Passend onderwijs
Gedragsstoornis in de klas
Leerlingen met ODD begeleiden Leerlingen met de stoornis Oppositional Defiant Disorder (ODD) vertonen vaak vijandig, opstandig en negativistisch gedrag. Bij het minste of geringste wordt een kind met ODD kwaad. Daarnaast maakt het snel ruzie met volwassenen, en zal het bijna altijd met hen in discussie gaan. Hoe help je kinderen met ODD die oppositioneel gedrag vertonen in de klas? Geesje KampGroeneveld is leerkracht in het regulier basisonderwijs (bovenbouw) en volgt de opleiding Master Educational Needs (specialisatie gedrag)
Als het kind merkt dat hij/zij ertoe doet, zal je meer bereiken
40
JSW 5 januari 2017
‘Z
e hebben daar iemand nodig die sterk in zijn schoenen staat.’ Dat was een van de argumenten die ik te horen kreeg toen ik vroeg waarom juist ik overgeplaatst werd naar een andere school binnen de stichting. Als leerkracht van middelbare leeftijd dacht ik zo ongeveer alles op onderwijsgebied wel meegemaakt te hebben. Er zijn veel onderwijsvernieuwingen voorbijgekomen, ik heb kinderen van alle leeftijden met allemaal hun eigen ‘gebruiksaanwijzing’ in de groep gehad. Daaronder waren ook kinderen met de nodige gedragsproblemen die ik dan op een bij het kind passende manier benaderde. Er was altijd wel een manier te vinden om effectief met het kind om te gaan. Totdat ik na mijn overplaatsing een kind met alle kenmerken van de gedragsstoornis Oppositional Defiant Disorder in de groep kreeg… Kenmerken ODD Kenmerkend voor ODD is een hardnekkig patroon van negativistisch, vijandig en opstandig gedrag (Van der Wolf & Van Beukering, 2009). Het kind met ODD is vaak driftig of humeurig. Bij het minste of geringste wordt het kwaad. Het maakt snel ruzie met volwassenen en zal bijna altijd met hen in discussie gaan. De volwassene ervaart dat het kind altijd het laatste woord wil hebben en nooit toegeeft. Het kind houdt zich vaak niet aan de regels en is vaak opstandig en ongehoorzaam. Het kind met ODD maakt het anderen moeilijk, het weet de gevoelige plek van de ander te vinden. Ook ergert het zich snel aan anderen en is het prikkelbaar. Het kind geeft vaak de leerkracht of andere kinderen de schuld van zijn eigen fouten, het ziet zijn eigen aandeel hierin niet. En het is vaak boos, overdreven snel gekwetst,
hatelijk en wraakzuchtig. Het kind opereert zonder druk vanuit de groep van leeftijdsgenoten. Het oppositionele gedrag doet zich vooral voor tegenover gezagsdragers (Van Lieshout, 2009). Desondanks komt het kind met ODD vaak in conflict met leeftijdsgenoten, omdat het graag de dingen wil laten gebeuren zoals hij dat in gedachten heeft (Horeweg, 2015). In de puberteit kunnen deze kinderen extra dwarsliggen. Andere pubers kunnen ook dwarsliggen. Dit geeft aan dat deze gedragingen leeftijdsadequaat zijn. Alleen wanneer deze gedragingen ernstige problemen veroorzaken voor het kind, deze minstens een half jaar aanhouden en niet passen bij de ontwikkeling van het kind tellen ze als bewijs voor een stoornis. De leerkracht Mede door het feit dat het oppositionele gedrag zich vooral voordoet tegenover gezagsdragers, kan de leerkracht zich afvragen of hij het allemaal wel goed aanpakt (‘Kan ik het nog wel?’). Maar ODD is heel moeilijk aan te pakken, omdat het kind met ODD weinig probleembesef heeft en de schuld van het probleem bij anderen legt. Het gedrag van het kind zorgt ervoor dat de omgeving bang is en toegeeft, dus het kan de omgeving naar zijn hand zetten. De invloed van het gedrag van het kind op andere jongeren is erg groot. Dit kan de autoriteit van de leerkracht aantasten, waardoor er in de groep een onveilig klimaat ontstaat. Voor de leerkracht is het belangrijk om te weten of het oppositioneel opstandig gedrag zich tegenover alle volwassenen/autoriteitsfiguren voordoet. Wanneer het gedrag zich alleen op school voordoet, kan het om een relatieprobleem gaan of er kan toch sprake zijn van ODD. Deze