HAY 416 Avril 2022

Bulletin d’information du Comité des Arméniens de Belgique

Numéro 416 Avril 2022

MENSUEL

SOMMAIRE

02  NOTRE COMMUNAUTÉ

Editeur Responsable : Nicolas Tavitian Rue du Gaz 83 1020 Bruxelles

-- Nouvelles du Comité : Commémorations / Projet Socle et Figures

05  -- Le CAB Youth : City trips / Conférences / Séance d’info

06  ACTIVITÉS CULTURELLES

-- Projection : «RED» avec G. Paylan et H. Bagdat

07  -- Exposition : D. Gassoian

-- Concert : Aram mp3

8  CENTRE COMMUNAUTAIRE - HAY DOUN

-- Conférence : A. Kananyan

-- Concert : D. et A. Amalyan

09  CARTES BLANCHES

-- Dispositif législatif belge sur le négationisme

12  -- Ukraine et Artsakh, pourquoi deux poids, deux mesures ?

16  EGLISE APOSTOLIQUE ARMÉNIENNE

Les articles publiés dans le HAY le sont également dans d’autres langues sur le site armencom.be après sa parution

NOUVELLES DU COMITÉ

107e COMMÉMORATION DU GÉNOCIDE DES ARMÉNIENS

DIMANCHE 24 AVRIL

10h30 - Messe suivie d’un Requiem

Eglise apostolique arménienne, rue Kindermans 1A à 1050 Ixelles

12h30 - Cérémonie officielle devant le Mémorial place Henri Michaux (parc Tenbosch) à 1050 Ixelles

14h30 - Marche au départ de la cathédrale Saints Michel et Gudule

19h30 - Soirée commémorative

Hay Doun, rue du Gaz 83, 1020 Laeken

APPEL À CONTRIBUTIONS POUR LE PROJET

SOCLE ET FIGURES / PROJECT SOKKEL EN FIGUREN / ՊԱՏՎԱՆԴԱՆ ԵՒ

107ste HERDENKING VAN DE ARMEENSE VOLKERENMOORD

ZONDAG 24 APRIL

10u30 - Mis gevolgd door een Requiem

Armeense apostolische kerk, Kindermanstraat 1A te 1050 Elsene

12u30 - Plechtigheid bij het herdenkingsmonument

Henri Michauxplaats (Tenbospark) te 1050 Elsene

14u30 - optocht, vertrekpunt: Sint Michielkathedraal

19u30 - Herdenkingsavond

Hay Doun, Gasstraat 83, 1020 Laeken

De gemeenschap verwacht van u een woord, een antwoord, een afbeelding (foto of tekening) voor het project Sokkel en Figuren.

In 2022 is het honderd jaar geleden dat Armeense Gemeenschap van België haar eerste statuten goedkeurde. Dit unieke gebeuren zal gevierd worden door de publicatie van een boek, onder de titel Sokkel en Figuren. Sokkel duidt tevens op de verankering in België alsook op de binding met hun Armeense roots van de leden van de Gemeenschap. Figuren staat voor het symbolisch in beeld brengen van leden van de gemeenschap. Jullie worden de auteurs van het boek.

Het wordt daadwerkelijk een bundel met uw getuigenissen. Om de bijdragen een wijder draagvlak te verlenen en om de diversiteit van de Armeense Gemeenschap van België scherper in beeld te brengen, worden de getuigen onderverdeeld in verschillende leeftijdscategorieën:

- onder de 20

- 20-40 jaar oud

- 40-60 jaar oud,

- boven de 60,

- de getuigenissen van familieleden of van overleden familieleden.

Elk van deze vijf categorieën zou 20 getuigenissen bevatten. Honderd getuigenissen dus voor honderd jaar gemeenschapsleven.

Wie kan bijdragen? Iedereen die in België heeft

gewoond of woont en een (zelfs verre) voorouders heeft van Armeense afkomst. Lid zijn van een vereniging hoeft niet. Deelname aan dit project is geheel vrijblijvend.

Taalgebruik? Vrije keuze tussen Armeens, Nederlands, Frans of zelfs Engels. Indien Turks of Koerdisch kan een vertaling worden gemaakt.

Op welke manier getuigen? De vorm (bijvoorbeeld een gestructureerde tekst, een woord, een gedicht, een foto of een tekening) en de inhoud van uw bijdrage (een bibliografische samenvatting, de beschrijving van een specifieke gebeurtenis, bijvoorbeeld een huwelijk, een naturalisatie, een gemeenschapsactiviteit, een bijeenkomst) zijn volledig vrij. U kan dus vrij kiezen vrij om een tekst- of beeldmateriaal te bezorgen.

Wat zijn de beperkingen? Elke getuigenis mag niet meer bedragen dan één pagina (A4-formaat). De enige inperking is de naleving van de wet (bijvoorbeeld het respecteren van het auteursrechten als je een foto van een beschermd object overhandigt).

Wie verwerkt de getuigenissen/bijdragen? Een redactiecomité samengesteld door Aïda Kazarian, Araks Telimyan, Maral Voskertchian en Grégoire Jakhian zal ervoor zorgen dit project tot een goed einde wordt gebracht. In geval van herhalingen in de tekst of een overtal van bijdragen, zal deze commissie overgaan tot een selectie met het oog op verscheidenheid en de grootst mogelijke representativiteit (m.a.w. als er te veel getuigenissen zijn die voortkomen uit dezelfde regio of uit een vergelijkbaar professioneel of sociaal milieu).

Einddatum voor het indienen van getuigenissen / bijdragen? Ten laatste 30 mei 2022.

Naar wie moet u uw getuigenissen / bijdragen sturen? Op het volgende e-mailadres: contact@armencom.be

Als u geen bijdrage kunt leveren, kunt u dan deelnemen aan het project? Ja. Als u niet wilt schrijven of als u niet beschikt over beeldmateriaal, wordt u geïnterviewd door een lid van de redactieraad. Vraag hiervoor gerust een interview aan via contact@armencom.be of door rechtstreeks contact op te nemen met één van de vier leden van de redactieraad.

Het project beoogt een brede en spontane en participatie. Uw deelname is essentieel voor het slagen van dit project. Jullie zijn stuk voor stuk een sokkel en een betekenisvolle figuur van de Armeense Gemeenschap van België.

La Communauté attend un mot, une réponse, une image (photographie ou dessin) de vous pour le projet Socle et Figures.

2022 marque le centième anniversaire de l’adoption des premiers statuts de la Communauté arménienne de Belgique. Pour célébrer cet événement unique, un livre sera préparé. Il sera intitulé Socle et Figures. Socle pour souligner l’ancrage à la Belgique et aux origines arméniennes des membres de la Communauté. Figures pour donner un visage symbolique à certains de ses membres. Vous en serez les auteurs principaux. En effet, ce livre recueillera vos témoignages. Afin d’assurer la plus grande représentativité de vos contributions et de mieux souligner la diversité de la Communauté arménienne de Belgique, plusieurs catégories d’âge de témoins sont prévues :

- les moins de 20 ans

- les 20-40 ans

- les 40-60 ans,

- les plus de 60 ans,

- les témoignages de proches de membres décédés.

Chacune de ces cinq catégories contiendrait 20 témoignages. Cent témoignages donc pour cent ans de la vie communautaire.

Qui peut contribuer ? Toute personne ayant vécu ou vivant en Belgique et ayant un ascendant (même éloigné) d’origine arménienne. Vous ne devez pas être membre d’une quelconque association. La participation à ce projet est absolument libre.

Quelle langue utiliser ? Au choix, l’arménien, le néerlandais, le français, voire l’anglais. Si le turc ou le kurde son utilisés, une traduction pourrait être possible.

Comment témoigner ? La forme (par exemple, un texte structuré, un mot, un poème, une photographie ou un dessin) et le contenu de votre contribution (un résumé bibliographique, la description d’un événement particulier, par exemple, un mariage, une naturalisation, une activité communautaire, une rencontre) sont entièrement libres. Il vous est donc loisible de communiquer un texte ou un support en image.

Quelles limites ? Chaque témoignage ne pourra dépasser une page (format A4). La seule limite est le respect de la loi (par exemple, respect de droits d’auteur si vous remettez une photographie d’un objet protégé).

Qui traitera les témoignages/contributions ? Un comité de rédaction, constitué d’Aïda Kazarian, Araks Telimyan, Maral Voskertchian et Grégoire Jakhian, veillera à la

bonne fin de ce projet. En cas de redondance ou de surnombre de contributions, ce comité procèdera à une sélection aux seules fins de veiller à leur diversité et à la plus grande représentativité possible (ainsi, si les témoignages proviennent trop nombreux d’une même région, d’un milieu professionnel ou social identique).

Quand remettre les témoignages/contributions ? Pour le 31 mai 2022 au plus tard.

A qui envoyer vos témoignages/contributions ? A l’adresse email suivante : contact@armencom.be

SI vous ne pouvez pas remettre une contribution pouvezvous participer au projet ? Oui. Si vous ne souhaitez pas écrire ou si vous n’avez pas de support imagé à communiquer vous seriez alors interviewé par un membre du comité de rédaction. N’hésitez pas à solliciter un entretien à cet effet à l’adresse contact@armencom.be ou en contactant directement l’un des quatre membres du comité de rédaction.

Ce projet se veut participatif et ouvert. Votre participation est essentielle au succès de ce projet. Vous êtes, tous et chacun, un socle et une figure particuliers de la Communauté arménienne de Belgique.

պատկերի (լուսանկար կամ նկար) Base and Figures նախագծի համար: 2022 թվականին կլրանա Բելգիայի հայ համայնքի առաջին կանոնադրության ընդունման հարյուրամյակը։ Այս յուրահատուկ իրադարձությունը նշելու

համար գիրք կպատրաստվի։ Այն կրելու է «Socles et Figures » անվանումը: Պատվանդան՝ ընդգծելու Բելգիայում խարսխվածությունը և Համայնքի անդամների հայկական ծագումը: Ֆիգուրներ՝ իր որոշ անդամների խորհրդանշական դեմք հաղորդելու

համար: Դուք կլինեք հիմնական հեղինակները։

ես, այս գիրքը կհավաքի Ձեր վկայություն-ները: Ձեր ներդրումների առավելագույն ներկայացուցչականությունն ապահովելու և Բելգիայի հայ համայնքի բազմազանությունն ավելի լավ ընդգծելու համար նախատեսվում են վկաների մի քանի տարիքային կատեգորիաներ.

- մինչև 20 տարեկան, -20-40 տարեկաններ, - 40-60 տարեկաններ, - 60-ից բարձր մարդիկ, - մահացած անդամների հարազատների ցուցմու նքները.

Այս հինգ կատեգորիաներից յուրաքանչյուրը պետք

է պարունակի 20 վկայություն: Հարյուր վկայություն, ուրեմն, հարյուր տարվա համայնքային կյանքի համար։ Ո՞վ կարող է նպաստել: Յուրաքանչյուր ոք, ով ապրել կամ ապրում է Բելգիայում, և ով ունի ազգությամբ հայ նախնիներ (նույնիսկ հեռավոր): Պարտադիր չէ լինել որևէ ասոցիացիայի անդամ: Այս նախագծին

մասնակցելը բացարձակապես անվճար է։ Ի՞նչ լեզու օգտագործել: Ընտրեք հայերենից, հոլանդերենից, ֆրանսերենից կամ նույնիսկ անգլերենից: Եթե օգտագործվեն թուրքերեն կամ քրդերեն, թարգմանությունը հնարավոր կլինի: Ինչպե՞ս վկայություն տալ: Ձևը (օրինակ՝ կառուցվածքային տեքստ, բառ, բանաստեղծություն, լուսանկար կամ գծանկար) և ձեր ներդրման բովանդակությունը (կեմսագրական ամփոփում, որոշակի իրադարձության նկարագրություն, օրինակ՝ ամուսնություն, հպատակություն, համայնքային գործունեություն, հանդիպում) լիովին ազատ են: Այսպիսով, դուք ազատ եք տեքստ կամ պատկեր հաղորդելու համար: Ի՞նչ սահմաններ: Յուրաքանչյուր բնութագիր չի կարող գերազանցել մեկ էջը (A4 ձևաչափ): Միակ սահմանափակումը օրենքին համապատասխանությունն է (օրինակ՝ պաշտպան-ված օբյեկտի լուսանկար ներկայացնելու դեպքում հեղինակային իրավունքի հարգումը): Ո՞վ կզբաղվի: ցուցմունքներով/ներդրումներով: Աիդա Ղազարյանից, Արաքս Թելիմյանից, Մարալ Ոսկերչյանից և Գրեգուար Ջախյանից կազմված խմբագրական հանձնաժողովը կապահովի այս ծրագրի հաջող ավարտը։ Ավելորդության կամ ներդրումների ավելցուկի դեպքում այս հանձնաժողովը ընտրություն կկատարի բացառապես դրանց բազմազանությունն ու հնարավորինս մեծ ներկայացուցչականությունն ապահովելու նպատակով (այսպես, եթե նույն տարածաշրջանից չափազանց շատ նույնական վկայություններ են գալիս՝ մասնագիտական կամ սոցիալական): Ե՞րբ պետք է ներկայացվեն ցուցմունքները/ ներդրումները: Մինչև 2022 թվականի մայիսի 31-ը։ Ո՞ւմ պետք է ուղարկեք ձեր վկայությունները/ ներդրումները: Հետևյալ էլեկտրոնային հասցեով՝ contact@armencom.be

մասնակցել նախագծին: Այո՛։ Եթե դուք չեք ցանկանում գրել, կամ եթե չունեք պատկերներ հաղորդակցվելու համար, ապա ձեզ հետ հարցազրույց կանցկացվի խմբագրական խորհրդի անդամի կողմից: Մի հապաղեք այս նպատակով հարցազրույց խնդրել contact@armencom.be հասցեով կամ ուղղակիորեն կապվելով խմբագրության չորս անդամներից մեկի հետ:

Այս նախագիծը նախատեսված է լինել մասնակցային

և բաց: Ձեր մասնակցությունը կարևոր է այս նախագծի հաջողության համար: Դուք, ձեզանից յուրաքանչյուրը, Բելգիայի

LE CAB YOUTH

Le 26 février, le CAB Youth a organisé un city trip dans la ville d’Anvers. Ce petit voyage nous a permis de concrétiser pas à pas un de nos grands projets : s’étendre de l’autre côté de la frontière linguistique, en Flandre. Grâce à la rencontre et à l’implication de jeunes Arméniens résidant dans la province anversoise, le CABy a d’ores et déjà le plaisir de vous y convier pour sa toute première réception fin avril. Plus de détails vous seront communiqués ultérieurement à travers nos réseaux sociaux.

D’ici là, préparez votre sac et votre bonne humeur pour notre prochain city trip: le 2 avril, nous partons à Liège avec le train de 11h01 depuis la gare centrale de Bruxelles mais n’hésitez pas à rejoindre le groupe sur place si vous préférez (12h00 - Liège-Guillemins). En espérant vous y voir nombreux !

PROJECTION ET CONFÉRENCE À PROPOS DE L’ARMÉNIE ET SA DIASPORA

Le 20 mars dernier, le Hay Doun de Bruxelles nous a offert la possibilité de projeter « Nous sommes venu avoir une patrie: le potentiel de la diaspora en Arménie » [en arménien] de Repat Riarch. Ce reportage nous a poussé à nous interroger et débattre en groupe sur la question du repatriement, sur l’importance de préserver notre identité en dehors des frontières de notre Etat, ainsi que sur la nécessité de renforcer les relations entre l’Arménie et la Diaspora.

Dans cette lignée, nous co-organisont une conférence avec le groupe de danse Gandzak sur la souveraineté de l’Arménie. L’événement se tiendra le 3 avril dès 18h00 au Hay Dun de Bruxelles et en présence d’Alexander Qanayan sur Zoom. Au regard de la situation géopolitique actuelle, nous invitons vivement la jeunesse belgoarménienne à nous rejoindre pour réfléchir et échanger en toute convivialité autour de cette thématique.

SÉANCE D’INFORMATION SUR LES ETUDES & LES PROFESSIONS

Le 9 avril, le CAB Youth organisera une séance d’information sur les études et les professions à l’école arménienne de Malines (Nijverheidstraat 45, 2800 Mechelen). Lors de cet évènement, des professionnels arméniens présenteront aux jeunes leur métier, leur parcours, les opportunités d’emploi dans leur secteur d’activité. Nous espérons que cette séance sera l’occasion d’échanges enrichissants pour les jeunes et nous encourageons aussi bien les étudiants que les professionnels à prendre part à cet évènement. L’entrée est libre. Plus de détails sur la page facebook de CAB Youth.

ACTIVITÉS CULTURELLES

PROJECTION

PROJECTION DU FILM «RED» EN PRÉSENCE DU DÉPUTÉ GARO PAYLAN ET DU RÉALISATEUR HAYKO BAGDAT

Le samedi 2 avril à 18h. Imperiastraat 14, 1930 Zaventem.

Diffusé pour la première fois à Istanbul le 12 octobre 2017en présence et avec le soutien de Garo Paylan, le film « RED » traite du mouvement intellectuel démocratique ottoman et de la “question arménienne” telle qu’elle s’est manifestée dans toute son actualité après les accords de Berlin de 1893. Y est retracée notamment l’histoire des partis arméniens menant la lutte pour les droits nés de cet accord. Le film raconte, à partir de données et documents historiques, les soulèvements de Kumkapı, de Sasun et de Zeytun ainsi que le siège de la banque ottomane. Il y dresse également le portait des députés arméniens siégeant au parlement ottoman après la promulgation du régime constitutionnel en 1908 et rapporte de manière documentée la lutte qu’ils y menèrent pour les droits sociaux.

«RED» met en outre l’accent sur la politique génocidaire du gouvernement Union et Progrès malgré la volonté affichée des Arméniens de promouvoir le vivre ensemble. La trame du documentaire est tissée autour de l’activiste et intellectuel arménien Paramaz, condamné à mort et exécuté sur la place de Beyazıt avec dix-neuf de ses compagnons en juin 1915. Le documentaire raconte que le génocide a non seulement tué des centaines de milliers d’Arméniens, mais a détruit leur patrimoine intellectuel et culturel, et nui aux racines des idées socialistes.

Tourné à Genève, Bâle et Istanbul en haute-définition, il est agrémenté d’extraits de reportages et d’images d’archives. Sa durée est de 56 minutes. Le film est soustitré en français.

L’Association des Arméniens Démocrates de Belgique vous invite à la projection du film «RED» en présence du député et écrivain Garo Paylan ainsi que du réalisateur Hayko Bagdat. L’accès à la projection sera libre.

La conférence sera suivie d’un dîner dans la grande salle au prix d’entrée de 30 € par personne. Le dîner sera accessible uniquement sur réservation préalable par téléphone jusqu’au vendredi 1er avril inclus et dans la limite des places disponibles.

Infos : 0468 49 80 91 - aadbelgique@gmail.com

Réservation au dîner : 0486 76 17 47

A.A.D.B-ի անունից սիրով հրավիրում ենք բոլորիդ RED Վավերական Ֆիլմի ցուցադրմանը և քննարկմանը, որի մուտքն անվճար է։ Այնուհետ, կտրվի ճաշկերույթ մեծ սրահում, որին մասնակցելու համար հարկավոր է վճարել 30 € ։ Ճաշկերույթին մնալ ցանկացողները մանրամասների համար կարող են կապնվել հետևյալ հեռախոսահամարով +32486761747 aadbelgique@gmail.com

EXPOSITION

«L’ÂME, LE COPRS PARLE ...» - DJAMILA GASSOIAN

Du 8 au 30 avril - Vernissage le jeudi 7 avril à 18h30 Espace Art Gallery, rue de Laeken 83, 1000 Bruxelles

CONCERT

«SKSUM ENQ» - ARAM MP3

Le vendredi 15 avril à 20h. La Madeleine, rue Duquesnoy 14, 1000 Bruxelles.

Du 8 au 30 avril prochain, les oeuvres de cinq artistes d’horizons divers, dont l’artiste peintre Dajmila Gassoian, seront exposées à l’Espace Art Gallery à Bruxelles. Le vernissage de cette exposition aura lieu le 7 avril prochain de 18h à 21h30.

Pour plus d’informations, rendez-vous sur le site www.espaceartgallery.eu

Le 15 avril prochain, La SOAR organisera un concert caritatif du chanteur Aram Mp3, avec Hasmik Shirinyan en première partie, en association avec le Comité des Arméniens de Belgique. Les bénéfices du concert serviront à financer les frais de scolarité des orphelins en Arménie. Aram Mp3 est un chanteur et comédien arménien. En 2014 il représentait l’Arménie au Concours Eurovision de la chanson où il a obtenu la 4e place avec la chanson «NOT ALONE».

Infos et réservation : www.la-madeleine.be

Contact: Ghukasyan Lilit - brussels@soar-us.org

CENTRE

COMMUNAUTAIRE - HAY DOUN

Rue du Gaz 83, 1020 Bruxelles

CONFÉRENCE

RENCONTRE AVEC ALEXANDER KANANYAN

Le dimanche 3 avril à 19h30.

CONCERT INSPIRATION - DAVID ET ARMINÉ AMALYAN

Le samedi 23 avril à 19h30.

«Գանձակ» ավանդական պարախումբը Բելգիայի Հայերի Կոմիտեյի Երիտասարդական Հանձնախմբի հետ միասին հրավիրում են ձեզ տեսակապի միջոցով զրուցել Հայաստանի ինքնիշխանության և ներկա

Շուտով Բրյուսելում համերգով հանդես կգան սիրված երգիչներ ԴԱՎԻԹ և ԱՐՄԻՆԵ ԱՄԱԼՅԱՆՆԵՐԸ՝ ծանոթ-անծանոթ երգերի հետ բերելով իրենց հետ արևի մի շող, ամպի մի ծվեն Հայաստանից, կարոտի ու թախծի մի ելևէջ, մի կտոր Հայրենիք: Երգերը կուղեկցվեն պոեզիայով՝ Մարինա Հովհաննիսյանի կատարմամբ և Հայկ Նավասարդյանի դաշնամուրային նվագակցությամբ:

Le CAB Youth et le groupe de danse traditionnelle «Gandzak» vous invite au Hay Doun ce dimanche 2 avril à une visio-conférence avec le politologue Alexander Kananyan sur le thème de la souveraineté de la République d’Arménie et des défis auxquels elle fait actuellemment.

CARTES BLANCHES

DISPOSITIF LÉGISLATIF BELGE SUR LA NÉGATION DE LA SHOAH ET LE GÉNOCIDE CONTRE LES TUTSI

Intervention orale lors du colloque «Le génocide perpétré contre les Tutsi au Rwanda en 1994 face au défi du déni» organisé par l’ASBL Ibuka-Mémoire et Justice le 25 mars 2022 au parlement.

Ibuka-Mémoire et Justice réclame la Justice pour les victimes du génocide des Tutsi depuis sa fondation. Les génocidaires fugitifs impunis n’auront donc pas de repos, les négationnistes non plus car eux aussi ne renoncent pas au génocide. C’est pourquoi depuis au moins 20 ans l’association réclame une loi érigeant le négationnisme visant les Tutsis en délit.

Désormais c’est chose faite par une loi du 5 mai 2019. Le négationnisme était une faute dont réparation pouvait être demandée au juge civil, il peut aujourd’hui conduire le contrevenant en correctionnelle car nier le génocide des Tutsis est à présent un trouble à l’ordre public belge, que les procureurs du roi avec les polices du royaume ont mission de réprimer.

Dans la Belgique de nos rêves tout serait pour le mieux. La réalité est hélas bien décevante. Voilà des décennies que les parquets, sans doute faute de moyens, se désintéressent de ce type de délinquance, comme d’ailleurs de tout ce qui se rapporte au racisme et à l’antisémitisme, de sorte que les victimes doivent agir à leur place. Contre cela nous ne pouvons pas grand-chose, dès lors que même les lamentations de nos plus hauts magistrats demeurent sans effet. De plus, la loi de 2019 n’est pas celle qui était attendue. Nous voulions que la loi du 23 mars 1995 réprimant le négationnisme du génocide nazi étende son champ d’application aux nouvelles formes de négationnisme, celle qui s’en prend au génocide perpétré par le Hutu Power au Rwanda et celle qui nie le génocide jeune-turc de 1915. Nous le voulions d’autant plus que c’était aussi le vœu du législateur de 1995. Non seulement la loi du 5 mai 2019 n’ose pas réprimer le négationnisme imposé et propagé par l’Etat turc, mais au lieu de s’en prendre au génocide elle cible le racisme. Aujourd’hui, 3 génocides avérés sont niés en Belgique. 3 négationnismes, 3 régimes juridiques différents. Si je voulais être grossier, je dirais qu’il y a une « vraie » loi pour les juifs, celle de 1995, une « petite » loi noyée dans l’antiracisme pour les Tutsis, celle de 2019, et pas de loi du tout pour les Arméniens et autres chrétiens ottomans.

On se souvient que le fort mouvement opposé à ce qu’il dénonçait comme « lois mémorielles » prétendait que de telles lois créeraient des tensions sociales à cause de la « concurrence victimaire ». Ironie de l’histoire, en 2019, c’est l’Etat lui-même qui cherche à diviser les victimes de génocide en appliquant à chacun des génocides une loi différente. Les nouveaux antisémites dénoncent la loi de 1995, taxée de « loi shoah ». En privant les autres victimes de négationnisme du fondement de la loi de 1995, la loi nouvelle leur donne hélas raison. Lui collera-t-on un jour l’étiquette de « loi des Tutsi », puisqu’elle ne servira en réalité qu’à eux ? La négation du génocide jeuneturc reste soumise au droit civil, même si, ici ou là, des sanctions administratives menacent les négationnistes dans certains domaines. Diviser pour régner, c’est vieux comme le monde.

Voyons cela brièvement de plus près.

La loi du 5 mai 2019, qui en compte beaucoup, comporte un chapitre consacré à l’ajout d’une disposition à la loi du 30 juillet 1981 contre le racisme, plus connue sous le nom de « loi Moureaux ». Depuis 2019, on peut donc y lire ceci :

Article 20 « Est puni d’un emprisonnement d’un mois à un an et d’une amende de cinquante euros à mille euros, ou de l’une de ces peines seulement :

(…)

5° Quiconque, dans l’une des circonstances indiquées à l’article 444 du Code pénal, nie, minimise grossièrement, cherche à justifier ou approuve des faits correspondant à un crime de génocide, à un crime contre l’humanité ou à un crime de guerre tel que visé à l’article 136quater du Code pénal, établis comme tels par une décision définitive rendue par une juridiction internationale, sachant ou devant savoir que ce comportement risque d’exposer soit une personne, soit un groupe, une communauté ou leurs membres, à la discrimination, à la haine ou à la violence, en raison de l’un des critères protégés ou de la religion, au sens de l’article 1er, § 3, de la décision-cadre du Conseil de l’Union européenne du 28 novembre 2008 sur la lutte contre certaines formes et manifestations de racisme et de xénophobie au moyen du droit pénal, et ce, même en dehors des domaines visés à l’article 5».

On remarque le caractère général de cette clause. Il n’y est pas directement question du génocide des Tutsis. Pour l’inclure dans son champ d’application, la loi recourt à une formulation déconcertante. L’interdiction

de la négation n’est pas limitée au seul génocide, elle embrasse également les crimes contre l’humanité et même les crimes de guerre ; mais pas tous, seulement ceux qui sont établis par une juridiction internationale, comme si on voulait protéger l’honneur des juges en empêchant de critiquer leurs sentences.

On est loin du principe que l’on croyait établi en matière de négationnisme par la loi du 23 mars 1995, celle qui a inauguré le délit de négationnisme, en commençant par le génocide nazi. Que dit l’article 1er , alinea 1, de cette loi :

« Est puni d’un emprisonnement de huit jours à un an et d’une amende de vingt-six à cinq mille francs quiconque, dans l’une des circonstances indiquées à l’article444duCodepénal,nie,minimisegrossièrement, cherche à justifier ou approuve le génocide commis par le régime national-socialiste allemand pendant la seconde guerre mondiale. »

On a envie de dire avec Boileau : « ce qui se conçoit bien s’énonce clairement et les mots pour le dire arrivent aisément ».

La loi de 1995 a été mûrement et longuement délibérée. Nombre d’experts ont été entendus (philosophes, historiens, institutions spécialisées), tant à la Chambre qu’au Sénat. On était donc fondé à croire qu’une extension de la répression du négationnisme s’appuierait sur un socle aussi solide et pertinent. On le voit, il n’est en rien. La proposition de loi adoptée le 5 mai 2019 était présentée comme étant la mise en œuvre de traités internationaux, à savoir un Protocole du Conseil de l’Europe (du 28 janvier 2003 additionnel à la Convention européenne sur la cybercriminalité du 23 novembre 2001) et la décision-cadre du Conseil de l’Union européenne, à laquelle la loi nouvelle loi se réfère. Nos parlementaires, habitués à approuver quotidiennement des accords et décisions internationaux, ont donc pu croire que l’entérinement demandé était une formalité, qu’ils ont expédiées d’autant plus promptement qu’ils étaient pressés de clôturer la législature pour faire place aux élections.

La Chambre a donc suivi les auteurs de la proposition de loi et tourné le dos à la loi du 23 mars 1995 pour placer la nouvelle disposition anti-négationniste dans la « loi Moureaux » contre le racisme. Curieusement, l’exposé des motifs fait allusion à cette loi de 1995, mais en lui accordant le seul mérite d’avoir répondu « partiellement, à l’obligation contenue » dans le Protocole du Conseil de l’Europe. La loi nouvelle ayant une portée plus large que celle de 1995 devait, en toute logique, la remplacer et mettre fin à son existence. C’est ce que prévoyait déjà

un projet de loi avorté après avoir été vivement débattu au parlement en 2005. Ce n’est pourtant pas ce que les auteurs de la proposition ont préconisé ni ce que la Chambre a décidé.

Sur ce point on lit ceci dans l’exposé des motifs : « Toutefois, vu la spécificité de la loi du 23 mars 1995 tendant à réprimer la négation, la minimisation, la justification ou l’approbation du génocide commis par le régime national-socialiste allemand pendant la seconde guerre mondiale, il est jugé préférable de laisser telle quelle cette loi et d’introduire les dispositions nouvelles, comme y invite la décision-cadre du Conseil de l’Union européenne sur la lutte contre certaines formes et manifestations de racisme et de xénophobie au moyen du droit pénal, dans les dispositions actuelles du droit pénal belge réprimant les faits racistes et xénophobes, soit la loi du 30 juillet 1981 tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme ou la xénophobie ».

On n’a donc pas touché à la loi du 23 mars 1995, malgré l’avis d’UNIA. Les auteurs prennent soin de s’en justifier en faisant valoir la spécificité et la singularité du génocide nazi au regard du contexte historique belge et sa reconnaissance comme tel par un arrêt de la Cour européenne des Droits de l’Homme du 15 octobre 2015 (arrêt Perincek). Pour eux, la loi du 23 mars 1995 aurait donc une valeur symbolique, et ce seul motif justifie qu’elle ait survécu à la réforme de 2019, alors même qu’elle fera double emploi. Concrètement, un fait de négation du génocide nazi pourra donner lieu à des poursuites pénales tant sur le fondement de la loi de 1995 que de l’article 20 de la loi de 1981.

Puisque double emploi il y aurait, entre une loi de 1995 prétendument conservée pour le symbole et une loi prétendument moderne au large spectre, la loi de 2019 ne sera-t-elle pas préférée systématiquement à celle de 1995 ? N’étant pas naïf, nous avons évidemment aperçu les différences entre les 2 lois, de sorte que nous saurons faire le bon choix.

Quelles sont ces différences ? J’en vois essentiellement 3:

1° Commençons par la plus vénielle, le minimum prévu de la peine d’emprisonnement par la loi de 1995 est de 8 jours outre une amende, tandis que la loi de 2019 permet de remplacer l’emprisonnement par une amende (en France, ce sera au minimum 1 an de prison plus une lourde amende). A priori, en cas de choix, l’ancienne loi sera préférée.

2° La loi de 2019 conditionne son application à la preuve de ce que l’auteur des faits savait ou devait « savoir que

ce comportement risque d’exposer soit une personne, soit un groupe, une communauté ou leurs membres, à la discrimination, à la haine ou à la violence, etc. ». Cet élément moral apprécié souverainement par le juge est typique de la règlementation antiraciste. Rien de tel dans la loi de 1995, dont la sanction pourra tomber tel un couperet dès que la simple matérialité des faits est établie. L’absence d’élément moral pour établir l’infraction est certes exceptionnelle pour ce niveau d’infraction, mais à crime exceptionnel, le génocide, mesure exceptionnelle. On sait qu’en l’état de notre justice internationale punir un génocide tient du miracle, qu’au moins alors les Etats en interdisent l’importation de la promotion ou de la négation sur leur sol.

3° Tandis que la loi de 1995 punit celui qui « nie, minimise grossièrement, cherche à justifier ou approuve le génocide commis par le régime national-socialiste allemand pendant la seconde guerre mondiale », celle de 2019 s’en prend à celui qui « nie, minimise grossièrement, cherche à justifier ou approuve des faits correspondant à un crime de génocide, à un crime contre l’humanité ». (C’est nous qui soulignons)

Il saute aux yeux que ces deux dernières différences ne sont pas sans affecter l’efficacité de la loi de 2019.

Pour ce qui est de l’élément moral requis, rapporter cette preuve ne paraît pas insurmontable, dès lors qu’il suffit d’établir que l’auteur des faits devait savoir que ses agissements risquent d’exposer à la haine, une notion qui connait du reste une interprétation large. Il faudrait que l’auteur soit proche de la démence pour échapper à la punition. Il n’empêche que la preuve de l’élément moral complique la tâche de l’accusation et engendre l’insécurité.

Quant à la 3è différence portant sur la formulation, il est permis de craindre la rouerie dont les négationnistes, nous le savons, sont capables. Je songe à un discours remettant en question non pas les faits constitutifs du génocide mais la qualification juridique de ceux-ci. Ainsi, par exemple, prenant la défense du négationniste patenté Emir Kir, bourgmestre de Saint-Josse-ten-Noode et ancien ministre élevé, en 2019, à la dignité de Grand Officier de l’Ordre de Léopold II, feu le ministre Philippe Moureaux, déclara, en 2005, qu’en 1915 les Arméniens avaient été victimes d’une tentative de génocide, sans déclencher la moindre protestation antiraciste. Comment une déclaration de ce genre au sujet du génocide des Tutsis serait-elle traitée aujourd’hui par le juge belge ? Il est permis d’avoir des craintes.

En superposant la loi nouvelle à celle de 1995, les auteurs

de la loi de 2019 et derrière eux, n’en doutons pas, le gouvernement et ses instances tutélaires supranationales, réécrivent l’histoire et font œuvre d’un révisionnisme grossier. Ils nous présentent, en effet, la loi du 23 mars 1995 comme une exception et la nouvelle comme la règle. Or, outre que cette théorie a contre elle la chronologie, il suffit de se pencher sur les travaux préparatoires à la loi du 23 mars 1995 pour comprendre que le législateur d’alors loin de vouloir honorer la mémoire des victimes de la shoah par une loi exceptionnelle a fait œuvre innovatrice et fondatrice, en instaurant un nouveau délit et en ouvrant la porte aux extensions de la loi, que l’apparition de nouvelles formes de négationnisme rendrait nécessaires.

Ce n’est pas sans raison que depuis 20 ans les organisations juives, arméniennes et Ibuka militaient ensemble en faveur d’une extension de la loi de 1995. Sur son excellent modèle, il aurait suffi d’ajouter quelques mots, une référence au génocide perpétré par le Hutu Power en 1994 et une autre à celui du gouvernement Jeune-turc de 1915 pour faire pièce aux nouveaux négationnistes de manière efficace. Répétons-le, c’était le vœu du législateur de 1995.

L’adoption de la loi du 5 mai 2019, nous met le doigt sur un symptôme de changement d’époque. La loi de 1995 est une loi pénale proprement belge. Son initiative est belge, sa confection est belge, elle a occupé les deux chambres législatives pendant près de 2 années, sa raison d’être et son but est de faire face à une délinquance menaçant l’ordre public belge. De son côté, la loi de 2019, surnommée à juste titre « pot-pourri », est européenne. Son initiative est européenne, sa confection est européenne, elle a été expédiée par la Chambre en 10 semaines de temps et presque sans débat en profitant des vacances de Pâques et de la bousculade d’une fin de législature pour tromper la vigilance des électeurs concernés, et son but dépasse manifestement le cadre national, puisque l’état de la délinquance qui sévit chez nous n’a pas été pris en considération. La loi de 2019 est une loi non pour la Belgique mais pour l’Humanité.

La démocratie est le pouvoir du peuple par le peuple pour le peuple, comme l’a bien dit Abraham Lincoln. Depuis quelques années des politologues osent dire que nous ne serions plus en démocratie. On en pensera ce que l’on voudra mais en tous cas cet épisode de la loi du 5 mai 2019, qui mériterait bien d’autres développements, donne raison à ceux qui tirent le signal d’alarme.

Michel Mahmourian

UKRAINE ET ARTSAKH,

POURQUOI DEUX POIDS, DEUX MESURES ?

Article paru dans Nor Haratch le 17/03/2022

Les habitants de la petite Arménie observent avec appréhension l’invasion qui se déroule actuellement en Ukraine. Leur appréhension n’est pas inspirée seulement par l’empathie : l’Arménie se situe en effet sur une faille géopolitique, à la frontière entre la zone d’influence russe et l’OTAN, et l’on craint ici que le Caucase ne soit lui aussi déstabilisé. De plus, la crise économique en Russie, l’un des principaux partenaires économiques de l’Arménie, affecte déjà l’Arménie. Enfin, la diaspora arménienne est très nombreuse en Ukraine et en Russie et des dizaines de milliers d’Arméniens d’Ukraine ont déjà rejoint le flot de réfugiés.

Si les Arméniens, dans la diaspora comme en Arménie, partagent le sentiment d’horreur de l’Europe envers cette guerre, ils la vivent aussi en fonction de leur propre expérience : la république d’Arménie a elle-même connu la guerre, il y 18 mois. A l’époque, l’Azerbaïdjan et la Turquie lançaient une attaque contre la population arménienne du Haut-Karabakh. Les habitants arméniens de ce territoire avaient résisté, il y a 30 ans, à une campagne de nettoyage ethnique et établi leur propre état. L’offensive dévastatrice de 2020 fit près de 5 000 victimes arméniennes et des milliers de morts azéris et turcs. La Turquie fit venir de Syrie des combattants appartenant à des formations djihadistes et les troupes turques et azéries commirent de nombreux crimes de guerre à l’encontre de leurs prisonniers civils et militaires, comme des exécutions sommaires et des décapitations. La quasi-totalité de la population civile du Haut-Karabakh, près de 100 000 personnes, se trouva réfugiée pendant la guerre. Il fallut que la Russie mette fin à l’offensive pour empêcher que l’ensemble du Haut-Karabakh soit nettoyé de sa population arménienne.

Or, le jour du déclenchement de la guerre, l’UE ne dénonça pas l’attaque contre la population du HautKarabakh mais constata placidement que « des combats étaient survenus … provoquant des victimes civiles et militaires ». Loin d’annoncer des sanctions contre les Etats responsables de cette guerre, elle « appela à la fin des hostilités …, au respect du cessez-le-feu et à la poursuite des négociations ».

A une exception près, tous les dirigeants européens étaient au diapason. En Belgique, la ministre des affaires étrangère, Sophie Wilmès, sut ne rien dire avec un incontestable talent : « Des nouveaux combats intensifs ont éclaté entre l’Arménie et l’Azerbaïdjan … Alors, j’entends

la question : trouvez-vous normal de ceci, trouvez-vous normal de cela ? Eh bien non, évidemment que non. Tout cela n’est pas normal et il est impératif que la diplomatie prenne à nouveau le dessus ».

Le ton était le même partout en Occident. Le secrétaire d’Etat américain déclarait que « les deux parties doivent mettre fin à la violence » et reprendre les négociations. La chancelière allemande « appelait à un cessez-le-feu immédiat et à un retour aux négociations ». L’uniformité du message des diplomaties occidentales est frappante.

Seule l’intervention du président français Emmanuel Macron se distingua à l’époque : il dénonça la participation à l’offensive de « combattants terroristes » venus de Syrie et celle de la Turquie : « une ligne rouge est franchie. Je dis que c’est inacceptable, et j’invite l’ensemble des partenaires de l’Otan à regarder simplement en face ce qu’est un comportement de membre de l’Otan : je ne pense pas que ça en relève ».

Malgré la dénonciation du président Macron, les médias européens étaient, dans leur ensemble, au diapason de nos représentants politiques et représentaient le conflit comme une dispute complexe dans laquelle il ne serait pas avisé de prendre position. La plupart ne relevaient ni la participation turque, avérée et déterminante dans le conflit, ni la présence de djihadistes, confirmée également, ni les nombreux crimes commis pendant cette guerre.

Comment ne pas constater le contraste entre l’indifférence des dirigeants pendant la guerre au Nagorno-Karabakh et leur engagement pour l’Ukraine attaquée par la Russie ? Dès avant l’invasion russe de l’Ukraine, l’Occident tout entier était mobilisé pour défendre sa cause ; une fois l’invasion commencée, des sanctions sans précédent furent imposées à l’envahisseur et pour la première fois de son histoire l’UE s’autorisait à apporter un soutien militaire à un État tiers.

Sans remettre en cause l’indispensable solidarité avec un peuple attaqué, il n’est pas déplacé de s’interroger sur le contraste entre la réaction européenne à l’invasion du Haut-Karabakh, d’une part, et sa réaction à l’invasion de l’Ukraine de l’autre. Comme toute dissonance cognitive, celle-ci est peut-être une invitation à tenter de mieux comprendre les ressorts de la politique internationale et les motivations de ses acteurs. Elle représente une porte entrouverte qu’il nous appartient de franchir. Il est important pour les Arméniens, à tout le moins, d’accorder suffisamment d’attention à la question, puisqu’il s’agit de comprendre les forces qui pourraient déterminer la survie du petit Etat arménien.

Qu’est-ce qui a donc pu justifier la différence de réaction en Occident entre les conflits de 2020 et de 2022 ? La vive émotion provoquée par l’invasion de l’Ukraine semble liée en grande partie à la violation par l’envahisseur de valeurs qui tiennent à la fois de la morale universelle et de l’expérience européenne. On cherchera donc en priorité la différence de réaction aux deux conflits dans les valeurs qu’ont violées les agresseurs – Russie en 2022, Turquie et Azerbaïdjan en 2020.

C’est bien évidemment d’abord le simple refus de la guerre qui motive notre émotion au sujet de l’Ukraine. L’Europe s’est construite sur ce refus, et c’est une valeur qu’un grand nombre d’Européens ont intégrée. A l’évidence, le rejet de la guerre n’explique cependant pas en soi la différence de réaction en Europe entre la guerre en Ukraine en 2022 et celle au Haut Karabakh en 2020.

Les Européens s’indignent également en 2022 parce que c’est une démocratie que les forces de Vladimir Poutine ont attaquée le 27 février dernier. Mais on ne trouvera pas davantage dans ce motif la cause de la différence de traitement entre l’Ukraine et le Haut-Karabakh. L’Arménie et le Haut-Karabakh sont en effet les démocraties les plus dynamiques de la région, alors que l’Azerbaïdjan est la dictature la plus répressive d’Europe et que son allié, la Turquie, est redevenue sous Erdogan un Etat autoritaire. La défense de la démocratie aurait donc exigé que l’on dénonce l’agression contre les Arméniens autant que contre les Ukrainiens.

La défense du faible contre le fort ? La population ukrainienne représente environ un quart de celle de la Russie ; la population de l’Arménie et du Haut Karabakh représente un vingtième de la population de leurs agresseurs. Que l’on mesure la puissance des états par leur PNB, la taille de leurs armées ou la superficie du pays, toutes les mesures indiquent que la disproportion entre les forces était plus forte dans la guerre de 2020 qu’en 2022. Du point de vue de la puissance relative des Etats, le Haut-Karabakh et l’Arménie méritaient davantage encore que l’Ukraine la sympathie des européens et ce n’est donc pas là ce qui a justifié la plus grande mobilisation en faveur de l’Ukraine.

La défense des droits de l’homme ? On ne peut pas davantage y trouver un motif de différenciation. De nombreuses atrocités furent commises en 2020 au Haut-Karabakh. Alors que l’on a vu en Ukraine des civils sans armes arrêter des chars russes et garder la vie sauve, au Haut-Karabakh, de nombreux civils et militaires capturés furent exécutés, certains de manière atroce. Alors que l’on parle en Ukraine de victimes collatérales,

au Karabakh la capitale était bombardée directement par des bombes à fragmentations dès le premier jour de la guerre. Faut-il rappeler que les Arméniens ont déjà été éliminés de l’ensemble des territoires où ils habitaient en Azerbaïdjan et en Turquie, et où vivait jadis la majorité de la population arménienne ? Les Ukrainiens n’ont pas à craindre ce traitement de la part de la Russie. Il n’y a donc pas de raison de s’inquiéter davantage des violations des droits de l’homme commises en Ukraine qu’au Haut-Karabakh.

Il est vrai que c’est la souveraineté d’un Etat reconnu internationalement que la Russie a violée en Ukraine ; le Haut-Karabakh, en revanche, n’est pas internationalement reconnu. Cette absence de statut international n’autorise cependant pas une guerre, bien au contraire : des négociations étaient en cours sous l’égide de l’OSCE et de la France, des USA et de la Russie, en vue de définir un statut pour le Haut-Karabakh qui assurerait la sécurité de sa population. L’un des trois principes régissant ces négociations était la renonciation au recours à la force. En lançant une attaque contre le petit territoire, l’Azerbaïdjan a donc violé l’un des termes de la négociation en cours. Or lorsqu’une situation analogue s’est présentée au Kosovo en 1999, l’OTAN n’a pas hésité à intervenir militairement pour protéger la population menacée par des frappes aériennes sur la Yougoslavie, État titulaire de la province rebelle. On pourrait citer plusieurs autres cas récents où les européens ont pris fait et cause pour une population menacée à l’intérieur même d’un état souverain reconnu. On ne peut donc expliquer la différence de traitement entre le Haut-Karabakh et l’Ukraine par leur statut international.

On cherchera donc en vain parmi les valeurs qui fondent l’identité européenne ou la morale politique les raisons de la différence de traitement entre le Haut-Karabakh et l’Ukraine. Dans ces conditions, peut-être faut-il chercher non pas dans les conditions liées à la guerre elle-même mais dans les circonstances qui prévalent en Europe les raisons de cette différence ?

Certains affirment par exemple que la diplomatie arménienne n’a pas su faire son travail et expliquer son cas à la communauté internationale. Il ne fait aucun doute que l’Arménie ait la diplomatie d’un État pauvre. De surcroît, l’Azerbaïdjan a consacré des budgets considérables à ses relations publiques, recrutant en Europe et aux USA les meilleurs cabinets de consultants. Le pays a par ailleurs consacré des montants astronomiques à acheter le soutien de dirigeants et élus occidentaux. C’est ce qu’ont révélé plusieurs enquêtes réalisées par des ONG, suivies souvent par les tribunaux compétents en Allemagne, en France, en Belgique, en Italie, en Espagne

et au Royaume-Uni notamment. L’Arménie, elle, n’a pas les moyens de ce type d’activités.

L’influence achetée par la corruption et la propagande azerbaïdjanaises en occident ont certainement pesé dans la balance. Mais expliquent-t-elles la différence de nature entre le traitement de l’Ukraine et du HautKarabakh ? D’après l’OCCRP, organisation spécialisée dans la lutte contre la corruption, la Russie aurait consacré plus de 20 milliards de dollars à la corruption en Europe, alors que le montant consacré par l’Azerbaïdjan à ces activités serait bien moindre, soit 3 milliards. La Russie a également des outils de propagande bien supérieurs à ceux de l’Azerbaïdjan. Dans ces conditions, comment ce fait-il qu’à la différence de son petit voisin, ce puissant pays n’ait pas su acheter le silence de l’occident? L’argent seul ne suffit donc pas.

Un commentateur, Eric Hacopian, a évoqué l’hypothèse qu’une forme de racisme ou de provincialisme nord-européen ait favorisé les Ukrainiens aux dépens des Arméniens. Peut-être, comme l’a dit ce commentateur, l’Europe est-elle « un club, et nous [les Arméniens] n’en faisons pas partie ». Le conflit du Haut-Karabakh serait un « conflit dans un pays lointain entre des peuples dont nous ne savons rien », selon la phrase du premier ministre Neville Chamberlain en 1938. Il semble cependant réducteur de réduire la question à des questions de couleur de peau ou de cheveux.

Le même commentateur a d’ailleurs formulé une hypothèse presque opposée : le politiquement correct, qui ferait craindre aux occidentaux de prendre parti pour un Etat chrétien contre un Etat musulman. Il est vrai que la Turquie en particulier a appris à manipuler le sentiment de culpabilité d’une partie de l’opinion européenne envers les musulmans et d’invoquer en revanche la loyauté à l’Islam de nombreux de musulmans d’Europe. On a ainsi vu, pendant la guerre du Karabakh, Erdogan dénoncer l’islamophobie supposée du président Macron. Cette hypothèse ne tient cependant pas compte de ce qu’une partie au moins aussi importante de l’opinion européenne est imprégnée de préjugés hostiles aux musulmans. Pour pouvoir la valider, il faudrait donc pouvoir expliquer pourquoi l’un de ces préjugés aurait pris le pas sur l’autre.

Si ce n’est pas le racisme ou l’islamophilie, peut-être est-ce la proximité géographique et l’importance de l’Ukraine qui justifient la mobilisation en sa faveur ? Ce pays est en effet plus grand que la France et a des frontières communes avec plusieurs Etats de l’UE, alors que l’Arménie et le Karabakh sont de tout petits États

sans frontières avec l’UE.

Les arguments liés à la taille et à la proximité de l’Ukraine, comme à l’influence de ses diplomates, à l’actualité du moment ou aux préjugés des Européens ne peuvent fournir une explication satisfaisante à l’énigme qui nous occupe. Si l’un ou l’autre de ces éléments était la clé que nous cherchons, il y aurait eu entre le traitement politique et médiatique des deux conflits qu’une différence de degré. Or la différence ne fut pas de degré mais de nature : les dirigeants européens n’ont pas condamné moins fort l’agression au Haut-Karabakh qu’en Ukraine et les crimes commis à cette occasion; ils ont tout bonnement nié l’existence d’une agression, et n’ont donc pas dû la condamner. Ils n’ont pas sanctionné la Turquie et l’Azerbaïdjan avec moins de sévérité que la Russie, ils n’ont tout bonnement jamais envisagé de le faire.

L’explication à la différence de traitement entre l’Ukraine et le Haut-Karabakh doit donc être trouvée ailleurs. Le gouvernement turc lui-même nous en donne peut-être un indice dans un rapport publié peu après la guerre pour faire connaître son succès dans la guerre du Haut Karabakh : on y lit que « la Turquie a soutenu l’Azerbaïdjan dans tous les forums internationaux dont elle est membre, et tout particulièrement l’OTAN, bloquant d’éventuelles décisions défavorables à l’Azerbaïdjan ». Malgré le rappel à l’ordre du président Macron, en effet, l’OTAN a fait le choix de ne pas empêcher l’intervention turque pendant le conflit et de ne pas dénoncer l’offensive sur le Haut-Karabakh, mais d’adopter sur le sujet une position incolore et inodore.

La mauvaise humeur qui semble régner depuis quelques années entre les dirigeants européens et M. Erdogan ne doit pas nous faire oublier en effet que la Turquie reste l’un des membres les plus importants de l’alliance atlantique. Cette alliance, on le sait, est dirigée principalement contre la Russie, qui considère pour sa part le Sud Caucase, y compris l’Arménie et l’Azerbaïdjan, comme faisant partie de son « étranger proche » et assure la protection de l’Arménie. Or, en attaquant les Arméniens du Haut-Karabakh, la Turquie a effectué une incursion sans précédent dans le domaine réservé de la Russie. Notre dernière hypothèse est donc la suivante : c’est parce que la Turquie est membre de l’OTAN, donc alliée, et que son offensive visait un État sous la dépendance de la Russie, que l’OTAN et l’Union européenne se sont abstenues de freiner ses ardeurs.

L’importance stratégique de la Turquie pour l’OTAN ne tient pas seulement à sa puissance militaire et à sa proximité de la Russie. Elle est liée également à son

rôle stratégique en matière d’accès aux hydrocarbures puisqu’elle forme, avec l’Azerbaïdjan, un couloir d’accès vers les ressources pétrolières et gazières de la région de la mer Caspienne et de l’Asie centrale. L’Azerbaïdjan est déjà un important fournisseur de gaz naturel à l’Europe, qui a financé des gazoducs traversant la Turquie pour l’acheminer vers l’Ouest. L’accroissement de la puissance turque et azérie dans la région permet donc de renforcer l’accès des occidentaux aux hydrocarbures de la caspienne en même temps que leur posture contre la Russie.

Un examen attentif des circonstances des conflits d’Ukraine en 2022 et du Haut-Karabakh en 2020 nous permettrait donc de conclure que ce sont avant tout des considérations stratégiques qui ont déterminé les positions européennes à leur égard. Le « club » dont les Arméniens « ne font pas partie », selon la formule du politologue Eric Hacopian, ce n’est pas l’Europe blanche et blonde, mais l’OTAN et, plus généralement, l’Occident politique.

La différence de traitement par l’Europe entre les conflits de 2020 et de 2022 ne peut en revanche pas être expliquée par la défense de principes de droit international ou par des valeurs morales à défendre, ni par les circonstances annexes parfois invoquées, comme le racisme, l’islamophilie, les limites de la diplomatie arménienne, l’actualité ou la proximité du conflit.

Cette conclusion est lourde de conséquences, à la fois pour l’Arménie et pour l’Europe en général. En 2020, après deux semaines de combats autour du Haut-Karabakh, le président arménien, Armen Sarkissian, se rendait à Bruxelles pour tenter d’obtenir de l’OTAN qu’elle intervienne pour arrêter l’intervention turque. Il déclarait : « Vous ne le voyez peut-être pas clairement, mais il y a un autre désastre [que le virus du COVID] qui vous arrive, du Caucase cette fois ; ce n’est pas un virus biologique, c’est le virus de l’instabilité et de la guerre … ces actions de la part de la Turquie nuiront à l’OTAN, à son prestige et à l’idée même qu’il s’agit d’une alliance défensive ».

La déclaration du président arménien fut prophétique : le gouvernement russe a bien noté, en 2020, la connivence de l’Europe à l’occasion de cette première incursion militaire d’une puissance de l’OTAN dans son étranger proche. Il en aura conclu que l’OTAN n’est pas qu‘une alliance défensive, et cette constatation aura renforcé sa détermination à prévenir toute nouvelle interférence occidentale dans le ventre mou de la Russie qu’est l’Ukraine.

Ce « virus de l’instabilité et de la guerre » sera fatal au projet européen qu’incarne l’UE. J’avais écrit après la guerre de 2020 dans le journal belge La Libre Belgique que « si l’Europe démissionne ainsi face à Ankara, il lui faudra aussi renoncer bientôt au projet qu’elle incarne : un idéal humaniste et internationaliste à l’échelle du continent et un espoir de paix durable ». Si l’émotion des européens est sincère face aux horreurs qui se produisent en Ukraine, leur unité, en revanche, est de façade. Une grande partie d’entre eux sont désormais conscients de l’incohérence de la politique extérieure de l’Europe qui, au lieu de consolider un ordre européen fondé sur le droit et de mobiliser sa puissance au service de ses valeurs, se mobilise ici pour la paix et là pour la guerre, soutient les peuples opprimés dans un pays, et le gouvernement qui opprime chez son voisin.

Ce comportement opportuniste en matière de politique étrangère n’est pas spécifique à l’Union européenne ; il est le propre des puissances. Contrairement aux autres puissances, cependant, l’Europe n’est pas soudée par le sentiment national mais par les normes qu’elle incarne. C’est là que réside son attrait, mais aussi sa fragilité. Dès lors qu’elle s’abandonne à servir les intérêts de l’un ou l’autre Etat au mépris des règles qu’elle s’était imposées, ce sont ses propres fondations qui s’effondrent sous nos pieds.

Au lieu de s’efforcer d’être une puissance d’équilibre au service de normes qui s’appliquent à tous, l’Europe a accepté de servir de force d’appoint à l’OTAN et elle aura bientôt perdu sa raison d’être. Avec elle disparaîtront le rêve et les efforts de plusieurs générations d’européens.

Un petit Etat comme l’Arménie, quant à lui, ne pourra décidément pas compter sur un quelconque ordre européen, ni même sur le respect du droit international. Sa survie au XXIe siècle dépendra de sa capacité à développer au mieux son potentiel et son autonomie en matière de sécurité, à commencer par sa défense et un système d’alliances. C’est ainsi que l’Europe aura promu l’égoïsme nationaliste et la guerre. Qu’on ne reproche pas aux Arméniens s’ils tiraient enfin les conclusions qui s’imposent.

Nicolas Tavitian

Source : new.norharatch.com

EGLISE APOSTOLIQUE ARMÉNIENNE

CALENDRIER PASCAL

Jeudi 14 Avril 2022 : JEUDI SAINT

17 h 00 - Vodenleva (Lavement des pieds)

18 h 30 - Khavaroum (Office des ténèbres)

Vendredi 15 Avril 2022 : VENDREDI SAINT

17 h 00 - Taghman gark (Office d’ensevelissement)

Samedi 16 Avril 2022 : SAMEDI SAINT

17 h 00 - Veille de Pâques (Djerakalouytz)

Dimanche 17 Avril 2022 - Sourp Zadik

10 h 30 - La Messe Pascale

Lundi 18 Avril 2022 - Hishatak Mérélotz

10 h 30 - Office de Requiem – Hokéhankiste

BRUXELLES

Eglise Apostolique Arménienne Ste Marie-Madeleine Rue Kindermans 1A, 1050 Bruxelles

Les messes sont célébrées Tous les dimanches à 10h30

Vous pouvez également suivre les services effectués par le révérend père Zadig en l’église Sainte Marie-Madeleine d’Ixelles sur sa page Facebook.

De diensten van Vader Zadig in Sint-Maria-Magdalenakerk in Elsene kunnen ook live gevolgd worden op zijn Facebookpagina.

Contacts :

Աւագ Հինգշաբթի

17,30-ին – Կարգ Ոտնլուայի

19,30-ին – Կարգ Խաւարման Ուրբաթ, 15 Ապրիլ 2022 - Ավագ ուրբաթ

Ժամը 17,00-ին – Կարգ Թաղման

Շաբաթ, 16 Ապրիլ 2022 - Աւագ շաբաթ

Ժամը 17,00-ին Ճրագալոյցի Սուրբ Պատարագ

Կիրակի, 17 Ապրիլ 2022 - ՍՈՒՐԲ ԶԱՏԻԿ

Ժամը 10,00-ին - Յարութեան Սուրբ Պատարագ

Երկուշաբթի, 18 Ապրիլ 2022 - Յիշատակ մեռելոց Ժամը 0,30-ին Հոգեհանգիստ

Révérend Père Zadik Avedikian

Tél : 0471 72 87 22

E-mail : zadik.avedikian@yahoo.fr

Diacre Garo Sarkavag

Tél : 0475 31 52 92

E-mail : diacregaro@hotmail.fr

Bulletin d’information du Comité des Arméniens de Belgique distribué gratuitement à tous les membres de la communauté le 1er de chaque mois (sauf juillet-août).

Informatiebulletin van het Comité van de Armeniërs van België gratis verspreid onder alle leden van de gemeenschap op de 1ste van elke maand (behalve juli-augustus).

COORDONNÉES BANCAIRES / BANKGEGEVENS

Rue du Gaz/Gasstraat 83, 1020 Bruxelles/Brussel

IBAN:BE42 2100 0731 4054 BIC:GEBA BE BB

RÉDACTION / REDACTIE

Lori Mahmourian & Nicolas Tavitian

DISTRIBUTION / DISTRIBUTIE

Lori Mahmourian & Karen Tadevosyan

CONTACT RÉDACTION / REDACTIE CONTACT

hay@armencom.be

SITE WEB / WEBSITE www.armencom.be