Vakblad voor de praktijk van civiel- en milieutechnici
Rick van der Meijs werkt met collega’s aan complexe infraprojecten
nr. 3 - mei 2025 jaargang 65
Civiele techniek voor het voetlicht
Een dossier over de loopbaan in civiele techniek. Van studie tot en met carrière
Inefficiëntie leidt tot verlies in geld, energie en werkkracht
Om civiele kunstwerken te beschermen moeten OT en IT samenwerken
''Bij TAUW heb ik veel ruimte gekregen om mijn eigen pad te volgen''
Bregt werkt bij TAUW in de volle breedte aan het klimaatadaptief en duurzaam inrichten van wijken en straten ‘Ik werk regelmatig aan projecten rondom herinrichtingsopgaven in de openbare ruimte Een aanleiding voor zo’n project kan bijvoorbeeld zijn dat de riolering aan vervanging toe is Samen met mijn team zorg ik ervoor dat er een integraal ontwerp gemaakt wordt voor zowel de bovenals ondergrondse infrastructuur' Bregt heeft in zijn werk veel contact met verschillende partijen zoals gemeenten, projectontwikkelaars, bewoners van een wijk en aannemers ’Samen werken we hard aan het concreet maken van de duurzaamheids- en klimaatambities van een gemeente ’
Doordat zijn werk divers en uitdagend blijft, werkt Bregt al een lange tijd met veel plezier bij TAUW Ook leuke collega's dragen natuurlijk bij aan het werkplezier van Bregt
Bregt is 17 jaar geleden begonnen bij TAUW als inhoudelijk projectmedewerker en is inmiddels doorgegroeid naar
Teammanager en senior projectleider. 'Doordat ik veel ruimte heb gekregen om veel verschillende dingen bij TAUW te doen, heb ik altijd voldoende uitdaging en heb ik mijzelf kunnen ontwikkelen tot waar ik nu sta.'
Op de 18e Dag van de Bouw worden bouwplaatsen en infraprojecten in heel Nederland opengesteld voor publiek om te laten zien hoe mooi onze sector is. Jij doet met jouw bedrijf toch ook mee? Ga naar dagvandebouw.nl
Een initiatief van
Uitgever
Durk Haarsma
E-mail: durk.haarsma@geomares.nl
Redactiecoördinator:
Teus Molenaar
Telefoon: 06 51578447
E-mail: tmlandenwater@gmail.com
Centrale redactie
Herman de Haan
E-mail: redactie@landenwater.nl
Vormgeving Persmanager, Den Haag
Redactieadviescommissie
ir. Gilbert Boerekamp, bodembeheer
Ivo Huiskes MSc, ondergrondse constructies dr. ir. Ties Rijcken, waterbeheer
ir. Dick Schaafsma, bruggen ing. Wouter Zomer Msc, waterhuishouding
Advertentieverkoop
Jan Henk Hoekstra
Telefoon : 0514 561854
E-mail : jan.henk.hoekstra@geomares.nl
Abonnementen
Telefoon : 088 2266 683
E-mail : geomares@mijntijdschrift.com
Jaarabonnement: € 200,00 excl. btw
Jaarabonnement KIVI NIRIA- en VVA-leden: € 95,00 excl. btw
Jaarabonnement studenten: € 80,00 excl. btw
Abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan, lopen automatisch door, tenzij uiterlijk twee maanden voor de vervaldatum is opgezegd bij de abonnementenservice. Zakelijke abonnementen worden niet tussentijds beëindigd.
Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze berusten bij Land+Water c.q. de betreffende auteur.
Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, scan, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook. Land+Water wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoopvoorwaarden. Deze zijn bij de redactie ter inzage of op te vragen.
Tom Ridderbeekx (31) is een begenadigd jazztrompettist, afgestudeerd aan het conservatorium. Corona gooide roet in het eten. De van oorsprong Maastrichtenaar is inmiddels bezig met zijn Master Civiele Techniek aan de TU in Delft.
Kansrijke toekomst in de waterbouwsector Geboren en getogen in het Friese Drachten en nu bezig aan haar laatste jaar aan de TUDelft. Anne Grooten (23) koos voor de studie civiele techniek en ontwikkelde een voorliefde voor waterbouw en alles dat daarmee samenhangt.
Wiskunde verpakken in projecten Geboren en getogen in het Californische Pittsburg, geeft Robert Lanzafame alweer zeven jaar les aan de TU Delft in onder meer kustverdediging en probabilstisch ontwerp. Geen wonder voor iemand die komt uit een familie met architecten en ingenieurs.
12 14 19
Loopbaan in periodes van zes jaar
In 1984 is Robert de Roos begonnen bij Civiele techniek in Delft. De eerste twee, drie jaar is het doorbijten, daarna wordt het steeds leuker en kun je jouw vakmanschap ontwikkelen. In periodes van steeds zes jaar deelt hij zijn loopbaan in.
Werken in GWW-sector is gevarieerd Infrastructuur is overal in Nederland, maar het tekort aan vakmensen groeit. Hoe komt dat? René Moerland ziet de nodige uitdagingen bij werving en behoud van personeel en denkt dat dit deels komt door de onbekendheid met het werk.
Maas nog steeds een onveilige rivier Komend nieuwjaar is het honderd jaar geleden dat de grootste watersnoodramp in de geschiedenis van de Maas plaatsvond. Overstromingen traden op vanaf de grens bij Eijsden tot zelfs in Brabant en Gelderland. Zou zomaar weer kunnen gebeuren.
4 Van de redactie 5 AI voor slimme steden 6 Breidt KLIC-systeem uit
7 Portret: Marjolijn
20 28 30 32
GIS-tool Tastbaar Landschap Klimaatverandering vereist een geïntgreerde aanpak in ruimtelijke planning voor een toekomstbestendig landschap. Dit kent veel uitdagingen, zoals een gebrek aan integratie van de kennis en methodieken. GIS-tool Tastbaar Landschap helpt ‘silo’s’ te kraken.
Omgaan met veranderend landschap Je mag het gerust het opus magnus noemen van Mieke van Dijk en Mirjam van de Velde: het boek ‘Landschap in de maak’. Twee delen, 834 pagina’s, een kleine drie kilo. En werkelijk alles wat je wilt weten over het Nederlandse landschap; historie en toekomst.
Op de voorpagina
Almar Meijerink en Robin van Marle zijn beiden te vinden aan de opleiding Civiele Techniek van de Hogeschool Windesheim in Zwolle. De eerste als docent, Van Marle als student. Een tweegesprek.
Personeelstekort
Werken in de GWW-sector is erg veelzijdig; er is eigenlijk voor iedereen wel een passende baan te vinden. Ontwerp, advisering, uitvoering, calculatie, tekenwerk; noem maar op. Land+Water wil zijn steentje bijdragen om te laten zien hoe aantrekkelijk een baan in deze branche kan zijn.
De grond-, weg- en waterbouwsector kampt al geruime tijd met een personeelstekort, wat een uitdaging vormt voor de uitvoering van projecten. In de artikelen van CBS en EIB in Land+Water valt de laatste jaren vaak te lezen dat bedrijven in deze sector hun groei geremd zien door gebrek aan personeel. Dit tekort wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren, zoals een vergrijzende beroepsbevolking, onvoldoende instroom van jongeren in technische opleidingen en de groeiende vraag naar infrastructuurprojecten.
Hoewel er tekenen zijn dat de arbeidsmarkt in de bouwsector enigszins afkoelt, blijft het tekort aan gekwalificeerd personeel een knelpunt. Vooral gespecialiseerde functies, zoals civiel ingenieurs en machinisten, zijn moeilijk te vervullen. Dit heeft gevolgen voor de voortgang van projecten, zoals de noodzakelijke vernieuwing van rioleringen en andere infrastructuur, die vaak vertraging oploopt. De Vervangings- en Renovatie-opgave van bruggen bijvoorbeeld doet een groot beroep op het arbeidspotentieel.
Diverse campagnes
Er zijn initiatieven om dit probleem aan te pakken, zoals het promoten van technische opleidingen en het inzetten van technologieën zoals automatisering en digitalisering om de efficiëntie te verhogen. Brancheorganisatie Bouwend Nederland zet zich al jaar
en dag in om te laten zien hoe aantrekkelijk de sector is. Onder meer met de social media campagne ‘Ik ga voor infra’. Deze op maat gemaakte campagne is ontworpen om infra-opleidingsbedrijven te ondersteunen en te versterken. Door succesvolle elementen uit eerdere campagnes te combineren met frisse ideeën zet de organisatie de unieke mogelijkheden van een carrière in de infrasector in de spotlight. Sinds de lancering in 2024 zagen maar liefst 1.400.000 mensen de campagne ‘Ik ga voor infra’. De speciale website werd meer dan 14.000 keer bezocht. Een indrukwekkend resultaat. Voor de zomer van 2025 lanceert de brancheorganisatie samen met een nog groter netwerk aan partners een verdiepende vervolgcampagne. Daarmee zet zij vol in op een nog sterkere sector.
Toch blijft het een uitdaging om voldoende gekwalificeerd personeel aan te trekken en te behouden.
Ambassadeurs
Land+Water besteedt in dit nummer uitgebreid aandacht aan het werken in de GWW-sector. We laten docenten en studenten (academisch en HBO) aan het woord en mensen die in de sector werken. Hieruit blijkt ook maar weer eens hoe divers het werk is.
En voor bedrijven en overheden die op zoek zijn naar werkkrachten hebben wij het ‘ambassadeurschap’ in het leven geroepen.
De ambassadeurs mogen Land+Water onder meer gebruiken om hun personeelsoproepen te plaatsen. Bovendien krijgen zij de gelegenheid om artikelen te publiceren in ons magazine. Daarmee kunnen zij onderstrepen hoe uitdagend en gevarieerd het werken in de GWW-secotr is.
Zo hopen wij ons steentje bij de dragen om het knellende tekort te verminderen.
Teus Molenaar tmlandenwater@gmail.com
AI voor slimme steden
T. Molenaar
Kunstmatige intelligentie (AI) is de kurk waarop slimme steden drijven. Voorspellend onderhoud aan infrastructuur en doordachte logistieke ketens zijn twee voorbeelden. Het rapport ‘AI powered cities of the future’ laat zien welke steden vooroplopen, waaronder Amsterdam.
Het onderzoek is in de tweede helft van 2024 gedaan door ThoughtLab in opdracht van ServiceNow, Nvidia en Deloitte. Er zijn wereldwijd 250 steden onder het vergrootglas gelegd en er is een aantal interviews gehouden.
Stedelijke infrastructuur
Het gebruik van AI om de stedelijke infrastructuur te verbeteren, is alomtegenwoordig bij de meeste AI-leiders in het onderzoek. Meer dan 60% ervan test of gebruikt AI voor het ontwerpen van slimme infrastructuur en bijna evenveel voor voorspellend onderhoud en netwerkoptimalisatie. 55 Procent gebruikt het voor conditiebewaking van netwerken en beveiliging van digitale infrastructuur.
Het rapport noemt een aantal voorbeelden:
Coral Gables (Florida) gebruikt AI om het ontwerp en de implementatie van slimme infrastructuur te verbeteren, zoals slimme verlichting, sensoren en videocamera’s. De stad werkt samen met academische instellingen om de structurele gezondheidsmonitoring te verbeteren. Geavanceerde sensoren verzamelen gegevens over trillingen, spanning, temperatuur en corrosie in gebouwen. Dit helpt bij het vroegtijdig opsporen van structurele problemen.
Stockholm, een stad die al lang bewonderd wordt om zijn innovatieaanpak, gebruikt AI voor conditiebewaking en voorspellend onderhoud van bruggen en openbare gebouwen en spoort daarmee afwijkingen op voordat ze kritiek worden.
Tucson heeft AI-software geïmplementeerd om de uitgebreide waterinfrastructuur, waaronder 4.600 mijl aan waterdistributiepijpen, in de gaten te houden.
Venetië is een voorbeeld van hoe steden AI gebruiken om bestaande netwerken te optimaliseren. De stad verwelkomt elk jaar meer dan 20 miljoen toeristen, maar heeft een permanente bevolking van slechts 50.000 mensen. Deze enorme toestroom van toeristen vormt een grote bedreiging voor de toch al kwetsbare infrastructuur van de stad. Om dit aan te pak-
ken heeft de stad een AI-gebaseerde, slimme controlekamer geïmplementeerd, die realtime gegevens verzamelt van bestaande digitale infrastructuur, waaronder intelligente sensoren, subsystemen en videocamera’s. Deze gegevens maken het mogelijk voor ambtenaren de netwerkfunctionaliteit op verschillende gebieden te optimaliseren, waaronder voertuigstromen, voetgangersbewegingen, getijdenomstandigheden, luchtkwaliteit en waterbeheerprocessen.
AI en digitale tweelingen
Een van de meest opmerkelijke technologische toepassingen van de Parijse regio Île-de-France is het gebruik van digital twins. Met deze tools kunnen autoriteiten scenario’s simuleren en analyseren, zoals verkeersstromen, energieverbruik en gebouwontwerpen. “Onze digitale tweeling is klaar voor simulatie, waarbij krachtige computers worden gebruikt om scenario’s te modelleren zoals nieuwe wegen, snelwegen en transportsystemen”, legt Achille Lerpinière uit. Hij is chief information and technology officer bij Île-de-France. Het hoge-resolutie karteringsproject van de regio, ondersteund door luchtfoto’s, levert gegevens aan dit platform, waardoor een uitgebreid beeld ontstaat van het grondgebied. AI versterkt het potentieel van digital twins door voorspellend onderhoud en scenariomodellering mogelijk te maken. “We gebruiken een LoRa-netwerk om IoT-sensoren te verbinden en alle gegevens te consolideren in onze digitale tweeling”, aldus Lerpinière. Hij benadrukt hoe
de integratie van AI en IoT technologieën een ‘krachtversterkend’ effect heeft voor stedelijk beheer. De regio maakt momenteel gebruik van meer dan 50 AI-gebruiksgevallen, waaronder toepassingen op het gebied van computervisie en toepassingen in computer vision en natuurlijketaalverwerking. Computer vision is een gebied van AI dat machines en computers in staat stelt om de visuele wereld te interpreteren en te begrijpen.
Verantwoordelijk gebruik van AI
Het is duidelijk dat de opmars van AI in de wereld van de civiele techniek nog maar net is begonnen. Het onderzoek laat wel indrukwekkende voorbeelden zien. Het rapport is overigens op te halen op https://thoughtlabgroup. com.
De onderzoekers onderscheiden AI-leaders, AI Advancers en AI adopters. Amsterdam behoort als Europese stad tot de top, samen overigens met bijvoorbeeld Madrid, Berlijn, Helsinki en Parijs. Onze hoofdstad scoort mede zo goed, doordat zij een openbaar algoritme register heeft ingericht om verantwoord gebruik van AI mogelijk te maken.
ThoughtLab heeft een volwassenheidsmodel ontwikkeld. Daarbij is gekeken naar:
* Het niveau van traditioneel AI- en GenAIgebruik in de stad;
* AI-gebruik in meerdere stedelijke gebieden;
* Het aantal controles dat wordt uitgevoerd om een verantwoord gebruik van AI te waarborgen;
* De toekomstbestendige basis die nodig is om te slagen in AI.
Breidt KLIC-systeem uit
T. Molenaar
Dat de ondergrond uitpuilt van kabels, leidingen en buizen is genoegzaam bekend. Het is zelfs verplicht om de ligging ervan te registreren in het KLICsysteem van het kadaster. Maar er ligt tegenwoordig veel meer in de grond. Stichting RIONED wil daarom de registratieplicht uitbreiden.
Het Kabels en Leidingen Centrum (KLIC) weet waar kabels en leidingen liggen. Grondwatermonitoringsputten staan in de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Wie wil gaan graven, moet een KLIC-melding doen om na te gaan of dat veilig kan gebeuren.
Maar inmiddels ligt er steeds meer in de bodem; ook in stedelijke omgevingen. Op LinkedIn is Eric Oosterom, programmamanager bij Stichting RIONED, een discussie gestart om die verplichting uit te breiden. Hij wijst erop dat steeds meer in de ondergrond komt: infiltratiekratten, wadi’s, lichtgewicht funderingsconstructies, afvalcontainers, boomwortelweringen, waterbergende wegen en andere objecten. Maar hier is nog niks voor geregeld. Toch kan er (grote) schade ontstaan als iemand ergens gaat graven en bijvoorbeeld een infiltratiesysteem om zeep helpt.
Om een beeld te krijgen van de noodzaak van verplichte registratie roept hij mensen op voorbeelden te geven van waar het in de praktijk misgaat of is misgegaan? “Liefst met gegevens (schadekosten, veroorzaakte hinder) en beeldmateriaal. Stuur je ervaringen naar gwsw@rioned.org.”
Ook staat er op dit moment vanuit de stichting een oproep open voor een BSc-studentenproject open aan de UTwente om de knelpunten,
omvang, kosten, registratie beter in kaart te brengen.
‘Fakekabel’
Uit de discussie op LinkedIn blijkt dat Oosterom veel bijval krijgt. En de wens om bijvoorbeeld ook een registratieplicht in te stellen voor matten/afdekkingen voor vervuilde grond, of een worteldoek, horizontaal of verticaal. “Er is daarin nog veel te winnen”, schrijft Wilma Theunissen, Adviseur data-informatie in relatie tot beheer openbare ruimte bij de gemeente Venray.
Gert Heemskerk, rioolbeheerder/Adviseur Water en Riolering bij de gemeente Rheden geeft de volgende suggestie: “Bij de gemeente Rheden lossen we dit al sinds vele jaren op door de buitenkanten van grote putten en krattensystemen e.d. te voorzien van een ‘fakekabel’. En de gegevens van die fakekabel verstrekken we via het IMKL-bestand (Informatie Model Kabels en Leidingen) aan het kadaster en komt dus op de tekeningen van de KLIC-meldingen terecht. Een graver kan dus zien dat er ergens iets ligt (….). Er gaat een duidelijke signaalwerking uit van deze fakekabels.”
“Ik vind de oplossing van Rheden creatief,” reageert Oosterom desgevraagd, “maar
Ook ondergrondse objecten, anders dan kabels en leidingen, zouden geregistreerd moeten worden.
Zoals deze waterbergende weg. (Foto: RIONED)
vastleggen van vlakken voor grote ondergrondse objecten zoals dikke rioolbuizen of grote infiltratievoorzieningen kan eigenlijk al. Het IMKL uitwisselmodel en ook de KLIC-voorziening kunnen weldegelijk polygonen aan, in de vorm van ‘Extra geometrie’. Helaas wordt dat door veel bronhouders nog niet aangeleverd en als dat wel gebeurt, wordt het door grondroerders lang niet altijd gezien, want dan moeten ze in een KLIC-viewer die Extra geometrie wel aanzetten. Bewustwording en veel betere aanlevering en benutting zijn dus nodig. Hoe? De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken regelt de manier waarop informatie wordt uitgewisseld tussen netbeheerders en grondroerders. Die wet is nu beperkt tot kabels en leidingen. Daar zouden andere objecttypen aan toegevoegd kunnen worden.”
Wortels
Martijn van Duuren, eigenaar van het adviesbureau Orie (Openbare ruimte in evenwicht) noemt het een mooi initiatief. “Ik kan de verleiding niet weerstaan om boomwortels (van toekomstbomen en monumentale) bomen hier te benoemen als waardevolle ondergrondse infrastructuur. Een boom is een nutsvoorziening: zorgt o.a. voor koelte en zuurstof.”
Bomenexpert Joost Verhagen wijst in dit verband op de BomenMonitor, een geavanceerd systeem dat betrouwbare data over bomen verzamelt en analyseert. Het biedt inzicht in de groene leefomgeving en helpt bij het maken van duurzame en toekomstbestendige keuzes. De monitor is te vinden op de website van Cobra Groeninzicht die haar heeft ontwikkeld.
Overigens doet een aantal mensen de suggestie om de definitie van ondergrondse objecten in bestaande regelgeving uit te breiden om nog meer regelgeving te vermijden. De stichting wil in haar streven steun gaan zoek bij andere kenniscentra zoals CROW en het Centrum Ondergronds Bouwen (COB).
Nu actie ondernemen voor waterveiligheid
Prof.Dr. Marjolijn Haasnoot is sinds 1 november 2023 aan de Universiteit Utrecht benoemd tot hoogleraar op het vakgebied ‘Climate adaption in deltas and coasts’. “Wetenschappers hebben een rol om de toenemende stroom van desinformatie te ontkrachten. Maar ook om (soms stille) onderstroom die klimaatacties ondernemen vooruit te helpen met kennis over oplossingen, leefbare toekomsten en hoe deze te realiseren”, zegt zij in haar intreerede op 14 februari 2025. Haasnoot is een vooraanstaande milieuwetenschapper, gespecialiseerd in waterbeheer, klimaatadaptatie, geïntegreerde beoordelingsmodellen en besluitvorming onder diepe onzekerheid. Ze is professor aan de Universiteit Utrecht en is ook verbonden aan Deltares, waar ze het strategische onderzoeksprogramma over klimaatadaptatie leidt.
Besluitvorming ondersteunen
Haasnoot heeft de Dynamic Adaptive Policy Pathways (DAPP) methode ontwikkeld, een innovatieve aanpak om besluitvorming te ondersteunen in situaties van onzekerheid. Haar recente werk richt zich op adaptatie aan zeespiegelstijging in delta’s en het monitoren van signalen om adaptieve plannen te implementeren of aan te passen. Ze heeft onderzoek gedaan in verschillende landen wereldwijd, waaronder de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, Bangladesh, Indonesië, Thailand, Vietnam, Kroatië, Cyprus, Roemenië en Rusland.
In maart 2023 is Haasnoot benoemd tot lid van de Wetenschappelijke Klimaatraad van Nederland, een adviesorgaan dat de regering gevraagd en ongevraagd advies geeft over klimaatbeleid. Ze is ook een leidende auteur
voor het Zesde Assessment Rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).
Het lijkt erop dat haar liefde voor watermanagement voortkomt uit een combinatie van wetenschappelijke nieuwsgierigheid en een sterk gevoel van verantwoordelijkheid voor het beschermen van kwetsbare ecosystemen en gemeenschappen.
Zij studeerde milieuwetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en werkt sinds 1998 aan ‘water en klimaatverandering’. Ze promoveerde cum laude aan de Universiteit Twente op het onderwerp adaptief waterbeheer in delta’s.
Aqua Nederland 2026 staat al in de steigers
Met 6.116 unieke bezoekers en een beoordeling van maar liefst een 8,2 door bezoekers en een 7,6 door exposanten, is Aqua Nederland opnieuw gewaardeerd als hét kennis- en netwerkevenement voor de sector.
Het werk is noot af “Wetende dat het decennia kan duren om aanpassingen te bedenken, ontwerpen en te implementeren is tijdige adaptatie en het meenemen van de langetermijngevolgen nodig om risico’s beperkt te houden. Zo duurde het, na de watersnoodramp van 1953, nog zo’n 45 jaar voor de deltawerken waren voltooid. De beoogde levensduur was zo’n 200 jaar. Maar ook andere structuren, zoals wegen, huizen, en energie-infrastructuur hebben een lange levensduur of zijn sterk bepalend voor maatschappelijke ontwikkelingen. Daardoor moeten sommige beslissingen genomen worden, terwijl er nog grote onzekerheid is”, stelt Haasnoot in haar rede.
Bovendien onderstreept zij nogmaals dat het tijd is nu te handelen; en constateert dat op Europees niveau het langetermijn perspectief ontbreekt. Er is nog veel werk te doen. Ook in Nederland; het werk aan waterveiligheid is nooit af.
Dat de exposanten tevreden terugblikken op de beurs blijkt tevens uit de maar liefst 196 exposanten die hun stand voor de 2026-editie tijdens de beurs alweer hebben vastgelegd. Het kennisprogramma van dit jaar is zeer goed ontvangen en trok veel belangstellenden. Diverse sessies van onder andere Water Alliance, Water Zuiveringen Alliantie, KWR en Stichting RIONED boden waardevolle inzichten in actuele thema’s. Bezoekers konden zich laten informeren over innovaties en ontwikkelingen in de watersector, zoals circulaire waterzuivering en duurzame watersystemen. De inhoudelijke bijdragen en interactieve discussies droegen bij aan de kennisuitwisseling binnen de sector.
Goede basis voor 2026
Met een geslaagde editie, goede beoordelingen vanuit exposanten en bezoekers en alweer een gevulde beursvloer voor 2026, kijkt de organisatie vol enthousiasme vooruit naar de volgende Aqua Nederland. De voorbereidingen zijn inmiddels in volle gang, waar opnieuw wordt gezorgd voor een uitgebreid kennisprogramma en inspirerende netwerkgelegenheden voor professionals in de watersector.
Trends en Cijfers
Bouw realiseerde significante groei in januari
De omzet in de bouw (exclusief projectontwikkeling) was in januari met 14,3 procent gestegen, ten opzichte van 2,4 procent in 2024. Hiermee is dit de januari met de hoogste jaar-op-jaar stijging sinds 2020, toen de omzet van de bouw ook met 14,3 procent toenam. De producentenprijzen voor de bouw (de binnenlandse afzetprijzen voor de hout- en bouwmaterialenindustrie) waren ook weer licht gestegen ten opzichte van vorig jaar met 1 procent. Dat blijkt uit cijfers van het CBS.
Groei in de bouw evenredig verdeeld
Alle onderdelen van de bouwsector groeiden, op een jaar-op-jaar basis in januari 2025, meer dan in het voorgaande jaar. De burgerlijke- en utiliteitsbouw (B&U) nam in deze maand met 15,9 procent toe, tegenover 1,6 procent in 2024. De omzet in grond-, water- en wegenbouw nam 16,7 procent toe, terwijl deze groei vorig jaar slechts 5,5 procent was. Ook de gespecialiseerde bouw groeide significant sneller ten opzichte van vorig jaar: 12,7 procent tegenover 2,1 procent. Voor de grond-, water- en wegenbouw was dit de grootste stijging in de maand januari sinds 2008. Een mogelijke reden voor deze
grote stijgingen zijn de werkbare dagen, zo waren er in januari 2024 14,9 werkbare dagen terwijl dit er in januari 2025 19,4 waren.
Faillissementen blijven hoog
De faillissementen bleven echter nog wel hoog voor deze tijd van het jaar. In de afgelopen 3 maanden (januari, december en november) waren er namelijk 153 faillissementen uitgesproken. Hoewel dit er 3 minder waren dan in dezelfde maanden in het voorgaande jaar, ligt dit aantal hoger dan gebruikelijk. In de afgelopen 10 jaar was het gemiddelde aantal faillissementen in deze 3 maanden namelijk 123. Desalniettemin lijkt de stijgende trend in de faillissementen in de bouw, die sinds het einde van de coronacrisis gelde, in de afgelopen maanden gestagneerd te zijn.
Ziekteverzuim in de bouw in 2023 afgenomen
In 2023 is het ziekteverzuimpercentage in de bouw voor het eerst sinds de coronacrisis gedaald en uitgekomen op 5,0%. De daling van het ziekteverzuim in de bouw deed zich met name voor bij het bouwplaatspersoneel, terwijl het verzuim bij het UTA-personeel nog doorsteeg in 2023. Het ziekteverzuim daalde onder het bouwplaatspersoneel van 6,9% in 2022 naar 5,6% in 2023. Bij het UTA-personeel steeg het verzuimpercentage van 3,6% in 2022 naar 3,8% in 2023. Dit concludeert het EIB in het rapport ‘Ziekteverzuim in de bouw 2023’.
Bouwplaatsberoepen
In 2023 daalde het verzuimpercentage bij alle bouwplaatsberoepen, met uitzondering van timmerlieden en metselaars. Vooral het verzuim onder straatmakers en machinisten daalde substantieel ten opzichte van het voorgaande jaar. Het gestegen verzuim bij het UTA-personeel betrof vooral het kaderpersoneel (bouwkundig ingenieurs, tekenaars, medewerkers bedrijfsbureau en kwaliteitscontroleurs). Desondanks blijft het verzuim bij bouwplaatsberoepen zoals gewoonlijk hoger dan bij het UTA-personeel.
Ziekteverzuimpercentage bij enkele geselecteerde beroepen, 2019-2023
Bron: EIB
De rubriek Trends & Cijfers is samengesteld onder redactie van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Gevolgen archeologische vondst
Een onverwachte, archeologische vondst is voor bouwprojecten meestal geen welkome ontdekking. Het werk moet vaak (deels) worden stilgelegd en er kan vertraging ontstaan op het zogenoemde kritiek pad, waardoor de contractuele opleverdatum mogelijk niet wordt gehaald. Voor wiens risico deze vertraging komt, is onder andere afhankelijk van de gekozen contractvorm.
Bij toepassing van een RAW-bestek is de UAV 2012 op grond van deel 3 (Bepalingen) automatisch van toepassing. In § 32 UAV 2012 is beschreven dat de aannemer een archeologische vondst moet melden aan de opdrachtgever.
Als het bestek geen melding maakt van archeologie, dan ligt dit risico bij de opdrachtgever. Volgens 01.01.13 sub 01 RAW 2020 worden de kosten, die het gevolg zijn van een onderbreking van een werk, als meerwerk vergoed op grond van § 35 lid 1 sub e UAV 2012.
UAV-GC 2005
In § 13-7 UAV-GC 2005 is beschreven dat de opdrachtnemer een archeologische vondst aan de opdrachtgever moet melden en recht heeft op termijnverlenging en/ of kostenvergoeding. De Toelichting (p. 55) beschrijft dat deze regeling in grote lijnen overeenkomst met die van de UAV. UAV-GC 2025
In de UAV-GC 2025 is § 13 vervallen. De verplichting om archeologische vondsten te melden, is nu opgenomen in § 4 lid 8. Deze bepaling geeft de opdrachtnemer echter niet het recht op kostenvergoeding en/of termijnsverlenging. Dat betekent niet per se dat archeologische vondsten voor rekening en risico van de opdrachtnemer komen. Om voor kostenvergoeding en/of termijnsverlenging in aanmerking te komen, kan de opdrachtnemer een beroep op § 3 lid 3 UAV-GC 2025.
Redelijkerwijs te verwachten toestand
Een belangrijke wijziging t.o.v. de UAV-GC 2005 is de nieuwe § 3 lid 3 UAV-GC 2025, die is gebaseerd op § 29 lid 3 UAV 2012 en de vervallen §13 lid 1 en 2 UAV-GC 2005. Op basis van deze nieuwe regeling kan een opdrachtnemer aanspraak maken op kostenvergoeding en/of termijnsverlenging als hij aantoont dat de aangetroffen toestand
afwijkt van de toestand die een zorgvuldig opdrachtnemer redelijkerwijs mocht verwachten.
De toestand die mag worden verwachten is volgens de tekst van § 3 lid 3 UAV-GC 2025 onder andere afhankelijk van de aard van het werk en de inhoud en wijze van totstandkoming van de overeenkomst.
De bewijslast
Als een archeologische vondst is gedaan, dan is het goed denkbaar dat een opdrachtnemer voor de toepassing van § 3 lid 3 UAV-GC 2025 een beroep doet op de jurisprudentie van § 29 lid 3 UAV 2012 over het aantreffen van obstakels en/of verontreinigingen. Voor de toepassing van § 29 lid 3 UAV 2012 kan een overeenkomst die geen melding maakt van obstakels en/of verontreinigingen volgens de Raad van Arbitrage zo worden gelezen dat er staat dat er geen verontreinigingen en/of obstakels zijn (RvA
12 februari 1988, No. 12.615; RvA 24 maart 2010, No. 30.785; RvA 8 februari 2016, No. 71.945).
Informatievoorziening
Artikel 7 lid 1 sub c van de Model Basisovereenkomst en de Toelichting (p. 34) verplicht de opdrachtgever om informatie over aanwezige archeologie te verstrekken, zodat een reëel beeld ontstaat van de te verwachten toestand.
Van een professionele opdrachtgever mag worden verwacht dat hij informatie heeft ingewonnen conform de algemeen geaccepteerde onderzoeksmethoden en richtlijnen. Dit kunnen bijvoorbeeld de KNA: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de BRL 4000 voor veldonderzoek zijn.
De aanbieding van de opdrachtnemer wordt onderdeel van de overeenkomst en is daarmee relevant voor de toepassing van § 3 lid 3 UAV-GC 2025.
Een aannemer die garandeerde dat hij binnen budget en planning een verontreinigd terrein geschikt zou maken voor bouwplannen, kon vanwege deze belofte geen beroep doen op § 29 lid 3 UAV 2012.
De Raad van Arbitrage overwoog dat de opdrachtgever erop mocht vertrouwen dat de aannemer alle verontreinigingen - en dus ook de onbekende - voor zijn rekening zou gaan verwijderen (RvA 26 februari 2015, No. 71.960).
Een opdrachtnemer moet hiermee rekening houden bij het opstellen van EMVI-plannen. Want, zoals de Romeinen al zeiden: pacta sunt servanda - belofte maakt schuld!
Over de auteurs
Pieter de Vries is consultant bij Kpieto!; Jaap Springelkamp is advocaat bij Heijltjes Advocaten.
Mr. P. de Vries / Mr. Ing. J. Springelkamp
Een archeologische vondst heeft meteen invloed op een bouwproces. (Foto: Boris Hamer; Pexels)
Door corona-epidemie weer terug naar de schoolbanken
Volleerd muzikant kiest voor studie civiele techniek
Tom Ridderbeekx (31) is een begenadigd jazztrompettist en studeerde in 2017 af aan het Conservatorium van Amsterdam om vervolgens aan de slag te gaan als beroepsmuzikant. Corona gooide roeit in het eten. De van oorsprong Maastrichtenaar is inmiddels bezig met zijn Master Civiele Techniek aan de TU in Delft.
Van beroepsmuzikant naar een academische studie Civiele Techniek aan de TU. Leg dat eens uit.
“Na het conservatorium was ik zeer actief in de muziek tot de coronacrisis toesloeg. Met een lege agenda kwam er tijd voor zelfreflectie. Ik vroeg me af of de manieren om een stabiel inkomen te vergaren in de muziek, zoals bijvoorbeeld lesgeven, werkelijk mijn roeping was. Zie ik mijzelf dat heel lang doen? Niet zozeer. Techniek bleef door mijn hoofd spoken. Bouwkunde trok me al toen ik 18 was. Ik oriënteerde mij op studies en herontdekte Bouwkunde en Civiele Techniek aan de TU in Delft. Na het conservatorium wilde ik echter niet opnieuw op creativiteit worden getoetst. Bovendien fascineren zaken zoals hoogbouw, bruggen en waterwerken mij. Niet zozeer om de esthetische kant, maar om de technische aspecten en het waarom erachter. Daarom viel de keus op civiele techniek.”
Kom je dan uit een muzikaal én technisch nest?
“Nee, eigenlijk beide niet. Limburg heeft een sterke fanfare- en orkestcultuur. Ik zag het van jongs af aan op straat en raakte geboeid. Mijn
ouders stimuleerden me wel altijd een instrument te kiezen, wat ik deed - en ik bleek talent te hebben. Mijn interesse voor bouw, vooral hoogbouw, ontstond na 9/11. Ik zag de Twin Towers op tv. Een negatieve aanleiding natuurlijk, maar het bestaan van deze gebouwen en hun constructiemogelijkheden fascineerden me enorm. Later kwam daar water bij. Juist tijdens mijn bachelor civiele techniek realiseerde ik me hoe water vanuit natuurkundig en fysisch perspectief zo’n interessante toevoeging is aan de constructiepuzzel die je probeert te leggen.”
Keken ze in Delft vreemd op toen je met jouw achtergrond wilde beginnen aan Civiele Techniek?
“Het lijkt inderdaad wat vreemd voor buitenstaanders, maar dat is voor de TU niet relevant. Wat telt is dat je een VWO-diploma op
zak hebt. Ik heb gymnasium gedaan met profiel Natuur & Techniek. Op basis daarvan kon ik gewoon starten.”
Je bent nu toch zo’n tien jaar ouder dan de gemiddelde student, hoe ervaar je dat?
“Ik heb wel eens de gedachte dat ze me zien als vreemde eend in de bijt, maar dat valt alleszins mee. Pas als ik zelf vertel hoe oud ik ben, zijn medestudenten verrast. Mij actief storten in het studentenleven doe ik niet. Dat heb ik allemaal al meegemaakt in mijn tijd aan het conservatorium. Daardoor kan ik veel motivatie en discipline opbrengen. Ik weet dus heel goed wat ik kom halen. In die zin is het juist een voordeel dat ik wat ouder ben.”
Hoe verloopt de studie tot dusver?
“Het gaat allemaal best soepel. Toen ik begon,
H. de Haan
Tom Ridderbeekx studeerde eerder aan het Conservatorium en is jazztrompettist. (Foto: Veerle Bastiaansen)
De Hollandkering moet een boogconstructie worden die kan kantelen naar gesloten toestand. (Afbeelding: Samen Sterk, een concept van TU Delft, HKV lijn in water en Royal Haskoning)
moest ik wel de basics van wiskunde weer oprakelen, want die was bij mij weggezakt. Dat was moeilijk en de studielast is ook echt hoog. Heb wel eens een hertentamen moeten maken, maar gelukkig geen noemenswaardige vertraging opgelopen. Ik zit nu in mijn eerste jaar van de master en heb gekozen voor de richting waterbouw; ‘Hydraulic and offshore structures’ om precies te zijn. De bachelor heb ik in drie jaar afgerond. Dat is ook de tijd die ervoor staat. Mijn onderzoek in het kader van het BSC-project (Bachelor of Science) werd gewaardeerd met een 8,5.”
Wat heb je precies voor het BSC-project onderzocht?
“Mijn onderwerp ging over de waterveiligheid in en rondom de Amerikaanse stad Houston. Deze ligt vlak aan een lagune die eens in de zoveel tijd te maken krijgt met orkanen die komen opzetten vanuit de Golf van Mexico. Dat betekent storm, hoge waterstanden en zware regenval. In 2008 en 2017 werd het gebied zeer zwaar getroffen. Daarom zijn ze daar nu aan het kijken hoe ze de lengte van het kustgebied dat moet worden beschermd zo kort mogelijk kunnen maken. Dit zou kunnen door de lagune af te sluiten met een stormvloedkering in de zeestraat Bolivar Roads, tussen twee barrière-eilanden. Een stormvloedkering die open en dicht kan omdat de olie- en gasindustrie in het gebied vrije doorvaart moet houden.
In Nederland bestaat al een tijdje een concept van een nieuwe kering in de Nieuwe Waterweg. Deze ‘Hollandkering’, bedacht door een groep Delftse ingenieurs onder leiding van dr. ir. Ties Rijcken, is heel simpel gezegd een enorme boogconstructie die kan kantelen naar een gesloten toestand. Ik ben in mijn onderzoek ‘The archgate: technical feasibility for a storm surge barrier in Bolivar Roads’ gaan rekenen voor als zo’n soort constructie wordt toegepast in Texas. Hoe zwaar de orkaankrachten en waterstanden tegen de constructie en op de fundering werken. Maar ook hoe de kering zou functioneren en welke invloed de precieze boogvorm op de afdracht van de krachten heeft. Mijn onderzoek heeft drie maanden geduurd.”
En, hoe luidt de conclusie?
“Uit mijn analyse blijkt onder andere dat de krachten die inwerken op zowel de fundering als de constructie buitengewoon groot zijn. Deze krachten zouden ongeveer tweemaal zo groot zijn als die waarmee rekening is gehouden bij het ontwerp van bijvoorbeeld onze innovatieve Maeslantkering, die op zichzelf al een technologisch hoogstandje is. Hoewel ik geen onderzoek heb verricht naar mogelijke oplossingen om deze krachten op te vangen, is het duidelijk dat de implementatie van het Hollandkering-ontwerp in Bolivar Roads een uitzonderlijke technische uitdaging vormt.”
Klinkt interessant, hoe ga je na je studie verder in de waterbouw?
“Het lijkt mij aantrekkelijk om bij een grote constructeur of bij een groot ingenieursbureau te gaan werken. Bijvoorbeeld bij een bedrijf zoals Boskalis of Van Oord, dat over de hele wereld actief is met grote projecten. Met Nederlandse expertise internationaal mijn steentje bijdragen aan de waterbouw waarvan de urgentie steeds groter wordt. Tegelijk ben ik ook nog gepassioneerd door de muziek. Ik zie mijn koerswijziging dan ook niet als een complete carrièreswitch, maar als een mooie aanvulling op wat ik al deed. Ik wil voor de toekomst een balans vinden, zodat ik naast werk in de waterbouw ook nog professioneel muziek kan maken. Een belangrijke les die ik daarover in de afgelopen jaren heb geleerd is dat je niet te definitief moet denken over de richting en studie die je hebt uitgekozen. Er zijn altijd kansen om nieuwe dingen te doen. Als je het maar leuk vindt.”
Over de auteur
Herman de Haan is content manager bij uitgeverij Geomares.
Tom RidderBeekx is bezig met zijn Master Civiele Techniek aan de TU in Delft (Foto: Land+Water)
Amerikaanse docent geeft veel aandacht aan programmeerwerk
Wiskunde slim verpakken
T. Molenaar
Geboren en getogen in het Californische Pittsburg, geeft Robert Lanzafame alweer zeven jaar les aan de TU Delft in onder meer kustverdediging en probabilistisch ontwerp. Geen wonder voor iemand die komt uit een familie met architecten en ingenieurs.
De keuze voor civiele techniek is ingegeven door de omgeving waarin hij opgroeit: Pittsburg ligt op de samenvloeiing van de rivieren Sacramento en San Joaquin in de delta van Californië. “Veel kleiner dan de Nederlandse delta, maar er zijn wel overeenkomsten: overstromingen, polders. Dat is misschien ook een belangrijke reden waarom ik geïnteresseerd raakte in civiele techniek, want toen ik opgroeide als kind, staken we de rivier over, speelden we op het kleine eilandje waar mijn ouders een klein stukje land hadden en we zwommen en zeilden veel. En speelden in de modder. Als gevolg van overstromingen begonnen we met het sjouwen van zandzakken en het beschermen van de dijken en dat soort dingen. Dus dingen bouwen. We vonden een oude windmolen en we dachten er altijd aan om een windmolen op te zetten en energie op te wekken. Dat soort dingen.”
Als kind speelt hij met technisch Lego. Op de universiteit kiest hij civiele techniek.
Plezier ontdekken
Aanvankelijk heeft Lanzafame weinig op met de lesstof. “Omdat universiteiten beginnen met
veel wis- en natuurkunde, zonder voorbeelden van de praktijk; dat botste met mijn verwachting. Pas in het tweede of derde jaar ontdekte ik wat geologiecursussen. Toen raakte ik echt enthousiast over iets. Toen kwamen de opwinding en passie.”
Die ervaring heeft hem wel geleerd te begrijpen waar zijn studenten tegenaan lopen. “Ik kan mezelf in zoveel studenten herkennen, zoals: ‘Waarom leer ik deze wiskunde? Ik wil de techniek studeren.’ Daar speel ik op in bij de lessen, we proberen veel voorbeelden in te brengen; dingen te introduceren in de context van een technisch probleem. In plaats van eerst met de vergelijkingen te beginnen, maar we proberen de vergelijkingen op geen enkele manier te verbergen, het gaat er alleen om dat de studenten weten waarom we ze nodig hebben en waarom we ze gaan gebruiken.”
Academische omgeving
Na de bachelor aan het werk. Daar beseft hij meer te moeten leren. “Ik heb een aantal goede ervaringen opgedaan, wat erg belangrijk is voor civiele ingenieurs, om te zien hoe dingen in de praktijk worden gedaan om je die context te
geven. Maar ik wilde terug naar de universiteit en kreeg de kans om mijn masterdiploma te halen. Ook in Berkeley. Ik vond het zo leuk om in de academische omgeving te zijn dat ik probeerde te blijven. Ik had niet echt een project om aan te werken toen ik bleef voor mijn PhD, maar ik wist dat ik de waarschijnlijkheidsconcepten leuk vond en ik vond dijken en bescherming tegen overstromingen boeiend. Samen met mijn begeleider begonnen we met het schrijven van voorstellen en uiteindelijk werd een voorstel goedgekeurd en kreeg ik financiering. Het leuke aan de VS is dat als je geen financiering hebt voor projecten, je vaak wel kunt lesgeven en je PhD kunt betalen. Dat heb ik dus een paar jaar gedaan en toen kwam ik erachter dat ik lesgeven leuk vond.”
Nederlands leren
Zijn vrouw wil graag in Europa wonen en natuurlijk weet Lanzafame dat TU Delft ook in zijn interessegebieden onderwijst. Samen vergroten ze hun vage kennis over Nederland. En uiteindelijk vindt hij “deze perfecte baan als docent, gericht op lesgeven over bescherming tegen overstromingen. En over probabiliteit.” Hij gaat aan de slag en merkt dat de Hollanders een compleet ander systeem hebben voor waterveiligheid. Langere historie en op veel manieren ingewikkelder dan in de VS. “Nieuw wiskundig systeem, nieuw rechtssysteem. Maar dit was ook een hele fijne motivatie Nederlands behoorlijk goed te leren, omdat ik echt geïnteresseerd was in leren. Het helpt om veel in het Nederlands te moeten lezen.”
Niet te vergelijken
Eigenlijk, zo vertelt hij, is het moeilijk om het Nederlandse systeem te vergelijken met het Amerikaanse, omdat ze zo verschillend zijn. “Ook is de cultuur anders, zijn de mensen anders, het rechtssysteem is anders. De
Robert Lanzafame verpakt wis- en natuurkunde in praktische toepassingen.
programma’s die hier bestaan, loods je niet zomaar door het Congres; dat is behoorlijk uitdagend.”
Ook de aanpak is anders. Nederland probeert aan de voorkant problemen te voorkomen; in de VS is meer oog voor het herstellen van schades. Nu speelt er een ander soort onzekerheid over het verzekeren van schades: “Grote verzekeringsmaatschappijen zijn op dit vlak actief, maar ook vaak de federale overheid en het hangt af van de natuurramp, het type gevaar. Maar de systemen blijken niet perfect te zijn. Naar aanleiding van de branden bij Los Angeles is er een discussie ontstaan of de verzekeringsmaatschappijen nog wel huizen van particulieren willen verzekeren. Het is in beweging. Hetzelfde verhaal hoor ik over overstromingen.”
Een groot verschil tussen Nederland en de VS, zo benadrukt hij, is de schaalgrootte. “De VS hebben meer dan 300 miljoen mensen. Qua vierkante meters is het is meer dan 200 maal groter. Er zijn staten die zowel met overstromingen, branden als aardbevingen te maken hebben. Dat is wel wat anders ”
Meer samenwerken
De VS vragen Nederlandse ingenieurs vaak om te helpen, zoals professor Bas Jonkman die gevraagd is zijn blik te werpen op de kustverdediging bij Houston. New Orleans en New York waarderen eveneens de Nederlandse kennis.
“Wat ik zo leuk vind aan die samenwerking is dat het voor de langere termijn is. Weet je, het is heel moeilijk om die kennis over te dragen in een eenmalige gebeurtenis en het dan te laten blijven hangen en uit te werken tot een cultuurverandering; iets dat echt betekenisvol wordt. Het mooie aan de samenwerking die Bas heeft met Houston, is dat het jaren duurt. Hij gaat er relatief vaak heen en het is een toegewijde, voortdurende inspanning om van elkaar te leren en elkaars werk te bestuderen. Samen het probleem analyseren en elkaars ideeën te integreren in plaats van één idee op te leggen. Studenten doen ook mee, en dat is geweldig.”
Bij de universiteit verandert het onderwijs trouwens. “Studenten zijn nu niet meer per se geïnteresseerd in hoe je de meest efficiënte beton- en
staalconstructie ontwerpt, maar of je hetzelfde resultaat kunt behalen met zachte structuren, zandige structuren en dergelijke. We moeten wiskundige modellen maken voor natuurvriendelijke, biobased toepassingen.”
Bouwen met de natuur wordt al een paar jaar onderwezen en is erg populair bij studenten.
Programmeerlessen
In zijn klassen besteedt Lanzafame veel aandacht aan programmeerlessen, omdat deze kennis noodzakelijk is binnen de veranderende wereld van ontwerpen.
“Studenten die terugkomen van projecten geven aan dat ze veel hebben gehad aan deze lessen. We hebben een nieuwe, grote cursus op dit vlak. Nu studenten afstuderen van dat programma, zien we dat de programmeerkant van dingen echt gewaardeerd wordt, ook al hebben ze de waarde ervan tijdens hun opleiding misschien niet ingezien.”
Fundamentele kwesties
“Die nieuwe, grote cursus heeft een heleboel onderwerpen. Het zijn allerlei fundamentele technische onderwerpen. Veel van de onderwerpen zouden een cursus op zichzelf kunnen zijn, maar we behandelen elk in een week om de studenten een glimp van de basisprincipes te geven. En dat is echt leuk omdat we elke week iets anders aanpakken. We passen het toe op verschillende problemen. De week erna beginnen we helemaal opnieuw.”
Lanzafame gebruikt bij het overbrengen van de fundamentele wiskundekennis echte data bij het programmeren van echte problemen.
“Zo wordt de programmeerkant van de dingen een gemeenschappelijke draad, een gemeenschappelijk thema. Dit is iets dat al heel lang gemoderniseerd moet worden. En dus is het echt een creatieve uitlaatklep geweest voor mij om dat programma te kunnen ontwikkelen en verbeteren.”
Over de auteur
Teus Molenaar is hoofdredacteur van Land+Water.
Probabiliteitsberekeningen liggen Lanzafame aan het hart.
Robert de Roos over inbreng technische kennis bij projecten
Vakmanschap telt
T. Molenaar
In 1984 is Robert de Roos begonnen bij Civiele Techniek in Delft. De eerste twee, drie jaar is het doorbijten, daarna wordt het steeds leuker en kun je jouw vakmanschap ontwikkelen. Om steeds verder te ontwikkelen, deelt hij zijn loopbaan op in zesjaarlijkse cycli.
Begonnen met zes jaar Waterbouwkunde aan de TU Delft. Daarna 6 jaar HSL, 6 jaar renovatie Noordzeesluizen, 6 jaar Zuiveringen. “Dan wordt je ergens steeds beter in en krijg je routine; een voorwaarde om vakmanschap te verkrijgen.”
Tegenwoordig is De Roos portfoliomanager Bruggen bij Rijkswaterstaat; verantwoordelijk voor de vervangings- en renovatieopgave van bruggen en viaducten. Hij vertelt hoe hij op die plek is gekomen.
“Dat begint met studiekeuze; ik merk aan jongeren dat ze dat ook lastig vinden. Ik was een bèta, dus een technische studie lag voor de hand. Ik woonde vlakbij Universiteit Twente. Maar ik wilde op mezelf wonen; het ouderlijk huis uit. Zo kwam ik bij TU Delft terecht en waterbouwkunde sprak me erg aan. Nederland is een waterbouwland; dus je kunt ook wel iets met die studie.”
“In het begin viel het een klein beetje tegen, want dan wordt er toch wel heel veel aan wiskunde en mechanica en constructie leren gedaan. Dat was wel even doorbijten. Mijn carrière bestaat ook wel af en toe uit gewoon even wat zitvlees hebben en gewoon maar even blijven zitten (routine opbouwen) en doorgaan.”
Vakmanschap
Hij is afgestudeerd op havenbouw. Dat kwam van pas bij het ontwerp van een haven in het Indiase Ennore. “Werken in het buitenland is inspirerend. Superleuk; ook voor studenten tegenwoordig die daar de kans toe krijgen.”
Na zijn studie was het moeilijk aan een baan te komen. Beginjaren negentig kenmerkten zich door hoge werkeloosheid. Hij kon gaan werken aan de Hoge Snelheidslijn (HSL). “Eigenlijk was dat een planstudie met traject-
nota, MER, dat soort dingen. Leuk om eens mee te maken wat er allemaal bij komt kijken voordat er een project in Nederland gerealiseerd wordt. Het heeft jaren geduurd en zo lang dat ik op een bepaald moment zei: ‘Ik wil echt wat gaan doen’. Toen ben ik sluizen van IJmuiden gaan renoveren. Dat heb ik ook zes jaar gedaan. Meer een uitvoeringsproject en renovatieproject. Jonge mensen zeggen nu wel eens dat ze alleen maar kunnen renoveren, omdat er geen ruimte is voor nieuwe dingen. Maar renoveren is eigenlijk heel veel vakmanschap. Als je wil begrijpen hoe iets ooit gebouwd is, als je wil kijken hoe je dat dan moet aanpakken met moderne technieken, dan komt daar echt vakmanschap bij kijken. En alle kennis die je op hebt gedaan, die komt daarbij kijken om te zorgen dat daar weer een functionerend geheel ontstaat. Plus de nieuwe kennis om het in de
De Van Brienenoordbrug is één van de vele die aan vervanging toe zijn of aan renovatie.
huidige tijd met de huidige technische mogelijkheden efficiënter te kunnen oplossen.”
In die tijd was hij projectingenieur bij DHV.
Breed inzetbaar
Als projectingenieur was hij breed inzetbaar. Technisch inhoudelijke onderzoeken, variantenstudies; contracten opstellen, iets in de markt zetten. “Vroeger werd je best wel vrij breed als techneut ingezet op alle velden van techniek, contract, omgeving, waar nu allemaal aparte rollen voor zijn. Dat is wel heel leuk en daar krijg je volgens mij een brede blik door. Ik heb begrotingen gemaakt, ik heb planningen gemaakt.”
Contractmanagement en dergelijke leer je niet aan de universiteit. “Het is goed om tijdens de studie de diepte in te gaan van constructies, betontechnologie, mechanica en dergelijke. Want al die andere vakken kun je later nog bijleren. Anders wordt zo’n studie ook veel te breed. Je moet wel technische diepgang opbouwen. Op de universiteit heb ik wel geleerd om heel snel iets aan te leren; een academische houding, zeg maar.”
Aan Universiteit Twente heeft hij 2,5 jaar lang Projectmanagement in de bouw gestudeerd. “Dat was echt meer: hoe zorg je dat grote projecten worden gerealiseerd. Met technische basiskennis kun je heel makkelijk projectmanagement aanleren.”
Met plezier werken
“Het gaat er bij projecten om dat alle betrokkenen een gemeenschappelijke visie hebben, dat je samen aan een doel werkt. Want voor jonge mensen is het inspirerend om ergens aan te werken waar ze betekenis aan geven. Binnen budget en tijd vond ik nooit zo interessant. Ik zeg altijd: ‘Met plezier geld verdienen. Als er plezier is en gelachen wordt, wordt er ook geld verdiend. Dat zie je gewoon. Er is nu ook heel erg een tendens om heel veel op tijd te sturen. Maar eigenlijk is dat niet wat ik doe. Ik zorg dat mensen goed in hun vel zitten, de juiste dingen doen en in een project werken. Als ze plezier hebben, dan geven ze alles voor dat project en dan gaat het altijd binnen tijd en binnen geld. Ja, dat is een kwestie van integraal werken.”
Kennis opdoen
“Je moet echt kennis opdoen. Ik vind dat jonge mensen dat een beetje te veel bagatelliseren. Je moet echt routine opbouwen om vakman/ vrouw te worden. Maar daarna is het natuurlijk heel veel doen en nog een keer doen, fouten maken, leren van je collega’s, leren van je netwerk en dan het steeds beter doen. En dat is eigenlijk nu een van de dingen wat ik vaak nu uitstraal, is routine maakt de meester. Als jij iets vaak hebt gedaan, dan weet je waarop je moet letten. Zo kun je een meester worden in van alles. Pippi Langkous zegt: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik zou het wel kunnen’. Dat vind ik een slechte uitspraak. Zo iemand laat je niet jouw dak repareren.”
Opdrachtgever
Hij genoot van zijn werk bij DHV als laatste als unit directeur water; hij heeft er mooie dingen gedaan. Maar hij wilde zijn kennis breder inzetten. Dat kan als opdrachtgever. “Die projectmensen kunnen echt wel hun projecten uitvoeren, met hen sparren over het beter doen, is erg leuk. Dan kun je als opdrachtgever vanuit al die verschillende projecten het goede doorgeven.”
Een overstap van ingenieursbureau naar Rijkswaterstaat was logisch. Toch viel de praktijk wat tegen. “Je was eigenlijk een soort inkoper
(markt tenzij); dat vond ik een slechte zaak. Ik vind dat als je bruggen maakt, of sluizen, of tunnels, dan moet je ook een beetje weten wat je aan het maken bent. Toen was er te weinig waardering voor ingenieurs bij Rijkwaterstaat. Je ziet nu vaak bij de overheid, maar ook bedrijven, dat veel mensen met processen bezig zijn en interne processen. Het (onderhouds)project buiten, waar het om echt gaat, daar moeten meer mensen op ingezet worden om echt weer samen met de markt te kunnen werken.”
Als Topadviseur Techniek heeft hij zijn best gedaan techneuten weer in het centrum van Rijkswaterstaat te stellen. Na vijf jaar wilde hij als opdrachtgever weer meer in de projecten terecht te komen. Zo is hij Portfoliomanager Bruggen geworden.
Leer van anderen
Hij raadt mensen aan, zeker ook studenten, om ervaringen uit het buitenland op te halen. “Je leert er zoveel van als je in een andere situatie komt, bijvoorbeeld in ons omringende landen zoals België, Duitsland of Denemarken of in Amerika. Dan zie je opeens hoe mensen het toch anders aanpakken, maar met dezelfde projecten bezig zijn.”
“Ik ben laatst in Noorwegen geweest. Blijken zij al automatisch te kunnen lassen. Dat passen zij toe op hun stalen bruggen. Wij hebben 65.000 bruggen. Wij willen niet harder werken om die aan te pakken, maar slimmer. Lasrobots helpen daarbij. En de Noren zijn onlangs bij ons geweest om eens te kijken hoe wij met al die bruggen bezig zijn.”
“We laten een onderzoek doen naar de prijsontwikkelingen van renovatieprojecten en kijken wat wij daarvan kunnen leren. Leer van anderen. Ik kopieerde vaak dingen uit het buitenland, maar ik leer ook van andere branches zoals de auto-industrie en ASML die vergaand geautomatiseerd zijn. Ik werkte veel met de Universiteit van Eindhoven en de Universiteit van Delft samen, daar leer je wat er met de nieuwste technieken allemaal mogelijk is. En ja, daar leer je gewoon ontzettend veel van.”
Over de auteur
Teus Molenaar is hoofdredacteur van Land+Water.
Robert de Roos: ‘Bouw vakmanschap op en leer van anderen’.
Docent Almar Meijerink met veel ervaring uit praktijk
Lokroep van grote machines
T. Molenaar
Almar Meijerink en Robin van Marle zijn beiden te vinden aan de opleiding
Civiele Techniek van de Hogeschool Windesheim in Zwolle. De eerste als docent, Van Marle als student. Een tweegesprek.
Meijerink trapt af door te vertellen hoe hij gekomen is tot het docentschap. Terwijl hij voor de klas staat en studenten als mentor en stagebegeleider bijstaat, brengt hij een karrevracht aan praktische ervaring. Na het VWO heeft hij civele techniek gestudeerd aan Universiteit Twente in Enschede. Wat volgde was een traineeship bij Boskalis. “Je kon letterlijk de hele wereld overgestuurd worden. Dat avontuur sprak me enorm aan. Grote machines, enorme schepen, een wereld die ik eigenlijk niet kende, maar wel dat ik dacht: ‘Wat een interessante wereld om in aan het werk te mogen’. Gewerkt in de offshore in Engeland waar we stenen nodig hadden die we uit Noorwegen moesten halen. Dus pendelen tussen Engeland en Noorwegen. Ik heb echt mijn ogen uitgekeken, was echt fantastisch. Ook in Zuid-Korea gewerkt. Een prachtige ervaring.”
Werken in het buitenland ziet hij echter niet als levensvervulling en uiteindelijk zoekt hij
iets in de buurt van Zwolle, omdat hij daar dichtbij woont. Een detacheerder heeft een baan bij het ingenieursbureau van BAM. “Ik kom uit Nieuwleusen en het gesprek kon ook in Nieuw-Leuzen zijn. Laagdrempeliger kan niet. Ik ben er op gesprek geweest en dat maakt ook dat ik nu de studenten altijd zeg: ‘Joh, ga gewoon ergens heen, want de titel ‘ingenieursbureau’ zegt mij niet altijd wat’. Want uiteindelijk bleek het gewoon een uitvoeringsorganisatie te zijn, waarbij ik bij het team van de engineers terecht kwam.”
Vier jaar lang gewerkt aan ondergrondse infrastructuur. “Het grootste project dat ik zelf gedaan heb, was in Utrecht: twee onderdoorgangen maken voor de bus. Als je zulke bouwkuipen gaat maken, dan kom je veel kabels en leidingen tegen. Het is een heel gepuzzel om de omleggingen georganiseerd te krijgen,, omdat er allemaal verschillende eigenaren zijn en die hebben vaak hun eigen aannemer die allemaal het
werk in principe apart van elkaar doen.”
Maar druk in de weer zijn met kabelsen-leidingen-projecten waarvan na afloop niemand meer iets ziet – en dat is nadrukkelijk ook de bedoeling – was toch niet wat hem aantrok. Vier jaar werken in de woningbouw bij een plaatselijke aannemer volgde. “Echt een zijstap, had niet zoveel met civiele techniek te maken. Maar wel bewust met dingen bouwen, waarvan je het resultaat uiteindelijk ook ziet. Ze hadden een tekenbureau in Polen. Ik ben een paar keer vanuit mijn rol in Polen geweest en ik merkte dat dat nog steeds wel trok. Met diverse type mensen projectresultaten najagen. Dat is wel een beetje de rode lijn, denk ik, in de stappen die ik gezet heb. Daar ook uiteindelijk wel een mooie tijd gehad, heel veel geleerd, maar ik kwam er niet verder.”
Ook studentenbegeleider
“Ik zeg tegen studenten nu: er komt altijd wat op jouw pad. Dat is wel mijn ervaring.”
Enigszins geholpen door een loopbaancoach en de jonge mensen met wie hij in een volleybalteam speelde, lonkte het onderwijs.
Hij merkte dat hij het leuk vond met jongeren om te gaan. Toen Hogeschool Windesheim een docent civiele techniek zocht, was het pleit beslecht.
“Ze zochten eigenlijk een waterspecialist, maar dat ben ik niet. Toch wilden we met elkaar verder. Drie jaar geleden ben ik samen met twee collega’s die wel waterspecialist zijn in het onderwijs begonnen. En tot op de dag van vandaag doe ik dat met heel veel plezier. Als docent civiele techniek. Daarnaast begeleid ik ook studenten, onder wie Robin.”
Echt iets maken
Almar Meijerink voor de klas.
Robin vertelt dat hij een bèta is. Op het VWO de richting natuur en techniek, met extra wiskunde. Maar daarna?
“Ik ben bij verschillende universiteiten geweest en ook bij verschillende hogescholen. En ook wel eventjes getwijfeld of ik bijvoorbeeld wiskundedocent zou worden. Maar uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat ik aan het eind van de dag wil kunnen zeggen: ‘Dit heb ik gemaakt’. Meteen vielen er heel veel dingen af. En bleven uiteindelijk werktuigbouwkunde en civiele techniek over. Toen kwam de vraag: wil ik met kleine dingen bezig zijn of met grote dingen. Ik ben best wel lomp af en toe. Dus toen heb ik toch voor de grote dingen gekozen. En civiele techniek ken ik, mijn vader is aannemer. Maar zelf wil ik geen aaannemer zijn.”
“Alle rekenvakken vind ik hartstikke leuk, zoals betonconstructies, staalconstructies en dergelijke. En de vakken die wat meer met de uitvoering te maken hebben, dat moet, niet omdat het zo leuk is. Dus ik heb mijn stage ook gedaan bij een ingenieur, Boorsma, adviseurs en ingenieurs. En dat was helemaal mijn plekje. Daar had ik het echt naar mijn zin. Ik kon er een beetje proeven wat het is om constructeur te zijn; wat dat in de prakttijk betekent. Dat werk beviel me erg goed.”
Optimalisatie beweegbare bruggen
De liefde voor het vak zit bij Robin in het construeren, het rekenen, net zo lang bezig zijn tot het doet wat jij wilt.
Met het afstuderen doet Robin onderzoek naar optimalisatie van beweegbare bruggen, zodat ze eerder in het ontwerp weten hoeveel stroom een brug gaat gebruiken. Hij ziet zichzelf na het afstuderen werken bij een ingenieursbureau. Na de zomer is hij klaar voor de arbeidsmarkt. Boorsma, waar hij stage heeft gelopen, ziet hem graag komen.
Hij heeft het met zijn VWO-achtergrond iets makkelijker dan medestudenten die HAVO hebben. “Ik heb ook gekeken bij TU Delft, maar toch gekozen voor Windesheim, omdat ik praktisch bezig wil zijn; niet zo academisch. En die grote machines hebben op mij een aantrekkingskracht.”
Dat zijn woonplaats IJsselmuiden dichtbij Zwolle ligt, heeft ook meegespeeld.
Corona-effect
“We zijn in het eerste jaar begonnen met een stuk of zestig studenten. En volgens mij zijn er nog dertig over. Wij zijn een jaar
Robin van Marle (l) en Almar Meijerink.
met redelijk veel uitval. Omdat de open dagen destijds allemaal in coronatijd vielen, heeft niet iedereen een goede indruk kunnen krijgen. Ik denk dat wij daarom meer uitval hebben”, vertelt Robin. Almar beaamt dit: “Gewoonlijk halen van de zestig studenten er ruim veertig hun diploma. We doen veel om nieuwe studenten aan te trekken; bij Civiele Technie Windesheim blijven we tot nu toe redelijk op peil, maar bij andere opleidingen loopt de instroom sterk terug helaas. Want de markt is groot genoeg; het bedrijfsleven springt om personeel.”
In het HBO vind je, aldus Almar, intrinsiek gemotiveerde studenten. “Zeker drie kwart van de studenten heeft er ook gewoon zin in en wil er wat van maken. Wat ik ook wel prettig vind, is dat hier het merendeel van de collega’s uit het werkveld komt. Dan heb je een bepaalde cultuur waar ik goed bij pas. Niet lullen, maar poetsen. Die mentaliteit vind ik wel lekker. En ik leer ook gewoon heel veel van collega’s. Sommigen zijn deeltijd docent en werken ook nog in de praktijk.”
Praktijk is beste leerschool
De eerste twee jaar krijgen de studenten de basis aangeleerd, maar tijdens de stages ga je het vak pas echt leren. Om met Robin te spreken: Op school leer je rekenen aan één balk. Maar dat is een klein onderdeel van een constructie. “Op stage heb ik geleerd hoe je daar mee omgaat. Ook leer je contact te houden met opdrachtgevers via email of bellen. Je leert werken in multidisciplinaire teams. Je moet altijd overleggen en openstaan voor de ideeën van de andere disciplines.”
De praktijk is de beste leerschool. “We proberen wel binnen projecten het multidisciplinair werk op te pakken. Eén persoon in het project is dan bijvoorbeeld de constructeur. En iemand anders is weer de tekenaar. En weer iemand anders die pakt het proces aan. Hoe ga je het uitvoeren en zo? Dus het komt in de basis wel in de lessen voor, maar het is toch anders dan in het werkveld”, vertelt Meiijerink.
In hoeverre speelt digitalisering een rol binnen het onderwijs? Vooral
nu met kunstmatige intelligentie, BIM, dan heb je toch wel veel kennis nodig van software. “Wij leren wel werken met bijvoorbeeld Autocad en Revit, maar meer in die zin van: dit knopje doet dit en dat knopje gebruik je hiervoor”, zegt Robin. “Bij een eindtoets trek je twintig lijntjes en een paar bochtjes. Maar echt handig met software word je er niet mee. Dat leer je op stage. Leren door te doen.”
“Wij zijn het onderwijs aan het vernieuwen”, stelt Almar. “We werken steeds meer intensief samen met het werkveld. In Zwolle zijn ze bezig met het versterken van de stadsdijk. Dat gebruiken we in het tweede jaar als een case. Daarin krijgen de studenten ook gastcolleges van de ontwerpers, van de werkvoorbereider. We zijn natuurlijk ook een dag op de bouw geweest en hebben er een rondleiding gekregen.”
Aandacht voor de mens
Ook is er meer aandacht voor de ‘mens in de techneut’. “We zijn bezig met de studenten om zichzelf te leren kennen. Hoe zit je nou in elkaar als mens? Besef dat mensen anders in elkaar zitten. En dat het geen keuze is. Maar dat is nu eenmaal hoe de karakters in elkaar steken. En wat daar de gevolgen van zijn. We proberen daar wel wat meer bewustzijn te creëren. Van, hé joh, besef je ook dat hoe jij in de wedstrijd zit, zo zit een ander misschien niet in de wedstrijd. Maar het kan elkaar wel heel goed aanvullen, want je hebt elkaar uiteindelijk allemaal nodig. Het is niet meteen multidisciplinair samenwerken. Maar ik durf wel te zeggen dat we op die manier wat bewuster bezig zijn met samenwerken met verschillende types mensen. Hier ben ik zelf ook wel heel enthousiast over. Ik ken mezelf wel een beetje, en in het verleden was ik ook wel best anders dan een boel collega’s. De keiharde techneuten zijn anders dan dat ik ben. Moest ik ook wel aan wennen. Dat ging niet meteen goed, zeg maar. Ik vind het leuk om dat de studenten nu al proberen een beetje mee te geven, dat ze in ieder geval ervan weten dat daar verschil in zit.”
Over de auteur
Teus Molenaar is hoofdredacteur van Land+Water.
Beiden delen een voorliefde voor ‘grote machines’.
‘Mensen weten niet hoe divers de werkzaamheden in de infra zijn’
Werk in de GWW-sector is bijzonder veelzijdig
Koninklijke Bouwend Nederland
Infrastructuur is overal in Nederland, maar het tekort aan vakmensen groeit.
Hoe komt dat? René Moerland ziet de nodige uitdagingen bij werving en behoud van personeel en denkt dat dit deels komt door de onbekendheid met het werk.
“Jongeren herkennen een beroep als metselaar, maar niet die in de infrasector. Wij maken de buitenruimte een stuk mooier.” Welke kansen en ontwikkelingen ziet hij om meer vakmensen aan te trekken?
René Moerland is directeur bij Aannemingsbedrijf Gebr. Moerland BV, een infrabedrijf uit Sint-Annaland. Het bedrijf is een begrip in Zeeland en West-Brabant op het gebied van het traditionele grond-, weg- en waterbouw.
Onbekend maakt onbemind
Waar ligt de oorzaak van deze uitdagingen?, is natuurlijk de eerste vraag voor Moerland. “Er is niet één oorzaak”, antwoordt de nuchtere Zeeuw. “Als ik ergens moet beginnen, dan denk ik dat onze sector onvoldoende bekend is. Mensen weten niet hoe divers de werkzaamheden in de infrastructuur zijn en wat er allemaal mogelijk is. Het gaat van dijken, bruggen, sluizen en tunnels tot aan riolering en pleinen in de stad. Bij beroepen als metselaar, loodgieter of stukadoor hebben jongeren meteen een beeld. Dat is anders voor een rioolwerker of vakman
Grond- Weg- en Waterbouw (GGW).”
Het spreekwoord ‘onbekend maakt onbemind’ gaat dan ook op voor deze sector, aldus Moerland. “Ik juich de campagnes toe die Bouwend Nederland lanceert om inhoud te geven aan het werk in onze sector en zo vakmensen aan te trekken. Hoe meer mensen weten wat wij doen, hoe beter.”
Steeds meer zij-instromers
Daarnaast vindt Moerland dat we trotser moeten zijn op wat mensen kunnen maken. “Er wordt vaak neergekeken op buitenwerk en de beroepsscholen die daarvoor opleiden. Jongeren wordt de druk opgelegd om
de ‘hoogst’ mogelijke opleiding te volgen. Ik zie echter een toename in zij-instromers. Jongvolwassenen tussen de 20 en 30 jaar die hun bureaufunctie opzeggen en buiten met hun handen aan de slag gaan. Ook wordt de instroom in technische opleidingen beter.
Toch zullen er de komende jaren steeds
Klankbordgroep Leden Infra Klein
René Moerland is lid van de Klankbordgroep Leden Infra Klein (KLIK). Deze bestaat uit een vertegenwoordiging van mkb-leden die actief zijn in de GWW. De klankbordgroep behartigt de belangen van de achterban. Heb je een vraag, een dilemma, of wil je gewoon even sparren? Neem contact op met Koninklijke Bouwend Nederland.
René Moerland: ‘Het werk in de GWW-sector is erg veelzijdig.”
minder mensen beschikbaar komen om te werken, mede door de demografische ontwikkelingen in Nederland.”
Krachten uit het buitenland
Moerland meent dat voor het afnemende personeelsbestand ook een oplossing te vinden is in het inzetten van buitenlandse krachten. “Deze mensen hebben een goed werkethos. Je moet echter wel zorgen voor een goede balans met Nederlandse werknemers, want anders gaat het ten koste van de communicatie en daardoor weer van de kwaliteit.”
Ook opdrachtgevers zijn medeverantwoordelijk voor het werken naar een oplossing in het personeelstekort, vindt de Zeeuw. “Opdrachtgevers moeten bedrijven niet weerhouden van samenwerking door hun inkoopbeleid, maar juist stimuleren om samen te werken. Daarnaast moeten bedrijven genoeg tijd en ruimte krijgen, zodat we de regie kunnen houden bij het inplannen van een opdracht. Dat is onmogelijk bij een opdracht die binnen vier weken uitgevoerd moet worden en waar de laagste prijs doorslaggevend is. We kunnen niet alles op alles zetten om mensen bij elkaar te schrapen, want dat komt de kwaliteit en het werkplezier niet ten goede. Dat gaat dan weer ten koste aan het imago van de infrasector.”
Over de auteur
Dit artikel verscheen eerder op de website van Koninklijke Bouwend Nederland.
Anne Grooten studeert civiele techniek in Delft
Kansrijke toekomst
in de waterbouwsector
H. de Haan
Geboren en getogen in het Friese Drachten en nu bezig aan haar laatste jaar aan de TU-Delft. Anne Grooten (23) koos voor de studie civiele techniek en ontwikkelde een voorliefde voor waterbouw en alles dat daarmee samenhangt. “Vooral ben ik gefascineerd door de uitdaging om havens te beschermen tegen natuurkrachten, zonder dat dit ten koste gaat van hun operationele functionaliteit”, legt ze gedreven uit.
Waterbouw is in al zijn facetten een boeiend vak. Wat heeft je interesse in deze richting gewekt?
“Het water heeft altijd aantrekkingskracht op mij gehad. Ik kom uit een familie van fervente zeilers en heb mijn vroege jeugd grotendeels op de Friese meren doorgebracht. Dan zie je al snel bouwwerken als bruggen en sluizen. Als kind vroeg ik mij dan altijd af hoe dat werd gebouwd en werkt. Mijn opa woonde bovendien dicht bij het Waterloopbos in de Noordoostpolder. Daar ben ik vaak geweest, erg interessant. Zo raakte ik snel ‘besmet’.”
Hoe ben je uiteindelijk bij Civiele Techniek terechtgekomen?
“Na tweetalig VWO in Drachten ben ik direct naar TU Delft gegaan. Eerst startte ik met een dubbele bachelor Wiskunde en Natuurkunde, maar wiskunde aan de universiteit bleek niet mijn ding. Na mijn bachelor Natuurkunde koos ik voor de master Civiele Techniek, waarvoor ik een extra schakeljaar deed. Nu zit ik in het laatste jaar van mijn master en lig op schema om binnen zes jaar af te studeren.”
De ravage die werd veroorzaak door orkaan Ike in 2008 was enorm (foto: The U.S. National Archives)
Hoe verliep de keuze voor je specialisatie binnen Civiele Techniek?
“Ik ben dus na mijn bachelor Natuurkunde geschakeld naar de volledige master Civiele Techniek, dus moest ik eerst alle vakken volgen. Zowel de wegenbouwvakken als basis constructieve vakken én de waterbouwvakken. Waterbouw is uiteindelijk de specialisatie waar ik voor heb gekozen. Je hebt echter twee richtingen in de waterbouw: de constructieve waterbouw en de iets meer ‘zachte’ waterbouw waarbij je echt conceptueel moet denken. Daaronder valt ook havenlogistiek. Die kant wil ik heel graag op, want ik raakte al snel geïnteresseerd in havenprocessen en -logistiek.”
Met welk afstudeerproject ben je nu bezig?
“Orkaan Ike trof in 2008 het zuiden van de VS, waarbij zeewater uit de Golf van Mexico werd opgestuwd naar de lagune bij Galveston. De orkaan veroorzaakte slagregens en hoogwater. Galveston, een van de twee barrière-eilanden die de lagune deels afsluiten, heeft een haven, net als Houston. Tussen de eilanden door stroomde enorm veel water de baai in, wat leidde tot wijdverspreide overstromingen en schade in het hele gebied. Ik richt mij in mijn afstudeeronderzoek op Galveston. Er bestaat een plan om een hele zeebarrière om de stad Galveston op het gelijknamige eiland heen te bouwen. Maar wat je dan krijgt, is dat de aanpalende haven onbeschermd blijft en deze wordt doorkruist door de zeebarrière. Een ander plan is om de zeebarrière ook rond de haven op te trekken, maar dan ontstaan er problemen met de toegang tot het
Het gebied rond Galveston Bay dat zwaar werd getroffen door orkaan Ike. (Afbeelding: OpenStreetMap)
havengebied en de logistiek. Ik ga onderzoek doen naar adequate maatregelen die de stad Galveston én het havengebied beschermen tegen stormvloed. Ik mag daarbij zelf bepalen wat en hoe ik het ga doen. Mijn focus ligt specifiek op de effecten voor de haven en de beschermingsmaatregelen die nodig zijn om de operationele continuïteit te waarborgen”
Vertel eens over je weg naar dit onderwerp en wie jou daarbij begeleidt. “Prof.dr.ir. Bas Jonkman suggereerde dit afstudeerproject. Na een college van het vak Flood Risk eerder dit studiejaar benaderde ik hem voor een interessant onderwerp op het snijvlak van overstromingsrisico’s en industriële havens, waar mijn interesse ligt. Hij stelde het Texas-project voor, wat mij direct aansprak. Via Jonkmans netwerk kwam ik bij advies- en ingenieursbureau Arcadis in Rotterdam terecht. Mijn begeleider daar geeft waardevolle
Anne Grooten komt uit Friesland en bracht haar jeugd daar grotendeels door op het water. (Foto: familiealbum)
praktische adviezen. Deze werkervaring is zeer leerzaam, ook met het oog op mijn toekomstige carrière.”
Hoe vordert je afstudeeronderzoek tot dusver?
“In september ben ik al begonnen met de eerste voorbereidingen. Dat behelsde het maken van een plan en het afbakenen van het onderwerp. Ik ben nu bezig met het in kaart brengen van de situatie en de omstandigheden in het gebied. De voorlopige werktitel van mijn onderzoek luidt: ‘Integrated design of the Stom Surge Barrier for the city and port of Galveston’. Onderdeel van mijn onderzoek is ook een werkbezoek van twee weken dat ik in maart aan Galveston heb gebracht. Daar op locatie heb ik gesproken met mensen van de Texas A&M University, de Port of Galveston en het US Army Corps of Engineers. Na uitwerken hoop ik in juli klaar te zijn en mijn bevindingen te kunnen presenteren. In totaal duurt de opdracht ongeveer driekwart jaar.”
Wat wil je gaan doen als je straks klaar bent met studeren?
“Na mijn studie wil ik mij eveneens bezighouden met constructieve waterbouw. Dus echt het doorrekenen van constructies. Ik ga goed om mij heen kijken naar een baan waarin dit aspect ook terugkomt. Natuurlijk moet ik bijleren, maar in principe heb ik daar de basiskennis voor. Verder hoop ik te mogen werken aan mooie waterbouwkundige projecten. Heb ook wel nagedacht over de Rotterdamse haven, dat is natuurlijk een enorme organisatie waar ik wellicht aan het werk wil. Helemaal uitgestippeld heb ik het nog niet. In ieder geval in Nederland
Toelatingseisen Civiele Techniek TU Delft
De toelatingseis voor deze studie is een VWO diploma met Natuurkunde en Wiskunde B in het pakket. Doorstromen vanuit het HBO of het WO kan ook. Het kan zijn dat je bepaalde vakken of kennis mist. Er zijn dan verschillende instellingen die cursussen verzorgen die hierop voorbereiden. Meer informatie op www. tudelft.nl
blijven, want hier is veel werk en de verscheidenheid aan projecten die nog moeten gebeuren is enorm.”
Waarom zouden toekomstige studenten moeten kiezen voor een studie civiele techniek?
“Heel veel infrastructuur in Nederland veroudert en is aan vervanging of renovatie toe. Er ligt veel werk voor te weinig mensen. Als civiel ingenieur ga je dus een kansrijke toekomst tegemoet. Ik merk en hoor dat veel bedrijven zelf afstudeerstages aanbieden in de hoop dat studenten na hun studie langer blijven werken. Er wordt gewoon aan je getrokken. Als je straks solliciteert, is dat niet met nog twintig kandidaten op één baan. Er is echt wat te kiezen als je een baan zoekt. Over de studie zelf kan ik zeggen dat je tijdens de bachelor veel rekenwerk moet doen, onderschat dat niet. Tegelijk is het ook heel hands on. Praktisch, want je gaat ook echt ontwerpen. Civiele Techniek is een hartstikke leuke studie met goede begeleiding en waarbij docenten ook nog eens écht luisteren naar de feedback van studenten.”
Over de auteur
Herman de Haan is content manager bij uitgeverij Geomares.
Rick van der Meijs over zijn werk bij Iv
Focus op complexe projecten
Communicatie afdeling Iv Groep
Rick van der Meijs (33) is senior projectleider / hoofd projecten sector
Waterbouw bij ingenieursbureau Iv. Samen met zijn collega’s bedenkt hij oplossingen voor complexe infrastructurele projecten – van integrale ontwerpen voor dijkversterkingen tot het ontwerpen en renoveren van sluizen en hoogwaardige rekenkundige berekeningen van stormvloedkeringen.
Van der Meijs studeerde in 2015 af bij Iv, een wereldwijd opererend ingenieursbureau met zo’n 1.300 medewerkers. Het bedrijf levert hoogwaardige engineering voor complexe vraagstukken in de markten offshore en energie, infrastructuur en water, de maritieme sector, (zware) industrie en gebouwen. “Je kunt Iv zien als een specialist in iedere markt. Die diversiteit en de technische uitdagingen waren ook de reden waarom ik er na mijn afstuderen voor koos om bij Iv te komen werken. Het biedt veel kansen en ik kan hier meewerken aan oplossingen die écht van waarde zijn voor de samenleving.”
Betrokken in alle fasen van een project “Ik werk inmiddels al tien jaar bij Iv en ben nog steeds blij met mijn keuze om hier te blijven werken na mijn afstuderen. Elk project is uitdagend en door de verantwoordelijkheid die je als jonge ingenieur al krijgt in projecten leer je enorm veel. De complexiteit van projecten maakt dat de lat hoog ligt, maar daar staat tegenover dat ingenieurs zich optimaal kunnen ontwikkelen en daar ook goed in worden begeleid.”
Wat volgens hem ook heel leerzaam is, is dat Iv een project compleet kan uitvoeren. “Aan de voorkant van projecten doet Iv diepgaand onderzoek naar ingewikkelde vragen. Zodra het project concreter wordt, maken we de integrale ontwerpen waarin kennis uit verschillende disciplines samenkomt. Iv is ook vaak betrokken tijdens de uitvoering. Het is mooi dat je je eigen ontwerpen zo echt tot leven ziet komen. Zo kun je verifiëren of hetgeen je hebt bedacht en ontworpen in de praktijk doet wat het moet doen. En als er vervolgens aanpassingen moeten komen, wil je begrijpen waarom, want die kennis kun je weer meenemen in nieuwe projecten. Ik geloof dat je als ingenieur altijd moet blijven leren.”
Iv maakte het integrale ontwerp voor de dijkversterking Stad Tiel.
Meest uitdagende project
Sinds twee jaar is Van der Meijs niet alleen senior projectleider, maar vervult hij ook de rol van hoofd projecten binnen de sector Waterbouw. “Deze kans is ontstaan uit een ontwikkelgesprek waarin ik heb aangegeven meer uitdaging nodig te hebben. Ik wilde graag helpen met het verder professionaliseren van
De kadeverbetering bij de Molenkade in GrootAmmers was Van der Meijs’ meest leerzame project.
de aansturing van onze projecten en projectverwerving, en die kans is mij gegeven. Feitelijk houdt het in dat mijn sectorhoofd bepaalde taken uitbesteedt aan mij, waardoor ik verder kan groeien. Vanuit de rol als hoofd projecten stuur ik nu ook jonge projectleiders aan. Dat is niet alleen leuk, maar ook uitdagend. Ik ben zelf nog best jong en leer nog elke dag.” Een van de meest leerzame projecten waar hij zelf op kan terugblikken, is de kadeverbetering bij de Molenkade in Groot-Ammers een aantal jaar geleden. “Dát was een complex project”, vertelt hij. “De dijk moest opgehoogd worden, maar we hadden te maken met monumentale molens die absoluut niet beschadigd mochten raken. De ondergrond was ontzettend slap en er liep een cruciale waterleiding door het gebied die maximaal enkele millimeters mocht verschuiven. Want als die leiding zou klappen, waren de gevolgen niet te overzien.”
Uitdagingen stapelden zich op “Damwanden zeer dichtbij de monumentale molens waren nodig om de waterkering te versterken, terwijl daar in die situatie zwaar materieel voor nodig was. Dat in combinatie met de slappe ondergrond bracht grote uitdagingen met zich mee. Om de dijk te stabiliseren is de sloot direct achter de dijk gedempt. Voordat we dit konden doen, moesten we een nieuwe sloot aanleggen, om de afwatering vanuit de polder naar het gemaal te waarborgen. Er kwam ook wegenbouw bij het project kijken, want er moest een nieuw fietspad over de dijk komen. En ondertussen moesten de molens blijven draaien. Het was een echte puzzel.”
“Ik had het gevoel alsof ik met 1-0 achterstand aan dit project begon. Ik was nog maar een twintiger, het was mijn eerste eigen project en ik zat tegenover klanten en stakeholders die enorm ervaren waren. Dat zij mij serieus namen, gaf me veel vertrouwen. Maar toch, het project kende pieken en dalen. Door veel open gesprekken te voeren en constructief te blijven samenwerken en te communiceren, hebben we het tot een goed einde weten te brengen. Daarbij was er zeker ook heel veel steun en vertrouwen vanuit mijn collega’s bij Iv. Als ik nu terugkijk, heeft het me ontzettend veel geleerd over projectleiding, verantwoordelijkheid en vertrouwen.”
Een intern groeitraject
“Mijn belangrijkste les was om niet alles zelf te willen doen”, zegt hij. “Ik heb de neiging om snel taken van mensen over te nemen. Terwijl het als projectleider en senior juist belangrijk is om anderen verantwoordelijkheid te geven en te vertrouwen op hun expertise. Het is soms lastig om los te laten, maar ik merk dat als ik anderen meer ruimte geef, het eindresultaat beter is.”
Iv besteedt veel aandacht aan de ontwikkeling van medewerkers en biedt hiervoor onder andere een speciaal intern traject voor medewerkers die willen groeien. “In dit traject leerde ik om mijn valkuilen te herkennen en beter om te gaan met het leggen van de juiste focus en prioritering binnen mijn werkzaamheden. In dat traject kreeg ik een coach toegewezen, de directeur van een van de andere divisies, bij wie ik altijd terecht kon voor advies. Het gaf me handvatten om beter grip te kunnen houden op
Uitersten bereiken
Iv heeft als missie om uitersten te bereiken in de wereld van techniek. Hoe complex een vraagstuk ook is: er wordt een werkende oplossing voor gevonden. Dat is ook de drive binnen het bedrijf: ‘missions impossible’ bestaan niet en alleen de hoogste kwaliteit is goed genoeg. Met de grote diversiteit aan projecten in verschillende markten biedt Iv een werkomgeving met veel uitdaging en afwisseling, waar veel kan worden geleerd.
de grotere verantwoordelijkheid in mijn functie. Sindsdien lukt het me om beter gefocust te blijven op het doel dat ik wil bereiken.”
Indrukwekkende tekeningen en berekeningen
Is hij een typische ingenieur? “Die bestaat volgens mij niet”, zegt hij. “In ons vakgebied heb je mensen die zich volledig storten op het technische gedeelte, die indrukwekkende tekeningen en berekeningen maken. Maar je hebt ook mensen die projecten soepel laten verlopen, die de samenwerking stimuleren en de verwachtingen van klanten managen. Ik val meer in die laatste categorie. Mijn kracht ligt in projectmatig werken, overzicht houden en ervoor zorgen dat alle neuzen op het juiste moment dezelfde kant op staan.”
Hij ziet het als zijn taak om klanten mee te nemen in wat hen te wachten staat. “Vaak help ik onze klanten om helder te krijgen wat ze nodig hebben. Ik stel mij op als sparringpartner en geef richting in de te nemen stappen: wat kunnen ze verwachten in dit project; welke stappen zijn nodig en welke risico’s zijn er en welke uitdagingen moeten we samen tackelen? Die begeleiding is net zo belangrijk voor het succes van een project als het technische gedeelte.” Desondanks herkent hij wel een gemeenschappelijke eigenschap bij ingenieurs. “We hebben allemaal de drang om betrokken te zijn van het eerste idee tot de uiteindelijke oplevering. Het moment waarop je een constructie die je op papier hebt bedacht, echt tot leven ziet komen tijdens uitvoering buiten, is geweldig.”
Over de auteur
Dit artikel is aangeleveerd door de communicatie-afdeling van Iv Groep.
Rick van der Meijs (l0: “Samenwerking is de sleutel.” (Foto’s: Iv Groep)
‘Nederland biedt aanzienlijke groeimogelijkheden’
Op zoek naar werk
T. Molenaar
De 23-jarige Gerard Hans Catbagan is op de Filipijnen afgestudeerd als civiel ingenieur. Hij zou graag aan de slag gaan in Nederland. “Het land heeft een zeer geavanceerde en competitieve gemeenschap van civiele ingenieurs, en ik heb er vertrouwen in dat ik daar mijn potentieel maximaal kan benutten”, antwoordt hij.
Catbagan is geboren in La Union, een provincie in de Filipijnen, gelegen in de regio Ilocos op het eiland Luzon. Hij spreekt Filipijns en Engels.
Welke opleiding heb je gevolgd?
“Ik ben afgestudeerd met een Bachelor of Science in Civiele Techniek, met als specialisatie Bouwkunde.”
Wat vond je leuk aan je studie Civiele Techniek?
“Wat ik echt leuk vond aan de studie Civiele Techniek was de balans tussen het leren van theorieën en het toepassen ervan in situaties uit de echte wereld. Ik vond het geweldig om kennis op te doen over ontwerp, schatting en bouwsystemen, waarvan ik weet dat ze waardevol zullen zijn in de bouwsector. Ik waardeerde ook de kans om samen te werken met mijn professoren en klasgenoten, wat me hielp mijn communicatie- en leiderschapsvaardigheden te verbeteren. Over het algemeen heeft de opleiding me geleerd kritisch te denken, problemen op te lossen en vindingrijker te worden.”
Hoe raakte je geïnteresseerd in civiele techniek?
“Mijn interesse in civiele techniek begon al op jonge leeftijd. Mijn vader werkte in de bouw en hij nam me mee naar zijn projecten. Ik was gefascineerd door hoe ze huizen en gebouwen bouwden en ik zei tegen mezelf dat ik dat ook wilde doen. Als kind speelde ik graag met Lego, bouwde ik constructies, wat volgens mij ook mijn interesse in civiele techniek heeft aangewakkerd. Tot slot droom ik ervan om mijn familie een beter leven te geven en ze uit de armoede te helpen, vooral omdat veel van mijn familieleden in de bouw werken. Ik wil ze betere kansen bieden.”
Welke rol zie je voor jezelf binnen de civiele techniek?
“Ik zie mezelf in rollen als constructief ingenieur en bouwplaatsingenieur. Ik vind het geweldig om constructies te ontwerpen om ze veilig en kosteneffectief te maken. Als bouwplaatsingenieur vind ik het bevredigend om het bouwproces van begin tot eind te begeleiden. Ik vind het ook leuk om met mensen te communiceren en samen te werken. Ik sta echter open voor elke rol in de civiele techniek, zolang ik maar kan bijdragen en groeien.
Waarom trekt Nederland u zo?
“Ik geloof dat werken in Nederland mij aanzienlijke groeimogelijkheden zou bieden. Het land heeft een zeer geavanceerde en competitieve gemeenschap van civiele ingenieurs, en ik heb er vertrouwen in dat ik daar mijn potentieel maximaal kan benutten.
Wat voor werk zoekt u?
“Ik zoek werk als bouwkundig ingenieur of constructeur omdat ik echt gepassioneerd ben over het betrokken zijn bij het ontwerp, de analyse en de bouw van constructies. Ik vind het spannend om te werken aan grootschalige projecten zoals bruggen of gebouwen, waar ik kan bijdragen aan iets impactvols en de resultaten van mijn werk tot leven kan zien komen. Ik geniet van de uitdagingen die deze projecten met zich meebrengen en de mogelijkheid om onderweg te leren en te groeien.
Wat zou uw ideale werkgever te bieden hebben?
Mijn ideale werkgever zou sterke ondersteuning bieden voor loopbaanontwikkeling, inclusief trainingen en seminars. Het is ook belangrijk voor mij dat de werkgever prioriteit
Gerard Hans Catbagan zou graag in Nederland willen werken.
geeft aan het welzijn en de mentale gezondheid van werknemers en zich richt op het leveren van uitstekende diensten.
Waar heb je je stage gelopen en wat was je rol?
Ik heb mijn stage afgerond in Baguio City, Filipijnen, waar ik werkte als bouwkundig ingenieur. Ik superviseerde vijf bouwprojecten, voerde dagelijkse inspecties uit om te zorgen dat de ontwerpspecificaties en tijdlijnen werden nageleefd en werkte samen met ingenieurs en aannemers om problemen op de bouwplaats op te lossen.
Over de auteur
Teus Molenaar is hoofdredacteur van Land+Water,
Vereniging van Waterbouwers trekt met notitie aan de bel
Oplossingen om personeelstekort terug te dringen
T. Molenaar
“Door inefficiënte werkwijzen en een gebrek aan besluitvorming gaat niet alleen geld verloren, maar ook veel tijd, energie en menskracht”, stelt Femke Zevenbergen, voorzitter van de Vereniging van Waterbouwers. Zij doet oplossingen aan de hand om de personeelskrapte terug te dringen.
De notitie ‘Uitvoeringsversnellers; vijf maatregelen uitgewerkt’ is gebaseerd op een inventarisatie die de vereniging heeft uitgevoerd bij dijkversterkingsprojecten. De organistie stelt dat Nederland in zijn huidige vorm in belangrijke make is gemaakt door vooruitstrevende waterbouwers. Zij hebben eeuwenlang dijken gebouwd, waterwegen gegraven, land aangewonnen en innovatieve oplossingen ontwikkeld. “Zodat Nederland veilig, leefbaar en bereikbaar blijft voor iedereen die hier woont, werkt en recreëert.”
“De waterbouwers van vandaag willen deze traditie voort zetten, maar constateren dat Nederland vastloopt. De integrale waterveiligheidsopgave zijn groot en complex waarbij tegenstrijdige belangen in het ruimtegebruik de besluitvorming verlammen. De voorbereiding van projecten kost steeds meer tijd, energie en middelen, waardoor de start van de uitvoering langer op zich laat wachten. Doordat de arbeidsmarkt krapte toeneemt is het noodzakelijk om kritisch te kijken naar de functionele inzet van het beschikbare personeel. Er zijn dus structurele veranderingen nodig om in de toekomst met minder geld juist meer dijken en kuubs te kunnen realiseren.”
Arbeidscapaciteit beter benutten
Omdat de druk op de arbeidsmarkt alleen maar verder toeneem (o.a. door vergrijzing en lage toeloop van nieuwe arbeidskrachten) zal meer werk door minder mensen moeten worden verricht. Dat kan alleen als het werk slim wordt aangepakt. “De opgave is groot en de uitvoering blijft al jaren achter op
schema. Het is daarom belangrijk om tijdswinst te behalen.”
De vereniging heeft bestaande praktijken geanalyseerd en doet oplossingen aan de hand om verbeteringen door te voeren. Dit moet leiden tot financiële, personele, papier-, milieu- en tijdsbesparing. Ook tot ‘discussiebesparing’: “minder discussie vergroot het werkplezier en is een belangrijke arbeidsvoorwaarde voor behoud van (jong) personeel. Minder (politieke) discussie zorgt voor minder negatieve energie en meer vooruitgang.”
Centrale regie
Het voornaamste punt in de notitie betreft centrale regie. Het beeld bestaat dat het Hoogwaterbeschermingsprogramma gaat over de waterveiligheidsopgave, maar in feite ligt dit mandaat versnipperd bij de waterschappen. Ieder waterschap heeft zo zijn eigen prioriteiten, expertises en handelswijzen, dus van een uniforme, doelgerichte aanpak is geen sprake. Dit zorgt ook voor wisselende marktbenaderingen en samenwerkingen met de markt en dat zorgt zowel bij opdrachtgever als opdrachtnemer voor inefficiëntie en verspilling. Om zowel financiering als uitvoering onder te brengen bij het Hoogwater Beschermingsprogramma (HWBP) is volgens de vereniging een organisatiestructuuraanpassing nodig conform het advies ’HWBP 2025 2050: Stabiel op koers blijven’ van de Taskforce
De cover van de notitie van de Vereniging van Waterbouwers. (Beeld uit de notitie van de vereniging)
Deltatechnologie (TFDT).
“Het opzetten van een centrale uitvoeringsorganisatie heeft als voordeel dat zowel HWBP als het waterschap meer financiële controle krijgen op taakstellend budget, risicomanagement, nacalculatie, etc. Ook ontstaat er politiek bestuurlijk draagvlak en doorzettingsmacht richting de realisatie van het project. Dat geldt ook bijvoorbeeld voor koppeling met andere programma’s zoals KRW, PAGW en Ruimte voor de Rivier 2.0 (voorheen IRM).
Vanuit het project Dijkversterking Markermeerdijken is een ca. 15 miljoen euro kostenbesparende PAGW-meekoppelkans na jarenlang overleg met Provincie Noord-Holland en RWS terzijde geschoven.
Een voorbeeld uit de huidige praktijk: “Vanuit het project Dijkversterking Markermeerdijken is een ca. 15 miljoen euro kostenbesparende PAGW-meekoppelkans (Programmatische Aanpak Grote Wateren) na jarenlang overleg met Provincie Noord-Holland en RWS terzijde geschoven. De kans bestond uit het hergebruiken van reeds aanwezige tijdelijke werkbanen waarmee 5km natuurvriendelijke oever zou kunnen worden gerealiseerd voor PAGW. Door gebrek aan centrale regie en besluitvormingsmandaat bij bestuurders is dit traject na 3 jaar besluiteloos overleg kansarm stopgezet.” De gewenste praktijk: “De inspiratie voor de centrale uitvoeringorganisatie komt voort uit het programma ‘Ruimte voor de rivier’. Uit de (deel)evaluaties van dit programma blijkt het positieve effect van een centrale uitvoeringsorganisatie. Door dat programma werden de projecten – waarin vaak meerdere opgaven gecombineerd waren – centraal gestuurd van uit de programmadirectie maar, waar nodig of opportuun, samen met een lokale overheid gerealiseerd. Bijvoorbeeld bij de projecten Ruimte voor de Waal in Nijmegen (RWS en gemeente Nijmegen) en Ruimte voor de Rivier IJsseldelta (RWS en Provincie Overijssel). De projectbureaus bestonden uit een samenstelling van RWS-medewerkers en ambtenaren van regionale overheden. De gemengde samenstelling droeg bij aan vertrouwen tussen alle partners.”
Projecten samenvoegen
De vereniging doet de suggestie projecten samen te voegen in (regionale) portfoliocontracten. “Omdat HWBP-projecten afzonderlijk worden beschouwd, vormgegeven en gecontracteerd, worden telkens arbeidsintensieve, kostbare en tijdrovende aanbestedingsprocessen doorlopen. Datzelfde geldt na gunning bij het projectspecifiek maken van het opdrachtnemers managementsysteem. Door verschil in contractvormen en het, na afronding, uiteenvallen van projectteams is het lerend vermogen over projecten heen beperkt. Gebrek aan duidelijkheid over vervolgprojecten maakt innovaties en investeringen in specifieke (eenmalige) voorzieningen onzeker en minder voor de hand liggend.”
“Een gemiddelde tender duurt ca. 8 maanden, datzelfde geldt voor het schrijven van het contract: tezamen ca. 1,5 jaar doorlooptijd. Aan een tender doen gemiddeld 4 inschrijvers mee die ieder ca. 12 fte inzetten en ca. €0,8 miljoen aan kosten maken, datzelfde geldt voor de opdrachtgever: tezamen ca. 50 fte en ca. €4 miljoen. Met het toepassen van portfoliocontracten kan het aantal aanbestedingen
Het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ geldt als voorbeeld waar koppelkansen zijn benut als gevolg van een centrale regie.
minstens gehalveerd worden, en daarmee dus zowel aanzienlijke versnelling als besparing opleveren. Portfoliocontracten hebben daarnaast als voordeel dat op elkaar ingespeelde teams doorlopen in een volgend project en daar een vliegende start maken. En omdat deze contractvorm meer uniformiteit en langdurige zekerheid biedt, worden managementsystemen minder arbeidsintensief en gaan specifieke investeringen in innovatie en materieel lonen. Dit heeft ertoe geleid dat portfoliocontracten zijn opgenomen in het advies van de onafhankelijke commissie ‘Ontwikkeling en instandhouding infrastructuur in beheer bij I&W’. Dit advies wordt in de praktijk nog nauwelijks toegepast.”
Kans op vervolgtraject
Een voorbeeld uit de huidige praktijk: ‘Het Waterschap Limburg heeft de afgelopen periode en komende periode diverse tenders (Nieuw-Bergen, Belfeld, Arcen, Buggenum en Thorn-Wessem) met beperkte projectomvang, maar forse tenderlasten en doorlooptijden aanbesteed/voorzien.
Hierdoor moet het projectteam van het waterschap veel tijd en middelen vrijmaken voor het doorlopen van meerdere aanbestedingsprocedures en per project leren samenwerken met andere teams. Dit vergt ook aan de aannemerszijde veel tijd, geld en energie.”
De gewenste praktijk is: “Het project Sterke Lekdijk versterkt, via meerdere deelprojecten, de dijk tussen Amerongen en Schoonhoven over een lengte van 55 km. Hoewel dit project vanwege de ontwikkeling en toepassing van innovaties geen doorsnee project is, zijn de separate deelprojecten dat veelal wel. Het programma is gegund aan 3 marktpartijen die ieder één of meer van de 6 deelprojecten kunnen uitvoeren, waarbij een volgend project op basis van past-performance wordt gegund. Ieder deelproject heeft een eigen uitvoeringscontract, waardoor de contractwaarde en het risicoprofiel steeds relatief laagblijven en daarmee ook voor het MKB prima bereikbaar is. Doordat de kans op een vervolgproject veel groter is dan met een reguliere aanbesteding, was de bereidheid om te investeren in innovatie groot. Deze innovaties hebben veelvuldig geleid tot een reductie/optimalisatie van het ontwerp en de uitvoeringskosten. De business case voor toepassing van dergelijke innovaties en schoon en emissieloos materieel wordt realistischer met een garantie op dekking binnen één programma.”
Tweefasen-aanpak
Ruime aandacht is er voor de tweefasen-aanpak, omdat deze contractvorm zijn nut al heeft bewezen bij bouw- en infrastructuurprojecten waarvan het verloop vooraf niet goed is in te schatten vanwege de complexiteit, grote risico’s of vele onzekerheden. Toch ziet de vereniging terughoudendheid bij waterschappen, “mede vanwege de beeldvorming dat het tweefasen-proces de projecten te duur zou maken”.
In de notitie is een aantal voorwaarden opgenomen waaraan tweefasen-projecten moeten voldoen om ze succesvol te kunnen afronden. Ook hier een voorbeeld uit de huidige praktijk: “Het project IJsselmeerdijken zou in eerste aanleg met een tweefasen-aanpak op de markt komen. Uiteindelijk is door Waterschap Zuiderzeeland besloten dit toch d.m.v. een D&C-project te doen en grote verantwoordelijkheden en risico’s bij de markt te leggen. De markt moet zich daarbij contractueel committeren aan verantwoordelijkheden waar zij nauwelijks tot geen invloed op heeft gehad (bijvoorbeeld het bepalen van de hydraulische uitgangspunten/ randvoorwaarden of het garanderen van voldoende laadcapaciteit voor elektrisch materieel). Verantwoordelijkheden en risico’s die juist vragen om een gezamenlijke aanpak zoals tweefasen. Zorgen over de competenties van de eigen organisatie waren één van de redenen voor deze beslissing. De vraag is of een stevig aangezet positiecontract dan de oplossing is. Ook de huidige subsidieregeling van het HWBP (10% eigen bijdrage en alle risico’s voor het waterschap) zal hierin een rol spelen. De vraag is of het doel van kostenvermindering uiteindelijk bereikt wordt.”
Het kan ook anders: “De realisatie van de laatste 4 km verruiming
van het Julianakanaal is ontstaan vanuit een calamiteit en dat kent niet de gewenste aanloopfase. Het laat wel zien dat uiteindelijk door transparantie en samenwerking (de essentie van de tweefasen aanpak) snel resultaten geboekt kunnen worden. Baanbrekend is de wijze waarop aanpassingen in de scope, tijd en kosten werden overeengekomen. Het project werd zowel voor de voorbereiding als realisatie uitgevoerd in bouwteamverband. Daarbij worden alle besluiten over uitvoering en scope door RWS en aannemer gezamenlijk genomen. Kosten met overeengekomen opslagen worden vergoed, waarbij de aannemer het risico van de eenheidsprijzen draagt en RWS dat voor de scope. Wijzigingen op de scope worden vastgelegd in een besluitenlijst van het bouwteam overleg en vervolgens opgenomen in een herijking van de begroting. Die begroting wordt getoetst door een team vanuit de kostenpool van RWS en na toetsing geaccepteerd. Betalingen worden daarop aangepast aan de herziene begroting. Een capaciteit- en tijdrovend VtW-proces (Verzoek tot Wijziging) wordt hiermee volledig voorkomen.”
Fastlane-aanpak breder inzetten
Tot slot wil de vereniging de voorwaarden verruimen voor de fastlane-aanpak van HWBP-projecten. Uit de evaluatie van het HWBP (2024) blijkt dat de gemiddelde doorlooptijd van dijkversterkingsprojecten is toegenomen van 7 naar 8,5 jaar. Een belangrijke oorzaak hiervan is de grote administratieve druk en trage besluitvorming als gevolg vande subsidieregeling. Dit alles vereist het opstellen en controleren van tal van documenten.
De huidige regeling biedt een fastlane-aanpak waarbij subsidies voor meerdere projectfasen, zoals planuitwerking en realisatie, tegelijkertijd kunnen worden aangevraagd. Hierdoor verminderen de administratieve lasten, het aantal beslismomenten, de benodigde mankracht, de doorlooptijd en de onvoorspelbaarheid. De aanpak resulteert daarmee in aanzienlijke versnelling en kostendaling, maar is momenteel alleen mogelijk op kleine werken met eenvoudige opgaven (<€1 miljoen, 1 oplossing, 1 jaar realisatie). Het advies is om de fastlane-aanpak breder toepasbaar te maken en de voorwaarden te verruimen zodat ook de planning en kosten op grotere en complexere projecten beter worden beheerst. Bij voorkeur geldt daarbij als uitgangspunt ‘de fastlane-aanpak tenzij’, zodat de uitgebreide aanpak alleen in uitzonderlijk geval wordt toegepast. Hierbij helpt het om in de (voor)verkenningsfase een uitgebreide(re) initiële veiligheidsbeoordeling uit te voeren.
Bij de dijkversterking Meanderende Maas zijn meerdere KRW-maatregelen meegenomen.
Het project Sterke Lekdijk geldt als een goed voorbeeld.
Uit analyse van hoogwaterstanden blijkt:
Maas nog steeds onveilig
Prof.dr.ir. S. van Baars
Komend nieuwjaar is het alweer honderd jaar geleden dat de grootste watersnoodramp in de geschiedenis van de Maas plaatsvond. Overstromingen traden in heel Limburg op vanaf de grens bij Eijsden tot zelfs in Brabant en Gelderland. Dit zou zomaar weer kunnen gebeuren.
Men zou denken dat in de decennia daarna een adequaat systeem van waterkeringen zou zijn gemaakt, maar dat gebeurde niet. Pas na de overstromingen van de Maas in 1993 en 1995 zijn verschillende maatregelen genomen om de hoogwaterveiligheid te vergroten. Het gaat hierbij om de aanleg en later ook verbetering van waterkeringen en om meer ruimte voor de rivier de Maas. De aanleg van waterkeringen gebeurde conform de Deltawet Grote Rivieren. De keringen werden ontworpen conform de commissie Boertien. De hoogte van de waterkering werd bepaald door de maximale waterstand van een 1:50 jaar-hoogwatergolf (met een destijds geschatte maximale afvoer van 2.700 m3/s) en een waakhoogte van 50 cm. Dit was een uiterst onveilig uitgangspunt gezien de reeds gemeten afvoeren van 3175 m3/s, 3050 m3/s en 2817 m3/s in respectievelijk 1926, 1993 en 1995. Vanaf 2001 werd uitgegaan van nieuwe Hydraulische Randvoorwaarden (de HR2001).
Bij deze randvoorwaarden hoorden een 1:250 jaar overstromingskans en voor grote plaatsen 1:1250 jaar (met te laag geschatte afvoeren van respectievelijk 3.275 m3/s en 3.800 m3/s).
De minister van Waterstaat had al in 1995 beloofd dat de bewoners voor
2005 beschermd zouden zijn tegen overstromingen met een kans van voorkomen van 1:250 jaar, maar omdat deze belofte te duur was, zijn de normen later sterk verlaagd. Vanaf 1 januari 2017 gold een nieuwe normering met een nieuw instrumentarium om waterkeringen te beoordelen, het Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium (WBI2017). Hierbij werd niet meer van de werkelijke afvoeren uitgegaan, maar van gesimuleerde afvoeren. Voor de trajecten met de laagste veiligheid, met een 1:100 jaar ondergrens, gold een gesimuleerde afvoer van 3224 m3/s. Ook deze waarde is gezien de werkelijke afvoeren uit het verleden nog steeds structureel te laag. Sinds 2023 is het WBI2017 opgaan in het BOI, het Beoordelings- en OntwerpInstrumentarium. De nieuwe normen (ondergrenzen) zijn voor Maastricht 1:1000 jaar, steden als Venlo en Gennep 1:300 jaar en de overige trajecten 1:100 jaar.
Door het oog van de naald
Op veel plaatsen stond het Maaswater in de zomer van 2021 tot aan de rand van de dijken en kaden. Dit gebeurde in veel plaatsen zoals Maastricht, Maaseik, Aasterberg, Wessem, Roermond, Horn,
Hoogste Jaarafvoer Maas bij Borgharen/Eijsden/St. Pieter (1911-2025) Gemiddelde en Standaard Deviatie per 9 jaar
= 0,619
Buggenum, Arcen, Broekhuizen, Steyl en Well. In Maastricht liepen kelders en parkeergarages onder water. Veel mensen werden geëvacueerd en het Maaswater kwam tot enkele centimeters onder de rand van de kade.
Bij Heppeneert/Maaseik stond het Maaswater zelfs een centimeter boven de rand van het muurtje op de kade. Er waren zandzakken op het muurtje nodig om een overstroming te voorkomen. Bij Aasterberg en Horn stroomde het water zelfs over de dijk. En dan hadden we nog geluk, immers voor de meer benedenstroomse dijkvakken stond het water relatief laag; zo staat in een ENW-rapport: “Omdat het hoogwater van juli 2021 van uitzonderlijk korte duur was (de afvoergolf had dus een zeer spitse vorm), nam de piekafvoer benedenstrooms van Roermond sterk af. De waterstanden bleven daardoor lager.”
Invloed van de klimaatverandering
In Maastricht is de neerslag voor de maanden december, januari en februari tezamen over de afgelopen 100 jaar met 32% gestegen. Men zou misschien verwachten dat de maximum afvoerdebieten ook met zo’n groot percentage zijn gestegen, maar dat is gelukkig niet het geval, omdat de
Negenjaars gemiddelde waarden en standaard deviaties van de afvoer. Kans op een afvoerdebiet van de Maas.
[%}
neerslag in de Ardennen minder sterk is toegenomen. In de grafiek op pag. 28 staat met zwarte vierkantjes op de linker verticale as de maximale jaarafvoer van de Maas bij Maastricht uitgezet, niet per jaar, maar gemiddeld over 9 jaren. Met rode ruitjes staat op de rechter as de standaard afwijking (spreiding) van dezelfde 9 afvoerdebieten uitgezet. Op deze wijze wordt de invloed van de klimaatverandering op de afvoer goed zichtbaar.
Met de formules vinden we voor 2025 een gemiddeld afvoerdebiet van 1493 m3/s en een spreiding van 548 m3/s. Opvallend is, dat de afgelopen eeuw de gemiddelde waarde slechts met 0,619 x 100 jaar / 1493 = 4% is gestegen en de spreiding slechts met 0,519 x 100 jaar / 548 = 9%.
Hoe onveilig is de Maas?
Dat overstromingen ook nu nog, en ook in de zomer, gevaarlijk kunnen zijn, toonde de zware regen in juli 2021 met 180 slachtoffers in Duitsland en 42 in België. En dat de werkzaamheden langs de Maas in Nederland weldegelijk effect hebben, daarvan getuigt ook 2021, want anders was het in Limburg zeker opnieuw mis gegaan. Maar dat we in 2021 door het oog van de naald zijn gekropen, valt ook niet te ontkennen. En dan hebben we in 2021 nog voor het benedenstrooms traject geluk gehad met de zeer smalle golfvorm. Er is dus geen discussie mogelijk over de kritieke toestand van de dijken langs de Maas; immers er kon geen druppel meer bij. Maar welke veiligheid, kans, of herhalingstijd, hoort nu bij het hoogwater van 2021?
In de grafiek op pag. 29 staan de gemeten afvoerdebieten tegen de kans weergegeven. Bij deze werkelijk opgetreden kansverdeling zijn eenvoudig alle gemeten maximale debieten voor alle jaren op een
y-as weergegeven, tegen de waargenomen kans op een logaritmische x-as. Het grootste debiet in honderd jaar heeft dan een kans van 1%, het tweede debiet een kans van 2%, en zo verder.
De zwarte lijn toont de werkelijk gemeten waarden over de afgelopen 115 jaar. Hierbij ontbreken voor oude metingen de effecten van de klimaatverandering. Bij de rode lijn zijn daarom de debieten per jaartal gecorrigeerd voor de klimaatverandering, voor zowel het veranderde gemiddelde, als de veranderde spreiding. Dus hoe verder terug in de tijd, hoe meer het gemiddelde is opgehoogd en ook hoe groter de afwijking tot de gemiddelde waarde voor dat jaar.
De kans per jaar die bij het hoogwater van 2021 hoort, vinden we bij de gemeten afvoer van 3309 m3/s. Deze kans kan met de zwarte formule worden teruggerekend en is 1,16%, zodat de ongecorrigeerde herhalingstijd (1 jaar/kans) T = 86 jaar. Met de rode formule wordt voor deze afvoer een kans per jaar uitgerekend van 1,46%, zodat de gecorrigeerde gemeten herhalingstijd T = 68 jaar. Volgens de Waterwet hoort de herhalingstijd in Maastricht 1000 jaar te zijn, voor de andere steden 300 jaar en voor de overige trajecten langs de Maas 100 jaar. Deze normen worden, uitgaande van de gemeten hoogwaters in het verleden, volstrekt niet gehaald, zodat helaas geconcludeerd moet worden dat, zelfs 100 jaar na de watersnoodramp van 1926, de waterveiligheid bij de Maas nog steeds niet op orde is.
Over de auteur
Stefan van Baars is voormalig hoogleraar en ere-hoogleraar grondmechanica en funderingstechniek aan de Universiteit van Luxemburg
Hoogwater van de Maas in 2021; kade in Maastricht.
GIS-tool om samen een toekomstbestendig landschap te ontwerpen
Tastbaar Landschap
X. Hu MSc. / J. Droesen MSc. / E. van Elburg MSc.
Klimaatverandering vereist een geïntegreerde aanpak in ruimtelijke planning voor een toekomstbestendig landschap. Dit kent veel uitdagingen, zoals een gebrek aan integratie van de kennis en methodieken van verschillende vakgebieden en de actieve participatie van betrokkenen. GIS-tool Tastbaar
Landschap helpt de overheden aan hun ‘silo’s’ te ontstijgen.
Ateliersessies zijn een veelgebruikt instrument om verschillende achtergronden samen te brengen, gezamenlijk oplossingen te ontwerpen en zo tot een integrale toekomstvisie te komen. Tijdens zulke sessies worden bedachte ideeën en maatregelen vaak geschetst op papieren 2D-kaarten. Over de impact van deze ideeën (bijvoorbeeld overstromingen) is echter ter plekke niets bekend. GIS-modellen kunnen deze impact berekenen, maar zijn pas beschikbaar na digitalisering van de schetsen. Dergelijke modellen zijn vaak ontoegankelijk voor veel betrokkenen, maar wel essentieel in het ontwerpproces om de kloof tussen de verwachte en de werkelijke impact zo klein mogelijk te houden. Het zou daarom erg waardevol zijn als dergelijke rekenmodellen al tijdens ateliersessies beschikbaar zijn, zodat deelnemers direct feedback krijgen over de mogelijke impact.
Doelen
Het is bekend dat driedimensionale presentaties, zoals maquettes, een beter inzicht geven, dan de ‘platte’ weergave van papieren of digitale kaarten. Het Tastbaar Landschap (TL) kan hierbij van grote waarde zijn. Het omvat een zandmaquette, aangestuurd door GIS-software, voor ‘real-time’ ruimtelijke simulatie. TL koppelt een hoogtemodel van
de maquette aan een digitaal model met behulp van 3D-sensoren, waardoor gebruikers GIS-modellen, simulatie, en visualisatie kunnen toepassen.
Het doel van het TL is belanghebbenden meer inzicht te geven in de dynamiek van het (rivieren)landschap, fysiek bezig te laten zijn met veranderingen in dat landschap, en ze in staat te stellen de impact van die veranderingen te analyseren. Uiteindelijk helpt dit om betere besluiten te kunnen nemen in het landschapsontwerp.
Tangible Landscape software
Het TL bestaat uit een 3D-model van een landschap van kinetisch zand (een zeer goed vervormbaar mengsel van fijn zand met een rubberverbinding), dat wordt gemaakt met een mal. Een 3D-camera (Xbox Kinect) hangt hierboven en kan met vrij beschikbare Tangible Landscape software een hoogtemo-
del en een kleurenscan van het zandmodel produceren.
Met het hoogtemodel zijn fysieke aanpassingen aan het zandmodel te registreren, en via de kleurenscan zijn gekleurde objecten te herkennen. Vervolgens zijn hier allerlei rekenmodules aan te koppelen, waarna het resultaat weer op het zandmodel is te projecteren met een beamer.
Herkennen van interventies
Binnen de huidige opstelling maken we enkel gebruik van de kleurenscan. Vanwege de beperkte resolutie van de scanner en de relatief grote schaal van het zandmodel is de hoogte van dijken niet goed te scannen. Als alternatief hiervoor hebben we een Python-module ontwikkeld die gekleurde elementen kan herkennen. Deelnemers kunnen interventies in het landschap aanbrengen, door met zwarte touwtjes dijken aan te leggen of te verleggen,
Zo ziet Tastbaar Landschap eruit.
‘Touwtjes’ stellen dijken voor.
TL is gebruikt binnen het project ‘Waterveiligheidslandschappen Gelderland’, als instrument tijdens de ateliersessies.
en met op maat geknipt wit papier de locaties en grootte van terpen aan te geven. De touwtjes en terpen worden vervolgens herkend en omgezet naar ruimtelijke data.
De touwtjes worden lijngeometrieën, en samengevoegd met bestaande dijken die de deelnemers al dan niet willen behouden. De terpen worden vlakken, waaronder het digitale hoogtemodel wordt aangepast naar een in te stellen hoogte ten opzichte van het bestaande maaiveld. Deze resultaten dienen vervolgens als input voor een overstromingsmodel, die de impact van deze interventies kan berekenen.
Overstromingsmodel SFINCS
TL gebruikt het overstromingsmodel SFINCS, ontwikkeld door Deltares. SFINCS kan snel en relatief accuraat overstromingsdieptes voorspellen, en is hierdoor bij uitstek geschikt voor gebruik in interactieve ateliersessies.
Behalve het hoogtemodel (inclusief rivierbathymetrie) en dijken gebruikt SFINCS onder andere tijdreeksen van bovenstroomse afvoer en benedenstroomse waterstanden. Door deze reeksen aan te passen is een overstromingsscenario te simuleren. Voor een gedefinieerde periode berekent SFINCS op basis van natuurkundige wetten de stroming van het water in het casusgebied. De resulterende overstromingsdieptekaart is vervolgens te projecteren op het zandmodel voor verdere analyse.
Ateliersessies in de praktijk
Onze opstelling van het TL is gebruikt binnen het project ‘Waterveiligheidslandschappen Gelderland’, als instrument tijdens de ateliersessies. Het casusgebied is het splitsingspunt van de Oude Rijn en Waal, een gebied van twaalf bij negen kilometer, dat van groot belang is voor het Nederlandse riviersysteem omdat het de verdeling bepaalt tussen de Waal, Nederrijn en IJssel. De elf deelnemers aan de ateliersessie voor het project Waterveilig-
heidslandschap Gelderland waren directe belanghebbenden van o.a. het waterschap, het Rijk (Deltaprogramma), provincie, ingenieursbureaus en de binnenvaart. De aanwezige experts gingen enthousiast aan de slag met allerlei scenario’s, zoals het weghalen van alle dijken, en het meestromen of als waterretentiegebied dienen van de Rijnstrangen. Dijken werden verplaatst en dorpen werden op terpen gelegd. Zo werden in een sessie van een uur allerlei scenario’s bedacht, doorgerekend en voor- en nadelen geanalyseerd.
Uit de afgenomen enquête bleken de meeste deelnemers nooit eerder met een zandmodel te hebben gewerkt. Ze waren positief over het gebruik ervan om het landschap beter te begrijpen (gemiddeld een 7) en vonden het makkelijk in gebruik (gemiddeld een 7). Doordat het een grote groep was, was de mate van interactie en groepssamenwerking voor verbetering vatbaar (gemiddeld een 6).
Na de eerste ervaringen met deze opzet van TL is de sessie herhaald op de Wageningen Model & Data Day. Dit betrof vooral onderzoekers met affiniteit voor modellen, maar doorgaans niet met het casusgebied en kennisdomein. De deelnemers voelden zich aangemoedigd verschillende scenario’s uit te denken en te bediscussiëren (gemiddeld een 9). Ze waardeerden de combinatie van het tastbare zandmodel en virtuele hydrologische model (gemiddeld een 8). Bovenal vonden de deelnemers het spelenderwijs interveniëren erg leuk (een 9!) om te doen.
Vanuit beide ateliersessies zijn ideeën gekomen voor verdere ontwikkeling, zoals het zien van de impact op verschillende schaalniveaus, en op verschillende vormen van landgebruik (stedelijk gebied, landbouwareaal).
TL geeft meer inzicht
Het gebruik van TL tijdens de ateliersessies heeft aangetoond dat het een brug kan slaan tussen gecompliceerde GIS-modellen en fysieke zandmodel. Belanghebbenden met verschillende achtergronden krijgen meer inzicht in het landschap, kunnen impact direct analyseren, en kunnen op een luchtige en leuke manier ideeën met elkaar delen en bediscussiëren. Barrières tussen verschillende vakgebieden kunnen zo weggenomen worden, om vervolgens gezamenlijk besluiten te nemen over het landschapsontwerp.
Vooruitblik
Het TL is gebaat bij een modernere scanner, zodat fysieke veranderingen in het zand ook gedetecteerd kunnen worden. Dit zal de interactie met het model en de interactie tussen de deelnemers verbeteren. Ook is het dan toe te passen op grotere gebieden.
Door het TL te gebruiken als brug tussen verschillende kennisdomeinen, wordt het participatieproces van ruimtelijke planning en ontwikkeling inclusiever en effectiever. Dit leidt tot een beter geïnformeerde besluitvorming en meer gedragen oplossingen voor de huidige en aankomende complexe ruimtelijke vraagstukken, in zowel landelijke als stedelijke gebieden.
Over de auteurs
Xiaolu Hu is Landschapsarchitect/onderzoeker; Jan Droesen is Onderzoeker Landgebruik; Eline van Elburg is GIS expert en softwareontwikkelaar (allen bij Wageningen Environmental Research).
Opus magnus van Mieke van Dijk en Mirjam van de Velde
Alles over het landschap
T. Molenaar
Je mag het gerust het opus magnus noemen van Mieke van Dijk en Mirjam van de Velde: het boek ‘Landschap in de maak’. Twee delen, 834 pagina’s, een kleine drie kilo. En werkelijk alles wat je wilt weten over het Nederlandse landschap; historie en toekomst.
Een oud gezegde meldt dat God de aarde schiep, behalve Nederland, want dat deden de Nederlanders zelf’. Het levenswerk van de twee schrijfsters doet uitvoerig uit de doeken hoe de Nederlanders dat hebben gedaan en waar zij zich de komende decennia op zullen richten.
Mieke van Dijk studeerde af aan de Universiteit Wageningen in de opleiding cultuurtechniek (landinrichting) en was 38 jaar docent aan de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting van de Hogeschool Larenstein in Boskoop en Velp. Mirjam van de Velde studeerde af bij deze opleiding en werkte vervolgens aan het landschap vanuit adviesbureau
Eelerwoude, de gemeente Renkum en bij landschapsarchitect Rob Aben. Tegenwoordig werkt zij als zelfstandige en is zij docent aan de OntwerpAcademie in Boskoop. Al hun kennis over landschappen is in drukvorm verzameld door uitgeverij Landwerk (www.landwerk.nl).
Veel beeld
Deel 1 gaat over de landschapsgeschiedenis
Laag Nederland tot 1850. Water, wind, ijs en plantengroei leverden het fundament waarop mensen hun omgeving boetseerden. Nederland, als onderdeel van het Noordzeebekken, daalt voortdurend (behalve Zuid-Limburg en het uiterste oosten van ons land). De daling is het sterkst in het midden van de Noordzee. De grote rivieren Rijn, Maas en Schelde vulden het bekken en voerden aldoende slib, zand en kiezels aan. Ook de gletsjers uit de ijstijden hebben materiaal aangevoerd. Al met al voldoende voor de Nederlanders om ermee te gaan ‘kleien’. Geografische kaartjes in het boek maken duidelijk hoe dit allemaal in zijn werk
is gegaan. Het is overigens een genot, een overweldigend gevoel van herkenning, om al het beeld te zien in de drukwerken. Mieke van Dijk en Mirjam van de Velde kozen voor een verhalende benadering, met aandacht voor de natuurlijke processen en de maatschappelijke en technische ontwikkelingen: “Zoveel mogelijk laten we kaartjes en beeldmateriaal het verhaal vertellen. Met landschapsbeelden, reconstructies, oude schilderijen en foto’s wekken we de landschappen tot leven. Dat doen we voor iedereen die de Nederlandse landschappen beter wil leren kennen. Al met een beetje inzicht in hun geschiedenis worden landschappen meer dan een decor. Want, zoals voetballer Johan Cruijff zei: ‘Je ziet het pas als je het doorhebt’.”
Verdronken land
Hoezeer de Nederlanders ook hun best deden om boven het water uit te komen bij de ontginning van de delta, regelmatig ging het toch mis. Er is in de loop der eeuwen veel polderlandschap verloren gegaan. Lezenswaardig is hoe het Reimerswaal is vergaan; ooit een welvarende stad in Zeeland door handel in meekrap (kleurstof) en zout. Maar de zoutwinning droeg bij aan haar ondergang: het land rond de stad was zo laag komen te liggen dat de zee het overspoelde. Het Land van Saeftinghe ging ten onder aan oorlogsgeweld tegen de Spanjaarden; op last van Willem van Oranje staken de soldaten de toch al gehavende dijken door om de Spanjaarden de toegang tot Antwerpen te ontzeggen.
Hoe land wordt gewonnen en weer verloren gaat, valt te lezen in het hoofdstuk ‘De lotgevallen van de Biesbosch’; eigenlijk een minia-
Een typisch beeld van een Nederlands landschap.
tuur van de landschappen in laag Nederland door de eeuwen heen.
Natuurlijk is het gebruik van het landschap door de inwoners mede bepalend: de vorming van steden, landbouw, (spoor)wegenaanleg, oorlogen. De auteurs besteden hieraan doorheen de boeken uitgebreid aandacht.
Ook aan veranderde inzichten, waardoor bijvoorbeeld de Properpolder en de Hedwigepolder zijn teruggegeven aan de Westerschelde: zodat ze door de stromingen in de zeearm op een natuurlijke manier worden verhoogd en uiteindelijk betere landbouwgrond opleveren.
Industriële revolutie
Tot 1850 gaat het in Nederland om diepe polders en de aanleg van kanalen. De scheiding tussen de twee delen vindt zijn oorsprong in de industriële revolutie. Deze zorgde voor nieuwe technieken (niet meer alles met de hand) om het water te beheersen en zorgde voor nieuwe meststoffen die ontginning van onvruchtbaar land mogelijk maakte.
De nieuwe periode kenmerkt zich tevens
door de snelle bevolkingsgroei met een grote vraag naar grond, brandstof, woningen, infrastructuur, voedsel en recreatie als gevolg. Dit deel richt zich op rivieren, de Zuiderzeewerken, kusten en het Laagland.
Hier zien we een afbeelding van de Aardappeleters van Vincent van Gogh als symbool van veranderend landschap door de aardappelteelt die een einde maakte aan de honger. Maar ook een foto van stoomfabrieken en trekschuiten. Omdat het transport van de producten uit de fabrieken grotendeels over het water ging, werden de productiehallen vaak aan het water gebouwd.
Zuiderzeewerken
Als iets heeft bijgedragen aan de landschappelijke vorming van Nederland dan zijn het wel de Zuiderzeewerken. Met de aanleg van de Afsluitdijk (ook de versterking ervan komt aan bod), de Houtdijk, de Wieringer polder, IJselmeerpolders, de vorming van het Markermeer, de aanleg van de Marker Wadden en Schokland als archeologische schatkamer.
Het Waterloopbos komt aan bod evenals (elders in het land) het ontwerp en de bouw van stormvloedkeringen. Gezien de klimaatverandering gaan de schrijfsters uitgebreid in op de vraag of de Waddenzee de verdrinkingsdood tegemoet gaat. En hoe gaan we de veengebieden weer omhoog brengen?
Werkelijk geen enkel aspect dat te maken heeft met landschapsvorming laten beiden onvermeld.
De toekomst
Landschap verraadt hoe het verleden zich heeft ontsponnen, maar
staat niet stil; het ontwikkelt zich voortdurend.
Het is interessant om te lezen hoe het tweetal de toekomst beschouwt. “Nederland staat de komende decennia voor een enorme opgave om de inrichting en het landgebruik aan te passen aan het veranderende klimaat. Als laaggelegen land aan zee zijn we vanouds wel wat gewend. Het land moest veilig zijn tegen overstromingen en water moest zo snel mogelijk worden afgevoerd. Nu staan we voor de opgave het watersysteem veerkrachtig en robuust te maken, zodat het landschap opgewassen is tegen de grillen van het veranderend klimaat. Grote vraag is: hoe zorgen we ervoor dat we ons thuis voelen in dat ‘gerenoveerde’ landschap?”
Daarbij is het volgens hen van belang om cultuurhistorische elementen (meanderende beken, molens) te herstellen en te behouden. Er liggen nog kansen die niet volop worden benut. Ze komen met het voorbeeld van rabattenbossen. Zelfs natuurorganisaties schijnen niet altijd de waarde van deze bossen te weten.
De aanbeveling is om terreinen te bezoeken, foto’s te maken, structuren en indrukken vast te leggen om goede plannen te maken. Om ervoor te zorgen dat ‘je als het ware in het landschap kruipt’.
Het lezen van ‘Landschap in de maak’ helpt om het landschap te ‘hervormen’ naar de eisen van deze tijd. In het boekwerk staan tips van websites die nuttige informatie verstrekken, zoals de website Stadsgenese en de Polderatlas.
Over de auteur
Teus Molenaar is hoofdredacteur van Land+Water.
Verdere verduurzaming AWZI Houtrust met nieuw beluchtingssysteem
Voordelen plaatbeluchting boven buisbeluchting
H. Weijers / M. Mostert
De Afvalwaterzuivering Houtrust (AWZI) in Den Haag krijgt een nieuw beluchtingssysteem. Dit beluchtingssysteem is duurzamer, schoner en energiezuiniger dan het vorige systeem. Het is de volgende stap in het toekomstbestendig maken van deze installatie.
In recente jaren werd al geïnvesteerd in een warmtepomp voor de verwarming van de slibgisting, het realiseren van serievergisting, een installatie voor het maken van Groen Gas en een installatie waardoor CO2 duurzaam kan worden hergebruikt in de tuinbouw.
Afvalwaterzuivering Houtrust
De AWZI Houtrust is sinds 1967 in gebruik en speelt een cruciale rol in de afvalwaterzuivering voor de regio Den Haag. Deze installatie met een capaciteit van 390.000 vervuilingseenheden is verantwoordelijk voor het zuiveren van afvalwater dat komt van een groot aantal inwoners en bedrijven in Den Haag. In de periode 2003-2008 is de zuivering aangepast om te voldoen aan de destijds strenger wordende eisen voor stikstofverwijdering. De biologische waterzuivering heeft een zuiveringsproces dat bestaat uit verschil-
lende stappen. Door dit proces wordt het afvalwater effectief gereinigd voordat het teruggaat de natuur in. Het streven naar een hoge waterkwaliteit en het minimaliseren van de ecologische impact zijn kernwaarden van Delfland.
De installatie maakt gebruik van geavanceerde technologieën en methoden om het afvalwater te behandelen en het vrijkomende zuiveringsslib te verwerken. Door continu te investeren in innovatie en duurzaamheid blijft AWZI Houtrust een voorbeeld van een moderne en milieuvriendelijke waterzuivering. Het huidige project, de vervanging van het beluchtingssysteem, is een uitstekend voorbeeld van deze inzet voor continue verbetering en duurzaamheid.
Samenwerking met Delfluent Services Delfluent BV is de opdrachtnemer van het DBFO-contract dat in 2003 is aanbesteed.
Beeld van de installatie die zorgt voor beluchting. De zwarte pijpen zijn gekoppeld aan de horizontale platen op de bodem van de beluchtingstank.
Dit is een consortium van gespecialiseerde bedrijven, waaronder Evides Industriewater. Een onderaannemer van dit consortium is Delfluent Services BV. Zij zijn verantwoordelijk voor de operationele activiteiten in het projectgebied. Dat is het noordelijk gedeelte van de regio van het Hoogheemraadschap van Delfland. Deze samenwerking zorgt ervoor dat de afvalwaterzuiveringsinstallaties Houtrust in Den Haag en Harnaschpolder in Den Hoorn efficiënt en duurzaam worden beheerd en verbeterd. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft destijds gekozen voor deze unieke samenwerking om de afvalwatervoorzieningen in de regio Den Haag voor een periode van 30 jaar te ontwerpen, bouwen, financieren en beheren.
Van buis- naar plaatbeluchting Het systeem dat tot nu gebruikt werd, heet een buisbeluchtingssysteem. Door kleine gaatjes in grote buizen onder in de tank wordt lucht in de tanks geblazen. Een nadeel is dat deze gaatjes snel verstoppen, waar-
Een luchtfoto van Houtrust.
door meer energie nodig is en de kwaliteit terugloopt. Hierdoor is er ongeveer iedere acht jaar vervanging noodzakelijk en ontstaan op de lange termijn hoge kosten voor beheer en onderhoud.
Een duurzamer en robuuster alternatief is plaatbeluchting. De beluchting van het biologische zuiveringsproces is de grootste energieverbruiker van de zuivering. Plaatbeluchting verbruikt naar verwachting ca. 30% minder elektriciteit dan buisbeluchting. Bovendien is de gemiddelde levensduur van plaatbeluchting aanzienlijk hoger dan het buisbeluchtingssysteem dat tot nu toe gebruikt werd, waardoor minder grondstoffen nodig zijn. Naar verwachting kan met het nieuwe beluchtingssysteem worden voldaan aan de aangescherpte eisen van stikstofverwijdering volgens de nieuwe Europese Richtlijn voor Stedelijk Afvalwater: Ntot < 8,0 mg/l. Over deze richtlijn is in 2024 een akkoord bereikt in de EU en deze zal vanaf 2028 van kracht worden.
De voordelen van plaatbeluchting
De overgang van buisbeluchting naar plaatbeluchting biedt een breed scala aan voordelen die bijdragen aan een meer duurzame en kosteneffectieve waterzuivering. Enkele van de belangrijkste voordelen zijn:
• Energiebesparing: Het nieuwe systeem vereist minder energie om dezelfde hoeveelheid zuurstof in het water te brengen, wat resulteert in lagere energiekosten;
• Lange levensduur: Plaatbeluchtingssystemen hebben een langere levensduur dan buisbeluchtingssystemen, waardoor de frequentie van vervanging en daarmee samenhangende kosten en grondstoffenverbruik vermindert;
• Betere zuurstofverdeling: De platen zorgen voor een gelijkmatigere verdeling van zuurstof in het water, hetgeen de efficiëntie en kwaliteit van het zuiveringsproces verbetert;
• Verminderd onderhoud: Doordat de gaatjes in de platen minder snel verstopt raken dan die in buizen, is er minder vaak onderhoud nodig, wat zowel tijd als kosten bespaart.
Stand van zaken: de eerste stappen
Het bedrijf Bosman Water is in opdracht van Delfluent Services gestart met de werkzaamheden om het systeem aan te passen. Het nieuwe systeem wordt in totaal in acht tanks aangebracht. Er zijn nu platen geïnstalleerd in de eerste vier beluchtingstanks.
Naast het aanbrengen van de beluchtingsplaten worden ook nieuwe luchtleidingen aangesloten op de bestaande compressoren. Nadat het werk in de eerste tank gereed is, is de tank gedeeltelijk met water gevuld en zijn de beluchtingselementen getest.
Toekomstperspectief
Met de overstap naar het nieuwe beluchtingssysteem zet de Afvalwaterzuivering Houtrust een belangrijke stap richting een duurzamere toekomst. Deze upgrade is niet alleen een technische verbetering, maar ook een duidelijk voorbeeld van de voortdurende inspanningen om milieuvriendelijke en kosteneffectieve oplossingen te vinden voor de uitdagingen van afvalwaterzuivering.
Terwijl de werkzaamheden aan het nieuwe systeem doorgaan, blijft Delfluent Services samenwerken met het Hoogheemraadschap van Delfland en andere betrokken partijen om ervoor te zorgen dat de ingebruikname soepel verloopt en de beoogde voordelen worden gerealiseerd. De eerste resultaten zijn veelbelovend en wijzen op een succesvolle transitie naar een meer efficiënte en duurzame waterzuiveringstechnologie.
Foto in één van de beluchtingstanks, waar de horizontale beluchtingsplaten net onder water zitten.
Duurzaamheid en innovatie
De vervanging van het beluchtingssysteem in de AWZI Houtrust markeert een belangrijke mijlpaal in de voortdurende inspanningen om de impact op het milieu te verminderen en tegelijkertijd de operationele efficiëntie te verbeteren. Met de verwachte voltooiing van de werkzaamheden medio 2025, wordt AWZI Houtrust verder voorbereid voor een toekomst waarin duurzaamheid en innovatie hand in hand gaan. Dit project benadrukt de waarde van samenwerking tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer van het DBFO-contract en de inzet voor een schonere en duurzamere wereld. Bovendien wordt duidelijk dat ook een installatie met een aanzienlijke leeftijd nog steeds op een duurzame wijze kan worden ingezet voor afvalwaterzuivering. Door het blijven benutten van deze installatie van bijna 60 jaar oud wordt uitputting van grondstoffen bij de bouw van een nieuwe installatie voorkomen.
Over de auteurs
Henk Weijers is Projectmanager; Merel Mostert is Omgevingsmanager (beiden bij Hoogheemraadschap van Delfland).
Digitale dreiging vereist samenwerking IT- en OT-beheerders
Civiele objecten vereisen de hoogste bescherming
K. Gerritsma
De digitale transformatie brengt efficiëntie en innovatie, maar maakt onze civiele infrastructuur ook kwetsbaar. Van sluizen tot gemalen: hackers loeren op een kans om kritieke systemen te verstoren. Hoe zorgen we ervoor dat bruggen open blijven gaan en waterzuiveringsinstallaties blijven draaien? En hoe bouwen we nieuwe objecten die al vanaf de tekentafel digitaal weerbaar zijn?
We staan er vaak niet bewust bij stil. Maar soms merken we hoe afhankelijk wij als samenleving, bedrijf of individu zijn geworden van de aan elkaar verbonden technologie om ons heen. Een incident zoals vorig jaar met het cloudplatform CloudStrike deed ons inzien hoe afhankelijk we zijn geworden. In ons gedigitaliseerde land zijn immers nog maar weinig diensten die niet afhankelijk zijn van IT of die geen onderlinge dwarsverbanden hebben.
Nederland staat op plek drie van de Digital Economy and Society Index, een index die door de Europese Commissie is ontwikkeld om de voortgang van EU-lidstaten op het gebied van digitale economie en samenleving te monitoren.
Digitaal verknoopte samenleving
De digitale transformatie heeft dus al grote vormen aangenomen en de opkomst van digitale diensten heeft vele voordelen. We kunnen efficiënter en productiever (samen)werken, hebben bredere toegang tot informatie en de weg naar innovatie ligt open. Naast de grote potentie van de digitaal open en verknoopte samenleving, zijn er ook bedreigingen die we niet kunnen onderschatten. We kennen de voorbeelden van de IT-systemen die door cyberaanvallen onbruikbaar zijn geworden, waardoor de bedrijfscontinuïteit onder druk kan komen te staan. En juist door de hoge mate van integratie van al deze systemen, leidt een cyberincident bij de ene organisatie, dikwijls tot problemen bij een andere.
IT en OT nauw verweven
Daarmee dreigt ook de operationele, tech-
nologische infrastructuur gevaar te lopen. Objecten als energiecentrales, waterzuiveringsinstallaties, tunnels en sluizen worden nauwgezet gemonitord. In het kader van controle en efficiency wordt het beheer in hoge mate geautomatiseerd. Om dit voor elkaar te krijgen, zijn IT (informatietechnologie) en OT (operationele technologie) steeds meer met elkaar geïntegreerd. De grootste gemalen zijn uitgerust met de kleinste sensoren om alle prestatie-indicatoren te meten. De data die dit oplevert, wordt naar een centrale, digitale omgeving verstuurd voor nadere analyse.
Bedrijfskritische technologie
Hierin schuilt wel een kwetsbaarheid. Kwaadwillenden die via IT-systemen binnendringen, zouden zich toegang kunnen verschaffen tot de OT. Een van de gevaren in dit kader is dat cyberaanvallers systemen versleutelen via ransomware. Ransomware zorgt ervoor dat systemen niet langer toegankelijk zijn. Wanneer zij de controle krijgen over de aansturing van bruggen of sluizen, zijn de gevolgen niet meer te overzien. In zo’n geval
Noordersluis in Lelystad, verbindt het Markermeer met het binnenwater in Flevoland.
kun je spreken van een black-out: een uitgebreide en langdurige uitval van essentiële voorzieningen. Deze omvatten bijvoorbeeld elektriciteit, water, telecommunicatie en bedrijfskritische technologie. Black-outs van essentiële voorzieningen kunnen ontstaan door natuurrampen, technische storingen, overbelasting van kritische netwerken en dus cyberaanvallen. In het najaar van 2024 werden de gevolgen van een black-out goed in beeld gebracht in een tv-uitzending. Een cyberaanval op energiemaatschappijen legde een groot deel van de samenleving plat en bleek ook de civiele infrastructuur kwetsbaar.
Onvoldoende beveiligd Hoewel het scenario in de tv-uitzending
Gemaal Wortman in Lelystad zorgt voor droge voeten in Flevoland.
fictief was, zijn er recentelijk wel degelijk pogingen van vreemde mogendheden gerapporteerd die cyberaanvallen uitvoeren op delen van de civiele infrastructuur, zoals het spoornet. Doel is om de samenleving te destabiliseren.
Het Europese Cybersecurity Agentschap waarschuwde hier al eerder voor. Daarom hebben we er in Nederland alles aan gedaan om de continuïteit van deze essentiële diensten te waarborgen. Organisaties hebben nagedacht over back-ups en noodscenario’s. Datacenters en netwerkverbindingen zijn redundant uitgevoerd en er zijn afspraken gemaakt met serviceproviders over de performance. Waar nodig zijn civiele objecten voorzien van noodaggregaten en voldoende diesel om het een redelijke tijd uit te houden. In de gemeente Noordoostpolder gingen onlangs stemmen op om te voorzien in back-up energie voor gemalen. Stroomvoorziening zou onvoldoende beveiligd zijn tegen hackers en sabotage. Een betrokken raadslid wees bijvoorbeeld op een groeiende dreiging vanuit Rusland op het gebied van hybride oorlogsvoering. Droge voeten, toch altijd al een heikel punt in de polder, moeten gegarandeerd worden door het plaatsen van back-up energie. Je wilt ook niet dat er tussen overheden en private ondernemingen onenigheid ontstaat wanneer er een run is op noodoplossingen.
Continuïteit van bedrijfsvoering
We zien echter ook dat er een tegenmacht aan het werk is. Dit heeft met de managementcultuur te maken. Deze is pragmatisch en we zijn opgevoed om alle beslissingen te voorzien van een kostenbatenanalyse. De overheid moet effectief en efficiënt zijn, iedere euro moet goed besteed worden en verantwoord zijn. Als de kans op een bepaalde storm vanuit een bepaalde windrichting één keer in de 250 jaar is, gaan we dan een bepaalde dijk versterken?
En een waterschap dat veel bedrijfsprocessen heeft gebaseerd op (enigszins verouderde) LTE-netwerktechnologie, gaat het investeren in nieuwe vorm van connectiviteit? De continuïteit van onze bedrijfsvoering, inclusief het waarborgen van droge voeten en schoon drinkwater, wordt sterk beïnvloed door financiële overwegingen. Het is wellicht tijd om deze aanpak te herzien, nu de dreigingen voor de civiele infrastructuur groter worden.
Afwijkend gedrag herkennen
Deze aanpak kun je beginnen door de digitale beveiliging van de OT-omgeving nog serieuzer te nemen. Beheerders en ontwikkelaars van civiele infrastructuur doen er goed aan om apart naar OT te kijken. Apart OT-beleid, aparte OT-maatregelen, aparte OT-CISO (chief informatie security officer). Een Programmable Logic Controller (PLC), een digitaal elektronisch apparaat dat wordt gebruikt voor de automatisering van industriële processen, is geen IT. Het heeft andere interfaces en andere kwetsbaarheden, en dit vereist andere vaardigheden.
Zo is het bijvoorbeeld verstandig om in OT-omgevingen met unidirectionele gateways te werken. Dit zijn apparaten die alleen informatie van OT naar IT laten stromen, maar niet andersom, om manipulatie te voorkomen. Ook zien we steeds vaker dat er gescheiden netwerken worden toegepast met een streng segmentatiebeleid. Op deze manier breidt een aanval op het IT-netwerk zich niet automatisch uit naar OT. Daarnaast zetten sommige organisaties intrusion detection systemen in die specifiek zijn afgestemd op industriële protocollen. Zulke systemen herkennen afwijkend gedrag dat binnen een klassieke IT-omgeving misschien onopgemerkt zou blijven.
Automatisering brengt veel goeds, maar zorgt tegelijkertijd voor (nieuwe) kwetsbaarheden.
Security by Design
Daarnaast is het noodzakelijk Security by Design toe te passen. Nieuwe civiele infrastructuur moet vanaf de ontwerpfase voorzien zijn van digitale beveiliging. Dit betekent dat software en hardware ontworpen worden met principes als zero trust, encryptie en ingebouwde monitoring. Denk bijvoorbeeld aan sensoren in civiele objecten die standaard versleutelde communicatie gebruiken, zodat onbevoegden niet eenvoudig toegang krijgen tot meet- en regelgegevens. Ook kun je systemen zo ontwerpen dat ze uitsluitend communiceren met vooraf goedgekeurde apparaten (zero trust), wat verhindert dat externe partijen ongeautoriseerd verbinding kunnen maken met de systemen. Hierdoor voorkom je dat beveiliging achteraf moet worden geïntegreerd als reactie op dreigingen. Dit is in de regel complexer en niet altijd veiliger.
Primaire assets
Tevens is het noodzakelijk dat ook de OT-omgeving regelmatig wordt onderworpen aan stresstesten. Voer regelmatig risicoanalyses uit, bepaal welke elementen in de civiele objecten die je onder beheer hebt bedrijfskritisch zijn en breng de impact van een black-out in kaart. Denk bijvoorbeeld aan stresstesten waarbij gecontroleerd wordt of machines als pompen en gemalen blijven functioneren bij uitval van het centrale besturingssysteem. Of aan simulaties van cyberaanvallen waarbij onderzocht wordt hoe snel een drinkwaterbedrijf kan
overschakelen naar handmatige bediening wanneer het primaire systeem niet meer beschikbaar is. Ook kun je testen hoe lang tunnelsystemen operationeel blijven bij verlies van netwerkverbindingen met verkeerscentrales. Zijn deze primaire assets nog altijd adequaat beveiligd en kun je nog instaan voor de digitale weerbaarheid?
Voorkom vrijblijvendheid
Bij het implementeren van deze maatregelen is het essentieel dat je je medewerkers meeneemt in de ontwikkelingen. Om medewerkers bij het thema black-out preventie te betrekken, is het van belang dat zij worden getraind, bijvoorbeeld om het beveiligingsbewustzijn te vergroten. Denk aan periodieke workshops waarin medewerkers leren phishing-mails te herkennen die specifiek gericht zijn op OT-omgevingen, of aan simulaties waarbij operationele teams oefenen met procedures tijdens een digitale verstoring van een gemaal, brug of verkeerscentrale. Soms is het nodig om hierbij nieuwe stappen te zetten: is in arbeidscontracten bijvoorbeeld vastgelegd dat medewerkers verplicht trainingen moeten volgen over cybersecurity of dat technische medewerkers jaarlijks een OT-securitycertificering dienen te behalen? Door dit vast te leggen, borg je structurele aandacht voor
Het is zaak voor beheerders van deze omgevingen gezamenlijk op te trekken.
digitale weerbaarheid en voorkom je vrijblijvendheid. Dit kun je je immers niet veroorloven.
Maatschappelijke omslag
Digitale veiligheid van onze civiele infrastructuur is geen luxe, maar pure noodzaak. De toenemende koppeling van IT en OT heeft grote voordelen gebracht, zoals verbeterde efficiëntie, kostenbesparing en innovatie. Tegelijkertijd heeft deze integratie ook een aantal sluimerende risico’s blootgelegd. Cyberincidenten, zoals infiltratiepogingen van kwaadwillenden, zijn een reëel gevaar voor de continuïteit en veiligheid van essentiële voorzieningen als energie, waterbeheer en mobiliteit.
Het vergroten van de weerbaarheid van vitale organisaties is een ambitie die een grote maatschappelijke omslag vergt. Er moet een beweging op gang komen waardoor we als samenleving en bedrijfsleven elkaar wijzen op de kansen en risico’s. De risico’s die er wel degelijk zijn in relatie tot een black-out of uitval van IT- en OT-systemen. En de kansen liggen er om hier als samenleving en als organisatie sterker uit te komen.
NIS2 en de Cbw
De Europese NIS2-richtlijn (actief sinds oktober 2024) verplicht aanbieders van essentiële diensten om hun digitale weerbaarheid aanzienlijk te versterken. Dit geldt expliciet ook voor organisaties die operationele technologie (OT) beheren, zoals waterbedrijven, energiecentrales en vervoersdiensten. De Cyberbeveiligingswet (Cbw) is de Nederlandse implementatie van die Europese NIS2-richtlijn. Nederland heeft de Europese eisen uit NIS2 opgenomen en uitgewerkt in de CBW, die naar verwachting in het derde kwartaal van dit jaar in werking treedt
Voor IT- en OT-beveiliging betekent de Cbw concreet:
• Het stellen van verplichte minimale beveiligingseisen voor kritieke infrastructuur. Organisaties moeten aantoonbaar voldoen aan normen, bijvoorbeeld door periodieke audits en certificeringen;
• Intensivering van toezicht en handhaving door de Autoriteit Digitale Infrastructuur (voorheen Agentschap Telecom). Dit zorgt ervoor dat organisaties daadwerkelijk aandacht besteden aan de veiligheid van hun OT-omgevingen en hier structureel beleid voor ontwikkelen;
• Bevordering van samenwerking tussen overheid en bedrijven via informatie-uitwisseling en gezamenlijke cybersecurity-oefeningen. Zo ontstaat een betere voorbereiding op incidenten die zowel IT- als OT-systemen raken.
De naderende Cbw biedt dus verschillende aanknopingspunten voor organisaties om iets te doen aan de kwetsbare integratie tussen IT en OT]
Over de auteur
Kor Gerritsma is principal consultant bij Strict.
Binnen OT en IT gelden verschillende protocollen
Je wilt niet dat onbevoegden toegang hebben tot dammen en sluizen.
Sonobot 5
Autonome navigatie, geavanceerde gegevensverzameling en AI-gestuurde inzichten voor naadloze processen in uitdagende omgevingen