Hoofdstuk 2
FLARDEN UIT HET VERLEDEN 2.1. KONTICH Voor velen is Kontich één van de vele gemeenten die langzaam maar zeker door randstad Antwerpen worden opgeslorpt. Voor sommigen begint - of eindigt - hier het platteland. Enkelen hebben horen spreken over de “ramp van Kontich” en ook de naam “Kontich-Kazerne” is spreekwoordelijk geworden. Toch is dit dorp ooit belangrijker geweest dan Antwerpen. Wie zich in dat verleden wil verdiepen, kan in het monumentale geschiedeniswerk van wijlen Robert Van Passen duiken of het knappe Museum voor Heem- en Oudheidkunde bezoeken. In deze historische schets is alleen maar ruimte voor enkele krachtlijnen en merkwaardigheden. Over de prehistorie kan weinig worden verteld, gezien de enige getuigen - de walvissen, dolfijnen en haaien - ondertussen helaas verdwenen zijn. Het doet toch wel vreemd aan als we ons realiseren dat zovele miljoenen jaren geleden de zee tot op ons grondgebied kwam. Kontich Plage, stel je voor! Getuigen hiervan vind je in het museum: ruggenwervels van walvissen, de schedel van een spitsneusdolfijn en vooral veel haaientanden. Veel jonger zijn de mammoettanden: toen die kolos Kontich onveilig maakte had de zee zich al lang teruggetrokken. En zwierf hier ook de wolharige neushoorn, het rendier en... de Neanderthaler rond.
Schelde, Nete en Rupel waren nog niet de gekanaliseerde rivieren die wij nu kennen. Minder dan 1.000 jaar geleden was de invloed van de zee tot hier merkbaar en de rivieren waaierden breed uit, zodat ook de afwatering na regenval veel trager gebeurde. Het gevolg was dat de lager gelegen gebieden onbewoonbaar waren en dat de voorhistorische mens de hoger gelegen plekken opzocht om te wonen. Kontichse Oude Belgen Toen in 1937 de Koningin Astridlaan werd aangelegd, werden er ter hoogte van de Beukenlaan stenen gebruiksvoorwerpen opgegraven. Die stenen dateren uit het begin van het Neolithicum, inderdaad: het Jonge Steentijdperk, dat liep van 2.600 tot 1.600 vóór 0 (of vóór Christus, zoals wij vroeger op school leerden). Kontich moet er toen uitgezien hebben als een oerwoud met ondoordringbare moerassen, zoals het Broekbos en de laaggelegen weiden daaromheen. Gedurende de volgende eeuwen woonden hier alleen maar herten, beren, wolven en andere min of meer lieve dieren, want er zijn geen menselijke sporen meer te vinden tot de bronstijd en de ijzertijd. Zoals de naam laat vermoeden, had de mens toen de stenen wapens en werktuigen vervangen door voorwerpen in metaal. Toen men in 1898 een bos wou planten in de buurt van Duffelshoek, op een 13