Waterlopen in Hoogboom Raymond Roelands
HET ONTSTAAN VAN ONS LANDSCHAP De opbouw van de ondergrond is het resultaat van de veelvuldige wijzigingen van onze aardkorst in de loop van duizenden millennia. Zo ontstonden er fluctuaties van de aardkorst, verschuivingen van continenten, stijgingen en dalingen van de zeespiegel, waardoor dikke sliblagen achterbleven. Door opstapeling van bodemlagen van verschillende aard, dikte en samenstelling en mede door het oprijzen van de Ardennen (ca. 300 miljoen jaar geleden) kreeg onze ondergrond een noordwaartse helling. Een dikke, compacte laag Boomse klei werd afgezet tijdens het "Oligoceen" (Het Oligoceen is de tijdsperiode van 45 tot 26 miljoen jaar geleden). Het is deze kleilaag die vooral langs de Rupel ontgonnen wordt. Boven deze kleilaag vinden we verschillende zandlagen, die tijdens latere perioden gevormd werden. - Antwerpiaan:
25 tot 12 miljoen jaar geleden werd dit fijn, min of meer ijzerhoudend zand door de zee afgezet. - Diestiaan: uit dezelfde periode dateert ook deze glauconietrijke bruine ijzerzandsteen. Diestiaan is gelijkaardig aan het Antwerpiaan, maar groffer. - Zanden van de Kattendijk: fijne homogene zanden, die 6 miljoen jaar geleden in een afkoelende zee bezonken. - Scaldisiaan: bestaat uit glauconiethoudend zand met veel schelpfragmenten. Het werd 2 à 3 miljoen jaar geleden afgezet tijdens het terugtrekken van de zee. Deze transgressie heeft vooral Nederland, maar ook de Kempen overdekt. - Zanden van Brasschaat: grof, grijs kwartsig zand, dat ongeveer 1,5 miljoen jaar geleden achterbleef bij het terugtrekken van de zee. - Dekzanden: ontstonden tijdens de laatste IJstijd ca. 80.000 tot 12.000 jaar geleden, toen de vegetatie geleidelijk was overgegaan van loofbos over taiga (dennen en berken) naar toendra (struikgewas en mossen) en tenslotte naar schrale, boomloze poolsteppe. Na de laatste IJstijd (Würm-IJstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden) - men spreekt van "Holoceen" begint ons klimaat warmer te worden. De ondergrond ontdooide, de toendravegetatie verdween en maakte plaats voor bossen. In het begin van het Holoceen zou Engeland nog met het vasteland verbonden zijn geweest door een veenachtig landschap, dat nog op de bodem van de Noordzee op een diepte van 12 tot 16 meter teruggevonden wordt. In het binnenland deden zich in de beginfase van het Holoceen nog zandverstuivingen voor, waardoor landduinen ontstonden. Men heeft het Holoceen nog onderverdeeld in verschillende fasen. Tijdens het Atlanticum (5.000 1.000 jaar vóór Christus), had een merkelijke stijging van de zeespiegel plaats, waarbij zeeklei, zand, brak- en zoetwatersedimenten werden afgezet. In onze Scheldepolders drong toen het zoute water nog niet zo ver door en overheersten de zoetwaterafzettingen, waardoor waddengebieden ontstonden. Langs de kust kwam een duinengordel tot stand. In een latere fase van het Holoceen (van 300 jaar vóór Christus tot op heden) deden zich nog drie transgressies voor, die onder de naam van Duinkerkse transgressies I, II en III bekend zijn. Bij Duinkerken I (begin van onze tijdrekening) is de Schelde nog een tamelijk onbelangrijke rivier. Rond dat tijdstip begint de vegetatie af te sterven en moeten de eerste kleiafzettingen hebben plaatsgevonden. Door de stijging van het zeewater ontstaan landinwaarts gerichte trechtervormige inbraakgeulen, waarvan één, tussen Schouwen en Beveland, leidt tot de vorming van de Oosterschelde. HOBONIA – Hoogboom
Waterlopen