Brabants Dialect Algemeen Onder Brabants verstaat men in de taalkunde een groep Nederfrankische variëteiten waartoe het grootste deel van de dialecten die worden gesproken in de Nederlandse provincie Noord-Brabant en in de Belgische provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen (rond Aalst en Ninove) behoort. Volgens een wat ruimere, alternatieve definitie vallen ook het Zuid-Gelders en de dialecten van noordelijk Nederlands-Limburg en het land van Hulst (de Brabants-Limburgse overgangsdialecten) en westelijk Vlaams-Limburg nog onder de noemer "Brabants".
Wat is dialect Met 'dialect' wordt niet overal ter wereld precies hetzelfde bedoeld. In de traditioneel continentaalEuropese traditie wordt met ‘dialect’ een geografisch bepaalde (traditionele) taalvariëteit bedoeld. In de Angelsaksische visie is ‘dialect’ een spreekwijze met eigen kenmerken van variabele aard, met een specificiteit die vooral ontleend werd aan buitentalige sociale factoren (als sociale achtergrond, leeftijd, geslacht, situatie). De geografische factor is dus niet altijd van belang. Deze visie is verklaarbaar vanuit de taalkundige situatie in de USA.
Kenmerken Het gebruik van "gij" Een belangrijk kenmerk van het Brabants is het persoonlijk voornaamwoord gij, dat in het Hollands het equivalent jij, in het Zeeuws het equivalent jie en hie en in het Limburgs de equivalenten de, doe, dich en diech heeft. Typerend is ook de vorming van verkleinwoorden door middel van het suffix (s)ke en de typische vervoeging na gij. Het oude Zuid-Nederlandse waart gij wordt in het Brabants soms waarde (gij) (NB gij waart) - waarbij gij na de persoonsvorm nogmaals wordt toegevoegd indien men nadruk wil leggen (een voorbeeld van tautologie) - en hebt gij wordt in het Brabants soms hedde (gij). Ten onrechte wordt de uitgang -de in hedde gij gezien als een overblijfsel van het Middelnederlandse persoonlijk voornaamwoord voor "jij", du[1], terwijl het alleen een geassimileerde vorm van het persoonlijk voornaamwoord gij betreft. (taalhistorisch: [Mndl] komt ghi = enclitisch komdi > [N-Brab] "komde"). De verbogen vormen van gij verschillen per dialect, bv. voorwerpsvormen, waaronder: Oe (onder andere Middenbrabants), (J)ou of U.
Woordgeslachten Net zoals de rest van de Zuid-Nederlandse dialecten en het Duits kent het Brabants een duidelijke scheiding in drie woordgeslachten, wat blijkt uit de verbuiging van de lidwoorden, aanwijzende en bezittelijke voornaamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
onbepaald bepaald
mannelijk ne(n) zoon de(n) zoon
Vrouwelijk een meid de meid
onzijdig e(en) kind (he)t kind
mannelijk - klinker of H, ook me nen hond den hond