er wordt geïnvesteerd in een probleem dat er niet is. Dan het Willen: Als iemand ergens helemaal voor wil gaan, helpt dat natuurlijk wel om het voor elkaar te krijgen, maar dat garandeert nog niet dat het verstandig is om te doen. ‘Gewoon, omdat het kan’ heeft op internet miljoenen hits. Er lijkt dus veel te gebeuren alleen omdat het kan…

Onze praktijk Ook in onze praktijk moeten we uitkijken ons niet door Moeten-Willen-Kunnen te laten verleiden. Enkele voorbeelden uit verleden en heden – hier natuurlijk te kort door de bocht beschreven om elke specifieke situatie recht te doen: - De basisinspanning is door velen als een Moeten ervaren. De Wil was er om bij te dragen aan een beter milieu. En het Kon omdat er geld beschikbaar was. Er zijn echter veel euro’s geïnvesteerd met (te) weinig effect; - Vergelijkbaar is er veel afgekoppeld zonder voor de specifieke situatie te controleren of kosten en baten goed in balans waren; - Centrale of decentrale sanitatie, daarover zijn de meningen nog steeds verdeeld: Moeten we de kringloop sluiten? Bij sommigen gaat de ambitie (Wil) de ene kant op en bij anderen de andere kant. En technisch Kan er veel; - En leiden Moeten, Willen en Kunnen tot een eenduidige aanpak voor het buitengebied waar veel voorzieningen het einde van de levensduur naderen?

… en Weten Het is in mijn ogen dan ook belangrijk om Weten toe te voegen aan het rijtje Moeten-Willen-Kunnen. Er gaat veel geld om in onze sector en met het borgen van volksgezondeheid, droge voeten en een goed milieu hebben we belangrijke taken. De vraag wat een verstandige keuze is, is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Maar dat is geen excuus om geen poging te wagen om voor- en nadelen helder naast elkaar te zetten en waar mogelijk te kwantificeren. Er is tegenwoordig minder geld beschikbaar en met ‘gewoon omdat het kan’ kom je er niet. Dat geeft extra urgentie aan het Weten. ▪

35


D o o r F r a n s D e b e t s* )

Systeemdiscussie De discussie over ons rioleringsysteem is de laatste tijd weer wat aangewakkerd. Het dilemma ‘centraal of decentraal’ ligt weer op tafel. Het verkennen van de standpunten is een interessante oefening, maar bij de gemeenten is de vraag veel concreter nu de vervanging van de drukrioleringsystemen uit de jaren ‘90 voor de deur staat. Veel van deze systemen zijn destijds met Rijksmiddelen aangelegd, maar nu moet de gemeente er zelf voor opdraaien.

36

Met een rioolbelasting van 70 euro per I.E. is de investeringsruimte maar beperkt, op een van de internetforums verzuchtte een gemeenteman: moet ik een systeem aanleggen voor 3 I.E. dat 200 I.E. zal kosten? In de systeemdiscussie wordt weinig aandacht besteed aan het kader van wetten en regels. Niet alleen ons rioolsysteem is de afgelopen jaren ontwikkeld, het wettelijk kader is ook veranderd. In 1992 werd de Basisinspanning al geformuleerd en in de Vierde Nota Waterhuishouding van 1998 werden de uitbreiding van het rioolsysteem en afkoppeldoelen geformuleerd, deze doelen werden later in het Nationaal Bestuursakkoord Water van 2003 nog eens herhaald. De Tweede Kamer maakte zich zorgen over de enorme kosten voor de uitbreiding van de riolering, het zou gaan om 16 miljard gulden. Via de motie van Noorman Den Uyl werd besloten (1998) dat de Rijksoverheid een deel van de kosten zou dragen. De Rijksvisie van VROM (2003) bevestigde nog eens dat “anders om gaan met regenwater” veel aandacht behoefde. De beleidsbrief Regenwater en Riolering van VROM (2004) noemde vier pijlers voor dat anders omgaan: 1. Regenwater niet verontreinigen; 2. Eerst vasthouden en bergen, dan pas afvoeren; 3. Regenwater gescheiden houden; 4. De afwegingen lokaal maken. Via de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken werden deze ideeën in de bestaande wetten ingevoerd. Zo veranderde de zorgplicht van de gemeente die in de Wet milieubeheer (art 10.33) was vastgelegd. De zorgplicht ging niet langer over de plicht van inzameling en transport van afvalwater, maar over stedelijk afvalwater. Dit nieuwe begrip werd gedefinieerd als: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater


e laat zich gelden of ander afvalwater. Het pure, ongemengde bedrijfsafvalwater of regenwater was daarmee dus geen onderdeel meer van stedelijk afvalwater en viel daarmee buiten de zorgplicht. In de WM kwam nog een nieuw artikel 10.29a waarin beschreven staat wat de voorkeursvolgorde is bij afvalwaterbehandeling: 1. Ontstaan voorkomen; 2. Verontreiniging voorkomen; 3. Scheiden; 4. Hergebruik. In 10.32a werd een verordeningmogelijkheid gecreëerd, de gemeente krijgt daarmee de bevoegdheid voorwaarden te stellen aan het lozen van hemelwater of grondwater op het riool of het beëindigen daarvan. Ter aanvulling werd in de Wet op de waterhuishouding (nu in de Waterwet) geregeld (art 9a Wwh) dat de gemeente alleen nog maar een zorgplicht heeft als: “de zorg voor een doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.” Er werd ook beschreven dat er doelmatige verwerking moest plaatsvinden, dat is wat breder dan het begrip inzamelen. Daarmee is een wettelijke basis gelegd voor hergebruik. Als de gemeente minder makkelijk het regenwater accepteert moet de ontdoener er iets mee. Regenwater opvangen en vervolgens gebruiken liggen dan voor de hand, toiletspoeling met regenwater is dan niet aantrekkelijk omdat het de inkoop van drinkwater vermindert, maar omdat het afvoerprobleem verminderd wordt. Zo ontstaat wat in Duitsland België al ingeburgerd is: elk perceel beschikt over een grote regenwatertank voor de perceelsgebonden opvang van regenwater, waar mo-

gelijk wordt hergebruik in huis bevorderd. Alles samenvattend komt het er op neer dat de afvalwater en regenwater niet gemengd moeten worden en dat de gemeente geen zorgplicht heeft voor deze ongemengde producten. De zorgplicht geldt alleen nog voor huishoudelijk afvalwater en de gemeente kan daarvoor ook andere systemen inzetten dan het riool (Wm 10.33.2). Deze verschuivingen in de wet passen bij de politieke opvattingen over de rol van de overheid en de burger: de burger en het bedrijf moeten eerst zelf zorgen voor hun regenwater en bedrijfsafvalwater. En het past bij de visie op afval: voorkom het ontstaan, hou het gescheiden en hergebruik waar mogelijk.

Verschuivingen In de discussies over het moderne rioolsysteem moet m.i. de strekking van de wet zwaar wegen, het blindelings alles inzamelen en afvoeren via het riool hoeft niet meer, de lozer moet nu zelf ook zijn best doen. Dit leidt dan automatisch tot perceelsgebonden verwerking van regenwater en het zelf zuiveren van bedrijfsafvalwater. Het waterbedrijf, de waterschappen en de gemeenten zullen natuurlijk gaan sputteren, maar zo is het afgesproken, de wet is duidelijk. Het riool en de RWZI worden in beginsel alleen nog gebruikt voor huishoudelijk afvalwater dat gedefinieerd wordt als: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden. En daar waar het niet doelmatig is te rioleren kan een ander systeem worden aangelegd. En zo komt de IBA toch weer terug in beeld.

Verboden Enkele duizenden percelen in het buitengebied lozen nog steeds ongezuiverd. De combinatie van gedogende waterschappen en tactisch uitstellende gemeenten heb-

ben er toe geleid dat de lozingenbesluiten uit de jaren ‘90 nooit helemaal zijn uitgevoerd. Nieuwe lozingen in de bodem waren al vanaf 1993 verboden, die op het oppervlaktewater vanaf 2000, voor alle lozingen was 1 januari 2005 de deadline. Het is de vraag of deze laatste lozingen ooit nog gesaneerd zullen worden, maar de uitdaging ligt nu vooral bij de renovatie en vervanging van drukriolering in het buitengebied. De haastige en soms wat slonzig uitgevoerde sanering van de ongerioleerde percelen in de afgelopen 10 jaren met IBA zijn niet altijd een succes geweest. Maar de technieken zijn verbeterd en er zijn bedrijven die hardnekkig blijven geloven en blijven investeren in betere systemen. Het ontstaan van IKN in Ede is een uiting van dit vertrouwen. De combinatie van een beperkt budget bij de gemeenten, verbeterde decentrale systemen en een ander wettelijk kader zal tot interessante combinaties leiden. Het rioolsysteem van de toekomst zal minder bedrijfsafvalwater en regenwater en grondwater afvoeren, het is de vraag hoe dat verminderde en rijkere volume zich door de overbemeten rioolpijpen voortbeweegt richting RWZI. En is het dan wel zo handig als die RWZI ver buiten de bebouwde kom ligt? Is het niet beter om decentrale systemen in te zetten. Het recente experiment in de Groningse wijk Rietlanden waar een groot helofytenfilter wordt aangelegd om het grijze en zwarte water uit de wijk te zuiveren is daarvan een voorbeeld. Hoe het verder gaat weten we niet, maar de kans dat de wet binnenkort weer veranderd wordt is niet groot. De discussies over ons rioolsysteem zullen nog wel even doorgaan maar mijn pleidooi is steeds: doe wat de wet voorschrijft. ▪ *) Auteur is eigenaar van Debets b.v. en voorzitter van de stichting IKN. 37


Productinfo Platform Water Vallei & Eem werkt met H2gO In 2011 zijn Waterschap Vallei & Eem en dertien gemeenten gaan samenwerken in het Platform Water Vallei & Eem (PWVE). Middels een aanbesteding in datzelfde jaar is het open telemetrie en procesautomatiseringssysteem H2gO van I-Real geselecteerd als een gezamenlijk meetsysteem om in de aankomende tien jaren te bepalen welke investeringen er echt nodig zijn in onder andere zuiveringsinstallaties en rioleringen. Op 21 april 2013 is de eerste fase van dit project opgeleverd in het bijzijn van wethouders en andere betrokkenen van het PWVE.

In deze eerste fase is H2gO ingericht voor de veertien deelnemers. Tijdens deze fase was I-Real betrokken bij het ontwerpen, ontwikkelen, installeren en in bedrijf stellen van H2gO en de meetlocaties in het afvalwatersysteem van de deelnemers. Een groot aantal gemeenten koos ervoor om direct op de centrale hoofdpost aan te sluiten en geen eigen hoofdpost behouden. Bij de overige deelnemers realiseerde I-Real een koppeling tussen de bestaande hoofdpost en H2gO. Dit heeft tot gevolg dat er nu één regionaal meetsysteem is voor PWVE. Met het regionale meetprogramma kan PWVE nu middels telemetrie de meetgegevens verzamelen van meet- en regellocaties, de data vastleggen van de meetgegevens en meetgegevens toetsen en analyseren door validatie en rapportages. In totaal zijn 1.400 bestaande meet- en regellocaties gekoppeld aan de nieuwe hoofdpost. Bij 150 locaties is nieuwe meetapparatuur geïnstalleerd en 200 meet- en regellocaties zijn uitgerust met een directe telemetrieverbinding. Voor meer informatie zie www.i-real.nl.

E. Heersink (I-Real) presenteert meetsysteem H 2gO aan

Grafiek

wethouder B. van de Weerd (gemeente Ede).

met meet­ gegevens.

A d v er t eer d ers in d ex

J u ni

2 0 1 3

FRANK 32 Indra 32 Insituform 40 Keller Meettechniek 39 Kennis van Pompen 10 KSB Nederland 39 MJK a Xylem brand 6 Sencon 6 Siebert + knipschild 10 Xylem 2 Zandrecycling Nederland 10 IE Systems 38

Siebert + Knipschild ook in Nederland Het Duitse testlaboratorium voor kunststoffen in de rioolsanering, Siebert + Knipschild, heeft voortaan een vestiging in Nederland. Het bedrijf heeft in Amsterdam een kantoor geopend en neemt daar per post bouwplaatsmonsters aan. Als certificeringsinstantie begeleidt het bedrijf de toelatingsprocedures voor de meeste producenten van slanglinersystemen. Het bedrijf is vertegenwoordigd in de organen en commissies die zich bezighouden met voorschriften en richtlijnen als DWA, DIN en DIBt. Aanvragen kunnen per e-mail worden verstuurd aan nederland@siebert-testing.com. Voor meer informatie zie www.siebert-testing.com/nl.




Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.