
4 minute read
Liernu als inspiratie
by FNWP
In de schaduw van de Dikke Eik
‘De duizendjarige eik van Liernu is de dikste en wellicht ook de oudste boom van het land.’
Advertisement
De Eik van Liernu
Gonda Van der Vloet
‘Minette, ma belle Minette,’ zingt Martin, terwijl hij de kudde naar de oude eik leidt. De zware herfststorm van gisteren heeft veel eikels losgerukt en de varkens knorren van genoegen tussen hun gulzige gesmak door. Martin zet zich neer op een bochtige gespleten tak en haalt zijn rieten fluit boven. Nu de varkens zo tevreden lopen te wroeten heeft hij wat tijd om aan zijn liedje te werken. De tekst is moeilijk, vooral de rijmwoorden op -ette, maar de muziek lukt wel. Zijn vingers huppelen over de gaatjes, zijn adem blaast een vrolijk deuntje.
Hij zingt: ‘Minette, ma belle Minette, viens dans ma maisonnette…’ Pff, woorden zijn echt niet zijn ding, dus concentreert hij zich weer op de muziek. Al improviserend kijkt hij omhoog, waar de donkergroene blaadjes ritselen in de wind. Zou het waar zijn dat de boom al duizend jaar oud is? Indrukwekkend is hij wel, met zijn gespleten stam en zijn holte waarin je gemakkelijk kan schuilen of zelfs wonen.
Als hij aan de grote zijtak de metalen ring opmerkt, kan hij een rilling niet onderdrukken. Telkens als de heer bij het rechtspreken weer eens een arme sukkelaar ter dood veroordeelt, haalt de beul hier het touw met de moordende lus doorheen. Dan drummen de dorpelingen rondom deze heilige gerechtsboom om vooral niets te missen van het gespartel en ja, ook van de ontlasting die dun langs de benen naar beneden loopt. De mannen en de opgeschoten jongens gefascineerd, net zoals sommige manwijven; de meerderheid van de vrouwen eerder geschokt, maar toch heimelijk geïnteresseerd.
Bij zo’n opknoping was zijn oog voor het eerst op Minette gevallen. Zij was de enige uit wiens blik medelijden had gesproken. Haar vader had haar meegetrokken en gedwongen het schouwspel gade te slaan.
‘Neen, vader, laat me, ik wil dit echt niet meemaken.’
‘Het recht heeft gesproken. Hij is een dief.’
‘Vader, voor wat knollen uit ons veld. Wij hebben genoeg, en Popol had niets, behalve een hut vol kinderen.’
‘Zwijg! Jij bent mijn dochter. Je zal alles aanschouwen.’ En de herenboer had haar tot pal voor de galg gesleurd.
Daar stond ze, woedend. Ze zette haar benen stevig op de grond, rechtte haar hoofd en balde haar vuisten. Martin zag haar lippen prevelen, maar wat ze zei kon hij niet verstaan.
Op dat moment was hij verliefd geworden. Hij wist wel dat het hopeloos was. Haar vader zou haar nooit met een varkenshoeder laten trouwen. Maar ervan dromen kon hij wel!
De dagen en weken na de terechtstelling klom hij bijna dagelijks hoog in de eik om door het dichte bladerdek over de muur van de kasteelhoeve te kunnen kijken. Zo had hij ontdekt dat ze bij valavond stiekem mandjes naar Popols weduwe bracht. Daarbij zweefde ze geruisloos over de donkere paadjes. Ze leek niet bang voor de nacht.
‘Minette, ma belle Minette, Viens chez moi dans ma maisonnette Garde-moi dans ton cœur Et aime moi pour notre bonheur.’
Dat klinkt niet slecht, het is een begin voor zijn ballade. Tevreden tovert hij de mooiste klanken uit zijn fluit. Het melancholieke deuntje ligt prettig in het gehoor en weerklinkt tussen de bomen. Tevreden speelt hij het opnieuw.
Dan klinkt van over de muur een heldere meisjesstem die woordeloos de melodie mee jubelt…
Alsemberg als inspiratie
Papier scheppen in de Molenbeek
‘De vallei van de Molenbeek in Alsemberg mag beschouwd worden als de bakermat van de Belgische papiernijverheid.’
Victorine
Marijke Declerq
's Morgens omring ik me met vertrouwelingen. Er zit geen volgorde in, maar allen zijn aanwezig: een cleane rattenschedel op een pin, een kaars met vage vanillegeur, een tweekantig pennenmes, een porseleinen kom met schrale vruchten en een oneindige to-do lijst in een klein ringschriftje. Ik word er niet vrolijk van, maar ik voel me thuis. Mijn dag begint hoopvol.
Mijn receptenboek heeft een beduimelde kaft en vergeelde bladzijden. Oud papier, verzuurd en broos. Ik moet er voorzichtig in bladeren. De rangschikking is een ratjetoe en eerder toevallig vind ik "Chinaklei" terug, het fijnste witte poeder ter wereld waar porselein van wordt gemaakt. Maar wat weinigen weten, is dat het poeder ook dient bij het maken van papier. Het maakt papier voller en dichter waardoor inkt beter wordt opgenomen. Chinaklei, daar vroeg ze naar, Victorine, met haar gezicht als een open boekdeel.
Vóór al dat papier, van gelig broos tot dashwit gecoat en dus niet composteerbaar, was er vellum van kalfshuid of perkament van de huid van geit of ezel. Arme dieren met huiverende vacht. De geur van hun wakke rottende vlees was niet te harden. Ik weekte vlees en haar los in kalkwater. Het rondmes, dat ik sleep op een olieslijpsteen, schraapte met gemak vleesklontertjes en pezen weg. Met een puimsteen die ik vond op het strand van Carthago, polijstte ik het delicate opgespannen vel tot nog een bladzijde voor Victorine.
Ik kijk altijd met bevreemding naar haar uitdrukking. Haar uitpuilende ogen, een symptoom van de schildklierziekte van Graves, kijken me recht aan. Ze wil alles van me weten, hoe ik die rattenkop schedelwit kreeg, het rondmes vlijmscherp, de ganzenveer puntig.
Victorine wil haar verhaal vertellen. Geen christelijk stichtend verhaal, wel de kroniek van haar afwijkende leven. Zevenenvijftig jaar op vellum. Verlucht met grote initialen op een preparaat van chinaklei.
Een venijnige pennenpunt schrijft broze letters. De kaars die als vanille ruikt sputtert. Traag rolt haar verhaal naar geschiedenis.
Victorine neemt de tijd. Ze heeft nog drie jaar te leven.
Ellezelles als inspiratie
In de ban van heksen en duivels
‘Op het pad der Geheimzinnigheid ontmoet u duivelse figuren zoals kwelgeesten en kobolden.’
Slapen lukt niet meer
Femke Hoebrechts
Op mijn Pad der Gedachtengang, ontmoet ik mijn kwelgeesten. Ze achtervolgen me, knagen achteraan mijn hoofd. Ik duw ze weg, zoek afleiding, houd koppig vol.
Tot ik in de stilte van ’s morgens vroeg ontwaak. Maagpijn.
Als verstijfd blijf ik liggen starend naar het donker aanhoor hun gefluister: flarden van gesprekken, woorden en hun intonatie, verborgen bedoelingen. De juiste context is ver zoek.
Ik zucht en draai, grijp hen bij de kraag, marcheer kordaat naar ‘mij treft geen schuld’. Ze lachen, gieren, gaan genadeloos door, laten me elk scenario zien.
- het ergste eerst -
Ik stap kilometers in mijn hoofd, word bij elke stap kleiner banger eenzamer.
‘Had ik dit of dat toch anders…?’
Mijn duivels zijn het met me eens: ik moet beter.
Doodmoe draai ik me om, grijp ik mijn kussen vast maar slapen lukt niet meer.