H2O maart 2018

Page 1

3

22 maart 2018 51ste jaargang

Vakblad van Koninklijk Nederlands Waternetwerk

h2owaternetwerk.nl

SYBE SCHAAP MAANT TOT ALERTHEID

Pensioengeld zoekt waterbeleggingen Lessen uit grote drinkwaterincidenten


Aqua Vision

ting Celebra f rs o 20 yea tion innova

Hydro- & Oceanographic Consultancy

Bodemprofielmeting Giethoorn, Overijssel

Onze specialisaties · Capaciteitsmetingen

Bodemprofielmetingen Met een meetvaartuig en speciaal in-huis ontwikkelde software maken wij 3D bodemscans om een watergang nauwkeurig in kaart te brengen.

Servaasbolwerk 11 3512 NK Utrecht

· · · · · · · · ·

van kunstwerken

Debietmetingen Stationaire debietmeetstations Bathymetrie metingen RWZI – garantiemetingen (stroomsnelheid en -richting) Slibdiktemetingen IJken van debietformules Opstellen van waterbalansen Stuwanalyses Turbiditeitsmetingen

www.aquavision.nl

Stromingsmetingen Met (ADCP) remote sensing technieken meten we ruimtelijk en in de tijd de stroomsnelheid en -richting, waarmee ook het debiet wordt bepaald om een integraal beeld te krijgen.

030 - 24 59 872 info@aquavision.nl

Ook adverteren in

H2O Magazine? Neem dan contact op met Bart de Wilde 010-742 05 49 bart@crossmedianederland.com

H2O MAGAZINE, AL MEER DAN 50 JAAR EEN BEGRIP


3

H2O NR3 MAART 2018

Vakblad van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW)

INHOUD 4

Sybe Schaap: ‘ Het gaat écht mis als we niet uitkijken’

EN VERDER 9. IN THE PICTURE Daan Hopmans: ‘Een waterzuiveringsinstallatie, die vind ik mooi’ 24. ACHTERGROND Drinkwater komt voorlopig niet van het dak 28. HOOGSTANDJE De Kleirijperij. Het gaat beginnen

10 14 18

NR3-MAART 2018

PGGM wil miljarden beleggen in watersector

30. IN BEDRIJF Aerzen: ‘Gerenoveerde zuivering kan met zestig procent minder energie’ 34. WATERTECHNIEK • Afkoppelpijp wint Rionedprijs • Nieuwe zuiveringsprocessen met ozon • Themista voor het eerst op praktijkschaal • Snelle reparatie van scheuren 36. WATERWETENSCHAP Internationale City Climatescan Rotterdam: onderzoeks­resultaten klimaatadaptatie 38. H2OWATERNETWERK.NL

Kraanwater uit kwetsbare beek

Ben Tangena onderzoekt 101 drinkwater­ incidenten

39. WATERNETWERK • Stress door klimaatverandering - hoe voer je de juiste dialoog? • Kingfisher-decentraal waterbeheer in Zuid-Afrika

COLOFON Vakblad H2O, H2O-Online, Water Matters en H2O Video zijn uitgaven van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) UITGEVER Monique­­Bekkenutte (KNW) HOOFD­REDACTEUR Bert Westenbrink ­REDACTIE Loes Elshof, Marloes Hooimeijer, Mirjam Jochemsen, Dorine van Kesteren, Charlotte Leenaers, Hans Oerlemans, ­ ­Barbara Schilperoort, Dorien ter Veld, Martien Versteegh van Wijk, Nico van der Wel REDACTIEADRES Koningskade 40, 2596 AA Den Haag, e-mail: r­ edactie@vakbladh2o.nl WEBREDACTIE Berber B ­ijma, Jaap Hoeve, Kees Jan van Kesteren, Hans Klip ­REDACTIERAAD René A ­rninkhof, M ­ atthijs van den Brink, Erwin de Bruin, Henk­ Dekker, ­ ­ Henriëtte van Ekert, Alice Fermont, ­ Roberta Hofman-­ Caris, Joost Icke, Warry M ­ ­ euleman, Johan van Mourik, Jos Peters, Jan Post, Jan Roelsma, Joris Schaap, ­Peter Schipper, Marlies Verhoeven, Marie-José van de Vondervoort, Jason Zondag ­ VORMGEVER Ronald Koopmans BLADMANAGEMENT Monique Bekkenutte ADVERTENTIE/MEDIAVERKOOP: Cross Media Nederland, Bart de Wilde en Tom ­Lammertink, Nieuwe Haven 133, 3116 AC Schiedam, 010-7421020, e-mail: bart@cross medianederland.com en tom@crossmedianederland.com DRUK Senefelder Misset, Doetinchem ABONNEMENTEN Secretariaat@vakbladh2o.nl


4

SYBE SCHAAP, VOORZITTER NWP EN EERSTE KAMERLID:

‘ HET GAAT ÉCHT MIS ALS WE NIET UITKIJKEN’ Tekst Dorine van Kesteren | Fotografie Marcel Molle


I

INTERVIEW ‘ Onze minister-president en bewindslieden moeten doordrongen raken van de ernst van de problemen’

De waterwereld heeft geen geheimen voor Sybe Schaap, oud-boer, ­ouddijkgraaf en oud-voorzitter van de Unie van Waterschappen. Tegenwoordig is hij voorzitter van het Netherlands Water Partnership en Eerste Kamerlid voor de VVD. Een gesprek over conflicten, waterschaarste, zakkende delta’s en de waterveiligheid en grondwaterkwaliteit in ons eigen land.

E

igenlijk is Sybe Schaap helemaal niet zo’n zorgelijk type. Eerder een man die die typische VVD-opgeruimdheid uitdraagt. Hij maakt zich ook niet zo snel druk, is nuchter en vrij onbewogen. Maar als hij praat over de waterschaarste in de ­wereld, is er van dit alles weinig over. Hoofdschuddend: “Het gaat écht mis als we niet uitkijken. In Noord-Afrika, het Midden-Oosten, China, Iran, Zuid-Afrika en in enkele droge staten van de Verenigde Staten. Op sommige plaatsen staat het grondwater nu al 100 tot soms wel 300 meter onder het maaiveld. Het wordt niet aangevuld met regenwater en dus raakt het op een dag op. Dat betekent: geen drinkwater, geen water voor de industrie en geen water voor de landbouw. Kaapstad verwacht day zero binnen een paar weken – en daar wonen vijf miljoen mensen.” GEOPOLITIEK Rampzalige scenario’s, met allerlei (geo)politieke vertakkingen. De grote conflicten van de laatste tijd zijn ook waterconflicten, aldus Schaap. Hij somt op: “De Arabische Lente begon omdat het water schaars werd en de voedselprijzen stegen. In Syrië leidden de mislukte oogsten tot een trek naar de steden. Vervolgens gingen godsdienstige en etnische scheidslijnen meespelen en ontstond daar een explosief mengsel. In Iran draaide het bij de laatste opstand niet, zoals voorheen, om het omverwerpen van het politieke systeem, maar om protest tegen de stijgende voedselprijzen. In Noord-China trekken miljoenen droogtemigranten naar de steden omdat ze op het platteland geen landbouw meer kunnen bedrijven. De steden kunnen die groei niet aan, dus worden deze mensen weer weggejaagd. En dat gaat op z’n Chinees: zeer doeltreffend en zeer grootschalig.” VERKEERDE IRRIGATIE De klimaatverandering is niet de enige oorzaak van de wereldwijde droogte, waarschuwt Schaap: vlak ander menselijk handelen niet uit. Dit laatste blijft volgens hem onderbelicht in het publieke debat – en dat is niet goed. “Als het klimaatprobleem wordt gereduceerd tot CO2-reductie en energietransitie, is het mogelijk dat de droogteramp onder de radar verdwijnt.” Hij vervolgt: “De mondiale waterconsumptie komt voor het overgrote deel op het conto van de landbouw. Grondwateruitputting is een direct gevolg van verkeerde, onoordeelkundige irrigatie. Als je irrigeert bij een temperatuur van 40 graden Celsius en een beetje >

NR3-MAART 2018

5


6

‘ We mogen nooit zeggen: de Deltawerken zijn voltooid, Nederland is veilig’

wind, dan zíe je het water gewoon verdampen. Daarbij komt dat intensieve irrigatie in ­warme gebieden leidt tot verzilting van de bodem. Het water verdampt voordat het in de bodem kan doorsijpelen, en het zout blijft achter.”

‘ Grote stedelijke gebieden dreigen in zee te verdwijnen. Niet omdat de zee omhoog komt, maar omdat de bodem daalt’

Valt dit nog op te lossen? “Als de nood aan de man komt, moeten we tijdig voedsel en drinkwater verstrekken. Maar preventie is natuurlijk altijd beter. Concreet betekent dat: onze technieken daarnaartoe brengen en de landbouw leren om beter met het schaarse water om te gaan. We moeten wereldwijd toe naar een andere irrigatietechnologie: veel minder water gebruiken, maar veel doeltreffender. Precies op het juiste moment, de juiste hoeveelheid water toedienen. Het liefst met een leidingsysteem onder de grond, al is het maar vijf centimeter onder het maaiveld. Drip irrigation. Dan verdampt het water niet meer en kun je het druppelsgewijs toedienen. Op die manier red je het misschien met een marge van het huidige gebruik. Met satelliettechnologie kun je de luchtvochtigheid en de groei van de gewassen meten. Daardoor wordt het mogelijk om precies op het goede moment precies de goede hoeveelheid bemesting, gewasbescherming en beregening toe te passen.” Een kans voor de Nederlandse watersector? “Op technologisch en organisatorisch gebied kan onze sector hierbij inderdaad veel betekenen. In het project ‘Spaarwater’ van het Netherlands Water Partnership bijvoorbeeld zijn ervaringen opgedaan met managed aquifer recharge in Bangladesh. Overtollig zoet water wordt opgevangen en geïnfiltreerd in de bodem van verzilte gebieden. Het zoete water


INTERVIEW vormt een lens die drijft op het zoute grondwater – een voorraad die tijdens het seizoen wordt aangesproken voor druppelirrigatie. Het NWP ijvert er hard voor om deze ­systeeminnovatie in te zetten in het buitenland, als onderdeel van een integrale aanpak, waarbij ook aandacht is voor bodem en bemesting. Daarnaast is er een rol voor onze landbouwsector. Naar plaatsen waar de verzilting al aan de gang is of waar brak water moet worden gebruikt voor irrigatie, kunnen we zouttolerante gewassen brengen. Bepaalde Nederlandse aardappelrassen bijvoorbeeld doen het in Noord-Afrika goed op licht verzilte grond.”

De tijd dringt. “De waterschaarsteproblematiek leeft nog niet v­ oldoende. Het is noodzakelijk dat onze minister-president en de bewindslieden van Buitenlandse Zaken doordrongen raken van de ernst van de problemen. Ingrijpen moet Nederland overigens niet alleen doen, maar in Europees of VN-verband. Zo kun je migratie voorkomen, en wellicht ook burgeroorlogen en vluchtelingenstromen. We weten waar ter wereld het fout gaat, dus dan moeten we nú in actie komen – en niet afwachten en dan maar hoge muren bouwen. Feit blijft: wij kunnen ons technologisch en organisatorisch watervernuft wel proberen te verspreiden, maar uiteindelijk moeten de landen in kwestie dat wel wíllen. Soms zijn ze gewoonweg onverantwoord bezig. Kijk bijvoorbeeld naar China, met het Zuid-Noord Waterproject. Daarbij wordt in een ruim 1.200 kilometerslange pijpleiding water vervoerd van de grote rivieren en meren in het waterrijke zuiden naar het droge noorden. Dat is natuurlijk waanzin, alleen al qua kosten. Zowel van de aanleg als het transport. Water is stroef, dus dat vreet energie. Bovendien raakt water bedorven dat zo lang in een pijp zit. Ze moeten in het noorden van China, kortom, veel efficiënter met water omgaan.” Een ander probleem is juist het teveel aan water in de wereld. “De zeespiegelstijging wordt inderdaad hier en daar bedreigend. De delta’s, die op zeeniveau liggen, zijn wereldwijd juist de plaatsen waar de bevolking naartoe trekt. Ook in deze delta’s worden grote hoeveelheden grondwater gebruikt als irrigatiewater, drinkwater of proceswater voor de industrie. Het gevolg is dat de bodem daalt. Grote stedelijke gebieden dreigen dus in zee te verdwijnen. Niet omdat de zee omhoog komt, maar omdat de bodem daalt. Door grondwateronttrekking in poreuze kleigrond gebeurt dit in Jakarta, Bangkok en Taipei met 10 tot 30 centimeter per jaar. Jakarta dreigt straks permanent onder water te ­komen. Daar wordt grootschalig water uit de bodem geNR3-MAART 2018

haald. Maar er is meer dan genoeg water – ik geloof dat er 2.000 millimeter regen per jaar valt – dus ik zou zeggen: ga de watervoorziening anders regelen en blijf van dat grondwater af. Ook hier dus voor alles preventief beleid.”

Terug naar Nederland. Zijn de nieuwste klimaatscenario’s van het KNMI een bedreiging voor onze waterveiligheid? “De eerste meter zeespiegelstijging kan Nederland gemakkelijk aan, dus voorlopig is er nog geen reden voor paniek. Daarmee zeg ik niet dat we dit risico moeten verwaarlozen, in Groenland en op de Zuidpool moet zeker voldoende ijs blijven liggen. De remedie voor ons land is vrij simpel: de dijken verhogen, dammen aanleggen en doorgaan met bescherming van het rivierengebied. Punt is wel dat de mogelijkheden voor Ruimte voor de Rivier inmiddels enigszins lijken te zijn uitgeput. De ruimte die er was om de rivieren te verbreden en dijken te verleggen, hebben we benut. Vermoedelijk bestaat de volgende slag bij de rivierveiligheid dus weer voornamelijk uit dijkversterking. Iets anders is dat het water in de toekomst mogelijk veel langer tegen de rivierdijken blijft staan. Raken die dijken dan niet door en door verweekt? Worden ze dan instabiel? Hier moet onderzoek naar worden gedaan. Misschien is de oplossing om de dijken in de toekomst niet alleen hoger, maar ook nog wat breder te maken. Verder moeten we nadenken over het waterpeil van het IJsselmeer. Hoe ver kan het peil daar nog omhoog als de Noordzee stijgt en er geregeld meer regenwater via de Rijn het IJsselmeer in stroomt? Theoretisch vrij ver, maar er zijn twee problemen. Om te beginnen zal de kweldruk toenemen in het omringende gebied, zoals de IJsselmeerpolders. Daarnaast lopen de kosten van de bemaling dan enorm op. Ik woon in de Noordoostpolder. Daar staan drie gemalen die het water nu al vele meters omhoog moeten pompen, en dat geldt voor alle gemalen rond het IJsselmeer. Het wordt hartstikke duur als daar een halve meter bijkomt. Je kunt je dus afvragen of het niet veel wijzer en goedkoper is om op termijn een heel groot gemaal te ­bouwen in de Afsluitdijk, dat het water maar een halve meter hoeft op te pompen.” Sommigen pleiten voor meer rigoureuze maatregelen, zoals afsluiting van de Westerschelde. “Dat is een interessante discussie. Stel dat het waterpeil daar een meter omhoog kruipt. Is het dan wel verantwoord om de Westerschelde open te houden of moet daar ook een bewegende kering in? Die rekenslag moeten we maken, en het is goed dat het Deltaprogramma daarin voorziet. Dit programma is gebouwd op de stelling dat we permanent vijftig jaar vooruit moeten kijken. Tot 1953 waren er aan >

7


8

INTERVIEW de lopende band overstromingen in Nederland. In die tijd kwamen de maatregelen tegen wateroverlast en overstromingen vaak als reactie op een ramp. Nu willen we een nieuwe ramp vóór zijn – en dat is een fundamenteel andere benadering. We mogen dus nooit simpelweg zeggen: de Deltawerken zijn voltooid, Nederland is veilig. Het gaat altijd om het risicopalet voor de volgende halve eeuw. Het Deltaprogramma kent ook een ander risicoperspectief, dat niet zozeer is gericht op de kans op een overstroming, maar veeleer op de gevolgen daarvan. Die gevolgen zijn in de loop der jaren namelijk exponentieel toegenomen. Niet alleen bij ons, maar wereldwijd. Dat komt onder meer door de economische groei en de vervlechting van de ­economieën in de wereld. Alle economieën zijn zo afhankelijk van logistiek en transport, dat een klein rampje op de ene plek enorme gevolgen kan hebben op andere plekken. Tijdens de tsunami in 2011 gingen enkele Mitsubishi-­ fabrieken in het noorden van Japan onder water. Daar had de Franse auto-industrie zwaar onder te lijden, omdat veel onderdelen uit die Japanse fabrieken komen.”

U zat in de Adviescommissie Water die eind vorig jaar een nogal somber advies over de kwaliteit van ons grondwater heeft uitgebracht. “Het was niet onze bedoeling om paniek te zaaien, wel om een reëel probleem aan te kaarten. Een groot deel van ons drinkwater wordt gemaakt van grondwater. Ons gezuiverde drinkwater heeft de beste kwaliteit ter wereld, maar dat moet wel zo blijven. Het probleem is dat als grondwater eenmaal is vervuild met nutriënten, zware metalen en microverbindingen, je die voorraad bijna niet meer schoon krijgt. Preventie verdient dus aanbeveling. De landbouw kan daaraan bijdragen door preciezer te bemesten. Op het juiste moment, de juiste hoeveelheid mest, en niet een grote bulk in één keer, waarbij slechts een deel van de voedingsstoffen wordt benut en de rest wegspoelt in de bodem. Ook de industrie heeft een verantwoordelijkheid. Bedrijven hebben een vergunning om te lozen op het oppervlaktewater of op de riolering. Maar in de rioolzuiveringsinstallaties worden lang niet alle verontreinigingen uit het water gehaald. Met geavanceerdere zuiveringstechnieken kunnen we daar iets aan doen, maar het is ook nodig om zwaardere eisen te stellen aan de lozers. Ook zij moeten investeren in technologieën die hun restwater schoner maken.” Is het verstandig dat het vorige kabinet de advies­ commissie heeft opgeheven? “Als leden van de adviescommissie vonden wij dit allemaal triest, wij dachten dat we goed en tegen relatief lage kosten

ons werk deden. De wateradvisering wordt nu ondergebracht bij de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Ik hoop dat het water ook daar de aandacht krijgt die het verdient. De Adviescommissie Water heeft in de loop der jaren een aantal belangwekkende adviezen uitgebracht. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het advies over wateroverlast van vorig jaar mei. Hierin stelden wij voor om alle gemeenten een stresstest te laten doen om de knelpunten in kaart te b ­ rengen die kunnen ontstaan door hevige regenval en ­andere weersextremen. Het voorkomen en bestrijden van wateroverlast is immers niet alleen een verantwoordelijkheid van de waterschappen en Rijkswaterstaat, maar ook van de gemeenten. Het is mooi dat de Deltacommissaris deze suggestie heeft overgenomen. Hieruit blijkt de urgentie van een betere voorbereiding op extreem weer.” |

SYBE SCHAAP Sybe Schaap (1946) studeerde aan de Hogere Landbouw­ school. Daarna was hij een paar jaar agrariër in de ­Noordoostpolder, en legde zich onder andere toe op de pootaardappelteelt in Nederland en later in Oekraïne. Op zijn 23ste ging Schaap sociale wetenschappen en filosofie studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Vanaf 1980 was hij universitair docent filosofie aan dezelfde universiteit en vanaf 1990 aan de Karel Universiteit in Praag. Van 1986 tot 2010 was hij dijkgraaf, eerst van het water­ schap Noordoostpolder, later van waterschap Groot Salland. In dezelfde periode was hij zes jaar voorzitter van de Unie van Waterschappen. Schaap promoveerde in 1996 in de wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit. Tussen 2010 en 2013 was bij buitengewoon hoogleraar water policy & governance aan de Technische Universiteit Delft en ­Wageningen Universiteit. Op dit moment is Schaap voor­zitter van Netherlands Water Partnership en Eerste Kamerlid voor de VVD.


9

Daan Hopmans (28), technicus werktuigbouw bij Waterschap Rivierenland Locatie: bij de slibvergisting waar biogas wordt opgewekt

IN THE PICTURE

Tekst Barbara Schilperoort

‘Waterzuiveringsinstallaties, die vind ik mooi’ WAAR WIE Daan Hopmans is een echte techneut. Op de boerderij bij Groesbeek waar hij opgroeide was hij altijd aan het sleutelen. Aan brommers, tractoren, auto’s. De boerderij is niet meer in bedrijf. Boeren werd hobby-boeren: “Te veel regels. De lol ging eraf.” Inmiddels is hij eigenaar van de boerderij. Zijn vader woont in het voorhuis, zelf huist hij met zijn jonge gezin in het achterste deel. Nog steeds is hij altijd bezig. “Al het onderhoudswerk doen we zoveel mogelijk zelf. Er is altijd wel wat te doen.” Na zijn opleiding werktuigbouwkunde (MBO-niveau 4) ging hij aan de slag bij een beton-bedrijf. “Het was niet wat ik zocht, maar vlak voor de crisis uitbrak was het niet eenvoudig om een leuke baan te vinden. Daarom bleef ik om me heenkijken. Ooit had ik op school meegedaan met een excursie naar een waterzuiveringsinstallatie. Dat vond ik mooi.” Dus toen hij zeven jaar geleden een advertentie zag voor de vacature van onderhoudsmedewerker bij het Waterschap Rivierenland, aarzelde hij geen moment. Van onderhoudsmedewerker werd hij (eerste) onderhoudsmonteur, ­verantwoordelijk voor het aan het onderhoud van zuiveringsinstallaties en rioolgemalen in verschillende regio’s. “In dit werk ben ik veel buiten, heb alle ruimte om me heen. Dat wil ik graag.” NR3-MAART 2018

Bij de slibvergisting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap bij Nijmegen, zijn huidige standplaats. “Uit die slibvergisting ontstaat biogas. Met dit gas produ­ ceren we stoom en daarmee houden we de machines draaiend. Heel eenvoudig gezegd komt het hele proces daarop neer. Maar zo simpel als het klinkt, is het natuurlijk niet. Het is een complex proces waar veel techniek bij komt kijken via pompen, mixers, compressors, motoren, enzovoorts. Al het nodige onderhoud, de reparaties, revisies, vervangen van onderdelen is de verantwoordelijkheid van het team waarin ik werk. Uitgangspunt is dat het zuiveringsproces altijd moet doorgaan. Storingen proberen we zoveel mogelijk te voorkomen. Maar soms ontstaat er toch een acute situatie en moet je een creatieve oplossing bedenken. Rustig blijven is dan het motto.”

(TOEKOMST)DROOM “In ieder geval wil ik graag bij het waterschap Rivierenland blijven werken. De ontwikkelingen bij het zuiveren van rioolwater gaan snel. Momenteel wordt er een nieuwe zuiveringsinstallatie bij Utrecht gebouwd die volgens heel andere processen werkt. Het is interessant om bij al die innovaties betrokken te blijven. Wel hoop ik dat ik ook buiten kan blijven werken. Een veertigurige werkweek achter de computer is niks voor mij. En natuurlijk blijf ik ook op mijn boerderij wonen. Daar ga ik nooit meer weg.”


A

10

PGGM WIL MILJARDEN BELEGGEN IN WATERSECTOR

PENSIOENGELD ZOEKT WATERBELEGGINGEN Pensioenbelegger PGGM wil in de Nederlandse watersector beleggen. Dat is nog niet zo eenvoudig. Beide sectoren kennen elkaar niet, en de watersector is complex. Op een event in Zeist ontvouwde PGGM haar plannen. Het was een eerste date die moet leiden tot een langdurige relatie. Tekst Bert Westenbrink | Beeld iStockphoto


A

ACHTERGROND

‘Onze deelnemers willen een goed pensioen, maar ze zeggen ook: doe verstandige dingen met mijn centen’

H

et is januari. In Zeist hebben de watersector en de pensioenwereld een date. De twee sectoren zijn vreemden voor elkaar, leven in ‘almost splendid isolation’, maar nu zoekt pensioenbelegger PGGM toenadering. De coöperatie wil beleggen in waterprojecten. Miljarden liggen klaar. Op haar hoofdkantoor houdt ze een ‘Impact Investment Initiative’. Tal van kopstukken uit de watersector zijn aanwezig om te praten over samenwerking.

Volgens de pensioenbelegger kunnen de twee internationale topsectoren elkaar versterken. De watersector kan door zijn kennis bijdragen aan risicobeperking voor de pensioenbeleggers. Andersom kan de watersector door samen op te trekken met lange termijn kapitaalverschaffers krachtiger worden en daardoor zal, aldus PGGM, de slagingskans van projecten stijgen en ‘zodoende groei van ondernemingen te bevorderen’. Het gaat om grote bedragen. PGGM belegt voornamelijk het geld van pensioenfonds Zorg & Welzijn dat bijna tweehonderd miljard euro in beheer heeft. “In 2013 heeft Zorg & Welzijn zijn lange termijn beleggingsbeleid herijkt. Daar zijn vier impactthema’s gedefinieerd voor de toekomst. Met als doelstelling om deze portefeuille te laten groeien van vijf naar twintig miljard in 2020 in vier categorieën: water, voedsel, zorg en klimaat. Wat preciezer: waterschaarste, voedselzekerheid, toegang tot zorg en halvering van de CO2 footprint van de portefeuille,” vertelt Chris Limbach, directeur advies vermogensbeheer van PGGM. > NR3-MAART 2018

11


12 ‘Een investeringsgrens van honderd miljoen euro is niet relevant, we gaan klein beginnen’ Beleggen met maatschappelijke impact, het is, samen met het verminderen van de complexiteit, een nieuwe trend in de wereld van pensioenbeleggingen. Het betekent: investeren in een betere wereld, met de duurzaamheidsdoelen (Sustainable Development Goals) van de Verenigde Naties als aanjager. Investeren in duurzaamheid is voor deelnemers die aangesloten zijn bij Zorg & Welzijn een belangrijk thema, legt PFZW-directeur Peter Borgdorff van het fonds uit op het event in Zeist. “Onze gepensioneerden willen een goed pensioen, maar de deelnemers zeggen ook: doe verstandige dingen met mijn centen.” ‘Verstandig’ in pensioenland betekent steevast dat er een marktconform rendement wordt gerealiseerd op het belegde vermogen. Daar komt nu impact bij, een effect dat ­overigens ook gemeten moet gaan worden. PGGM, die, zo schetst Limbach, vooroploopt met de ontwikkeling van impactbeleggen, ziet in water flinke mogelijkheden. “In een duurzame wereld is water een groot thema, de problemen met water worden steeds groter. Als je dan kijkt naar de financieringsbehoefte, wordt het opeens wel logisch om elkaar op te gaan zoeken.” De pensioenbelegger voerde verkennende gesprekken in de sector, legde zijn oor te luisteren bij kennisinstituten als Wetsus, sprak met Water Alliance en ingenieursbureaus. Langzaam ontstond er een beeld. “De watersector is buitengewoon innovatief en internationaal. Tegelijkertijd technisch gericht. Je vindt er veel ingenieurs die niet van nature geneigd zijn om er kapitaal bij te betrekken en te denken in termen van: hoe kunnen we dit opschalen, hoe kunnen we de financiering regelen, waar zitten die financieringspartners,” vertelt ­Maurice Wilbrink, woordvoerder van PGGM.

‘De watersector is innovatief en internationaal, maar ook technisch gericht’

In dat traject kan de pensioenbelegger een waardevolle partner worden voor de water­ sector, is het idee (zie kader). Maar om daar te komen is bundeling van kennis en expertise nodig, luidt de analyse van de pensioenbelegger. PGGM moet die kennis en expertise opbouwen, vertelt Limbach, om ‘met comfort’ te gaan beleggen in hoogwaardige en complexe ondernemingen en projecten in de watersector. De term ‘aanvullend specialiseren’ valt. Er zijn meerdere wegen die je daarvoor kunt bewandelen. Specialiseren kan in eigen huis, maar ook op afstand middels samenwerkingen, leggen Limbach en Wilbrink uit. In andere sectoren, zoals infrastructuur en vastgoed, heeft de belegger daar al ervaringen mee. Zo heeft de pensioenbelegger een joint venture met BAM voor publiek private infrastructuur tenders. Het is een kwestie van lange adem voordat de pensioenbelegger zo’n relatie heeft opgebouwd met de watersector. In Zeist blijkt op de eerste date dat beide sectoren met reden nog niet tot elkaar zijn gekomen. De Nederlandse watersector telt in met name de watertechnologie vooral nichespelers, kleinere ondernemingen met projecten die in omvang niet interessant zijn voor pensioenbeleggers om financieel in te participeren. PGGM toont pas interesse bij beleggingen vanaf honderd miljoen euro, zo wordt gesteld. In de workshops en tijdens de plenaire bijeenkomst speelt die investeringsgrens een belangrijke rol. Met die vermeende drempel is Limbach niet gelukkig, zo blijkt tijdens het gesprek enkele weken na het event. In de fase van kennis en expertise opbouwen is de grens van honderd miljoen euro helemaal niet aan de orde, zegt hij. “Er moeten nog besluiten worden genomen, maar het kan dus heel goed zijn dat we met kleinere projecten beginnen, dan is zo’n grens helemaal niet relevant.” Voor de zomer moet er voor de bestuurders van het p ­ en­sioenfonds een strategisch docu-


ACHTERGROND ment liggen voor besluitvorming over de beleggingsstrategie van PGGM in de watersector. Als het licht op groen gaat, wordt het waterteam na de zomer uitgebreid en worden de eerste pilotprojecten en mogelijke partnerships onderzocht, ­vertelt Limbach. “Dan kunnen we volgend jaar misschien de eerste beleggingen doen.” De pensioenbelegger ziet kansen in samenwerking met technologiebedrijven, gespecialiseerde bouwondernemingen en operating companies, staat in de analyse Water als Geld die de belegger produceerde. “Om zodoende grote projecten en /of lange termijn concessies af te sluiten op het gebied van drinkwatervoorziening, afvalwaterzuivering en industriewater.” Ook de ingenieursbureaus ‘lijken logische partners’. “Zij zitten vaak aan de initiërende kant van projecten,” licht Limbach toe. ”We zien de ingenieursbureaus als de aggregatoren van de kennis en de technologie.” Andere belangrijke factor in de watersector zijn de kennisinstituten, aldus de analyse van PGGM. Limbach: “Dat zijn de wortels van

het systeem, heel belangrijk. Ik zie voor de overheid een rol dat die instituten gezond zijn en blijven. ” In Zeist heeft PGGM op het ‘Impact Investment Initiative’ een signaal afgegeven aan de sector, zegt Limbach. “Ik ben positief over samenwerking, maar ik denk dat de sector zelf ook moet nadenken. En dat in de wetenschap dat er veel pensioengeld klaarligt dat op zoek is naar de juiste duurzame beleggingen.” In Zeist lijkt het erop dat de watersector wel oren heeft naar een serieuze samenwerking. René Noppeney, ­Global Director Water Products & Innovation van een van de ingenieursbureaus, Royal HaskoningDHV, daagt de ­pensioenlegger in ieder geval uit: “We weten precies hoe we een project bankable moeten maken voor de ­Wereldbank, maar we weten niet hoe we dat moeten doen voor een pensioenfonds. We kennen jullie spelregels niet, kunnen we die op een a4-tje krijgen?” Dat laat Limbach zich geen twee keer zeggen. “Wij zorgen daarvoor.” |

‘DE WATERSECTOR MIST KANSEN OP DE WERELDMARKT’ De Nederlandse watersector mist kansen op de wereldmarkt. Dat geldt voor de watertechnologie, maar ook in de deltatechnologie worden kansen gemist, schrijft PGGM in het document ‘Water als geld’. Er staat: “Het gaat hier om een inhaalslag op het wereldtoneel.” Wat is de grond voor deze analyse? “Dit krijgen we terug uit de sector zelf,” licht Chris Limbach toe. “Er wordt te vaak aan een technische oplossing gewerkt en te weinig aan de financiële component van de realisatie, waardoor een project niet van de grond komt of een tender niet gewonnen. Dat is één. Wat je ook hoort: kennis verkopen is makkelijk, we worden overal naartoe gevlogen omdat we expert zijn, maar om die kennis om te zetten in een project is heel lastig.” Buitenlandse ondernemingen boeken succes omdat ze samenwerken,

NR3-MAART 2018

­ ouwers trekken samen op met finanb ciers en ingenieursbureaus en halen zo projecten binnen. Maurice Wilbrink: “In deltatechnologie zie je dat in Azië grote projecten naar Koreanen en Japanners gaan. Vaak met heel goedkoop geld. In drinkwatertechnologie zit heel veel kennis statutair vast in Nederland. Daar waar de baggeraars wel internationaal succesvol zijn, zie je dat in de drinkwatertechnologie de kennis maar beperkt geëxporteerd kan worden. Er zijn een paar bedrijven die dat succesvol doen. Paques, Nijhuis, die doen dat heel goed.” Limbach: “Dichter bij huis zie je dat Belgische BESIX in het Midden-Oosten concessies krijgt voor drinkwatervoorzieningen. Dit zijn voorbeelden van bedrijven die projecten gegund krijgen omdat ze efficiënter zijn in de samenwerking met financiële partners.” Goed voorbeeld doet goed volgen.

Met geïntegreerde voorstellen kan de Nederlandse watersector de inhaalslag maken op de wereldmarkt, aldus de pensioenbelegger. Die krachtenbundeling past ook in de ambitie van PGGM. De kapitaalbehoefte van de ­Nederlandse watertechnologiesector in Nederland is beperkt, maar over de grens ziet de belegger wel kansen voor de wereldwijde water- en deltatechnologie. “Een growth story die de Nederlandse watersector en de pensioensector als kans kunnen benutten,” schrijft het pensioenfonds in ‘Water als geld’. “Grote deltasteden in bijvoorbeeld de USA (New York, New Orleans) en in ontwikkelingslanden (Bangkok, Manila) bieden kansen om langjarig mee te werken aan de waterveiligheid. Door middel van geïntegreerde voorstellen (technisch ontwerp, bouw, financiering en onderhoud) kan een grotere markt worden aangeboord.”

13


14

TERUGDRINGEN VERVUILING DRENTSCHE AA LIJKT TE LUKKEN

KRAANWATER UIT KWETSBARE BEEK In de stad Groningen en enkele omliggende dorpen komt het kraan­ water uit de Drentsche Aa. Dat is bijzonder en vraagt ook om bijzondere maatregelen om vervuiling terug te dringen. ‘De kwetsbaarheid van de Tekst Pauline van Kempen | Beeld Aerophoto Eelde beek is onze vijand’.

“K

ijk, hierdoor wordt de eerste vervuiling al tegengehouden’’, wijst Erna Alting van waterschap Hunze en Aa’s naar het schot langs de steiger in de Drentsche Aa. We staan bij het innamepunt bij De Punt, in de kop van Drenthe, waar Water­ bedrijf Groningen jaarlijks zeven miljard liter drinkwater uit de beek haalt voor de stad Groningen en de omliggende dorpen Haren, Glimmen en Eelde-Paterswolde. Uniek in Nederland. Niet omdat hier - sinds 1881 - drinkwater wordt gewonnen uit oppervlaktewater, dat gebeurt ook bij de grote rivieren. Wel omdat het gaat om water uit een beek, in een gesloten systeem. De Drentsche Aa ontspringt in het midden van Drenthe en eindigt hier bij De Punt. Voor de waterwinning dan, want de beek zelf stroomde vanouds her door tot voorbij de stad Groningen, om bij Zoutkamp uit te monden in de Waddenzee. Hij heet dan inmiddels Reitdiep en is tegenwoordig grotendeels gekanaliseerd. Maar in Drenthe heeft de Aa, ook als enige in Nederland, zijn oorspronkelijke meanderende loop behouden. Als ‘Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa’ vormen de beek en de dorpen daaromheen een Nationaal Park, dat tevens is aangewezen als Natura 2000-­gebied. Voor dichter Rutger Kopland, die in Glimmen woonde, was de Drentsche Aa een bron van inspiratie. Ook zijn provinciegenoten zijn er trots op en komen er graag. Toch laat de kwaliteit van het drinkwater dat bij De Punt wordt opgepompt nog wel wat te wensen over. In het ‘Gebiedsdossier Oppervlaktewaterwinning Drentsche Aa’ dat in 2013 conform de eisen van de Europese Kaderrichtlijn Water werd opgesteld, zijn de risico’s in kaart gebracht en daaruit bleek ‘een urgentie voor het nemen van maatregelen’. Vooral het gehalte aan gewasbeschermingsmiddelen was te hoog. >

A


A

ACHTERGROND

‘Omdat het een beperkt gebied is, weet je: de vervuiling is in Drenthe gebeurd’

De Drentsche Aa

NR3-MAART 2018

15


16 Foto Pauline van Kempen

Maarten van Wieringen en Erna Alting bij het innamepunt bij De Punt

Dat is het risico met oppervlaktewater, erkent Alting. ‘’Er hoeft maar iets te gebeuren op het maaiveld, bijvoorbeeld een boer die met zijn spuitarm een deel van de slootkant treft, en twee dagen later merk je dat hier bij De Punt. De kwetsbaarheid van de beek is onze vijand. En omdat het een beperkt gebied is, weet je: het is in Drenthe gebeurd. Dat is anders dan bij de grote rivieren, daar kan de vervuiling ook uit Duitsland komen, of nog verder weg.’’ We moeten dit met elkaar oplossen, beseften de verantwoordelijke instanties. En met elkaar, dat is ook met de inwoners, de boeren en de bedrijven in het circa 2.500 hectare grote brongebied. Alting: ‘’We zijn samen verantwoordelijk, we kunnen het dus ook samen beïnvloeden. Wij willen de mensen in het gebied zo ver krijgen dat ze voorzichtiger worden. Dat ze beseffen: elk slootje gaat uiteindelijk naar De Punt.’’ In 2015 ondertekenden het Waterbedrijf Groningen, Waterschap Hunze en Aa’s en de provincie Drenthe, samen met LTO Nederland, de Natuur en Milieufederatie, Agrarische Natuur Drenthe en enkele gemeenten, het ‘Uitvoeringsprogramma Oppervlaktewaterwinning Drentsche Aa’. Voor de daarin beschreven maatregelen reserveerden ze gezamenlijk een miljoen euro subsidie. Doel is om in 2018 het aantal overschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden bij het innamepunt met 50 procent te verminderen en in 2023 met 95 procent. Dat lijkt vooralsnog te gaan lukken: werden in 2012 nog veertien overschrijdingen gemeten, in 2017 waren dat er vier. Op haar telefoon toont Alting, manager van het programma, de grafiek. ‘’Het begint langzamerhand te dagen in het gebied’’, concludeert ze voorzichtig. ‘’Je ziet een dalende lijn, maar hij is ook heel grillig. Het kan zomaar weer veranderen, ik durf nog geen enkele garantie te geven.’’ Dat bleek begin dit jaar wel toen de watervlooien van Waterlaboratorium Noord plotseling de andere kant opzwommen. In een klein grijs gebouwtje naast het innamepunt worden deze daphnia continu in de gaten gehouden. Normaal gesproken zwemmen ze rustig in het midden van het reservoir met Aa-water, maar zodra zich daarin giftige stoffen bevinden, vluchten ze naar de zijkanten. ‘’En dan gaat gelijk het alarm af’’, aldus Alting. ‘’De schuiven gaan dan dicht en is er een innamestop.’’ In januari gebeurde dit twee keer op rij. De bron was vrij eenvoudig op te sporen aan de hand van de aangetroffen stoffen. Alting: ‘’We zijn het gesprek aangegaan en hebben

monsters genomen. En nu kijken we samen welke maat­ regelen we kunnen nemen om dit te voorkomen. Er is geen sprake van onwil, het was hem alleen nog nooit verteld, zo zei hij.’’ BEWUSTWORDING Bewustwording vraagt om continue herhaling, beseft communicatieadviseur Maarten van Wieringen, die vanuit Waterbedrijf Groningen bij het programma betrokken is. Sinds maart vorig jaar is de website www.onzedrentscheaa.nl in de lucht, met verhalen over de verschillende projecten, nieuws over bijvoorbeeld subsidieregelingen en tips van een ecologisch hovenier (‘Zevenblad? Maak er eens soep van!’). Daarnaast zijn er de afgelopen twee jaar voorlichtings­ bijeenkomsten gehouden voor inwoners, akkerbouwers en bollentelers en zijn er gesprekken gevoerd met gemeenten en bedrijven in het stroomgebied. De komende jaren wordt daar nog een schepje bovenop gedaan. Zo staan er bijeenkomsten op stapel over milieuvriende­ lijke onkruidbestrijding, een van de tien concrete ­projecten. Uit onderzoek bij Assen, dat rechtstreeks afwatert op de Drentsche Aa, bleek begin dit jaar dat er regelmatig ­glyfosaat en andere schadelijke middelen zoals MCPA, MCPP en Fluroxypyr in het water belanden. ‘’Dit zijn allemaal onkruidbestrijdingsmiddelen’’, weet Van Wieringen. ‘’Waarschijnlijk gaat het dus om tuinonderhoud.’’ Het betrof lage concentraties en eenmaal bij De Punt ­bleken deze stoffen goeddeels uit het water verdwenen, dus een acuut probleem voor de drinkwatervoorziening lijkt er niet. “Maar we gebruiken ook grondwater, en dat moet ook gezuiverd worden’’, verklaart Van Wieringen. “Water is een primaire levensbehoefte, dat willen we zo goedkoop mogelijk houden. Wat er niet in komt, hoeft er ook niet uit.’’ SUBSIDIEREGELING Voor akkerbouwers is vorige maand een s­ ubsidieregeling opengesteld voor maatregelen die de erfafspoeling (emissie) van gewasbeschermingsmiddelen moeten verminderen. Daarmee kunnen ze bijvoorbeeld, individueel of gezamenlijk, een vloeistofdichte wasplaats met een zuiveringssysteem voor afvalwater aanleggen.


ACHTERGROND Ook voor het aanleggen van bloemrijke akkerranden, die drift van bestrijdingsmiddelen moeten verminderen, is subsidie beschikbaar. Daarnaast worden boeren die willen beginnen met grasonderzaai en het gebruik van gps voor bemesten en zaaien (‘Grondig boeren met mais’) ondersteund. Veehouder Jan Reinder Smeenge uit Zeegse was een van de eersten die hiermee experimenteerde. ‘’Als de mais geoogst is, vangt het gras de meststoffen op’’, legt hij uit. ‘’Daardoor wordt uit- en afspoeling naar de bodem en naar sloten voorkomen. Er zijn inmiddels acht boeren in Drenthe die meedoen en de Universiteit Wageningen onderzoekt de effecten op de bodem. Die is in dit gebied van wezenlijk belang. Het heeft allemaal met elkaar te maken.’’ BOLLENTEELT Toch is Smeenge sceptisch: het helpt allemaal weinig zolang de bollenteelt in het gebied zich gestaag uitbreidt. Er zijn nog altijd boeren die hun grond graag verpachten aan bijvoorbeeld lelietelers die groter willen groeien en niet zonder herbiciden en insecticiden kunnen. ‘’Ik heb niets tegen bollenteelt’’, verzekert Smeenge. ‘’Maar doe het niet in zo’n kwetsbaar gebied als dit. Dan kunnen wij wel allerlei leuke dingen bedenken, maar het blijft water naar de zee dragen. Dit moet politiek getackled worden.’’ Het brongebied van de Drentsche Aa

De bollentelers die zich enkele decennia geleden op de zandgronden vestigden, hebben de schijn tegen, beseft Gert Veninga uit Hijken. Hij doet met een stuk of tien collega’s mee in het project dat duurzame bollenteelt moet bevorderen. “Daar waren wij trouwens al volop mee bezig’’, zegt hij. ‘’De een meer dan de ander, maar de bollenteelt zit dicht tegen de markt aan en de signalen die wij daar horen nemen we serieus.’’ VERKEERD BEELD Volgens Veninga bestond er ook bij de start van het ­Uitvoeringsprogramma een verkeerd beeld van de sector: de lelietelers zouden de grootste vervuilers zijn. Metingen van Hunze en Aa’s afgelopen zomer relativeren dit: slechts een enkele keer zijn middelen die in het groeiseizoen wekelijks werden gebruikt, aangetroffen in de nabijgelegen sloot. En dan in zo’n geringe mate, dat ze de normen bij De Punt niet overschrijden. Helemaal zonder gewasbeschermingsmiddelen kunnen de telers op dit moment nog niet, stelt Veninga. ‘’Dan is de schade aan het gewas relatief te hoog. Vergelijk het met een dure auto, daarvoor betaal je ook meer verzekeringspremie. Maar onze omgeving bepaalt wat wij mogen doen. Het enige wat wij willen, is ook over 25 jaar nog bollen telen in dit gebied.’’

Kaart waterschap Hunze en Aa’s

LASTIGE DISCUSSIE Het is een lastige discussie, beaamt Alting. Tussen 2010 en 2015 groeide de bollenteelt in het stroomgebied van de Drentsche Aa inderdaad van 50 naar 150 hectare. Maar inmiddels is de groei eruit. ‘’De bollentelers gebruiken de meeste middelen, maar het gaat slechts om een procent van de totale oppervlakte. Wij gaan het gesprek wel aan: denk goed na of je hier wel wilt uitbreiden, want je ligt onder een vergrootglas.’’ Uiteindelijk is de politiek aan zet, meent ook de pro­ grammamanager. ‘’Wat we nu doen, is experimenteren op basis van vrijwilligheid. Maar wat gebeurt er als over vijf jaar het programma is afgerond en de doelen gehaald zijn? Zijn de deelnemers ook bereid om hun verantwoordelijkheid te nemen als er geen subsidie meer tegenover staat?’’ Een optie is om het hele brongebied van de Drentsche Aa tot beschermd gebied te verklaren. “Dan kun je regels stellen. De spuitvrije zone is nu vier meter vanaf de beek. Dus vanaf de vijfde meter mag alles weer. De politiek heeft meerdere belangen te dienen, maar die discussie zal straks wel gevoerd moeten worden.’’ |

NR3-MAART 2018

17


A

18 iStockphoto

EXPERT BEN TANGENA ONDERZOEKT 101 DRINKWATERCALAMITEITEN EN CONCLUDEERT:

‘ER MOET EEN CENTRALE REGISTRATIE VAN INCIDENTEN KOMEN’ Tekst Hans Klip

De grote drinkwater­ incidenten in het recente verleden zijn ijkpunten geweest met i­ngrijpende beleidsgevolgen. De ­lessen hieruit mogen niet worden vergeten, vindt Ben Tangena. Hij schreef daarom het boek ‘Het gaat bijna altijd goed’. Hij pleit voor centrale registratie van incidenten en voor normen voor kortdurende blootstelling.


A

ACHTERGROND

19

‘ De inspectiedienst houdt overschrijdingen keurig bij, maar kan niet vertellen wat daarvan echte incidenten zijn’

V

ooropgesteld, de Nederlandse drinkwaterbedrijven zijn goed opgewassen tegen incidenten. Dikwijls kunnen zij volgens Ben Tangena een incident zelf oplossen, want de bedrijven hebben genoeg expertise in huis. Ook is de crisisorganisatie op orde. Tegelijkertijd merkt Tangena dat veel mensen in de drinkwatersector weinig weten van de grote incidenten uit het verleden en de lessen die daaruit te leren zijn. Het vakgebied van drinkwaterincidenten en crisismanagement is in zijn eigen ogen onderbelicht bij universiteiten en waterbedrijven. Daarom schreef de drinkwaterexpert na zijn pensionering het boek Het gaat bijna altijd goed. Hierin neemt hij 101 drinkwaterincidenten in de westerse wereld sinds 1980 onder de loep. “Zo’n boek verscheen nog niet eerder in het Nederlandse taalgebied. Het bevat goed materiaal voor calamiteitenoefeningen.” TOPJE VAN IJSBERG Eigenlijk gaat het bij de 101 incidenten om het topje van de ijsberg, zegt Tangena. “Ik heb een paar incidenten uit China geanalyseerd, maar daar waren er zelfs meer dan twee­ honderdvijftig in een periode van twaalf jaar. En in sommige Europese landen is de rapportage erg slecht. Daar zullen ook meer incidenten voorkomen.” Tangena vindt dat landen een voorbeeld kunnen nemen aan de Verenigde Staten, waar de Centers for Disease Control and Prevention een centrale registratie bijhouden. In Nederland gebeurt dat niet, aldus Tangena. “Onze drinkwaterbedrijven moeten alle normoverschrijdingen melden aan de Inspectie Leefomgeving en Transport, ook al is er doorgaans >

NR3-MAART 2018


20

geen of een zeer kortdurend risico. De inspectiedienst houdt deze overschrijdingen keurig bij, maar kan niet vertellen wat daarvan echte incidenten zijn. Er zou hiervan een centrale registratie moeten komen.”

‘ In sommige Europese landen is de rapportage erg slecht’

RESPONS DUURT EVEN Tangena maakt onderscheid tussen een chemische verontreiniging, een microbiologische verontreiniging en een fysieke aantasting. Oorzaken kunnen een menselijke fout, moedwillige verstoring, een natuurlijke gebeurtenis of technisch falen zijn. Het laatste komt het meest vaak voor. Het duurt gemiddeld drie dagen tot er een respons is bij een chemische verontreiniging, elf dagen bij een microbiologische verontreiniging en minder dan een dag bij een fysieke aantasting zoals een leidingbreuk of een uitval van een pompstation. Deze tijdsduur varieert wel sterk tussen incidenten. Vaak gaat er enige tijd overheen voordat een verontreiniging wordt aangetoond, zegt ­Tangena. “Dit duurde bijvoorbeeld drie weken bij de verontreiniging van het Maaswater met pyrazool in 2015. De situatie verbetert wel. Er komen steeds meer sensoren op de markt die vroeg waarschuwen. Zeker bij chemische verontreinigingen gaat de ontwikkeling snel.” Tangena merkt op dat er af en toe wat misgaat met aansluitingen en kranen, zoals een ­foutieve koppeling. “Je moet niet alleen daarop letten, maar tevens voor de zekerheid metingen uitvoeren in het leidingnet.” Ook komt het in het buitenland regelmatig voor dat slecht wordt geregistreerd wie wat wanneer doet, zegt Tangena. “Dan roep je de problemen over je af. In Nederland is deze registratie gelukkig meestal goed.” DRIE UITDAGINGEN Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor drinkwatersector? Tangena ziet er drie. Aller­ eerst de klimaatverandering. “Hierdoor kunnen rivieren wel eens vaker overstromen. Rijkswaterstaat en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu maken nu samen overstromingskaarten, waarbij het RIVM ook kijkt naar de drinkwatervoorziening. Zijn er bijvoorbeeld pompstations die kunnen onderlopen?” Een andere uitdaging is cyberveiligheid. “Om de risico’s te beperken is het belangrijk dat de procesbesturing losgekoppeld is van de kantoorautomatisering. Ook moeten medewerkers van het waterbedrijf bij uitval van een installatie een proces ‘op de hand’ kunnen over­ nemen. De huidige operators weten vaak nog wel hoe dit gaat, maar de nieuwe generatie moet hierin worden opgeleid.” De derde uitdaging wordt gevormd door nieuwe microbiologische verontreinigingen en infecties, zoals vrij recent Q-koorts en ebola. “Tot nu toe hebben zij geen grote effecten op water, maar wie zegt dat dit in de toekomst zo blijft? Daarop moet je goed voorbereid zijn.” KORTE TERMIJN Tangena wil nog iets kwijt over de normering. De normen voor chemische stoffen zijn bijna altijd gebaseerd op levenslange blootstelling, terwijl bij micro-organismen wordt uitgegaan van een aanvaardbaar jaarlijks infectierisico. Bij een incident is echter de korte termijn belangrijk, zegt Tangena. “Ik heb een keer toxicologisch onderzoek laten doen naar een aantal pesticiden. Als blootstelling maximaal een dag duurt, levert een veel hogere concentratie van een stof dan in de norm voor levenslange blootstelling geen gezondheidsschade op. Dan heb je het echt over honderd of duizend keer zoveel. Hiernaar is verder onderzoek nodig, zodat ook normen voor de korte termijn kunnen worden opgesteld. Daar heb je bij een incident veel aan.” Het gaat bijna altijd goed is in januari verschenen en kost 29,50 euro. Het boek is verkrijgbaar bij uitgever Het Boekenschap en bol.com.


ACHTERGROND LESSEN UIT VIER DRINKWATERINCIDENTEN Analyse van drinkwatercalamiteiten biedt nieuwe inzich­ ten. Vier belangrijke lessen, volgens Tangena.

Microfoto van Cryptosporidium parvum-oöcysten (diameter 4,2-5,4 um)

21

om incidenten te voorkomen. Toch kan er nog altijd iets misgaan, bijvoorbeeld omdat zo’n voorziening stuk gaat of iemand deze verkeerd bedient. Toentertijd was huishoudwater een hausse. Het idee achter de levering van het microbiologisch minder betrouwbare huishoudwater was: waarom zouden we dit water niet in plaats van drinkwater gebruiken voor onder meer het toilet en de wasmachine? Alles was prima geregeld in de Leidsche Rijn. Alleen was een vulleiding met een open afsluiter die onder de grond zat, buiten beeld geraakt. Daardoor stroomde huishoud­ water het drinkwaternet in. Een menselijke fout dus. Door het incident in de Leidsche Rijn is huishoudwater in ons land de nek omgedraaid. De kwaliteitseisen zijn nu ­dermate streng dat je net zo goed drinkwater kunt leveren. Ook wereldwijd hoor ik er niets meer over. Deze innovatie bleek een doodlopend spoor.” Dubbele watermeter (blauw is drinkwater, mint is huishoudwater

1. Een dodelijke parasiet in Milwaukee (1993)

Door de uitbraak van de parasiet Cryptosporidium in de Amerikaanse stad Milwaukee in 1993 worden 403 duizend mensen ziek en zijn er minstens 69 dodelijke slachtoffers. Het is de grootste drinkwaterramp in de westerse wereld in de afgelopen decennia. Bron bancblog.blogspot.nl

“Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat zoveel mensen ziek werden. Officieel overleden 69 mensen, maar in werkelijkheid zijn het er meer geweest. Verschillende dingen gingen mis. Het waterbedrijf gebruikte bij de zuivering chloor om Cryptosporidium te verwijderen en dat werkte gewoon niet, zonder dat men het in de gaten had. Een ander probleem was dat het spoelwater van de filters werd teruggevoerd naar het influent. Zo kon de parasiet zich steeds vermeerderen. Na deze ramp is goed onderzocht hoe Cryptosporidium effectief uit water kan worden verwijderd. Sindsdien wordt uv-desinfectie wereldwijd op grote schaal toegepast, ook in Nederland.” Mobiele drinkwatertank in Gloucestershire

2. Huishoud- en drinkwater vermengd in Leidsche Rijn (2001)

Achthonderd huishoudens in de Utrechtse nieuwbouwwijk Leidsche Rijn krijgen in 2001 een apart huishoudwaternet, naast het drinkwaternet. Bij de ingebruikname worden beide netten per ongeluk op elkaar aangesloten, met een microbiologische verontreiniging van het kraanwater als gevolg. Minstens 37 mensen lopen darm- en maagklachten op. “Er zijn tegenwoordig goede technische voorzieningen NR3-MAART 2018

3. Drinkwatervoorziening onder water in Gloucestershire (2007)

Wanneer door hevige regenval twee rivieren in het E ­ ngelse graafschap Gloucestershire buiten hun oevers treden, overstroomt een pompstation en moet worden afgesloten. Ruim een week zitten 140 duizend huishoudens zonder kraanwater. Zij krijgen nooddrinkwater. “Een aardig voorbeeld in verband met de klimaatverandering. Met zo’n situatie moeten we in Nederland in de >


ACHTERGROND

22

toekomst rekening houden, zeker in gebieden die onder NAP liggen. Bij dit Engelse incident bleek de koppeling met andere productiebedrijven onvoldoende, waardoor deze bedrijven de drinkwatervoorziening niet konden ­overnemen. Je had de bizarre situatie dat mensen die buiten het overstroomde gebied woonden, hun drinkwater moesten tappen uit mobiele tanks. Dat is in ons land een stuk beter geregeld door de eisen die aan leveringszekerheid worden gesteld. Bij de nooddrinkwatervoorziening ondersteunen de waterbedrijven elkaar met materialen en personeel.” Ondergelopen kelder in drinkwaterbedrijf Gloucestershire Bron thefloods.gloucestershirelive.co.uk

“Dit was het grootste incident waarmee ikzelf te maken heb gehad. Ik was toen lid van het Crisis Expert Team-milieu en drinkwater, kortweg CET-md. Pyrazool was onbekend in de drinkwatersector. Daarom belde WML ons met de vraag of we een gezondheidskundige richtwaarde konden geven. Wij kwamen op basis van summiere toxicologische gegevens met het advies: enkele tientallen microgrammen per liter. WML wilde echter een harde norm, om hierop de inname vanuit de Maas in het spaarbekken te kunnen baseren. De belevingswereld verschilde dus. De belangrijkste les van het pyrazool-incident is dat beter naar de normstelling moet worden gekeken. Er is daarna een protocol voor opkomende stoffen gemaakt. Maar de praktijk is weerbarstig; dat zie je nu bij GenX. Waterschappen en Rijkswaterstaat moeten bij het verlenen van een lozingsvergunning beter kijken naar de stoffen die omgaan in een bedrijf en het drinkwaterbelang expliciet meenemen. Dat gebeurt nog onvoldoende.” |

Foto Han de Bruin

Ben Tangena

Spaarbekken De Lange Vlieter bij Heel

4. Pyrazool in Maaswater (2015)

Alarm op 9 juli 2015 bij het spaarbekken in het Limburgse Heel: het water in de Maas is chemisch verontreinigd. Na een paar weken wordt duidelijk dat het om de industriële basisstof pyrazool gaat. Dunea, Evides en Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) gebruiken geruime tijd geen Maaswater voor de drinkwaterproductie.

‘DRINKWATERVAK INGEROLD’ Toen hij in 1975 zijn studie chemische technologie had ­afgerond, is Ben Tangena naar eigen zeggen het drink­ watervak ingerold. Dat heeft hij nooit meer verlaten. Vanaf 2002 tot aan zijn pensionering in 2016 werkte Tangena als senior expert en projectmanager bij het ­Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Hij was een van de oprichters van het Crisis Expert Team milieu en drinkwater ­(CET-md), een netwerk van kennisinstellingen dat overheden en drinkwaterbedrijven adviseert bij incidenten. De ­Oegstgeestenaar noemt zich tegenwoordig adviseur in de drinkwatersector. Tangena vertoeft nog altijd met veel plezier in deze wereld. “Het onderwerp wordt door iedereen belangrijk gevonden. Soms wordt wel gezegd dat de drinkwatersector een besloten club is, maar dat vind ik helemaal niet. Het is gemakkelijk om contacten te leggen.”



A

24

DRINKWATER KOMT VOORLOPIG NIET VAN HET DAK Als zonnepanelen op het dak stroom leveren, waarom dan niet regen opvangen om zelf drinkwater te maken? Het lijkt zo logisch: regen is schoon, valt in overvloed en is nagenoeg gratis te gebruiken. Helaas: drie keer niet waar, ­concludeert KWR na een literatuurstudie. ­ Sterker nog, er zitten forse risico’s aan. Toch is niet iedereen overtuigd. Tekst Hans Oerlemans Beeld iStockphoto


A

ACHTERGROND

O

ver regenwater zijn veel mythes in omloop, volgens onderzoeker Roberta ­Hofman-Caris van KWR Watercyclus Research Institute. “Mensen denken dat het een soort ongerept natuurproduct is. Vergeet het maar. Een regenbui spoelt de lucht voor negentig procent schoon van vervuiling als fijnstof, rookgassen en de uitstoot van industrie en landbouw. Stoffen die bovendien over grote afstanden worden verplaatst. Als de regen vervolgens op een dak valt, komt er nog allerlei bacteriologische vervuiling bij zoals van vogelpoep. Maar ook zink en lood van de dakbedekking kunnen oplossen in water. Het komt allemaal in je regenpijp terecht.” Dat mag zo zijn, maar vervuild water valt toch te zuiveren? “Zeker, met een membraamfilter hou je veel tegen. Alleen, dat zijn kwetsbare systemen. Filters kunnen stuk gaan door fijn zand of er hopen zich bacteriën op. Om veilig te drinken, moet je het water echt heel frequent laten analyseren en dat is peperduur. Je merkt niet dat water vervuild is. Ook al ziet een idyllisch beekje in het bos er nog zo schoon en helder uit. Ik zou er niet uit drinken. Het kan vol zitten met bacteriën, virussen of parasieten.” KRITISCHE KLANTEN KWR heeft eind 2017 een literatuuronderzoek uitgevoerd naar ‘drinkwater maken uit ­regenwater’ in samenwerking met de waterbedrijven Waternet en Oasen. Zij krijgen ­kritische vragen van klanten als: Waarom niet regen als bron voor drinkwater gebruiken in plaats van oppervlaktewater van ver halen en zuiveren? Hoe duurzaam is dat? Tot nu toe had men daar geen een op onderzoek gefundeerd antwoord op. Vandaar deze studie. KWR werkt nu aan een vervolg waarbij de milieueffecten worden vergeleken van centraal en decentraal drinkwater produceren. Waterbedrijven willen tevens in kaart brengen wat het betekent voor de bedrijfsvoering als klanten zelf in groten getale neerslag gaan opvangen en gebruiken. Minder afname leidt tot hogere kosten per liter. Minder snelle doorstroming kan de waterkwaliteit in gevaar brengen. Tegelijkertijd moet het waterbedrijf in tijden van langdurige droogte wel alle consumenten van voldoende water kunnen blijven voorzien. FIRST FLUSH Stel dat met nieuwe sensoren en verfijnde technieken kleinschalige zuivering wèl ­verantwoord en betaalbaar te doen is. Zou dan honderd procent zelfvoorziening mogelijk zijn? Hofman-Caris: “Nee, ook dat is een mythe. Met cijfers van het KNMI hebben we berekend dat op een gemiddeld dak van een gezinswoning op jaarbasis veel te weinig water valt om aan de behoefte van de bewoners te voldoen. De eerste aanvoer van dakwater tijdens een regenbui - first flush - is bovendien onbruikbaar door de sterke vervuiling. Volgens onze berekening kan het dak circa 25 procent van de waterbehoefte van een gemiddeld gezin dekken. En wat als er wekenlang geen regen valt? Om droge perioden te kunnen > NR3-MAART 2018

Roberta Hofman-Caris

‘De eerste aanvoer van dakwater tijdens een regenbui is onbruikbaar door de sterke vervuiling’

25


26

overbruggen, is een fors reservoir nodig, zeker als je dan ook de tuin wilt sproeien. Nee, afkoppelen van het drinkwaternet is een illusie. Ook als je weinig water afneemt, moet je toch bij­ dragen aan het in standhouden van het leidingnet. Zelf produceren wordt zo een dure hobby.”

‘Om veilig te drinken, moet je het water echt heel frequent laten analyseren en dat is peperduur’

GRIJS WATER IN VLAANDEREN Dan zijn er nog de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit. Particulieren mogen weliswaar in hun eigen drinkwater voorzien, maar dit ‘water van het huis’ mogen ze niet aan anderen serveren, laat staan erin handelen. Men mag zelf het risico nemen, maar dit niet doorzetten aan derden. Dan blijft alleen over: neerslag opvangen en gebruiken als huishoudwater. In Vlaanderen is het inmiddels verplicht om bij nieuwe woningen een systeem te installeren voor de opvang, opslag en het gebruik van regenwater voor toilet, wasmachine en tuin. Nederland heeft slechte ervaringen met ‘grijs water’. Rond 2000 voerden waterbedrijven zes proefprojecten uit in nieuwe wijken met een tweede leidingnet voor huishoudwater. In 2002 kregen tweehonderd bewoners van de wijk Leidsche Rijn bij Utrecht darmklachten omdat de systemen voor drink- en huishoudwater per abuis verbonden waren. Snel daarna stopte waterbedrijf Hydron definitief met de proef. In dezelfde tijd beëindigden waterbedrijven ook elders vergelijkbare experimenten. VEWIN concludeerde destijds dat de proef in alle opzichten was mislukt: geen milieuwinst, hoge kosten en risico’s voor de volksgezondheid. Ook gebruik van grijs water door particulieren kent risico’s, volgens Hofman-Caris. “Het circuit voor huishoudwater moet altijd verbonden blijven met het drinkwaternet. Ook in tijden van droogte wil je immers de was doen en het toilet doorspoelen. Als de tank met huishoudwater leeg raakt, zal er automatisch drinkwater instromen om het niveau op peil te houden. En daar zit een zwakke schakel. In Vlaanderen gebeurt het regelmatig dat mensen door een defect of door foutief gebruik vervuild water drinken en daar behoorlijk ziek van worden. Je hoeft in de zomer maar per ongeluk een kinderzwembadje met huishoudwater te vullen.” ALS ELKE DRUPPEL TELT Het KWR-onderzoek laat zien dat de particuliere route vooralsnog moeilijk begaanbaar is, maar zouden de waterbedrijven zelf regenwater kunnen opvangen om drinkwater van te maken? Hofman-Caris: “Ja, dat is een meer reële optie. Zeker als het onderdeel uitmaakt van een plan voor de algehele watercyclus in een gebied. Neerslag opvangen betekent dat het riool minder zwaar wordt belast en de kans op overlast bij hevige regenbuien afneemt. Zo kun je op een reële businesscase uitkomen.” In Kerkrade staat een experiment - Superlocal - op stapel voor decentraal waterbeheer in een te renoveren buurt met circa 250 woningen. Drinkwaterbedrijf WML en Waterschap Limburg werken hierbij samen met onder meer de gemeente en woningcorporatie HeemWonen. Als voldoende subsidie beschikbaar komt, krijgt de nieuwe buurt een experiment met een gesloten waterkringloop. Elders in de wereld waar water schaars is en elke druppel telt, bestaan al eeuwenlang systemen om regenwater op te vangen en voor droge tijden op te slaan. Klimaatverandering maakt dit nog urgenter. In Nederland werd die noodzaak nooit zo gevoeld. Hier was het juist zaak overtollig water af te voeren in plaats van vast te houden. Toch zien waterbedrijven groeiende problemen bij hun innamepunten zoals verzilting en illegale lozingen door industrie en landbouw. Regelmatig moet de waterinname tijdelijk worden stopgezet. Ook dreigt bij een lage waterstand in de rivieren de concentratie ver-


ACHTERGROND vuilende stoffen onverantwoord hoog te worden. Allemaal redenen om onderzoek te doen naar alternatieve bronnen zoals regen. Hofman-Caris: “Nu is de levering van drinkwater nog voor honderd procent veilig en verzekerd. Maar beter tijdig anticiperen op mogelijke haperingen in de toekomst, dan voor voldongen feiten te komen staan.” |

‘ZELFVOORZIENING IS MOGELIJK EN VEILIG’ Groot pleitbezorger van zelf drinkwater maken is Albert Jansen (Water Innovation Consulting). Hij heeft het systeem Hemels(s)water ontwikkeld dat nu in de testfase verkeert. Na proefopstellingen onder meer bij de universiteit van Leuven starten dit voorjaar pilots in de Randstad en Gelderland. De eerste resultaten wijzen volgens Jansen uit dat het geproduceerde drinkwater veilig is. Hij zet dan ook vraagtekens bij de uitkomsten van de KWR-studie. “Regenwater moet je niet ongezuiverd drinken, daar ben ik het mee eens. Het bevat inderdaad meer b ­ acteriën dan de drinkwaterrichtlijn toestaat. Maar met een UF-membraan haal je bacteriën en virussen eruit. Dezelfde membranen gebruiken ziekenhuizen om legionella-besmetting te voorkomen.” “Ook stelt KWR dat er gemiddeld te weinig regen valt op een gemiddeld dak voor een gemiddeld gezin. Dat is misschien zo, maar we leven niet allemaal gemiddeld. In mijn wijk in Utrecht woont 73 procent van de mensen alleen. Zij hebben een veel kleinere watervraag dan een gezin met kinderen. Bovendien kun je de waterafname beperken met zuinige douches en hergebruik van grijswater.” Zuiver water Jansen vindt de studie onnodig alarmerend. Toch blijft het de vraag waarom particulieren überhaupt een systeem als Hemels(s)water zouden installeren? Voor welk probleem is dit een oplossing? “Uniek voordeel van regenwater boven grond- en oppervlaktewater is dat er geen resten van medicijnen, hormonen, pesticiden en toxische afvalstoffen inzitten. Dit is een toenemend probleem. Nederlands drinkwater is nog steeds goed, maar het kan beter.” Bij analyses van het Nederlands drinkwater worden de door Jansen genoemde s­ toffen nog altijd in zeer kleine hoeveelheden aangetroffen. Zo halen de rwzi’s zestig tot z­ eventig procent van de medicijnresten uit het afvalwater en de drinkwaterbedrijven negentig procent uit hun productiewater. Wel kan door vergrijzing en klimaatverandering de concentratie toenemen. Daarom wordt gewerkt aan uitbreiding en verbe­tering van de zuiveringscapaciteit. Uit de hemel Jansen ziet vooral een toekomst voor ­Hemel(s)water bij nieuw te ontwikkelen duurzame woonwijken. In de bestaande bouw en zeker in stedelijk gebied met gestapelde woningen en torenflats zijn de praktische problemen groter dan de mogelijk voordelen. “Nieuwe wijken zullen volledig zelfvoorzienend worden voor energie en water. Dat is technisch goed te realiseren. Door substantieel regenwater af te vangen, stroomt er minder naar het riool en de afvalwaterzuivering. Dat betekent een kostenbesparing en voorkomt ­wateroverlast tijdens extreme buien.” “Bij lokaal drinkwater maken, kunnen de waterbedrijven een rol blijven spelen als dit op de schaal van een buurt of wijk gebeurt. Laat ze hun expertise inzetten bij het beheer van installaties. Misschien moet de sector nog aan het idee wennen, maar het lijkt mij een logische ontwikkeling. We halen onze energie niet meer uit bronnen ver weg, waarom dan nog wel ons water over vele kilometers transporteren als het uit de hemel valt?”

NR3-MAART 2018

Albert Jansen

‘ Waarom water over vele kilometers transporteren als het uit de hemel valt?’

27


28

O

HOOGSTANDJE

H2

DE KLEIRIJPERIJ. HET GAAT BEGINNEN Tekst Charlotte Leenaers | Fotografie Marcel Molle


29

Bij Delfzijl, langs de Eems/Dollard is Ecoshape begonnen met de uitvoering van de Pilot Kleirijperij. Er worden voorbereidingen getroffen voor de aanleg van twee slibrijpingslocaties. De Kleirijperij is een belangrijke schakel in het Programma Eems/Dollard 2050 dat tot doel heeft de natuur in het gebied te herstellen en tegelijkertijd de economie en leefbaarheid te vergroten. De pilot slaat twee vliegen in een klap: het biedt een oplossing voor het overschot aan slib uit de Eems-Dollard en uit het dichtgeslibde natuurgebied Polder Breebaart en het voorziet in de behoefte aan bruikbare klei voor dijkversterkingen in de regio. Beide locaties bestaan uit ­verschillende proefvakken waarin verschillende ­rijpingsmethodes getest en gemonitord gaan worden. Als alles volgens plan verloopt, is over drie jaar de klei klaar voor gebruik. Maar minstens even belangrijk is de kennis die de deskundigen op gaan doen over het rijpen van klei. Kennis die elders in Nederland -maar ook daarbuiten - goed van pas kan komen.

NR3-MAART 2018


30

AERZEN:

‘GERENOVEERDE ZUIVERING KAN TOE MET ZESTIG PROCENT MINDER ENERGIE’ Tekst Theo Leoné | Beeld Aerzen

Aerzen Nederland bestaat precies veertig jaar. De Nederlandse vestiging van het Duitse familiebedrijf heeft een bijzondere positie met eigen engineers en monteurs. Ze leveren specials. De focus ligt al jaren op energie-efficiëntie, maar nu ook op terugwinnen van warmte. Met kleinere machines en uitgekiend regelwerk kom je ver. “Kleinere machines, dat was voor ons ook een eye-opener.”

I


IB

INBEDRIJF Hoofdkantoor Aerzen in Duitsland

‘Bij denken over energie liggen waterschappen een paar stappen voor op de industrie’

M

achinebouwer Aerzen rekent jaarlijks op een groei van tien tot vijftien ­procent. De vraag naar energiezuinige en schone apparaten om lucht en andere gassen te verpompen neemt alleen maar toe. Maand na maand verlaten twaalfhonderd blowers en een stuk of duizend compressoren de fabriek. In Nederland heeft het Duitse familiebedrijf te Duiven een sterke uitvalsbasis. Een omzet van vierhonderd miljoen ligt binnen handbereik. “Aerzen heeft verspreid over de wereld vijftig dochterondernemingen. De Nederlandse vestiging heeft – dat is historisch zo gegroeid – een bijzondere positie”, zegt adjunct-directeur Siert Wiersema. Hij geeft in Duiven leiding aan de Nederlandse tak. Directeur-op-afstand (tevens hoofd van Aerzen België) is de Belg Jos van Espen. “Aerzen Nederland bestaat precies veertig jaar. We hebben bijna dertig medewerkers waaronder eigen engineers en tien monteurs. Dankzij de technici zijn we in staat specials te maken, aanpassingen op maat van de klant. Hiermee zijn we vergeleken met de andere kantoren een uitzondering.” Siert Wiersema (1962) studeerde in Twente werktuigbouwkunde. Zag het levenslicht in ­Loppersum, groeide op in Sneek. “Ik ben afgestudeerd in het methodisch ontwerpen. Gebruik je boerenverstand en kom met een oplossing. Dat past mij wel.” FOCUS OP ENERGIE Aanvankelijk wierp de werktuigbouwkundige zich op de biomedische techniek. Later verschoof de aandacht naar revalidatie en fitness. Nieuwe sectoren waar wat te ontdekken viel. In 2005 volgde de overstap naar Aerzen. “Toen ik bij Aerzen kwam was het geluid van de machines nog een thema. Tegenwoordig heeft 95 procent een omkasting. Sinds tien jaar ligt de focus op energie-efficiëntie. Aerzen bestaat sinds 1864. Altijd heeft het accent gelegen op de kwaliteit. Niet de goedkoopste >

NR3-MAART 2018

31


32

GASPROBLEMATIEK DWINGT TOT VERNIEUWING Aerzen verwacht dat de beperking van de gaswinning in Groningen meer werk kan opleveren. “Het dichtdraaien van de gaskraan stelt de industrie voor nieuwe uitdagingen”, stelt de geboren Loppersummer Siert Wiersema. “De b ­ edrijven moeten snel zuiniger met energie omgaan. Het terugwinnen van warmte wordt afgedwongen. De noodzaak om te komen tot slimmere oplossingen levert ons beslist meer werk op.”

‘Gebruik je boerenverstand en kom met een oplossing. Dat past mij wel’

Siert Wiersema: “Voeg een warmtewisselaar toe en blaas een paar graden de bedrijfshal in.”

maar dan heb je ook wel wat. Zoals bij een Audi of Mercedes. Nu leggen we uit dat de machines zichzelf binnen een of drie jaar ­terugverdienen. Niet iedereen wil dat direct geloven. Als de mensen dan later bij collega’s de resultaten zien, raken ze alsnog overtuigd. In de waterzuivering betreft zestig procent van de kosten energie. Gerenoveerde installaties kunnen met vijftig tot zestig procent minder energie toe. Reken maar uit.” De blowers en compressoren van Aerzen worden De Turbo Delta Blower breed ingezet. Belangrijke kenmerken: ze zijn olievrij en werken bij lage druk, oplopend tot dertien bar. Veel van de machines worden gebruikt voor pneumatisch transport. Een derde verzorgt de beluchting in waterzuiveringsinstal­ laties. Tot de klantenkring behoren de makers van voedingsmiddelen, cement en chemie. Alle sectoren die beslist geen olie in hun product willen. Volgens Wiersema liggen bij het denken over energie de waterschappen een paar stappen voor op de industrie. “Waterschappen richten zich op de langere termijn. Ze onderkennen de factor energie heel sterk. Bij bedrijven kijken de mensen een jaar vooruit, misschien drie. Dan moet de investering zich hebben terugverdiend. Tegenwoordig, met de energie-­ efficiënte machines is dat goed mogelijk. Veel machines zijn modulair opgebouwd. Zo kunnen we altijd de best mogelijke oplossing aanbieden en vernieuwen.” UITGEKIEND REGELWERK Niet zelden leidt bij Aerzen een vraag om vervanging of renovatie tot de constatering dat kleinere machines voldoende zijn. Waarom robuust verpompen als je met uitgekiend regel­ werk precies kunt krijgen wat nodig is? En ook nog eens een keer tegen een stuk lagere kosten? Wiersema: “Ook voor ons was het een eye-opener dat dikwijls kleinere machines voldoende zijn. Heel verrassend.” Aerzen heeft voor populaire vormen van pneumatisch transport en waterzuivering speciale schroefblowers ontwikkeld, van het type Delta Hybrid. Ze zijn een vijfde zuiniger dat de gangbare blowers. Bij inzet van vierduizend uur kan de besparing op een zuiveringsinstallatie oplopen van jaarlijks zevenduizend euro tot wel anderhalve ton, zegt Wiersema. Hij wijst op de zuinige toerengeregelde compressor. Betoogt dat nog een extra stap gezet kan worden door het inzetten van intelligente bewaking van het compressorsysteem met een Aersmart. Dat levert in de beluchting van een waterzuivering nog eens tot vijftien procent besparing op. “Wat zijn de koplopers? Te noemen valt waterschap Rivierenland. Ook Zeeland heeft een hele goede rendementsverbetering ­bereikt.


INBEDRIJF

SPECIALIST VERDRINGINGSPOMP MET STERKE NEDERLANDSE TAK Aerzen is specialist in blowers, compressoren en gasmeters. De start lag in 1864 op een boerderij annex smederij waar Wilhelm Meyer de Aerzener Maschinenfabrik oprichtte. Het dorp Aerzen ligt niet ver van de Duitse rattenvangersstad Hamelen. Kern van het succes van het familiebedrijf was en is de lobbenpomp, een verdringingsspomp om bij lage druk ­vloeistoffen of gassen te transporteren. In 1868 bouwde ­Aerzen de eerste draaizuigerblower van Europa. In 1930 werd de productie van rotorgasmeters in bedrijf genomen. De eerste schroefcompressor verscheen in 1943. De productie van de onderneming concentreert zich nog steeds in Aerzen. De fabriek is de spin in een web met vijftig op alle continenten aanwezige handelskantoren. Met ­tweeduizend medewerkers realiseert het bedrijf een omzet van 320 miljoen euro. Jaarlijks worden 14.000 blowers,

Zeeland heeft te maken met een bevolking die in het toeristenseizoen vertienvoudigt. Daar kun je een installatie op inrichten. Alle waterschappen zijn sterk met het thema energie bezig.” TERUGWINNEN WARMTE Een belangrijke trend is het terugwinnen van warmte. Zelfs bij lage drukmachines. Waar perslucht gebruikt wordt ontstaat warmte. Zijn de overtollige temperaturen af te vangen en elders te gebruiken? Wiersema: “Je kunt een warmtewisselaar toevoegen en warmte een hal in blazen. Dat scheelt weer een paar graden of levert meer comfort op. Deze aandacht voor het terugwinnen van warmte is vrij nieuw en vereist maatwerk.” Wiersema ziet voor de overheid een rol om te zorgen dat vraag en aanbod van warmte beter bij elkaar komen. “Wat als de buurman jouw energie goed kan gebruiken? Hoe weet je zoiets? Iedereen gaat natuurlijk eerst voor zijn eigen oplossing. Maar als we slagen om vraag en aanbod beter te koppelen, kunnen nog grote stappen gemaakt worden. Daar werken we vanuit het maatschappelijk belang graag aan mee. Wellicht is subsidie nodig om de samenwerking op energiegebied te stimuleren.” Bij het bedrijfsleven maar ook bij de waterschappen is volgens Wiersma op het gebied van het warmtegebruik nog veel te winnen. “De focus op de projecten bestaat wel. Wat ontbreekt, is de synergie om de verschillende processen aan elkaar te koppelen. Op zuiveringsinstallaties kun je met eigen energie de bedrijfsgebouwen gaan verwarmen.” Per hoofd van de bevolking behoort Nederland tot de grootste energiegebruikers van Europa. Daar zijn de omvangNR3-MAART 2018

10.000 compressors en 800 gasmeters verkocht. De draaizuigerblowers worden in allerhande constructies gebouwd voor aanzuigvolumes van 30 tot 100.000 kuub per uur. De schroefcompressoren verpompen in een of meerdere trappen tot 120.000 kuub per uur. De Nederlandse vestiging in Duiven – met tien eigen monteurs - vervult een bijzondere rol. De fabriek in Aerzen is gericht op serieproductie. Het werk in Duiven bestaat voor een derde uit specials, toepassingen op maat gemaakt voor klanten. De wensen en mogelijkheden zijn op tal van plaatsen net even anders dan standaard. Dat betekent technische aanpassingen, zorgvuldig inregelen en de vervaardiging van een eigen handleiding. De meeste andere buitenlandse vestigingen van Aerzen zijn puur handels- en servicekantoor.

rijke raffinaderijen in Rotterdam debet aan maar ook de relatief grote procesindustrie. “De Nederlandse procesindustrie verbruikt vijftienhonderd petajoule per jaar (een petajoule is 277,8 miljoen kilo­ wattuur, red). De besparing neemt nu toe met een procent per jaar maar dat zou het dubbele kunnen zijn. De procesindustrie is verantwoordelijk voor een kwart van het totale Nederlandse energiegebruik. Energiebesparing in deze sector zet dus zoden aan de dijk.” In Duitsland ziet Wiersema een belangrijke ontwikkeling naar Industrie 4.0. De oosterburen willen energiekampioen worden en zetten opmerkelijke stappen. “Duitsland heeft richtlijn DWA-216 ingevoerd. Die verplicht bedrijven om energiecontroles uit te voeren en te komen tot een optimalisatie van de machines. Uit de big data die de richtlijn oplevert komt informatie hoe processen het beste te linken zijn. Kost jouw meeltransport meer energie dan elders? Wat is mis bij jou? De richtlijn in Duitsland is verre van vrijblijvend. Ik weet niet of we in Nederland zo ver moeten gaan als DWA-216, maar we kunnen van de aanpak wel wat leren.” |

PROFIEL Opgericht: 1864 Omzet: 320 miljoen euro Medewerkers: 2.000, waarvan 30 in Nederland Hoofdkantoor: Aerzen, Duitsland Kantoor Nederland: Duiven Specialist in: blowers, compressoren en gasmeters

33


34

AFKOPPELPIJP WINT RIONEDPRIJS Met de afkoppelpijp hebben Wavin en Bureau Stedelijk Water de RIONEDinnovatieprijs 2018 gewonnen. In deze pijp zijn de functies afkoppelen, ontlasten en beluchten geïntegreerd. Hierdoor kan een gemengd rioolsysteem makkelijk worden omgevormd in een systeem waarbij hemelwater en rioolwater wordt gescheiden. “Dit is het innovatieve aspect van het systeem”, zegt Erik Reumer, adviseur bouw en installatie bij Wavin Nederland. “Met de afkoppelbeluchter is het eenvoudig om de regenpijp af te koppelen. Binnen een paar minuten is de beluchter geplaatst. Als de afkoppelpijp vlak boven het maaiveld wordt geplaatst, fungeert deze als noodoverlaat. Daardoor zal de bewoner bij zware regenval geen borrelend of overstromend toilet meer hebben.” De afkoppelbeluchter laat het beluchten van het hoofdriool na afkoppelen bovendien in stand. Dit helpt stromings­ problemen in het hoofdriool voorkomen. In de derde plaats laat de afkoppelpijp het regenwater de tuin in lopen. Daardoor gaat er minder water het riool in, waardoor dit minder wordt belast. De afkoppelpijp is samengesteld uit kunststof componenten die standaard in het assortiment van Wavin voorkomen. De pijp is daardoor makkelijk te integreren in bestaande hemelwaterafvoeren, aldus Wavin. Bovendien heeft dit aspect een gunstige invloed op de prijs. Het is dan ook te verwachten dat de afkoppelpijp zal bijdragen aan de acceptatie van het afkoppelen van hemelwater nu dit in een aantal gemeenten verplicht wordt gesteld. Dat is in ieder geval de hoop van de uitvinders, Erik Reumer van Wavin en Perry Peeters van Bureau Stedelijk Water. De afkoppelpijp is tijdens de RIONEDdag (1 februari) onderscheiden met de innovatieprijs. De twee andere nominaties waren een nieuw soort steenwolelement voor regenwateropvang en -infiltratie van Lapinus en AQA ­Rioflush van AQA Hydrasep, een autonoom werkend systeem om riolen met regenwater te spoelen.

NIEUWE ZUIVERINGSPROCESSEN MET OZON EnviroChemie heeft een nieuwe technologie ontwikkeld om af­ valwater te zuiveren met behulp van ozon. Dit heeft geresulteerd in twee typen systemen, die nu op de markt zijn gekomen, zegt sales manager Benelux Sicco Hilarius. “Deze gebruiken minder ozon dan met de huidige technieken het geval is.” Beide systemen doseren ozon op een efficiëntere manier in het afvalwater. Eén systeem werkt met een rotor, die in het afvalwater ronddraait en waaruit de ozon door het afvalwater verspreid wordt. Dit leidt, zo is de claim, tot een zeer effectieve menging van ozon en afvalwater. Het andere systeem werkt op basis van ultrasone trillingen. Deze zorgen dat de ozon sneller met de te oxideren verontreinigingen in het afvalwater reageert. Beide technieken zijn toepasbaar voor de verwijdering van medicijnresten uit afvalwater. Verder kunnen ze worden ingezet voor het verwijderen van kleurstoffen uit water en voor de afbraak van toxische organische stoffen in afvalwater, aldus EnviroChemie. De reden om deze systemen te ontwikkelen ligt in de hoge kosten van ozon, zegt Silarius. “De componenten die werken op basis van de nieuwe technologieën brengen natuurlijk kosten met zich mee. Daar staat tegenover dat er een kleinere en dus goedkopere ozongenerator nodig is. Dit leidt per saldo tot een lager energiegebruik. Daar zit financieel gezien de echte winst.” Beide technieken vallen onder de noemer advanced oxidation processes, waarmee processen worden aangeduid die gebruik maken van OH hydroxyl radicalen zoals ozon en waterstofperoxide.


WATERTECHNIEK

TECHNISCHE INFORMATIE UIT DE WATERSECTOR

THEMISTA VOOR HET EERST OP PRAKTIJKSCHAAL De afvalwaterzuiveringsinstallatie Kralingseveer krijgt de eerste installatie op praktijkschaal met Themista. Voordelen van deze slibgistingsinnovatie: meer biogas, minder slibafzet. Royal HaskoningDHV - verantwoordelijk voor de ontwikkeling van Themista - en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard hebben in januari een overeenkomst gesloten voor de installatie bij awzi Kralingseveer in Capelle aan den IJssel. De bouw start in september. “Onze ambitie is om de Themista-installatie in het voorjaar van 2019 op te starten”, zegt projectdirecteur Erik Heijmans van Royal HaskoningDHV. Themista is een thermisch-chemische methode om slib voor te behandelen. Het slib wordt in meerdere stappen verwarmd, voordat het wordt verpompt naar de gistingstanks. Heijmans: “Deze voorbehandeling zorgt voor betere procescondities in de gisting. Hierdoor wordt vijftien tot twintig procent meer biogas geproduceerd. Een waterschap kan het biogas gebruiken als energie voor de zuivering. Ook is er minder slibafzet. Door de lagere slibverwerkingskosten verdient de investering zich in vijf tot tien jaar terug.” Royal HaskoningDHV is ook bezig met een andere slibgistingsinnovatie: de biologische methode Ephyra. Eind vorig jaar is de eerste full scale installatie met Ehpyra opgestart bij afvalwaterzuiveringsinstallatie Tollebeek van Waterschap Zuiderzeeland. “Beide innovaties zijn kansrijke methoden voor een robuustere slibgisting”, zegt Heijmans. “Ik ben blij dat de twee waterschappen hierbij een voortrekkersrol op zich nemen. Ook STOWA en ­Logisticon Water Treatment leveren een belangrijke bijdrage.” De ontwikkeling van Ephyra en Themista wordt mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het financieringsinstrument LIFE van de Europese Unie en een Topsector Energie-subsidie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

NR3-MAART 2018

SNELLE REPARATIE VAN SCHEUREN De Oblique-Repair-Shell (QRS) maakt het mogelijk bronnen op een eenvoudige wijze te herstellen. ­Scheuren en andere beschadigingen in verticale pijpleidingen van onder andere grondwaterbronnen en putten voor ­warmte-koudeopslag (WKO) worden hiermee afgedekt, zodat lekkages worden verholpen. Het is een nieuw product dat sinds kort op de markt is. De Nederlandse bedrijven Scheper.Co en Oblique Sealing Solutions hebben het ontwikkeld. De QRS bestaat uit een roestvast stalen buis met daar omheen een compound die onder andere bestaat uit rubber. Deze compound heeft de eigenschap op te zwellen als deze in aanraking komt met water. Het zwellen gebeurt langzaam. Daardoor is er voldoende tijd om de QRS te laten zakken in een pijpleiding die gevuld is met (grond)water. De QRS wordt in de pijpleiding naar beneden gelaten aan een staalkabel tot de diepte waar de scheur zich bevindt. Vervolgens is het wachten tot de compound over de volle lengte van de QRS is gezwollen. Afhankelijk van de diameter en lengte van de gebruikte QRS duurt dit een tot vier dagen. Vanaf dat moment vormt de compound een waterdichte afsluiting tussen de stalen buis en de verticale pijp van de bron. De QRS is niet alleen toepasbaar bij een perfect ronde doorsnede van de pijpleiding. Ook als deze enigszins ovaal is, kan de QRS voor voldoende afsluiting zorgen, aldus de producenten. Hetzelfde geldt voor een kleine knik in de pijpleiding. De QRS is standaard leverbaar in lengtes van een, twee en drie meter voor pijpleidingen met een binnendiameter van 6,25 tot 25 inch. Hiermee zijn reparaties mogelijk tot een diepte van 500 meter bij een watertemperatuur tussen de 7 en 24 ºC. Het water mag zoet, brak of zout zijn.

35


36

Een infiltrometer

Het veranderende ­klimaat heeft effect op het leefklimaat in onze steden. Een bekend voorbeeld: meer hevige regenbuien die wateroverlast veroorzaken. Minder bekend zijn de ­verslechtering van de lucht- en water­kwaliteit en de opwar­ming van de stad (hittestress). Bij de b ­ ewustwording hierover kan een nieuwe methodiek, de ­internationale city ­climatescan, een ­belangrijke rol spelen.

INTERNATIONALE CITY CLIMATESCAN ROTTERDAM: ONDERZOEKSRESULTATEN KLIMAATADAPTATIE Alle gemeenten in Nederland moeten de komende twee jaar een stresstest doen om knelpunten bij de aanpassing aan klimaatverandering in kaart te brengen. Dat staat in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, dat eind 2017 is gepresenteerd. De internationale city climatescan is een innovatieve vorm van zo’n stresstest, waarbij een internationaal team in korte tijd de status van klimaatadaptatie in een stad evalueert. In zo’n team werken diverse partijen samen: overheden, bewoners, bedrijven en (inter)nationale kennis- en onderwijs­ instellingen. GESCHIEDENIS Tijdens een conferentie in Boekarest in maart 2017 presenteerden Hanzehogeschool Groningen en Hogeschool Rotterdam de internationale city climatescan voor een publiek van internationale kennisinstellingen. De twee hogescholen werken al jarenlang samen aan klimaatadaptatie, wat door de vestiging van het Global Centre of Excellence on Climate Adaptation in Groningen en Rotterdam nog is versterkt. Vervolgens is in september 2017 de eerste internationale climatescan georganiseerd in Rotterdam, samen met de W ­ róblewska Technical University in Gdansk (Polen) en zeven andere organisaties en bedrijven. Aan deze climatescan hebben 37 Rotterdamse en Groningse, 20 Poolse en 3 Franse studenten meegewerkt. VEERKRACHT De gemeente Rotterdam heeft in april 2016 een strategie voor klimaatadaptatie vastgesteld. Een van de doelen is het verankeren van resilience-doelen in de stad, op gebouw-, wijk-, stads- en metropoolniveau. Resilience ofwel ‘veerkracht’ is de fysieke geschiktheid van een buurt of een stad om gevolgen van klimaatverandering op te vangen, bijvoorbeeld meer en heviger regenbuien of lange periodes van hitte en droogte.


WATERWETENSCHAP

TOEGEPASTE WETENSCHAP IN DE WATERSECTOR

Voor de climatescan is een set van kosteneffectieve en snelle meetmethodieken ontwikkeld die wereldwijd ingezet kunnen worden om inzicht te krijgen in de veerkracht tot op straatniveau. De verkregen informatie moet betrokkenen inzicht geven en bewustwording creëren. Bij de internatio­ nale city climatescan hoort een internetplatform, www.climatescan.nl. Wat er precies gemeten wordt, kan per wijk of stad verschillen, afhankelijk van de lokale wensen. De deelnemende partijen in Rotterdam hebben voor de city climatescan de volgende onderwerpen geselecteerd: overstromingsgevaar, hittestress, waterkwaliteit (oppervlaktewater en plastic afval) en luchtkwaliteit. REGENWATER Tijdens de city climatescan in Rotterdam is het gelukt om in korte tijd veel data te verzamelen en te interpreteren. We gaan hier dieper in op het thema ‘overstromings­ gevaar’. Belangrijke parameter in overstromingsmodellen is de infiltratiesnelheid, de snelheid waarmee regenwater in de bodem trekt. Hierbij is gebruik gemaakt van de infiltrometertest. Bij deze proeven gaat het onder andere om bewustwording dat onverhard oppervlak veel meer water doorlaat dan verharding en dat vergroening van de stad om meerdere redenen positief is voor klimaatadaptatie. De proeven laten zien dat de infiltratie van groen een factor 3-6 hoger is dan die van verhard oppervlak. Hierbij valt op dat verharde wegen soms hogere infiltratiesnelheden vertonen dan verwacht. De infiltratiesnelheden zijn soms zelfs vergelijkbaar met die van ‘doorlatende verharding’. Dit bleek ook uit een promotieonderzoek over dit onderwerp en uit eerdere metingen van de gemeente. OVERIGE RESULTATEN De climatescan heeft naast gegevens over infiltratie onder meer gedetailleerde kaarten opgeleverd (tot op straat­ niveau) over de temperatuur, de waterkwaliteit, zwerfvuil (m.n. plastic) en de luchtkwaliteit. Ook zijn er 3D-scans gemaakt van de waterkwaliteit met continue sensoren, wat ook indicaties van vervuilingsbronnen opleverde. Door het actief bezig zijn met al deze onderwerpen is het bewustzijn van de noodzaak van klimaatadaptatie bij bewoners, organisaties, overheden en bedrijven gegroeid. De resultaten en ervaringen in Rotterdam zijn meege­ nomen in de verdere ontwikkeling van de climatescan. Zo is de meetmethodiek van plastic vervuiling geëvalueerd en geoptimaliseerd voor de volgende city climatescan, in november 2018 in Cebu (Filipijnen).

NR3-MAART 2018

Bij een evaluatie met de deelnemende organisaties bleek dat de city climatescan veel waardevolle informatie heeft opgeleverd, van data tot bewustwording. De climatescan blijkt een praktische, actiegeoriënteerde methodiek die wereldwijd kan worden toegepast, ook in steden waar ­ ­relatief weinig informatie op buurtniveau bekend is. Veel waardering oogstte de snelle oplevering van concrete ­resultaten. Voor Rotterdam was dit onder andere een open source interactieve kaart met klimaatadaptieve maatregelen (te vinden op www.climatescan.nl). Hanzehogeschool Groningen en Hogeschool Rotterdam gaan de city climatescan uitvoeren in andere steden. Er zijn contacten met steden in Indonesië (Semarang) en de Filipijnen (Manila, Cebu) en diverse Europese steden. Floris Boogaard (Hogeschool Groningen & Rotterdam, Tauw), Rick Heikoop, Kaj van de Sandt en Tijmen den Oudendammer (Hogeschool Rotterdam), Arjen Oostra (Gemeente Rotterdam)

Een uitgebreide versie van dit artikel is te vinden op H2O-Online. Het is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.h2owaternetwerk.nl (onder H2O-vakartikelen).

SAMENVATTING De ‘internationale city climatescan’ is een nieuwe, praktische en actiegeoriënteerde methode om inzicht te krijgen in klimaatadaptatie en tegelijkertijd bewust­ wording te creëren. Hierbij worden de huidige status van klimaatadaptatie in een stad en de ambities voor de komende jaren vastgelegd. Onderscheidend is het in korte tijd ophalen van ‘big data’ en het toewerken naar concrete oplossingen op straatniveau. De eerste climatescan in Rotterdam heeft waardevolle informa­ tie opgeleverd over overstromingsgevaar, hittestress, waterkwaliteit en luchtkwaliteit. De methode wordt verder ontwikkeld en wordt in de nabije toekomst toegepast in steden in Nederland, Polen, Indonesië en de Filipijnen.

37


38

h2owaternetwerk.nl MEER WETEN?

KIJK OP DE WEBSITE VAN H2O! Kwabaal aan een zijden draadje De kwabaal is de enige zoetwaterkabeljauw en tevens de meest bedreigde zoetwatervis van Nederland. Tot medio vorige eeuw kwam de soort zeer algemeen voor in beken, grote rivieren en meren. Zijn achteruitgang is veroorzaakt door het verdwijnen van paai-, opgroei- en leefgebieden door aanpassingen in het watersysteem. Overstromingsvlakten, essentieel als paaigebied, zijn verdwenen. De watertemperatuur is gestegen door het verdwijnen van beboste oevers, en door koelwaterlozingen en klimaatverandering. Ook in Gelderland is de kwabaal nog maar mondjesmaat aanwezig. Nodig is herstel van overstromingsvlakten, koudwater- en foerageerhabitats binnen voormalige en potentiële leefgebieden. Gelderland kan dan voor de soort een belangrijke schakel worden tussen leefgebieden in Overijssel en Duitsland. Frank Spikmans (RAVON), Jan Kranenbarg (RAVON) en Anja Baks (Provincie Gelderland)

Waterkwaliteitscheck: rekening houden met de microbiologische waterkwaliteit bij klimaatadaptatie en verduurzaming In veel steden worden projecten opgezet om duurzamer met water om te gaan en de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Daarnaast kunnen nieuwe waterconcepten de beleving van de openbare ruimte en de gezondheid van mensen in de stad bevorderen. Een risico daarbij is dat mensen gezondheidsklachten kunnen krijgen na contact met microbiologisch verontreinigd stedelijk water. Het is daarom belangrijk om bij stedelijk-waterprojecten rekening te houden met microbiologische risico’s. Om dit te ondersteunen ontwikkelt het RIVM een microbiologische waterkwaliteitscheck voor stedelijk water voor gemeenten, GGD’en, waterschappen, adviesbureaus en andere belanghebbenden.

Naast vakblad H2O is er een complete website met het meest actuele (water)nieuws, watervaca­ tures en H2O-vak­artikelen, voor wie de verdieping zoekt. Deze H2O- vakartikelen zijn geschreven door waterprofessionals. Op deze pagina een overzicht van de meest recente artikelen die op de site www.h2o-waternetwerk.nl zijn verschenen.

Jeroen van Leuken (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), Ciska Schets (RIVM), Heleen de Man (Sanitas-Water), Ana Maria de Roda Husman (RIVM, Universiteit Utrecht)

Gezamenlijke visie Zeeuwse waterketen Water in Zeeland: betrouwbaar voor iedereen en overal. Dat is de kernboodschap van de ‘Visie Zeeuwse waterketen’, opgesteld door de Zeeuwse gemeenten, waterschap Scheldestromen en Evides waterbedrijf. De visie beoogt een klimaatbestendige en duurzame inrichting, met aandacht voor doelmatig beheer en borging van kennis en capaciteit, waarbij de dienstverlening aan de gebruiker centraal staat. Wouter van Riel (Sweco) en Jos Frijns (KWR Watercycle Research Institute)

Verkennende studie zuiverende kassen Zuiverende kassen lijken een visueel aantrekkelijk alternatief te zijn voor conventionele rwzi’s. Zuiverende kassen lijken beter in de bebouwde omgeving of groene structuur eromheen te passen. Ze nemen minder ruimte in en zijn goedkoper. Het verdient aanbeveling om een of meer zuiverende kassen in Nederland te realiseren om de werking onder Nederlandse omstandigheden goed te evalueren. In een verkennende studie in opdracht van STOWA is de werking van zuiverende kassen verduidelijkt en zijn de claims van de fabrikanten geverifieerd. Een aantal bestaande installaties is onder de loep genomen en er zijn ontwerpen gemaakt voor twee bestaande situaties. Adrie Otte (Bioniers) en Doy Schellekens (Waterschap De Dommel)

Internationale City climatescan Rotterdam: onderzoeksresultaten klimaatadaptatie De ‘internationale city climatescan’ is een nieuwe methode om bewustwording te

creëren over klimaatadaptatie. Hierbij worden de huidige status van klimaatadaptatie in een stad en de ambitie voor de komende jaren vastgelegd. De climatescan heeft veel waardevolle informatie opgeleverd en zal daarom in de nabije geïmplementeerd worden in onder andere Nederland, Polen, Indonesië en de Filipijnen. Floris Boogaard (Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool Rotterdam, Tauw), Rick Heikoop, Kaj van de Sandt, Tijmen den Oudendammer (Hogeschool Rotterdam), Arjen Oostra (gemeente Rotterdam)

Quaggamosselen verlagen de ecologische stabiliteit in de Biesboschbekkens De quaggamossel wordt door sommige waterbeheerders gezien als een zegen en zelfs ingezet om troebele wateren helder te krijgen. Monitoringsdata van de Biesboschbekkens en experimenteel onderzoek aan de onderwaterbodems, tonen echter dat een gedeeltelijk afsterven van de populatie kan leiden tot een omslag in de waterkwaliteit. Esther Lucassen, Alfons Smolders (onderzoekcentrum B-WARE), Arco Wagenvoort (AqWa ecologisch advies), Henk Castelijns, Henk Ketelaars (Evides Waterbedrijf)

Van elk nieuw artikel op H2O-Online een ­melding krijgen? Volg ons dan op Twitter: @vakbladh2o. De ambitie om een H2O-vakartikel te schrijven? Kijk op onze website voor de auteursinstructies. En stuur uw artikel naar redactie@h2owaternetwerk.nl


WATERNETWERK

NIEUWS UIT HET NETWERK VAN WATERPROFESSIONALS

AGENDA

iStockphoto

2018

Wilt u een activiteit voor ­waterprofessionals aangekondigd zien in deze agenda van maandblad H2O? Meld het dan aan onze redactie: redactie@h2owater netwerk.nl

4 APRIL, ZWOLLE

Kingfisher-decentraal waterbeheer in Zuid-Afrika over de leerervaringen, dilemma’s en commerciële mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven

STRESS DOOR KLIMAAT­ VERANDERING - HOE VOER JE DE JUISTE DIALOOG? Vanaf volgend jaar wordt elke gemeente geacht een stresstest te doen om inzicht te krijgen in de risico’s van klimaatverandering. Wat zijn de gevolgen bij extreme ­buien, extreme droogte en extreme hitte? Welke maat­ regelen zijn nodig om schade aan de mens en zijn om­ geving te beperken? Wie is waar verantwoordelijk voor en wie is wanneer aan zet? Zijn burger en professional zich al voldoende bewust van de gevolgen en dat actie nodig is? Tijdens het KNW-voorjaarscongres gaan we de dialoog aan - onder het motto geen normen, maar ambities - met de vele spelers die samen bepalen hoe we gezamenlijk stad en platteland klimaatbestendig kunnen maken. Aan bod komt onder meer: Waarom stresstesten, hoe zorg je voor bewustwording? In de middagsessies gaan we aan de slag met klimaat en gezondheid, groenblauwe maatregelen, risicodialoog of hoe doe ik een stresstest en communitymanagement. Het KNW-voorjaarscongres wordt op vrijdag 20 april (10-17 uur) gehouden in het Muntgebouw in Utrecht.

www.h2owaternetwerk.nl

12 APRIL, HARNASCHPOLDER

Kennis in de Regio. Workshop over Veiligheid www.h2owaternetwerk.nl

17 APRIL, WAGENINGEN

Van Papier naar Praktijk, 4e NKWK conferentie www.waterenklimaat.nl

20 APRIL, UTRECHT

KNW Voorjaarscongres over Klimaatstresstesten www.h2owaternetwerk.nl

15 MEI, OLBURGEN

Kennis in de Regio. Workshop over EnergieBiogasopwekking www.h2owaternetwerk.nl

25 MEI, DEN BOSCH

Introductiedag jong KNW over Waterschapswerk met o.a. bezoek aan de energie-en grondstoffen­ fabriek www.h2owaternetwerk.nl

5 JUNI, POEDEROIJEN

Ruimtelijke Inpassing Dijken – themadag met excursie Meer info en aanmelden: www.h2owaternetwerk.nl

NR3-MAART 2018

KINGFISHER-DECENTRAAL WATERBEHEER IN ZUID-AFRIKA Wie anders dan Nederland is in staat om het decentraal waterbeheer als model te introduceren in het buiten­ land? In het Kingfisher-programma assisteren twaalf Nederlandse waterschappen in Zuid-Afrika bij de vorming van negen CMA’s (Catchment Management Agencies). Het is daarmee verreweg het grootste internationale samenwerkingsprogramma waarbij Nederlandse waterschappen betrokken zijn. Tegelijkertijd wordt gekeken naar de kennis en ervaring in Zuid-Afrika die nuttig kunnen zijn voor het Nederlandse waterbeheer. Inmiddels is Kingfisher een aantal jaren in de lucht en wordt de tijd rijp geacht om de ervaringen met de watersector te delen. Ervaringen die ook zeer belangrijk zijn voor de Blue Deal die op Wereldwaterdag tussen de Rijksoverheid en de waterschappen wordt getekend. Redenen genoeg voor de Contactgroep Internationaal van KNW om op 4 april een bijeenkomst te organiseren, waarin de ervaringen die in het Kingfisher-programma zijn opgedaan, zullen worden gedeeld. Het accent zal daarbij liggen op de leerervaringen, dilemma’s en commerciële mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven.

39


H2O media

H2O. VOOR WATERPROFESSIONALS. ELKE DAG. H2O online: actueel waternieuws op website en social media. H2O nieuwsbrief: twee keer per week met het laatste waternieuws, vacatures, vakartikelen en wateragenda H2O vakblad: maandelijkse vakinformatie over de watersector. Met interviews, achtergronden, reportages en vakartikelen.

Water Matters: kennismagazine met wetenschappelijke artikelen over belangrijk onderzoek met uitzicht op praktische toepassing. Als bijlage bij H2O vakblad, in Nederlands en Engels (online). Watervacatures.nl voor alle vacatures in de watersector (info@watervacatures.nl)

H2O is een uitgave van Koninklijk Nederlands Waternetwerk Aanmelden of abonneren via h2owaternetwerk.nl Adverteren: bart@crossmedianederland.com


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.