4.3 Ik denk dat ik mezelf niet het recht geef er te zijn! Ik heb al zoveel therapeuten bezocht, maar niemand lijkt mij te kunnen helpen… Dat is uiteraard een heel boeiende vraag. Deze vraag (waarop overigens vele varianten zijn) klinkt dan ook zo ongelooflijk diepzinnig. Maar deze vraag is ook een gigantische bananenschil waarop professionelen evenveel gevaar lopen om uit te glijden als andere gelukszoekers… Om te beginnen suggereert de vraag dat het onze taak zou zijn of dat we zelfs maar de mogelijkheid zouden hebben om bestaansrechten toe te kennen en te beslissen wie er mag zijn en wie niet. Dat lijkt mij toch een enigszins overtrokken mening. Ofschoon de vraag op een diep probleem van zelftwijfel lijkt te wijzen, nemen wij daarmee in feite een zeer arrogante houding aan: die van opperrechter over wie er mag zijn en wie niet. Wij hebben onszelf niet gemaakt en het is ook niet aan ons om te beslissen of we er wel mogen zijn. Wij hebben het recht er te zijn omdat het leven ons heeft uitgenodigd om er te zijn. Dat is alles. Wij hoeven daar verder niets speciaals voor te doen of te bewijzen. Niemand heeft daar verder over te beslissen. Maar de vraag suggereert nog iets anders: dat wij eerst tot de kern van het bestaan moeten doordringen en moeilijke existentiële vragen moeten oplossen alvorens wij gemotiveerd kunnen zijn om tot de orde van de dag over te gaan en verantwoordelijkheid voor ons leven op te nemen. Mensen kunnen daarvoor ‘in therapie’ gaan en de vraag aan een therapeut voorleggen, zodat zij hun onvermogen om hun leven te leiden kunnen toeschrijven aan de onbekwaamheid van een therapeut. Vaak tonen mensen zich immers uiterst bereidwillig door steeds weer naar therapeuten toe te stappen, maar helaas worden zij telkens weer ontgoocheld door de oppervlakkige antwoorden die ze krijgen en het onbegrip waarop ze stuiten. Op die manier kunnen mensen therapeuten voor hun karretje blijven spannen en hoeven ze zelf geen verantwoordelijkheid te nemen. Aangezien niemand die vraag immers afdoende kan beantwoorden (men kan altijd pareren met een “ja, maar…”) kunnen mensen blijven wachten tot ze eindelijk eens een bekwame hulpverlener zullen ontmoeten en is er ondertussen weinig gevaar dat ze zelf aan de slag moeten. Soortgelijke denkpatronen die op therapeuten als de spreekwoordelijke wortel werken, maar die tot patstellingen (zgn. ‘blokkades’) leiden en waar vooral niet-filosofisch geschoolde therapeuten geen raad mee weten, zijn: ‘Ik weet nog niet of het leven eigenlijk wel zin heeft.’ Op deze vraag zijn er vele varianten. U kunt gerust zijn: niemand heeft het antwoord op deze vraag. ‘Ik moet eerst mezelf vinden alvorens … ‘ Ook dit is een fabeltje. U bent gewoon altijd uzelf maar u kunt eindeloos blijven verklaren dat u uzelf nog altijd niet gevonden hebt. Misschien vindt u wel therapeuten die met u mee willen zoeken. ‘Ik moet eerst maar eens leren meer van mezelf te houden alvorens …’ of ‘Ik moet eerst proberen mijn angsten te overwinnen alvorens … ‘ De samenleving moet dus nog maar even geduld oefenen tot u daarmee klaar bent. Ondertussen kunt u toch rustig genieten van de (financiële) voordelen en de tegemoetkomingen van die samenleving.
131