HOOFDBESTUUR:
Voorzitter: Vice voorzitter: Marco van der Bij vacant Tel: 06 - 14489540 E-mail: voorzitter@parkietenspeciaalclub.com
Secretaris: Penningmeester: Frans Broeren Alex van Elst Molenstraat 140 Tel: 06-21280910 4731 HH Oudenbosch E-mail: Tel: 0165-327156 penningmeester@parkietenspeciaalclub.com E-mail: secretaris@parkietenspeciaalclub.com
TT-zaken Coördinator TC: Cees van den Berg Ron Buisman Tel: 06-50854512 Tel: 06 - 21471033 E-mail: tt@parkietenspeciaalclub.com E-mail: tc@parkietenspeciaalclub.com
Beleidszaken PR-zaken Matthijs Slagter Anja Westerhof Tel: 06-12472742 06-20181262 E-mail: beleid@parkietenspeciaalclub.com E-mail: pr@parkietenspeciaalclub.com
Ledenadministratie: Redactie Psittaci: M. Strijdveen Hoofdredacteur: A. van Kooten E-mail: ledenadmie@parkietenspeciaalclub.com E-mail:red-psittaci@parkietenspeciaalclub.com
Status Adm. en Stand P.S.C. en PR. Web beheer: Hans Veneman vacant Tel: 06-13803860 E-mail: E-mail: kweker-status@parkietenspeciaalclub.com webbeheerder@parkietenspeciaalclub.com
Verzending Psittaci: Ereleden: Cees van den Berg J. Versluis, J. van Asselt, J.Smit, R. de Vries, Tel: 06-50854512 J. Huurman, H. Veneman, W v.d. DikkenBerg, E-mail: verzending@parkietenspeciaalclub.com B Karssen, P. Onderdelinden
Internet: www.parkietenspeciaalclub.com Kijk voor het actuele nieuws op de site van de P.S.C.
- 1-
Voorwoord
Woerden, 6 april 2022
Het broedseizoen is ondertussen bij iedereen in volle gang en voor sommigen misschien zelfs al afgelopen. Om me heen hoor ik, zoals altijd, verschillende berichten. Bij de een is het heel goed gegaan, bij de ander minder. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon dus.
Wel lijkt de vogelhobby na zo’n twee jaar weer te ontwaken, alsof het coronavirus niet meer bestaat. Er worden weer veel dingen georganiseerd. De eerste vogelmarkten hebben al weer plaatsgevonden. Keurmeesters zijn al weer druk met allerlei dingen zoals keurmeestersbijeenkomsten, keurtechnische dagen, enzovoort. Besturen van allerlei organen hebben de vergader machine weer aangeslingerd en zo is het voor veel mensen in de hobby bijna ieder weekend wel raak. Ook staan de eerste babyshows binnenkort alweer gepland. Ik heb er zin in, eindelijk zou ik haast willen zeggen.
Ook spelen er een hoop nieuwe dingen, de NBvV heeft voorgesteld om het NK eind oktober te gaan houden. Wij als PSC vinden dat geen goed idee, het zit namelijk de regio shows in de weg en de regio's zijn ons bestaansrecht.
Ook heeft de Algemene ledenvergadering van de PSC voor het eerst in jaren weer plaatsgevonden. Het was fijn om elkaar weer eens live te kunnen spreken. Ook zijn er een aantal belangrijke zaken besproken. Een ervan was ons huidige status systeem. Vanuit de gehouden enquête bleek dat deze aan verandering toe was.
De voorgestelde verandering werd door de vergadering niet overgenomen. Het bestuur heeft daarop besloten om 4 mogelijke opties terug te sturen naar de regio’s met het verzoek om voor 30 juni 2022 te antwoorden. Op deze plaats aan u de oproep om aan uw regiobestuur te laten weten voor welke variant u bent. Ter info…na 30 juni 2022 kan het niet meer en heeft u uw kans gemist.
De eerste voorbereidingen voor de landelijke PSC show zijn ondertussen ook weer in gang gezet. Alles wijst erop……..we gaan weer beginnen!
Met vriendelijke groet, Marco van der Bij
Psittaci: Kwartaaluitgave van de Parkieten Speciaal Club onder auspiciën van de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers.
Redactie: A. van Kooten Spaarbankweg 2, 9909 BN Spijk (Gn) Email: red-psittaci@parkietenspeciaalclub.com
Advertenties: Alle inlichtingen bij de redactie en penningmeester, email: penningmeester@parkietenspeciaalclub.com
Abonnementen: Abonnementen lopen van 1-1 tot 31-12. Opzeggingen uitsluitend schriftelijk voor 31 december bij uw eigen regio sectretaris
Ontvangst Clubblad Psittaci: Bij geen ontvangst, gelieve contact op te nemen met ‘verzending Psittaci’: Cees van den Berg Tel: 06-50854512 E-mail: verzending@parkietenspeciaalclub.com
Kopie, overname, verantwoordelijkheid: Kopie en advertenties te allen tijde zenden aan de redactie, de redactie draagt geen verantwoording voor de inhoud van de artikelen en plaatsing. Overname van artikelen of gedeeltes is niet geoorloofd.
DTP/druk: Centrum Drukwerk Maartensdijk Oplage: ± 700 exemplaren.
INDEX UITGAVE
NR. 2 - 2e kwartaal 2022 Pagina
Bestuur P.S.C. 1 Voorwoord 2 Colofon & Index 3
Adv Henava 4 Adressen Regiosecretarissen 5 Adv. Pro genion 6 Oranjemasker? 7 Violet factor bij de catharinaparkiet 8 Jansen Tholen BV 9
Een valkparkiet met de perfecte kuif 10
DE GOUDKAP PARKIET 17
kopij inzenden en verschijnen:
Kwekersportret – Sieb Harkema 22
Adv Beaphar 25
Blackwing Kleurgrasparkiet 26
-
3-
Datum
1 Januari Februari 1 April Mei 1 Juli Augustus 1 Oktober November
- 2-
ADRESSEN REGIO SECRETARISSEN
Nieuwe leden aanmelden bij Secr. deze verwijst de nieuwe leden door naar de Regio Penningmeester voor Bank- en Gironummer. Wijzigingen dienen direct doorgegeven te worden aan de Ledenadministratie.
Staat uw regio er niet bij vraag info bij: pr-status@parkietenspeciaalclub.nl
15 Oost Noord Brabant
Hans Jansen Daliastraat 37 5721 EJ Asten tel. 0493-694708
Mail: secretaris-NB@parkietenspeciaalclub.com
20 Midden West Brabant
M. Hoogerwaard Hoek 39 4271 BH, Dussen Mail: secretaris-MWB@parkietenspeciaalclub.com
30 Gelderland (tijdelijk)
Fred Loogman
Dr. Albert Schweitzerlaan 40 3771 XM Barneveld Tel: 06 – 37459427
E-mail: secretaris-GPF@parkietenspeciaalclub.com
40 Zuid Holland
Sjaak Verbeek Mauritslaan 43 2685 VA Poeldijk E-mail: secretaris-ZH@parkietenspeciaalclub.com
45 Noord Holland
Piet Verhijde De kuil 30 1509 AM Zaandam 075-6355049 06-16888431 Mail: secretaris-NH@parkietenspeciaalclub.com
50 Friesland
Y.P.Terpstra Kerkpad 9 9074 BX Hallum 06-46722257
Mail:secretaris-FR@parkietenspeciaalclub.com
55 Noord Nederland
K. Hageman Grintweg 108 9674 GE Winschoten Tel: 0597-416241 Email: secretaris-NN@parkietenspeciaalclub.com
60 Overijssel
R. Krommendijk Berkelstraat 11 7442GE Nijverdal Tel 0610648703
E-mail: secretaris-OPC@parkietenspeciaalclub.com
75 PSC-ZON (Zuid Oost Nederland)
W.Kuiper Van de Liers 55 7071 KL Ulft 0315631064 06-81257557 Email: secretaris-ZON@parkietenspeciaalclub.com
85 Midden Zeeland
J. Bekenes Conferencestraat 44 4421 DS Kapelle Mail: secretaris-MZ@parkietenspeciaalclub.com
Neophema Studie Groep
Frans Broeren Molenstraat 140 4731 HH Oudenbosch Tel: 0165 32 71 56 Website: www.neophemastudiegroep.nl Email: secretaris@neophemastudiegroep.nl
- 5- - 4-
Oranjemasker?
Oranjemasker fischeri
Foto:
Cemporet Satya Graha
Bij de agaporniden kennen we bij de A. roseicollis de oranjemaskermutatie. Deze mutatie is recent ook opgedoken bij andere soorten agaporniden. In Australie bestaat deze mutatie in ieder geval bij de A. fischeri. Intussen zijn er ook van deze vogels in Indonesie beschikbaar. Volgens Indonesische kwekers daar ook spontaan ontstaan, onafhankelijk van de Au stralische vogels.
Nu heeft de A. fischeri al van zichzelf een oranjerood masker. Door de oranjemasker mutatie veranderd dit in een oranjegele maskerkleur. De normale lichaamskleur blijft ongewijzigd. Net als bij de A. roseicollis is deze mutatie goed te combineren met andere mutaties , denk daarbij aan ino, pastel, DEC, gezoomd, bont enz.. Zo lang het maar in de groenserie blijft. In de blauwserie is het niet zichtbaar, in de parbluevormen zal het waarschijnlijk wel iets zichtbaar zijn maar zijn dit geen gevraagde combinaties voor de TT.
Bij de A. personatus is deze mutatie ook al beschikbaar. Onduidelijk is of deze via overkruisen tot stand is gekomen of wellicht ook als spontane mutatie. Hier wordt de herkenbaarheid een stuk lastiger, immers het zwarte masker overlapt de rode koptekening. Hier ka n men de oranjemasker A. personatus aan de snavelkleur herkennen, i.p.v. de rode snavel heeft deze dan een oranje snavel. We lopen hier tegelijk tegen de vraag op of oranjemasker hier wel de meest passende mutatienaam is. Als we wat breder kijken dan zien we bij andere soorten dat deze mutatie op heel andere kleurvelden zijn werking heeft. Bij de tropen spreken we vaak van de oranjesnavelmutatie. Dit werkt alleen goed als de oorspronkelijke soort een rode snavel heeft. Denk daarbij aan de zebravink, diamantvink enz. Ook bij de Gould’s amadine kennen we deze mutatie. Deze komt zelfs op beperkte schaal in het wild voor. Voor andere soorten, zoals de zilverbek gaat dit niet op, deze heeft van zichzelf geen rode snavel. Hier wordt de ‘oranjesnavel’ pas zichtbaar in een ino vogel. Hier zien we dan of wel een rode stuit danwel een oranje stuit. In een wildvorm vogel is dit verschil niet zichtbaar. Wellicht dat deze mutatie dus ook in het wild voorkomt zonder dat dit zichtbaar is. Bij de rode kardinaal en bijv. de goudvink leidt deze mutatie naar een gele vogel. Door Hayward werd deze mutatie vroeger ‘Tangerine’ genoemd. Deze benaming is ook in het boek van Dr. Terry Martin gebruikt. Was wellicht t och geen gekke benaming, past immers bij alle verschijningsvormen.
CYP2J19 is de naam van het betreffende gen. Deze maakt een enzym aan dat gele kleurstof laat doorontwikkelen naar een rode kleurstof. Dit is via genetisch onderzoek o.a. aangetoond bij de geel c.q. oranjesnavel mutatie van de zebravink en ook bij de rode kanarie waar dit CYP2J19 gen door inkruisen vanuit de kapoetsensijs is bewerkstel ligd.
- 6-
- 7-
Een jaar of vier geleden deelde ik al eens een stukje met de vraag of de violetfactor bij Catharina’s wel een violetfactor is. Nu 4 jaar verder moet ik zeggen dat ik er steeds meer naar neig om te stellen dat dit niet het geval is. Dat kan ik natuurlijk niet zomaar roepen zonder het proberen te onderbouwen.
De violetfactor bij parkietachtigen vererft enkelfactorig dominant, dat wil zeggen dat er zowel enkelfactorige vogels als dubbelfactorige vogels zijn. Het betreft, net als de donkerfactor mutatie een zogenaamde veer mutatie. Dat betekent dat het niets met welke kleurstof dan ook in een veer doet, maar dat alleen de veerstructuur anders is.
Bij andere parkietachtigen zie je het als een vogel 1 of meer violet factoren heeft. De violetfactor gedraagt zich dan zoals een donker mutatie, dat wil zeggen dat de vogel eruit ziet alsof hij een donker factor heeft, hij ziet er dus visueel donkerder uit. Dat is bij een Catharina parkiet zeer zeker niet het geval, maar daarover verderop meer.
Ik heb de afgelopen paar jaar bij verschillende mensen navraag gedaan of er wel eens veren onderzoek is gedaan voor deze mutatie bij de catharinaparkiet, maar iedereen vertelde me dat dat niet zo is. Wat er dus waarschijnlijk is gebeurd is dat iemand deze mutatie heeft gekweekt in een D Turquoise vogel, en dat men die verder zonder onderzoek violet is gaan noemen.
Vaak zegt men dat je aan de kop van een catharina kunt zien of deze een violetfactor heeft, maar ook dat is een fabel. Poppen hebben in de kop meer blauw structuur dan mannen, Maar zowel mannen als poppen tonen een blauwe gloed in de kop als ze beter in conditie komen, en bij sommige kleurslagen is dat extra duidelijk, vooral bij grijsvleugel poppen in de turquoise serie. Dit argument telt dus niet.
Wat we verder zien is dat Catharina parkieten met een “violet” factor minder geel laten zien, en met twee van deze factoren laten ze helemaal geen geel meer zien. In sommige gevallen worden ze dan zelfs gekeurd als “blauw”, en dat is volgens mij precies wat er aan de hand is. De “violetfactor bij Catharinaparkieten doet iets met het gele Psittacine. Vogels met een enkele factor vallen een beetje tussen turquoise en blauw in, en dat past ook binnen de andere parkietachtigen, daar is dat namelijk ook het geval.
Als het de blauwfactor zou zijn dan verklaart het ook waarom het bij D en DD groene vogels niet of nauwelijks waarneembaar is dat ze een zogenaamde violetfactor hebben. Het lijkt alsof deze vogels wat egaler zijn, en dat komt in mijn visie omdat het geel bezit in borst en buik wat wordt gemaskeerd. Deze vogels zijn wel altijd weer split voor Turquoise, het lijkt dus alsof de factor daar aan gekoppeld zit en niet los vererft. Jongen in de Turquoise serie die uit dit soort vogels komen hebben ook altijd minder geel bezit, wat mij betreft weer een aanwijzing.
Hoe zit het dan met de Dominante vererving?
Die is er volgens mij niet, ook omdat je bij vogels in de groen serie niet kunt zien of ze deze factor bezitten, wat er voor mij op wijst dat er geen sprake is van dominante ver-
erving. En wat betreft de turquoise serie, waar je het wel kunt zien, daar is wat mij betreft sprake van tussenkleuren net als bij alle andere parkietachtigen. Dit zijn in mijn ogen dus turquoise vogels die split zijn voor blauw
Waarom zijn er dan nog geen spierwitte vogels (ino blauw)?
Dat kan volgens mij twee redenen hebben. De eerste is dat de vogels met dubbele violet factoren nooit in aanmerking komen voor prijzen (uitzondering is natuurlijk de Violet D Turquoise), en dat ze dus altijd worden weggedaan. Er wordt nauwelijks mee verder gekweekt, en zeker niet twee tegen elkaar. Ik denk als we er mee verder kweken dat we wel degelijk een spierwitte vogel gaan kweken.
De tweede reden is, en daar ben ik zelf niet zo zeker van, is dat we de vogels die we nu turquoise noemen wel eens aqua kunnen zijn. Maar zoals gezegd daar heb ik geen aanwijzing voor, maar ik weet wel dat deze theorie onder kwekers en keurmeesters leeft.
Conclusie
Voor mij is de violetfactor bij catharina parkieten geen violetfactor, maar een blauwfactor.
Uiteraard is dit mijn mening, en sta ik open voor andere meningen en mensen die me kunnen overtuigen dat ik er naast zit.
Marco van der Bij
- 8-
- 9Violet factor bij de catharinaparkiet JANSEN THOLEN B.V. Slabbecoornweg 9 Tel: 0166 - 602102 4691 RZ Tholen Fax: 0166 - 604257 e-mailadres: jansen.tholen@tip.nl l Machinebouw + Laswerk l Verspanende bewerkingen l Superfinishing walsrollen l Vlamspuiten l Industriële automatisering l Industieel technisch onderhoud l Elektrotechnisch installateur
Deel 1
Even voorstellen
Mijn naam is John van den Berg, sinds 2009 ben ik besmet geraakt met het kweken van getekende valkparkieten, dit na het zien van een nestje bont richting getekende valkparkieten. Sinds toen ben ik lid van de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers (NBVV), Vogelvereniging Zang en Kleur te Zevenhuizen en van de Parkieten Speciaal Club (PSC) en speel daar shows / tentoonstellingen op het hoogste niveau, in de klasse van Topkweker.
Inmiddels heb ik een aantal mooie resultaten behaald op plaatselijk en regionaal niveau bij Zang en Kleur en de PSC Zuid Holland. In 2018 werd ik meervoudig Nederlands Kampioen en in 2019 zelfs Wereldkampioen met een stam getekende valkparkieten tijdens de Mondial 2019 te Zwolle.
Mijn valkparkieten zijn hier gelukkig weer terug van het Wereldkampioenschap Mondial 2019 te Zwolle, voordat ze weer de volière in gaan eerst maar even met hun trotse kweker op de foto.
Inleiding
In mei 2019 schreef ik voor dit blad het artikel " Het mysterie rond de vererving van de bont getekende valkparkiet ontrafeld " Daar de getekende valkparkiet nog steeds een relatief jonge mutatie is valt nog veel aan kwaliteit, zoals o.a. het model, formaat, bevedering, kleur, wangvlek en kuif te verbeteren.
Navraag bij Adri van Kooten (vogelkenner, schrijver, fotograaf, keurmeester) leerde mij dat over de kuiven van valkparkieten, bij zijn weten, nog geen artikel is gepubliceerd. Werk aan de winkel dus. Met illustrerende foto's neem ik u via vele "foute " lees minder goede kuiven mee naar het kweken van de "perfecte" kuif. Hierbij wordt de lengte, driehoekvorm of kaboutermuts en het model van de kuif beschreven. Dit artikel wordt afgesloten met informatie over selectie op kuifeigenschappen bij jonge valkparkieten. De daarbij getoonde foto's laten hele specifieke positieve eigenschappen bij jonge valkparkieten zien.
Getekende valkparkiet, jong van ongeveer 6 weken oud.
Het belang van betrouwbare kweekvrienden
Tijdens het Mondial 2019 maakte ik kennis met Robertus Benning en zijn vader, beide kweken met enorm veel passie en plezier al jaren prachtige vogels. Het altijd maar bezig zijn met het verbeteren van de kwaliteit zit hun in het bloed. Daarnaast heeft Robertus en zijn vader, net zoals ik geen geheimen wat betreft onze hobby. Robertus leerde mij veel over voeding, supplementen, bevedering, het bekijken en beoordelen van een valkparkiet maar bovenal alle ins en outs wat betreft de kuiven van onze valkparkieten. Robertus heeft de gave heel systematisch en met oog voor detail een valkparkiet te bekijken en te verwoorden hetgeen hij waarneemt. Regelmatig sturen wij kweekvrienden elkaar foto's van (jonge) valkparkieten, bespreken we de kwaliteit en hoe deze in een volgende kweek te verbeteren. Inmiddels heb ik aardig kijk gekregen op de kwaliteit van de kuiven en heb met deze kennis weer stapjes kunnen maken bij mijn getekende valkparkieten.
De familie van de Kaketoe Lange tijd is discussie onder ornithologen geweest tot welke vogelsoort de valkparkiet behoord. In 1999 bracht DNA onderzoek van Brown (1) duidelijkheid dat " de valkparkiet geen echte parkiet is, maar een kleine kaketoe" De kaketoe gebruikt zijn kuif onder andere om indruk te maken, immers een grote kuif opzetten laat de vogel groter en imposanter lijken. Kijkend naar kaketoekuiven kunnen we ook de ideale valkparkietkuif beschrijven.
Jonge Inca kaketoe, tot aan achter toe een imposante waaier kuif en alle kuifveren hebben een mooie Svorm. Op deze foto kan je aan de basis van de kuif ook de brede kuifaanzet zien. Foto Mathieu Vloet
De valkparkietenkuif van voren bezien Kijken we frontaal naar de kuif van de valkparkieten, dan wensen we een forse kop met een kuif te zien welke aan de basis een brede aanzet heeft, dus over de gehele breedte van het voorhoofd loopt. Zien we naast de brede aanzet en een forse kop ook nog een valkparkiet met forse wenkbrauwen (als het ware boos kijkend), kunnen we helemaal tevreden zijn.
De ideale kuif loopt vanuit de brede basis verder uit in een punt, zoals een driehoek of kabouterpuntmuts.
De maximaal toelaatbare lengte van de kuif is in Duitsland gesteld op 8 cm. Helaas hebben veel valkparkieten waarmee men kweekt van voren bezien niet de ideale kuif en zien we veel fouten. Bijvoorbeeld een te smalle aanzet, In plaatst van een
- 11- - 10-
"
Het kweken van een valkparkiet met de perfecte kuif, we streven naar perfectie, maar zullen we dit ooit bereiken? "
mooie kabouterpuntmuts zien we kuiven die van boven breed uitlopen zoals in extremis de kroonkuif. Een aantal Belgische topkwekers zien graag een valkparkiet met grote kop, brede aanzet van de kuif en dan een "mooie" kroonkuif. Deze kweekvalken gebruiken ze ter verbetering van de gehele kuif, maar oppassen voor doorslaan is zeker op zijn plaats. Aanzet en vorm van de valkparkieten kuif.
Bij deze opaline pop zien we een kuif met aanzet die veel te smal is.
Een aantal Belgische topkwekers zien zulke kroonkuiven graag, dit ter verbeteren van hun kuiven.
Deze getekende witmasker man zijn kuifaanzet en driehoek ogen prima, maar kuif in zijn geheel mag veel langer.
Aanzet kuif nog iets te smal, kopje oogt te klein. Jong getekende witmasker, de kuif heeft een prima aanzet, mooi lang bevederde kuifveren, door extra alertheid staat de kuif nu ietwat breed uit.
Driehoek of kabouterpuntmuts
Deze cinnamon opaline getekende pop, laat geen mooi kabouterpuntmuts zien maar heeft een lichte kroonkuif.
Cinnamon bonte witmasker met gigantische kroonkuif op te klein kopje.
Oeps, de schacht van de enorm lange kuifveren is te smal waardoor deze neigen om te vallen, wel goede kuif voor verdere kweek.
Kuifveren met brede schacht. Deze pop zal goed passen bij de hiervoor getoonde getekende witmasker man waardoor de kuiven van hun jongen nog beter zullen zijn.
Foto: Frankie de Block
Deze fraaie cinnamon opaline pop met fraaie kuif is verder te optimaliseren door er een partner met meer kabouterpuntmuts/ driehoek tegen te plaatsen.
- 13-
- 12-
- 14-
Voor deze man is het van belang een pop te kiezen die kuifveren heeft met bredere schachten. In dat geval zullen de kuiven van hun jongen nog fraaier worden.
Foto: Robertus Benning
Prachtige wildkleur man met jong, kuif nu in platte alerte toestand, heeft fraaie S-vorm. Naast de ronde grote wangvlek zien we rode uitloop. Deze zogenaamde broedvlekken zien we vaker bij mannen in opperste broedstemming. Na de broedperiode en rui zullen deze weer verdwijnen.
De kuif bij valkparkieten van opzij bezien Kijken we naar de zijkant van de kuif, dan wensen we een kuif welke van voren een duidelijk mooie S-vorm heeft en naar achteren toe een hele fraaie volle waaier, de achterste steunveren moeten dus ook een behoorlijke lengte hebben.
De S-vorm
Mooie jonge wildkleur pop, kuifveren hebben mooie brede schacht, mist S-vorm en heeft geen waaier.
Deze twee bonte (cinnamon) witmasker mannen hebben vrij rechte kuifveren.
S-vorm niet compleet wel mooie brede schacht kuifveren, de kuif moet voller.
Mooie brede bonte geelwang pop gekweekt door Frankie de Block. Het zwarte kuifveertje accentueert de prachtige S-vorm. De kuifveren hebben een mooie brede schacht.
Deze mooie brede bonte opaline pop heeft naast een fraaie S-vorm ook hele mooie lang bevederde kuifveren waardoor de kuif voller oogt.
Tot zover deel 1. In het augustusnummer volgt het tweede en laatste deel over het streven naar een perfecte kuif.
- 15-
Algemeen
In de heringedeelde groep bij de Zuid-Amerikaanse parkieten, de aratinga’s, is de goudkap, aratinga auricapillus gebleven en waarschijnlijk de minst gekende van de soorten uit deze groep, die aanwezig zijn in Europa. De zonparkiet en de yendaya zijn vrij goed gekend en worden ook vrij regelmatig gekweekt. De zwavelborst (Aratinga maculata) is de laatste toegevoegde aan deze groep. Helemaal niet bij ons gekend omdat ze nooit onze regio’s hebben bereikt, tenminste niet geweten en ook hun aantal in de natuur ligt gevoelig lager dan de hier reeds vermelde soorten.
Uit de groep aratinga’s zouden de weddels en de nandaya terug geschrapt worden en zouden als aparte soort verder gaan of ondergebracht worden in een andere groep. Daar loopt nog steeds de discussie.
Bij de goudkap zouden volgens sommigen, 2 ondersoorten zijn, namelijk de auricapilla en de aurifrons. Voor anderen bestaat de aurifrons niet. Toen we in 2005/6 op een bijeenkomst waren in Plantaria met Duitse kwekers, werd daar o.a. door Thomas Arndt de uitleg gedaan waarom er geen ondersoort is. Nochtans wordt er door vele liefhebbers nog steeds het onderscheid gemaakt en wordt er koortsachtig gezocht naar de aurifrons. Ik kan dat wel begrijpen, want er is weldegelijk een verschil in kleur en in grootte, dat is toch wat ik me nog herinner uit vroegere tijden. Maar wie ben ik om de wetenschappers tegen te spreken? In de beschrijving ga ik wel de verschillen aanbod brengen.
- 16- - 17DE GOUDKAP PARKIET °°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°° Tekst en foto’s: Jef Kenis V van Verkoop & In gel De Vo Vogelbenodigdhed en ogels ten s Drach llood m m en en Zaterdag Donderdag Dinsdag: Openingstijden: ur :00 u uur 1:00 ur :00 u devogelloodsdrachten.com oodsdachten@hotmail.com 3415 : 062054 achte Z Dr mhout 55 9206 A 17: uur tot :00 : 9 t 2 30 uur to : 18: 21: uur tot 18:30 wwwww.d Website: w mail: devogello ETel Helm et es: H Adr
De goudkap is overwegend groen, met een roodoranje bevedering op het voorhoofd en rond de ogen. Het roodoranje van het voorhoofd wordt “geler” richting het achterhoofd. Dat geel is “slordig” afgelijnd en gaat over naar groen, eerder donkergroen over de rest van de rug tot aan de aanzet en het begin van de staart. Die staart is een mengelmoes van bruin en schakeringen olijfgroen, uitlopend in een donkerblauwe punt.
De keel is nog vrij egaal groen, dikwijls mooi afgelijnd, net zoals rond de ondersnavel en de oorstreek, maar lichter dan de rugkleur. De bevedering op borst, de buikstreek, de flanken en rond de dijen zijn bruinrood met een lichte omzoming. De onderzijde van de staart is grijs/zwart. Het uiteinde van de grote vleugelveren is diep blauw, net zoals het uiteinde van de staart aan de bovenzijde. Veelal zien we halfweg die vleugel nog zo een diepblauw “bandje” te voorschijn komen, maar dat is niet altijd even zichtbaar.
De oogring is wit, zonder bevedering, de snavel en nagels zijn diep zwart en de poten grijs.
Wat is nu het zichtbare verschil tussen de “2 soorten”? De aurifrons” is “donkerder” groen, heeft minder “kleur” op het voorhoofd, maar is wel beter afgelijnd en mist de roodbruine omzoming die voorkomt op de stuit bij de nominaat, de auricapilla. De nominaat is ongeveer 30 cm groot, weegt rond de 130 gram als volwassen vogel, een zelfstandig jong ongeveer 115 gram. De aurifrons is zichtbaar kleiner maar ook “fijner”. Er zijn kwekers die trachten deze “ondersoort” op de kaart te houden, al wordt hun zoektocht er zeker niet simpeler op. Temeer omdat je nu toch wel wat vogels vindt, die voldoen aan de beschrijving van aurifrons behalve de roodbruine omzoming op de stuit.
In de natuurlijke omgeving, in Brazilië en Paraguay, leven ze voornamelijk rond de savannes en regio’s met droog kreupelhout. Ze durven, net zoals de zonparkieten, plantages opzoeken om aan voedsel te geraken. Maar verder is er echter weinig gekend over hun natuurlijke gedragingen. Doordat in “natuurlijk leefgebied” in snel tempo verdwijnt is er sprake van om de goudkap een beschermde status te gaan geven.
De aanschaf - kweek
Wat zijn voor mij zowat de puntjes waardoor ik overga tot de aanschaf? Formaat moet er zeker zijn. Ze moeten toch borstbreedte hebben, de lengte moet er toch ook zijn. Bij jonge vogels kan je wel al inschatten wat het geel/oranje op de kop en het roodbruine op de buik zal gaan evolueren. Nochtans gaat mij dit niet tegenhouden om een “minder” gekleurde vogel aan te schaffen, zolang de rest maar een beetje klopt.
Ik heb eerder goudkappen aangeschaft dan bijvoorbeeld de zonparkiet. Ik voelde me meer aangetrokken door deze soort. Mijn eerste aanschaf was in 1994 en ik heb daar vanaf 1996 jaarlijks 2 jongen van op stok gekregen. Dan had op een dag de pop ineens problemen met vliegen en spijtig genoeg was ze al overleden vooraleer we bij de dierenarts arriveerden. De man is toen vertrokken naar een bevriend kweker die al een tijdje een volwassen man aan het zoeken was voor zijn toen 7 jarige pop.
Intussen had ik een tweede koppel samengesteld. In 2000 had ik een pop bijgehouden en een man aangeschaft. De man is nog steeds aanwezig in onze volières. En het is een prima “hulpvader”. Zijn wederhelft is gestorven in 2016 en omdat hij toch al wat ouderdom had, is hij bij ons gebleven in dezelfde volière met een koppel uit 2016. De oude man mag er echter prat opgaan dat een dochter van hem een zilveren medaille heeft behaald op het WK in Bari, in een reeks met toch wel concurrentie.
Voor zover we kunnen nagaan hebben is dit koppel uit 2016 ook onverwant. Alleen is dat moeilijk na te gaan want Brazilië is toch ook al een eeuwigheid gestopt met de export. Dit koppel heeft er wel 4 jaar overgedaan om voor nakomelingen te zorgen, dus tot in 2020. Normaal mag je ervan uitgaan dat vogels van deze grootte er normaal na 2 jaar voor zorgen. Het resultaat mag er echter zijn. 4 eieren en 4 jongen op de stok, daar teken je toch voor.
Zowel bij het eerste koppel als bij het huidige paar hebben we dus niet moeten ingrijpen. Ze hebben alles zelf tot een goed einde gebracht.
Het nestblok dat mijn goudkappen tot nu toe verkozen is er eentje van 60 cm hoog en bodemoppervlak 22 cm op 22 cm, eigen fabricaat. Mijn eerste paren heb ik steeds de keuze gelaten uit een natuurstam met ongeveer dezelfde afmetingen en een kleiner blok van 50 op 20 op 20. De natuurstam is nadien nooit meer aangeboden. Je moet bijna een extra constructie voorzien om zo een blok in de volière te krijgen vanwege het gewicht.
In het nestblok voorzie ik al jaren hetzelfde: een mengeling van houtkrullen dat overal verkrijgbaar is, gemengd met datgene dat van de kettingzaag komt, het beste van zachte houtsoorten. Die mengeling wordt goed gespoeld en ontsmet en hiervan wordt 5 cm in het blok gedaan. Ik voorzie ook steeds wat zachte houten plankjes aan de binnenzijde, juist boven de nestvulling. Aratinga’s, maar de meeste grotere Zuid-
- 18- - 19-
Amerikaanse parkieten hebben de gewoonte de wanden af te schrapen en je wil toch vermijden dat halfweg het seizoen ineens de bodem van het blok op de grond ligt. Het koppel zit in een volière van 3 m op 90 cm, vrij licht en niet, zoals velen in hun artikels schrijven dat Zuid Amerikaanse parkieten het liefst in een iets donkere omgeving broeden. Ik ga zeker niet zeggen dat ik hierbij het tegendeel bewijs. Ik ga er vanuit dat een koppel over gaat tot broeden wanneer zij het echt naar hun zin hebben.
Volgens naslagwerken bestaat een normaal legsel bestaat uit drie tot vijf eieren. Zelf heb ik tot het seizoen van 2020 nooit meer dan 3 eieren in één legsel gehad. De pop broed ongeveer 24 dagen (meestal vanaf het tweede ei). Een voordeel bij aratinga’s is het feit dat meestal ook het kleinste jong groot wordt dit in tegenstelling met de Australische parkieten. Bij hen wordt vrij dikwijls het kleinste jong vertrappelt of krijgt het te weinig voeding.
De jongen worden vrij kaal geboren. Na een dag of 10 zie je wel wat meer dons verschijnen. De jongen worden rond de 14 dag geringd met een 6 mm ring, al zie ik daar toch ook dat we binnen afzienbare tijd naar een iets grotere ringmaat zullen moeten gaan, net zoals bij de zonparkieten. Vroeger gebeurde het al eens dat je de ringen moest afplakken of vooraf al enkele dagen in het nest moest leggen omdat anders dat vreemde voorwerp het nest uitdonderde (met het jong erbij natuurlijk). Tegenwoordig komt dit praktisch niet meer voor.
Het duurt dan nog enkele dagen vooraleer de eerste veren verschijnen. Vanaf dat moment gaat het wel sneller, maar toch doen aratinga’s een kleine 30 dagen langer over om het nest te verlaten dan vb Australische parkieten.
Goudkappen, maar ook andere aratinga’s, kunnen eigenlijk zowel vroeg als laat op het seizoen beginnen. Normaal is het geen probleem met eender welk weer. Enkel wanneer het te warm is, moet je net zoals bij andere parkieten daarmee rekening houden. Koude kan een probleem geven wanneer de jongen nog te klein zijn. Ik heb dat zelf in het voorjaar van 2008 nog mogen ondervinden. De ene week van april 20°C en de andere week ‘s nachts -7°C. Het resultaat laat zich natuurlijk raden.
2020 was ook weer zo een jaar. Een zeer goed voorjaar, soms al te warm overdag, maar bij de goudkappen heeft dit geen problemen gegeven. Alhoewel ik niet direct een aanleiding zag, was ik toch eind april de pop kwijt. Bij controle zag ik 1 ei. Normaal, bij 1 ei, komt de pop zeker nog van het nest omdat ze nog niet aan het broeden is. Deze pop was ook nog niet aan het broeden, het ei was nog koud, maar bleef wel in het blok. Weer iets bijgeleerd. Daarna volgden nog 3 eieren op de normale tijdstippen gelegd. En precies de 24ste dag werden 2 jongen geboren, met een tussenpauze van 5 uur. Dat is het voordeel dat je veel thuis bent, dan kan je zoiets controleren.
De jongen zijn prima groot gebracht met de pleegman als grote hulp en na een 63 dagen zag ik voor het eerst alle goudkappen in de volière zitten.
Als basisvoeding krijgen de goudkappen hetzelfde als al mijn andere krombekken. Deze bestaat uit een mengeling van de normaal gekende zaden (toch een 28% plat witzaad) maar met een kleiner aantal zonnepitten. Ik ga ervan uit dat je dat dit een goede samenstelling om vogels te onderhouden. Het is een samenstelling die ik een kleine 30 jaar
geleden heb gekregen van een oudere liefhebber die zo goede resultaten haalde. Met dat alleen bereik je niet echt goede kweekresultaten. Vanaf half december, ze krijgen dan 1 maal per week eivoer, verhoog ik dit langzaam naar alle 2 dagen eind februari. Dit zachtvoer bestaat uit: een aangekocht eivoer. Ik gebruik een vet eivoer en doe daar nog een droog bij in een verhouding 50 – 50. Het vette eivoer is wat groffer en het droge fijn. Verder vermeng ik er steeds groenten en fruit bij. De verhouding tot het eivoer is 70-30 eind februari. Ik bouw dit natuurlijk ook langzaam op. Als groenten en fruit gebruik ik voornamelijk inlandse producten, maar citrusvruchten, perziken en druiven staan ook zeker op het menu. Eénmaal per week wordt er onkruidzaad in het eivoer gemengd. Misschien raar, maar het is het eerste dat eruit wordt gehaald en toch hebben de vogels bij mij een vrij grote kromme snavel.
Om nu de daling van het eiwit gehalte wat op te vangen, gebruik ik insectenvoer. Vrij duur, weinig gebruikt door parkietenkwekers, maar voor mij het ideale product om een tekort aan te vullen. Ik weet dat velen trachten te kweken met een zo klein mogelijke kost en daar is niks verkeerd mee. En ik ga z eker niet zeggen dat alles bij mij beter zal zijn, dat de kweekresultaten zo veel beter zijn. Het is enkel het aanvoelen en toch de kweekresultaten die behaald heb met de wat moeilijkere soorten die me gesterkt hebben in de manier van werken.
De vogels krijgen natuurlijk alle dagen vers drinkwater. Ik ben van oordeel dat er met water toch wel wat mis kan gaan. Eenmaal per week worden alle drinkpotjes af gekookt en gereinigd.
Verder is er steeds grit ter beschikking. Van vitaminen geef ik bijna nooit iets extra’s. Ik hoop voldoende te geven via mijn toevoegingen van groenten en fruit.
Ook bij deze aratingasoort zijn er intussen mutaties geboren. De lutino, maar dan de recessieve vorm en de “dilute” zijn diegene waarvan ik het bestaan af weet. De lutino is een zeer mooie vogel, maar door zijn recessieve vererving zijn er toch wel wat problemen geweest om de mutatie echt op de kaart te krijgen. Gelukkig zijn er toch kwekers die er zich echt hebben op toegelegd en een vrij gezonde stam hebben weten op te bouwen. Bij ons is ook deze mutatie geboren, maar ik vermoed dat deze stam verdwenen is. Er is nog een tweede kweker die ook deze mutatie in zijn bezit heeft, ook jongen op stok krijgt, maar door de pandemie ben ik daar nog niet kunnen op bezoek gaan om zijn resultaten te bekijken.
De “dilute” heb ik op foto zien verschijnen, alleen was niet te achterhalen waar die juist geboren is. Maar dat er al een basis is om op verder te bouwen, was al duidelijk te zien aan het aantal dat in de volières te zien waren. Laat ons hopen dat dit klopt.
Ondanks het feit dat deze krombek een aratinga is, is hij zeker de luidruchtigste niet. Ons kweekkoppel laat zich bijna nooit horen. Enkel wanneer er iets speciaal in de tuin gebeurt hoor je dat. Maar dat heb je ook bij andere soorten.
Voor tentoonstellingen moet je wel geduld hebben. Je moet deze soort echt voorbereiden, want ze schrikken steeds als er iets plots langs komt. Dus enkele weken voordien enkele uren in een TT kooi plaatsen is toch een ideale voorbereiding. Ik doe dat wanneer ik ga voederen en plaats de kooi op een plaats waar ik regelmatig langs moet en ik heb een hond die mij steeds vergezeld in de kooien.
Ik kan dus iedere liefhebber deze soort aan raden, zelfs al ben je niet direct een gevorderde kweker.
- 20- - 21-
Kwekersportret – Sieb Harkema, één van de mede grondleggers van de PSC.
Voor het kwekersportret van mei ben ik naar Heiligerlee getogen voor een ontmoeting met Sieb Harkema. Heiligerlee is een streekdorp in de gemeente Oldambt van de Nederlandse provincie Groningen. Heiligerlee is vooral bekend vanwege ‘De slag bij Heiligerlee’. Op 23 mei 1568 wist een klein leger onder leiding van Lodewijk en Adolf, graven van Nassau en de jongere broers van Willem van Oranje, de Spanjaarden een gevoelige nederlaag toe te brengen. De Slag werd hierdoor bekend als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Ter nagedachtenis is er in Heiligerlee in 1868 een Monument ter herdenking van de Slag bij Heiligerlee geplaatst. Het monument laat zien hoe de Nederlandse maagd zich ontfermt over de stervende Adolf van Nassau. Kort nadat ik het dit monument gepasseerd ben sta ik voor het woonhuis van Sieb en zijn vrouw. Sieb staat mij al op te wachten en na elkaar de hand, tegenwoordig is de elleboog, te hebben geschud staat er al snel een lekkere kop koffie voor mijn neus te dampen.
Sieb Harkema is geboren op 3 april 1946 en viert dus binnenkort zijn 76ste verjaardag. Hij is één van de grondleggers van de PSC, samen met o.a Jack Burm en A. Braam. De PSC werd opgericht nadat er tussen de NBvV en de NPC onenigheid was ontstaan. De NPC was toen de (eerste) grasparkietenclub binnen de NBvV. Binnen de NPC wilden de leden dat de NBvV tentoonstellingskooien met witte voorfronten en gekleurde pootringen zou toestaan, overeenkomstig de regels zoals in Engeland.
Uiteindelijk leidde dit er toe dat de NPC zich afscheidde van de NBvV. Hierna werd in Hoensbroek onder aanvoering van A. Braam een nieuwe parkietenclub opgericht die wel conform de regels van de NBvV wilde handelen. Dat was op 16 oktober 1969.Later bestond bij veel leden de behoefte om ook op regionaal gebied parkietenclubs op te richten, conform de regels van de NBvV. Nadat dit gestalte had gekregen werd er in 1970 een oprichtingsvergadering georganiseerd door de verschillende regio’s en werd er een landelijk bestuur gekozen waaronder de regio’s zouden resorteren. De huidige structuur van de PSC was toen geboren. Na de oprichtingsvergadering vormden A. Braam (voorzitter), Jack Burm en Sieb Harkema het hoofdbestuur van de PSC. Sieb weet zich nog goed te herinneren hoe hij met zijn vrouw en schoonfamilie rond de tafel liep om de bladzijden van Psittaci op goede volgorde te leggen en vervolgens in elkaar te nieten. Ook herinnerd hij zich nog de frustraties bij het op de post doen van de Psittaci’s. Sieb verwoord het als een ‘lijdensweg’ omdat er volgens de PTT altijd wel wat mankeerde bij het op de post doen van het clubblad. Sieb was ook betrokken bij de oprichting van de regio Noord Nederland, samen met schoonvader Engel Fokkens en F. Beswerda. Hier was met name Fokke Beswerda de initiatiefnemer, aldus Sieb. Omdat Engel Fokkens en ik familie van elkaar waren en geregeld bij Fokke kwamen raakten wij hier ook bij betrokken. Nu we het toch over oprichting van vogelverenigingen hebben, Sieb werd ook voorzitter na de oprichting van de vogelvereniging ‘Oldambt’ te Oostwold in september 1992. Verder heeft hij ook nog verschillende functies gehad binnen de vogelvereniging ‘de Vogelvriend, Winschoten, waaronder die van voorzitter.
HOE HET BEGON
Sieb is nog maar 15 jaar oud als hij lid wordt van de vogelvereniging ‘de Vogelvriend’ in Winschoten. Als hij hier op terugkijkt vraagt hij zich nu nog af hoe het binnen het gezin financieel mogelijk was dat hij lid kon worden van de vogelvereniging. Zijn vogelbestand bestaat op dat moment uit Engelse grasparkieten. Het toeval wil dat zijn schoonvader, Engel Fokkens, dezelfde hobby heeft als Sieb. Beiden besluiten zo rond 1970 om de hobby serieus op te pakken. Wat betreft gewonnen prijzen op tentoonstellingen weet Sieb zich niet meer veel te herinneren. Hij zegt hierover: “Ik heb geen prijzen meer. Alle prijzen waar de inscriptie van was te verwijderen heb ik aan een vereniging gegeven. Eén prijs herinner ik me nog wel. Dat was het winnen van een draagbaar televisietoestel. De parkietenclub had in samenwerking met de nationale tentoonstelling in Veendam een tentoonsteling. Ik werd daar toen de kampioen”. Zoals eerder opgemerkt wordt de hobby rond 1970 serieus opgepakt en besluit Sieb,
- 23-
- 22-
Tekst en foto’s A. van Kooten
Grijs-, wit-, geelvleugel en opaline spangle(li.) Geelvleugel grijsgroen01-AvKOpaline grijs bij S.Harkema00-AvkOpaline spangle00-AvKVolkleur grijsvleugel01-AvK
zo rond 1980, de keurmeestersopleiding grasparkieten te volgen, samen met o.a. Jack Burm en Jan Bouwmeester. In 1982 treedt hij toe tot de Technische Commissie en hier zal hij 7 jaar zitting in hebben.
Door een combinatie van onvrede maar vooral de doofheid waar hij dan al jaren mee tobt besluit hij zijn keurmeestersjas aan de wilgen te hangen. Zo rond 1990 besluit hij zijn volière om te bouwen tot één grote gemeenschap volière. De vogels die dan gehouden worden zijn o.a verschillende soorten tropische vogels, splendidparkieten, swiftparkieten, amethisten, cini’s e.d. Later worden ook nog verschillende soorten Amerikaanse sijzen gehouden.
In 1994 wordt Sieb geconfronteerd met een inbraak in zijn volière. Een nachtmerrie voor elke vogelliefhebber. Niets ontziend worden alle volwassen vogels meegenomen. Eieren en (dode) jongen liggen verspreidt over de grond van de volière. Een afschuwelijk gezicht en Sieb twijfelt sterk of hij nog wel verder wil met de hobby. Uiteindelijk wordt besloten om de hobby weer op te pakken maar niet nadat de volière zodanig verbouwd is dat inbrekers er geen kans meer maken om door het gaas in de volière te komen (zie foto van de volière). In 2015 wordt Sieb geopereerd aan zijn gehoor en krijgt hij een hoorimplantaat. Na deze operatie gaat er een wereld voor hem open want ineens kan hij de vogels in de volière horen zingen. Sieb zelf omschrijft het als een openbaring!
Na een reünie van oud keurmeesters, waaronder H, van Hese, A. Versluis, C. Zegelaar, N. Noorlander en F. Schadelee begint het parkietenbloed weer bij hem te kriebelen en worden weer Engelse grasparkieten maar ook kleurgrasparkieten aangeschaft. De kleurgrasparkieten worden aangeschaft om middels proefparingen met (slechte) spangles en grijsvleugels te proberen wit- en geelvleugels (= blankvleugels) te kweken. Sieb heeft hierover een artikel geschreven die hij naar ‘Onze Vogels’ heeft gestuurd. Het betreffende artikel met de nodige foto’s zal in de loop van dit jaar te lezen zijn in ‘Onze Vogels’. Na nog een gezellig napraat neem ik afscheid van Sieb en zijn vrouw en bedank ze voor hun gastvrijheid.
- 25- -
24-
Omschrijving Blackwing Kleurgrasparkiet
Uitgegeven door: Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers
© Copyright by NBvV, Alle rechten voorbehouden
Uitgave: Voorjaar 2022
BLACKWING NORMAAL SERIE
Kleur :
Borst
Flanken en buik Diep egaal helder grasgroen Diep egaal helder lichtzeegroen
Diep blauw, met een duidelijke groene waas.
Keurtechnische aanwijzingen blackwing normaal serie:
Algemeen Blackwing
Algemeen: De blackwing is een mutatie welke zich nog in een experimenteel stadium bevind. Het meest opvallende aan de mutatie zijn de vleugels, welke duidelijk donker van kleur zijn. Het effect is enigszins te vergelijken met een blackface zebravink, waarbij de borstkleur uitvloeit in de buikkleur.
Bij de keuring dient dit onderdeel dus ook prioriteit te hebben: zo egaal en diep mogelijk zwarte vleugels. In de praktijk blijkt dat dit bij poppen wat eerder realiseerbaar is dan bij mannen.
Helder
Diep egaal hemelsblauw. Diep egaal hemelsblauw.
Stuit Groen Zeegroen Blauw, met een duidelijke groene waas. Blauw Blauw
Onderstaartdekveren
Vleugels
Diep egaal helder grasgroen Diep egaal helder lichtzeegroen
Diep blauw, met een duidelijke groene waas.
Zo egaal mogelijk zwart van kleur.
Vleugelpennen Zwart Staartpennen Kobaltblauw Poten Blauwgrijs
Nagels Donkergrijs
Ogen / Iris Zwart met witte iris
Tekening
Diep egaal helder hemelsblauw Diep egaal helder hemelsblauw
Masker Diep geel Geel Lichtgeel Geel Wit Wangvlekken Violet Keelstippen 6 ronde zwarte keelstippen
Ondergrondkleur achter schedel, wangen en mantel.
Borsttekening
Stuittekening
Geel Lichtgeel Bleek geel Wit Wit
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder grasgroene ondergrondkleur.
Zwarte dwarstekening op een groene ondergrondkleur
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder zeegroene ondergrondkleur.
Zwarte dwarstekening op een zeegroene ondergrondkleur
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder blauw met een duidelijke groene bewaasde ondergrondkleur
zwarte dwarstekening op de helder blauw met een duidelijke groene bewaasde ondergrondkleur
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder blauwe ondergrondkleur
Zwarte dwarstekening op een Blauwe ondergrondkleur
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder blauwe ondergrondkleur
De borstkleur is nagenoeg altijd wat lichter van kleur, al dan niet voorzien van een fijne zwarte golftekening. Aangezien er geselecteerd wordt op een zo groot mogelijk melaninebezit om de vleugels zo egaal en diep mogelijk zwart te krijgen, voorkeur gaat uit naar een niet opgebleekte borstkleur, voorzien van een fijne golftekening. Veel blackwings tonen geen of nagenoeg geen spots, met name vogels welke een sterk opgebleekte borstkleur hebben. Het blijkt mogelijk te zijn om stippen in het masker van een blackwing te krijgen, met name door het gebruik van splitvogels. Aangezien het ontbreken van keelstippen geen meerwaarde geeft aan de verschijningsvorm van de mutatie en het mogelijk is om deze erop te kweken, gaat de standaard uit van blackwings welke keelstippen tonen. De stuitkleur bij blackwings is een nuance donkerder en toont een fijne dwarstekening.
Kleur:
Zwarte dwarstekening op een Blauwe ondergrondkleur
De lichaamskleur dient helder, egaal en diep van kleur te zijn. Bij de borstkleur is vooralsnog de nodige coulance op zijn plaats. De diepst gekleurde vogels genieten wel de voorkeur.
- 27-
- 26
-
Kleurslag Blackwing Groen Blackwing aqua Blackwing turquoise Blackwing geelmasker Blackwing blauw
Helder grasgroen Helder lichtzeegroen Blauw met een duidelijke groene waas
hemelsblauw Helder hemelsblauw
De borst en buikkleur dienen zo diep en helder mogelijk van kleur te zijn met hierop de regelmatige dwarstekening welke doorloopt tot een lijn welke loopt van vleugelbocht tot vleugelbocht. Op de stuit is dwarstekening aanwezig welke een zo regelmatig mogelijk verloop dient te hebben.
Vleugeldek:
De kleur van de vleugels is het voornaamste kenmerk van de mutatie en dient bij de selectie van blackwings hoge prioriteit te hebben. Het vleugeldek is zo egaal en diep mogelijk zwart van kleur. De aanwezigheid van iets omzoming aan de uiteinden van de veertjes, dient mits dit een regelmatig verloop heeft soepel te worden beoordeeld. Vogels welke deze omzoming niet tonen genieten de voorkeur. Zoals hierboven reeds vermeld zijn de poppen over het algemeen wat dieper van kleur.
Tekening:
Masker:
Het masker dient kort te zijn en buiten de keelstippen en wangvlekken vrij van tekening. Een zichtbaar bijgewerkt masker dient te worden bestraft in de rubriek bevedering. De afscheiding tussen het masker en de borstkleur dient strak te zijn.
Keelstippen:
De keelstippen dienen in verhouding tot het masker te zijn en even groot. De afstand tussen de keelstippen groter of gelijk is aan de diameter van de keelstippen. De afmeting en de afstand tussen de keelstippen moet regelmatig zijn. De buitenste keelstippen kunnen bedenkt zijn door de wangvlekken. Gezien de ontwikkelingsfase van de blackwing dienen de keelstippen vooralsnog soepel te worden beoordeeld. Bij de eerste blackwings waren er vogels welke (nagenoeg) geen keelstippen toonden. Aangezien het goed mogelijk is gebleken dat de vogels keelstippen tonen (en het dus geen mutatiekenmerk is dat zij deze niet kunnen tonen) gaat het ideaalbeeld uit van vogels met keelstippen. Gezien de ontwikkelingsfase van de mutatie kunnen we de lat uiteraard nog niet zo hoog leggen als bij vogels in de normaalserie, maar dient er uiteraard wel een opmerking over gemaakt worden op het keurbriefje.
Stuit:
Op de stuit is dwarstekening aanwezig welke een zo regelmatig mogelijk verloop dient te hebben.
Keurtechnische aanwijzingen Opaline blackwing serie:
Opaline Blackwing
Een “normale” Opaline pallid violet blauw, met een schone mantel. De vleugeltekening is onregelmatig. Bij blackwings is hier een lichte baan aanwezig.(de kleurdiepte van de tekening en vleugelpennen is overigens wel fraai.)
Opaline blackwing blauw met lichte baan.
Algemeen:
De opaline blackwing is een mutatiecombinatie welke zich nog in een experimenteel stadium bevind. Het meest opvallende aan de mutatie zijn de vleugels, welke duidelijk donker van kleur zijn. Bij de keuring dient dit onderdeel dus ook prioriteit te hebben: zo egaal en diep mogelijk zwarte vleugels.
In de praktijk blijkt dat dit bij poppen wat eerder realiseerbaar is dan bij mannen. De borstkleur is nagenoeg altijd wat lichter van kleur, al dan niet voorzien van een fijne zwarte golftekening. Aangezien er geselecteerd wordt op een zo groot mogelijk melaninebezit om de vleugels zo egaal en diep mogelijk zwart te krijgen, voorkeur gaat uit naar een niet opgebleekte borstkleur, voorzien van een fijne golftekening.
Veel opaline blackwings tonen geen of nagenoeg geen keelstippen, met name vogels welke een sterk opgebleekte borstkleur hebben. Het blijkt mogelijk te zijn om stippen in het masker van een opaline blackwing te krijgen, met name door het gebruik van splitvogels. Aangezien het ontbreken van keelstippen geen meerwaarde geeft aan de verschijningsvorm van de mutatie en het mogelijk is om deze erop te kweken, gaat de standaard uit van opaline blackwings welke keelstippen tonen.
De stuitkleur bij opaline blackwings is een nuance donkerder en toont een fijne dwarstekening.
Kleur:
De lichaamskleur dient helder, egaal en diep van kleur te zijn. Bij de borstkleur is vooralsnog de nodige coulance op zijn plaats. De diepst egaal gekleurde vogels genieten wel de voorkeur.
De borst en boven buikkleur dienen zo diep, helder en egaal mogelijk van kleur te zijn met hierop de regelmatige dwarstekening welke doorloopt tot een lijn welke loopt van vleugelbocht tot vleugelbocht. Op de stuit is dwarstekening aanwezig welke een zo regelmatig mogelijk verloop dient te hebben.
- 29-
- 28-
OPALINE BLACKWING SERIE
Kleur :
Borst, flanken en buik. Helder grasgroen Helder lichtzeegroen Blauw met een duidelijke groene waas
Mantel Helder grasgroen Helder lichtzeegroen Blauw met een duidelijke groene waas
Opaline Blackwing blauw
Helder hemelsblauw Helder hemelsblauw
Helder hemelsblauw Helder hemelsblauw
Stuit Groen Zeegroen Blauw, met een duidelijke groene waas. Blauw Blauw
Onderstaartdekveren
Vleugels
Diep egaal helder grasgroen Diep egaal helder lichtzeegroen
Diep egaal blauw, met een duidelijke groene waas.
Zo egaal mogelijk zwart van kleur.
Poten Blauwgrijs
Nagels Donkergrijs
Ogen / Iris Zwart met witte iris
Diep egaal helder hemelsblauw Diep egaal helder hemelsblauw
Tekening Diep zwart Diep zwart
Masker Diep geel Geel Lichtgeel Geel Wit
Wangvlekken Violet Keelstippen 6 ronde zwarte keelstippen
Ondergrondkleur achter schedel, wangen en mantel.
Borsttekening
Helder grasgroen Helder lichtzeegroen Blauw met een duidelijke groene waas
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder grasgroene ondergrondkleur.
Vleugelpennen
Staartpennen
De diep zwarte vleugelpennen laten een vleugelspiegel zien in een iets lichtere kleur dan de lichaamskleur.
Kobaltblauw, het veerhart toont een lichtere kleur dan de lichaamskleur. De schacht is volledig gepigmenteerd
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder zeegroene ondergrondkleur.
De diep zwarte vleugelpennen laten een vleugelspiegel zien in een iets lichtere kleur dan de lichaamskleur.
Kobaltblauw, het veerhart toont een lichtere kleur dan de lichaamskleur. De schacht is volledig gepigmenteerd
Stuittekening Zwarte dwarstekening op een groene ondergrondkleur Zwarte dwarstekening op een zeegroene ondergrondkleur
Vleugeldek:
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder blauw met een duidelijke groene bewaasde ondergrondkleur
De diep zwarte vleugelpennen laten een vleugelspiegel zien in een iets lichtere kleur dan de lichaamskleur.
Kobaltblauw, het veerhart toont een lichtere kleur dan de lichaamskleur. De schacht is volledig gepigmenteerd
zwarte dwarstekening op de helder blauw met een duidelijke groene bewaasde ondergrondkleur
De kleur van de vleugels is het voornaamste kenmerk van de mutatie en dient bij de selectie van opaline blackwings hoge prioriteit te hebben. Het vleugeldek is zo egaal en diep mogelijk zwart van kleur. De aanwezigheid van iets omzoming aan de uiteinden van de veertjes, dient mits dit een regelmatig verloop heeft soepel te worden beoordeeld. Vogels welke deze omzoming niet tonen genieten de voorkeur. Zoals hierboven reeds vermeld zijn de poppen over het algemeen wat dieper van kleur. Bij opaline’s (niet blackwing) zien we bij vogels met een “schone” mantel vaak dat de binnenste rand van de vleugeltekening vervaagd / minimaal aanwezig is. Bij blackwing opaline’s zien we dan een lichte baan in de zwarte vleugels. Een egaal en een zo diep mogelijk zwart vleugeldek, heeft prioriteit boven een “schone” mantelkleur
Vleugelpennen en staartpennen
Zowel de vleugelspiegels als de staartspiegels dienen duidelijk aanwezig te zijn. De
Helder hemelsblauw Helder hemelsblauw
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder blauwe ondergrondkleur
De diep zwarte vleugelpennen laten een vleugelspiegel zien in een iets lichtere kleur dan de lichaamskleur.
Kobaltblauw, het veerhart toont een lichtere kleur dan de lichaamskleur. De schacht is volledig gepigmenteerd
Zwarte dwarstekening op een Blauwe ondergrondkleur
Een fijne zwarte zoomtekening op de helder blauwe ondergrondkleur
Een “normale” Opaline pallid violet blauw, met een schone mantel. De vleugeltekening is onregelmatig. Bij blackwings is hier een lichte baan aanwezig. (de kleurdiepte van de tekening en vleugelpennen is overigens wel fraai)
De diep zwarte vleugelpennen laten een vleugelspiegel zien in een iets lichtere kleur dan de lichaamskleur.
Kobaltblauw, het veerhart toont een lichtere kleur dan de lichaamskleur. De schacht is volledig gepigmenteerd
Zwarte dwarstekening op een Blauwe ondergrondkleur
kleur staat omschreven als een iets lichtere kleur dan de lichaamskleur. Indien de spiegels lichter / ongepigmenteerd van kleur zijn mag dit niet worden bestraft en kan zelf als ideaal worden gezien. Voorwaarde is wel dat het een spiegel (driehoek) is en niet de volledige pen is opgebleekt.
Ondulatietekening en mantel:
Opaline blackwing blauw met lichte baan.
De ondulatietekening, zoals deze bij de normale vanaf de achterkant van de kop over de nek tot aan de vleugelbochten aanwezig is, moet bij de opaline zo minimaal mogelijk aanwezig zijn. Op deze plaats zien we bij de opaline de maskerkleur doorlopen in combinatie met de lichaamskleur. Ter hoogte van de vleugelbochten dient de
- 31-
- 30-
Kleurslag Opaline Blackwing groen Opaline Blackwing aqua Opaline Blackwing turquoise Opaline Blackwing geelmasker
mantel alleen nog maar de lichaamskleur te tonen en geheel vrij te zijn van ondulatie tekening, zodat we hier een schone V –vorm kunnen waarnemen. De aanwezigheid van een minimale ondulatietekening op de mantel dient met enige coulance te worden beoordeeld. Vogels welke deze tekening niet tonen, genieten de voorkeur.
Masker:
Het masker dient kort te zijn en buiten de keelstippen en wangvlekken vrij van tekening. Een zichtbaar bijgewerkt masker dient te worden bestraft in de rubriek bevedering. De afscheiding tussen het masker en de borstkleur dient strak te zijn.
Keelstippen:
De keelstippen dienen in verhouding tot het masker te zijn en even groot. De afstand tussen de keelstippen groter of gelijk is aan de diameter van de keelstippen. De afmeting en de afstand tussen de keelstippen moet regelmatig zijn. De buitenste keelstippen kunnen bedekt zijn door de wangvlekken. Gezien de ontwikkelingsfase van de opaline blackwing dienen de keelstippen vooralsnog soepel te worden beoordeeld. Bij de eerste opaline blackwings waren er vogels welke (nagenoeg) geen keelstippen toonden. Aangezien het goed mogelijk is gebleken dat de vogels keelstippen tonen (en het dus geen mutatiekenmerk is dat zij deze niet kunnen tonen) gaat het ideaalbeeld uit van vogels met keelstippen. Gezien de ontwikkelingsfase van de mutatie kunnen we de lat uiteraard nog niet zo hoog leggen als bij vogels in de normaalserie, maar dient er uiteraard wel een opmerking over gemaakt worden op het keurbriefje.
Stuit:
Op de stuit is dwarstekening aanwezig welke een zo regelmatig mogelijk verloop dient te hebben.
Een Opaline Blackwing Easly Clearbody groen. Nog een jonge vogel, de kleur van de vleugels. laat een lichte baan zien, wat niet ideaal is maar als combinatie veel belovend.
- 32-