fen er zijn, anders bestond het basisonderwijs niet meer. Maar feit is wel dat nogal wat juffen minder goed kunnen omgaan met het “ruwe” jongensgedrag en een meer taalgerichte aanpak hebben in het lesgeven.’
Kay Creyghton (22) ‘De mavo haalde ik met twee vingers in mijn neus. Maar de havo ging daarna niet zo vanzelfsprekend. Ik zakte voor mijn eindexamen. Een jaar later haalde ik het net. Geschiedenis en gym vond ik het leukst en ik besloot lichamelijke opvoeding te gaan doen in Den Haag. Dat beviel niet. Ik vond het onzin om al die Latijnse termen te leren, alsof je later tegen een kind zegt: “Strek je arm eens wat beter bij die draaiing in het sagittale vlak.” Ik ben na een paar maanden gestopt en gaan werken. Dat beviel, het is relaxed om iedere maand duizend euro op je rekening te krijgen en als je ’s avonds thuiskomt ben je ook echt vrij. Toch had ik zin om weer te gaan studeren, dan heb je toch iets meer vrije tijd. Ik vond het moeilijk een studie te kiezen. Het is niet zo dat ik van jongs af aan weet wat ik wil worden en daar een enorme drive voor heb. Ik zocht dus maar een brede studie waar ik later goed geld mee kan verdienen. Het werd bedrijfskunde MER. Maar de studie kon me het eerste semester eigenlijk niet boeien. Over de eerste tentamens dacht ik te laconiek. Die haalde ik dus niet. Zo begon ik met een flinke achterstand. Uiteindelijk had ik genoeg punten voor een positief studieadvies, maar ik had twee verplichte vakken niet gehaald. Ik moest dus alsnog stoppen. Dat het niet lukte bij bedrijfskunde MER vond ik wel kut. Nu ben ik aan m’n derde studie begonnen. Sport, management & ondernemen, dit moet ik halen van mezelf. Ik heb ook wel geleerd van eerdere ervaringen. Volgende week heb ik tentamens, dus donderdag ga ik niet naar de borrel van mijn studentenvereniging. Ik weet dat het dan niet bij één biertje blijft.’
14
FoliaMagazine
Maatschappelijke omslag Andere onderzoekers vinden de puur pedagogische verklaring te simplistisch en wijzen naar maatschappelijke veranderingen als grondslag voor het jongensprobleem. Bowen Paulle, universitair docent bij sociologie, onderzocht jeugdcultuur in de Bronx en de Bijlmer en ontwikkelde een eigen theorie over de jongenscrisis. Paulle: ‘Stel je de leefwereld van je opa eens voor. Die zat iedere zondag netjes aangekleed
‘Veel jongens raken al op de basisschool gedemotiveerd’ en gekapt op een houten bank in de kerk. Daar moest hij stilzitten en luisteren. Thuis diende hij respect te tonen voor zijn ouders en zich te gedragen, anders kreeg hij er van langs van zijn strenge vader. Op straat werd hij in de gaten gehouden door de buurman of de postbode. En ook op school werd hem, al dan niet met de stok, discipline opgelegd. En kijk nu eens om je heen. Niemand gaat meer naar de kerk. Thuis en op straat is de sociale controle enorm afgenomen. Je moet niet onderschatten hoe die maatschappelijke omslag van de afgelopen zestig jaar zijn weerslag heeft op de jongens van nu.’ Maar Paulle pleit er niet voor de tuchtstok weer in te voeren op scholen en alle jongens naar de mis te sturen. ‘We moeten een nieuw evenwicht vinden tussen warmte en discipline. Met een visie om kinderen te leren beheerst te reageren en vooruit te kijken. “We gaan nu rustig de aandacht naar binnen brengen” of “Dit moet je over een halfuur af hebben, anders krijg je straf ” is wat je af en toe tegen kinderen zegt als je genoeg om ze geeft.’ Overigens wijst Paulle erop dat jongens zich op latere leeftijd herpakken. ‘De moeilijkheden spelen alleen bij jongens tussen de tien en
vijfentwintig jaar, daarna halen ze de achterstand alsnog in. Zowel in het hoger onderwijs als op de arbeidsmarkt. Mannen krijgen gemiddeld meer betaald en stoten nog altijd vaker door naar topfuncties. Bovendien, stel dat de meisjes het inderdaad overnemen in de maatschappij, dat zal een minder agressieve, meer empathische samenleving opleveren. Dat lijkt mij niet verkeerd.’ Trager brein Ten slotte wordt de oorzaak van de jongenscrisis ook in het brein gezocht. Het jongensbrein rijpt trager dan dat van meisjes. Vooral de regio’s die verantwoordelijk zijn voor planning en het onderdrukken van impulsen komen later tot wasdom. Die tragere rijping zou zijn weerslag vinden in moeite met plannen en impulsief gedrag, en zo de schoolprestaties drukken. Biopsychologe Martine Delfos denkt dat neurologische verschillen inderdaad een rol spelen. Maar ze zoekt de verklaring voor de huidige problematiek in een wisselwerking tussen die neurologische verschillen en psychologische en maatschappelijke eigenschappen. Delfos: ‘We maken het onze jongens niet makkelijk hun draai te vinden op school. Jongens willen zich neerzetten en zijn op zoek naar een aangenaam gevoel. Buiten school gaat dat gemakkelijk. Ik ken bijvoorbeeld een jongen van veertien die meedeed aan het junior songfestival. Nog voordat zijn groepje de halve finale bereikte had die jongen al zevenduizend volgers op Twitter. Ze zongen vals, maar bereikten toch de finale. Nou, die jongen oogstte waanzinnige bewondering. Op school is dat moeilijker te bewerkstelligen en is het resultaat nooit zo orgastisch. Jongens zoeken het dus elders. Op internet, met gamen, in surfen of in een bandje. Als ze zich maar kunnen onderscheiden.’ Te oppervlakkig contact Volgens Delfos nemen scholen momenteel precies de verkeerde beslissingen om het weer ‘leuk’ te maken. ‘Ze introduceren meer computers en iPads in de klas. Alsof jongens daar behoefte aan hebben, die hebben ze toch gewoon thuis of op zak. De enige manier om jongens er weer bij te trekken is door het sociaal contact tussen klasgenoten te bevorderen. Alleen in vriendschap