ITALIA 2023 REISGIDS

Page 1

Wo. 29 maart – di. 11 april 2023

Il mondo è un libro e chi non viaggia ne conosce solo una pagina

2018

Beste leerling(e)

Je begint aan een heel bijzondere reis. Je gaat immers “toeren” door het voornaamste cultuurland ter wereld: 60% van alle erkende “kunstschatten” op deze aarde bevindt zich in Italië.

De traditionele Italiëreis van onze school is een van de hoogtepunten van je studies in het algemeen secundair onderwijs.

Je maakt er live kennis met verschillende fases van onze westerse beschaving, die de afgelopen jaren tijdens meerdere lessen reeds behandeld werden.

Maar er is meer. Je gaat dit doen in omstandigheden, die zich nooit meer zullen herhalen: met klas-en schoolvrienden, die allen dezelfde heerlijke leeftijd hebben als jij. Met leerkrachten en begeleiders ook, die niet beter vragen dan eens anders dan “didactisch” met je om te gaan.

We hebben getracht het vervoer, het verblijf en de bezoeken in de best mogelijke omstandigheden aan jou aan te bieden.

Hierbij bezorgen we je ook deze reisgids met een beschrijving van de bezienswaardigheden, samen met de verblijfadressen en natuurlijk ook de deelnemerslijst. We hopen dat deze brochure een voorbereiding op maat, een handige gids ter plaatse en een aangename herinnering achteraf zal zijn.

We wensen je nog een zonnige en prettige reis!

Je begeleiders

Donvil Ruben, Liliane Lissens, Hans Meurrens, Benny Munten, Gerard Ottenburghs, Gabriel Van Brempt en Carine Vanderoost
ITALIA 2023 ITLIA

Onze reisroute

I.FIRENZE, DE BLOEM VAN DE RENAISSANCE

In het noorden van Toscane, aan de Arno, ligt Firenze, dat als kunststad een reisdoel op zichzelf vormt. Hier is immers één van de grootste avonturen van de westerse mensheid, de renaissance (wedergeboorte, vernieuwing van kunst- en levensstijl, geïnspireerd op de GrieksRomeinse oudheid), begonnen, waarbij de mens na de middeleeuwen weer centraal komt te staan. Haar bloei dankt deze (sinds de 12e eeuw) stadsrepubliek vooral aan de Medici, een rijke bankiersfamilie, die in de 15e eeuw bijna onafgebroken over de stad en nadien ook over heel Toscane regeerde. Tal van gebouwen en kunstwerken getuigen van de naam (verwant met bloem) en faam van Firenze.

A. PIAZZA DEL DUOMO

Op dit plein, het religieuze centrum van de stad, bevinden zich drie prachtige bouwwerken, een typisch Italiaanse drie-eenheid, symbool van godsdienstzin en burgertrots, gebouwd op kosten van de gemeenschap en in concurrentie met andere Italiaanse stadsrepublieken als Pisa en Siena.

1. Duomo

De dom (kathedraal) is één van de grootste kerken ter wereld (148 m lang, 38 m breed in het schip en 94 m in de kruising). Heel de buitenzijde in wit, groen en roos marmer (pas eind 19e eeuw) maakt een overweldigende indruk. Door de lange bouwtijd (eind 13e – midden 15e eeuw) is een overbrugging van gotiek naar renaissance merkbaar. Het interieur bestaat uit een driebeukig gotisch schip met zware pijlers, kruisgewelven en spitsbogen. De grote ruimte met de hoge middenbeuk, die de blik onmiddellijk naar koor en altaar doet gaan, is erg sober. In de linkerzijbeuk bevinden zich enkele merkwaardige fresco’s. Twee ervan stellen een ruiterstandbeeld op een sarcofaag (stenen doodskist) voor een huurlingenleider voor: het eerste in het groen (weergave van een geoxideerd beeld) en vanuit twee gezichtspunten (sarcofaag van beneden- ruiter van op ooghoogte), het

tweede in het wit (bewust afwijkend voor een marmeren beeld). De stand van de paardenpoten (tegelijk omhoog aan dezelfde kant) is waarschijnlijk een paradepas. Het derde fresco stelt de dichter Dante voor met de Louteringsberg, het Paradijs en de Hel uit zijn Divina Commedia, met op de achtergrond de domkoepel zonder marmer, en is duidelijk een eresaluut aan de destijds verbannen burger. De enorme koepel (107 m hoogte en 42 m doorsnede) van Brunelleschi is een staaltje van renaissancevernuft. Hij staat volledig vrij dankzij o.a. een dubbele schaal om gewicht en druk te verlichten. Rondom bevinden zich de zij- en middentribunes met halfkoepels en telkens vijf kapellen,. In de linkerzijtribune staat de laatste en onvoltooide Piëta (Maria met de dode Jezus op de schoot) van Michelangelo. Het is een piramidale constructie met centraal het onderuitgezakte lichaam van Jezus met het hoofd van Maria en slechts één been ( te wijten aan een woedebui van Michelangelo). Het gezicht van Maria is slechts vluchtig geschetst, als het ware versteend van verdriet. De figuur van Nicodemus bovenaan is een zelfportret van Michelangelo als ontroerd deelnemer. Maria Magdalena links, is een latere toevoeging, koel en afwezig. Rechts en links van de middentribune zijn de oude en de nieuwe sacristie met boven de deuren geglazuurde terracotta (gebakken aardewerk) van della Robbia.

2. Campanile

De klokkentoren (midden 14e eeuw, 82 m hoog en 414 treden) heeft een originele marmeren bekleding. De vensters vergroten heel overlegd naar boven toe. Ter hoogte van de eerste kroonlijst was er tot in de 15e eeuw een verbindingsbrug met de kerk.

3. Battistero

De doopkapel (vroegchristelijke grondvesten uit de 4e eeuw – renovatie in de 2e helft 11e –begin 12e eeuw ) heeft een achthoekige grondvorm als symbool voor de terugkeer van Christus op de achtste dag. De buitenzijde in wit en groen marmer is romaans door de geblokte massa en de voorliefde voor eenvoudige vormen (vierkant, rechthoek, driehoek, boog), maar met een Toscaanse variant door de vlakheid van de muren te doorbreken met gekleurde sierbanden. Ze is voorzien van drie bronzen deuren, waaronder de door Michelangelo uit bewondering zo genoemde Paradijspoort van Ghiberti tegenover de dom. In tien panelen ( in plaats van achtentwintig in vierpas zoals op de overige poorten) met reliëfs (verheven beeldhouwwerk) worden taferelen uit het Oude Testament voorgesteld. Typisch voor de overgang van middeleeuwen naar renaissance zijn landschap, perspectief (afbeelding in drie dimensies: hoogte, breedte en diepte) met gebouwen op achter- en figuren op voorgrond, en persoonlijkheid van de kunstenaar (afbeelding van zichzelf). Binnen wordt de aandacht getrokken door de mozaïeken in de koepel. De grootste (8 m doorsnede) stelt in een vroege romaanse versie Christus voor bij het Laatste Oordeel met onderaan rechts van hem Lucifer. Rechts van het altaar bevindt zich het grafmonument van de tegenpaus Johannes XXIII, wachtend op zijn opname in de hemel, van Donatello.

B. PIAZZA DELLA SIGNORIA

Dit plein is het politieke hart van de stad met vier kamers.

1. Palazzo Vecchio

Deze nog echt middeleeuwse vesting ( te vergelijken met een Vlaams belfort) uit de tijd van de herrie tussen de burgers en de oude adel (eind 13e – begin 14e eeuw) heeft nadien een aantal wijzigingen ondergaan. De drie dichtgemetselde ramen van de voorgevel geven de plaats aan waar vroeger een toren van een adellijke familie stond en waarop later de klokkentoren werd gefundeerd. De kantelen (opstaande delen van de getande bovenzijde van de muren) verraden nog wat van het woelige verleden: ze hebben op het paleis het profiel van de Welfen ( oude adel, aanhangers van de paus) en op de toren dat van de Ghibellijnen (burgers, aanhangers van de keizer). Het interieur door Michelozzo straalt daarentegen minzaamheid uit, zoals blijkt uit het purperstenen fonteintje met een cupido (liefdesgod) met een grote vis van Verrocchio. Het gebouw heette voorheen als zetel van de hoogste gezagsdragers (priori of signori) Palazzo dei Priori of della Signoria, was een tijd de verblijfplaats van de Medici en werd na hun verhuis als groothertogen naar Palazzo Pitti (2e helft 16e eeuw) Palazzo Vecchio (oude paleis) genoemd.

2. Loggia dei Lanzi

Deze overdekte ruimte (2e helft 14e eeuw) was oorspronkelijk bedoeld om de gezagsdragers ceremonies te laten bijwonen en heette dan ook Loggia (loge) dei Priori of della Signoria. Toen de Medici groothertogen waren, was het de verzamelplaats van hun lansknechten, vandaar de naam Loggia dei Lanzi. Geleidelijk aan is deze plaats ook uitgegroeid tot een openluchtmuseum met o.a. beelden van Cellini (Perseus met het hoofd van Medusa, een monster met verstenende blik) en de Vlaming Giambologna (bijv. de Roof van de Sabijnse Maagden).

3. Piazza della Signoria

Het plein zelf is bezaaid met beelden die de tegenstelling tussen de vrijheidsidee van de stadstaat en het autoritaire systeem van de groothertogen uitdrukken. Van de eerste idee getuigen de kopieën van Judith (Joodse, die de Assyrische aanvaller van haar volk, Holofernes, doodt) van Donatello en van David van Michelangelo. Naar de tweede opvatting verwijzen Hercules die de reus Caecus doodt, bijgenaamd de “Aardappelenzak” door de overdreven spierbundels, van Bandinelli en de Fontein van Neptunus, om zijn lelijkheid ‘De witte” genoemd, van Ammaniti, net als de reeds genoemde Perseus van Cellini. Een rode granietsteen in de bevloering voor de fontein herinnert aan de executie van Savonarola, de prior (overste) van de dominicanen, die tijdens de kortstondige verdrijving van de Medici tegen de weeldezucht van de Florentijnen tekeerging, maar uiteindelijk hier op de brandstapel eindigde.

4. Uffizi

Het hoefijzervormig gebouw (2e helft 16e eeuw) rechts van de Piazza della Signoria is in opdracht van groothertog Cosimo I door Vasari ontworpen als kantoorruimte voor diens administratie. Door een overdekte gang, die over Ponte Vecchio loopt, is het verbonden met Palazzo Pitti, aan de overkant van de Arno. Later is het omgevormd tot kunstgalerij, momenteel één van de belangrijkste schilderijenmusea ter wereld. Tot de absolute hoogtepunten hier behoren de Allegorie van de lente en de Geboorte van Venus, beide van Botticelli met een erg mooi natuurdecor, naakte of in lichte gewaden gehulde figuren en een contrast in omtreklijnen en kleuren, scherp en licht voor de figuren – vaag en donker voor de achtergrond. Andere grootmeesters van de renaissance zijn ook aanwezig: Leonardo da Vinci met de Boodschap aan Maria met wazige horizon, en Michelangelo met de H. Familie, met ingewikkelde handelingen en naakten op de achtergrond, in een ronde kader.

C. BIJ DE MEDICI

Enkele bouwwerken illustreren treffend de groei van de macht van de Medici in Firenze en over Toscane.

1. Piazza San Lorenzo

Dit plein herbergt een heel complex met een basiliek, twee sacristieën, een grafkapel, een klooster en een bibliotheek.

a. San Lorenzo

De basiliek is ondanks de onversierde voorgevel toch de parochiekerk van de Medici. Het interieur is een harmonische hal, werk van Brunelleschi met het grondplan van een vroegchristelijke basiliek (4e eeuw) in drie beuken, verruimd met zijkapellen, waardoor het vensterlicht vanuit de hoge midden – en de lagere zijbeuken herleid wordt tot schaduwtonen. De zoldering is versierd met cassetten (verdiepte vlakken) met in het midden het wapenschild van de Medici (de bollen zouden pillen zijn en verwijzen naar een apotheker als stamvader). In de middenbeuk bevinden zich twee preekstoelen van Donatello met respectievelijk het lijden van Christus en de feiten na de Verrijzenis, weergegeven in dramatisch realisme, omringd door bezinnende rust. De toegangshal naar en de leeszaal van de bibliotheek aan de linkerzijbeuk zijn een ontwerp van Michelangelo.

b. Sagrestia Vecchia

Ook de Oude Sacristie is een schepping van Brunelleschi, beheerst door meetkundig denken: cirkel en vierkant, bol en kubus. De reliëfs met heiligen zijn van Donatello. Hier liggen de eerste en derde Medicimachthebber begraven, terwijl de tweede, Cosimo, in de crypte (kapel onder koor, grafkelder) onder het hoofdaltaar rust, net als Donatello.

c.

Cappelle dei Medici

Aan de achterkant van de San Lorenzo is de toegang tot de Medici-kapellen, die bestaan uit de Sagrestia Nuova en de Cappella dei Principi. De Nieuwe Sacristie is een werk van Michelangelo en de laatste rustplaats van Lorenzo “ Il Magnifico” (de prachtige) en zijn broer Giuliano en van twee gelijknamige nazaten. Het geheel wordt beheerst door tweeledigheid. Er zijn twee marmerkleuren (wit – zwart), twee zones (duisternis beneden – licht in de koepel, die door trapeziumvormige ramen

en naar boven toe verkleinende cassettes de indruk van grote hoogte wekt) en twee grafmonumenten met telkens twee liggende figuren (man en vrouw) en een zittende jongeman. Deze beelden op de graven van de nazaten van Lorenzo en Giuliano vormen een idealisering van de Denker (boven de vrouwelijke Morgen, een pijnlijk ontwaken in het bestaan, en een mannelijke vermoeide Avond) en van de Doener (boven de ingesluimerde vrouwelijke Nacht, domein van mysterie en schijn, met uil en masker, en de wakende mannelijke Dag, onvoltooid, zoals zijn gelaat). Boven het onopvallende graf van Lorenzo Il Magnifico en zijn broer Giuliano bevinden zich de beelden van Maria, met gevoelvol uiterlijk, en van Cosmas en Damianus, de patroonheiligen van de Medici. De barokke grafkapel is één en al bombastische weelde en machtsvertoon met marmer en edelstenen van de hele wereld en met in de vloer de wapenschilden van de Toscaanse steden, waarover de Medici als groothertogen sinds de 16e eeuw heersten. Het contrast met de tot mijmering stemmende sacristie van Michelangelo is groot. Het geheel is onvoltooid: het altaar is gedeeltelijk marmerimitatie uit beschilderd hout en enige beelden van de Medici ontbreken.

2. Palazzo Medici-Riccardi

Dit woonhuis (midden 15e eeuw) werd ontworpen door Michelozzo in opdracht van Cosimo de Medici en is het geboortehuis van Lorenzo Il Magnifico en diens zoon, de latere paus Leo X. Na de verhuis van de Medici naar Palazzo Pitti werd het eigendom van de familie Riccardi. De buitenzijde wordt gekenmerkt door een middeleeuwse opbouw: stoere stenen blokken, verzacht door gevelversieringen, verschillend per verdieping (ruw behouwen, in stucwerk of kalk nagebootste gladde steen, glad stucwerk). De zin voor symmetrie blijkt uit de drie vensterreeksen (beneden groot en diep met tralies ervoor, midden en boven telkens twee gescheiden door zuiltjes), de horizontale lijsten tussen de vensterreeksen en de ver uitspringende kroonlijst. Aan de binnenkant valt de Romeinse schikking op: een open vierkant of rechthoekig binnenhof met open galerij en vier aan elkaar sluitende vleugels.

3. Ponte Vecchio

De oudste brug over de Arno, niet opgeblazen tijdens de Tweede Wereldoorlog, bevat sinds de 14e eeuw aan weerszijden pittoreske (schilderachtige) winkeltjes, oorspronkelijk bedoeld voor slagers en groenteboeren, maar sinds het einde van de 16e eeuw toegewezen aan goud – en zilversmeden. Aan de linkerzijde loopt hierboven de overdekte gang, door Vasari in opdracht van Cosimo I uit vrees voor sluipmoordenaars aangelegd van Uffizi naar Palazzo Pitti. Aan de rechterzijde midden op de brug staat een borstbeeld van Cellini. Vandaar heeft men ook een zicht op de stroom en de stad.

4. Palazzo Pitti

Met zijn 205 m lengte, 36 m hoogte en 32.000 m² vormt dit gebouw aan de overkant van de Arno het grootste paleis van Firenze. Het oorspronkelijke ontwerp van Brunelleschi voor de familie Pitti voorzag nochtans slechts een gewoon paleis met zeven rondbogige vensters. Het werd echter opgekocht en uitgebreid door Cosimo I: de voorgevel werd aangevuld met vleugels ernaast, een plein ervoor en de lusttuinen van Boboli (45.000 m²) erachter.

D. BIJ DE BROEDERS

In Firenze hebben zich ook twee bedelorden gevestigd. Een paar bouwwerken getuigen van hun aanwezigheid en invloed.

1. San Marco

In dit klooster, verbouwd door Cosimo, die er ook een cel had, verbleef de bedelorde van de dominicanen ( naar het Latijnse domini canes = de honden van de heer ). Het is een model van soberheid en eenvoud in hun geest van onthechting en innerlijkheid. De cellen en zalen zijn versierd met muur – en paneelschilderingen, vooral van Fra Angelico (1e helft 15e eeuw), zo genoemd omdat hij met heldere, zachte kleuren zo engelachtig schilderde. Van zijn hand zijn o.a. de Kruisdood in de Kapittelzaal, de Blijde Boodschap bovenaan de trap naar de verdieping, de Madonna van de Linnenwevers en de Kruisafneming links en rechts in het hospitium (ontvangstzaal). Een andere dominicaan, maar van een totaal ander temperament, was Savonarola (eind 15e eeuw), die tekeer ging tegen de weeldezucht van de Florentijnen en hen hun sieraden en kunstwerken liet verbranden, maar door zich ook te keren tegen de Medici en de paus zelf op de brandstapel belandde. Zijn cellen als prior met souvenirs en schilderijen van zijn figuur en executie bevinden zich achteraan de linkergang op de verdieping. In de rechtergang, aan de ingang van de bibliotheek, herinnert een opschrift aan zijn arrestatie en bevindt zich op het uiteinde rechts de cel van Cosimo. In de bibliotheek staan omvangrijke, fraai versierde gezangboeken voor koordiensten tentoongesteld. Beneden in de kleine refter bevindt zich het Laatste Avondmaal van Ghirlandaio (2e helft 15e eeuw).

2. Santa Croce

Deze kerk uit de 14e eeuw, opgetrokken in T-vorm, is met haar 115 m lengte, 38 m breedte in het schip en 74 m in het bovenstuk de grootste van de bedelorde der franciscanen in Italië. Aan de buitenzijde is de oorspronkelijke bakstenen voorgevel in een latere periode (19e eeuw) met marmer bekleed. Het interieur met het houten plafond met open dakstoel en het plaveisel in baksteen sluiten aan bij de geest van armoede van de orde. De brede driebeukige hal laat toe dat veel gelovigen de preken kunnen volgen. De talrijke fresco’s, vooral in de koorkapellen, met scènes uit het leven van Franciscus en Johannes de Doper door Giotto, zijn hierbij een geschikte illustratie. Mettertijd wordt deze kerk een zeer gegeerde begraafplaats voor beroemde personen, waarbij de fresco’s plaatsmaken voor prachtige praalgraven, o.a. van Michelangelo, Dante (enkel een gedenkteken) en Macchiavelli in de rechter – en Galilei in de linkerzijbeuk.

E. PIAZZALE MICHELANGELO

Aan de overkant van de Arno, op een hoogte buiten de stadsmuren, ligt een plein ter ere van Michelangelo en op de heuvel erboven San Miniato al Monte.

1. Piazzale Michelangelo

Vanop dit plein, 104 m hoog, heeft men een wijd panorama op Firenze, een indrukwekkend doek van geel, groen en rood met haast op één lijn het oude paleis, de doopkapel, de klokkentoren en de dom. In het midden van het plein bevindt zich een bronzen kopie van de David met de symbolische figuren van Dag, Nacht, Morgen en Avond, een geschenk van de Italiaanse regering ter gelegenheid van het vierhonderdste geboortejaar (1875) van Michelangelo.

2. San Miniato

Deze romaanse basiliek (11e – 12e eeuw), gebouwd op oudchristelijke fundamenten nabij een kerkhof, is gewijd aan de H. Miniatus, een oosters martelaar (3e eeuw). De voorgevel met eenvoudige vormen (rechthoek, ruit, cirkel,boog) is versierd met witgroene marmerbekleding en een mozaïek van Christus tussen Maria en Miniatus. Het interieur valt uiteen in drie delen: een driebeukig schip, een crypte met het graf van Miniatus, en een priesterkoor. Deze kerk is immers ook de kloosterkerk van de benedictijnen, hier afgesplitst tot olivetanen. De versiering is wondermooi: vloermozaïeken, tweekleurig marmeren inlegwerk op de booggalerij, gouden mozaïeken van Christus tussen Maria en Miniatus en van de vier evangelistensymbolen (de arend voor Johannes, de os voor Lucas, de leeuw voor Marcus en de engel voor Mattheus) in de apsis (halfronde uitsprong in het koor) en kantwerk in marmer op de stenen omheining op het verhoog en de preekstoel. De kapel in de linkerzijbeuk is versierd met geglazuurde plafondmedaillons van della Robbia. In de sacristie bovenaan rechts wordt het leven van de H. Benedictus (2e helft 14e eeuw) uitgebeeld met op het benedenpaneel de oprichting van de Monte Cassino, de eerste westerse abdij.

II. PISA, SAN GIMIGNANO, SIENA, ORVIETO: FACETTEN VAN DE MIDDELEEUWEN

A. DE WONDEREN VAN PISA

Aan de monding van de Arno in Toscane ligt Pisa, één van de traditionele reisdoelen in Italië, vooral omwille van de scheve toren en andere monumenten in de buurt. Reeds in de 11e eeuw is Pisa een vrije stadsrepubliek, die volledig afgestemd is op de zee en in de 12e – 13e eeuw uitgroeit tot een koloniale grootmacht met een wereldhaven en handelsnederzettingen in heel het oostelijk Middellandse Zeegebied. De economische welvaart uit die periode wordt geïllustreerd door vier bouwwerken aan de rand van de oude stad op de Piazza dei Miracoli, het plein van de wonderen. In dit homogeen (van dezelfde aard) en origineel architecturaal complex komt door vermenging van de eigentijdse romaanse stijl met oosterse (Byzantijnse en Arabische) elementen de typisch Pisaanse stijl tot uiting.

1. Duomo

De dom is het oudste bouwwerk (2e helft 11e – 1e helft 12 eeuw) met als grondplan een Latijns kruis (één lange arm). Het vijfbeukige lengteschip wordt doorsneden door een smaller driebeukig dwarsschip met als gevolg een ellipsvormige koepel erboven. Aan de buitenzijde zijn zowel constructie als versiering geometrisch (meetkundig) met eenvoudige vormen (rechthoek, driehoek, boog) en zuivere massa’s (kubus, balk, cilinder). De eentonigheid van de muren wordt doorbroken door zwarte marmerstrepen (typisch Toscaans), blindbogen op de zijgevels en portalen, en open galerijen op de voorgevel (typisch Pisaans). De bronzen poort in de dwarsbeuk tegenover de toren, de Porta San Ranieri, stelt in vierentwintig panelen in zuiver romaanse stijl (geschematiseerd en naïef) scènes uit het leven van Christus voor. Het interieur is wijds, klaar en levendig. Ook hier wisselen licht en donker in het marmer elkaar af. Boven de granieten Corinthische zuilen uit één stuk, afkomstig van Romeinse ruïnes, staat een tweede, kleinere reeks van zuiltjes en pilaren. Het plafond is versierd met cassetten en de apsis met een mozaïek van Christus als een Byzantijnse Alheerser. De bronzen luchter zou met zijn schommelingen Galilei (2e helft 16e – 1e helft 17e eeuw) tot het inzicht gebracht hebben dat de aarde rond de zon draait. De bijna ronde preekstoel op elf steunpunten van Giovanni Pisano bevat taferelen ( bijv. de Mariafiguur in het kader met Christus’geboorte) die de evolutie in de gotische stijl naar steeds sterkere vermenselijking tonen.

2. Battistero

De doopkapel (2e helft 12e – 1e helft 13e eeuw) is een indrukwekkende constructie in de vorm van een cilinder met een bol. De buitenzijde is horizontaal geleed in drie verdiepingen en een koepel. De zwarte marmerstroken zorgen weer voor afwisseling in het muurbeeld. De pilasters aan de ingang zijn sprookjesachtig versierd. Het interieur wordt door afwisselend zuilen en pijlers opgedeeld in een ronde middenbeuk en zijbeuk, waarboven zich een open galerij bevindt, die voor een prachtige echo zorgt. Centraal op drie trappen staat de doopvont, een grote kuip (bedoeld voor het dopen door onderdompeling) met vier kleinere kuipen (voor kinderen) in symbolisch achthoekige vorm. Daarnaast bevindt zich een zeshoekige preekstoel op pijlers van Nicola Pisano in idealiserend gotische stijl (ingetogen en vroom, bijv. de Heraclesfiguur als verpersoonlijking van de kracht onder het kader met Christus’geboorte).

3. Campanile

Al tijdens de bouw (2e helft 12e – 1e helft 14e eeuw) is de klokkentoren beginnen overhellen en hebben de werken ongeveer een eeuw stilgelegen. Door de derde en vijfde verdieping licht naar de andere kant te laten overhellen is gepoogd hem recht te trekken, maar tevergeefs. Momenteel staat hij 4m uit het lood en is hij gestabiliseerd. Met zijn 55 m, cilindrische vorm, blindbogen op het gelijkvloers en galerijen op de verdiepingen, en geometrische versieringen past hij perfect bij de dom en de doopkapel. Binnenin heeft hij de vorm van een cilindrische put en leidt een spiraalvormige trap van 294 treden naar het bovenste terras, waar de klokken hangen.

4. Camposanto

Aan de noordkant wordt het plein afgesloten door een lange muur van wit marmer, zonder het streepjesmotief maar wel met de blindbogen van de andere monumenten. Dit is de buitenmuur van een monumentaal kerkhof, gebouwd om orde te brengen in de nogal chaotische manier waarop grafmonumenten rond de dom opgericht werden. Reeds tijdens de kruistochten zou een scheepsvracht aarde van Golgotha overgebracht zijn naar het toenmalige kerkhof, dat daardoor Campo Santo (Heilige Akker) genoemd werd. Men geloofde immers dat een lichaam dat daarin begraven werd, sneller in de hemel kwam. Geleidelijk groeide dit kerkhof uit tot een soort museum met fresco’s, sculpturen (beelden) en sarcofagen. In een rechthoekige galerij bevinden zich een aantal fresco’s (2e helft 14e – begin 15e eeuw), die door een bominslag in 1944 zwaar beschadigd werden. Bij de restauratie kwamen door het wegnemen van de opperlaag de onderliggende voorbereidende tekeningen te voorschijn, sinopiën genoemd naar de roestbruine kleur (sinopia). Het thema van de niets ontziende dood, ontleend aan de verschrikkelijke ervaring met de pest, is aanwezig in allerlei lugubere verschijningen, zoals het Laatste Oordeel, het Hellemonster en de Jachtstoet in het bos voor de open kisten van drie lijken in verschillende staat van ontbinding.

B. DE SKYLINE VAN SAN GIMIGNANO

Op een heuvel midden in de landelijke omgeving van Toscane verheft zich San Gimignano, een middeleeuws stadje op een belangrijke pelgrimsroute naar Rome. Het stadsbeeld wordt nog steeds bepaald door dertien van de oorspronkelijk zeventig torens, niet van kerken maar van woningen van adellijke families.

1. Piazza della cisterna

Dit driehoekig plein, genoemd naar de 13e eeuwse waterput in het midden, is volledig bedekt met bakstenen en omgeven door middeleeuwse huizen en torens

2. Piazza del Duomo

Ook dit plein is aangelegd in bakstenen, maar de gebouwen errond zijn stoerder en de torens hoger. Het Palazzo Vecchio del Podestà of oude burgemeesterspaleis heeft een gewelfde loggia en een 51 m hoge toren, waarschijnlijk de oudste van de stad. Een wet uit 1255 verbood de rivaliserende families er nog hogere op te trekken. In het Palazzo del Popolo, het stadhuis, met de hoogste toren (54 m en toegankelijk voor het publiek), is nu een museum ondergebracht. Het herbergt enkele belangrijke 14e eeuwse fresco’s, waaronder de Huwelijkstaferelen met een paar dat samen in bad en in bed gaat, zeer ongebruikelijke taferelen in die tijd.

3. Duomo/Collegiata

Deze driebeukige romaanse kerk (12e eeuw) op een reeks trappen oogt met haar kale gevel sober van de buitenkant, maar het interieur is rijkelijk versierd. Het middenschip heeft bogen met witte en blauwe strepen en een donkerblauw gewelf met gouden sterren. Achteraan beelden fresco’s o.a. het Laatste Oordeel met links het paradijs en rechts de hel uit. De linker – en rechterzijbeuk bevatten episodes uit respectievelijk het Oude en Nieuwe Testament. In de kleine Santa Fintakapel worden scènes uit het leven van deze plaatselijke heilige uitgebeeld, waaronder haar begrafenis met de torens van de stad op de achtergrond. De loggia naast de kerk bevat nog een Blijde Boodschap

4. Rocca

De burcht of citadel uit de 14e eeuw werd ontmanteld door Cosimo I in de 16e eeuw. Vanop de nog enige toren heeft men een prachtig zicht op de omgeving.

C. SIENA, DE SIERLIJKE

Centraal in Toscane, in een kleurrijk landschap met rood als dominerende tint, ligt Siena, een stad die als geen ander haar middeleeuws uitzicht met schilderachtige straten, pleinen en doorzichten bewaard heeft. Als stadsrepubliek groeit Siena, volgens de legende gesticht door Senus, zoon van Remus (de wolvin met de tweeling Romulus en Remus is nadrukkelijk aanwezig), uit tot het belangrijkste centrum van Toscane vanaf het midden van de 13e eeuw tot 1347, bij het uitbreken van de pest. Haar prestige komt tot uiting in haar kathedraal en een aantal gebouwen in zachtrode baksteen, veel sierlijker en vrouwelijker dan de ruwe zware blokken van het stoere en mannelijke Firenze.

1. Piazza del Campo

Het burgerlijk centrum van de stad wordt gevormd door één van de mooiste pleinen van Italië. Het is aangelegd op een hellend terrein in de vorm van een Sint-Jakobsschelp met negen sectoren (naar de Novi of negen bestuurders) en sierlijk geplaveid met bakstenen in visgraatvorm. Centraal boven in de waaier bevindt zich een kopie van een monumentale fontein, de Fonte Gaia, het sluitstuk van een meer dan 25 km lange waterleiding. Beneden komen de schelpribben samen naar het belangrijkste gebouw, het Palazzo Pubblico of stadhuis. Dit sobere, maar elegante paleis (einde 13e – begin 14e eeuw) bestaat uit een centraal deel en twee enigszins plooiende vleugels. Opvallend zijn het schilderachtige effect van de witte travertijn en de zachtrode baksteen en de typische Sienaboog (rond van onder – spits van boven). Aan de linkergevel stijgt de ranke klokkentoren, de Torre del Mangia, 102 m de hoogte in. Vanop de Cappella di Piazza aan de voet van de toren, berispte de H. Bernardinus (1e helft 15e eeuw) de vrouwen van Siena om hun praalzucht. Tweemaal per jaar, op 2 juli en 16 augustus, krijgt het plein zijn middeleeuws uitzicht helemaal terug voor de Corsa del Palio, een paardenkoers om een vaandel tussen zeventien stadswijken, driemaal om het plein, amper 1 km, maar zeer spectaculair.

De andere trots van Siena en tevens religieus centrum van de stad, de dom (12e – 1e helft 14e eeuw), staat op een platform, geaccentueerd door een reeks van trappen. Ze had de grootste kerk ter wereld moeten worden: de aanzet van het langschip werd gegeven, maar door het uitbreken van de pest bleef het bij het dwarsschip. Aan de buitenzijde is de marmeren voorgevel, op de mozaïeken uit de 19e eeuw na, origineel. De benedenzone is van Giovanni Pisano, voor de bovenzone heeft de dom van Orvieto model gestaan. Op de andere gevels zijn de typisch Toscaanse tweekleurigheid en de typische Sienaboog aanwezig. De klokkentoren is erg druk met zwart en wit gelijnd en lijkt bovenaan breder door het stijgend aantal raamopeningen. Rechts naast de zijgevel ziet men de overblijfselen (pijlers en bogen) van de geplande dom. Het interieur met in de pilasters opnieuw het felle contrast tussen de zwarte en witte stroken, heeft de vorm van een Latijns kruis en is in drie beuken verdeeld. De koepel is niet symmetrisch: beneden zes- en boven achthoekig. De marmeren mozaïekvloer in zesenvijftig velden stelt taferelen voor uit de Bijbel met als opvallendste linksboven in de viering (kruising van dwars- en langschip) de Moord op de Onnozele kinderen, naast de Sibillen (heidense profetessen, die de komst van Christus voorspellen) in de zijbeuken van het langschip. De achthoekige preekstoel op negen zuilen (waarvan vier op een leeuw) van vader en zoon Pisano toont scènes uit het leven van Christus, die de overgang van ingetogen romaanse naar soms erg dramatisch gotische uitbeelding illustreren. De pausportretten in de middenbeukgalerij tonen de banden aan tussen Siena en de paus. Het was trouwens de H. Catharina (2e helft 14e eeuw) die de paus overtuigde van Avignon terug te keren naar Rome. In opdracht van respectievelijk Pius III en Alexander VII, beiden afkomstig van Siena, zijn later ook nog de Piccolominibibliotheek (eind 15e eeuw), naast de linkerzijbeuk, en de Chigikapel (2e helft 17e eeuw), rechts van de dwarsbeuk, gebouwd.

2.
Duomo

D. ORVIETO, STAD VAN DE STILTE

In het zuiden van het groene Umbria, op een ijl plateau van vulkanische oorsprong, ligt Orvieto, de stad van de stilte. Zoals blijkt uit de naam (een verbastering van het Latijns urbs vetus), is het een zeer oude stad, eertijds het religieuze centrum van de Etrusken, de leermeesters van de Romeinen. Op het einde van de 13e eeuw waait de bouwwoede van vele Italiaanse steden naar aanleiding van een wonder ook hierheen over.

Duomo

De dom is een kerk van een mirakel. In 1264 trok een Boheems priester met geloofstwijfels (over brood en wijn als lichaam en bloed van Christus) als pelgrim naar Rome en zag tijdens de celebratie van de mis in Bolsena bloed uit de hostie op het Corporale (altaardoek) vloeien. De paus, op bezoek in het naburige Orvieto, liet dadelijk deze kathedraal (eind 13e eeuw) bouwen als schrijn voor de relikwie. De voorgevel toont dat dit bouwwerk tevens een mirakel van een kerk is. De gotische stijl komt tot uiting in de verticale geleding, de spitsboog en het beeldhouwwerk tussen de portalen. Dit laatste geeft taferelen weer uit het Oude en het Nieuwe Testament (zoals de schepping en de verdrijving uit het Paradijs, de geschiedenis van Abraham, het leven van Christus en het Laatste Oordeel) met een opvallende uitbeelding van het naakt en een omkransing met planten. Boven dit beeldhouwwerk prijken de bronzen evangelistensymbolen met centraal de Madonna. Op de driehoeken boven de portalen bevinden zich de aartsengelen Michaël en Gabriël en het Lam Gods met daarboven een roosvenster. De mozaïeken zijn uit latere tijden. Het geheel glanst weergaloos in de zon. Aan de binnenzijde overheerst een ruimtegevoel met drie beuken, wit-zwarte marmergeledingen op muren, zuilen en bogen, en een open dakstoel. Links in de dwarsbeuk bevindt zich de kapel van het Corporale, maar de blikvanger is ongetwijfeld de kapel van San Brizio aan de overzijde. Het is een revolutionair geheel van Signorelli (eind 15e eeuw), gewijd aan het Laatste Oordeel, met een demonstratie van anatomische kennis en een triomf van het naakt. Christendom (bovenste muurfresco’s en zoldering) en heidendom (onderste muurfresco’s) worden er verenigd en uitgebeeld met een ongewone vaardigheid, zoals blijkt uit de acrobatieën met perspectief (liggende lichamen in verkorting en naar buiten leunende figuren). Voortdurend wordt verwezen naar feiten en personen uit verleden en heden: beroemde dichters als Homerus, Vergilius en Dante op de onderste muurfresco’s, een zelfportret van Signorelli met Angelico (zwarte figuren in de rand) en Christoffel Columbus (toehoorder) op het bovenste muurfresco van het Sermoen van de Antichrist.

III. ROMA AETERNA, KEIZER EN

PAUS

In het midden van Lazio en Italië, aan de Tiber, ligt Rome, een stad met een eeuwenlange geschiedenis, niet voor niets Roma Aeterna (de Eeuwige Stad) genoemd. Het is het centrum van een van de grootste wereldrijken en de basis van 2000 jaar christendom, kortom de stad van keizer en paus. Als geen ander is ze de synthese van de westerse beschaving. Tal van monumenten, kerken en andere kunstwerken herinneren aan de belangrijkste periodes hiervan.

A. HET OUDE ROME

Rome, volgens de legende gesticht in 753 v. Chr. door Romulus, ontstaat geleidelijk door de versmelting van nederzettingen op zeven heuvels en staat een tijdlang onder het bewind van de Etrusken, die er een stad van maken. Vanaf het einde van de 6e eeuw v. Chr. wordt het een republiek die, ondanks interne conflicten, haar macht uitbreidt over Italië (3e eeuw v. Chr.) en het Middellandse Zeegebied (2e helft 1e eeuw v. Chr.). Na een periode van revolutie, burgeroorlog en dictatuur brengt Augustus als eerste keizer rust en welstand. Onder zijn opvolgers kent het Romeinse rijk zijn grootste uitbreiding en is Rome gedurende drie eeuwen het centrum van waaruit de toenmalig bekende wereld bestuurd wordt. Na heel wat onrusten trekt Constantijn naar Byzantium (begin 4 e eeuw), de voorbode van de splitsing in een Oosten een West-Romeins rijk (eind 4e eeuw), dat in 476 ten val komt. Grote overblijfselen van het oude Rome uit de republiek zijn weinig talrijk en bevinden zich vooral op het Forum Romanum (Romeins marktplein), en dan nog vaak in herbouwde toestand. De meeste grote monumenten komen uit de keizertijd en liggen verspreid over de oude stad.

l. In bet hart van het imperium (wereldrijk)

Het aloude centrum van Rome situeert zich op enkele heuvels rond een vlakte. Van de oude monumenten hier zijn vele onder het christelijke Rome verdwenen of omgevormd. Er zijn echter ook nieuwe bouwwerken uit die periode aanwezig.

a. Capitool

Deze heuvel is het militaire bolwerk (citadel) en tevens politiek-godsdienstig centrum met het Tabularium (bewaarplaats van de wetten, geschreven op tabulae = tafels) en de tempel van de oppergod Jupiter. Het huidige uitzicht is een ontwerp van Michelangelo (midden 16e eeuw). Centraal bevindt zich een kopie van het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius, het enig

bewaarde dankzij de misvatting dat het van Constantijn zou zijn, de keizer die de christelijke godsdienst toegelaten heeft. Achteraan staat het Senatorenpaleis of huidig stadhuis, gebouwd op het Tabularium, links en rechts bevinden zich musea, rijk aan Griekse en Romeinse kunst, zoals de Stervende Galliër, de Venus en de Wolvin van het Capitool. Het monument van Victor Emmanuel II, de eerste koning van het verenigde Italië, en tevens het graf van de onbekende soldaat (begin 20e eeuw) is hier een misplaatste uiting van praalzucht (vandaar ook de bijnaam “Suikertaart”). In de afdaling links naar het Forum ligt de Mamertijnse gevangenis, waar Petrus volgens de legende water uit de stenen deed komen, de aanleiding tot de oprichting van de kerk San Pietro in Carcere erboven. In de afdaling rechts bevindt zich de Tarpeïsche Rots, de executieplaats voor staatsmisdadigers.

b. Forum Romanum

Deze moerassige vlakte, oorspronkelijk begraafplaats, wordt voor de bewoners op de omliggende heuvels een ontmoetingsplaats, die tijdens het Etruskische bewind gedraineerd wordt. Tijdens de republiek is het forum het centrum van het openbare leven: religieus door tempels, politiek door spreek- en vergaderplaatsen, sociaal-economisch en juridisch door handels- en gerechtsgebouwen. In de keizertijd wordt het een ruimte voor het bombastisch vertoon van de macht van de keizers door triomfbogen. Na de val van Rome lijdt het forum enorme schade door plunderingen, verzamelwoede en gebruik voor nieuwe gebouwen, zodat het nu een maanlandschap lijkt.

Het best bewaarde gebouw is de Curia (senaatsgebouw), een paar maal hersteld na brand en eeuwenlang als kerk gebruikt. Op de voorgevel zijn onder de kroonlijst resten van de marmerbekleding zichtbaar. De zaal heeft een marmeren vloer en aan twee zijden drie rijen zitplaatsen. Voor de Curia ligt het Comitium, een cirkelvormig plein voor de volksvergaderingen. Links ervan bevindt zich de Rostra (spreekgestoelte) met aan de voorzijde gaten van snebben (scherpe punten vooraan schepen), waarop bij een volkswoede hoofden gespietst werden. Voor dit podium zijn resten van de Cloaca Maxima (drainering). Een ander, tamelijk goed bewaard monument is de Triomfboog van Septimius Severus (begin 3e eeuw) met drie doorgangen voor zijn zege op de Parthen. Langs hier loopt de Via Sacra, de weg waarlangs triomferende generaals trokken om te offeren aan Jupiter op het Capitool.

Aan de overkant bevinden zicht de resten van de Tempel van Saturnus, waar de staatskas bewaard werd. Links daarvan zijn de overblijfselen van de Basilica Julia, door Caesar en Augustus gebouwd en vooral als gerechtshof gebruikt. Daarnaast ziet men nog twee zuilen van een rechthoekige tempel met voorhal voor Castor en Pollux, twee jonge ruiters die een Romeinse zege op de Etrusken gemeld hebben, en verder de ronde vorm met nog drie zuilen en een stuk muur van de tempel van Vesta, de godin van het haardvuur (belangrijk voor licht, warmte en eten). De cultus (verering) werd verzorgd door Vestaalse maagden, die achter de tempel een woonhuis met tuin en vijver hadden. Op weg naar de Triomfboog van Titus (2e helft 1e eeuw) met één doorgang voor zijn zege op de Joden, komt men voorbij de oudste begraafplaatsen en vervolgens langs de Basilica van Maxentius (3e eeuw) met reusachtige gewelven, waarvan enkel resten van de zijbeuk (25 m hoog) bewaard zijn. Aan de buitenzijde wordt de ontwikkeling van het Romeinse rijk op platen weergegeven.

c. Colosseum

Dit amfitheater (ovaal theater), gebouwd met behulp van Joodse krijgsgevangenen onder de Flavii-keizers Vespasianus en Titus (2e helft 1e eeuw), dankt zijn naam aan het enorme beeld van Nero (kolos), dat in de buurt opgesteld stond (nu aangeduid met enkele travertijnen platen). De bedoeling is overdonderen: 188 m lang, 156 m breed, 48,5 m hoog, 527 m omtrek, 50.000 zitplaatsen en vrij in de ruimte (in plaats van tegen een heuvel). De gevel bestaat uit vier verdiepingen met op de drie eerste tachtig bogen en gewelven op pijlers, versierd met zuilen, die verfijnen naar boven toe (Dorisch, Ionisch, Corintisch). De bovenste verdieping is een muur met vensters en blokken en gaten voor palen, waaraan een zeil boven de toeschouwers bevestigd werd. Aan de binnenkant bestaat het Colosseum uit een kelderverdieping met gangen, bergruimten en kooien, een houten vloer met zand (arena) erop en tribunes met ereloges links achteraan.

De gladiatoren (zwaardvechters) verlieten de arena (86 x 54 m) langs de poort vooraan om zich te gaan wassen in een fontein vlakbij de Triomfboog van Constantijn (begin 4e eeuw) met drie doorgangen voor zijn zege op zijn rivaal Maxentius of werden dood of dodelijk gewond weggesleept langs de poort achteraan. Het amfitheater deed dienst voor dierenjachten, gladiatorengevechten (de ene met helm, zwaard en schild, de andere met net en drietand), zeeslagen (niet hier) en ook christenvervolgingen (niet in grote mate hier, maar toch herinnert een kruis op de onderste zitplaatsen links hieraan).

Sinds de 6e eeuw links gelaten als duivelswerk (wegens christenvervolgingen),was het Colosseum een tijd lang de middeleeuwse vesting van een adellijke familie en werd het nadien vooral als steengroeve gebruikt. Op het einde van de 16e eeuw werd het bijna gesloopt voor de aanleg van een recht stratennet, maar sinds het begin van de 19e eeuw zoveel mogelijk hersteld.

d. Forum Trajanum

Dit forum (begin 2e eeuw) is het laatste en meest prestigieuze van de keizerfora, die aangelegd werden toen het Forum Romanum volgebouwd geraakte. Caesar begon ermee, gevolgd door Augustus en Nerva. Hun beelden (uit latere tijd) staan voor hun forum. Voor zijn forum liet Trajanus het terrein tegen de Quirinalisheuvel tot op grote hoogte afgraven. Het plein is aangelegd rond een verdwenen ruiterstandbeeld en wordt afgesloten door een basilica met vijf beuken en twee halfronde apsiden en door een zuilengalerij met eveneens twee halfronde uitsprongen. De oostelijke uitsprong leidt naar een groot handelscentrum in meerdere verdiepingen met twee hallen, een nog goed bewaarde straat en een galerij van honderdvijftig winkels, vooral voor voedsel. Achter de basilica bevindt zich de Zuil van Trajanus, een ereteken voor zijn overwinning op de Daciërs, die in een spiraalvormige reliëfband (200 m, vol afwisseling en realisme) uitgebeeld wordt.

e. San Pietro in Vincoli

Deze kerk, genoemd naar de boeien waarmee Petrus gevangen gehouden werd (bewaard onder het hoofdaltaar) en titelkerk van een vroegere Belgische kardinaal ( Mgr. Suenens), bevat het mausoleum van paus Julius II, van de hand van Michelangelo. Omdat deze eerst het plafond van de Sixtijnse kapel moest schilderen en na de onverwachte dood van de paus andere opdrachtgevers kreeg, is slechts een deel van het oorspronkelijke ontwerp uitgevoerd, waaronder echter het wereldberoemde Mozesbeeld. Mozes, die zorgde voor de bevrijding van de Joden uit Egypte en de tocht naar het Beloofde Land, beantwoordt aan de figuur van Julius II als de verlosser van een verdeeld en door oorlogen belaagd Italië. Opvallend is de vastberaden houding vol actie: Mozes wil met de wetten in de handen opstaan om zijn misleide volgelingen op de rechte weg te brengen. Uit het bovenmenselijke lichaam, de baard en de kleren stralen kracht en onrust. De andere beelden van het grafmonument zijn links Lea en rechts Rachel, symbolen van respectievelijk het actieve en het beschouwende leven, en het ligbeeld van de paus, alle van leerlingen van Michelangelo.

2. Over het Marsveld

Met de groei van het oude Rome worden ook elders in de stad heel wat monumenten voor propaganda opgetrokken, o.a. op het Marsveld, een vlakte langs de Tiber, oorspronkelijk oefenterrein voor de soldaten. Ook een aantal bouwwerken uit het christelijke Rome zijn hier terug te vinden.

a. Ara Pacis

Het vredesaltaar van Augustus, opgericht ter verheerlijking van het herstel van de vrede na bijna een eeuw burgeroorlogen (eind 1e eeuw v. Chr.) bestaat uit een offeraltaar, omgeven door muren en toegankelijk langs twee openingen. Het is versierd met prachtige idealiserende reliëfs. Aan de buitenzijde bevinden zich op de onderste lijst planten met ranken die op een bloeiende toekomst wijzen. De bovenste lijst bestaat uit vrouwenfiguren op de voorwand (bijv. Tellus, godin van de aarde en de vruchtbaarheid) en mannenfiguren op de achterwand (Aeneas, de verre voorvader, en Mars met Romulus en Remus, de eigenlijke stamvader van de Romeinen).

Op de zijwanden wordt een processie van de keizerlijke familie uitgebeeld met Augustus, zijn schoonzoon Agrippa, zijn vrouw Livia en zijn opvolger Tiberius. Aan de binnenzijde verwijzen verticale banden naar de oorspronkelijke houten hekken rond het altaar. De guirlandes (slingers) met herfst- en zomervruchten herhalen het thema van de onderste buitenwanden. De wijnschalen en runderschedels duiden op offergaven en op het altaar zelf wordt een offer weergegeven.

b. Mausoleum van Augustus

Dit praalgraf is opgericht in de vorm van een tumulus (grafheuvel) en is ondanks de afmetingen (87 m doorsnede, 32 m hoogte) een eenvoudige begraafplaats naar aloude Romeinse gewoonte. De heuvel is beplant met cipressen, bomen van de dood. Hierin werd de asse van Caesar, Augustus en de leden van hun familie bewaard.

c. Piazza di Spagna

Het mooiste en bekendste deel van dit plein is de monumentale trap (1e helft 18e eeuw), aangelegd in opdracht van een Frans kardinaal, maar net zoals het plein genoemd naar de Spaanse ambassade in de buurt. In een spel van balustrades (hekken) en terrassen leidt hij naar de kerk bovenaan. Het is een geliefkoosde verzamelplaats van de jeugd, artiesten en bloemenverkopers.

d. Fontana di Trevi

Deze fontein (2e helft 18e eeuw) ontleent haar naam aan haar standplaats op het kruispunt van drie straten. Centraal staat de god Oceanus, op een schelp, die door twee zeepaarden, geleid door tritons (half mens, half vis), blazend op een hoorn, wordt voortgetrokken. De fontein wordt druk bezocht en is 's avonds vooral een

trefpunt voor de jeugd. Volgens de traditie gooit men, om nog eens naar Rome terug te keren, een muntstuk over zijn linkerschouder in het water.

e. San Ignazio

In deze kerk genoemd naar de stichter van de jezuïeten, Ignatius van Loyola, is op de gewelven het eindpunt in de evolutie van de perspectief zichtbaar. Oorspronkelijk bedoeld om de werkelijkheid weer te geven, dient ze hier om die om de tuin te leiden. Zo is de koepel boven de kruisbeuk slechts een beschilderd tongewelf, dat vanuit het juiste standpunt de indruk van een koepel geeft. Onder het marmeren altaar links in de dwarsbeuk bevindt zich nog het graf van de H. Jan Berchmans van Diest (begin 17e eeuw), beschermheilige van de jeugd.

f. Santa Maria sopra Minerva

Dit is de enige gotische kerk in Rome, gebouwd op de resten van een Romeinse tempel voor Minerva, de godin van de wijsheid en kermis. Hier bevindt zich een Christusbeeld van Michelangelo, voltooid door leerlingen van hem, en rust Fra Angelico.

g. Pantheon

Deze aan alle goden gewijde tempel is het best bewaarde gebouw uit de oudheid (bouw door Agrippa eind 1e eeuw v. Chr. - heropbouw door Hadrianus 1e helft 2e eeuw n.Chr.). Achter de indrukwekkende rechthoekige voorhal met Corinthische zuilen uit één stuk en een driehoekig gevelveld bevindt zich een rotonde (ronde hal) met koepel, een mijlpaal in de bouwkunst. Plattegrond en hoogte hebben de maat van een cirkel met 43,3 m doorsnede. De koepel die nauwelijks opvalt van buiten, is opgebouwd via horizontale ringen en krijgt een opwaartse indruk door ribben in de vorm van stralen. De cassetten die de druk en het gewicht verminderen, werken tevens versierend en de opening (9 m doorsnede) dient voor verlichting en afvoer van rook (bij offers). De benedenwand vormt met acht nissen, afwisselend halfcirkelvormig en rechthoekig, evenveel pijlers om de druk op te vangen. De toegang niet meegeteld, verwijst het aantal nissen naar de zeven planetaire goden. Het gebouw, dat al eeuwen als kerk gebruikt wordt, kent een prachtig lichteffect op de marmerkleuren en bezit een buitengewone akoestiek (verspreiding van het geluid). Hier bevinden zich eveneens de graven van koning Victor Emmanuel II en de schilder Rafaël.

Dit plein (midden 17e eeuw) heeft de vorm van het antiek stadion voor atletiekwedstrijden van Domitianus (einde 1e eeuw), waarvan resten te zien zijn op het uiteinde rechts. Centraal bevindt zich de Fontana dei quattro Fiumi van Bernini (midden 17e eeuw). De vier figuren rond de fontein stellen de vier grote rivieren van de toen bekende werelddelen voor: de Nijl (Afrika), de Rio de la Plata (Amerika), de Donau (Europa) en de Ganges (Azië). De Nijl heeft een doek over het hoofd, volgens sommigen uit schaamte omdat zijn bronnen onbekend zijn, volgens anderen omdat hij de kerk van Borromini, een rivaal van Bernini, aan de overkant geen blik wil gunnen. Zo zou ook de Rio de la Plata schrikken bij het zien van die kerk.

i. Mausoleum van Hadrianus

Dit praalgraf in tumulusvorm voor Hadrianus (1e helft 2e eeuw) is op het einde van de 3e eeuw bij de ommuring van de stad tot vesting omgebouwd. Tijdens een processie tegen de pest onder leiding van de paus op het einde van de 6e eeuw zou op de top van het mausoleum een engel verschenen zijn, die het zwaard opborg. Naar dit hemels teken van het einde van de pest wordt het gebouw sindsdien Castel Sant’Angelo (Engelenburcht) genoemd. Als schakel in het verdedigingssysteem van de stad is het door een lange muur ook met het Vaticaan verbonden.

B. HET CHRISTELIJKE ROME

Sinds de erkenning van het christendom door Constantijn (313) en vooral na de verheffing ervan tot staatsgodsdienst door Theodosius (393) toont de paus zich steeds meer als gezaghebbend hoofd van de kerk. Hierbij maakt hij o.a. gebruik van de grote basilieken en zijn blijvende aanwezigheid in Rome. Na de inval van de barbaren blijft dan ook enkel de kerkelijke organisatie er overeind. De kroning door de paus van Karel de Grote tot keizer (800) betekent echter het begin van de “ investituur”, een eeuwenlange discussie over wie het uiteindelijke gezag heeft, de paus of de keizer. Zijn streven naar wereldlijke macht brengt de paus hierbij geregeld in gevaar. In de 14e eeuw verhuist hij onder Franse invloed zelfs een tijd naar Avignon. Vanaf de 2e helft van de 15e eeuw schieten de macht en het prestige van de paus terug omhoog. De pauselijke staat krijgt vorm en pausen met een sterke persoonlijkheid en doordrongen van de renaissancegeest, zoals bijv. Julius II en Leo X, trekken kunstenaars aan voor grote opdrachten. In de 1e helft van de 16 e eeuw krijgt de kerk te maken met protestantse hervormingen (de reformatie), maar na het Concilie van Trente (1563) komt ze naar voor als een triomferende kerk hierbij gebruik makend van de barokkunst (overdadige vorm en overdreven gevoelsuitdrukking). De wereldlijke macht van de paus krijgt het na de Franse Revolutie en Napoleon (eind 18e - begin 19e eeuw), waarvan ze zich probleemloos herstelt, hard te verduren tijdens de eenmaking van Italië tot een moderne staat (2e helft 19e eeuw). Pas onder Mussolini (1929) wordt een definitief akkoord bereikt.

1. In het land van de paus

Vaticaanstad ligt buiten het eigenlijke oude Rome aan de Vaticaanheuvel, waar een begraafplaats was met o.a. het graf van Petrus,

die samen met duizenden christenen na de brand van Rome (64) door Nero terechtgesteld was in het circus (paardenrenbaan) van diens voorganger Caligula hier in de buurt. Bij deze begraafplaats laat Constantijn de Sint-Pietersbasiliek bouwen (1e helft 4e eeuw). Pas vanaf 1378, na de terugkeer uit Avignon, wordt hier ook de verblijfplaats van de paus te Rome gevestigd. De vorige was het paleis naast Sint-Jan van Lateranen. De pauselijke staat is ontstaan in de 8e eeuw met de schenking door de Karolingers van een stuk veroverd gebied in Midden-Italië. Bij de eenmaking van Italië (1870) wordt ze door de nieuwe machthebbers opgeheven, tot ze door de verzoening tussen het fascistisch Italië van Mussolini en de paus, het zogenaamde Verdrag van Lateranen, hersteld wordt. Sinds toen is Vaticaanstad een stadstaat van 44 ha met een eigen staatshoofd (paus), regering (curie), politie (Zwitserse wacht), post, … Naast het eigenlijke Vaticaan met bijv. de SintPietersbasiliek en de Vaticaanse musea, maken o.a. ook de drie andere grote basilieken en het buitenverblijf in Castelgandolfo er deel van uit.

a. Piazza di San Pietro

Langs de Via della Conciliazione, de weg aangelegd ter herinnering aan de verzoening tussen Mussolini en de paus, bereikt men de Piazza di San Pietro. Het plein is aangelegd door Bernini (midden 17e eeuw) in opdracht van Alexander VII om de basiliek enigszins af te schermen en tegelijk te blijven uitnodigen. Het resultaat is een overweldigende omarming in de vorm van een ellips (240 m maal 196 m). De driebeukige colonnade (zuilengalerij) bevat 287 zuilen en 88 pijlers, is 20 m hoog en bekleed met 140 heiligenbeelden van 3m hoogte. Voor de verbinding met de basiliek dient een trapeziumvormig voorplein met galerijen die niet loodrecht op de kerkgevel staan, zodat deze een rijzende indruk geeft. Het geheel geeft plaats aan 400.000 personen.

De fonteinen kunnen tot 38.000 l water per minuut 14 m de hoogte inspuiten. De Egyptische obelisk (vierkante zuil met piramidale spits) van 327 ton uit het circus van Caligula, die eeuwenlang naast de oude basiliek van Constantijn stond, is op het einde van de 16e eeuw naar hier gesleept. Een ronde steen tussen de obelisk en de fontein wijst het brandpunt van een halve cirkel aan: van daaruit verdwijnen alle zuilen van de colonnade in gelid achter de voorste. De andere ronde plaatsen in het plaveisel duiden de grootste en de kleinste schaduw van de obelisk (ook een zonnewijzer) aan.

De bronzen poort rechts aan het begin van de omarming is de toegang voor privéaudiënties. Voor de audiëntie in de open lucht dient het plein zelf. Links achter de colonnade is ook nog een nieuwe audiëntiezaal gebouwd. Rechts boven de colonnade bevindt zich het pauselijke

paleis met op de derde verdieping de privékamers van de paus, en rechts achter de colonnade de kazerne van de Zwitserse wacht.

b. Basilica di San Pietro

De nieuwe Basilica di San Pietro heeft tijdens de bouw (15 e – begin 16 e eeuw) verschillende versies in haar grondplan gekend: van een Grieks kruis (met vier even lange armen) volgens Bramante, over een Latijns kruis (met lang middenschip) volgens Rafaël, terug naar een Grieks met een koepel in de viering volgens Michelangelo, en tenslotte toch naar een Latijns met een reusachtige voorgevel volgens Maderna. Deze voorgevel (115 m breed en 45 m hoog) krijgt nogal wat kritiek: hij verhult de koepel, het driehoekig gevelveld is te klein, de beelden erop (Jezus, Johannes de Doper en de Apostelen, behalve Petrus) staan te stroef in de rij, … Vanop het balkon van het middelste venster geeft de paus de zegen “Urbi et Orbi” (voor de stad en de wereld). In de voorhal bevinden zich o.a. de ruiterstandbeelden van Constantijn (rechts) en Karel de Grote (links) en vijf poorten. De meest rechtse is de Heilige Deur, alleen in het Heilig Jaar open. Boven de middendeur met o.a. de marteldood van Petrus (gekruisigd met hoofd omlaag) en Paulus (onthoofd) ziet men de opdracht van Jezus aan Petrus tot het weiden van de schapen. Aan de overzijde ziet men een mozaïek met Petrus die over de golven naar Jezus wandelt. Het interieur geeft een overweldigende indruk van de destijds grootste kerk ter wereld: 192 m lengte, 140 m breedte in het kruis,135 m hoogte in de koepel, 4 ha oppervlakte, 80.000 plaatsen, 44 altaren, 435 beelden, 131 mozaïeken.

Achteraan rechts in de eerste zijkapel staat de Piëta van Michelangelo, een piramidale constructie met een nog jeugdige, gelaten Maria, een contrast tussen de woelige plooienval van haar kleren en het naakte lichaam van Jezus, en (eenmalig) Michelangelo's naam op een lint over haar borst. Tegen de middenbeuk van de eerste koepelpijler rechts staat het bijzonder vereerde bronzen Petrusbeeld: al eeuwenlang raken pelgrims vroom zijn voeten aan. Helemaal achteraan in de apsis bevindt zich de Stoel van Petrus door Bernini, een houten troon met inlegwerk in ivoor, ingepast in een bronzen en verguld monument: vier kerkvaders ondersteunen de troon, twee engeltjes erboven tonen de tiara (pauselijke kroon) en een glasraam met een duif (symbool van de H. Geest) in een stralend decor van engelen in wolken bekroont het geheel. Centraal onder de koepel verrijst boven het hoofdaltaar het Baldakijn van Bernini, 29 m hoog met vier “kurkentrekkerzuilen”, typisch voor de beweeglijkheid van de barok, en in brons, afkomstig van de koperen dakbedekking van het Pantheon. Onder het hoofdaltaar bevindt zich het Graf' van Petrus, waarbij vijfennegentig lampen met olie uit de Hof van Olijven in Jeruzalem branden. Aan de binnenkant van de eerste koepelpijler links is de toegang tot de Grotten, het 3 m lager gelegen niveau van de oude basiliek met graven van heel wat pausen. Links van deze koepelpijler kan men naar de

Sacristie met Schatkamer, vol kunstwerken en juwelen van onschatbare waarde, geschonken door duizenden gelovigen. De koepel met een hoogte van 119 m binnen en 135 m buiten, een doorsnede van 42 m letters in de zoom van bijna 1,5 m, is een ontwerp van Michelangelo. Het gewicht wordt verminderd door een dubbele schaal en de druk wordt door een geraamte van ribben afgeleid naar vier pijlers met een omtrek van 71 m. De toegang tot de koepel bevindt zich in de linkerzijbeuk achteraan. De klim verloopt volledig via trappen (537 in totaal) of eerst met een lift (tot 40 m) en dan verder via trappen naar de eerste galerij (53 m), de tweede (73 m) en tenslotte de buitengalerij (108 m), vanwaar Rome aan de voeten ligt.

c. Musei Vaticani

Dit complex dat uit meerdere, historisch gegroeide collecties (vandaar Vaticaanse musea) bestaat, is onwaarschijnlijk groot: 55.000 m2 met eindeloze gangen en zalen en reeksen kunstwerken van de oudheid tot de moderne tijd. Enkele hoogtepunten uit de GrieksRomeinse kunst trekken de aandacht. In deze verzameling bevinden zich vooreerst een aantal kopieën van vooral Griekse en in mindere mate Romeinse beelden. De Lansdrager van Polycletus en de Discuswerper van Myron, zijn beide een geïdealiseerde weergave van een atleet, respectievelijk in rust en in volle krachtinspanning (2e helft 5e eeuw).

Apollo die een hagedis doodt van Praxiteles en de Atleet die zich schoonschraapt van Lysippus zijn voorbeelden van respectievelijk geleidelijke verslanking en driedimensionaliteit (4e eeuw v. Chr. ).

De Laocoöngroep is een zeer realistische weergave van de doodsstrijd van de Trojaanse priester en zijn twee zonen, gewurgd door slangen (2e helft 1e eeuw v.Chr.). De Apollo van het Belvedere (plaats met mooi uitzicht) is een sierlijke voorstelling van een zelfverzekerde god. Zo is ook de Augustus van de Prima Porta (vindplaats) een idealisering van de keizer als generaal die zijn troepen toespreekt. Naast deze levensgrote beelden zijn er ook heel wat koppen te vinden van beroemde Grieken als de dichter Homerus, de staatsman Pericles,de filosofen Socrates en Plato en Romeinen als de redenaar Cicero, de veldheer Caesar en de keizers Titus en Trajanus.

d. Stanze di Raffaello

Vier zalen zijn in opdracht van Julius II en Leo X versierd door Rafael (begin 16e eeuw). De Stanza van Constantijn bevat scènes uit het leven van de keizer die het christendom als godsdienst erkende, zoals de Slag bij de Milviusbrug en de Verschijning van het Kruis op de vooravond van de slag. De Stanza van Heliodorus is genoemd naar de Verdrijving van Heliodorus uit de tempel (met links op een draagstoel Julius II en in het zwart Rafaël). Daarnaast zijn hier nog het Wonder van Bolsena met de bloedende hostie van de priester met geloofstwijfels (met nogmaals Julius II als paus), de Bevrijding van Petrus met prachtig lichteffect en de Ontmoeting van

Leo I en Attila, koning der Hunnen (met tweemaal Leo X: als kardinaal en als paus). De Stanza della Segnatura, de beroemdste zaal, verenigt het klassieke gedachtegoed met het christendom. De School van Athene, met centraal Plato en Aristoteles, is een verheerlijking van wijsbegeerte en wetenschappen uit de oudheid. De Triomf van het Geloof; verkeerdelijk ook Dispuut (twist) over het H. Sacrament genoemd, met centraal de H. Drievuldigheid en de eucharistie, verheerlijkt de theologie en de christelijke wijsheid. De Stanza van de Brand ontleent haar naam aan de Brand van de Borgo (buurt van het Vaticaan), een verheerlijking van Leo IV (die zegenend de brand dooft) met een verwijzing naar de brand van Troje (links een vluchtende Aeneas met vader en zoon). Een ander thema is hier o.a. nog de Kroning van Karel de Grote door Leo III.

e. Cappella Sistina

Deze kapel, waar nu nog steeds de conclaven (bijeenkomsten van de kardinalen om een nieuwe paus te kiezen) plaatsvinden, is een rechthoekige zaal met stug uitzicht, gebouwd in opdracht van Sixtus IV (2e helft 15e eeuw). De middenbalustrade vormt de scheiding tussen het gedeelte voor de priesters en dat voor de gelovigen. Op de zijwanden geven fresco’s van Botticelli (2e helft 15e eeuw) de geschiedenis van Mozes (rechts van het altaar) en het leven van Jezus (links van het altaar) weer. De zoldering, oorspronkelijk blauwe lucht met gouden sterren, werd in opdracht van Julius II overschilderd door Michelangelo (begin 16e eeuw). Centraal worden negen Bijbelverhalen uitgebeeld met o.a. de Schepping van Adam en Eva en hun Verdrijving uit het Paradijs. Daartussen bevinden zich naakte jongelingen in allerlei houdingen (lof van het menselijk lichaam, beklemtoning van de lichamelijkheid in de mens of louter vulsel?). Links en rechts voorspellen profeten en sibillen (heidense profetessen) de komst van Christus. In de driehoeken worden de koningen van Israël en Juda, Jezus'

voorvaderen, afgebeeld en in de vier hoeken o.a. Judith en Holofernes en David en Goliath. Heel het plafond is dus afgestemd op de komst van Christus om de zwakke mens die in zonde hervalt te verlossen. De grote muur achter het altaar is bedekt met het Laatste Oordeel, eveneens van Michelangelo (1e helft 16e eeuw). Het is een reusachtig tafereel met meer dan vijfhonderd personages, in vijf zones verdeeld: de hemelzone (bovenaan), het bazuingeschal van de engelen (midden onderaan), het ontwaken van de doden en het opstijgen van de uitverkorenen naar de hemel (links onderaan), de val van de verdoemden in de hel (rechts onderaan). Het geheel ademt pessimisme uit. Centraal bovenaan geeft de Verlosser of eerder de Verdoemer met opgeheven arm aan het geheel de indruk van een kolkende beweging (uit wraak om wat de mensheid hem heeft aangedaan?). Maria schrikt bij zijn hevige gebaar. Onder Christus is Bartholomeus, een martelaar die levend gevild werd, een afbeelding van een criticaster en bevat zijn huid een zelfportret van Michelangelo. In de hel heeft de veerman Charon of Satan het uiterlijk van de aanvoerder van de plunderaars van Rome en de rechter Minos dat van een hevig criticaster onder de kardinalen. Nog tijdens het leven van Michelangelo zijn zoveel beschuldigingen geuit tegen de naaktheid van de figuren dat de paus “schaamtedoekjes” erover liet aanbrengen.

f. San Paolo fuori le Mura

Op een begraafplaats buiten de stad, langs de weg naar Ostia (de haven van Rome), dichtbij de Tiber, werd Paulus begraven. Hierboven liet Constantijn een eerste kleine basiliek bouwen, die al spoedig door een grotere vervangen werd (eind 4e eeuw). Nadat ze bijna volledig vernield was door een brand, werd ze grotendeels in haar oorspronkelijke vorm heropgebouwd (1e helft 19e eeuw), zodat men hier een beeld krijgt van een vroegchristelijke basiliek. In het atrium of voorhof, een vierkantig plein met zuilengalerijen staat in het midden het beeld van Paulus. De voorgevel van de eigenlijke basiliek is versierd met mozaïeken, bijv. Christus tussen Petrus en Paulus op het driehoekig gevelveld. De centrale deur in de voorhal bevat scènes uit het leven van Petrus en Paulus en de deur rechts is de Heilige Deur. Het interieur is een indrukwekkende ruimte (132 m lang, 65 m breed en 30 m hoog), door vier rijen van telkens twintig zuilen verdeeld in een brede hoofdbeuk en vier zijbeuken. Het licht wordt getemperd door de albasten (van zachte gips) vensters. Het plafond is versierd met barok snijwerk in hout (eind 16e eeuw). Boven de zuilen bevinden zich medaillons met afbeeldingen van de tweehonderdzesenzestig pausen (Petrus rechts van de apsis, de regerende paus vooraan in de rechterzijbeuk). De triomfboog bevat gerestaureerd mozaïekwerk (4e – 5e eeuw) met o.a. Christus, Petrus en Paulus en de evangelistensymbolen. Het altaar boven het graf van Paulus heeft een gotisch baldakijn. Achteraan in de apsis is er een schitterend mozaïek (begin 13e eeuw) van een Zegenende Christus tussen Petrus en Andreas en Paulus en Lucas. Links van de apsis bevindt zich de H. Sacramentskapel, rechts van het koor de doopkapel in de vorm van een Grieks kruis, en rechts in het koor een 5,5 m hoge romaanse paaskandelaar. Rechts naast de basiliek staat een klooster van Benedictijnen. De kloostergang rond het binnenhof bevat kleine bogen boven dubbelzuilen, versierd met cosmatenwerk (inlegwerk van kleine

steentjes gekleurd marmer, genoemd naar de kunstenaarsfamilie van de Cosmati, 13e eeuw).

g. San Giovanni in Laterano

Naast het paleis van de familie van de Laterani, waar de paus verblijft van 314 tot aan zijn vertrek naar Avignon (1309) liet Constantijn de eerste pausenkerk bouwen, toegewijd aan de Verlosser,maar vanaf de 1e helft van de 12e eeuw ook aan Sint-Jan de Doper en Sint-Jan de Evangelist. Hun beelden staan mee op de indrukwekkende barokke voorgevel (1e helft 18e eeuw). Rechts in de voorhal bevindt zich de Heilige Deur. Het interieur van de 130 m lange basiliek is door Borromini (midden 17e eeuw) in een barokkleed gestoken. In de middenbeuk staan eveneens barokke apostelbeelden (begin 18e eeuw). In het schrijn boven het pauselijk altaar wordt het houten altaar bewaard waaraan de pausen van de eerste drie eeuwen de eucharistie hebben gevierd. Bij het altaar staat ook een beeld van Martinus V, die een einde maakte aan het Westers Schisma(scheuring) (1379 - 1417), dat de christenheid in twee kampen verdeelde met elk een eigen paus. In de apsis van het koor bevindt zich een mozaïek met de figuur van de Verlosser (13e eeuw) en aan de eerste pilaster een fresco van Giotto met Bonifacius VIII, die het eerste jubileumjaar (1300) uitriep. Ook hier is er een H. Sacramentskapel (rechts in het koor), een doopkapel (rechts van de kerk), met ingang langs het plein, en een klooster (links van de kerk), eveneens met een kloostergang met kleine bogen, dubbelzuilen en cosmatenwerk. Naast het plein bevindt zich de Scala Santa (Heilige Trap), die Jezus volgens de overlevering zou bestegen hebben toen hij zich naar Pilatus begaf. Bovenaan deze trap is een kapel met een afbeelding van de Verlosser.

h. Santa Maria Maggiore

Deze indrukwekkende basiliek (1e helft 5e eeuw met tal van latere verbouwingen) ter ere van Maria, als Moeder van God erkend door het concilie van Ephese (431), staat op de plaats, aangeduid door sneeuwval op een vijfde augustus, waar voorheen al een kerk ter ere van Maria opgericht was. De voorgevel vertoont weer een barokke opbouw. Het centrale gedeelte van het interieur bestaat uit de basiliek van de 5e eeuw (86 m lang, 29 m breed en 18 m hoog). Het mozaïekwerk (5e eeuw) op de triomfboog heeft de geboorte van Jezus als thema (bijv. de boodschap links boven en Betlehem rechts beneden), een verwijzing naar de erkenning van Maria als Moeder van God. Dit komt nog meer tot uiting in de mozaïek in de apsis met de Kroning van Maria, die hier grootser dan ooit tevoren wordt afgebeeld: in de kledij van een Byzantijnse keizerin, met een diadeem van edelstenen en omringd door een engelenkoor. Het altaar bevat de relikwieën van de kribbe uit Betlehem, waardoor de basiliek het “Betlehem van Rome” wordt genoemd. Voor het koor bevindt zich rechts nog de H. Sacramentskapel en links de Cappella Paolina met op het altaar een icoon (vereenvoudigde Byzantijnse voorstelling van Christus en heiligen), toegeschreven aan Lucas, patroon van de schilders.

2. De catacomben

In een straal van ongeveer 4,5 km rond Rome liggen een zestigtal onderaardse begraafplaatsen van de eerste christenen. Ze bestaan uit lange galerijen (1 m breed en 2 à 3 m m hoog), uitgehouwen in broze roodbruine tufsteen, hebben een grillig gangenpatroon en meerdere verdiepingen, en worden verlicht met olielampjes of via de luchtkokers. Hun oorsprong ligt in het gebruik van de christenen om hun doden niet te verassen, maar te begraven of een laatste rustplaats te geven in afwachting van de Verrijzenis. Ze worden aangelegd sinds de 2e eeuw, kennen hun grootste uitbreiding in de 4e eeuw (na 313) en raken uit gebruik in de 5e eeuw. Hun naam is ontleend aan de begraafplaats van Sint-Sebastiaan, gelegen bij een uitholling in de weg, in het Grieks “kumbe” en de omgeving ervan “kata kumbes” genoemd. Er zijn drie graftypen: loculi of horizontale ligruimten in de wanden, voor één of meerdere personen, afgesloten met een marmeren plaat of gebakken tegels; arcosolia of rechthoekige ligruimten, afgesloten met een horizontale dekplaat en een halfronde nis erboven; cubicula of grafkamers met graven in de wanden en soms sarcofagen, en versierd met fresco's. De twee laatste types zijn voor overledenen van aanzien. De fresco's bevatten voorstellingen van een maaltijd (eucharistie of dodenmaal?), van een orante (figuur in gebedshouding met opgeheven armen) en Bijbelse thema's als de ark van Noë, het offer van Abraham, de aanbidding van de wijzen en de opwekking van Lazarus. Tot de meest voorkomende symbolen behoren de vis (in het Grieks “ ichtus”, bestaande uit de beginletters van “Jezus Christus, Gods zoon, onze redder”), soms met een anker, de vredesduif, het Christusmonogram (dooreengevlochten beginletters van Christus) en de Goede Herder. Beide laatste zijn tevens een vervormde voorstelling van het kruis, dat zelf ontbreekt (voor de eerste christenen immers een marteltuig).

Deze catacomben nabij de Via Appia zijn ontstaan in de 2e eeuw uit de versmelting van een onderaardse grafkamer van een christelijke Romeinse familie en een christelijke begraafplaats in de buurt. Rond 200 n.Chr. worden ze eigendom van de christengemeenschap en beheerd door de diaken en latere paus Callixtus. Er zijn meer dan 20 km gangen in vier verdiepingen, met de graftypen, fresco’s en symbolen, zoals hoger beschreven, maar ook een paar merkwaardige crypten. De Crypte van de pausen bevatte ooit de stoffelijke resten van negen pausen, onder wie drie martelaren, uit de 3e eeuw. Erachter bevindt zich een ossuarium (verzamelplaats van beenderen): wegens plaatsgebrek werden graven na verloop van tijd al eens leeggehaald. In de Crypte van de H. Caecilia is een beeld te zien van deze martelares,

Catacombe di San Callisto

die na drie mislukte pogingen tot onthoofding, zieltogend was blijven liggen en hier werd bijgezet. Het is een kopie van een werk van Maderno (eind 16e eeuw), gemaakt bij het openen van haar sarcofaag, en toont haar in dezelfde houding als toen ze werd gevonden na haar marteling.

IV POMPEI, ERCOLANO, PAESTUM: DE OUDHEID BETRAPT

A. AAN DE VOET VAN DE VESUVIUS

In het vruchtbare Campania, in de baai van Napels, liggen Pompei en Ercolano, twee Romeinse stadjes, die verwoest werden bij de uitbarsting van de Vesuvius in 79. Pompei werd bedolven onder een dikke laag van hete as en puimstenen, meegevoerd door de noordwestenwind, Ercolano verdween onder de daarop volgende vloedgolf van lava en modder. De vulkaan zelf heeft sindsdien twee toppen (1281 m en 1132 m hoogte) en een krater (300 m doorsnede).

1. Pompei

In de 1 e eeuw was Pompei een levendige, welvarende stad met ongeveer 20.000 inwoners. De schade aan de gebouwen door de aardbeving van 62 was nog niet volledig hersteld, toen ze in 79 bij de uitbarsting van de Vesuvius nagenoeg volledig van de aarde verdween. De eerste opgravingen, in feite het roven van kunstwerken, nu bewaard in het nationaal archeologisch museum van Napels, begonnen in 1748. In de loop van de 19 e eeuw ging men systematisch te werk, o.a. met gipsafdrukken in holtes rond skeletten. Sinds de 20 e eeuw worden ook restauratiewerken uitgevoerd. De stad is opgedeeld in negen regiones (wijken) met elk insulae (hoofdblokken) en daarin domus (huizen). Een tocht langs de belangrijkste straten met haltes aan enkele publieke gebouwen en private huizen geeft een beeld van het dagelijks leven 2000 jaar geleden.

a. Forum

Het forum, afgezoomd door een zuilengalerij in twee verdiepingen (Dorisch en Ionisch), is gelegen in het oude stadsgedeelte met niet zo rechte straten. Aan de noordkant, met op de achtergrond de Vesuvius, bevindt zich de tempel van Jupiter, omgeven door triomfbogen voor de keizerlijke familie. De westkant wordt ingenomen door het forum olitorum (graanmarkt), nu opslagplaats voor archeologisch materiaal met ook enkele gipsafdrukken van slachtoffers, de tempel van Venus en Apollo met in een inham van een galerij de mensa ponderaria (stenen ijktafel), en de basilica (rechtbank). Aan de oostkant liggen het macellum (voedselmarkt) en het gebouw van de priesteres Eumachia (stoffenmarkt). In het zuiden bevinden zich centraal de curia (raadzaal) met aan weerszijden stadskantoren en in de oosthoek het comitium (verkiezingsplein).

b. Huis van Pansa

Dit huis, vooral bekend voor de vloermozaïek bij de ingang met het opschrift “cave canem” (= “hier waak ik”), is een voorbeeld van een domus (groot herenhuis). Het neemt, omheind met een muur, een heel woonblok in beslag en staat enkel via een deur en enkele raampjes met de buitenwereld in contact. Er zijn twee grote delen te onderscheiden: het atrium met impluvium (woonruimte met wateropvangbak onder dakopening) en het peristylium (binnentuin met zuilengalerij). De kleine kamers, meestal zonder vensters, zijn gemakkelijk te verwarmen. De vertrekken aan de straatkanten worden als winkels verhuurd, bijvoorbeeld als bakkerij, zoals blijkt uit de molenstenen en oven.

c. Via dei Sepolcri

Vanaf de Porta Ercolano, een stadspoort met een centrale doorgang voor karren en twee andere voor voetgangers, bevinden zich net buiten het gewijde stadsgedeelte aan beide kanten van de weg graven in sterk afwisselende vormen, zoals een halfcirkelvormige uitsprong of een zitbank.

d. Huis van de Faun

Dit is het mooiste voorbeeld van een domus met zelfs twee atria en twee peristylia. In het grote atrium is er nog een impluvium zichtbaar met geometrisch inlegwerk in gekleurd marmer en het beeld van een dansende faun (bos- en veldgod). In de verbinding tussen beide peristylia bevond zich een vloermozaïek met de veldslag tussen de Macedonische vorst Alexander de Grote en de Perzische koning Darius

e. Huis van de Vettii

Deze domus van twee broers, slaven die zich vrijkochten, als wijn- en oliehandelaars steenrijk werden en gekend zijn door hun teruggevonden zegelringen, is tot de tuin toe volledig gerestaureerd. De vertrekken zijn versierd met prachtige fresco’s. In de culina (keuken) bevindt zich ook een lararium (huisaltaar voor Lares of huisgoden).

f. Stabiaanse thermen

Langs de Via di Stabia, de cardo of noord-zuidhoofdstraat (van Romeins legerkamp, model voor stadspatroon), bevinden zich thermen (badinrichtingen) met een gymnasium (sportruimte). In het badhuis zijn mannen- en vrouwenvertrekken strikt gescheiden. Het apodyterium (kleedkamer) met zitbanken en nissen voor kleren, toont ook twee gipsafgietsels van lichamen in doodsstrijd. De badvertrekken zijn ingedeeld volgens watertemperatuur: frigidarium (koud), tepidarium (lauw) en caldarium (warm). Ook het hypocaustum (ondergronds verwarmingssysteem) is zichtbaar: een holle ruimte, ondersteund door tegelzuiltjes, werd gevuld met hete lucht, die zich verspreidde via een terracottabuizenstel in de muren. Het gymnasium bestaat uit een een palaestra (plein voor lichaamsoefeningen), een piscina (openluchtzwembad), kleedkamers, wasplaatsen en toiletten.

g. Theaters

Het grote theater (eind 3 e eeuw v. Chr.) bestaat uit drie delen. Achter de orchestra (ronde dansvloer) bevindt zich de skènè (podium) met een enorme gevel als decor. Via twee zijingangen konden de toeschouwers naar het eigenlijke theatron (zitplaatsen), dat door trappen in vijf sectoren ingedeeld is en waarvan de onderste rijen ereplaatsen waren. Zeilen aan palen met ringen boden bescherming tegen zon en regen voor de 5.000 toeschouwers, die hier tragedie (treurspel) en komedie (blijspel) konden bijwonen. Het plein met zuilengang achter het theater was oorspronkelijk een verzamelplaats voor het publiek, maar werd later een kazerne voor gladiatoren. Het kleine theater (80 v.Chr.) bevat eveneens drie delen, maar had een dak in de vorm van een piramide. Eigenlijk was het een odeum voor muziekuitvoeringen, voordrachten en mimes (gebarenspelen).

h. Via dell’ Abondanza

Deze straat, de decumanus of oost-westhoofdstraat, was de drukste van de stad met vele horecazaken: tabernae (cafés), cauponae (herbergen) en thermopolia (snackbars). Op verschillende plaatsen zijn nog overblijfselen van marmeren toonbanken met gaten voor vaten met eten en drinken te zien. Aan het kruispunt met de Via di Stabia en ook elders vormen telkens drie stenen blokken op straat oversteekplaatsen voor voetgangers. De slijtagesporen van karrenwielen tussen de stenen zijn nog zichtbaar. Op regelmatige afstanden verschijnen ook openbare fonteinen voor watervoorziening.

i. Palaestra

Op dit enorme plein uit het begin van de keizertijd vonden atletiekoefeningen en jeugdmanifestaties plaats. Het was afgesloten door een hoge muur langs buiten en door een zuilengalerij aan drie kanten langs binnen. In het midden bevond zich een groot zwembad.

j. Amfitheater

In de uithoek van de stad bevindt zich het oudste bewaarde amfitheater (80 v. Chr.). Opvallend zijn de toegangstrappen aan de buitenzijde en de arena onder straatniveau, zonder onderaardse gewelven, maar met in een muur openingen of toegangen voor de dieren. Het vrij grote gebouw (135m x 104m) bood plaats aan 20.000 toeschouwers .

2. Ercolano

Ercolano, volgens de legende gesticht door de Griekse halfgod Hercules, was met 5.000 inwoners in de 1 e eeuw een minder belangrijk en rustiger stadje dan Pompei. Bij de uitbarsting van de Vesuvius in 79 werd het grondniveau door de lava- en modderstromen ongeveer 20 m verhoogd en de zee 500 m teruggedrongen. Ook hier begonnen de opgravingen in de 18 e eeuw (1738) met het roven van kunstwerken. De idee om de stad volledig bloot te leggen, dateert al van 1828 maar de aandacht ging meer naar Pompei. Sinds 1929 worden er aanhoudende werken uitgevoerd, waarbij nog maar enkel de benedenstad is opgegraven. Door de gestolde lava en modder verliep het werk veel moeilijker dan in Pompei, maar de huizen zijn hier ook in betere staat bewaard, o.a. met delen van hout in verkoolde toestand. Een aantal huizen is genoemd naar deze houten overblijfselen.

a. Huis met atriummozaïek

De mozaïekvloer in het atrium van dit huis vertoont zware golvingen door het gewicht van de lava en de modder. De zuilen van het peristylium waren verbonden door nog gedeeltelijk zichtbare houten kaders.

b. Huis met houten latwerk

Het houten latwerk voor muren, een goedkope maar kwetsbare constructie, meestal voor minder belangrijke plaatsen zoals winkels aan de straatkant, is hier voor het hele huis aangewend. De woning bevat twee afzonderlijke vertrekken, waarvan een op de bovenverdieping met aan de straatkant een balkon, ondersteund door zuilen.

c. Huis met houten afsluiting

Het atrium van deze woning is afgescheiden van het tablinum (ontvangstkamer) door een houten afsluiting. In het tablinum zelf zijn nog een bed en eetwaren zichtbaar. Naast de woning bevindt zich de winkel van een stoffenverver met een drukpers in hout voor het kleuren van stoffen.

d. Huis met verkoold meubilair

De aandacht in dit kleine huis wordt getrokken door een aanligbed en een tafeltje. Op de binnenplaats is er een lararium in beschilderd pleisterwerk. Oogbedriegende schilderijen versieren ook nog de woning.

e. Huis met mozaïek van Neptunus en Anfititre

In de toonbank van het winkeltje stonden vaten met eetwaren. Binnen zijn de originele houten rekken met vazen nog zichtbaar. Op de binnenplaats bevinden zich de mozaïeken van de zeegod Neptunus en de zeenimf Anfititre.

f. Huis met balkon

Dit is een van de meest originele huizen: geen atrium, maar een verhoogde binnenplaats met stenen trap en balkon. Vele vondsten van de opgravingen zijn hier verzameld.

g. Huis opgegraven in 1938

Een van de alae (kleine plaatsen rond atrium) van dit huis, blootgelegd 200 jaar na de start van de opgravingen, is afgesloten door een houten vouwdeur. Op de bovenverdieping bevindt zich boven een klein houten altaar een kruis in de pleisteren wand, de oudste getuigenis van het christendom in het Romeinse rijk.

h. Huis met herten

In het triclinium (eetkamer) van deze woning staan twee beeldengroepen van herten, aangevallen door honden, en in een nabije plek het beeld van een sater (volgeling van wijngod) met leren wijnzak. Een van de vertrekken rond het peristylium bevat het beeld van een dronken Hercules

B. PAESTUM, TEMPELRESERVAAT

Paestum, oorspronkelijk Poseidonia genoemd naar de zeegod Poseidon, was een Griekse kolonie uit de 7 e eeuw v. Chr. in Campania. Na de instorting van het Romeinse rijk raakte het gebied door de malaria en Arabische invallen eeuwenlang verlaten, totdat het in de 18 e eeuw toevallig ontdekt werd met drie uitzonderlijk goed bewaarde tempels.

1. Tempelgebied

De tempels zijn gelegen in het gebied, gewijd aan de goden. Na vondsten blijken ze verkeerde benamingen gekregen te hebben. De zogenaamde Basilica en Poseidontempel zijn gewijd aan Hera en die van Ceres aan Athena. Er is dus, vreemd genoeg, geen voor Poseidon. Ze vertonen alle de kenmerken van de Dorische orde: een platform met drie treden, een zuil zonder voetstuk en met als kapiteel (bekroning) een rond zuilkussen en een vierkante dekplaat, een architraaf (dwarsbalk), en een fries (sierband) met trigliefen (stenen met drie gleuven) en metopen (vlakken, eventueel met beeldhouwwerk). Ze zijn tevens van hetzelfde peripterustype (omringd door zuilengalerij) en vertonen de klassieke indeling in pronaos (voorhal), cella of naos (ommuurde kamer) en opisthodomos (achterbouw). Individueel zijn er echter opvallende verschillen, die op een evolutie in de tempelbouw wijzen. De Griekse tempel of “godenwoonst” is in feite de uitbreiding van het Griekse woonhuis. Een loutere verlenging hiervan gaf een lelijke wanverhouding. In de Basilica/Heratempel (540 v. Chr.) is de verbreding merkbaar met negen bij achttien zuilen. Voor de wijde dakoverspanning was een middenrij zuilen nodig met als gevolg twee beuken (vandaar de naam “basilica”) en een gedrongen uitzicht. In de Ceres-/Athenatempel (510 v. Chr.) wordt met zes bij dertien zuilen meer evenwicht bereikt. De Poseidon-/Heratempel (460 v. Chr.) vormt met zes bij veertien zuilen een harmonisch geheel. Voor elke tempel bevindt zich een offeraltaar, waarrond duizenden beeldjes van Hera als wijgeschenken aan de godin teruggevonden zijn.

2. Stadscentrum

In de buurt van het Romeinse forum, voorheen de Griekse agora, bevinden zich overblijfselen van een amfitheater, een raadzaal in cirkelvorm, een Italische tempel en een gymnasium. Dit laatste bevat een zwembad met raadselachtige rijen stenen bruggen, misschien van duikwedstrijden. Een ander raadsel is het zogenaamde heiligdom van de nimf, een onderaardse kamer met bovengronds zadeldak, waarin acht bronzen vaten met honing teruggevonden werden, waarvan één met het opschrift “gewijd aan de nimf”.

3. Museum

De trigliefen en metopen in het museum zijn afkomstig van een Heratempel, die wat eerder dan de stad en meer noordwaarts opgericht werd. Opmerkelijk zijn een aantal beschilderde stenen platen van doodskisten van de Lucaniërs, de autochtone bevolking, met Griekse en Etruskische invloeden. De thema’s zijn vooral het drinkgelag en de tocht naar de onderwereld, maar soms ook onverklaarbaar, zoals de boven het water zwevende figuur in het graf van de duiker. Is dat de duik van het aardse naar het hiernamaals of slechts een zwemwedstrijd, zoals misschien af te

leiden is uit de andere scènes (prijsvaas en winnaar naar uitreiking)? Er worden ook vele Herabeeldjes bewaard. Zij werd vereerd als patrones van het huwelijk en helpster bij bevallingen en daarom afgebeeld met een granaatappel (pitten = symbool van vruchtbaarheid) in de hand en/of in de geknielde houding van een kraamvrouw.

V. ASSISI, WAAR DWAASHEID WIJSHEID WAS

In het centrum van Umbria, hangend tegen een van de vele heuvels, ligt Assisi, bekend om de H. Franciscus en de H. Clara (eind 12e - 1e helft 13e eeuw). Naast de charme van haar ligging, hoog boven het schitterende groene landschap, heeft ze haar middeleeuws karakter bewaard en laat ze nog steeds de aparte sfeer van de geest van Franciscus aanvoelen. Franciscus, geboren in 1188 als zoon van een rijk textielproducent, is een levenslustige, avontuurlijke kerel tot hij in 1204 van een kruisbeeld in het vervallen kerkje van San Damiano beneden de wallen een roeping krijgt om het te herstellen. Hiervoor begint hij stenen te bedelen en verkoopt hij zelfs gestolen stoffen van zijn vader. De priester wijst echter het geld af en Franciscus gooit het dan maar weg door het raam. In1206 trekt hij zich als kluizenaar terug in een bos, op een vijftal km van Assisi. De volgende jaren bindt hij in totale armoede en nederigheid overal de strijd aan tegen de heerschappij van geld en macht en predikt hij de liefdesboodschap dat iedereen één familie is van God, wat hem de bijnaam Poverello (armoe- en liefdezaaiertje) oplevert. De verbondenheid van heel de schepping van de Heer zingt hij uit in het Zonnelied (1225). Bij zijn overlijden (1226), blind en uitgeput door boetedoening, heeft hij duizenden volgelingen: mindere broeders. Clara, in 1194 geboren uit een adellijke familie, is voorbestemd om te huwen, maar vlucht in

1212 naar Franciscus. Zij wordt tot aan haar dood in 1253 hoofd van de vrouwelijke volgelingen van Franciscus.

A. De benedenstad

In de vlakte, op ongeveer 5 km van het eigenlijke Assisi, situeert zich de verblijfplaats van Franciscus en zijn eerste volgelingen als kluizenaar. Om de groeiende groep bedevaarders op te vangen is er een grootse kerk gebouwd die, letterlijk, twee van de meest eerbiedwaardige heiligdommen van Franciscus overkoepelt.

Santa Maria degli Angeli

Deze indrukwekkende barokke basiliek (2e helft 16e eeuw) met een al even indrukwekkend voorplein en kloostercomplex staat in scherpe tegenstelling met de geest van Franciscus. De kleine Porziuncula (op een lapje grond) kapel onder de enorme barokke koepel blijft een vreemd zicht. Het is een eenvoudige rechthoekige kapel, zwart gerookt door kaarsen, met aandoenlijke fresco's en voortdurend gevuld met biddende mensen. Vooraan rechts in het koor staat op de plaats waar Franciscus gestorven is de Cappella del Transito (overgang). Rechts van het koor kan men naar de Rozentuin met zijn rozen zonder doornen (uitgevallen bij een poging om zich te geselen) en naar de gelijknamige kapel met eronder de Grot (verblijf) van Franciscus.

B. De bovenstad

1. San Francesco

Aan de linkerkant van de stad is boven het graf van Franciscus een dubbele kerk met klooster opgetrokken. Het geheel, zeker niet in de geest van Franciscus, is eigendom van het Vaticaan, omdat de franciscanen er geen mogen hebben. Met de bouw is gestart daags na de heiligverklaring van Franciscus (16 juli 1228). De benedenbasiliek is romaans met lage en zware gewelven, vol fresco's. Franciscus wordt liefst 48 keer afgebeeld, echter niet levensecht. Het meest rake portret is van Cimabue (eind 13e eeuw) rechts in het koor: een gerimpeld mannetje met flaporen, links van de Madonna met de Engelen. Via een dubbele trap in het schip kan men naar de crypte waar sinds 1230 de stoffelijke resten van Franciscus bijgezet zijn in een stenen kist in de massieve pilaar met traliewerk in het midden. In de muren bevinden zich de graven van vier trouwe gezellen. De bovenbasiliek is gotisch met een luchtige ruimte en versierd met fresco's van Giotto (eind 13e eeuw). In achtentwintig taferelen wordt het leven van Franciscus uitgebeeld, bijv. het gebed voor het kruis van San Damiano (4), de breuk met zijn vader (5), de kerstviering van Grecchio met de kerstkribbe (13), de preek voor de vogels (15), de stigmatisatie

(verschijnen van Christus' wonden) (19), het overlijden (20), het afscheid van Clara (23), de heiligverklaring door de paus (24).

2. Santa Chiara

Aan de andere kant van de stad is enkele jaren na haar heiligverklaring (1255) een gotische grafkerk voor Clara gebouwd. Vanop het plein ervoor heeft men een prachtig panorama over de omgeving. In de eerste rechterzijkapel hangt boven het altaar het kruisbeeld van San Damiano (roeping van Franciscus), een typisch romaans triomfkruis zonder een spoor van lijden bij Christus. Via een dubbele trap in het schip kan men ook hier naar de crypte met het graf van Clara. In een glazen kist ligt nu een beeld met een wassen masker in de houding zoals zij bij de opening van het graf in uitzonderlijk goed bewaarde toestand gevonden werd. Rechts in de dwarsbeuk hangt een paneel met de H.Clara vóór een reeks scènes uit haar leven.

3. San Damiano

Halverwege de stad en de vlakte, te bereiken langs een hellende weg tussen olijfbomen en cipressen, ligt het kerkje waar Franciscus zijn roeping kreeg en het kloostertje waar Clara met haar volgelingen verbleef. In het kerkje zijn de venster waarlangs Franciscus het geld wegwierp, en de triomfboog boven het koor, waar het kruisbeeld (hier een kopie) oorspronkelijk hing, te zien. Daarrond bevinden zich de grafkapel, waar de nonnen oorspronkelijk begraven werden, en het koor met ruwhouten banken. Verder zijn er nog de refter, het tuintje van Clara, de gebedsruimte en de slaapzaal. Telkens duiden bloemen de plaats van Clara aan. Dit is een oord van zwijgen, van ingetogenheid. De sfeer spreekt voor zich.

VI. BOLOGNA, LA GRASSA, LA ROSSA e LA DOTTA

Bologna heeft drie bijnamen: la grassa – de vette (vanwege de lekkere keuken), la rossa – de rode (vanwege de kleur van de daken en de politieke overtuiging van de Bolognesi) en la dotta – de geleerde (Bologna is namelijk de oudste universiteitsstad ter wereld).

Bologna voor beginners

Bologna is een stad gelegen in de Italiaanse regio Emilia-Romagna Deze streek behoort tot de populairste vakantieregio’s van Italië. Met een kleine vierhonderdduizend inwoners is Bologna de grootste stad van Emilia-Romagna. Ooit is Bologna door de Etrusken gesticht onder de naam Felsina. Dat is ruim 2500 jaar geleden. Tijdens de periode van het grote Romeinse Rijk is Bologna uitgegroeid tot een redelijk belangrijke stad. Uit deze periode zijn in het stadsbeeld van Bologna geen overblijfselen meer te zien. Daarvoor moet je naar het archeologisch museum van de stad gaan, waar nog wel vrij veel vondsten uit de Romeinse periode te vinden zijn.

Bologna in de middeleeuwen

De grote bloeiperiode kende Bologna in de middeleeuwen. De belangrijkste bezienswaardigheden die je tegenwoordig in de stad aantreft stammen uit die tijd. Zo kun je dankzij de stadsmuren nog goed zien tot waar Bologna zich in de middeleeuwen uitstrekte, staan er nog een aantal prachtige kerken en gebouwen uit die periode en is de oprichting van de Universiteit van Bologna in het jaar 1088 belangrijk geweest voor de ontwikkeling van Bologna als studentenstad.

De meest opvallende gebouwen in Bologna zijn de torens, die wereldwijd bekend staan als de ‘Torens van Bologna’. In de twaalfde en dertiende eeuw domineerden naar schatting een kleine honderd van deze torens het gezicht van Bologna. Het leek wel een soort van

middeleeuws Manhattan. De skyline van de stad was daarmee uniek. De reden waarom er zoveel torens stonden is nooit met honderd procent zekerheid vastgesteld. Over het algemeen overheerst de stelling dat de torens grotendeels privébezit waren van rijke families die zich door middel van deze torens konden verdedigen tegen mogelijke aanvallers. In de loop van de dertiende eeuw is een deel van de vierkante torens gesloopt of ingestort. Een tweede periode waarin er grotere aantallen torens verdwenen was de twintigste eeuw. Vanwege stadsvernieuwingen moesten er een aantal torens verdwijnen. Tegenwoordig zijn er nog ongeveer twintig van deze torens over. De bekendste twee staan naast elkaar en worden dan ook wel ‘de twee torens’ (Le Due Torri) genoemd. Deze scheefstaande Garisenda en Asinelli torens worden nu als symbool van de stad gezien.

Bologna tegenwoordig

Het hedendaagse Bologna is tot ver buiten de voormalige stadsgrenzen uitgedijd. Bologna is levendig en mag zeker op-en-top Italiaans genoemd worden. De universiteit zorgt ervoor dat er veel levendigheid is in de binnenstad en dat er vaak wat te doen is. Het historisch centrum is sfeervol met een aantal kenmerkende elementen die samen ervoor zorgen dat Bologna is wat het is. Zo zijn er de vele gevels die in rode, bruine en oranje tinten uitgevoerd zijn en de straten een warm karakter geven. De straten bestaan uit een mix van brede hoofdstraten, smalle middeleeuwse straatjes en vooral veel rechte straten waarbij het voetverkeer zich door lange overdekte zuilengalerijen verplaatst. Wie Bologna van bovenaf ziet die zal zien dat de vele rode daken ervoor zorgen dat Bologna de bijnaam La Rossa (De Rode) zeker verdient. Je ziet tussen de vele rode daken een aantal van de overgebleven torens en de koepels en daken van basilieken en kerken staan. Wat vooral ook opvalt is dat modernere gebouwen, voor zover die in het historisch centrum staan, nergens opvallend aanwezig zijn. Wolkenkrabbers tref je binnen het oude centrum niet aan en wij verwachten dat die er nooit zullen komen. Hoewel…. als we onze fantasie de loop zouden laten gaan dan zou er opnieuw een cluster van pakweg enkele tientallen torens gebouwd worden om een enorme publiekstrekker te creëren en het middeleeuwse uiterlijk van de stad terug te brengen.

Culinaire hart van Italië

Bologna heeft nog een bijnaam: La Grasse (De Dikke). Dat is een directe verwijzing naar het heerlijke eten en drinken dat je in Bologna aan zult treffen. Bologna wordt algemeen een beetje beschouwd als het culinaire hart van Italië. In de hele streek worden er prachtige streekproducten gemaakt en de koks in Bologna weten deze te verwerken tot heerlijke gerechten. Vaak calorierijk, soms een beetje zwaar door de redelijke hoeveelheden Parmezaanse kaas die erin verwerkt worden maar vrijwel zonder uitzondering smaakvol. Wie van lekker eten en drinken wil genieten die moet hier zijn, in de buik van Italië.

Dat Bologna landinwaarts ligt merk je aan het feit dat het vooral vlees is wat er in de gerechten verwerkt wordt. Een zeer bekend voorbeeld is natuurlijk de Tagliatelle Bolognese. Deze welbekende lintpasta met vleessaus (‘ragu’ zoals ze de saus in Bologna noemen) is tegenwoordig wereldwijd één van de meest gegeten gerechten, hoewel men het buiten Bologna vaak met spaghetti in plaats van tagliatelle serveert. Als je in Bologna uit gaat eten en je wilt lokale gerechten eten, kijk dan wel of je een echt traditioneel restaurant bezoekt. Vaak zie je dat doordat ze de verschillende streekgerechten met symbooltjes aangegeven hebben op de menukaart.

Wat je zeker een keer moet doen is bij een zogenaamde osteria wat snacken. Dit zijn simpele eetgelegenheden waar vooral streekproducten geserveerd worden. Ze worden vooral gebruikt om lekker wat kleins te happen in combinatie met een goed glas wijn of een verfrissend biertje. Wat wij aan zouden willen raden is om een plakje met allerlei vleeswaren en kazen te bestellen. Je vindt osteria’s vooral in de wijk Quadrilatero.

Winkelen in Bologna

Bologna is misschien geen Milaan, maar is zeker een heerlijke winkelstad met een aanbod van winkels dat amper onderdoet voor dat van Milaan. Houd er wel rekening mee dat veel winkels in de middag een paar uur gesloten zijn vanwege de lunch. Grotere ketens doen hier vaak niet aan mee, maar zeker de lokale winkels houden nog van hun middagrust. De meeste winkels openen ergens tussen 9 en 10 uur hun deuren en sluiten ’s avonds rond een uur of acht weer. Veel winkels in het centrum zijn ook op zondag geopend. Belangrijke winkelstraten zijn Via Oberdan, Via Rizzoli, Via Ugo Bassi, een stuk van Via Zamboni en de Via dell’Indipendenza. Voor de luxe merken kun je terecht in de overdekte winkelpassage Galleria Cavour. Wil je

lekkere streekproducten meenemen dan moet je vooral in de Via Pescherie Vecchie. Wedden dat je het niet kunt weerstaan om hier iets lekkers mee te nemen?

VII. VENEZIA, LA SERENISSIMA

In Veneto, het noordoosten van Italië, aan de Adriatische Zee ligt Venezia, een stad ontstaan door samenvoeging van paaldorpen op een aantal eilandjes. Ze heeft nog steeds het uitzicht van twee eilanden, gescheiden door een breed kanaal (Canal Grande). In de 11e – 12e eeuw werd deze stadsrepubliek een wereldmacht dankzij de handel over zee. De contacten met het Oosten uiten zich in de Byzantijnse invloeden in de kunst. Vanaf de 19e eeuw werd Venezia de stad van de romantiek. De zwaarmoedige sfeer om de vergane glorie, reeds eerder gemaskerd achter een roes van feesten zoals het beruchte carnaval, trok vele kunstenaars aan, die de beelden van gondeltochten, hand in hand kuieren en duiven voederen uitdroegen.

A. Piazza di San Marco

trapeziumvormig plein wordt aan beide lange zijden afgezet met de Oude (1496) en de Nieuwe (1584 – 1640) Procuratiën, de ambtswoningen en burelen van de republiek. De poort onder de Oude Procuratiën is de toegang tot de Merceria, dé handelsstraat van de stad. Het uurwerk erboven (1499) geeft tijd, zonnestand, maanfase en datum weer. Op het dakterras slaan twee Moren het uur en op de gevel prijkt het symbool van de stad, de Marcusleeuw. De campanile, oorspronkelijk uit 1392 maar herbouwd in 1902 na een instorting, geeft met zijn 99 m een prachtig uitzicht op de lagune.

1. Basilica di San Marco

Het

De basiliek uit de 11e – 12e eeuw bevat de relikwieën van de evangelist Marcus, die in 829 vanuit Alexandrië onder een lading varkensvlees (onrein voor moslims) hierheen gebracht werden. De Byzantijnse invloed is overduidelijk aanwezig. Het is een kruiskoepelkerk met als grondplan een Grieks kruis en een koepel op de viering. De vier kleinere koepels boven de zijbeuken en het koor geven het geheel een exotische indruk. De voorhal met vijf portalen is versierd met mozaïeken uit de 18e eeuw met uiterst links het uitzicht van de kerk in de 13e eeuw en het transport van de relikwieën van de heilige. De bronzen paarden op het dakterras kwamen in de 13e eeuw als oorlogsbuit uit Byzantium en stonden voordien op de triomfboog van Constantijn te Rome. Binnen overheerst een weelde van mozaïeken in vloeren, op muren en in koepels. Het koor, afgesloten door een ikonostase (omheining met heiligenbeelden) is de bewaarplaats van de Pala d’Oro,of gouden retabel,(altaarstuk) met honderden edelstenen. De golvingen in de vloer getuigen van de werking van de zeebodem.

2. Palazzo Ducale

Naast de basiliek bevindt zich het Dogenpaleis. De doge (Latijn: dux = leider) was het ceremonieel staatshoofd met een frygische muts, het teken van de vrijheid van de stad. Het gebouw ziet er uit als een sprookjespaleis, maar was ook verbonden met een uitgestrekte gevangenis. Het koele en afstandelijke bestuur van Venezia draaide immers op achterdocht, verklikking en geruisloze bestraffing. De weg naar de kerkers verliep via de Ponte dei Sosperi, de brug der zuchten (bij de laatste blik op de vrije wereld).

B. Rialtobuurt

Rialto (van rivo alto = hoge oever) is het hoogst gelegen deel en vandaar een van de eerste bewoonde gebieden en handelsplaatsen van Venezia. Op een van beide oevers van het Canal Grande, dat hier op zijn smalst is en al vrij vroeg overbrugd werd, bevinden zich nog steeds markten: de Erberia (groenten en fruit) en de Pescheria (vis, schaal- en schelpdieren).

1. Canal Grande

Het 4 km lange en 30 tot 70 m brede kanaal loopt dwars door de stad vanaf Piazzale Roma aan het station tot aan Piazza di San Marco, aan weerszijden geflankeerd door prachtige paleizen of koopmanshuizen. Elk jaar op de eerste zondag van september wordt hierop de Regata, een roeiwedstrijd met versierde gondels onder de verschillende stadsdelen gehouden.

2. Ponte Rialto

De oudste en bekendste brug over het Canal Grande werd in steen opgetrokken in 1591, nadat meerdere houten constructies waren ingestort. Ze overspant in één boog (48 m lang en 22 m breed) het water en is tevens een winkelstraat

ITALIA 2023

SICILIA

SICILIA, BONT EILAND

De oude benaming voor Sicilië is Trinacria, het driehoekig eiland, aan drie zijden omgeven door drie verschillende zeeën (Tyrrheense, Ionische en Middellandse Zee). Omwille van zijn strategische ligging heeft het eeuwenlang vreemde overheersingen gekend en er bijhorende culturele invloeden ondergaan. Zo stichtten de Grieken er aan de kusten kolonies, die uitgroeiden tot onafhankelijke stadstaten met tempels en theaters. Onder de Romeinen verschenen in het binnenland uitgestrekte landgoederen met villa’s en in de steden amfitheaters. Byzantijnse en Arabische invloeden met respectievelijk mozaïeken en gestileerde (in vereenvoudigde vorm) decoratie zijn terug te vinden in de romaanse paleizen, kerken en kloosters uit de tijd van de Normandiërs, verkeerdelijk Noormannen genoemd. Van de Spaanse aanwezigheid getuigen tenslotte barokke kerken.

A. PALERMO

In het noordwesten van Sicilië, in een beschutte baai aan de Tyrrheense Zee, ligt Palermo, de hoofdstad van Sicilië. Onder Normandisch bewind werd de stad verfraaid met paleizen, kerken en kloosters.

1.

Palazzo dei Normanni

Dit vroeger Arabisch kasteel (9e eeuw) werd door de Noormannen uitgebreid tot een fort met vier torens (11e eeuw) en nadien omgevormd tot een weelderig paleis (12e eeuw). Tijdens de Spaanse overheersing werden drie torens gesloopt, twee grote binnenplaatsen aangelegd en een massieve voorgevel opgetrokken (16e eeuw). De nog zichtbare Normandische sporen aan de buitenzijde zijn één toren en de blinde spitsbogen van de oude hoofdgevel. Het gebouw is nu de zetel van het Siciliaanse parlement en regering.

Op de eerste verdieping bevindt zich de oorspronkelijk vrijstaande Cappella Palatina van Rogier II, gewijd aan Petrus. De met brons beslagen deuren geven toegang tot een schip met drie beuken,

gescheiden door arabiserende spitsbogen op antieke zuilen en kapitelen en uitlopend op drie apsissen, en verder ook een centrale vierhoek met mozaïekafsluiting en een halfcirkelvormige koepel. De vloer bestaat ook uit mozaïeken en het plafond is van hout, beschilderd met figuren en Arabische opschriften.

De muren zijn beneden met marmer en boven met mozaïeken en Latijnse opschriften bekleed. In de middenbeuk bevinden zich de troon van Rogier II met mozaïekinleg, een Normandische preekstoel en een 4,5 m hoge paaskandelaar, beide in marmer. Het koor is versierd met Byzantijnse mozaïeken en Griekse inscripties, o.a. een Christus Pantocrator (Almachtige) zowel in de koepel als in de middelste apsis.

Op de tweede verdieping zijn de koninklijke vertrekken, waaronder de Zaal van Rogier II De mozaïeken hier bevatten jachttaferelen met wilde dieren tussen gestileerde bomen.

2. Cripta dei Capuccini

Even buiten het eigenlijk centrum van Palermo bevindt zich een kapucijnenklooster met in de crypte een ondergrondse begraafplaats (eind 16e eeuw). Ze werd aangelegd bij gebrek aan een bovengrondse en was oorspronkelijk voorbehouden voor monniken, maar nadien ook bestemd voor niet-geestelijken tegen betaling en als statussymbool. Ruim 8.000 lichamen (mummies of skeletten) in versleten kleren zijn hier tentoongesteld. Hun betrekkelijk goede staat van bewaring is te danken aan het droogproces van 8 maanden, het wassen met azijn, het balsemen en volgens sommigen ook de hier aanwezige zwaveldampen. De gangen zijn ingedeeld volgens categorieën: mannen, vrouwen, kinderen, geestelijken, maagden en “professionals” (beroepen). Tot in de jaren 1920 zijn er bijzettingen gebeurd, waaronder een uitstekend bewaard gebleven tweejarig meisje dat lijkt te slapen.

B. MONREALE

Op een heuvel net boven Palermo ligt het stadje Monreale. Het herbergt twee schitterende meesterwerken uit de Normandische tijd.

1. Duomo

De kathedraal (2e helft 12e eeuw) werd als grafkerk gebouwd in opdracht van Willem II. De voorzijde wordt gevormd door twee zware vierkante torens, waarvan de linker onvoltooid is, een zuilengalerij met drie arcaden (bogen) op Dorische zuilen en een balustrade, en daarboven een muur met breed

spitsbogig venster en vlechtbogen. Het eveneens spitsvorming en o.a. met mozaïekstroken versierd portaal heeft met brons beslagen deuren. Ook aan de linkerzijgevel bevinden zich een zuilengalerij en een portaal met deuren in bronsbeslag. Aan de achterzijde zijn de drie apsissen versierd met in elkaar gevlochten blindbogen op zuiltjes met hoge voetstukken en met veelkleurig inlegwerk. Het interieur is door antieke zuilen en kapitelen en arabiserende spitsbogen ingedeeld in drie beuken met drie apsissen en een vierkante kruisbeuk zonder koepel. De vloer is bedekt met mozaïeken en het plafond is rijkelijk versierd met schilderwerk. De meer dan 6.000 m² mozaïeken met gouden achtergrond tonen scènes uit het Oude (middenbeuk) en Nieuwe (zijbeuken) Testament, Christus Pantocrator en Madonna met Kind (centrale apsis) en Petrus en Paulus (linker- en rechterapsis). In de kruisbeuk bevinden zich de sarcofagen van Willem I en Willem II (rechts) en de grafmonumenten van de vrouw en de twee zonen van Willem I (links).

2. Kloosteromgang

Het bij de dom aanpalende benedictijnenklooster (2e helft 12e eeuw) bevat een grote tuin, omgeven door een prachtige zuilengalerij. Deze wordt gevormd door arabiserende spitsbogen op 228 dubbele zuilen met Byzantijnse mozaïekinleg en kapitelen met romaans beeldhouwwerk. In een hoek van de tuin staat een vierkante omheining met een fontein: een zuil in de vorm van een gestileerde palmboom met een bol van twaalf waterspuwende leeuwenkopjes. Volgens de legende worden vrouwen die hier hun handen wassen tien jaar jonger.

C. CEFALU

Het kuststadje Cefalù verheft zich tussen de Tyrrheense Zee en een opvallende rots in de vorm van een hoofd(deksel), in het Grieks kephalos, waaraan het zijn naam ontleent. Het is grotendeels opgebouwd rond een indrukwekkende kerk uit de Normandische tijd.

De bouw van deze kathedraal, aanvankelijk bedoeld als grafkerk voor de Normandische vorsten, werd begonnen door Rogier II (1e helft 12e eeuw) en verder gezet onder zijn opvolgers Willem I en Willem II (2e helft 12e eeuw), maar het oorspronkelijke werk bleef onvoltooid. De voorzijde bestaat uit twee vierkante hoektorens met enkele en dubbele ramen voor een minder zware indruk, een zuilengalerij met drie spitsbogen en daarboven een muur met een groot raam en in elkaar gevlochten blindbogen. Het portaal is versierd met marmersnijwerk en geflankeerd door muurschilderingen. Het interieur bestaat uit drie beuken, gescheiden door antieke zuilen en bogen. Het sobere hoofdschip is opvallend lager dan het dwarsschip en het koor (tijdens de bouw is men afgeweken van het oorspronkelijk plan). Enkel het koor is bekleed met weliswaar fascinerende mozaïeken: in de apsis Christus Pantocrator, Maria en de aartsengelen en de apostelen, en tegen de muren heiligen en profeten.

D. PIAZZA ARMERINA

In het binnenland van Sicilië bevindt zich midden in het groen één van de belangrijkste Romeinse archeologische sites. Villa Romana del Casale Deze Romeinse herenwoning (eind 3e – begin 4e eeuw) met prachtige vloermozaïeken was zonder twijfel eigendom van een zeer aanzienlijke familie, misschien zelfs die van keizer Maximianus. In de 12e eeuw geraakte ze na een aardverschuiving volledig bedolven en bleef zo uitstekend bewaard. Na de opgravingen in de jaren 1950 zijn er een overkapping en loopbruggen aangebracht ter bescherming van de mozaïeken, ongeveerd 3.500 m² steentjes van ongeveer 1 cm op 1 cm, met mythologische thema’s, jachtscènes en taferelen uit het dagelijks leven.

De villa bestaat uit drie groepen van vertrekken op drie niveaus. Het eerste niveau is dat van de thermen met een ontvangstruimte (een halve ellips met Ionische zuilengalerij), een halfcirkelvormige latrine (toiletgelegenheid), een langgerekte hal met de wagenrennen en de thermen zelf waaronder een lang koudwaterbad met zeewezens en boten. Het centrum van de villa bestaat uit een rechthoekig peristylium met Corintische zuilengalerij en daarrond een reeks vertrekken, zoals een tweede latrine, dienst- en gastenruimtes met o.a. de zaal van de kleine jacht, de langgerekte gang van de grote jacht, een grote aula en privéruimtes, waaronder de voorhal van een slaapkamer met de cycloop Polyphemus en de slaapkamer zelf met een erotische scène, en nog andere ruimtes zoals de zaal van de sportende meisjes in bikini en de zaal van de zanger Orpheus met getemde dieren. Het laatste en hoogste niveau, waarschijnlijk een zomerverblijf, omvat eveneens een peristylium, nu ellipsvormig, met aansluitend vertrekken, waaronder een eetzaal met drie apsissen en met de werken van Hercules , en een waterbekken met aquaduct.

E. SIRACUSA

Syracuse, gelegen in het zuidoosten van Sicilië aan de Ionische Zee, was de belangrijkste Griekse nederzetting. De stad bestaat uit twee delen, het eiland Ortigia en het door twee dammen ermee verbonden vasteland Neopolis met een archeologische site.

1. Parco Archeologico

Het archeologisch park bevat antieke gebouwen uit verschillende periodes. Het uit de rotsen gehouwen Griekse theater (1e helft 5e eeuw v. Chr.) is één van de grootste (139 m doorsnede) uit de oudheid. Onder de Romeinen werd het aangepast met o.a. een groter podium, twee nieuwe toegangen en aan- en afvoerkanalen, waarschijnlijk voor toneel op water. Tweejaarlijks worden hier in de zomermaanden nog steeds toneel-, muziek- en dansvoorstellingen gegeven. Uit de nabijgelegensteengroeven zijn er kunstmatige grotten ontstaan, die ook als gevangenis gebruikt werden. Één daarvan is het Oor van Dionysius (65 m lang en 23 m hoog), zo genoemd omdat de ingang op een menselijk oor lijkt. Volgens de legende kon de tiran Dionysius de gevangenen hier afluisteren dankzij de uitstekende akoestiek in de grot. Van het Altaar van Hiëro II (3e eeuw v. Chr.), een offerplaats met enorme afmetingen (198 m op 23 m), resten enkel de fundamenten. Jaarlijks werden hier ter ere van Zeus 450 stieren geofferd. Het Romeinse amfitheater (3e – 4e eeuw) is één van de grootste (140 m op 119 m aan de buizenzijde, 70 m op 40 m aan de binnnenzijde voor de arena) uit de oudheid. Onder de

stenen zitplaatsen lopen gangen voor de gladiatoren en de wilde dieren naar de arena. De precieze functie van het waterbekken hier is niet duidelijk.

2. Ortigia

Het eiland Ortigia bevat eveneens restanten van een veelzijdig verleden. De Apollotempel (begin 6e eeuw v. Chr.) is de oudste Griekse tempel in Dorische stijl op Sicilië. Hij is van het peripterustype (omringd door zuilengalerij) met binnenin drie beuken. In de loop der eeuwen heeft hij vele aanpassingen ondergaan en achtereenvolgens gediend als Byzantijnse kerk, Arabische moskee en Normandische basiliek en zelfs als Spaanse kazerne. De kathedraal (1e helft 18e eeuw) is gebouwd op de resten van de Athenatempel, zoals blijkt uit de Dorische zuilen, ingebouwd in de muren van de linkerzijbeuk. De mozaïeken dateren uit de Normandische tijd. Het barokke karakter blijkt uit de imposante voorgevel met zware zuilen en krullende decoratieve elementen en de weidse trappen ervoor.

F. TAORMINA

Op de oostkust van Sicilië, aan de voet van de Etna, ligt Taormina, een Griekse nederzetting met een indrukwekkend overblijfsel.

Teatro Greco

Met een diameter van 109 m is dit Griekse theater (3e eeuw v. Chr.) het op één na grootste van Sicilië. De Romeinen hebben het met verbouwingen (2e eeuw), zoals een muur met nissen en Corinthische zuilen met bogen op het podium, aangepast voor hun gladiatorengevechten. Omwille van de uitstekende akoestiek vinden hier nog steeds opvoeringen plaats. Vanuit het theater heeft men een prachtig zicht op de Etna. Met een hoogte van ongeveer 3.350 m is dit de grootste vulkaan in Europa, waarvan de top zelfs in de zomer nog bedekt is met sneeuw. Hij is ook nog actief en heeft door regelmatige uitbarstingen naast de centrale krater nog meerdere zijkraters.

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.