
10 minute read
Erfgoed
ERFGOED De molenaar maalt nog steeds
Enige officiële molenaar uit de gemeente maalt binnenkort graan op de Witte Molen in Aarschot
Aan het einde van het Romeinse Rijk waren er al watermolens. Wanneer windmolens ten tonele verschenen, is onduidelijk. Toch speelden deze een niet te onderschatten rol in het leven van onze inwoners. Vlaanderen telt nog een aantal werkende molens, maar meestal zijn het stille getuigen van een ver verleden. Denk maar aan de ruïne van de oude molen op de Molenberg en de Puttenbergmolen in de gemeente. Toch zijn er ook nog molenaars die hun liefde voor molens in de praktijk omzetten door terug graan te malen en uitleg te verschaffen aan geïnteresseerden. Alex van Rompuy is de enige molenaar in onze gemeente. Hij vertelt graag zijn verhaal.
Molenaar is een beroep dat tot de verbeelding spreekt. Vanwaar komt jouw interesse? Alex van Rompuy
Vroeger werkte ik af en toe mee in de bakkerij van mijn ex-schoonvader, Rene Goriëns. Al wat met bakken en meel te maken had, fascineerde me. Voor mijn werk ging ik vroeger immers vaak naar het Midden-Oosten waar er veel andere soorten brood waren. Toen ik met pensioen ging, had ik tijd over en wilde ik een bakoven in de tuin bouwen. Ik had er veel over gelezen en was ook al aan de slag gegaan. Toen de bakoven bijna af was, werd ik getroffen door een hartaanval. Tijdens mijn revalidatie zag ik een busje met stickers van Levende Molens vzw. Ik sprak de eigenaar, die ook revalideerde en molenaar bleek te zijn. Mijn interesse was gewekt. Hoe word je dan echt molenaar? Alex van Rompuy
Er bestaat een cursus om molenaar te worden. Ik heb deze gevolgd in Diest en Mol. De cursus is toch wel serieus werk. Het ambacht van molenaar kent vele aspecten. Zo moet een molenaar iets kennen van de geschiedenis, gebruikte materialen en het onderhoud, instant houden en restaureren van molens. Het molenaarsvak omvat niet alleen het malen van graan, maar ook weerkunde, het scherpen van de maalstenen en veiligheid op en rond de molen. Tenslotte zijn er ook nog de theoretische en praktische studie over de standaardmolens, bovenkruiers, watermolens en wiekverbeteringssystemen. Je moet slagen in een theoretische cursus, een praktische proef afleggen en stage lopen, nl. 100 uur op een windmolen of 50 uur
op een watermolen. Ik heb wel 280 uur stage gelopen! Ik was reeds molenaar in de praktijk, maar sinds 2016 ben ik ook gediplomeerd. De cursus heeft veel succes, omdat bijvoorbeeld ook gidsen het theoretisch examen moeten afleggen. Daarna maalde ik regelmatig op de Heimolen in Aarschot, in Westmalle en op een watermolen in Lummen die nog in privébezit was.
Waarom is het belangrijk dat molens werkzaam blijven? Alex van Rompuy
Een molen die stilstaat, raakt in verval. De draaiende delen worden niet meer gesmeerd en het hout wordt aangetast door het klimaat, schimmels en insecten. Bij een molen die regelmatig draait en onderhouden wordt, kan de levensduur tot vier maal worden verlengd. Voor de molenaar begint te draaien, staan de molenwieken nog vast. De molenaar smeert de askoppen in met reuzel, kijkt de spieën en raderen na en controleert of er geen ongedierte in de molen is gaan nestelen. Ik vertel graag over molens, over het belang en hoe het juist werkt. Je moet wel de veiligheid in acht nemen als je maalt, want de wieken verplaatsen zich met 80 à 90 km/uur. Als je een slag van de molen hebt gekregen, vertel je dat niet meer na.
Hoe ben je molenaar geworden van de Witte Molen in Aarschot? Alex van Rompuy
Het molenaarswereldje is klein. Toevallig had ik vernomen dat de Witte Molen in Aarschot zou worden gerestaureerd. Ik stuurde een brief naar de stad om te zeggen dat ik interesse had. We kwamen met een aantal molenaars die interesse hadden samen, maar het principe ‘wie eerst komt, eerst maalt’, gold ook hier. Daarom kreeg ik voorrang. In Aarschot is er een team van vier à zes molenaars. De molen zal tweemaal per maand draaien. Door problemen met de afwerking en oplevering heeft het project vertraging opgelopen. Er konden nog zaken verbeterd worden. De stad heeft voor wachtbuizen gezorgd en de hoogstnoodzakelijke werken werden uitgevoerd. De oplevering is nog altijd niet gebeurd. Er moeten immers nog muren worden gekaleid en een afspanning voor de belt (berg) worden geplaatst.
Waarom is het belangrijk om molens te behouden? Alex van Rompuy
Graanmolens zijn eigenlijk een Vlaamse uitvinding. Er dateren geschriften uit het laatste kwart van de twaalfde eeuw die bewijzen dat er toen reeds staakmolens stonden, wellicht al een honderdtal. Kruisvaarders zouden deze technologie zelfs meegenomen hebben naar het Midden-Oosten en er daar ook hebben gebouwd. Vanaf de dertiende eeuw zouden er stenen molens zijn gekomen. In die periode bestond het dieet van mensen hoofdzakelijk uit brood en pap. Door de expansie van de bevolking was er veel graan nodig. Daarom werden er steeds meer moWist je dat in de zomer van 2021 de lang verwachte restauratie van de ruïne van de oude molen op de Molenberg van start ging?
Ondertussen is de eerste fase van de restauratie achter de rug en kan het monument er weer heel wat jaren tegen. Tijdens de tweede fase krijgt het een modern cachet met wenteltrap en uitkijkplatform. Deze restauratie kost veel geld en is enkel mogelijk dankzij de Molenwerkgroep van Betekom, Natuurpunt, de Vlaamse overheid, het bestuur en de inzet van talloze vrijwilligers en sympathisanten. Kan de molen ook op jouw steun rekenen? Dat kan door een gift te doen via de projectrekening van Herita met nummer BE71 7350 5882 8969 en de vermelding 'Gift projectrekening Molen Betekom'. Jouw gift is fiscaal aftrekbaar vanaf € 40,00 per jaar. Je ontvangt een attest waarmee je via jouw belastingen 45% van de gift recupereert.


lens gebouwd. Molenaars werden behoorlijk rijk.. Meestal bouwde de landeigenaar een molen en werd deze daarna verpacht. De molenaar had het zogenaamde ‘scheprecht’ en mocht een twaalfde van de opbrengst van het meel voor zich houden. Vele mensen die geen eigen graan hadden, kwamen bij de molenaar kopen kwam bij de molenaar kopen en hij maakte winst. Vandaar komt ook de uitdrukking ‘een molenaarsspiegel’. De molenaar schepte tot hij zich (van schaamte) zag rood worden in de spiegel. Soms gebeurde het al eens dat een eenzame weduwe naar de molen kwam en de betaling ‘in natura’ gebeurde. Ook olie was belangrijk. Die was peperduur en een olieslagmolen zorgde voor bijkomende rijkdom. Er werden smout en lijnolie om te verven gemaakt. Raapzaad en mosterdzaad werden gebruikt voor lampenolie. Op de wede- of blauwmolen werd wede gemalen die de zo belangrijke blauwe kleurstof leverde aan de Middeleeuwse lakenververs. Zie maar naar de Blauwmolen in Kortrijk-Dutsel.
In Betekom zijn er nog twee molens? Alex van Rompuy
De Puttenbergmolen is de recentste molen. Hij werd in 1847 gebouwd als een stenen bergmolen. In 1852 werd er een olie-inrichting aan toegevoegd, zodat het een graan- en oliemolen werd. De molen werd in 1914 in brand gestoken en na de oorlog nog uitgebreid, zodat er 350 kg meel per uur kon worden gemalen. Deze molen zorgde ook voor elektriciteit. In de jaren 1930-1940 kon er per lampje elektriciteit worden gegeven en later werden er ook metertellers gezet. Bernard van de oude hoeve van Bernard in het centrum van Begijnendijk was elektricien. Hij heeft nog meters gezet voor de eigenaar van de molen.
Wat met de oude molen van Betekom? Alex van Rompuy
Over deze molen werd al veel geschreven, maar zijn belang kan moeilijk overschat worden. Reeds in 1428 werd melding gemaakt van een houten molen. In de zestiende eeuw werd dit een stenen molen. Van buiten lijkt het een torenmolen, maar het hele binnenwerk rustte op een centrale paal die roteerde in een taatspot (soort lager) en meedraaide met het kruien (draaien naar de wind) van de molen. Vroeger was de Molenberg een kale heuvel en kon je van bovenaf zeven à acht molens zien. Er was, volgens mij, ook een olieslagmolen aan de oude molen. Persoonlijk had ik na de restauratie graag een werkende molen met kap gezien. Nu wordt geopteerd voor een uitzicht. Ik begrijp dat een volledig herstel niet altijd mogelijk is en ben al blij dat de ruïne wordt bewaard. In In het Franse Templeuve staat een kopie die gebaseerd is op de oude molen van Betekom en nog werkt. We kunnen de herinnering aan de molenfunctie levend houden door er naar te verwijzen en veel over te praten. Het Gemeentelijk Archief en Documentatiecentrum (GA&DC) bestaat uit een kleine groep van enthousiaste vrijwilligers met een passie voor het verleden van de gemeente. Hun interesse in de geschiedenis van Begijnendijk en Betekom varieert van documenten, foto- en ander beeldmateriaal tot objecten en geluidsfragmenten. Alles wat toelaat om de rijke historie van de gemeente te belichten en te reconstrueren, boeit hun.
In de loop van de jaren werd een behoorlijke brok aan informatie, beeldmateriaal en objecten verkregen. Je kan dat materiaal op vaste dagen of na afspraak in het centrum raadplegen. Het spreekt voor zich dat de leden ook zelf aan de slag willen met deze verzameling. Zij trachten het rijke verleden van de gemeente weer tot leven te brengen via specifieke activiteiten, zoals het geven van lezingen, het organiseren van filmavonden en een stambomendag, het fotograferen en filmen van gebeurtenissen en de deelname aan activiteiten van andere verenigingen. Sommige projecten resulteren in een artikel, brochure of boek.
Ben je geïnteresseerd in de geschiedenis van de gemeente en wil je actief mee de handen uit de mouwen steken? Dan ben je meer dan welkom bij het GA&DC.
Ondernemen door de jaren heen
Ondernemen is een ruim begrip dat erg breed ingevuld kan worden. Volgens Wikipedia is een ondernemer iemand die initiatief neemt en kansen najaagt. In die zin heeft de gemeente in haar lange geschiedenis al talloze ondernemers voortgebracht en zal het dat in de toekomst zonder twijfel nog heel vaak doen. In dit artikel nemen de vrijwilligers van het GA&DC jou mee naar het einde van de negentiende eeuw toen de boeren, onder impuls van een landbouwcrisis, zichzelf noodgedwongen moesten heruitvinden.
Goedkoop graan verplicht de landbouwsector tot innovatie In de jaren '70 en '80 van de negentiende eeuw werden de Europese markten overspoeld door goedkoop graan uit de Verenigde Staten en Rusland. De Belgische boeren, die tot dan hoofdzakelijk granen teelden, zagen hun inkomen spectaculair dalen. Om het hoofd boven water te kunnen houden, werden ze verplicht voortaan uit een ander vaatje te tappen.
De situatie in Begijnendijk en Betekom vormde hierop geen uitzondering. Ongeveer 70% van het landbouwareaal bestond uit graangewassen en in eerste instantie rogge. Toen het goedkope graan de inlandse prijzen deed kelderen, duurde het niet lang voor veeteelt ook bij ons belangrijker werd. Het aantal varkens dat lokaal vetgemest werd, schoot de lucht in net als de pluimveeteelt. De belangrijkste tak van het veebedrijf was echter de runderteelt. Parallel met deze evolutie verschenen gewassen als voederbiet en klaver vaker op de velden en ook aardappelen werden gretig gepoot en gerooid.
De boeren verenigen zich Een ander gevolg van de zogenaamde ‘agricultural invasion’ was dat de boeren zich gingen verenigen in coöperatieven. De belangrijkste was ongetwijfeld de ‘Boerenbond’ die in 1890 in Leuven werd opgericht. In 1895 volgde al een lokale afdeling in Betekom en ook in Begijnendijk werd voor 1900 een eigen boerenbond boven de doopvont gehouden. Volgens pastoor Jan-Baptist van Loock telde de Betekomse gilde in 1901 al 360 leden en konden ze beroep doen op meerdere verzekeringen, een pensioenfonds en de spaar- en leengilde Raiffeisenkas. Lid zijn van de boerenbond bood de landbouwers dus onmiskenbare voordelen en bepaalde zo mee het succes van de coöperatieve. Een mooi voorbeeld hiervan was de oprichting van een heuse melkerij in 1897.
De melkerij Sint-Isidoor Gildenbroeders De stichtingsvergadering van de melkerij vond plaats op 1 februari 1897 in het gemeentehuis van Betekom. Naast een raad van bestuur werd op die dag met Remigius Haegemans ook de eerste werknemer aangesteld. Niet veel later werd gestart met de bouw van een melkerij aan de voet van de Molenberg langs de huidige Professor Scharpélaan. In het eerste jaar telde de melkerij het bescheiden aantal van 9 leden om er een jaar later al 130 te tellen. Na de eeuwwende ging de opmars gestaag verder. Vanaf 1898 werkte de melkerij op stoom en in 1899 werd zelfs een melkerijschool opgericht waar nadien menig boerenzoon de knepen van het vak werd onderwezen. Met oog op uitbreiding en betere afzetmogelijkheden verhuisde de melkerij in 1924 naar een gloednieuw gebouw in het dorpscentrum, waar de melkerijproducten onder andere dankzij de nabije tramsporen hun weg naar afnemers in de ruime regio kenden.
De Begijnendijkse en Betekomse boeren hadden een nieuwe weg ingeslagen en die legde hen geen windeieren. In het begin van de twintigste eeuw zou de innovatie en diversificatie gewoon verder gaan en begonnen de boeren zich ook toe te leggen op tuinbouw en fruitteelt. Daar komen we een volgende keer zeker nog op terug.
