H2O januari 2018

Page 1

1

18 januari 2018 51ste jaargang

Vakblad van Koninklijk Nederlands Waternetwerk

h2owaternetwerk.nl

WATER: HET VERGETEN

VERKIEZINGSTHEMA Joke Cuperus: ‘We zijn te bescheiden’ Instituten storten zich op klimaatadaptatie


KUNSTSTOF DAMWAND, GEMISTE KANS! KIES VOOR HOUT, RED HET WOUD Gaan we ons klimaat nóg verder belasten met het gebruik van kunststof en staal? Of kiezen we voor hout en daarmee voor wereldwijde bosbescherming, beperking van CO2-uitstoot en een duurzame leefomgeving? Hoe meer FSC®-hout we gebruiken, hoe groter het oppervlakte aan bos dat FSC® kan beschermen tegen houtkap voor bijvoorbeeld soja- en palmolie. Uit één perceel van een FSC®-bos worden namelijk maar enkele bomen gekapt, waarna het gehele perceel 30 jaar met rust wordt gelaten. Hoe meer FSC®-hout we gebruiken, hoe meer bos er wereldwijd wordt beschermd. Daar komt een onderzoek van Rijksoverheid* nog bij, dat aantoont dat hout 60 maal duurzamer is dan kunststof. Dus iedere kunststof damwand, een gemiste kans!

KUNSTSTOF

BOSBESCHERMING HERNIEUWBARE GRONDSTOF BEPERKING CO2-UITSTOOT GEZONDHEID, SCHONE LUCHT

HOUT

BOSBESCHERMING HERNIEUWBARE GRONDSTOF BEPERKING CO2-UITSTOOT GEZONDHEID, SCHONE LUCHT

*Onderzoek in opdracht van RVO, zie http://www.fsc.nl/nl-nl/nieuws/id/1716

KIES VOOR HOUT, RED HET WOUD www.fsc.nl

FSC® F000222


3

H2O NR1 JANUARI 2018

Vakblad van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW)

INHOUD 4

10 18 24

NR1-JANUARI 2018

Joke Cuperus, nieuw boegbeeld watertechnologie

Wordt water vergeten bij lokale verkiezingen?

EN VERDER 9. IN THE PICTURE Diederik van Duuren: ‘Elke druppel water nuttig gebruiken’ 14. WATERWERKERS EN AGRESSIE ‘Het went nooit’ 22. HOOGSTANDJE Jansbeek weer bovengronds 26. WATERTECHNIEK • Waternet: Primeur met pilot • Afvalwater + eendenkroos = veevoer • Aqua Vakbeurs: Innovatiestraat, kennissessies en career event 28. IN BEDRIJF GMB: “Bij circulaire economie horen andere kostprijzen en investeringen’ 31. SCRIPTIEPRIJS Jury: ‘We zijn onder de indruk’ 32. LIEKE BRACKEL Differentiatie rioolheffing voor klimaatbestendige stad 34. DAAN POPPEMA Naar een grondiger begrip van vegetatievestiging

Instituten storten zich op klimaat­ adaptatie

Werk in watersector verandert snel

36. WATERWETENSCHAP Waterleiding saneren met pipe cracking 38. H2OWATERNETWERK.NL Overzicht nieuwe vakartikelen 39. WATERNETWERK Cecs, drugs and plastics balls COLOFON Vakblad H2O, H2O-Online, Water Matters en H2O Video zijn uitgaven van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) UITGEVER Monique­­Bekkenutte (KNW) HOOFD­REDACTEUR Bert Westenbrink ­REDACTIE Loes Elshof, Marloes Hooimeijer, Mirjam Jochemsen, Dorine van Kesteren, Charlotte Leenaers, Hans Oerlemans, ­ ­Barbara Schilperoort, Dorien ter Veld, Martien Versteegh van Wijk, Nico van der Wel REDACTIEADRES Koningskade 40, 2596 AA Den Haag, e-mail: r­ edactie@vakbladh2o.nl WEBREDACTIE Berber B ­ijma, Jaap Hoeve, Kees Jan van Kesteren, Hans Klip ­REDACTIERAAD René A ­rninkhof, M ­ atthijs van den Brink, Erwin de Bruin, Henk­ Dekker, ­ ­ Henriëtte van Ekert, Alice Fermont, ­ Roberta Hofman-­ Caris, Joost Icke, Warry M ­ ­ euleman, Johan van Mourik, Jos Peters, Jan Post, Jan Roelsma, Joris Schaap, ­Peter Schipper, Marlies Verhoeven, Marie-José van de Vondervoort, Jason Zondag ­ VORMGEVER Ronald Koopmans BLADMANAGEMENT Monique Bekkenutte ADVERTENTIE/MEDIAVERKOOP: Cross Media Nederland, Bart de Wilde en Nick ­Konings, Nieuwe Haven 133, 3116 AC Schiedam, 010-7421020, e-mail: bart@cross medianederland.com en nick@cross medianederland.com DRUK Senefelder Misset, Doetinchem ABONNEMENTEN Secretariaat@vakbladh2o.nl


4

JOKE CUPERUS, NIEUWE VOORZITTER TOPCONSORTIUM:

‘ WATERTECHNOLOGIESECTOR IS TE BESCHEIDEN’ Tekst Marloes Hooimeijer | Fotografie Marcel Molle

Voor het Topconsortium Kennis en Innovatie Watertechnologie valt nog veel winst te behalen, zegt de nieuwe voorzitter Joke Cuperus. Het TKI moet zich dan wel wat minder bescheiden opstellen. En meer ‘businesslike’ opereren. Zo kan het een volwaardig zusje worden van het TKI Deltatechnologie, dat hierin het goede voorbeeld geeft.

“I

k zit nog in de verkennende fase”, zegt PWN-directeur Joke Cuperus over haar recente benoeming als voorzitter van het Topconsortium Kennis en Innovatie (TKI) Watertechnologie (zie kader). Ze heeft haar eerste vergadering van het TKI inmiddels achter de rug en wil er ‘blanco’ ingaan. “Halverwege de vergadering kreeg ik het voorzittersstokje overgedragen door Roelof Kruize, directeur Waternet. Als ik ergens aan begin, wil ik het liefst niets horen. Ik wil met eigen ogen kijken, vragen stellen en ontdekken wat mijn verwonderpunten zijn. En die misschien weer net een tikkie anders aanpakken dan mijn voorganger.”

Hoe bent u eigenlijk in deze voorzittersfunctie terechtgekomen? “Ik ben ervoor gevraagd door het TKI-bestuur. Dat is altijd leuk natuurlijk. Het had te maken met mijn brede achtergrond in water, bij PWN en daarvoor als directeur bij Rijkswaterstaat Oost-Nederland en Stadsbeheer Groningen. En ook met het feit dat wij met PWN Technologies (de private dochter van PWN – red.) als een van de weinige drinkwaterbedrijven al >


I

INTERVIEW

‘ Elke euro overheidsgeld die we investeren in de ruimte van Nederland (60 miljard per jaar), moet bijdragen aan duurzaamheid’

Karin Sluis en Annemieke Nijhof staan beiden alweer wat jaren aan het roer van respectievelijk advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos en Tauw. Er is veel wat hen bindt. Waarvan een duurzamere wereld, en hun verantwoordelijkheid als bureau daarin, een heel belangrijke is. Maar ze hebben ook zo hun ideeën over leiderschap en watervrouwen.

‘ Waterschappen en drinkwaterbedrijven doen nog te weinig samen’

NR1-JANUARI 2018

5


6

‘Ik ben heel erg gecharmeerd van crosssectorale samenwerking met andere topsectoren’

z­ uiveringstechnologie internationaal weten te vermarkten. Onze membraantechnologie CeraMac vindt inmiddels haar weg naar Singapore, Engeland en Zwitserland. Ik heb in mijn diverse functies ook al regelmatig met kennisinstituten als Deltares en universiteiten te maken gehad. Dus die wereld is voor mij niet wezensvreemd. Ik heb geen seconde getwijfeld, vind het leuk om weer bestuurlijk aan de knoppen te kunnen draaien.”

‘ Het kennis­ instituut moet wat zakelijker en pragmatischer leren kijken’

Waar wilt u het accent leggen? “De watertechnologiesector heeft een duidelijker profiel gekregen in het buitenland, maar het kan nog beter. Het TKI Watertechnologie heeft zich tot nu nog te bescheiden opgesteld. Het is van belang dat we onze sector meer voor het voetlicht gaan brengen. Zoals ons broertje Deltatechnologie dat al doet. Wat we in Nederland doen is zijn internationale ­visitekaartje, wat grote baggeraars in staat stelt ook in het buitenland heroïsche dingen neer te zetten, zoals de opgespoten eilanden voor de kust van Dubai. Ik vind dat we meer een volwaardig zusje van het TKI Deltatechnologie moeten worden. Zodat je een gezamenlijk pakket aanbiedt naar buiten, zeker ook internationaal. Want we zijn óók hartstikke goed in watertechnologie en moeten beter laten zien dat Nederland daar verstand van heeft. Rond het mondiale probleem van verzilting bijvoorbeeld, kunnen we een rol van betekenis spelen. Droge landen als Saoedi-Arabië worstelen daar enorm mee. Als ik op een internationaal congres ben, gaat het alleen maar daarover. Coastar, een project van onder meer Allied Waters, is natuurlijk al een prachtig visitekaartje. Daarin wordt gekeken naar ondergrondse technieken als zoetwaterberging om verzilting het hoofd te bieden. We doen ook al mooie dingen op het gebied van zuiveringstechnologie, aqua minerals en hergebruik van slib.” U zei bij uw benoeming u te willen richten op samenwerking en innovatie. Er wordt toch al hartstikke veel geïnnoveerd? “Dat klopt, maar nu zijn bijvoorbeeld die ontziltingstechnieken nog onbetaalbaar om ze breed toe te kunnen passen. Het gaat me erom dit soort innovaties een slag verder te brengen. Om te kijken of kiemen van ontwikkeling kansrijk genoeg zijn om door te ontwikkelen. Zo niet, dan moet je ze afschieten. Het zou mooi zijn als je als TKI-projecten kunt g ­ enereren en honoreren waarvan niet alleen nut en noodzaak duidelijk zijn, maar die ook meer expo­ sure geven, zodat je ze vervolgens internationaal kunt vermarkten. Ik merk binnen het TKI dat er wel behoefte is aan wat meer verzakelijking, meer businesslike te opereren.


INTERVIEW Het staat ook in de Kennis- en Innovatieagenda van het TKI. Dat lijkt me goed: je wilt niet alleen gezellig wat onderzoek doen, maar er ook wat van terug zien. Anders hoef je ook geen topsector te heten. We moeten zoeken naar win-wins waar de hele waterketen wat aan heeft. Nu doen waterschappen en drinkwaterbedrijven nog te weinig samen. Tegelijkertijd groeit bij beide partijen wel het besef dat ze samen in hetzelfde proces zitten. Zelf ontvingen we laatst samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de Waterinnovatieprijs voor ons project ‘Ge(o)zond Water’, waarin we met geavanceerde drinkwaterzuiveringstechnologie al bij de rioolwaterzuivering microverontreinigingen als medicijnresten uit het effluent halen. Ik verwacht dat dit soort samenwerkingen steeds vanzelfsprekender gaat worden. Een belangrijk accent is ook om het mkb te helpen de mooie innovaties die het in huis heeft te lanceren, want het blijft een puzzel om goede ideeën uit het bedrijfsleven te koppelen aan launching customers. Wat is er nou mooier dan om hun technologie binnen TKI-projecten te launchen en ze zo ook internationaal een steuntje in de rug te geven. Mkb-bedrijven zijn vaak te klein om hun oplossingen zelfstandig op grotere schaal te vermarkten. Er zijn zo veel mooie voorbeelden, zoals de slibverdikker van DMT, waardoor slib efficiënter verwerkt kan worden, of de online bacteriemonitor van Microlan, die dient als early warning system. Advies- en ingenieursbureaus als Royal HaskoningDHV hebben internationaal al hun ingangen en met partners als NWP, Water Alliance en Envaqua gaan we er werk van maken de sector watertechnologie internationaal meer op de kaart te zetten. Verder staat de wereld om ons heen niet stil. We moeten ons continu aanpassen, ook als watertechnologen. Nieuwe uitdagingen zoals de energietransitie en de circulaire economie roepen om samenwerking en innovatieve oplossingen.”

‘De watertechnologiesector moeten zich meer richten op de ontwikkeling van businesscases’ ‘Van kennis en kunde naar kassa’ en een verdubbeling van de toegevoegde waarde in 2020, zo luidt het streven in de Kennis- en Innovatieagenda. Wat is de toegevoegde waarde? “In 2002 schatte BBO/Grontmij die toegevoegde waarde van de watertechnologiesector ­tussen 3,9 en 4,6 miljard euro. Dat onderzoek van BBO/Grontmij wordt momenteel herhaald en begin 2018 verwachten ze de uitkomsten. Ik ben benieuwd. De watertechnologiesector is nu redelijk technisch gedreven; we moeten ons meer richten op de ontwikkeling van businesscases. De technische inhoudsmensen en de commerciële partijen spreken niet altijd elkaars taal. Ik vind het een rol van ons als bestuur om te kijken hoe we die talen beter kunnen verbinden. Om zo’n mkb-bedrijf te koppelen aan dat kennisinstituut, dat dan ook wat zakelijker en pragmatischer moet leren kijken. Het is belangrijk om tempo te maken en om af en toe al wat laaghangend fruit te laten zien. Dat doe je ook door innovaties met verdienvermogen te versterken, zoals goed exporteerbare hightechinnovaties als smart-data-analyse, sensoring en het slimme riool met detectiesystemen.” Het is toch best lastig vooraf te bepalen welke innovatie potentie heeft en het waard is om in te investeren als topsector? “Op het moment dat we twijfelen of iets echt kansen heeft of alleen maar voor een kleine niche potentie heeft, moet je meer expertise invliegen om dat te kunnen beoordelen. Misschien iemand van VNO-NCW of iemand met een bedrijfskundige bril. Misschien moeten we ook wel al met investeerders als banken om tafel om na de gesubsidieerde projectfase een vervolg aan de innovaties te kunnen geven. Je moet verder doorkijken, daarom is een > NR1-JANUARI 2018

TKI WATERTECHNOLOGIE Het TKI ­Watertechnologie (een van de drie TKI’s van de Topsector Water & Maritiem – naast het TKI Delta­technologie en het TKI Maritiem) heeft als doel om kennisontwikkeling en innovatie op het gebied van watertechnologie te bevorderen. Het richt zich ­specifiek op de innovatiethema’s resource efficiency, smart water systems en sustainable cities. Met o ­ verheidssubsidie (TKI-toeslag) voert het daartoe publiek-private onderzoeksprojecten uit. Onderzoeksorganisaties als Wetsus, Deltares en KWR zijn penvoerder van deze projecten, waarin wordt samengewerkt met drinkwaterbedrijven, waterschappen, advies- en ingenieursbureaus en mkb-bedrijven in milieuen watertechnologie.

7


8

INTERVIEW

‘Het is toch veel mooier om met elkaar nog meer te genereren, driedubbel winst in te boeken, dan in je uppie trots te zijn’

JOKE CUPERUS Joke Cuperus (1955) is sinds eind 2015 directeur van drinkwaterbedrijf PWN en werd afgelopen november benoemd tot voorzitter van het Topconsortium Kennis en Innovatie Watertechnologie. Voor PWN werkte ze zes jaar bij Rijkswaterstaat als hoofdingenieur-directeur Oost-Nederland, de laatste twee jaar gecombineerd met de functie van hoofdingenieur-directeur Ruimte voor de Rivier. Cuperus’ eerste kennismaking met de waterwereld was als directeur Stadsbeheer bij de gemeente Groningen (2003-2009). Daarvoor werkte ze lange tijd bij de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze zelf in de jaren zeventig rechten studeerde, onder meer als studentendecaan, hoofd centrale studentenadministratie en directeur Arbo- en Milieudienst.

businessbenadering ook zo belangrijk. Maar eerst wil ik zelf eens zien wat er zoal binnenkomt aan projectvoorstellen en wat ik daarvan vind.”

U wilt daarbij ook breder kijken dan de watertechnologiesector sec? “Precies. Ik ben heel erg gecharmeerd van cross-sectorale samenwerking met andere topsectoren. De sectoren zijn te veel op zichzelf gericht, terwijl je meer exposure krijgt als je cross-sectorale verbanden opzoekt. Daar ga ik naar streven. Met de tuinbouw bijvoorbeeld. We zijn als TKI al een samenwerking gestart met de topsector Tuinbouw, gericht op een circulaire watervoorziening. Dát vind ik nou leuke projecten en daar wil ik er meer van zien. Of kijk naar de energietransitie, dan denken mensen aan de rol van energiebedrijven maar niet aan w ­ aterbedrijven. Terwijl wij thermische energie, warmte en koude, uit onze drinkwaterleidingen kunnen winnen. Als je zo’n idee uitbouwt, dan doe je iets in de energiesector én iets in die watertechnologiesector. Het lijkt voor de hand te liggen, maar eigenlijk is het best lastig door de verkokering binnen die sectoren. Dat vind ik een leuke opgave: om het TKI uit te dagen wat creatiever te kijken, zodat meerdere sectoren samen kunnen schitteren.” Hoe wilt u dat bereiken? “Het begint bij de pijplijn. Door de programmaraad met vertegenwoordigers van de onderzoeksorganisaties, die het bestuur adviseert over projecten die we als TKI op de streep zouden moeten zetten, uit te dagen meer met die cross-sectorale bril te gaan kijken. We kunnen cross-­ sectorale samenwerking ook opnemen als randvoorwaarde. Binnenkort ga ik in gesprek met de programmaraad, en dan wil ik ook wel horen waar zij nou precies op toetsen.” Het kabinet Rutte III zal zich ten aanzien van het top­ sectorenbeleid richten op de maatschappelijke thema’s als water. Dat klinkt positief. “Tegelijkertijd benadrukt ook hij meerwaarde te willen zien op die cross-sectorale samenwerking tussen de ­topsectoren. Te meer reden daar werk van te maken. Het kabinet heeft extra middelen, 400 miljoen euro, aangekondigd voor fundamenteel en toegepast onderzoek. Wij willen natuurlijk proberen daar wat trekkingsrechten te behalen, zodat we van meerdere puntjes uit die taart kunnen meeeten. We hebben allemaal met dezelfde thema’s te maken, zoals duurzaamheid, of je nou landbouwer, drinkwater­ bedrijf of duurzaam recycler bent. Het is toch veel mooier om met elkaar nog meer te genereren, driedubbel winst in te boeken, dan in je uppie trots te zijn?” |


9

Diederik van Duuren (26) Adviseur strategie en innovatie bij WML Locatie: Superlocal, een innovatief transformatieproject in Kerkrade

IN THE PICTURE

Tekst Barbara Schilperoort

‘Elke druppel water nuttig gebruiken’ WIE Als jongetje woonde hij met zijn ouders in de Egyptische woestijn. Daar werkte zijn vader aan een bebossings­ project. “Dan komt het water op een gegeven moment vanzelf.” Later verhuisde het gezin naar een huis bovenop de dijk bij Kessel in Limburg. “Bij hoog water stond de Maas tot aan de ingang van onze tuin. Verderop trad de rivier buiten zijn oevers.” Zijn ouders wonen in een demontabele, zelfgebouwde en zelfvoorzienende woning. Soms ontkoppelen ze de houten modules om ze weer op een andere plek op te bouwen. Zo raakte hij van jongs af aan vertrouwd met ­water en met ‘duur’zaam (met een knipoog naar zijn naam). Hij combineerde Sustainability en Future Planet Studies met Planologie, studeerde meermaals cum laude af en werkt sinds dit jaar bij het Limburgse drinkwater­ bedrijf WML, waar hij eerder stage liep.

WAAR Het project Superlocal omvat het vervangen van 300 flatwoningen tot 125 nieuwe sociale huurappartementen in de krimpregio Parkstad Zuid-Limburg. Veel materialen worden hergebruikt. Superlocal wil ook een zelfvoorzienende watervoorziening realiseren. Daarom neemt Diederik van Duuren namens WML deel aan het overleg met onder andere woningcorporatie HEEMwonen en de gemeente Kerkrade. “Hoofddoel is vasthouden en nuttig gebruiken van elke druppel water. Om in extreem natte periodes de hoge beNR1-JANUARI 2018

lasting op het riool af te vangen en in extreem droge tijden de centrale drinkwaterpiek te reduceren. Er is een grote buffer, een waterplein dient als extra opvangcapaciteit, er zijn infiltratievijvers. Van regenwater maken we ter plekke drinkwater. Grijs water wordt gezuiverd en hergebruikt voor de gemeenschappelijke wasserettes en auto-wasstraten. Zwart water wordt vergist tot biomassa. Bewoners zijn mee-verantwoordelijk voor het schoonhouden van de parken en woonomgeving die de bron zijn voor hun eigen drinkwatervoorziening. Dat wordt spannend. Want wij blijven eindverantwoordelijk voor de kwaliteit daarvan!”

DROOM Dé maatregel voor klimaatadaptatie of dé oplossing van het energievraagstuk bestaat niet. “We moeten water- en energiesystemen slim met elkaar verbinden. Zo moet een buffer leeg zijn als een hoosbui op komst is en vol als je de tuin wil sproeien.” Aan het ontwikkelen van zulke slimme systemen wil hij graag meewerken. Verder wordt hij “getriggerd door de complexiteit van watergovernance en watermanagement in ontwikkelingslanden. Ooit hoop ik in die delen van de wereld te kunnen meewerken aan het verbeteren van de drinkwatervoorziening voor íedereen.” Én hij droomt ervan om samen met zijn verloofde eigenhandig een zelfvoorzienend huis te bouwen, bovenop een Limburgse heuvel. 2018 wordt een mooi, nieuw jaar. “Er is genoeg te doen!”


10

OP CAMPAGNE VOOR GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN

WATER: HET VERGETEN

VERKIEZINGSTHEMA De gemeenteraadsverkiezingen komen eraan: op 21 maart 2018 liggen de rode potloden en stembiljetten klaar. Waar het ook over gaat in de verkiezingsstrijd, ‘water’ lijkt tot nu toe een vergeten thema. En dat terwijl gemeenten serieus met stresstesten en actieplannen aan de slag moeten om het hoofd te bieden aan hitte, droogte en stortbuien die we nog nooit hebben meegemaakt. Tekst Corien Lambregtse Illustratie Ronald Koopmans / iStockphoto

A


A

N

ACHTERGROND

‘De urgentie lijkt nog niet helemaal doorgedrongen, maar dat gaat zeker veranderen’

iemand zal er de komende jaren aan ontkomen: de klimaatverandering zet door. We krijgen met extremer weer te maken. Meer hitte, meer droogte, maar ook meer regen, in een vorm die we nog niet kennen. Op dit moment vinden we buien waarbij in een uur 40 tot 60 mm naar beneden komt al fors. Maar volgens deskundigen moeten we voor de toekomst rekening houden met hoosbuien vanaf 90 mm per uur. En dat betekent dus overlast. Straten en kelders lopen onder. Om ernstige problemen vanwege een tekort of juist een teveel aan water te voorkomen, zijn lokaal maatregelen nodig. Daar ligt een belangrijke taak voor gemeenten, in samenwerking met bewoners, bedrijven en waterschappen. Want uiteindelijk moet de wateroverlast vooral lokaal worden opgelost. Het is dus geen vreemde gedachte dat water in de gemeenteraadsverkiezingen een belangrijke rol zou moeten spelen. MEER AANDACHT Bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten staat water al lang op de agenda. De specia­ le subcommissie water, onderdeel van de commissie ruimte en wonen, houdt zich bezig met alle water-gerelateerde vraagstukken, zoals waterkwaliteit, waterveiligheid en water en ruimtelijke ordening. Ina Adema, sinds 2016 burgemeester van Lelystad, is er de voorzitter van. Volgens haar heeft water de laatste jaren al veel meer aandacht gekregen. “Toen ik in 1999 als raadslid begon, ging het er bijna nooit over, maar inmiddels is dat anders. Want hittestress en wateroverlast zijn dingen die burgers direct raken.” Dat water in de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen niet echt een thema is, vindt Adema niet verwonderlijk. “Mensen maken zich zorgen over thema’s als veiligheid en zorg. Daar gaat het in het politieke debat ook meestal over. Water is van een andere orde; dat is voor niemand een discussiepunt. Als het over waterveiligheid of wateroverlast gaat, is iedereen het over het algemeen met elkaar eens. Mensen mogen ervanuit gaan dat water goed wordt geregeld. Daar betalen ze ook voor, bijvoorbeeld in de vorm van rioolbelasting.” GOED MIS Bert Middel, sinds 2012 dijkgraaf van waterschap Noorderzijlvest en daarvoor onder meer Tweede Kamerlid, Eerste Kamerlid en burgemeester, voorspelt dat water de komende jaren meer urgentie gaat krijgen. “Bij sommige gemeenten en politieke partijen lijkt die urgentie nog niet helemaal doorgedrongen, maar dat gaat de komende jaren zeker veranderen. Al was het maar omdat het een keer goed mis gaat. We krijgen op korte termijn met hevige stortbuien en hittestress te maken. Om de gevolgen hiervan aan te kunnen, is een brede samenwerking tussen overheden en met bedrijven en burgers noodzakelijk.” Hij begrijpt op zich wel dat water geen groot verkiezingsthema is. “Droge voeten wil ieder­ een en een goede riolering ook.” Maar als het gaat om waterbeheer in combinatie met gebiedsontwikkeling en natuurontwikkeling zijn er volgens hem wel degelijk verschillen tussen partijen. “De ene partij zoekt de oplossing meer in het water, de ander meer op >

NR1-JANUARI 2018

11


12

‘Water geen thema? Ik vind dat een groot goed’ Ina Adema

Bert Middel

Hugo Gastkemper

het land, in de vorm van gebieds- of natuurontwikkeling. Daar zou het in verkiezingsprogramma’s best meer over kunnen gaan. Voor de kiezer valt er heus wat te kiezen.” PORTEFEUILLEVERDELING Middel verwacht dat water bij de portefeuilleverdeling in colleges in ieder geval meer aandacht zal krijgen. “De strijd ging altijd over wie portefeuilles als volkshuisvesting, welzijn, stadvernieuwing en onderwijs in handen kreeg. Water wordt nu ook zo’n speerpunt. Er moeten belangrijke keuzes worden gemaakt als het gaat om de inrichting van de ruimte.” Gemeenten hoeven het overigens niet alleen te doen, zegt hij erbij. “Waterschappen, het Rijk, de provincie en de gemeente hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid op het gebied van water. Maar om het watervraagstuk op te lossen, moeten we samenwerken. Dat gaat gelukkig heel goed. Nee, ik merk niets van een competentiestrijd. Een voorbeeld: wij hebben als waterschap samen met de provincie Drenthe een groot waterbergingsbied gerealiseerd ten zuidwesten van de stad Groningen. De Onlanden is een gebied van bijna 2.000 hectare, met ruimte voor water, natuur en recreatie. Een aanwinst voor Drenthe, maar ook een mooie oplossing om in Groningen droge voeten te houden.” Volgens hem vraagt het watervraagstuk naast bestuurlijk lef ook creativiteit. “We moeten op zoek naar oplossingen waarin we natuur, waterberging en recreatie combineren.” SCHADE TEGENGAAN Hugo Gastkemper kijkt als directeur Stichting Rioned met enige afstand naar de verkiezingen. “Of ik het vreemd vind dat water geen kernthema is bij de verkiezingen? Eerlijk gezegd vind ik dat een groot goed. Kennelijk is het een onderwerp waarover geen verschil van mening bestaat. Neem de rioolheffing: iedereen begrijpt het belang van een goed rioleringsstelsel en dat je daarvoor moet betalen via de rioolheffing.” Hij vergelijkt het thema water bij de gemeenteraads­ verkiezingen met het thema energie bij de Tweede Kamer­ verkiezingen. “Afgelopen maart was energie ook geen thema. Er waren mensen die dat verontrustend vonden, ik vond het juist een geruststelling. Want daardoor wist ik dat het onderwerp terug zou komen in het regeerakkoord. Het was gewoon geen strijdpunt om je als partij mee te profi­ leren, want elke partij, op een enkele uitzondering na, vindt

energie belangrijk. En zo is het ook met water.” Des te belangrijker vindt hij dat het thema water na de verkiezingen in de collegeprogramma’s wordt opgenomen. “We krijgen te maken met buien die we nog nooit hebben meegemaakt. De vraag is: hoe anticiperen we daarop? Welke schade en hoeveel overlast vinden we aanvaardbaar? Water op straat is hinderlijk, maar ook een deel van de oplossing. Het wordt een probleem als water de gebouwen instroomt. Als bewoners en bedrijven daarover gaan klagen, zullen raadsleden uit zichzelf in actie komen en bedenken wat er nodig is om schade door regenwater, hitte en bodemdaling tegen te gaan.” STRESSTESTEN Burgemeester Adema is het met Gastkemper eens. “Water hoeft geen kernthema te worden in de verkiezingsstrijd. Als er straks in de coalitieakkoorden inderdaad maar teksten over water komen. Bijvoorbeeld over stedelijk water, de waterketen, klimaatadaptatie en de stresstest die in het kader van het deltaprogramma ruimtelijke adaptatie door gemeenten moet worden uitgevoerd.” De stresstest is een nulmeting die aangeeft hoe een gemeente er voor staat als zich een extreme situatie voordoet. Adema: “De test gaat over vragen als: kan het water goed weg? Zijn de riolen op orde? Wat zijn de risico’s op overstromingen en hitteproblematiek? In een grote stad kan het op hete dagen wel acht graden warmer zijn dan op het platteland, doordat er weinig groen en water is.” In ongeveer de helft van alle gemeenten is de stresstest al uitgevoerd. Gastkemper ziet het als een manier om te zien wat er op perceelsniveau gebeurt als er een flink extreme situatie optreedt. “En zo’n test helpt ook enorm om het bewustzijn over het watervraagstuk te vergroten.” ACTIEPLANNEN Na de stresstest moet elke gemeente een actieplan maken. Adema: “Gemeenten moeten dus beslissen welke maatregelen nodig zijn om bijvoorbeeld hitte tegen te gaan en om bij een mega-hoosbui het water op te vangen of af te voeren. Wellicht kunnen er verschillende scenario’s worden opgesteld en moet het debat daarover gaan.” Het is volgens haar geen optie om de riolering uit te breiden en te verbreden zodat die alle water opvangt en afvoert. “Dat zou een heel dure oplossing zijn. Een deel van het probleem kunnen we oplossen door beter om te gaan met de bovengrond. Als iedereen tegels in de tuin legt,


ACHTERGROND in plaats van gras en bloemperken, kan het water niet meer in de ondergrond zakken. Hoe meer steen en asfalt, hoe minder water wordt opgevangen en vastgehouden. Op dat punt is er een kanteling in het denken nodig. Burgers moeten zich ervan bewust worden dat zij zelf ook iets kunnen doen om wateroverlast tegen te gaan. Maar wat dat precies is, moet per gemeente worden bekeken.” Het is volgens haar onmogelijk om een landelijk of provinciaal format te bedenken. “Elke gemeente moet voor zichzelf bekijken wat nodig is. Hier in Lelystad zitten we 4,5 meter onder NAP. Inwoners van onze stad zijn zich er van bewust hoe belangrijk het is dat de dijken ons droog houden. Wij moeten onderzoeken wat er gebeurt in het ­geval de dijken niet sterk genoeg zijn om ons te beschermen tegen een storm of vloed die eens in de duizend of tienduizend jaar voorkomt. Kunnen mensen dan op tijd weg? Wat doen we met mensen die niet mobiel zijn? ­Moeten we het noodstroomaggregaat van het ziekenhuis op een hogere verdieping plaatsen en niet in de kelder? Wateroverlast door hoosbuien is bij ons minder aan de orde, omdat er zoveel groen en water is waar het regen­ water heen kan. Maar in Brabant ligt dat vaak anders. Daar zal de stresstest dus tot andere acties en maatregelen leiden.” AFVOEREN EN BERGEN “Mijn advies aan gemeenten is: afvoeren waar mogelijk, bergen waar nodig”, zeg Gastkemper. “Er zijn maatregelen nodig om ons aan te passen aan de klimaatverandering. Leg drempels aan voor kelders en souterrains en zorg voor voldoende laagtes op straat, in het openbaar groen, particuliere tuinen en op terreinen van bedrijven, waar tijdelijk water kan worden opgeslagen. En zorg ervoor dat het peil waarop wordt gebouwd, hoog genoeg is. Dat laatste is echt een zorgpunt: er wordt vaak te weinig opgehoogd. Kennelijk willen we graag in laaggelegen gebieden wonen, maar laten we dan in ieder geval bewust omgaan met de risico’s, zodat er niet meteen bij een fikse regenbui problemen ontstaan.” Net als Adema vindt hij het zeer ondoelmatig om infrastructuur aan te leggen om de grootste piek op te kunnen vangen. “Het is onbetaalbaar om alle rioleringen te vergroten. De kosten moeten tegen de baten opwegen en dat betekent dat we een bepaalde restschade moeten accepteren. We leggen toch ook geen snelwegen met zes rijstroken naar de kust aan om te voorkomen dat op de eerste mooie zondag van het jaar files naar de kust ontstaan.” “Elke gemeente moet hier op basis van de uitkomsten van de stresstest over nadenken. Wat vinden we acceptabel en wat niet, welke maatregelen zijn nodig en wie gaat ze NR1-JANUARI 2018

‘NIEUWE, VERRASSENDE COALITIES’ Het Koninklijk Neder­ lands Waterwerk (KNW) is afgelopen najaar een campagne begonnen om water breder op de agenda te krijgen, te beginnen bij de komende gemeenteraadsverkiezingen. De campagne richt zich niet alleen op professionals in de watersector, maar ook op professionals in domeinen die raakvlakken hebben met water, zoals landbouw, en met gemeenteraadsleden. Daarnaast wil de campagne ook gewone burgers bereiken. Monique Bekkenutte en Eelco Koolhaas zijn vanuit KNW de trekkers van de campagne. Koolhaas: “Wij willen van water een winnend campagnethema maken om daarmee het maatschappelijk draagvlak voor maatregelen te versterken. Er zijn de komende jaren forse maatregelen nodig om het watervraagstuk op te lossen. Die gaan wat kosten. Daar is een breed draagvlak voor nodig. Wij bouwen een brede community op van mensen die we bij water betrekken. Van dijkgraven tot wethouders en van oud-ministers tot gewone burgers.” Ook wordt er gewerkt aan een campagnehandboek voor water dat voor de gemeenteraadsverkiezingen en ­volgende verkiezingen kan worden ingezet. Daarmee wil KNW de maatschappelijke waarde van water breed uitdragen. Koolhaas: “Iedere waterprofessional die meedoet wordt gevraagd de rol te spelen van ‘campagnestrateeg’: hoe versterk je de politieke dimensie van water? Onze opzet is geslaagd als er nieuwe, verrassende coalities ontstaan.”

uitvoeren: gemeenten, waterschappen, woningeigenaren of bedrijfsleven. Ga daarover met burgers in gesprek en beslis vervolgens als gemeenteraad welke maatregelen nodig zijn en hoeveel collectieve midden worden ingezet om de grootste risico’s aan te pakken. In 2020 moeten alle gemeenten een maatregelenprogramma hebben opgesteld. Daar zullen ze dan tot 2050 wel zoet mee zijn, want ze zullen die aanpak ook willen intensiveren op basis van de werkelijke klimaatverandering.” Het allerbelangrijkste in zijn ogen zijn maatregelen die ervoor zorgen dat het klimaat zo min mogelijk verandert. “We moeten dus vooral werk maken van de transitie naar duurzame energie en van energiebesparing, bijvoorbeeld door woningen te isoleren. Dat zijn nog grotere opgaven.” |

13


A

14

OOK WATERWERKERS ERVAREN AGRESSIE TIJDENS HET WERK

‘HET WENT NOOIT’ Iemand die een deuk in je auto schopt, je achterna zit door de straat, je bedreigt, je klem zet in een lift of voor een deur. Ook waterwerkers ervaren geregeld agressie tijdens het werk. Wat doet dat met de mensen die het meemaken?


A

ACHTERGROND

‘Het kan gebeuren dat een klant ontploft zodra hij een bedrijfsauto van het waterschap ziet voorrijden’

E

Tekst Barbara Schilperoort | Beeld iStockphoto, e.a.

en grijze winterse dag, sneeuwresten kleuren de weilanden wit, zwermen vogels bevolken de oevers. De IJssel is breed in deze tijd van het jaar. Nog even en de bomen langs de kant staan in het water. “Dan verplaatsen we de tonnen die een veilige vaarroute markeren,” vertellen Richard en Johan. Het verzetten van die bakens bij vallend en stijgend water is één van hun taken als ‘mobiel verkeersleider’ bij Rijkswaterstaat. Hun boot is hun werkplek en de rivier en de wijde (water)omgeving hun werkgebied. Handhaving is een ander onderdeel van hun werk. “Er valt veel te controleren want de regeldruk binnen de beroepsvaart is groot. Afhankelijk van de afmetingen van een schip moet een bepaald aantal bemanningsleden aanwezig zijn. De schipper moet een vaarbewijs hebben, mag zijn schip niet te zwaar beladen, moet een hele boekhouding bijhouden, ook over zijn vaar- en rusttijden.” Schippers zijn verplicht om de mannen aan boord te laten en controles te laten uitvoeren. Door de marifoon kondigen ze hun komst aan. Dan manoeuvreert hun gezagvoerder de boot langszij en stappen ze varend over. Niet altijd is alles in orde. De boetes bedragen al snel enkele honderden euro’s of meer. “Je komt aan de portemonnee van mensen, dan kunnen de emoties hoog oplopen.” UITZONDERINGSSITUATIE “Vergeleken met andere rivieren is de IJssel maar een slootje,” vervolgt Johan. “Bochtig en lastig te bevaren voor grotere schepen. Dan gaat wel eens iets mis. Zoals die keer dat een schipper te snel voer, de wal raakte en een brug beschadigde. Op dat moment was ik alleen met de gezagvoerder aan het werk. Uit veiligheidsoverwegingen stappen we eigenlijk alleen over op een ander schip als we met zijn tweeën zijn. Maar dit was een ­uitzonderingssituatie, dus ging ik in mijn eentje toch aan boord. De schipper gedroeg zich zo agressief dat ik snel weer wegging. Daarna heb ik politie ingeschakeld die hem vervolgens heeft aangehouden en beboet.” In een ander geval gingen ze samen aan boord. “Omdat een ponton naast het schip lag, moest er eigenlijk een extra bemanningslid aanwezig zijn. Dat was niet het geval, zodat de schipper niet verder mocht varen. Daarvoor moeten we via de Inspectie Leefomgeving en Transport een bevel aanvragen. Het duurde een tijdje voordat dat binnenkwam. De spanning liep zozeer op dat de schipper ons beiden vastgreep en tegelijkertijd door de deur van zijn stuurhut naar buiten wilde duwen. Dat lukte niet, maar wij zijn wel van boord gegaan, hebben de politie ingeschakeld en een aanklacht ingediend. Tijdens een rechtszaak werd de schipper schuldig bevonden maar kreeg geen straf of boete. Dat zou betekenen dat men ons en onze collega’s voortaan straffeloos kon aanvallen!” Daar lagen ze pas echt wakker van. Meer dan door de agressieve reactie zelf. Daarom zijn zij, gesteund door hun leiding­ gevenden, in hoger beroep gegaan. De schipper is toen wel beboet. > NR1-JANUARI 2018

TWINTIG PROCENT VOELT ZICH BEDREIGD 55 procent van de waterwegbeheerders werd in 2016 een of meerdere keren agressief bejegend tijdens het werk. Meer dan twintig procent ­voelde zich bedreigd. Dat bleek uit een onderzoek dat het Platform WOW (Water Ontmoet Water/Wegbeheerders Ontmoeten Wegbeheerders) liet uitvoeren en in november vorig jaar werd gepubliceerd. De ­enquête werd door 513 medewerkers van met name Rijk, provincies en drinkwaterbedrijven en waterschappen ingevuld.

15


16

ACHTERGROND Foto Barbara Schilperoort

‘Mensen hebben geen ontzag meer voor een uniform’

Rijkswaterstaat patrouilleert op de IJssel bij Kampen

Ervaren zij meer agressie dan een aantal jaren geleden? Ze vinden dat het vriendelijke ervan is afgegaan. “Mensen hebben geen ontzag meer voor een uniform. Al met al zijn we meer op onze hoede dan vroeger. Máár je moet het ook weer niet te zwaar maken. Wat wij meemaken is niet te vergelijken met de agressie waarmee ambulance­ medewerkers soms worden geconfronteerd. Dat is pas echt erg!” ‘IK VOELDE ME HEEL KLEIN’ Als waterpoloër krijgen ze hem er in het zwembad niet ­onder. Hij is bijna twee meter lang en sterk. Maar als teamleider bij het Waterschap Rivierenland werd hij heel klein toen hij ervoer hoe een boze cliënt hem bedreigde. “Hij zou mij weten te vinden. Mij kapotmaken. Woorden van die strekking. Het ging erom dat hij niet wilde meewerken aan onderhoudswerkzaamheden. Mijn collega en ik probeerden hem netjes aan de telefoon uit te leggen hoe het zat. Twee uur na dat telefoongesprek zat ik op het politiebureau om aangifte te doen. Samen met mijn direct leidinggevende.” Uitgangspunt van het waterschap is dat geen enkel geweld tegen medewerkers wordt getolereerd. Daarvan wordt altijd aangifte gedaan. Wie wordt bedreigd, krijgt standaard begeleiding van Slachtofferhulp aangeboden. En collega’s en directie leven mee. “Die steun voelt goed. Als teamleider heb ik zelf ook eerder mensen in zulke gevallen begeleid. Bij een collega stond ooit iemand aan de deur om verhaal te halen. Hij was zelf niet thuis, maar zijn vrouw deed open, hun kind stond erbij. Die collega is daarna een tijdje uit de running geweest.” Nu heeft de teamleider zelf ervaren hoe bedreigingen je kunnen raken. “Ook ik heb kleine kinderen. Toen het speelde en ik ’s avonds de hond uitliet, keek ik regelmatig over mijn schouder. Dat gevoel ben ik inmiddels kwijt. Maar ik ben er wel heel alert op geworden wat er mogelijk in mijn

team gaande is. Als zaken en dus ergernissen zich kunnen opstapelen, kan het gebeuren dat een klant ontploft zodra hij een bedrijfsauto van het waterschap ziet voorrijden. Dat moeten we zien te voorkomen, dat is onze plicht.” HET WENT NOOIT Johan en Koen zijn incassomedewerkers bij drinkwaterbederijf Dunea. Ze komen aan de deur zodra mensen niet reageren op de eerste betalingsherinnering. “We zitten er strak bovenop om verdere betalingsachterstanden te beperken. Soms reageren mensen gelaten, soms geven ze eerlijk toe dat ze geldproblemen hebben, ook op andere gebieden. We bieden aan om hen aan te melden bij Amargi, een organisatie die mensen helpt bij beginnende geld­ problemen.” Wie nog steeds niet betaalt, wordt afgesloten. Ook dat is hun taak. En vooral dan reageren sommigen agressief. “Iemand die een deuk in je auto schopt, je achterna zit door de straat, je bedreigt, je klem zet in een lift of voor een deur. De aansluiting van een waterleiding zit in een kleine ruimte. Het is een koud kunstje ons daarin op te sluiten. We maken het allemaal mee, maar het went nooit. ­Geregeld organiseert Dunea trainingen in omgaan met geweld en agressie, maar die kunnen we inmiddels ook zelf wel geven. Het is de kunst om je er pratend uit te redden, mensen tot bedaren te brengen. In sommige wijken gaan we alleen maar met zijn tweeën op pad. Daarop hebben we zelf binnen organisatie aangedrongen. Soms lopen collega’s van andere afdelingen met ons mee. Die weten dan niet wat ze meemaken. De economie trekt aan. Maar er zijn echt heel veel mensen met armoedeproblemen. Laatst waren we op pad in het Haagse Laakkwartier om er driehonderd adressen te bezoeken. Dat is veel.” | Op verzoek van de geïnterviewden zijn alleen hun voornamen genoemd of is de naam achterwege gelaten.


H2O media

H2O. VOOR WATERPROFESSIONALS. ELKE DAG. H2O online: actueel waternieuws op website en social media. H2O nieuwsbrief: twee keer per week met het laatste waternieuws, vacatures, vakartikelen en wateragenda H2O vakblad: maandelijkse vakinformatie over de watersector. Met interviews, achtergronden, reportages en vakartikelen.

Water Matters: kennismagazine met wetenschappelijke artikelen over belangrijk onderzoek met uitzicht op praktische toepassing. Als bijlage bij H2O vakblad, in Nederlands en Engels (online). Watervacatures.nl voor alle vacatures in de watersector (info@watervacatures.nl)

H2O is een uitgave van Koninklijk Nederlands Waternetwerk Aanmelden of abonneren via h2owaternetwerk.nl Adverteren: bart@crossmedianederland.com


A

18

‘IT’S IN OUR DNA’

TWEE INSTITUTEN IN NEDERLAND STORTEN ZICH OP KLIMAATADAPTATIE Tekst Hans Oerlemans Beeld iStockphoto


A

ACHTERGROND

Gelijktijdig staan in Nederland twee kenniscentra voor klimaatadaptie in de steigers. Het internationale centrum GCECA en het nationaal consortium CCCA. Een paar letters verschil slechts. En ook allebei een loket voor up-todate kennis en expertise. Concurrenten? “Verre van dat, logische partners.”

M

itigatie en adaptatie, dat zijn de enige twee antwoorden op klimaatveran­ dering. Beide even hard nodig. Maar alle klimaattoppen tot aan Parijs gingen bijna alleen over afspraken om de opwarming te matigen (mitigatie). Ondertussen voelt men wereldwijd al de onafwendbare gevolgen: extreme droogte, vaker en heftiger overstromingen, superorkanen. En dit is pas het begin. Ook als de CO2-uitstoot snel drastisch zou verminderen, dan nog gaan de veranderingen door. Structurele aanpassing (adaptatie) is nodig, alleen al om massale klimaat­ migratie te voorkomen. Het akkoord van Parijs (2015) roept landen op om ook middelen vrij te maken voor adaptatie. Een doorbraak, vindt Christiaan Wallet, operationeel directeur van het Global Centre of Excellence on Climate Adaptation (GCECA). Namens Nederland werkt hij sinds februari 2017 mee aan de opbouw van dit mondiale centrum voor klimaatadaptatie (zie kader). “Ja, de internationale gemeenschap stelt nu expliciet dat adaptie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De oprichting van het GCECA sluit hierbij aan. In hoog tempo bouwen we de organisatie op en werken aan een businessplan en een programma. Haast is geboden. Niemand weet hoe de wereld eruit gaat zien bij anderhalf tot twee graden opwarming. Wat we wel weten, is dat de gevolgen gigantisch zijn: voor mens, natuur, bedrijfsleven. Voor alles en iedereen.”

KIP OF EEND Mensen hebben zich altijd al aangepast aan de grillen van het klimaat. Maar de f­ requentie, schaal en intensiteit waarop de extremen zich nu voordoen, dat is nieuw. En hoe die natuur­ krachten op elkaar inwerken. Klimaatverandering is als een multiplier: meer risico’s met een grotere impact. Wallet: “Het goede nieuws is dat overal ter wereld slimme koppen bezig zijn om dit soort processen te analyseren en maatregelen uit te testen. Allemaal werken ze aan een stukje van de puzzel. Onze opdracht is al die stukjes te verzamelen en aan elkaar te leggen.” >

NR1-JANUARI 2018

19


20

De ‘E’ in GCECA staat voor excellence. Het centrum moet fungeren als een i­nternationale draaischijf voor excellente kennis: praktisch toepasbaar en bewezen succesvol. En dat moet weer leiden tot een versnelling van klimaatadaptatie wereldwijd. Als wijnboeren in Zuid-Afrika ondanks afnemende regen hun oogst op peil weten te houden, dan zijn dezelfde technieken mogelijk breder toepasbaar. Een herstelplan voor het Great Barrier Reef kan relevant zijn voor kwetsbaar koraal elders. Hetzelfde geldt voor de aanplant van mangrove in Vietnam of de bouw van schuilkelders tegen orkaangeweld in Bangladesh. Het GCECA inventariseert wereldwijd het beste repertoire voor klimaatadaptatie.

‘In hoog tempo bouwen we de organisatie op. Haast is geboden’ GLOBAL CENTRE OF EXCELLENCE ON CLIMATE ADAPTATION (GCECA) Initiatiefnemers: UN Environ­ ment, Japan National Insti­ tute for Environment Studies (NIES), Nederlandse regering, Global Environment Facility, gemeente Rotterdam, ­Acclimatise, Delta Alliance en het Planbureau voor de Leefomgeving. Tot nu toe hebben zich ruim vijftig overheden, instellingen, bedrijven en ngo’s bij het GCECA-netwerk aangesloten. Lancering: november 2017 Vestigingsplaatsen: Rotterdam en Groningen Financiering: Nederland stelt twee miljoen euro beschikbaar voor de opbouwfase 2017-2018. Verder: projectfinanciering, cofinanciering en personele inzet door detachering medewerkers. Opdracht: Klimaatadaptatie versnellen door wereldwijd kennis te verzamelen over succesvolle programma’s en projecten. Kennis delen, samenwerking stimuleren en projecten entameren met de nadruk op gebieden waar adaptatie het hardst nodig is.

Inmiddels is al een eerste studie uitgekomen en staat een eerste conferentie gepland in mei 2018 in Londen over de klimaatbestendigheid van de financiële sector. “Ook banken, verzekeraars en vastgoedfondsen lopen risico’s. Geen sector kan eraan ontsnappen. Toe­ nemende natuurrampen zijn een verzekeringsrisico en overstromingsgevaar doet vastgoed in waarde dalen. Grote beleggers krijgen hier steeds meer oog voor. Helemaal aan het andere eind van het adaptatie-spectrum heb je arme boeren in Bangladesh die frequent kampen met hoog water. Daar loopt nu een programma om huishoudens te stimuleren over te schakelen van het houden van kippen op eenden. Zo basaal kan adaptatie zijn.” ‘IN OUR DNA’ Voor minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat was de GCECA- lancering op de klimaattop in Bonn haar internationale debuut. In een speech zette ze ­Nederland neer als de logische locatie: ‘In the Netherlands - where three quarters of the land is at risk of flooding - climate adaptation is nothing new to us. In fact, we can’t live without it. It’s in our DNA.’ Nederland staat in de voorhoede, vooral omdat water de beslissende factor is bij klimaatadaptatie. “Natuurrampen zijn voor negentig procent water gerelateerd”, aldus de minister in Bonn. Haar voorgangster Schultz zei in juli op een VN-conferentie: “Klimaatadaptie is voor negentig procent goed waterbeheer.” Of je nu focust op de oorzaak of de oplossing, water is de bron. “Dat is zo”, zegt Loet Rosenthal, manager Waterkwaliteit en Gezondheid bij KWR. “Maar voor een effectieve aanpak heb je meer dan alleen waterkennis nodig. Klimaatadaptie is zo complex en veelomvattend, dat het per definitie om multidisciplinaire inzet vraagt. Dat is een van de redenen waarom KWR mede-oprichter is van het consortium Netherlands ­Consortium on Climate Change Adaptation (CCCA) (zie kader). Zeven kennisinstellingen en een reeks gelieerde partners hebben zich hierin verenigd. Ons doel is excellente ­kennis en expertise van Nederlandse bodem internationaal beter zichtbaar en beschikbaar te maken.” Landen, steden, bedrijven en ngo’s kunnen onderzoeks- of oplossingsvragen voorleggen aan het CCCA. Het kantoor op het Utrecht Science Park bekijkt welke partners en hun internationale contacten daar gezamenlijk het beste antwoord op kunnen geven. R ­ osenthal: “Vroeger bouwden we simpelweg een dijk als er ergens problemen waren met hoog water. Zulke eendimensionale oplossingen werken niet bij klimaatadaptatie. KWR heeft ­kennis over de watercyclus, maar dit gaat over veel meer: landbouw, gezondheid, bestuur, ­gedragsverandering enzovoort. Afhankelijk van de vraag gaan we partners zoeken om tot


ACHTERGROND een integrale en bestendige oplossing te komen. Dankzij het consortium hoef je daar niet telkens ad hoc een organisatie voor op te zetten. We hebben nu een herkenbaar loket en een structuur om internationaal te opereren.” Zijn de twee initiatieven concurrenten? “Verre van dat,” zegt Christiaan Wallet. “We zitten niet in elkaars vaarwater. Nederland blinkt uit in watertechnologie. Voor de VN speelde dat zeker mee bij de beslissing het centrum hier te vestigen. Maar GCECA is uiteraard geen exclusief Nederlands feestje. De wereld kent meer klimaatkoplopers.” Loet Rosenthal zit op dezelfde lijn. “Ik zie ons als logische partners. GCECA vraagt wereldwijd aan instituten en bedrijven om zich te melden met kennis en praktische oplossingen. De komst van dit mondiale centrum was voor ons mede aanleiding om het consortium op te richten. Door binnen Nederland samen te werken, kunnen we sterkere en meer integrale proposities doen. Ik snap dat Nederland geen voorkeursbehandeling krijgt. We moeten het winnen op kwaliteit.” ROTTERDAM EN GRONINGEN Is al bekend wat GCECA precies in de twee vestigingsplaatsen Rotterdam en Groningen gaat doen? Is er een afbakening van taken en thema’s? Wallet: “Nee, zover zijn we nog niet. Behalve dan dat het management begin 2018 naar Rotterdam gaat. Beide steden stellen uitstekende huisvesting beschikbaar. Mogelijk gaan we in Rotterdam op termijn naar een drijvend kantoor, wat meteen een mooi voorbeeld van adaptatie zou zijn. In Groningen vestigen we ons in het nieuwe zeer duurzame gebouw van Energy Academy Europe.”

‘We hebben nu een herkenbaar loket en een structuur om internationaal te opereren’ Hoe gaat het GCECA in praktijk opereren? Stel dat een land als Sri Lanka advies vraagt over een nijpende kwestie als het op peil houden van vitale inlandse waterreservoirs die steeds vaker droog vallen. Wallet: “Zo’n verzoek komt binnen bij het front-office. We proberen eerst de vraag helemaal scherp te krijgen. De kwaliteit van de vraag bepaalt mede de kwaliteit van het antwoord. Vervolgens kijken we welke organisaties en bedrijven al in Sri Lanka ­actief zijn op dit terrein. En waar zich in de wereld vergelijkbare situaties voordoen. We ­sturen verzoeken om kennis het internationale netwerk in. Zo moet een alliantie ontstaan van partijen die samen met kansrijke voorstellen komen.” GCECA zal niet zelf de lead nemen bij de uitvoering en financiering van projecten, aldus Wallet. “We faciliteren het proces om tot de beste coalities en programma’s te komen, maar treden niet in het mandaat van andere op dit terrein werkzame bedrijven en internationale organisaties.” “Ik zie GCECA vooral als een makelaar van vraag en aanbod,” vervolgt Rosenthal. “Wij opereren meer aan de aanbodkant en laten de wereld zien wat Nederland in de aanbieding heeft aan kennis en vooral praktisch realiseerbare oplossingen. Nederlandse partijen zijn overigens al lang wereldwijd actief met klimaatadaptatie. Een goed voorbeeld is Vietnam dat kampt met ernstige bodemdaling en verzilting van het grondwater in de Mekong-delta. Vanuit Nederland werken Deltares, TNO, Universiteit Utrecht en Vitens-Evides International, de gezamenlijke onderneming van Vitens en Evidens Waterbedrijf voor de internationale markt, mee aan een integraal delta- en kustprogramma. De aanzetten tot klimaatadaptatie zijn er, het gaat erom nu wereldwijd tot een versnelling te komen.” | NR1-JANUARI 2018

NETHERLANDS CONSORTIUM ON CLIMATE CHANGE ADAPTATION (CCCA) Initiatiefnemers: KWR, KNMI, RIVM, NIOZ, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente en Climate-Knowledge and Innovation Community (KIC) Benelux. Lancering: augustus 2017 Vestigingsplaats: kantoor op Utrecht Science Park (oplopend tot vijf gedetacheerde medewerkers) Financiering: bijdragen oprichters; detachering medewerkers; projectfinanciering en cofinanciering Opdracht: Kennis van Neder­ landse bodem uit diverse vakgebieden, sectoren en bestuurslagen ­samenbrengen, integreren en inzetten om wereldwijd de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken. Thema’s onder meer: watermanagement, infrastructuur, stedenplanning, volks­gezondheid, educatie en bestuur.

21


22

O

HOOGSTANDJE

H2

JANSBEEK WEER BOVENGRONDS Tekst Charlotte Leenaers | Fotografie Marcel Molle


23

Het was feest begin december in de ­binnenstad van Arnhem. De stad vierde de terugkeer van de Jansbeek. De ‘opening’ van de beek markeerde het moment dat er, na meer dan honderd jaar, weer water door de stad stroomt. In de 19e eeuw was de oude Jansbeek, destijds een stinkend riool, ondergronds verdwenen. Twintig jaar geleden werd het plan opgevat om de beek weer op te graven en na een herstelperiode van drie jaar is de nieuwe beek in gebruik genomen. De Jansbeek volgt zoveel mogelijk de ­historische loop, al is dat door r­ ecente bebouwing niet overal mogelijk. Het ­kabbelende water verlevendigt het stadshart maar draagt ook bij aan de leefbaarheid in de stad. Zo wordt overtollig regenwater afgevoerd en geeft het water verkoeling op warme dagen.

NR1-JANUARI 2018


24

Tekst Loes Elshof

SECTOR VERANDERT, PROFESSIONALS MOETEN MEEBEWEGEN

Hein Pieper

Suze van der Meulen

UIT DE COMFORTZONE

Het werk in de watersector verandert snel. Met vernieuwende concepten en technieken als de makathon en virtual reality wordt ingezet op innovatie van mens en organisatie. Van ‘makathons’ en learning communities tot talentenprogramma’s voor mensen met werkervaring. Nu de economische crisis achter de rug is, neemt Hein Pieper, voorzitter van het kernteam Human Capital van de topsector Water en Maritiem, hernieuwde belangstelling waar in de ‘gouden cirkel’ van overheid, bedrijven en onderzoek voor ontwikkeling van het menselijk potentieel. De watersector experimenteert volop met vernieuwende concepten die mens en organisatie helpen te ­innoveren, zegt Pieper. Daarbij slaat onder meer het concept van workshopachtige, creatieve broedplaatsen zoals de ­makathon aan. “Dit jaar gaat de topsector Water en Maritiem het concept in heel Nederland introduceren”, vertelt Pieper. “Daarbij gaat een grote groep jonge professionals ­samen met experts aan de slag rond een thema. Zij leren zo innovatief ­samen te werken en over de ­grenzen van hun functie heen te kijken. ­Makathons zorgen voor een moderne verbinding tussen jong en oud.” Drinkwaterbedrijf PWN organiseert sinds 2015 jaarlijks een regionale ­ makathon (veelomvattender en concreter dan de datagedreven ‘hackathon’). Afgelopen oktober kwamen opnieuw honderd deelnemers in Noord-­Holland bijeen bij de ­mackathon Smart Technology. Tien gemengde teams van scholieren, studenten en professionals

werkten drie dagen geconcentreerd aan oplossingen voor diverse maatschappelijke problemen. Suze van der Meulen, inno­vatiemanager bij PWN: “Studenten en docenten leren op ­laagdrempelige wijze samen met technologische-, proces- en ­innovatie-experts uit diverse organisaties. Hierbij worden smart technology en virtual reality ingezet. Na enkele dagen ontstaan oplossingen en prototypes en bij voorkeur ook een businessplan.” NIEUWE GENERATIE Dankzij de makathons vinden studenten stageplaatsen of een baan, zegt Van der Meulen. “We leiden hiermee een nieuwe generatie op in het toepassen van smart technology vaardigheden op watervraagstukken. Ook voor ervaren professionals blijkt de makathon leerzaam. Komende tijd werken we met kennisinstellingen verder aan ‘leerlijnen’ voor alle onderwijsniveaus, inclusief masterclasses voor medewerkers. De resultaten van de makathons helpen PWN te veranderen in de richting van een meer innovatieve organisatie. Wij willen meebewegen in een snel veranderende wereld, sneller leren en mogelijkheden hebben om te experimenteren.” Ook het Koninklijk Nederlands Water­ netwerk (KNW) heeft de kennisverbinding tussen generaties opgepakt, met het oogmerk de watersector te versterken. KNW werkt aan een sectorbreed mentorprogramma waarbij

jonge professionals aan ervaren professionals worden gekoppeld. Doel is kennisoverdracht, ondersteuning van de ontwikkeling van vaardigheden en netwerkvorming. De urgentie voor vernieuwende concepten wordt volgens Pieper, eveneens dijkgraaf en bestuurder van de Unie van Waterschappen, mede veroorzaakt door de globale actualiteit. “We zien het klimaat veranderen. Bijna alle rampen zijn gerelateerd aan watervraagstukken. Ook Defensie gaat waterspecialisten inzetten bij conflicten. De werkelijkheid vraagt om waterprofessionals die dynamischer denken en werken.” MOMENTUM Pieper ziet in het netwerk van de topsector Water en Maritiem recent veel aandacht voor de ontwikkeling van mensen. “De urgentie vanuit de ­klimaatopgave wordt breed gedeeld. Ook het einde van de economische crisis zorgt dat partners veel meer naar buiten kijken. Dit momentum wordt benut. Het kernteam en de adviesraad Human Capital hebben afgelopen jaar projecten met nieuw elan opgepakt. Op dit moment werken we met andere topsectoren aan de ontwikkeling van publiek-private ‘learning communities’. Hierin staan leren, werken en innoveren centraal, over de grenzen van bedrijven heen. Ook werken we aan een talentenprogramma voor mensen met meer dan tien jaar werkervaring.” Inspiratie biedt onder andere een

A


Deelnemers aan de makathon van PWN

Initiator is Jaap Feil van H2O-job, dat eveneens de begeleiding van het ­Nationaal Watertraineeship verzorgt: “Het blijkt dat ouderen net zo productief en vernieuwend werken als jongeren. De opdracht buiten je eigen organisatie creëert een veilige om­ geving, waarbij mensen open staan voor feedback en weer vrij kunnen denken. Het project is voortgekomen uit een wens van professionals zelf.

van het onderzoek. ‘On the job’ wordt zichtbaar dat een meer integrale en dynamische manier van denken nodig is. Deze eigenschap zou je jongeren vanaf de opleiding moeten aanleren. Je leert je leven lang. Niet alleen in het onderwijs, maar ook van je eigen werk. Een goede professional blijft zich ontwikkelen.” Als dijkgraaf in het Rijn- en IJssel­ gebied constateert hij dat het werkterrein van waterschappen zich razendsnel ontwikkelt. “Waterschap Rijn en IJssel en LTO stimuleren ­boeren om met extra organische stoffen de sponswerking van de bodem te verbeteren. Het waterschap houdt zich daarmee met bodembeheer, ecologie en klimaatadaptatie bezig. Dat was enkele jaren geleden nog anders.”

De watersector is volgens Pieper steeds meer op zoek naar mensen die voorbij de eigen grenzen kijken. “Bij waterschappen is in het verleden te veel in statische modellen gedacht. Die maken slechts een deel van de werkelijkheid zichtbaar. Een hydroloog die een internationale opdracht uitvoert, krijgt te maken met ecologie en sociale netwerken, buiten de scope

PRECIEZE AANTALLEN De komende jaren blijft volgens Pieper veel vraag naar goede m ­ ensen met een technische opleiding en aan watertechnologen. “Het is lastig om precieze aantallen te geven. De arbeidsmarkt blijft krap, maar veelal gaat het om tekorten in deelsectoren. Instroom vergroten blijft belangrijk. Hierbij zetten we onze professionals

talententraject voor ervaren professionals, Project 24 genaamd, dat is opgezet door H2O-Job. Hierbij hebben ­afgelopen jaar twaalf veertigplussers een persoonlijk ontwikkelingstraject doorlopen (vier dagen) en voerden een gezamenlijke opdracht uit (acht dagen). Het project is in september afgerond.

NR1-JANUARI 2018

25 Foto PWN

A

ACHTERGROND

en studenten in als waterambassadeur. Voor jongeren bestaat al het succesvolle beurzenprogramma en het Wereld Water College. Er is nu een nieuw communicatieplatform ‘­Water, wereldwerk!’, waarop studenten en professionals vertellen over hun studie en beroep. Ook is er informatie over opleidingen op alle niveaus. Tot slot denken we erover na om de vijver voor de arbeidsmarkt te vergroten. Mensen die buiten het arbeidsproces staan, kunnen best een plek krijgen.” Nederland heeft goud in handen, zegt Pieper. “Door ons verleden, onze in­ stituten, bedrijven, waterschappen en opleidingen hebben we kennis waar internationaal veel vraag naar is, zoals watergovernance en capacity building. Er is nog een wereld te winnen, maar daarbij moeten overheid, bedrijfsleven en opleidingen actief samenwerken. Het is daarbij niet zinvol om mensen bij elkaar weg te kopen. Partners moeten zich blijvend verbinden via dynamische netwerken. Ik spreek niet langer van de ‘gouden driehoek’ maar van een ‘gouden cirkel’, waarin kennis voortdurend doorvloeit van onderzoek naar bedrijven en overheid en terug naar opleidingen. Als we zo werken, creëren we een sterkere watersector.”|


26

WATERNET: PRIMEUR MET PILOT Watercyclusbedrijf Waternet gaat in Buiksloterham met nieuwe sanitatie, terugwinning van grondstoffen en een decentrale waterzuivering een bijdrage leveren aan de nieuwe circulaire opzet van de wijk. Waterbedrijf Waternet is één van de 24 deelnemers aan het pilotproject ‘Circulair Buiksloterham’ en heeft met de nieuwe sanitatie en decentrale zuivering een primeur; het is het eerste project op wijkniveau in Nederland op deze schaal, aldus de initiatiefnemers. Dat zijn de gemeente Amsterdam, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, woningcorporatie de Alliantie en de vereniging Schoon Schip. Ander bijzonder detail: de zuiveringsunit wordt geïnstalleerd op een ark. Waternet gaat in zeshonderd woningen vacuümtoiletten plaatsen. Deze toiletten gebruiken aanzienlijk minder ­water bij het doorspoelen, te weten één liter. In de woningen komen aparte vacuümleidingen. Voor de afvoer van het zwarte water legt Waternet een vacuümriool aan. Deze is 6,3 centimer dik en neemt daardoor minder ruimte in dan een reguliere rioolleiding (11 cm). Het vacuümriool vervoert het zwarte water naar het grondstoffenstation, waar schadelijke stoffen worden verwijderd, biogas wordt geproduceerd en fosfaat wordt ­teruggewonnen. Het grijze water (onder meer uit gootsteen, douche en wasmachine) wordt in het bestaande riool opgevangen. Waternet gaat uit dit water warmte terugwinnen. Dit wordt met een warmtewisselaar per huizen- of appartementenblok teruggebracht naar de woningen. De aanleg van vacuümtoiletten en -leidingen vergen extra kosten, maar Waternet verwacht dat deze worden terugverdiend door besparing op het spoelwater en de verwarming van de woningen door warmte uit het grijze water. Voorts wijst het bedrijf op de effectievere verwerking; het afvalwater hoeft niet naar de RWZI in Amsterdam West om daar te worden gezuiverd. Dat kost minder energie.

AFVALWATER + EENDENKROOS = VEEVOER Als het aan onderzoekers van de Ierse onderzoeksgroep Newtrients ligt, leveren zuivelproducenten binnenkort niet alleen kaas of boter, maar ook veevoer en materialen als bio­ plastics. Volgens de wetenschappers zou dat kunnen door afvalwater van de zuivelfabrieken te zuiveren met eendenkroos. “Het maken van bioplastics in steriele bioreactoren vraagt hoge kosten. Dat staat een echte doorbraak in de weg. Binnen het Newtrients-project willen we de kosten omlaag brengen door gemengde microbiële populaties in te zetten in niet-steriele omgeving,” zegt onder­ zoeker Niall O’Leary. Om het afvalwater te zuiveren maakt Newtrients, dat deel is van de Environmental Research Institute in Cork, gebruik van eendenkroos. De waterplanten zuiveren het water van fosfaat en nitraat. Na zuivering met het kroos is het water schoon genoeg om op het oppervlaktewater te lozen, zegt onderzoeker Marcel Jansen van Newtrients. Het eendenkroos, rijk aan eiwit, kan worden verwerkt in veevoer. Door de ‘enorme hoeveelheid’ aan afvalwater bestaat de mogelijkheid om de waterzuivering enerzijds en de kroosproductie anderzijds economisch rendabel te maken. Met proeven in het veld en in het laboratorium willen de Ierse onderzoekers na verloop van tijd de proef gaan opschalen. Produceren van eiwitrijk veevoer met behulp van afvalwater uit de zuivelproductie past in de kringloopgedachte. De Ieren die de komende jaren de melkproductie willen verdubbelen, zoeken naar een duurzame groei. Dat betekent dat ze de import van soja willen verminderen. Soja is een belangrijke grondstof voor veevoer.


WATERTECHNIEK

TECHNISCHE INFORMATIE UIT DE WATERSECTOR

TWAALFDE EDITIE AQUA VAKBEURS

INNOVATIESTRAAT, KENNISSESSIES EN CAREER EVENT Aqua Vakbeurs Nederland heeft in de editie van 2018 twee noviteiten: een Innovatiestraat en de presentatierubriek ‘In de schijnwerpers’. De vakbeurs die opnieuw wordt gecombineerd met de RioleringsVakdagen, biedt voorts ruimte voor een aantal kennissessies. Op de Aqua Vakbeurs biedt de Innovatiestraat exposanten de kans hun watertechnologieën op een speciale manier onder de aandacht te brengen, zo stelt de organisatie. In de straat staan enkele winnaars van 2017, zoals Cirtec & KNN Cellulose met de Cellvation-installatie (winnaar Aquatech Innovation Award 2017) en EQA Projects met de EQA-Box plug en play waterkrachtcentrale (winnaar Waterinnovatieprijs 2017 - categorie Energie en Waterschappen). Verder hebben bedrijven als AkaNova, Acquaint en Senz2 een plek in de Innovatiestraat. Het tweede nieuwe concept op de twaalfde editie van Aqua ­Nederland Vakbeurs is ‘In de schijnwerpers’. Dit onderdeel speelt zich af in het kennistheater en biedt exposanten de mogelijkheid hun bedrijf en product/dienst te presenteren aan bezoekers. Brancheorganisatie ENVAQUA verzorgt samen met ­Netherlands Water Partnership (NWP), Water Alliance en Stichting IKN ­(Innovatie Kenniscentrum Nederland) kennissessies op de beurs. Deze sessies zijn onderdeel van de Nationale Watertechnologie Week, op de beurs te vinden in de Aqua Lounge. De ­kennis­sessies sluiten aan bij doelstelling van de watertechnologieweek:­ ­kennisverbreding, innovatiestimulering en netwerken met spelers

NR1-JANUARI 2018

uit de sector. Thema’s van de sessies zijn: circulaire economie (13 maart), nieuwe zuiveringsuitdagingen in de water- en industriële sector (14 maart) en de ‘onbegrensde mogelijkheden van sensoren en big data’ (15 maart). De Stichting IKN (Innovatie Kenniscentrum Nederland) heeft als doel de riolerings- en waterbranche te verbinden, reden voor de RioleringsVakdagen om in 2017 een nieuwe samenwerking aan te gaan met de stichting. In 2018 wordt deze voortgezet. Leden krijgen de mogelijkheid deel te nemen aan het Stichting IKN Paviljoen, zodat ze, aldus de organisatie, ‘op een laagdrempelige manier zichzelf kunnen profileren aan een vakgericht publiek’. Op de Aqua Vakbeurs wordt op 15 maart in het ­kennistheater een Career Event gehouden, inhakend op het groeiende ­personeelstekort in de watersector. Tijdens dit event dat wordt ­georganiseerd in samenwerking met Nationaal ­Watertraineeship, worden vacatures onder de aandacht gebracht en bestaat de mogelijkheid voor bedrijven om studenten en afgestudeerden te informeren en te adviseren over werk en functie. Tevens wordt hier een Match & Meet aan gekoppeld. Op de beursvloer van de Aqua Vakbeurs tonen tot slot de waterschappen in een 17 meter lange waterbuis de terugwinning van grondstoffen uit afvalwater.

Beide beurzen worden op 13, 14 en 15 maart van 10.00 tot 18.00 uur gehouden in de Evenementenhal Gorinchem.

27


28

GMB VERNIEUWER IN DE WATERSECTOR

‘BIJ CIRCULAIRE ECONOMIE HOREN ANDERE KOSTPRIJZEN EN INVESTERINGEN’ Tekst Theo Leoné Beeld GMB

Steeds meer rioleringen zijn aan renovatie toe


I

IN BEDRIJF

GMB staat te boek als multidisciplinaire vernieuwer in de watersector. Op de plank ligt voldoende werk voor duurzame groei. Maar als Nederland kiest voor een circulaire economie moet er gerekend gaan worden met andere kostprijzen en investeringen, zegt directeur Gerrit-Jan van de Pol.

Gerrit-Jan van de Pol: “Alles wat we doen hangt samen met de klimaatopgaven. Of je nu kijkt naar de dijken en havens of de riolering en de slibverwerking.”

D

e Betuwse bouwer GMB heeft in de crisisjaren leergeld betaald. Heel mooi als eenieder je prijst als een buitengewoon en bovendien maatschappelijk betrokken vernieuwer. Het bedrijf zit als bouwer op de voorste rij bij de vertaling van ­klimaatdoelen naar praktijkoplossingen. Maar wie draagt de risico’s? De aan­ nemer? De klant? Ook op het gebied van risico’s kun je maar beter samenwerken. Leergeld betaalde GMB voor de enthousiaste ontwikkeling van Energiefabriek Venlo voor Waterschapsbedrijf Limburg. Innovatie op en top met zijn installatie voor thermische drukhydrolyse, vergisting en ontwatering. Maar wat als voor de optimalisering van de processen meer tijd en robuustere pompen nodig zijn? Het wurgcontract waarin GMB zichzelf geworsteld had verloor dankzij Limburgse souplesse zijn scherpe kanten. De onverwachte hoge kosten echter zullen zich nog jaren laten voelen. Tijdens het feest ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de onderneming stak ­Maxime Verhagen de loftrompet over GMB. “Veel bedrijven mopperen over dichtgetimmerde bestekken. Opdrachtgevers praten over afwachtende ondernemers. We moeten de omslag maken naar voortdurende innovatie”, betoogde de voorzitter van brancheorganisatie Bouwen Nederland. “We moeten meer voorbeeldbedrijven hebben zoals GMB. Die kunnen de hele sector meetrekken.” ZES CLUSTERS Met wortels op de boerderij in Opheusden ontwikkelde GMB zich sinds 1963 via loonwerker tot specialist in multidisciplinaire projecten. Jaaromzet: zo’n 140 miljoen euro. Tot de klanten behoren vooral overheden en waterbedrijven. De onderneming bestaat uit zes clusters met ieder rond de 65 medewerkers en 15 tot 30 miljoen omzet. Directeur Gerrit-Jan van de Pol ziet de toekomst optimistisch tegemoet. De economie wordt steeds sterker, de stabiliteit neemt toe. Op de plank ligt voldoende werk voor een duurzame groei. “In de nieuwe contractvormen – waarin wij ook het beheer en prestatiegaranties op ons namen - liepen we onbewust tegen risico’s aan. Dat heeft ons best geld gekost. We hebben de kennisontwikkeling doorgezet. Zijn ons blijven ontwikkelen, zijn ook sterker geworden. Voor GMB was 2016 het beste jaar ooit, 2017 wordt het op een na beste. De leerschool was lastig maar het heeft wel wat opgebracht. Eerste praktijkinnovaties, zoals in Venlo, zullen we nooit meer doen zonder de klant. Dan maar niet. Je kunt zoiets niet alleen.” De activiteiten van GMB hebben alle te doen met water. Bijna de helft van het werk betreft projecten in de keten (van vuil naar schoon), dik een derde heeft te maken met > NR1-JANUARI 2018

MISSIE GMB stelt zich de taak om samen met partners inspanningen te leveren voor een veiliger en schonere wereld waarin doelmatig wordt omgegaan met grondstoffen en energie. Op de CO2-prestatieladder heeft het bedrijf trede vijf bereikt. GMB stort jaarlijks 100.000 euro in een fonds voor (door eigen medewerkers aan te dragen) maatschappelijke projecten.

PROFIEL Opgericht: 1963 Omzet: 140 miljoen euro Medewerkers: 400 Directeur: Gerrit-Jan van de Pol Bedrijfsdelen: Waterkwaliteit & installaties, Waterveiligheid & constructies, Havens & industrie, BioEnergie, Rioleringstechnieken en Services Vestigingen: Opheusden, ­Heerjansdam, Kampen, Zutphen en Tiel

29


30

IN BEDRIJF ­ aterveiligheid. Een aparte tak houdt zich bezig met haw vens, verzet grond en bouwt waar nodig kades en loodsen. Het cluster Rioleringstechnieken heeft door de crisis een stevige duw in de rug gekregen. De omzet verdubbelde sinds 2010 tot 15 miljoen euro. Liever dan duur de straat open te gooien, kiezen veel gemeenten voortaan voor sleufloze renovatie. Dan komt op een dag specialist GMB met 2 miljoen euro aan investeringen voorbij. Zes auto’s op een rij. Tempo: honderd meter per dag. Wagens vol techniek voor de camera-inspectie, de reiniging, het frezen en het aanbrengen en uitharden van de glasvezelkous. Met een robotfrees worden uiteindelijk keurig - om de zeg maar tien meter - de huisaansluitingen vrijgemaakt. Van de Pol: “De levensduur van een riolering is honderd jaar. Het grootste deel is tussen 1950 en 1980 aangelegd. De markt moet nog tot volle wasdom komen.” WAALDIJK In het segment waterveiligheid verwacht GMB veel van het alliantiecontract Gorkum – Waardenburg. Samen met de Brabantse aannemer Heijmans en De Vries & Van de Wiel (onderdeel van de Belgische bouwer en baggeraar Deme) gaat de onderneming aan de slag om in rivierenland de Waaldijk te versterken. Momenteel vinden verkenningen plaats, de uitvoering volgt in de jaren 2020 – 2023. “Het project heeft een ordergrootte van 200 miljoen euro. Er komt vrij veel werk op ons af. We zullen heel selectief kiezen. De keuze valt op een dominante samenwerking met de klant. Wij positioneren ons als betrouwbaar, innovatief en gericht op samenwerking. We zijn heel verwachtingsvol.” De directeur herkent binnen zijn bedrijf veel enthousiasme voor het werken aan de dijk. “Een half jaar zijn we onderweg. Aan het eind van de rit willen we natuurlijk centen verdienen. Belangrijk is echter ook het plezier in het werk. Samenwerking geeft veel energie. Erg mooi dat je samen met de klant aan hetzelfde touw kunt trekken.” Het cluster Waterkwaliteit & installaties werkt in een marktveld met een stabiele stroom van investeringen. Geen pieken en dalen meer. Nieuwbouw is zeldzaam geworden. GMB wil niets minder zijn dan marktleider op het vlak van zuiveringen voor de waterschappen en de industrie. De aandacht gaat daarbij uit naar zowel renovatie en energie als het winnen van grondstoffen zoals stikstof, fosfaat en cellulose. De mensen van Services gedragen zich als een groep vliegende keepers: multifunctioneel en flexibel inzetbaar. Steeds minder komt het werk vanuit andere disciplines van GMB. De opdrachten variëren van wekelijks duizend euro tot vier ton. Snel even een afsluiter herstellen, leidingwerk

Werkzaamheden op de zuiveringsinstallatie in Leiden

vervangen of een vergister aanpassen. De inspanningen worden niet door contracten maar per relatie gestuurd. De omzet van al het kluswerk bij de waterschappen en waterbedrijven groeide naar dertien miljoen euro. OPERATIONELE JAARLASTEN GMB BioEnergie boekt in Zutphen en Tiel record op record in het slib ontwateren en composteren. Denk op jaarbasis aan enkele honderdduizenden tonnen. Een specialiteit is de vervaardiging van biogranulaat. Het product vindt zijn weg naar energiecentrales (waar de korrels worden bijgestookt) en de landbouw. De mestkorrels van GMB blijven niet in Nederland - dat kampt met een mestoverschot - maar gaan naar Frankrijk. Daar kan de bodem nog wel wat stikstof en fosfaat gebruiken. Het terugbrengen van de organische stoffen naar de akkers is voor GMB een voorbeeld van circulaire economie uit het boekje. In Frankrijk loopt een traject voor producterkenning op honderd procent communaal geproduceerd biogranulaat. Van de Pol: “Nederland zet in op een circulaire economie in 2050. In 2030 willen we al de helft minder minerale grondstoffen gebruiken. Bij zo’n strategie horen ook andere kostprijzen en investeringen. Daar worstelen onze klanten mee. Waterschappen vinden dat lastig. Wil je een circulaire economie kunnen bereiken dan zul je ook de passende budgetten moeten vrijmaken.” De waterschappen investeren jaarlijks zo’n 1,5 miljard euro. Te kiezen valt tussen energieneutraal en circulair. De investeringen liggen bij een keuze voor circulair volgens Van de Pol tien tot twintig procent hoger. “Het is redelijk te veronderstellen dat dit dan leidt tot hogere operationele jaarlasten. Immers duurzame energie kent nu nog een hogere kostprijs, hetzelfde is te stellen voor circulair gebruik van grondstoffen. Als de overheid duidelijk kiest voor een circulaire aanpak ontstaan er businessmodellen waarop bedrijven kunnen investeren en zich op kunnen ontwikkelen. Bestuurders moeten hier oog voor hebben en de ontwikkeling niet blokkeren door laagste-prijsdenken. Duurzaamheid definiëren we door people, planet, profit. Dat wil niet zeggen dat circulair de laagste prijs heeft. Het betekent wel dat als de samenleving circulair wil, er businessmodellen met profit ontstaan.” |


SCRIPTIEPRIJS JURY REIKT WATERNETWERK SCRIPTIEPRIJS UIT

De jaarlijkse Waternetwerk Scriptieprijzen werden afgelopen najaar uitgereikt aan twee studenten die onderzoeken van ‘zeer hoge kwaliteit’ leverden. Lieke Brackel en Daan Poppema verdienden er een publicatie in H2O mee. De drie bijdragen die in de categorie masterscripties de eindronde van de scriptieprijs haalden, waren van ‘zeer hoge kwaliteit’. Maar één stak er echt bovenuit, zei juryvoorzitter Jelle ­Roorda op het najaarscongres van KNW bij de uitreiking van de Waternetwerk Scriptieprijzen. Daan ­Poppema van de Universiteit Twente kreeg de prijs voor zijn afstudeer­ onderzoek naar de ontwikkeling van de buitendijkse landaanwas in zee. “Het onderzoek is ­veelomvattend, complex en relevant. En ook nog wereldwijd toepasbaar. Wij zijn onder de indruk.” Lieke Brackel won met haar onderzoek naar governance aspecten bij verduurzaming van de financiering van stedelijk waterbeheer de prijs bij de bachelor scripties. “Het onderzoek is bijzonder: techniek is één ding, ratio is een ander ding, emotie en politiek speelt misschien wel een doorslaggevende rol. We zijn trots op deze winnaar,” aldus Roorda. NR1-JANUARI 2018

‘We zijn onder de indruk’

Naam: Lieke Brackel (22) Scriptie: Differentiatie rioolheffing voor klimaatbestendige stad (pagina 32) Opleiding: MSc International Land & ­Water Management (Adaptive Water Management, WUR). Eerder: BSc Future Planet Studies (major politicologie, UvA) en BA Wijsbegeerte (UvA).

‘Verbindingen maken’

“Ik ben superblij met de Waternetwerk Scriptieprijs. Een hele eer, en leuk om te merken dat mijn sociaalwetenschappelijk onderzoek ook door de jury ‘praktisch bruikbaar’ is bevonden. Tijdens mijn onderzoeksstage heb ik de waterwereld een beetje leren kennen. Dat beviel zo dat ik in mijn master meer wilde leren over de technische kant van het watersysteem en over het werk van Wageningse onder­ zoekers. Uiteindelijk zou ik willen specialiseren in de lokale, nationale en internationale politiek van water. Van ­klimaatadaptatie in delta’s, tot de Water Framework ­Directive, of samenwerking in het beheer van grensoverschrijdende grondwater aquifers. Water is zo fundamenteel voor het functioneren van de samenleving en inherent moeilijk grijpbaar. Water heeft zoveel verschijningsvormen. Juist door die bijzondere aard van water denk ik ook dat het zo relevant is om verbindingen te maken met velden als politiek of filosofie. Iets wat ik in de toekomst graag zou doen. In welke rol (onderzoeker, beleidsadviseur, journalist en/of consultant) zal de toekomst uitwijzen!”

Naam: Daan Poppema (24) Scriptie: Naar een grondiger begrip van vegetatievestiging (pagina 34) Opleiding: Water Engineering & ­Management, Universiteit Twente

‘De link met de praktijk’

“Voor mijn afstuderen was ik op zoek naar een toegepast onderzoek op het gebied van hoogwaterveiligheid. Daarnaast wou ik graag het bedrijfsleven buiten de Universiteit Twente ervaren. Op basis hiervan ben ik met verschillende docenten gaan praten. Eén van hen bracht mij in contact met Deltares, waar ze bezig waren met onderzoek naar de Marconi proefkwelder, een project in Delfzijl. Dit sprak mij erg aan, vanwege de sterke link met de praktijk en de (verwachte) mogelijkheid om tijdens mijn afstuderen experimenten uit te voeren. Deze combinatie is mij tijdens het afstuderen erg goed bevallen. Daarnaast werd ik ook nog eens blij verrast met de Waternetwerk Scriptieprijs. De erkenning en waardering die hieruit spreken, maken mij dan ook extra trots op mijn afstudeeronderzoek. Het onderzoek is me tijdens mijn afstuderen dusdanig goed bevallen, dat ik recent ben gestart met mijn PhD aan de UT. Hierbij onderzoek ik de interactie tussen eolisch zandtransport (zandtransport door de wind) en bebouwing langs de kust. En ook na mijn PhD wil ik graag in de watersector werkzaam blijven: de toepassing van technische en natuurlijke oplossingen in een maatschappelijke context bevalt mij erg goed.”

31


32

Waternetwerk BSc-Scriptieprijs 2017

Winnaar van de BSc scriptieprijs 2017:

Lieke Brackel

(Universiteit van Amsterdam) met de scriptie:

Politieke Dimensies van Transities uitgereikt door juryvoorzitter dhr. Jelle Roorda tijdens het KNW Najaarscongres ‘Waterprofessional van de toekomst’ in Amersfoort 24 november 2017

WELKE BELEIDSINSTRUMENTEN ZET DE POLITIEK IN?

DIFFERENTIATIE RIOOLHEFFING VOOR KLIMAATBESTENDIGE STAD

We moeten in gesprek gaan over de beleidsinstrumenten die we willen inzetten voor een ­klimaatbestendig Nederland, zoals differentiatie van de rioolheffing. Want werken aan klimaatadaptatie vraagt om een voortdurende afweging tussen duurzaamheids-, rechtvaardigheids- en institutionele argumenten. Om Nederland klimaatbestendig in te richten zijn veel investeringen nodig. Hoe verdelen we de kosten voor klimaatadaptatie? Kan een prikkel via belastingen helpen om hemelwater van het riool af te koppelen? Mijn scriptie gaat over de rol van macht en politiek in de transitie naar klimaatbestendige steden en de verduurzaming van de financiering van het stedelijk waterbeheer. RIOOLHEFFING ALS INSTRUMENT VOOR BELEID De transitie naar klimaatbestendige steden vereist meer ruimte voor groen en water. Overheden staan voor de uitdaging burgers en bedrijven hierbij te betrekken. Daarvoor kunnen ze verschillende beleidsinstrumenten inzetten: communicatiecampagnes, subsidies, verordeningen, maar ook belastingdifferentiatie. Juridisch gezien mogen gemeenten het ‘vervuiler betaalt’-principe toepassen op hemelwater. Dit kan op meerdere manieren. Het betekent grofweg dat eigenaren meer betalen naarmate hun perceel meer verhard oppervlakte heeft en dus meer afwatert op het afvalwaterriool, zoals een parkeerplaats, een dak van een winkelcentrum, of een tuin vol tegels. Omgekeerd betekent het dat wie een groen dak aanlegt of tegels uit de tuin haalt een korting krijgt. In Duitsland wordt dit wel toegepast, maar in Nederland nauwelijks.

Analyse van de discussie over belastingdifferentiatie laat zien dat argumenten op heel verschillende gronden ­ge­baseerd worden. Vanwege duurzaamheid geeft Venray een belastingvoordeel voor het afkoppelen van hemelwater van het riool. Maar vanuit rechtvaardigheidsoverwegingen past Ede het vervuiler-betaalt-principe toe op ­bedrijventerreinen die meer hemelwater lozen op het riool. En vanwege institutionele redenen (hoge uitvoeringskosten), stelde Amsterdam aanpassing voorlopig uit. De meningen verschillen ook omdat mensen andere toekomstvisies hebben. Willen we hemelwater decentraal beheren samen met burgers en bedrijven, of collectief en geheel door de overheid? Hoe verdelen we in beide gevallen de kosten over burgers en bedrijven? Uit solidariteit of vanuit het principe de vervuiler betaalt, en in welke mate dan? Op de schaal van wijken, gemeenten of landelijk? Of de institutionele vraag: gaan we naar een integrale omgevingsheffing voor alle klimaatkosten? Het werken aan klimaatadaptatie vraagt een constante afweging tussen duurzaamheids-, rechtvaardigheids- en institutionele argumenten. MAATSCHAPPIJVISIES ZIJN POLITIEK BEPAALD Het antwoord hierop is afhankelijk van de maatschappij­


SCRIPTIEPRIJS

Belanghebbenden in de discussie over differentiatie van de rioolheffing

visie die onder politieke overtuigingen ligt. Hier doet zich een grensprobleem voor; ambtenaren voelen zich (terecht) niet bevoegd de afweging tussen duurzaamheid, recht­ vaardigheid, en institutionele belangen te maken. En volksvertegenwoordigers zien dat vraagstuk nauwelijks op hun vergadertafel komen. Beleidmakers noemen diverse redenen waarom beleidsinnovaties voor klimaatadaptatie weinig aandacht krijgen: tijdsdruk, te weinig manuren of geld, niet voldoende prioriteit boven andere grote veranderingen in de gemeente, geen gevoelde urgentie om de rioolheffing aan te passen, verwachte weerstand en onzekerheid over de baten van het aanpassen. Vaak ontbreekt ook het initiatief vanuit de verantwoordelijke wethouder en/of de gemeenteraad, laat staan vanuit burgers, omdat het een juridisch en technisch onderwerp is. De riolering moet gewoon werken: verder denken weinig mensen erover na. Totdat er een clusterbui op hun gemeente valt.

John Grin (UvA) ontwikkelde praktische handvatten voor beleidsmakers. Dual-track governance is zijn strategische methode voor mensen die een beleidsinnovatie, zoals ­differentiatie van de rioolheffing, willen stimuleren, door in te spelen op eerder genoemde politieke processen. Met Reflexive governance doelt Grin op het belang dat volks­ vertegenwoordigers en ambtenaren blijven reflecteren op de richting waar het waterbeleid naartoe stuurt en de normatieve aannames die daaraan ten grondslag liggen. De discussie over de rioolheffing gaat over fundamentele zaken, zoals de keuze tussen het kostenveroorzakersen het solidariteitsbeginsel en de vraag hoeveel budget de gemeente over heeft voor duurzaamheidsdoelen. De duurzaamheids-, rechtvaardigheids-, en institutionele argumenten lopen zodanig uiteen, dat mensen bij vrijwel iedere discussie over dit onderwerp verstrikt raken. Juist daarom moeten we in gesprek gaan over de grondslag van de rioolheffing, en breder: welke beleidsinstrumenten we willen inzetten voor een klimaatbestendig Nederland. METHODE Het veldwerk voor mijn onderzoek bestond uit 21 interviews op lokaal en landelijk niveau en uit een analyse van beleidsdocumenten van twaalf gemeenten. Luisteren naar verhalen in de praktijk en het bijwonen van b ­ ijeenkomsten was cruciaal om inzicht te krijgen in de argumenten ­ voor- en tegen belastingdifferentiatie. Met behulp van het governance perspective op transities (in navolging van o.a. John Grin, Bas Arts en Jan van Tatenhove) is de discussie over de rioolheffing vervolgens in het bredere socio-tech­ nische systeem geplaatst. Dit theoretisch kader laat zien hoe de keuze voor een beleidsinstrument binnen een gelaagd en dynamisch machtsspel tot stand komt. Lieke Brackel

Het is een uitdaging om de discussie over beleidsinstrumenten voor klimaatadaptatie op de politieke agenda te krijgen. Juist door de technische aard van oplossingen voor klimaatadaptatie zijn volksvertegenwoordigers afhankelijk van de input en innovatiekracht van de waterprofessionals bij gemeenten en waterschappen. STREVEN NAAR DEREGULERING Het begrijpen van politieke processen zoals agenda-setting kan daarbij helpen. Bovendien zijn er algemene trends in de maatschappij en bij overheden die ook hierop invloed hebben, zoals de beweging naar een participatiemaatschappij en het streven naar deregulering (waardoor journalisten deze zomer het frame ‘tuintegeltaks’ kozen). NR1-JANUARI 2018

GREEN DEAL GROENE DAKEN Binnen de Green Deal Groene Daken werken gemeenten, waterschappen en groen dak gerelateerde brancheorgani­ saties sinds 2015 aan differentiatie belastingen. Mijn scriptie was een vervolg op eerder door hen uitgevoerd onderzoek (‘Hemelwater belasten of belonen’) in het kader van het Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie. De Green Deal Groene Daken gaat verder met dit onderzoek in samenwerking met het Deltaprogramma Ruimte­ lijke Adaptatie; om scherper te krijgen welke financiële prikkels onderdeel kunnen zijn van de beleidsmix voor klimaatadaptatie.

33


34

Waternetwerk MSc-Scriptieprijs 2017

Winnaar van de MSc scriptieprijs 2017:

Daan Poppema (Universiteit Twente) met de scriptie:

Experiment-supported modelling of salt marsh establishment uitgereikt door juryvoorzitter dhr. Jelle Roorda tijdens het KNW Najaarscongres ‘Waterprofessional van de toekomst’ in Amersfoort 24 november 2017

Figuur 1a: Het testen van planten in de golfgoot. 1b: Een zeekraalzaailing na het testen. 1c: De projectomgeving van Marconi en het rekengrid van het model. 1d: De locaties waar volgens het (schematische) model ­vestiging succesvol is, wanneer de golven met 50% gedempt worden.

NAAR EEN GRONDIGER BEGRIP VAN VEGETATIEVESTIGING Voor een succesvolle vestiging van kwelderplanten is erosie een betere indicator dan bodemschuifspanning. Op steeds meer plekken in de waterbouw wordt gewerkt volgens het gedachtengoed van Building with Nature. Dit leidt tot flexibele en efficiënte oplossingen, die de water­veiligheid vergroten en ruimte bieden om natuur en ­recreatie verder te ontwikkelen. Kwelders zijn hier bijzonder geschikt voor. Kwelders zijn begroeide buitendijkse gebieden die bij (extreem) hoogtij of storm onder water staan. Ze voorkomen erosie van de bodem en breken ­golven, waardoor de waterveiligheid verbetert. Daarnaast zijn kwelders een kraamkamer en leefgebied voor bijzondere planten en dieren. Deze ecosystemen komen in Nederland veelal voor in de Zuidwestelijke Delta en langs de Waddenzee. Vanwege hiergenoemde ecosysteemdiensten is er brede interesse om kwelders meer in te zetten voor waterveiligheid. Ecoshape, een stichting waarin ingenieursbureaus, kennisinstellingen en andere organisaties samenwerken en het Building with Nature principe verder ontwikkelen, is in dit kader recent gestart met het Marconi Buitendijks pilotproject (zie Fig. 1c). De Ecoshape partners Deltares, Wageningen Marine Research, Arcadis en Royal ­HaskoningDHV voeren dit project uit.

Binnen het pilotproject wordt op de wadplaat langs de havendijk van Delfzijl zand en slib aangebracht, om de omstandigheden geschikt te maken voor kweldergroei. Tegelijk wordt onderzocht wat de beste manier is om kwelders te herstellen. Hiervoor wordt geëxperimenteerd met verschillende zand-slib mengsels, golfremmende structuren en het inzaaien van kweldervegetatie. Het doel van dit onderzoek (zie ook bron 1) is om te bepalen onder welke condities kwelders zich kunnen vestigen en hoe deze condities bij Marconi gecreëerd kunnen worden. WINDOWS OF OPPORTUNITY Om de vorming van kwelders te voorspellen wordt de Windows of Opportunity (WoO) theorie gebruikt [2]. Deze theorie stelt dat achtereenvolgens de juiste hydrodynamische condities moeten optreden, zodat er een window ontstaat waarbinnen planten zich kunnen vestigen. Er wordt een drietal windows onderscheiden. In window 1 ontkiemen de zaden en ontwikkelen ze wortels. Om te voorkomen dat zaden wegspoelen, moeten stroming en golven afwezig zijn. In window 2 groeien de zaailingen en hun wortels langzaam. De weerstand tegen hydrodynamische verstoringen neemt hiermee toe. In window 3 zijn de planten volwassen


SCRIPTIEPRIJS

en moeten ze ook extremere hydrodynamische condities kunnen weerstaan. Als ook dit het geval is, wordt de vegetatievestiging als succesvol beschouwd. De belangrijkste verstoring voor planten is erosie: dit beperkt de verankeringscapaciteit en voedingsinname van de wortels. Voorheen werd in de WoO theorie bodem­ schuifspanning gebruikt als proxy voor erosie [2,3]. ­(Bodemschuifspanning geeft de wrijvingskracht tussen water en bodem aan, en neemt toe naarmate stroomsnelheid en golfhoogte toenemen.) De (maximaal optredende) bodemschuifspanning is echter moeilijk te bepalen en vormt geen goede proxy voor de (totale) erosie van de ­bodem. Daarom verwachten wij dat voor de vestiging en ontwikkeling van kwelderplanten erosie een betere ­indicator is. Deze hypothese hebben we in een experiment verder onderzocht. HET EXPERIMENT Het experiment (Fig. 1a en 1b) is opgezet en uitgevoerd bij het NIOZ Yerseke om te bepalen hoeveel erosie kwelderplanten aankunnen. Zeekraal- en slijkgrasplanten (Salicornia procumbens en Spartina anglica) zijn in een ­klimaatkamer gekweekt. Hierbij zijn de natuurlijke getijde­ dynamiek, de dag-nachtcyclus en de erosie en sedimentatie die kunnen optreden tijdens de groei van planten nagebootst. Vervolgens is in een golfgoot bepaald na hoeveel erosie planten omvallen. Dit blijkt sterk afhankelijk van de leeftijd van de planten en van de sedimentatie en erosie tijdens het groeiproces. De golfhoogte en bodemschuif­ spanning hebben minder invloed. Hiermee ondersteunen de resultaten de keuze om het WoO model in termen van toegestane erosie te definiëren. DELFT3D MODEL Om het WoO model op Marconi toe te passen, moet de lokale bodemdynamiek voorspeld worden. Hiervoor is in Delft3D de lokale stroming, golven en morfologie gemodelleerd, met een resolutie van 200 m² (Fig. 1c en 1d). Het model voorspelt stevige erosie, waardoor er aan de kust klifvorming optreedt rond de hoogwaterlijn. Hierdoor kunnen planten alleen op het hoogste deel direct langs de kust groeien. Met behulp van een gevoeligheidsanalyse is onderzocht hoe robuust dit resultaat is. Het resultaat blijft (nagenoeg) hetzelfde als het sedimenttype of de vegetatie-implementatie in het Delft3D model verandert. Veranderingen in de WoO parameters, zoals de duur van de windows of de toegestane erosie, hebben eveneens slechts beperkt invloed. Dit betekent dat de voorspelling met een NR1-JANUARI 2018

sterke erosie en beperkte vestiging robuust is. Golfdempende maatregelen zoals rijshouten dammen kunnen gebruikt worden om de voorspelde erosie te verminderen. Daarom is de invloed van golfhoogte op de erosie onderzocht. Bij afnemende golfhoogte neemt de erosie eveneens af. Bij 50 procent lagere golven is de voorspelde afname voldoende om de verschillende windows succesvol te doorlopen en kweldervestiging mogelijk te maken (Fig. 2).

Figuur 2: De invloed van golfhoogte op erosie en vestiging: g ­ olfreductie (aangegeven in procenten bij de profielen) vermindert de erosie en ­vergroot de vestigingskansen van planten.

CONCLUSIES Deze studie heeft aangetoond dat voor kweldervestiging erosie belangrijker is dan bodemschuifspanning. Hiermee is het Windows of Opportunity framework aangevuld, zodat bij toekomstige projecten beter bepaald kan worden of de lokale condities kweldervestiging toestaan. Verder laten we voor Marconi Buitendijks zien dat golfdempende maat­ regelen essentieel zijn voor de stabiliteit van de bodem en de vestiging van de kwelder. | Daan Poppema (Universiteit Twente), Pim Willemsen (UT, Deltares, NIOZ), Bas Borsje (UT), Mindert de Vries (Deltares), Zhenchang Zhu (NIOZ), Petra Dankers (Royal HaskoningDHV) en Suzanne Hulscher (UT)

BRONNEN

1. Poppema, D. W., Willemsen, P. W. J. M., De Vries, M., Zhu, Z., Borsje, B. W., & Hulscher, S. J. M. H. (2017). Experiment-supported modeling of salt marsh establishment: Applying the Windows of Opportunity concept to the Marconi pioneer salt marsh design. 19-19. Abstract from ECSA Focus Meeting 2017, Shanghai, China. 2. Balke, T., Bouma, T. J., Horstman, E. M., Webb, E. L., Erftemeijer, P. L. A., & Herman, P. M. J. (2011). Windows of opportunity: thresholds to mangrove seedling establishment on tidal flats. Marine Ecology Progress Series, 440, 1-9. 3. Hu, Z., Van Belzen, J., Van der Wal, D., Balke, T., Wang, Z. B., Stive, M., & Bouma, T. J. (2015). Windows of opportunity for salt marsh vegetation establishment on bare tidal flats: The importance of temporal and spatial variability in hydrodynamic forcing. J. Geophys. Res. Biogeosci., 120, 1450-1469.

35


36

Snijkop, zoals gebruikt bij de uitvoering van het saneringsproject

Traditioneel worden drinkwaterleidingen in Nederland vervangen met een open ­ontgraving. Dit geeft vaak hinder voor de omgeving en het is duur. Inmiddels zijn verschillende sleufloze technieken ontwikkeld. Daarbij worden de meeste werkzaamheden ondergronds uitgevoerd vanuit werkputten. KWR Water ontwikkelde een evaluatie-instrument voor saneringstechnieken, en probeerde het uit op een pilot van PWN in Middenbeemster. Bovendien voerde PWN negen ­maanden na de pilot een inspectie van de nieuwe waterleiding uit.

DE JUISTE TECHNIEK OP DE JUISTE PLAATS: WATERLEIDING SANEREN MET PIPE CRACKING Het nieuwe evaluatie-instrument bestaat uit een analyse van technische aspecten, effecten op de omgeving en kosten. Systematische evaluatie van meerdere projecten levert de kennis voor een onderbouwde keuze tussen technieken. Dit is belangrijk voor drinkwaterbedrijven maar ook voor de gas- en rioleringssector. Op 29 september 2016 heeft PWN bij Middenbeemster een gietijzeren leiding van 340 meter sleufloos vervangen. PWN heeft dit project laten evalueren volgens de nieuwe methode en heeft bovendien de nieuwe leiding na de vervanging geïnspecteerd met ultrasoon geluid. PIPE CRACKING Er bestaan verschillende sleufloze technieken. In Middenbeemster is na overleg met de aannemer gekozen voor pipe cracking. Hierbij wordt de oude leiding gebroken met een snijkop. Direct achter de snijkop wordt de nieuwe leiding ingetrokken, met verbindingen en al. Doordat de snijkop groter is dan de leiding, worden de scherven van de oude leiding opzij geduwd zodat ruimte ontstaat voor de nieuwe leiding. De scherven blijven achter in de bodem. In Nederland is deze techniek nog maar zelden toegepast op drinkwaterleidingen. In het buitenland en bij het vervangen van gasleidingen en riolen wordt pipe cracking al vaker toegepast. In Middenbeemster ging het om een grijs gietijzeren leiding (GGIJ, doorsnede 200 milli­ meter) van 340 meter uit 1933, op 2 meter diepte. Het tracé loopt deels onder en deels langs een drukke uitvalsweg, waarvan het asfalt nog maar drie jaar geleden was vernieuwd. Er staan bomen langs de weg, en op ongeveer 30 centimeter afstand van de leiding liggen telecom- en elektrakabels. De leiding is vervangen door een nodulair gietijzeren leiding (NGIJ). Om krasvorming ­tijdens het intrekken en beschadiging door verkeersbelasting te voorkomen is gekozen voor een NGIJ leiding met een cementbekleding.


WATERWETENSCHAP

TOEGEPASTE WETENSCHAP IN DE WATERSECTOR

Voorbeeld van een meting ingezoomd op 2 voegen. Op de horizontale as staat de tijd sinds het begin van de meting. Op de verticale as staan de acht sensoren. Ieder balkje representeert een sensor. De kleuren representeren de tijd tot detectie van de eerste echo

PWN is tevreden over de pilot en ook uit de evaluatie blijkt dat pipe cracking een goede keuze was. De vervanging verliep technisch nagenoeg vlekkeloos en de nieuwe leiding is conform specificaties opgeleverd. De voorbereiding ging vlot: doordat er weinig graafwerk nodig was, was de vergunningverlening eenvoudig. Het verkeer had weinig last van de werkzaamheden, bomen konden blijven staan, de geluidsoverlast was gering. Hoewel de bodem vervuild was, bleef door het kleine aantal werkputten de afvoer van vervuilde grond beperkt. Door al deze voordelen was pipe cracking voor deze locatie 20 procent goedkoper dan open ontgraving (ook in combinatie met een nieuwe NGIJ leiding). RISICO’S Het belangrijkste risico van pipe cracking zijn de krachten op de oude leiding om deze te breken. Dit kan leiden tot schade aan andere leidingen of aan bestrating. Dit ­speelde niet in Middenbeemster door de diepe ligging van de ­leiding en de afwezigheid van dichtbij gelegen gasleidingen en riolering. De kans op beschadiging van de ­nieuwe leiding bij het intrekken werd geminimaliseerd door met een versterkte NGIJ-­leiding te werken. Wel is er altijd een kans op schade aan verbindingen tijdens het intrekken. Een nadeel van pipe ­cracking is dat de scherImpressie van het tracé ven van de oude ­leiding bovengrondsgsproject achterblijven in de bodem. Er is weinig bekend over de vorm en ligging van deze scherven. Naar verwachting is er bij een NGIJ op de lange termijn vrijwel geen risico op beschadiging, maar de scherven kunnen wel hinder opleveren bij toekomstige werkzaamheden. INSPECTIE MET ULTRASOON GELUID Negen maanden na de aanleg is de nieuwe leiding geïnspecteerd, als onderdeel van een inspectie van in totaal 1,8 kilometer aan leiding. Dat is gedaan met de Aquarius I, een draadloos instrument dat meebeweegt met de stroming in het water. De Aquarius I zendt korte geluidsgolven NR1-JANUARI 2018

(0,5-15 MHz) uit, en registreert de echo’s. Gaatjes geven een echo, maar ook scheuren en verbindingen. De afstand tussen twee metingen is 2,5 millimeter. Zo ontstaat een nauwkeurig beeld van alle onderdelen van de leidingwand (NGIJ, cementlaag). De nieuwe leiding bleek in goede conditie. Er waren geen meetbare beschadigingen aan de leidingwand, noch aan de verbindingen. De Aquarius I was niet in staat om de scherven van de oude leiding te detecteren. Hiervoor is een sterkere energiebron nodig, wat op dit instrument niet mogelijk is. Jojanneke van Vossen (KWR Water), Edwin van den Brink (PWN), Rudy Dijkstra (Acquaint) Een uitgebreide versie van dit artikel is te vinden op H2O-Online. Het is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.h2owaternetwerk.nl (onder H2O-vakartikelen).

SAMENVATTING Vervangen van een waterleiding gebeurt meestal met open ontgraving. Dat kan hinder geven voor omwonenden en schade aan wegen en bomen. Inmiddels zijn er ‘sleufloze’ technieken, waarbij het meeste werk ondergronds gebeurt vanuit werkputten. Besluiten wanneer welke techniek toe te passen is echter niet eenvoudig. KWR Water ontwikkelde daarom een evaluatie-instrument. Hiermee is een pilot van PWN in Middenbeemster met de sleufloze techniek pipe ­cracking geëvalueerd. Het tracé is bovendien geïnspecteerd. Pipe cracking bleek op deze locatie een goed en goedkoop alternatief voor een open ontgraving. De techniek is geschikt voor locaties waar een open sleuf veel hinder en hoge kosten met zich meebrengt.

37


38

h2owaternetwerk.nl MEER WETEN?

KIJK OP DE WEBSITE VAN H2O! Citizen science en kalkafzettendheid In dit citizen science-project doen klanten voor het eerst als onderzoeker mee aan een wetenschappelijke studie naar de hardheid en kalkafzettendheid van drinkwater. Uit de evaluatie is gebleken dat deze vorm van samenwerking tussen klant en waterbedrijf zeer gewaardeerd wordt. Stijn Brouwer, Monique Albert (KWR Watercycle Research Institute), Willem van Pol, Hedwig van Berlo (WML)

Verwarming en koeling zonder warmtepomp met WKO-triplet Bodemenergiesystemen worden veelvuldig toegepast om energie te besparen. De warmtepomp van zulke systemen gebruikt echter nog altijd veel elektriciteit. Het WKO-‘triplet’-systeem vermijdt elektriciteitsverbruik door de warmtepomp door warmte en koude op het gewenste temperatuurniveau in te vangen en in de bodem op te slaan met (bijvoorbeeld) ­zonnecollectoren en droge koelers. Martin Bloemendal – KWR/TU Delft, Niels Hartog – KWR/UU, Ad van Wijk – KWR/TU Delft, Jan Jaap Pape – UU/KWR

Praktijkervaring met het inrichten van DMA’s In een workshop met de Nederlandse drinkwaterbedrijven en De Watergroep zijn de praktijkervaring van de verschillende bedrijven, de bestaande DMA’s, achterliggende ontwerpgedachten, realisatie, onderhoud, opbrengsten en bestaande vragen in kaart gebracht. Daarnaast zijn ook de ervaringen van internationale drinkwaterbedrijven met DMA’s met een enquête geïnventariseerd. Ina Vertommen (KWR Watercycle Research Institute) en Eelco Trietsch (Vitens)

Naast vakblad H2O is er een complete website met het meest actuele (water)nieuws, watervacatures en H2O-vak­artikelen, voor wie de verdieping zoekt. Deze H2O- vakartikelen zijn geschreven door waterprofessionals. Op deze pagina een overzicht van de meest recente artikelen die op de site www.h2o-waternetwerk.nl zijn verschenen.

De juiste techniek op de juiste plaats: een pilot met pipe cracking en inspectie van een drinkwaterleiding Met de toename in het aantal vervangingen in het leidingnet wordt de keuze tussen traditionele en sleufloze technieken steeds belangrijker, maar besluiten wanneer welke techniek toe te passen is niet eenvoudig. PWN heeft in september 2016 een pilot uitgevoerd met pipe cracking, die is geëvalueerd met de nieuw ontwikkelde evaluatiemethodiek. Jojanneke van Vossen (KWR), Edwin van den Brink (PWN), Rudy Dijkstra (Acquaint)

Een onderbouwing voor keuzes tussen saneringstechnieken De benodigde kennis voor een onderbouwde keuze tussen traditionele en sleufloze technieken is niet voor alle weegcriteria (zoals hinder, kosten en betrouwbaarheid) voor iedere techniek en locatie bekend. Binnen het TKI-project ‘Slim renoveren van waterleidingen’ is een methodiek ontwikkeld voor het evalueren van saneringsprojecten, zodanig dat verschillende technieken met vaste criteria met elkaar vergeleken kunnen worden. Jojanneke van Vossen (KWR), George Mesman (KWR), Maurice Nooijen (BAM), Marco v.d. Wijst (Aarsleff, voorheen BAM), John Henzen (GvL Boringen, voorheen Heijmans)

Van elk nieuw artikel op H2O-Online een ­melding krijgen? Volg ons dan op Twitter: @vakbladh2o. De ambitie om een H2O-vakartikel te schrijven? Kijk op onze website voor de auteursinstructies. En stuur uw artikel naar redactie@h2owaternetwerk.nl

Abstracts voor zevende Water Matters

De zevende editie van Water Matters, het kennismagazine van H2O, verschijnt in de juni. Onderzoekers die een bijdrage willen leveren worden door de redactiedraad van Water Matters uitgenodigd om abstracts in te sturen. Op basis van de ingestuurde abstracts wordt het volgende nummer van Water Matters samengesteld. De redactieraad kijkt daarbij naar de kwaliteit van de onderzoeken, de waarde van de artikelen en naar een goede spreiding van onderwerpen. De abstracts moeten beknopt zijn. Kijk voor auteursinstructies op h2owaternetwerk.nl/water matters Wie een abstract heeft ingediend, krijgt altijd bericht over hetgeen de redactieraad heeft besloten. De abstracts moeten voor 1 februari a.s. worden gemaild naar redactie@vakbladh2o.nl.


WATERNETWERK

NIEUWS UIT HET NETWERK VAN WATERPROFESSIONALS

AGENDA

iStockphoto

2017

Wilt u een activiteit voor ­waterprofessionals aangekondigd zien in deze agenda van maandblad H2O? Meld het dan aan onze redactie: redactie@h2owater netwerk.nl

26 JANUARI, AMSTERDAM

Themamiddag Omgevingswet

Meer info en aanmelden: www.h2owaternetwerk.nl

1 FEBRUARI, UTRECHT

Rioneddag

Meer info en aanmelden: www.rioned.org

15 FEBRUARI, HEERENVEEN

Slibontwatering, studiemiddag Kennis in de Regio Meer info en aanmelden: www.h2owaternetwerk.nl

13 MAART, POEDEROIJEN

Ruimtelijke Inpassing Dijken – themadag met excursie Meer info en aanmelden: www.h2owaternetwerk.nl

15 MAART, AMSTERDAM

Cec’s, drugs & Plastic Balls. Symposium opkomende en Milieuvreemde stoffen zoals nanodeeltjes, microplastics en drugs Meer info en aanmelden: www.h2owaternetwerk.nl

29 MAART, BRABANT

Inspecties zijn superbelangrijk-studiemiddag Kennis in de Regio Meer info en aanmelden: www.h2owaternetwerk.nl

17 APRIL, WAGENINGEN

Van Papier naar Praktijk, 4e NKWK conferentie www.waterenklimaat.nl

19 APRIL, UTRECHT

Gala-avond H2O 50 jaar SAVE THE DATE www.h2owaternetwerk.nl

20 APRIL, UTRECHT

KNW Voorjaarscongres over Klimaatstresstesten www.h2owaternetwerk.nl

NR1-JANUARI 2018

KENNIS IN DE REGIO JAARPROGRAMMA 2018 KNW start samen met Wateropleidingen het programma Kennis in de Regio (KIR). Hierbij gaat het om het uitwisselen van kennis en ervaringen voor en door waterprofessionals op mbo/mbo+ niveau en hun leidinggevenden op het gebied van waterketen en watersysteem, over watertechnologie en waterbeheer. KNW draagt hiermee bij aan de ontwikkeling van de ­waterprofessional en de watersector en slaat een brug slaan tussen vakspecialisten en hun leidinggevenden. Er worden in 2018 acht bijeenkomsten gehouden verspreid over het hele land. De onderwerpen die aan bod komen zijn slibontwatering, veiligheid, energie en onderhoud en inspectie. Actieve deelname aan een KIR-bijeenkomst wordt gewaardeerd met 2,5 PE-punten (permanente ­educatie). Meer info en aanmelden via www.h2owaternetwerk.nl.

CECS, DRUGS AND PLASTICS BALLS

Er is veel aandacht voor geneesmiddelenresten in het watermilieu. Effecten en mogelijke maatregelen zijn onderzocht. Via de Ketenaanpak Medicijnen van het Rijk wordt hier nu handen en voeten aan gegeven. Ondertussen dienen zich nieuwe Contaminants of Emerging Concern (CEC’s) aan: nanodeeltjes, microplastics, drugs en ander microverontreinigingen. Op donderdagmiddag 15 maart zetten we deze nieuwe “deeltjes” in de schijnwerper: Wat zijn dit voor stoffen, waar komen ze vandaan, welke effecten hebben ze op het watermilieu en op welke manier kunnen we deze effecten verminderen of nog beter voorkomen?

H2O 50 JAAR

Vakblad H2O bestaat 50 jaar. Om dat te vieren is er op donderdagavond 19 april een feestelijke samenkomst in de Sint Janskerk te Utrecht. Wilt u een bijdrage leveren of heeft u vragen, neem dan contact op met Monique ­Bekkenutte, 06 31678668.

39


LET OP! GEWIJZIGDE OPENINGSTIJDEN: 10:00 – 18:00 UUR

DÉ MEEST SUCCESVOLLE WATERBEURS VAN NEDERLAND

BESTEL UW TICKETS VIA DE WEBSITE

71800057002

13, 14 & 15 MAART 2018 WWW.EVENEMENTENHAL.NL/AQUARIO-GO

DÉ VERBINDENDE VAKBEURS VOOR DE RIOLERINGSBRANCHE


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.