World of Romance Magazine voorjaar 2025

Page 1


WIN!

een romantisch boekenpakket

t.w.v. €200,-

Liefde voor lezen

Maak kennis met de mooiste

romantische verhalen

Leesfragment Summer in the City van Alex Aster

Het nieuwste boek van dé BookTok-auteur van nu: Summer in the City van Alex Aster.

Elle krijgt de kans van haar leven: het script voor een grote film schrijven die zich afspeelt in New York. Met haar writer’s block lijkt dat bijna onmogelijk, tot de filmstudio een droomappartement in Manhattan regelt. Perfect! Althans, totdat ze ontdekt dat haar buurman ‘Billionaire Bachelor’ Parker Warren is, de laatste persoon die ze wil tegenkomen. Hun gespannen relatie brengt echter onverwachte inspiratie…

Hij moet een relatie faken om een opdracht binnen te halen, zij moet haar film afronden. Dus sluiten ze een deal. En wanneer de zomer op zijn einde loopt, geldt dat ook voor hun afspraak… Toch?

Zomers in New York zijn een ware verschrikking.

Het is hier warmer dan in het zuiden van Californië, waar ik vandaan kom, en de hitte wordt ook nog eens gereflecteerd door zestig meter hoge reuzenspiegels die de zon terugkaatsen in je gezicht. Vermogende stadsgenoten vluchten elke vrijdagmiddag massaal naar de Hamptons. De écht rijken blijven daar tot september, wanneer de zomerhitte langzaam plaatsmaakt voor een aangenaam, zwoel najaar.

In juni is de situatie heel anders.

Tegen de tijd dat ik mijn koffers de lobby van het gebouw in sleur, ben ik volledig doorweekt. Mijn haar kleeft in slierten aan mijn gezicht en mijn lichtgrijze loungewear is donkergrijs van het zweet.

De portier kan zijn gezicht maar net in de plooi houden.

‘Ah ja. Elle. Ik weet van je komst. Geef die maar aan mij.’

Voordat ik kan opperen mijn spullen zelf te dragen, wordt alles al op een bagagekarretje geladen en, mijzelf inbegrepen, in een lift gezet die ruimer is dan mijn badkamer in la.

Er wordt op een van de bovenste knoppen gedrukt.

Op deze verdieping zijn maar twee appartementen, en ik ga de hele zomer doorbrengen in een van de twee.

Met mijn telefoon open ik het slot van de voordeur. Ik weet nu al dat ik mezelf op een dag ga buitensluiten, omdat ik heel slordig ben met het opladen van apparatuur.

Ik struikel zowat over de drempel. Het plafond is zes meter hoog. De achterzijde bestaat uit één grote raampartij – zo’n weids uitzicht over de stad heb

ik nog nooit gezien. Hier kun je de hele stad overzien; op deze hoogte zijn er geen gebouwen die de zichtlijnen blokkeren.

Te gek.

Alles is relatief. Mensen hebben van nature de neiging om dingen met elkaar te vergelijken. Een weetje dat ik heb opgepikt tijdens een cursus marketing waarvoor ik me tijdens mijn studie door Penelope heb laten strikken. Vijfentwintig dollar is veel geld voor een lunch, maar niet voor een jurk. Tweehonderdduizend dollar is veel geld voor een trouwfeest, maar niet voor een huis.

Dit appartement zou al ruim zijn voor een kantoor of restaurant.

Het is beláchelijk groot voor een appartement, en helemáál in hartje Manhattan.

In mijn eigen appartement stond mijn bagage enorm in de weg, maar in deze balzaal van een zitkamer is het maar een zielig hoopje spullen.

Ik ga naar binnen en het voelt alsof ik met elke stap kleiner word. Wie heeft er nou zoveel ruimte nodig?

Het is gewoon onpraktisch. Alleen al voor dit ene vertrek heb je een stuk of wat stofzuigrobots nodig. Ik hoop maar dat ik de boel hier niet zelf hoef schoon te maken.

Op een huis passen tijdens een verbouwing, daar heb ik voor getekend. Meer hoef ik niet te doen als het goed is.

Ik rol met mijn schouders en buig me met een indrukwekkend gekraak van mijn ruggengraat – dit is voor een zevenentwintigjarige licht verontrustend –voorover om mijn laptop te pakken. Het ding steekt uit mijn tas als een verse baguette, tenminste, als ik voor de opnames van een Netflix-serie op een

Parijse filmset zou zijn. Maar ik ben niet in Parijs.

En ik speel ook niet in een film.

Ik schrijf er eentje.

Ik heb een lege pagina voor mijn neus en het kost me moeite die te vullen. Ik ben vermoeid na de lange vlucht, maar probeer toch wat te schrijven: kleine observaties, ideetjes die straks hopelijk zullen uitgroeien tot een volwaardig filmscript. Over een stad waar ik een grondige hekel aan heb. Een stad waar het erger stinkt dan ik me herinner.

Dan gaat mijn telefoon. Ik zucht diep en buig mijn ergernis om tot een geforceerd vriendelijk klinkend: ‘Hé, Sarah.’

‘Elle! Een zomer lang in de grote stad. Hoe bevalt het tot nu toe?’

Ik werp een blik op het klokje van de oven. ‘Eh… ik ben hier net twee uur.’

Waarvan ik er een heb doorgebracht in een Uber waarin, dat kan niet anders, onder een van de stoelen een belegd broodje lag te verschimmelen.

Ze lacht en slaakt dan een weemoedige zucht. ‘Ah ja, maar die stad zit net zo lekker als een fijne trui, vind je ook niet? Heerlijk gewoon.’

‘Het is hier drieëndertig graden.’

Sarah schatert het uit, alsof ik haar grappigste klant ben, maar ik ben een scenarioschrijver met een geen-flauwe-grappen-policy. Dan komt ze ter zake. ‘En… al wat mooie ideeën bedacht?’

Ik knipper met mijn ogen en zou heel graag willen herhalen dat ik pas twee uur in de stad ben, maar Sarah is een van de invloedrijkste agenten bij Creative Artists Agency. Ik hou er zakelijk gezien strenge regels op na, en heel zuinig zijn op mijn opdrachtgevers is er een van.

‘Nog niet,’ zeg ik, terwijl ik door die enorme glaswand naar de stad in kwestie kijk. ‘Maar… dat komt helemaal goed, hoor. Die goede inval komt uiteindelijk altijd.’

‘Altijd,’ herhaalt Sarah, en de moed zinkt me in de schoenen.

Want ik heb al bijna een jaar niets van enige betekenis geschreven, en zij heeft dat nog steeds niet door.

Ik heb nog maar drie maanden om een scenario te schrijven. En het verhaal moet zich afspelen in een stad die ik verafschuw. Een stad die ik dacht voorgoed ontvlucht te zijn.

Ze hangt op. Koffie, ik heb een kop koffie nodig, al is het om een andere reden dan je zou vermoeden.

Ik ontspan er juist van.

Mijn laptop moet mee, besluit ik met lichte tegenzin, want wie weet valt me op weg naar het dichtstbijzijnde koffietentje een goed idee in. Ik weet dat ik er niet uitzie, maar trek toch de deur van het appartement achter me dicht.

Heel eerlijk gezegd bevalt het me in New York juist wel om er slonzig bij te lopen. In een joggingbroek is het me hier op straat nog nooit overkomen dat ik werd nageroepen of dat de barista eindeloze verhalen tegen me ophing, of dat er zelfs maar iemand naar me kéék.

En dat bevalt me prima. De paar keer dat ik na een etentje of vergadering goedgekleed een wijnbar binnenstapte, voelde het alsof ik een succesvolle zakenvrouw was, een ster uit een realityserie of een Instagram-hit. Heel New York ging eerbiedig voor me aan de kant, mensen hielden deuren voor me open. De man van de delicatessenwinkel die me anders altijd afsnauwde,

herkénde me niet eens in een rokje. Ik moest de hele tijd mijn oortjes uitdoen en ‘hè?’ zeggen omdat hij maar tegen me bleef kletsen. Dit heeft niet zozeer te maken met schoonheid, heb ik gemerkt, want er wonen in New York duizenden vrouwen die knapper zijn dan ik. Volgens mij komt het doordat mannen denken dat een vrouw er speciaal voor hén zo verzorgd bij loopt.

In de twee jaar dat ik weg was, is de stad veranderd. Sommige winkels hebben plaatsgemaakt voor in pastelkleuren geschilderde cafeetjes die het goed doen op sociale media. En tafeltjes buiten zijn blijkbaar ook ineens een ding. Van alle adresjes met gezonde snacks die binnen een halfjaar alweer verdrongen zijn door een ander concept, herken ik er niet één van naam. Het is een grote carrousel van trends.

Mijn koffietentje kies ik altijd met grote zorg uit.

Het gaat meestal niet zozeer om de koffie (al is een goeie espresso zeker een pre). Ik let vooral op dingen die de meeste mensen niet interesseren.

De bekers: die moeten een beetje body hebben. Ik hou van dekseltjes met een handige opening, die de beker toch goed afsluiten. En die niet bij elke slok indeuken of losraken.

De ruimte: ik hou van tafeltjes die zo klein zijn dat er niemand meer bij past, maar waarop net genoeg plaats is voor mijn laptop en mijn drankje en iets zoets, waar ik nu eenmaal geen weerstand aan kan bieden.

Het gebak: ik hou van zoetwaren uit bakkerijen die niet ook leveren aan elke willekeurige bakkerijketen. Variatie is van het grootste belang. Een met room gevulde donut. Een muffin met allerlei smaakjes door elkaar. Een grote, knapperige croissant die aan een krab doet denken.

En verder hou ik van toast. Van bagels. Van yoghurt met muesli.

Ik zou mijn leven kunnen slijten in een goed koffietentje, met alleen mijn portemonnee en mijn laptop. Daar werken voelt verrijkend, een fijne gewoonte die ik heb overgehouden aan mijn studententijd. Een van de mooiste kanten van mijn werk vind ik dat er overal koffietentjes zijn waar ik kantoor kan houden.

Omdat ik niet één van de namen herken, besluit ik af te gaan op de klanten die ze aantrekken.

Het balletpakjesroze tentje met het woord ‘matcha’ in de naam, waar een paar derderangsinfluencers staan te wachten om een selfie te kunnen maken voor een muurschildering met koffie en vleugels? Nah.

Het krappe tentje waar mannen in pak koffiedrinken uit bekers die ik ook bij Costco heb gezien? Nee, dank je.

Even later sta ik voor een wat verzakte houten deur. De ruiten zijn een beetje beslagen. Ik twijfel of het misschien een bar is, maar dan komt er een vrouw naar buiten die er net zo uitziet als ik – slordige knot, joggingbroek, oortjes in, laptop onder haar arm – die een hap neemt uit een verrukkelijk uitziende croissant, bestrooid met geschaafde amandelen en een laagje fijne suiker.

Tot nu toe wilde ik vandaag het liefst zo snel mogelijk vergeten, maar ik ben nog niet binnen… of er daalt een weldadige rust op me neer. Het ruikt er naar koffie, warme melk, suiker en perfect getrokken thee. Onder een hoog plafond met zowaar een dáklicht, staan een stuk of tien tafeltjes en zelfs een paar banken en een vitrine met gebak.

Ik ben thuis. Dit koffietentje is de komende drie maanden officieel mijn

werkplek. Ik ga hier zo vaak een tafeltje bezet houden dat ik van geluk mag spreken als ze geen foto van me op de deur hangen met een dik kruis erdoor.

Een paar uur lang verkeer ik in de waan dat New York reuze meevalt.

Zoveel verschillende koffietentjes, waar vind je dat nou?

Aan mijn kersverse favoriete tafeltje ga ik niet zitten schrijven, maar ploeg ik mijn mail en actielijstje door – ik doe dus zowat allesbehálve schrijven. En ik zie het eigenlijk allemaal best wel zitten.

Als ik vertrek, nog nagenietend van de koffie en zoetigheid en met het gevoel zowat zelf een latte geworden te zijn, begint het te regenen.

Eerst is er alleen wat licht gespetter. Ik versnel mijn pas. Het valt reuze mee, mijn knot wordt vochtig, een paar regendruppels op mijn hoody.

Maar dan barst de hemel ineens open en krijg ik een enorme bak regen over me heen.

Als een moeder die instinctief haar kind beschermt ontferm ik me over mijn dierbare laptop, die ik binnen een tel onder mijn kleren steek. Dat ding is mijn hele leven.

Ik begin te rennen en raak in een zee van paraplu’s bijna een oog kwijt. De regendruppels kletteren zo hard neer dat mijn mooie zijden haarband van mijn hoofd glijdt, waardoor mijn natte lange lokken aan mijn wangen plakken.

Als ik eindelijk in de lobby sta ben ik zo doorweekt dat ze me niet meteen binnenlaten. Ik wil net op de ruit bonzen als de portier me herkent. Dit keer trekt hij echt een vies gezicht als ik met soppende schoenen en piepende zolen de marmeren vloer oversteek.

Met mijn haar voor mijn gezicht en mijn laptop tegen mijn buik geklemd

merk ik niet op dat er nog iemand – kurkdroog – in de lift staat, tot we allebei tegelijk op het knopje voor dezelfde verdieping willen drukken. Onze vingers raken elkaar.

Als we elkaar aankijken verander ik echt bijna in een plas water.

Hij is het.

De man op de cover van dat tijdschrift. De man uit het nieuws.

Die kerel met wie ik heb staan zoenen in een trappenhuis niet eens zo gek ver bij deze lift vandaan.

De Billionaire Bachelor.

Parker Warren.

Haastig draai ik mijn hoofd weg, en ik weet bijna zeker dat hij mijn gezicht niet heeft gezien. Niet dat hij me zou herkennen als het wel zo was. Hij heeft het sinds die avond aangelegd met ontelbare anderen, als ik de roddelpers mag geloven. Hij wóónt zowat op de homepage van de Daily Mail, zoveel sappige verhalen zijn er over hem en al zijn dates.

Hij drukt op onze knop en de lift zet zich in beweging. Of ben ik het zelf en sta ik op het punt om flauw te vallen?

Wat doet hij hier eigenlijk, in dit gebouw?

In de lift naar míjn verdieping?

Ik geef het niet graag toe, maar ik heb me vaak ingebeeld hoe het zou zijn om hem weer te zien. En dat ik hem dan, het liefst met een Oscar voor beste scenario in de hand, eens haarfijn zou uitleggen dat hij me die avond compleet verkeerd heeft ingeschat.

Natuurlijk niet compleet doorweekt en met slierterig haar.

De lift komt tot stilstand en ik schiet zo snel naar de deur van mijn appartement dat ik al binnen ben voor hij ook maar één voet in de gang heeft gezet.

Tegen de andere kant van de deur geleund hoor ik, hijgend en in een kring

van druppels op het peperdure parket, de deur van het enige andere appartement op deze verdieping opengaan… en weer dichtvallen.

Hij woont op dezelfde verdieping als ik.

Een speelfilmmoment.

Alleen is het deze keer een horrorfilm.

Lees verder in Summer in the City van Alex Aster!

Verschijnt 8 april

‘Puur

steamy vermaak, het perfecte boek voor deze zomer!’

Ali Hazelwood, auteur van De liefdeshypothese

Ontdek de meeslepende

serie De bloemendochters

van Tessa Collins

NIEUW

Leesfragment Het Strawberry Patch Pannenkoekenhuis van Laurie Gilmore

Het Strawberry Patch Pannenkoekenhuis van TikTok-fenomeen Laurie Gilmore is een gloednieuwe spicy small-town romance.

De beroemde chef en alleenstaande vader Archer was nooit van plan om naar een klein stadje te verhuizen, laat staan om eigenaar te worden van een pannenkoekenhuis. Maar Dream Harbor zoekt een chef, en Archer is op zoek naar een fijne plek waar zijn dochter Olive kan opgroeien.

Iris heeft nog nooit een baan langer dan een paar maanden volgehouden. Wanneer ze wordt gevraagd als oppas voor Olive, gaat ze dan ook twijfelend akkoord. Als Archer en Iris elkaar beter leren kennen, wordt duidelijk dat ze meer gemeen hebben dan ze denken. Of is het Olive die voor matchmaker speelt?

Archer Baer was net vader geworden op de meest ongelooflijke manier die hij zich voor kon stellen. Niet dat hij het zich ooit had voorgesteld. Wat moest een overtuigde vrijgezel, een chef-kok en workaholic in hart en nieren als hij met een kind? Hij had niet eens kamerplanten, omdat hij geen tijd had om ervoor te zorgen. En hij was er vrij zeker van dat een kind meer verzorging nodig had dan een ficus.

Maar volgens de advocaat die hem een week geleden had gebeld en zijn hele wereld op zijn kop had gezet, had Archer een dochter. Een klein meisje dat hij in de eerste vijf jaar van haar leven nog nooit had ontmoet en van wie hij nog nooit had gehoord. Haar moeder, Cate, was omgekomen bij een auto-ongeluk en nu zou hij haar nooit meer kunnen vragen waarom ze hem niets over het kind had verteld, maar hem wel als vader op de geboorteakte had vermeld.

Het was allemaal nog steeds krankzinnig als hij erover nadacht. Zelfs nu hij door Main Street liep in dit bizarre stadje waar Cate was opgegroeid, was het onwerkelijk. Hij, Archer, was vader? Dat kon niet waar zijn. Hij schudde gefrustreerd zijn hoofd en probeerde tevergeefs wakker te worden. Hij had koffie nodig. Hij was al jaren niet meer zo vroeg op geweest. Door zijn werk als kok op diverse locaties in Parijs was hij een nachtdier geworden. Hij kwam zelden voor één uur ’s nachts thuis. Hoe moest hij in hemelsnaam voor een klein meisje zorgen?

De advocaat was ervan overtuigd dat zijn dochter beter af zou zijn bij hem dan bij haar bejaarde grootmoeder, maar Archer was daar niet zo zeker van.

Zou ze niet beter af zijn bij iemand die wist wat ze deed?

Zijn gedachten dwaalden af naar Cate. Hoewel hij haar vijf jaar niet had gesproken, kon hij niet geloven dat ze er niet meer was, en bovendien kon hij haar niet meer de prangende vragen stellen die hem teisterden.

Cate Carpenter. Hij had haar ontmoet toen hij in een chic restaurant in Boston werkte. Zij was de gastvrouw geweest, hij kwam stage lopen als chef-kok.

Ze was mooi en grappig. Ze hadden maar een paar keer met elkaar geslapen. Hij was sowieso al van plan geweest te vertrekken, om in Europa zijn krankzinnige droom om Michelinsterren te behalen na te jagen. Was dat de reden dat ze hem niets over de baby had verteld? In de loop der jaren had ze het hem duizend keer kunnen vertellen. Waarom had ze dat niet gedaan?

En wat zou hij dán hebben gedaan? Alles hebben opgegeven? Zijn droom. Zijn perfecte baan. Zijn streven om de beste te zijn. Zou hij eerder in dit kleine stadje in New England zijn beland? Zou hij met haar zijn getrouwd?

Zou hij het haar kwalijk hebben genomen dat ze de plannen verstoorde die hij voor zichzelf had gemaakt?

Hij slikte de brok in zijn keel weg. Dat deed er nu allemaal niet meer toe, want Cate was er niet meer. Verdorie, Cate was er niet meer en hij was hier om zijn dochter te ontmoeten. Het was allemaal zo vreselijk tragisch. Dat kon Archer niet aan voordat hij koffie had gehad.

Dit was de eerste keer sinds hij was aangekomen dat hij het stadje in ging. Het was… schilderachtig, alsof het rechtstreeks van een oude ansichtkaart kwam. Schilderachtig en ongelooflijk klein. De met bomen omzoomde straat was hooguit een paar honderd meter lang en er waren een handvol winkels gevestigd. Dat was alles. Verder waren er alleen maar huizen. Het leek in niets op het altijd levendige Parijs. Zijn hoop op een fatsoenlijke kop koffie vervaagde snel.

Het was koud vandaag, vooral zo akelig vroeg op de ochtend. De kou van de winter was nog niet uit de lucht en ondanks het feit dat het pas de eerste week van maart was, hing er aan elke winkeldeur al een bloemenkrans en stonden er neptulpen in de etalage. Verder hing overal de aankondiging dat er binnenkort een paaseierenjacht zou plaatsvinden. Het was allemaal een beetje te… zoetsappig voor hem. Zou hij hier echt kunnen wonen? Hier, in dit stadje dat rechtstreeks uit een reclame voor New England leek te komen. Hij wist niet

zeker of hij het zou kunnen verdragen. Hij hield van spannender zaken in het leven dan bloemenkransen en eieren zoeken. Winkeliers begonnen hun deuren te openen en er verschenen steeds meer mensen in de voorheen rustige straat.

En tenzij Archer volkomen paranoïde was geworden, keek vrijwel iedereen naar hem.

Geweldig. Precies wat hij nodig had. Nieuwsgierige, dorpse mensen die hun neus in zijn zaken staken, terwijl hij eigenlijk alleen alles voor zijn kind wilde regelen en daarna terug wilde naar Parijs, naar zijn keuken, naar zijn echte leven.

Deze bizarre straat, met die geforceerde, lenteachtige decoraties en nieuwsgierige mensen, was niets voor hem. Hij verlangde nu alweer naar de anonimiteit van de stad.

Hij passeerde een dierenwinkel, maar negeerde de konijntjes in de etalage en het vriendelijke gezwaai van de winkelier. Hij bleef niet stilstaan bij de bloemist en de ijssalon. Ergens in dit verschrikkelijke stadje moest toch een koffietentje zijn?

Ah, daar! Op het bord stond: pumpkin spice café. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Hopelijk hadden ze ook andere dingen dan overdreven zoete seizoensgebonden drankjes. Hij stak de straat over en zag een pub. Die kon nog weleens van pas komen tijdens zijn verblijf hier.

Op het krijtbord voor het koffietentje werd reclame gemaakt voor een nieuwe boerenkoolsmoothie en citroen-bosbessenscones. De geur van vers gebrande koffie bereikte zijn neusgaten, waardoor Archer meteen opleefde. Gelukkig. Hij kon zijn dochter – zijn dóchter, aan dat woord was hij nog steeds niet gewend –niet ontmoeten als hij nog maar half wakker was.

Hij greep naar de deurklink zonder echt op te letten, omdat zijn gedachten bleven hangen bij dat ene woord en de verantwoordelijkheid die daarbij hoorde, en bij de vraag of hij wel of geen scone wilde. Toen zwaaide de deur van het Pumpkin Spice Café open en kreeg hij die bijna in zijn gezicht.

‘Wat krijgen…’ Zijn woorden werden overstemd door het gegil van de vrouw, alsof híj degene was die deze koffietent uit stormde zonder aan anderen te denken.

‘O, nee!’ gilde ze, maar toen was het al te laat. Het blad met smoothies dat ze had gedragen kantelde en ze botste tegen hem aan. Haar wilde rode haar danste om haar gezicht en Archer wist haar overeind te houden door haar armen te grijpen. ‘O, shit,’ bracht ze kreunend uit. Ze staarde naar een punt tussen hen in waar de smoothie over zijn kleding druppelde. Op haar kleding waren alleen wat kleine groene spetters zichtbaar.

Archer gromde bijna. Verdorie! Hij had hier geen tijd voor. Hij had geen tijd om terug te gaan naar dat absurde kleine huisje dat hij huurde om zich om te kleden. Hij kon niet te laat komen om zijn… zijn… zijn dochter te ontmoeten. Hij had er geen rekening mee gehouden dat er een menselijke cycloon met boerenkoolsmoothies op zijn pad zou komen!

Er moest hem een grom ontglipt zijn, want de ogen van de vrouw waren opengesperd van schrik en haar wangen waren rood geworden.

‘Het spijt me echt,’ zei ze. ‘Ik haastte me omdat ik te laat ben en ik lette niet op en…’

‘Geen probleem,’ beet hij haar toe, ook al was het wel een probleem. Hij zou naar de belangrijkste bijeenkomst van zijn leven gaan in een shirt vol smoothievlekken. Een met smoothie besmeurde vader was niet het soort vader dat vertrouwen zou geven. Wanhopig probeerde hij wat van zijn gebruikelijke zelfvertrouwen terug te krijgen.

‘Het is wel een probleem. Kom, laat me je even helpen.’

Toen realiseerde Archer zich dat hij nog steeds de armen van de vrouw vasthield en veel te dicht bij haar stond. Hij liet zijn handen zakken, stapte het café binnen en sloeg de deur achter zich dicht.

‘Ik heb geen hulp nodig,’ zei hij. Zijn blik gleed naar de toonbank en de lange

rij die daar stond. Hij zou nu waarschijnlijk helemaal geen tijd meer hebben voor koffie. Hij zou zijn dochter ontmoeten met een bevlekt shirt en een ernstig gebrek aan cafeïne. Geweldig. Echt geweldig.

‘Kom, laat me het ergste eraf deppen.’

De vrouw greep een handvol servetten van de dichtstbijzijnde tafel en drukte die tegen zijn borst. ‘Die zouden moeten helpen. Die absorberen het overtollige sap en met een beetje zeep uit de toiletten of zoiets…’ Ze praatte terwijl ze bezig was, een woordenstroom die hij vreemd genoeg geruststellend vond. De druk van haar handen op zijn borstkas en de zachte welving van haar lippen terwijl ze sprak, leidden Archer voldoende af om zijn woede te doen bekoelen. Sterker nog, hij wilde het liefst even tegen haar aan leunen. Hij wilde blijven praten met dit drukke type. Hij wilde haar vragen waarom ze zoveel drankjes bij zich had. Voor wie waren ze? Ze was meer gekleed voor een work-out dan voor kantoor.

Haar strakke legging onthulde de ronding van haar dijen, het kleine, atletische topje liet een stukje van haar buik zien. Zelfs daar zaten druppels smoothie.

Maar naar dat stukje van haar zou hij waarschijnlijk niet meer moeten staren.

Hemel, wat was er mis met hem? Hij moest zijn hoofd koel houden, omdat hij zijn kind ging ontmoeten, en niet omdat hij een vrouw, al moest hij toegeven dat ze mooi was, in het plaatselijke koffiehuis wilde versieren.

Archer zuchtte en wendde zijn blik af van de gevaarlijke streep buik. Hij keek weer naar het bezorgde gezicht van de vrouw. Haar mooie lippen stonden een beetje pruilend.

Verdorie, Archer. Ook naar haar lippen zou je niet moeten kijken.

Hou. Je. Hoofd. Koel.

‘Maak je geen zorgen over de vloer!’ riep een vrouw achter de toonbank. Ze leidde hem even af van het staren en het zichzelf streng toespreken daarvoor.

‘Joe pakt de dweil!’

‘Bedankt, Jeanie,’ riep de vrouw die nog steeds zijn borstkas depte. ‘Sorry

hiervoor.’ Haar handen bleven zijn lichaam aanvallen. Ze stond veel te dichtbij. Hij kon haar shampoo ruiken. Aardbeien? Lieve help. Hij moest gaan.

‘Zulke dingen gebeuren nu eenmaal,’ zei Jeanie met een schouderophalen.

Een ouder echtpaar liep voorzichtig om de plas en Archer heen. ‘Iris, je zou wat rustiger aan moeten doen, lieverd.’

‘Ik weet het, Estelle,’ zei de roodharige, die blijkbaar Iris heette, met een zucht. Ze richtte zich op en bevrijdde hem eindelijk van haar schoonmaakpogingen. ‘Je hebt gelijk.’

‘Je bent een beste meid,’ zei Estelle, terwijl ze Iris een aai over haar wang gaf.

De grijsharige man die bij haar was, glimlachte geamuseerd naar Archer.

‘Een zware ochtend?’ vroeg hij.

‘Daar begint het wel op te lijken, ja.’

De oudere man lachte. ‘Hopelijk verandert dat nog ten goede.’

‘Kom op, Henry,’ zei Estelle, terwijl ze de arm van de man vastpakte. Ze nam een slokje van de smoothie die ze in haar hand had. ‘Zo te zien ben ik vandaag eerder dan Iris bij de les. Gelukkig heb ik mijn eigen drankje gekocht.’ Ze lachte terwijl ze naar buiten liepen.

Iris lachte terug, totdat haar blik weer op Archers gezicht viel, waardoor ze het hare snel weer in de plooi trok. ‘Nou, ik denk niet dat ik het schoon kan krijgen.’ Ze keken allebei naar de felgroene vlek op zijn witte overhemd.

‘Natuurlijk niet.’ Hij zuchtte. Niets van dit alles hielp. Zijn hoofd was een complete chaos terwijl de ontmoeting met zijn dochter aanstaande was en het laatste wat hij nodig had, was fantaseren over de yogalerares van de stad, of wat ze dan ook was.

Iris vertrok haar gezicht. ‘Het spijt me echt. Zal ik je drankje betalen? Wat wil je hebben?’

Archer keek weer naar de rij mensen, die hun best leken te doen niet naar hem te staren, maar door de overduidelijke vraagtekens op hun gezicht vielen ze

direct door de mand. Tot zover zijn missie om het stadje te betreden zonder al te veel aandacht te trekken. Hij richtte zijn blik weer op Iris, met haar gefronste wenkbrauwen en mondhoeken die naar beneden wezen. De hoody met rits die ze over haar sportkleding droeg, was van een van haar schouders gezakt en toonde nog een stukje huid waar hij niet naar zou moeten staren.

Hij moest gaan.

Hij zou vandaag niemands vragen beantwoorden. En hij wilde ook niet langer in de buurt blijven van deze vrouw die zijn dag al in de war had geschopt.

‘Ik heb geen tijd,’ zei hij nors. Toen wendde hij zich af, van Iris met haar geschokte gezichtsuitdrukking en de rij mensen voor de toonbank met hun veroordelende blikken. Hij was hier niet om vrienden te maken. Hij was hier om te zorgen dat het goedkwam met zijn dochter. Of hij er nu wel of niet van overtuigd was dat hij daar de juiste persoon voor was, deed er niets toe.

Lees verder in Het Strawberry Patch Pannenkoekenhuis van Laurie Gilmore

‘Een betoverende ontsnapping aan de werkelijkheid.’

Publishers Weekly

Verschijnt september 2025

Reis de wereld over met de heerlijke Romantic Escapes-serie

2+1 gratis 30,-

Leesfragment Toeval bestaat niet van Gillian King

Toeval bestaat niet is feelgood met een vleugje drama van Gillian King, koningin van de realgood en drievoudig winnaar Feelgood van het jaar.

Keet komt bij het reclamebureau waar ze werkt steeds meer in de schaduw te staan van haar irritante (maar aantrekkelijke) collega Seger. Hij lijkt iedereen om zijn vinger te winden – behalve haar, natuurlijk.

Niet alleen haar werkleven, maar ook haar verleden zit haar in de weg. Een brief van haar moeder, die ze nooit gekend heeft, brengt Keets hele wereld aan het wankelen. Ze moet en zal antwoorden krijgen op al haar vragen, en uitgerekend Seger is degene die haar het best lijkt te kunnen helpen…

Toeval bestaat niet is een meeslepende feelgoodroman over ware liefde, familiegeheimen en al het moois én lelijks dat ons menselijk maakt.

Het voelt alsof er honderden mieren door mijn maag marcheren. Ik kan dit. Natuurlijk kan ik dit. Dit is waar ik goed in ben. Ik leg een hand op mijn buik in een poging mezelf te kalmeren.

Zo onopvallend mogelijk werp ik een blik op mijn nieuwe collega, Seger. Hij lijkt totaal niet zenuwachtig. Natuurlijk niet. Hij werkt hier pas twee maanden, maar hij gedraagt zich alsof hij dit bedrijf eigenhandig heeft opgericht. Zoveel zelfvertrouwen.

Ik geloof dat ik hem niet mag. Niet dat ik daar echt een goede reden voor heb, maar mijn onderbuikgevoel zegt genoeg. Dat gebeurt me niet vaak, want normaal kan ik met iedereen overweg. Maar bij hem is er iets wat me dwarszit. Al lijkt niemand het met me eens te zijn; mijn collega’s zijn dol op hem. Gisteren nog vroeg Caya hem om advies. Hem? Ik ben al jarenlang haar favoriete vraagbaak. Ik geef gevraagd – en toegegeven, zeker ook ongevraagd – adviezen over… over alles eigenlijk.

En dat wordt gewaardeerd. Of beter gezegd: dat werd gewaardeerd. Want opeens is Seger hun heilige goeroe geworden.

Nu kan ik niet ontkennen dat hij lekker makkelijk praat en overkomt als iemand die je heel graag in je team wilt hebben bij een pubquiz, maar dan nog. Ik weet óók dingen. Ik ben ook slim.

Ik adem diep in. Nog twaalf minuten. Weken van voorbereiding hebben geleid tot deze ene, cruciale pitch, waar ik meer dan trots op ben. Ik weet zeker dat ik deze opdracht binnen ga slepen.

Nou, eigenlijk weet ik het helemaal niet zeker, maar probeer ik mezelf moed in te spreken. Voorheen kreeg ik automatisch alle grote klanten toegewezen en leek een promotie binnen handbereik. Maar sinds de fusie is alles veranderd. Nu moeten we onze ideeën pitchen en bepaalt de nieuwe directie wie de opdracht krijgt: Seger of ik.

Ik sluit mijn ogen even. Het voelt alsof mijn hele carrière op het spel staat. Onzin natuurlijk, maar de geruchten bij het koffieapparaat nemen toe. We zijn met te veel. Er moet worden ingekrompen. Er is slechts plek voor één creative director. Dat betekent dat Seger moet vertrekken. Of ik. Ik wil die roddels niet geloven, maar toch knagen ze aan mijn zelfvertrouwen.

Als ik mijn ogen weer open, kijkt Caya me onderzoekend aan. ‘Je bent toch niet zenuwachtig?’ vraagt ze bezorgd.

‘Niet zo hard,’ sis ik. Mijn blik schiet naar Seger, die het gelukkig niet heeft ge-

hoord. Ik haal diep adem en recht mijn rug. ‘Ik ben niet zenuwachtig. Gewoon… gezond gespannen.’

Ik probeer een glimlach te forceren, maar het lukt niet. Wie hou ik eigenlijk voor de gek? ‘Ik ben al drie keer naar de wc gegaan zonder resultaat,’ geef ik schoorvoetend toe. ‘Ik heb geen idee wat er met me aan de hand is. Ik voel me net een junior.’

‘Zo onnodig. Jij bent Keet van Brederode. Ons multitalent. Je blaast ze allemaal omver, ik weet het zeker.’ Ze slaat haar arm stevig om me heen. ‘Je kunt dit, Keet, echt.’

Ze heeft gelijk. Ik ben award winnende Keet. Ik moet me niet laten opfokken door al die veranderingen. Iedereen is altijd blij met mijn werk.

Ik wenk mijn teamleden en buig samenzweerderig naar voren, klaar om ze met een laatste peptalk op scherp te zetten. Maar dan komt Seger aangelopen. Hij draagt een duur pak en heeft zo’n loopje dat uitstraalt dat hij zichzelf belangrijk vindt. Meteen heb ik spijt van mijn eenvoudige jumpsuit, maar tot voor kort draaide het op dit kantoor om je ideeën en niet om je outfit.

Ik volg hem de vergaderruimte in. Sinds de fusie heeft de ruimte een flinke upgrade gekregen. De oude, versleten stoelen zijn vervangen door luxe, ergonomische exemplaren. De gloednieuwe tafels staan in een u-vorm opgesteld, zodat iedereen goed zicht heeft op de spreker. Op iedere tafel ligt een notitieblok en een pen klaar. Het voelt allemaal zo officieel aan. Ik herhaal de eerste zinnen van mijn pitch in mijn hoofd. Als ik straks begin te praten, moet ik ze meteen weten te prikkelen.

Om mezelf een houding te geven plaats ik mijn laptop op een van de lege tafels. Ik rommel wat aan het toetsenbord. Hoe meer directieleden plaatsnemen op hun stoel, hoe verkrampter mijn schouders voelen. Wat is er met me aan de hand?

Ik dwing mijn schouders omlaag. Mijn team rekent op me; ik moet leveren. Ik had eigenlijk gehoopt dat ik zou mogen starten, maar Machteld, Segers directeur die sinds de fusie ook mijn directeur is, stapt op Seger af. Haar hand belandt op zijn rug. Niet voor het eerst, trouwens. Het is me niet ontgaan dat haar vingers regelmatig hun weg naar zijn bovenlijf vinden. Als ik de kantoorroddels moet geloven hebben die twee het héél gezellig met elkaar, maar ik kan me dat niet

voorstellen. Machteld is getrouwd, ze heeft twee kinderen en ze is ruim tien jaar ouder dan Seger.

Ik ga naast Caya zitten en kijk hoe Seger naar het midden van de u-vormige opstelling loopt. Hij neemt een moment om de kamer rond te kijken, zijn blik blijft steeds even rusten op elk van de directieleden.

‘Goedemorgen, allemaal. Zal ik dan maar starten?’ Hij strijkt ontspannen met zijn hand door zijn warrige bruine haar. Hoewel, warrig? Het zou me niets verbazen als hij iedere nonchalant vallende pluk precies zo heeft gemodelleerd.

Als hij begint te praten valt er een stilte in de kamer. Zijn houding is krachtig en losjes tegelijk. Hij heeft zijn woorden overduidelijk zorgvuldig gekozen, maar hij brengt ze zo natuurlijk dat het lijkt alsof hij ze zo uit zijn mouw schudt.

Ik krijg het met de minuut warmer. Hier kan ik niet tegenop. Ik kijk naar Machteld. Ze hangt nog net niet aan zijn welgevormde lippen. Niet weer. Dit is al de derde keer in twee weken tijd dat Seger me weet af te troeven. En met wat eigenlijk? Hij heeft geen moodboard, geen beeldmateriaal, geen uitgewerkte prognoses. Hij heeft alleen een duur pak, een goed hoofd én een ijzersterk, charismatisch praatje.

Niet alleen Machteld is onder de indruk. Alle vrouwen lijken onder de indruk. Dit is toch geen eerlijke strijd? Gaat het nu om zijn uiterlijk of om zijn creatieve talent?

Nu ik hem zo vol gemak zie presenteren, weet ik opeens wat me tegenstaat. Hij is het stereotype van het aantrekkelijke rijkeluiskindje. Alles lijkt hem aan te waaien, alsof hij nooit heeft hoeven vechten voor zijn plek. Hij bluft zich overal doorheen en vertrouwt vooral op zijn charmes.

Eigenlijk heb ik geen recht van spreken, aangezien ik zelf uit een van de rijkste families van Nederland kom. Maar ik heb alles heel bewust op eigen kracht gedaan.

Na ruim twintig minuten sluit Seger zijn presentatie af. Machteld staat met een overdreven glimlach op. Ze gaat naast hem staan. Weer die subtiele aanraking van zijn schouder. Caya heeft het ook gezien, want we wisselen een veelbetekenende blik.

De zenuwen in mijn maag maken plaats voor irritatie. Het zou om de inhoud moeten draaien. Ons idee is minstens zo sterk als dat van hem. Bovendien, het gaat

om een campagne voor vrouwenkleding. Als er iemand is die de doelgroep begrijpt, dan ben ik dat wel.

Ik open mijn laptop en haal diep adem. Zelfverzekerd stap ik naar het midden van de ruimte. Seger komt me tegemoet. Ik voel dat zijn blik even blijft hangen, maar ik kijk bewust langs hem heen.

Met een subtiel knikje geef ik Caya het teken om te beginnen. Op het scherm achter me verschijnt het beeld van een vrouw die over een zebrapad loopt. Na Segers presentatie voelt het clichématig om beeldmateriaal te gebruiken, maar ik kan nu niet meer terug. Ik schraap mijn keel en til mijn rechterhand iets op. ‘Stel je eens voor dat.’

Een luide ringtone galmt door de kamer. Even ben ik geïrriteerd, maar dan komt het gezellige deuntje me iets te bekend voor. Shit.

Met brandende wangen grabbel ik mijn telefoon uit mijn broekzak. Mijn vader? Hij weet dat ik op mijn werk ben; hij zou me nooit bellen als het niet belangrijk was. Ik wil het gesprek wegklikken, maar een angstig voorgevoel houdt me tegen. Wat als er iets aan de hand is?

Ik zoek oogcontact met Erik, mijn directeur.

‘Sorry, ik moet echt even opnemen.’

Mijn verontschuldigende glimlach naar de directie wordt beantwoord met een zee van fronsende gezichten.

‘Het is belangrijk,’ mompel ik, terwijl ik met snelle passen naar de gang loop.

‘Pap, is het dringend? Ik zit midden in –’

‘Keet, met papa. Hoor je me goed? Ik zit in de auto.’

Mijn vader denkt nog steeds dat niemand hem kan verstaan als hij vanuit de auto belt.

‘Hallo?’

‘Ik hoor je, pap.’

‘Het gaat niet goed met oma. Ze gaat opeens heel hard achteruit,’ zegt hij met een veel te luide stem.

Het voelt alsof de lucht uit mijn longen wordt geperst.

‘Kun je naar ons toe komen? Of is dat lastig met je werk?’

‘Nu?’ vraag ik met een piepstem.

Ik staar naar de deur die naar de vergaderruimte leidt.

‘Ze vraagt naar je.’

Als ik nu vertrek, gaat die opdracht naar Seger, dat weet ik zeker. En niet alleen die opdracht, maar misschien ook wel mijn baan.

‘Natuurlijk, pap. Ik kom eraan.’

(…)

Nova is naar de avondwinkel gefietst en heeft een uitgebreide borrelplank voor ons klaargemaakt, die ze nu vooral zelf aan het opeten is. We zijn al sinds de kleuterklas bevriend. Inmiddels wonen we, vanwege de woningcrisis, al ruim twee jaar samen in een superklein en doorgaans vrij rommelig huurhuis in het centrum van Den Haag. Natuurlijk hebben zowel mijn oma als mijn vader aangeboden om een huis voor me te kopen, maar dat heb ik afgeslagen. Ik wil op mijn eigen benen staan. Mijn doel is om ooit mijn eigen huis te kunnen kopen – niet eenvoudig met de huidige huizenprijzen – maar tot die tijd woon ik hier met Nova.

Haar oplossing voor ieder probleem is vrij simpel: eten. Daar maak ik doorgaans dankbaar gebruik van.

Bijna in trance staar ik naar de brief van mijn moeder, die als een doos van Pandora op de salontafel ligt.

‘Wil je dat ik hem eerst lees?’ biedt Nova aan. Haar vingers bewegen al naar de envelop.

‘Ik weet eigenlijk niet of ik hem wel wil lezen.’

‘Huh? Waarom niet?’ Ze propt nonchalant een paar cashewnoten in haar mond. Haar relatie met haar moeder is perfect. Soms lijken ze eerder twee zussen dan moeder en dochter. Ik roep altijd heel hard dat ik geen moeder nodig heb, maar diep vanbinnen voelt het toch alsof er een gat in mijn hart zit.

‘Om eerlijk te zijn ben ik bang dat het me alleen maar verdrietig maakt, en ik voel me al slecht genoeg. Wat nou als…’ Mijn stem verstomt. ‘Wat nou als ze schrijft dat mijn vader mijn biologische vader niet is?’

Nova slaakt een ingehouden kreet. ‘Excuse me? Heb ik iets gemist?’

Ik haal diep adem. ‘Mijn vader heeft me verteld dat mijn moeder iets met mijn oom Roan had voordat hij met haar ging samenwonen. Sterker nog, hij zei dat oom Roan eigenlijk haar grote liefde was.’ Nu ik die woorden hardop uitspreek, voelen mijn handpalmen ineens klam aan.

‘Wat? Dat meen je niet. Dus je moeder had eerst iets met de broer van je vader? Intrigerend.’

Ze prikt in een olijf en steekt hem in haar mond. ‘En dit hoor je nu pas?’ vraagt ze met haar mond vol.

‘Tja, je weet toch dat oom Roan een verboden onderwerp is?’

‘Stel je voor dat je oom eigenlijk je vader blijkt te zijn. Ouch.’ Ze reikt naar de envelop. ‘Je moet die brief lezen.’

Misschien heeft ze gelijk. Stiekem brand ik van nieuwsgierigheid, maar tegelijkertijd zou ik die brief het liefst in onze uitpuilende vuilnisbak gooien. Ik ben doodsbang voor de inhoud.

Met een langzame beweging neem ik de envelop van haar over. Mijn kaak staat inmiddels strak van de stress.

Als ik de envelop omdraai, realiseer ik me dat hij helemaal niet is dichtgeplakt. Zou mijn oma de brief al gelezen hebben?

‘Lees nou,’ dringt Nova op een samenzweerderig toontje aan.

Ik tel zachtjes tot drie. Met een hevig bonkend hart trek ik de brief eruit en begin te lezen.

Lieve Keet,

Lief, mooi meisje van me. Wat ben je al groot geworden. Er is geen plek op aarde waar ik nu liever zou zijn dan bij jou.

Je bent gelukkig, dat is voor mij het allerbelangrijkste. Je bent in goede handen bij je vader en je oma. Ik hoop dat ik je ooit kan uitleggen waarom ik moest gaan. En dan hoop ik dat je het me kunt vergeven.

Het spijt me dat ik niet de moeder ben die ik zo ontzettend graag had willen zijn. Het leven is soms ingewikkeld en verwarrend, met uitdagingen die groter zijn dan we aankunnen.

Neem alle tijd die je nodig hebt, mijn lieve, mooie Keet. Neem de ruimte om te groeien, te ontdekken, om te zijn wie je wilt zijn. En als je er klaar voor bent, dan zal ik er voor je zijn.

Tot die dag zal ik, van een afstand, zielsveel van je houden. Ik mis je meer dan woorden kunnen uitdrukken. Ik wacht op je.

Met heel mijn hart, Mama

‘Keet? Wat staat erin? Gaat het wel?’ vraagt Nova, terwijl ze haar hand op mijn rug legt en de brief van me overneemt. ‘Mag ik hem lezen?’ Ze wacht mijn antwoord niet af. Ongeduldig glijden haar ogen over de handgeschreven zinnen. ‘Maar dit is een supermooie brief, toch? Ben je niet blij?’

‘Blij?’ antwoord ik met trillende stem. ‘Begrijp je dan niet wat dit betekent?’

Een kort moment sluit ik mijn ogen en zie mijn vader en oma voor me. ‘Ik denk al heel mijn leven dat mijn moeder is vertrokken en nooit meer naar me heeft omgekeken. Ik denk al heel mijn leven dat ze spijt van me had. Dat ze het liefst abortus had laten plegen. En nu…’

Ik breng mijn hand naar mijn mond terwijl een zure smaak vanuit mijn keel omhoogkomt. Waarom hebben mijn vader en oma deze brief in vredesnaam voor me achtergehouden?

Lees verder in Toeval bestaat niet van Gillian King!

‘All the feels!’

Lees ook de andere

realgood van Gillian King

Susan Muskee neemt je mee naar de Wadden!

Inspiratie nodig voor jouw verlanglijstje?

Wat dacht je van deze verhalen:

WIN!

Een romantisch boekenpakket t.w.v. €200,Stuur het antwoord op onderstaande vraag naar info@harpercollins.nl en maak kans!

Vraag: Hoe gaat het vijfde deel in de Dream Harbor-serie van Laurie Gilmore heten in het Nederlands?

Winactie loopt t/m 31 augustus 2025

Volg World of Romance voor alles wat je wilt weten over romantische boeken!

Altijd het laatste romance nieuws

De leukste winacties

Ontdek nieuwe romanceboeken én -auteurs

Klets samen met andere romanceliefhebbers over jullie favoriete genre!

Schrijf je in voor de World of Romance nieuwsbrief via: www.worldofromance.nl worldofromancenl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
World of Romance Magazine voorjaar 2025 by HarperCollins Holland - Issuu