
2 minute read
Licht op de stad
Bomen zijn belangrijk. Niet alleen voor de fotosynthese waarbij boombladeren koolstofdioxide weten om te zetten in energierijke verbindingen zoals glucose en op die manier onze opgewarmde aarde helpen afkoelen; bomen zijn ook ijkpunten in een mensenleven. Ze zijn, per definitie, wat wij mensen vaak missen: geworteld. Waardoor ze ons onbewust blijven aantrekken: we kijken ernaar op, bij hevige wind zwaaien zij ons toe, schaduw vindt er een plek om te rusten wanneer het heet is, we mijmeren er graag, we denken er soms ‘s goed na. Armenstrekkend proberen we denkbeeldig even groot te zijn, als om de bovenste kruin te raken.
Voor zover wij weten, zullen we nooit een boom zijn. Dat is enkel hen voorbehouden.
Elk van ons herinnert zich plaatsen, of tijden, uit een ver of dicht verleden, met een of meerdere bomen, die onopvallend de hoofd rol weten te spelen in onze memorie. We beginnen ons verhaal ook vaak met ‘Onder die boom’, of ‘Er stond een lange rij bomen’. Of nog ‘En de takken waaiden hevig heen en weer!’.
Buiten een kleurenpallet door de seizoenen heen gebruiken bomen ook geen taal en zijn daardoor sowieso intercultureel. Zonder grenzen.
Deze grenzeloze mijlpalen kunnen we best naar behoren blijven eren. En er op een respectvolle manier mee omgaan. Omdat zij zoveel kunnen, wat een mens niet kan. Net zoals deze roze Japanners die bij de ingang van het Geraardsbergs Abdijpark dat eenmaal per jaar in de lente weten te doen, zo roos zijn. (WiSch)


