De student
Dijkgraaf & Fresco
Van der Meulen & Curvers
Naamloos
Strak blauw met dreigende citaten
De hoogleraar
Het was aan het einde van een vermoeiende congresdag, ergens in de Verenigde Staten. In de motregen stond ik te wachten op de bus naar mijn hotel. Een warm bad, daar was ik aan toe. Toen de bus eindelijk verscheen, stapte ik als een halve zombie in. De chauffeur begroette me hartelijk: ‘Hi, Robbert! How are you!’ Verbouwereerd liep ik de bus in. De rest van de passagiers staarde me betekenis loos aan. Nog half in shock ging ik zitten. Hoe kon dat nu? Waar kende die chauffeur mij in godsnaam van, hier in deze uithoek? Was ik in een of andere absurdistische film terechtgekomen? Totdat ik naar beneden keek en mijn naambordje om mijn nek zag hangen. Naambordjes zijn een geweldige stap vooruit in de evolutie. Zeker voor mij, want ik ben niet zo goed in het onthouden van gezichten en namen. Zo overkomt het mij regelmatig dat iemand mij
hartelijk begroet en ik echt geen flauw idee heb wie het is. In zo’n geval sta je voor een moeilijke keuze: eerlijk zeggen dat je de persoon niet herkent, of net doen alsof en dan maar hopen dat het kwartje tijdens het gesprek alsnog valt. Dat laatste is een gevaarlijke strategie, want er is geen elegante weg terug. Als het kwartje lang blijft hangen en de onbekende bekende begint gezamenlijke herinneringen op te halen, is het zeer voorzichtig opereren. Je staat vrolijk mee lachen – ja, ja, dat was me wat! – terwijl ondertussen je brein als een idioot alle laatjes van je geheugen opentrekt. Laatst wist ik dit toneelspel tot het einde vol te houden. Zelfs toen mijn ‘vriend’ met een warme schouderklop afscheid nam, had ik nog geen clou met wie ik gesproken had. Totdat hij me later die avond opnieuw aanschoot. Hij moest zich excuseren. Hij had mij verward met een ander. yyy Robbert Dijkgraaf
Marita Mathijsen hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde
Ergens eind december knipte ik langs de Victoria’s Secret modeshow, de optocht van engeltjes in ondergoed. Na een minuut of tien zat ik als een zwakzinnige naar mijn nieuwe vriendinnen terug te grijnzen. Vanaf toen is het bergafwaarts gegaan met mij. Collegevrij januari, maand van onbegrensde slaap. Familieleden lieten na te stoken, scheiden of sterven. Het was een aaneenschakeling van good hair days, zoals toen ik vijftien was, urenlang tongen zonder zorgen over de toekomst. Wat een vloek! De gelukkige mens voert geen reet uit! Wel eens door de wolken gevlogen? Leuk en aardig, maar je ziet geen hand voor ogen, je moet blind op anderen vertrouwen. Citaten. Ik begon inééns citaten uit de lucht te plukken als ik schreef. Ken je die types, die debiele vingerbuigingen doen op ooghoogte? Daar, in hun luchtige archief, rukken ze zinnen uit de context. Alsjeblieft citaten, echo in de ether, vul de atmosfeer tussen mijn aanhalingstekens, bezet de stippellijntjes in mijn hoofd met leenspreuken. Nee, het geluk wist niet Mirjam van Praag hoogleraar ondernemerschap en organisatie
te motiveren. Was het dan zo saai? De volmaakte zonsondergang, die altijd een teleurstellende foto oplevert? Gelaten ploos ik een krant uit, die over de datum bleek te zijn. Typisch. Hoewel de wereldproblematiek onverminderd doormoddert, lijkt die verder van je bed naarmate je daar meer tijd doorbrengt. Ik las maar weer wat Biesheuvel, expert in het problematiseren van het probleemloze.‘Geëngageerd schrijven, wat is dat nu weer?’ leek hij aan mij te richten. Stik. Nu al mijn idealen kwijt, zo jong nog! Is ontevredenheid je werkgever? Ja, dacht ik, als ik weer een ochtend versliep en de dag zo telkens een stukje opschoof. Ik verfoeide mezelf, maar wie verfoeit zich nu omdat hij gelukkig is? Genieten van iets eenvoudigs is erg ingewikkeld, legde Schopenhauer me uit. ‘Er is maar één aangeboren dwaling, en die luidt dat wij bestaan om gelukkig te zijn’. Ik verpest mijn geluk dus vanzelf wel, volgende week of zo. Excuseert u mij, ik ga nu weer tongen. yyy Emma Curvers Henkjan Honing hoogleraar muziekcognitie
overigens Koploper in kenniseconomie willen zijn, maar tegelijk fors bezuinigen: met deze maatregelen laat het kabinet haar ware anti-elitaire gezicht zien Marita Mathijsen: ‘Het getuigt niet zozeer van een anti-elitaire instelling – juist de geldelite wordt bevoordeeld, omdat zij het zich kan veroorloven langstudeerder te zijn – maar van kortzichtigheid die berust op een typisch Hollandse mentaliteit: voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Het kabinet heeft een gebrek aan visie en er wordt in deze regering consequent niet over nagedacht waarom wij als maatschappij eigenlijk een overheid hebben. De totale afwezigheid van historisch besef is daarin nog wel het meest frappant. Niemand lijkt zich te realiseren dat een overheid ooit in het leven is geroepen om ervoor te zorgen dat wij collectief dingen moeten dragen die niet mogen afhangen van het toeval om onze maatschappij draaiende te houden. Hetzelfde geldt voor de kenniseconomie. Daar wordt over gepraat alsof het een voetbalwedstrijd is. Het gaat 24 Folia
er niet om dat we de eerste zijn, maar dat we goed zijn. Dat kost geld, en dat moet door collectief worden opgebracht, en niet afhankelijk zijn van toevallige interesse van het bedrijfsleven of van gemakzuchtige politieke belangen.’ Mirjam van Praag: ‘De cijfers van de laatste Kennis- en Innovatieagenda laten zien dat Nederland gestaag afdaalt op de ranglijst van kenniseconomieën, en dat is zorgelijk. Met het onderwijs gaat het niet eens zo slecht, maar vooral op innovatie scoren we dramatisch. De seinen staan op rood en de enigen die innovatie kunnen terugbrengen in onze kenniseconomie zijn excellente studenten. Daar wordt nu juist op bezuinigd. Dat niet iedereen op kosten van de staat vier bachelors kan volgen, daar is niets mis mee, maar er zou meer flankerend beleid gevoerd moeten worden, want
excellentieprogramma’s zijn nu al schaars. Het korten op universiteiten is al helemaal onhandig, daar worden niet alleen de hele goeie, maar alle hoger opgeleiden door getroffen. Uit eigen onderzoek blijkt juist dat er een leger hoogopgeleiden nodig is om een stevige kenniseconomie te bouwen. Of het een anti-elitaire maatregel betreft, betwijfel ik, want vooral mensen met minder geld worden erdoor getroffen. Aan de andere kant, als je als land graag een elite wil zijn dan is een ding zeker: op deze manier gaat dat niet lukken.’ Henkjan Honing: ‘Vragen aan een wetenschapper of je hoog op de lijst van kenniseconomieën wilt staan, is hetzelfde als aan een bakker vragen of hij brood belangrijk vindt. In Nederland zijn we goed in de wetenschap en ook heel productief. Dat op zichzelf is al een goed argument
om erin te investeren: een hoge positie vasthouden is economisch gezien effectiever dan van laag naar hoog moeten opklimmen. We moeten investeren in waar we goed in zijn, want het mag duidelijk zijn dat we het in Nederland niet meer van suikerbieten en aardappelen moeten hebben, maar van kennis. Om in te gaan op het anti-elitaire element van de stelling: wat is er nu elitair aan een kenniseconomie? Als je bedenkt dat Nederland er een missie van heeft gemaakt om zeventig procent van de bevolking hoog op te leiden, dan het is bezuinigen daarop eerder aan te merken als elitair. Immers, een minderheid van dertig procent die over een meerderheid beslist kan niet anders dan zo genoemd worden.’ yyy Floor Boon In deze rubriek reflecteren wetenschappers op een actuele stelling.