13 minute read

"Iedereen heeft spiritualiteit nodig”

Voor het tweede nummer van de Giesbaergske Koleuren Gazette hadden we Frans Goetghebeur op bezoek. Met zijn ervaring in verschillende interlevensbeschouwelijke organisaties is Frans Goetghebeur, die 10 jaar voorzitter was van de Boeddhistische Unie van België (BUB) en tot eind 2011 voorzitter van de Europese Boeddhistische Unie (EBU), een boeiend spreker over de status van spiritualiteit in onze samenleving en wat hij bedoelt met acculturatie van het boeddhisme in het Westen.

Hij ijvert voor een interlevensbeschouwelijke dialoog: een dialoog binnen de verschillende westerse levenbeschouwingen evenals binnen de boeddhistische organisaties. Waaruit dan zou mogen blijken dat we met z’n allen, ongeacht welke traditie of religie we aanhangen, nood hebben aan spiritualiteit, aan een levensbeschouwing met dezelfde diep-menselijke waarden die ons het leven veel aangenamer kunnen maken.

In dit nummer van de Giesbaergske Koleuren Gazette, het eerste deel van het interview. Het tweede en laatste deel verschijnt in de volgende Gazette (1 juli 2012).

‘Schrijf maar op dat ik een bijzondere sympathie heb voor jullie project en ondanks mijn voornemen om lange tijd geen interviews meer te geven of op vriendelijk vraagbezoeken in te gaan, ik met heel veel plezier op jullie invitatie inging’. Zo opende hij ons gesprek dat we op een rustige zondag in februari organiseerden, in een resto in de Vredestraat. Op onze uitleg vanwaar die straatnaam komt (een foutieve verfransing van de originele ‘Piensjstroate’, de ‘Pensstraat’, in ‘Rue de la Paix’, die dan nadien weerom vervlaamsd werd in de hui- dige ‘Vredestraat’, n.v.d.r.), lacht hij tevreden: ‘De Vredestraat, dat kan écht geen toeval zijn’. Met die uitspraak was meteen een hartelijke band gelegd met de stad. Het zou meermaals blijken in ons gepsrek.

‘Ik ben hier in Geraardsbergen trouwens nooit eerder geweest en ik moet zeggen er ís hier wel iets: een samenvloeien van energieën, vanuit de historie van de stad. Deze plaats heeft karmisch gezien iets te maken met spiritualiteit en verbondenheid. Dat is niet onbelangrijk. Het legt ook een aantal dingen uit. Dit te weten geeft ook inspiratie en kracht als je dingen onderneemt, wanneer dat overeenkomt met de ondergrond van de geschiedenis van zo’n plaats’. Als welkomstwoord kon dat tellen.

‘Uw boeddhistisch pad begon op uw 22ste, toen u eensklaps uw beide ouders en zus verloor in een auto-ongeluk; had u daarvoor al een interesse aangevoeld voor spiritualiteit in het algemeen, en boeddhisme in het bijzonder?’

‘Vroeger al, was ik sterk geïnteresseerd in werk van mensen zoals bv. de dichter Rainer Maria Rilke; Antonin Artaud (Frans avant-gardistisch toneelschrijver- en criticus, dichter, acteur en regisseur (1896 – 1948, n.v.d.r.) in de toneelwereld of Nietzsche in de filosofie boeiden me wel. Ik vond het bijzonder dat zij de moed en de durf hadden om door te denken en dat je ook voelde dat ze dat met hun hele lijf en leden deden.

De abrupte dood van mijn beide ouders en zus en het daarmee gepaard gaande lijden, sloeg een groot gat in mijn jonge leven. Op dat moment, dat keerpunt, bleek dat ik nog niet zoveel levenservaring had. Je bent ook wel het noorden kwijt. Het heeft toch wel een aantal maanden geduurd vooraleer ik alles weer op z’n plooi had, dat spreekt voor zich.

Vanaf dan heeft het boeddhisme, dat toen ook druppelsgewijs in onze westerse maatschappij begon binnen te sijpelen, me heel sterk geholpen: de werken die ik toen gelezen heb, de mensen die ik ontmoet heb en later ook de grote reis naar India die ik ondernam, hebben me iets bijzonder doen inzien, nl. dat er ondanks de zovele dingen die in het leven gebeuren een onvernietigbare kern in je geest is. Dat je daar kan op kunt betrouwen, dat je je van daaruit kunt ontplooien. Er is een vierkante meter in je hart waar je altijd kunt zitten om alles te overschouwen.

Wanneer je die kern kunt vinden, kun je zijn zoals bomen: soms zijn ze onderhevig aan stormwinden, maar ze bewegen mee en hoeven niet noodzakelijk ontworteld te worden. Je behoudt die diepe kernkracht: de hoge takken vangen veel wind en gaan wild tekeer in de harde stormvlagen, maar de kern die in je geest aanwezig is, die blijft, en die houdt je overeind, wat er ook gebeurt. Dat heb ik toch wel in kritieke momenten die nadien ook nog volgden steeds onthouden en daaraan heb ik me kunnen optrekken.’

‘Toen u dat boeddhistische pad begon, vond u het dan moeilijk om uw levensstijl daarin aan te passen?’

‘Wel, in het begin was ik natuurlijk een fundamentalistische boeddhist, dat gevaar is er altijd. Je gaat absoluut geen alcohol meer drinken, je wil absoluut geen vlees meer eten, je wil absoluut, te pas en te onpas, gaan zitten mediteren en je vindt voorál dat alle andere mensen het verkeerd voorhebben. (lacht) Ik trek het nu een beetje in het belachelijke... Tot je écht wakker wordt. Dat is de ontwaking waarover de Boeddha het heeft: namelijk, er is niets zo gevaarlijk als de verblinding van je eigen overtuiging (denkt na). Dus dat was, ook voor mij, een revelatie! Vanaf die periode ben ik pas echt boeddhist geworden: op het ogenblik dat je ziet dat er ook waarden zijn als relativiteitszin, een beetje humor, het recht geven aan iedereen om van alles en nog wat te denken en te doen, ook al zijn dat vergissingen, dan evolueer je in positieve zin. Een beetje bescheidenheid is in die zin ook niet ongepast. Maar dat zijn dingen die je na verloop van tijd leert. Voor mezelf kan ik zeggen dat, vanaf dat moment, het leven gemakkelijker is geweest. Ik heb als boeddhist niet echt problemen gekend dankzij de ontdekking van die soepelheid en verdraagzaamheid. Eens ik tot dat inzicht kwam, heeft het me geen moeite gekost om mijn levensstijl aan het boeddhistisch gedachtegoed aan te passen en omgekeerd het boeddhisme aan mijn leven.

Zenleraar Frank De Waele (biedt het onderricht, de beoefening en de overdracht van de zenboeddhistische spiritualiteit aan in Zen Sangha; alle info op www.zensangha.be, n.v.d.r.) heeft het in die zin over de wittebroods’maanden’ waarin je geest zich voelt: als je pas het boeddhis- me leert kennen leef je een onbezonnen blijheid, een verrukking dat je hét gevonden hebt.’

‘Maar Frank is trouwens een heel goede leraar’, verduidelijkt Frans ons tussendoor, ‘één van de beste leraren in België. Hij doet goed werk. Ik was ook heel blij toen Frank in België begon met zijn activiteiten. Hij is uit het goede hout gesneden en heeft de kwaliteiten van een echte leraar, dat beseffen de meeste mensen die hem kennen. Want er zit hier in het westen veel carriérisme en opportunisme in het boeddhisme.’

We gaan even op zijn zen-zijsprong in: ‘Maar is het zenboeddhisme dan geen buitenbeentje van de boeddhistische leer?’

‘Alle boeddhistische tradities zijn een beetje a-typisch. Als je met alle verenigingen aan tafel zit, dat zijn zo’n verschillende karakters, zo’n verschillende overtuigingen, zo’n verschillende benaderingen van het boeddhisme. Je houdt het niet voor mogelijk. Toch kan dat allemaal samen bestaan. Iedereen kan kiezen, mensen kunnen naar al die verschillende instituten en groeperingen gaan luisteren, gaan voelen en ervaren welke leraar of lerares hen het beste ligt. Die veelvuldigheid binnen het boeddhisme is net haar rijkdom. Dat is het bewijs dat het gaat over een traditie die veel interpretaties mogelijk maakt. Alle mensen kunnen hun gading vinden. Maar je vraag is natuurlijk heel westers, want dat is wat ons westerlingen zo bezighoudt: ‘Wie is de beste?’ Het enige wat je jezelf kunt vragen: ‘Is dit het beste voor mij?’ Daar is niets op tegen. Maar je hoeft daarom niet in absolute termen te spreken alsof dat dan meteen het beste voor iedereen moet zijn. Dat is typisch westers.’

‘In diezelfde westerse zin, wat mogen we dan verstaan onder ‘westers boeddhisme’?’ ‘Tja, westers boeddhisme, daar hoor je wel ‘s over spreken: wat een pretentie… (zoekt zijn woorden), ik kan het niet anders zeggen, het is een pretentie om nu al te gaan stellen dat de leer van het boeddhisme die toch meer dan 2.500 jaar oud is, dat wij westerlingen daarvan al een westers model, een westerse variant van zouden hebben gevormd… We kunnen wel stellen dat het boeddhisme geïntegreerd is in de westerse samenleving en zich ook heeft aangepast aan heel wat zaken. Daarom mogen we nog niet vergeten dat het boeddhisme vijfentwintig eeuwen oud is, terwijl wij in het westen zo’n veertig jaar bezig zijn met boeddhisme! Natuurlijk gaat alles hier en nu veel sneller. Toch vind ik dat je de geschiedenis haar werk moet laten doen en dan zal binnen een paar generaties wel duidelijk blijken dat er hier in onze westerse wereld een andere vorm is ontstaan, een variant van het boeddhisme.

Maar om nu al manifesten te schrijven over westers boeddhisme, daar ben ik niet voor te vinden. Wél ben ik te vinden voor het feit dat het boeddhisme voor haar verantwoordelijkheid gesteld wordt, dat boeddhisten bijvoorbeeld ook moeten leren nadenken en spreken over ethische vraagstukken. De Boeddha heeft ons natuurlijk niet onderricht in ethische kwesties zoals abortus, of stamcelonderzoek. Hij heeft ons niet meegegeven of we daar best voor- of tegenstander van kunnen zijn. Maar in onze wereld, in onze tijd, moeten wij daarover wel nadenken. Vanuit de raadgevingen van de Boeddha moeten we dat durven bekijken en ook een standpunt innemen als er ergens onrecht geschiedt. Een boeddhist mag zeker wel geresponsabiliseerd worden, een actieve burger zijn van het land waarin hij terechtgekomen is. Maar om nu al van ‘westers boeddhisme’ te spreken, daarvoor zitten we nog een paar generaties te vroeg.’

‘Je hoort ook wel eens spreken over ‘hedendaags boeddhisme’. ‘Dit geeft minder aanleiding tot manifesten. Hier is meer sprake van een synergie tussen onze westerse leefwijze en de boeddhistische traditie die naar hier komt. Er is zeker niets op tegen om van boeddhisme een hedendaags boeddhisme te maken. Als het maar geen catechismusles- sen worden: ook in het christendom is gebleken dat louter gezagsargumenten of opdreunen van geloofspunten niet meer werken.’

‘Vanuit Nederland kreeg ik de vraag om mee te werken aan de uitbouw van een centrum rond de nieuwe tijd: er zijn vandaag nieuwe wendingen in vele domeinen die tot nieuwe visies te hebben over de mens en over de samenleving leiden. En ook over wat ons te doen staat. De mensen die ik ontmoet in spirituele kringen benadrukken alle het belang om eerst de basis van diepmenselijke kwaliteiten te leggen en aan te wakkeren. Dan pas kunnen mensen kiezen bij welke religie ze zich het beste voelen. Religie is een manier om de humane kwaliteiten die er zijn, waarover elke mens beschikt, tot ontwikkeling te brengen. Religie komt dus niet op de eerste plaats.

Begrijp me goed, de bedoeling is niet om een nieuwe religie te gaan ontwikkelen. Dat zou dom zijn. Ten eerste, spirituele tradities, of deze nu godsdienstig zijn of niet, zijn al heel oud en hebben hun belang en waarden ook bewezen. Een exclusivistische keuze lijkt me ook niet zo goed. Ik heb ook een beetje schrik voor overtuigde boeddhisten, dat zijn gevaarlijke mensen. Die beginnen de anderen lastig te vallen. Als voorzitter van het boeddhisme, tien jaar lang in België, en ook tijdens mijn voorzitterschap in Europa, heb ik altijd benadrukt om de woorden van de Boeddha niet te vergeten. De Boeddha zegt:’Je respecteert de wetten van het land waarvan je het water drinkt’: we zien het boeddhisme best als een dienst aan de samenleving. Als een manier om mensen te helpen om goede burgers te worden. Om aangename personen te worden voor hun omgeving. Dat is de bedoeling. We hoeven niet –zeker niet!- met z’n allen boeddhist te worden. Dat heb ik altijd proberen te benadrukken. Want dan krijg je snel spirituele boksmatchen: welke leer haalt het van de andere?

Gelukkig wordt dit tot hier toe in de meeste Europese landen, en dus ook in België, zo beleefd. Maar je hebt toch altijd een aantal al te overtuigde mensen en dat is spijtig. Verblind door zichzelf. Ze gebruiken het boeddhisme om zichzelf op te blazen.

Weet je, godsdiensten zijn eigenlijk interpretatieschema’s, symbolische verhalen en opvoedingsstrategieen, middelen om bestaande kwaliteiten tot ontplooiing te brengen. Maar eerst moeten die kwaliteiten aangeleerd worden. Leren over de betekenis van tevredenheid. Dat kinderen het belang leren kennen van vriendjes te hebben, van geduldig te zijn, van tegenkanting aan te kunnen. Hierin is de rol van de ouders en leerkrachten belangrijk. In de lessen moraal en godsdienst wordt daar niet meer over gesproken. Ofwel heel moraliserend en dat is honderd jaar te laat.’

‘Hoe komt het dat we die basishumane waarden niet meer zien in onze samenleving?’

‘Jammer genoeg hebben we in het westen het kind met het badwater weggegooid. Er zijn heel veel zaken uit de gemeenschappelijk moraal en spiritualiteit weggewist. Omdat men dacht: ‘We moeten van de clerus af en een seculiere samenleving opbouwen’. Terecht, maar de grondstof die iedere mens nodig heeft is spiritualiteit, of je nu godsdienstig bent of vrijzinnig. En die hebben we ook meteen weggegooid. Spijtig. Ieder mens heeft beslist een spirituele dimensie nodig in zijn of haar leven. Dat is echt mijn stokpaardje. Maar alles wat met spiritualiteit te maken heeft, daarvan werd gedacht dat het met de clerus te maken had. Dus dat moest allemaal wijken. Dit is niet alleen de fout van de vrijzinnigen, maar ook de fout van de godsdiensten die alles hebben willen inpalmen, soms op een gewelddadige wijze. Ook dat conflict heeft ervoor gezorgd dat we niet veel meer moesten hebben van spiritualiteit die we in elke religie en in elke levensbeschouwing terugvinden: alle tradities, religies en levensbeschouwingen dragen dezelfde basiswaarden uit. Gewoontes die bijdragen tot een vredevol samenleven.

Vandaag leven we terug in een tijd dat zowel de vrijzinnige mensen als de christelijke mensen voelen dat deze spirituele dimensie belangrijk is.’

‘In 2007 is er in Frankrijk een boek uitgegeven van André ComteSponville (André Comte-Sponville is een Frans filosoof en sinds 2008 lid van ‘Comité consultatif national d’éthique’, n.v.d.r.). met als titel: ‘L’esprit de l’athéisme: introduction à une spiritualité sans Dieu’. Dit boek werd in het Nederlands vertaald, maar de ondertittel is weggelaten! Dat is een spijtige zaak, want dit was net een belangrijke boodschap vanwege vrijzinnigen, nl. dat zij ook nood hebben aan spiritualiteit.

Dat is waar ik me de voorbije dertig jaar ondermeer ook heb mee beziggehouden. Bruggen maken tussen de vrijzinnigen en de theïsten. Ik heb veel voordrachten gegeven in de Loges van de vrijzinnigen, maar ook in kloosters, bij monniken en nonnen die hiervoor openstonden, die beaamden dat alle religieuze en levensbeschouwelijke tradities diezelfde waarden nodig hebben als basis, als fundering.

In 2014 komt in Brussel het wereldparlement van de religies samen, een conventie die om de vier jaar vanuit Chicago wordt georganiseerd. Het is een immense organisatie met een tiendaags programma, voor zowat tienduizend mensen. De organisatoren hebben als bedoeling dat er daarna, in het land waar de conventie plaats had, dat er dan op het terrein, tot in alle kleine verenigingen iets moet veranderd zijn, dat er een brug moet gebouwd zijn tussen mensen, tussen visies. Nu hadden ze me de vraag gesteld, vanuit Chicago, wat ik zou willen veranderd zien na de samenkomst in 2014, hier in Brussel. Vanuit mijn vijftien jaar ervaring in de Interlevensbeschouwelijke Dialoog heb ik hen geantwoord dat de conventie pas zou geslaagd zijn als de program-

This article is from: