NR 02 JUNI 2025





SCP-DIRECTEUR:
Streep een deel van de administratie weg
VU-ONDERZOEKERS
Balanceren tussen vertrouwen en controle
EEN GROOT BORD SPAGHETTI Zo kijkt ATR naar de zorg


Jorrit Wigchert, voorzitter Fizi
NR 02 JUNI 2025
SCP-DIRECTEUR:
Streep een deel van de administratie weg
VU-ONDERZOEKERS
Balanceren tussen vertrouwen en controle
EEN GROOT BORD SPAGHETTI Zo kijkt ATR naar de zorg
Jorrit Wigchert, voorzitter Fizi
Administratieve lastenverlichting – we hebben er al talloze woorden aan gewijd, en toch blijft het een taai vraagstuk. In de zorgsector lijken nieuwe regels en verantwoordingsverplichtingen zich soms sneller op te stapelen dan we ze kunnen wegstrepen.
Iedere regel ontstond ooit met de beste bedoelingen, maar samen vormen ze een verstikkend web dat ten koste gaat van tijd, aandacht en energie voor de zorg zelf.
Bij Fizi staan we voor een toekomst waarin financials niet alleen beheerders zijn van cijfers, maar veranderaars van systemen. We hebben de kennis én de positie om het gesprek aan te gaan: over de échte waarde van verantwoording, over wat nodig is en vooral over wat we kunnen loslaten.
En misschien gloort er iets aan de horizon dat ons kan helpen om deze vicieuze cirkel te doorbreken. De ontwikkelingen op het gebied van RPA (Robotic Process Automation), AI en hyperautomation gaan razendsnel. Wat als we administratieve processen niet alleen slimmer, maar grotendeels geautomatiseerd kunnen maken? Wat als financiële verantwoording niet meer een last is die bovenop het werk komt, maar een integraal onderdeel wordt van het proces zelf, bijna onzichtbaar en volledig ondersteunend aan de inhoudelijke zorg?
De interviews in deze editie van Fizier laten zien hoe belangrijk vertrouwen, samenwerking en een andere kijk op verantwoording zijn. Technologie kan hierin een bondgenoot zijn, maar nooit een doel op zich. De echte vernieuwing begint bij een andere mindset: de bereidheid om los te laten wat niet meer werkt, en te omarmen wat beter kan.
Als Fizi willen we onze leden uitdagen om hier het voortouw in te nemen. Niet door nieuwe formats te maken of nog meer dashboards te bouwen, maar door slim gebruik te maken van technologie en scherpe keuzes te maken over wat echt waarde toevoegt. Alleen zo kunnen we de administratieve ballast lichter maken en ruimte creëren voor waar het in de zorg écht om draait.
Veel leesplezier – en nog belangrijker: veel stof tot nadenken én handelen gewenst!
Op zoek naar de balans tussen vertrouwen en controle
SCP-directeur: integrale aanpak voor tekorten op de arbeidsmarkt
‘De zorg is een groot bord spaghetti’ 10
03 Een andere mindset
Column Fizi-voorzitter Jorrit Wigchert
06 ‘Er is niet één ultieme oplossing’
Interview met Karen van Oudenhoven
10 ATR is vooral een aanjager
In gesprek met Marijke van Hees
15 Verduurzamen kan best simpel
Lees hoe in de rubriek Tips & Tops
16 De jaarverantwoording zorg
De NZa geeft uitleg
18 Tussen vertrouwen en controle
VU-onderzoekers over het nut van data
22 Geen fiscale lastenverlichting
Wat is daarvan de oorzaak?
24 De zonnige toekomst van Fizi
Goeran de Pater zet alles op een rijtje
26 Adminstratieve lasten... of lusten?
Frans Schaepkens reflecteert
30 Aanpassingen in de Jeugdwet
Wat zijn de juridische consequenties?
Kunst in Isala mag best een beetje schuren
33 Meer of minder regelgeving?
In Duopinie zijn de meningen verdeeld
34 Moet de zorg alles zelf oplossen?
Peter Langenbach vindt van niet
36 Splinternieuwe boekrecensies
Artificial Intelligence en nepnieuws
38 Een zorgvuldige selectie
Binnen- en buitenkunst in Isala
SCP-directeur Karen van Oudenhoven:
Het tekort aan zorgpersoneel is een kwestie waar de politiek nog geen oplossing voor heeft. Directeur Karen van Oudenhoven van het Sociaal en Cultureel Planbureau pleit voor een integrale benadering. ‘Het gaat niet om één maatregel, maar om een combinatie van veel verschillende zaken die moeten veranderen.’
De ontwikkelingen in de arbeidsmarkt voor de zorg zijn niet rooskleurig, daar is iedereen het wel over eens. Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek schommelt het aantal openstaande vacatures in de zorg- en welzijnssector het laatste halfjaar rond de 67 duizend. Het Sociaal en Cultureel Planbureau is een van de organisaties die de overheid voorziet van wetenschappelijke inzichten, die kunnen helpen om maatschappelijke problemen zoals het arbeidsmarkttekort, aan te pakken. Daarbij kijkt het SCP over de grenzen van verschillende sectoren heen. Directeur Karen van Oudenhoven pleit dan ook voor een integrale aanpak van het personeelstekort. Waarbij de politiek best wat meer naar de perspectieven en ideeën van burgers mag luisteren. ‘Als het gaat om bijvoorbeeld de ouderenzorg, heeft de overheid de neiging om allerlei oplossingen te bedenken. Maar bevraag mensen nu eens zelf wat ze willen, wat ze nodig hebben, onder welke condities ze bijvoorbeeld mantelzorg zouden willen verlenen. Ik pleit ervoor om burgers actief te betrekken bij het vinden van oplossingen. Want als je dat doet, vraag je om een proactieve houding van die burger. Daardoor komen dingen in bewe-
'Ik pleit voor het actief betrekken van burgers. Als je dat doet, vraag je om een proactieve houding'
ging, mensen gaan dan zelf dingen oppakken. Terwijl, als er niet goed geluisterd wordt, de logische consequentie is dat mensen zich passiever gaan opstellen.’
Het aanbod vergroten
Volgens Van Oudenhoven zijn er allerlei mogelijkheden om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken. Tegelijkertijd is er niet één ultieme oplossing. Het ligt voor de hand om eerst te kijken of het aanbod aan personeel niet vergroot kan worden. ‘De verhoging van de pensioenleeftijd, en maatregelen om het aantal uren dat mensen – vooral vrouwen – werken, hebben geleid tot een flinke stijging van het arbeidsaanbod. Maar de tekorten zijn er niet voldoende mee weggewerkt, zo blijkt. Je zou wel kunnen kijken of je in andere sectoren arbeidskrachten kunt vrijmaken, bijvoorbeeld door automatisering, die dan wellicht kunnen doorschuiven naar de zorg. Ook zijn er nog steeds mensen die langs de zijlijn staan. Daar is winst te behalen.’
Meer mensen mobiliseren om in de zorg aan de slag te gaan is alleen effectief als de zorg ook aantrekkelijk is om in te werken, betoogt Van Oudenhoven. ‘Een behoorlijk percentage van de mensen die instromen in de zorg, verlaat de zorg alweer binnen twee jaar. Dat komt onder andere doordat mensen op hun werk te weinig autonomie ervaren, de hiërarchie zit veel mensen in de weg. Verpleegkundigen kunnen bijvoorbeeld veel taken
heel goed zelfstandig of deels zelfstandig uitvoeren, waar dat nu nog niet altijd gebeurt.'
Ook kunnen de beschikbare uren effectiever worden ingezet, denkt Van Oudenhoven. ‘Een deel van de hoeveelheid administratie kun je wegstrepen, iets waar het kabinet Schoof ook wel gevoelig voor was.’ Ook kunnen digitalisering en AI wellicht verlichting brengen, al moeten we dat volgens de SCP-directeur niet overschatten. ‘Mensen vinden het soms ingewikkeld om hun werk deels over te laten aan de computer of een robot. En niet alles kan door computers worden overgenomen. We moeten ons in dat opzicht niet te rijk rekenen.’
Mantelzorg
Van Oudenhoven benadrukt dat er niet één tovermiddel is dat het personeelstekort kan laten verdwijnen. Want ook de groeiende vraag naar zorg is een deel van het probleem. ‘De overheid gaat ervan uit dat burgers steeds meer zelf zullen doen als het gaat om informele zorg voor familie of buurtgenoten. Wij waarschuwen ervoor dat dit niet zo vanzelfsprekend is. In andere culturen is het heel normaal dat je zorgtaken binnen de familie oplost, in onze individualistische cultuur is dat niet vanzelfsprekend. Mensen wijzen vaak naar de overheid, die tegelijkertijd niet expliciet is in wat ze precies van burgers verwachten.’
Dat moeten we nu weer zien om te buigen, vindt Van Oudenhoven: ‘Daarbij is het erg belangrijk om te kijken wat mensen feitelijk aankunnen. Er is zeker een groep vitale ouderen die nog best veel kan doen, die ook geacht worden voor hun partner te zorgen als dat nodig is. Maar het is niet zo dat mantelzorg en vrijwilligerswerk zorgen voor een hoger welbevinden. SCP-onderzoek laat zien dat vooral zelf gekozen activiteiten, zoals sporten en culturele activiteiten, een positieve bijdrage leveren. Zorgen voor anderen hoort niet per definitie in dat rijtje thuis. Ook mensen die nog werken, kun je best meerdere taken laten doen. Maar er is wel een maximum aan belasting. Uit onderzoek dat we binnenkort publiceren, blijkt dat de zorg nu juist de sector is waar de meeste mensen ook nog mantelzorgtaken verrichten. Daar is de druk dus extra hoog.’
Preventie
Als je iets wilt doen aan de kosten van de zorg en het beperkte personeelsaanbod, zul je ook moeten investeren in preventie, betoogt Van Oudenhoven. ‘Mensen hebben nu het gevoel dat ze zelf wel uitmaken wat hun leefstijl is. De vraag is hoeveel vrijheid we daarin willen toelaten. En hoe we mensen kunnen stimuleren om zich gezonder te gedragen. De overheid kan het minder aantrekkelijk maken, of zelfs regels stellen voor het aanbod van ongezonde consumptiemiddelen. Denk aan de minimumleeftijd voor alcohol. Je hoopt dat de producenten daarin ook hun verantwoordelijkheid nemen.
'De zorg is nu juist de sector waar de meeste mensen mantelzorg verlenen'
Dat gebeurt gelukkig ook wel, kijk maar naar het enorm gegroeide aanbod aan alcoholvrije dranken. De overheid stelde hier een norm, geen alcohol onder de achttien, en geeft tegelijk aan hoe schadelijk drank is voor jongeren. Supermarkten mogen wat mij betreft nog veel duidelijker laten zien wat wel en niet gezonde producten zijn. En de overheid kan, en moet, iets doen met pricing. Ook via het onderwijs kan de overheid invloed uitoefenen. Scholen hebben steeds vaker automa-
'Nu gaan mantelzorgers soms minder werken, of stoppen er helemaal mee. Dat kun je voorkómen als je meer ondersteuning biedt'
ten met gezondere voeding. Werkgevers kunnen sportfaciliteiten aanbieden en het aanbod in de kantines aanpassen. Niet alleen de overheid is verantwoordelijk, we moeten het met z'n allen doen.’
Preventie helpt om de zorgvraag terug te dringen, maar volgens Van Oudenhoven kun je ook kijken naar hoe mensen wonen. Hoe kun je buurten opzetten op een manier waarop het vanzelfsprekender is dat mensen meer voor elkaar zorgen, alleen al doordat ze elkaar veel vaker tegenkomen? Dan heb ik het niet zozeer over medische handelingen, maar over zaken als boodschappen doen voor iemand, of medicijnen ophalen uit de apotheek. Dat is uit onze cultuur verdwenen. We zouden naar een samenleving moeten waarin voor elkaar zorgen weer vanzelfsprekend wordt.’
Obstakels wegnemen
Hoe doen we dat dan, is vervolgens de vraag. Volgens Van Oudenhoven zouden er om te beginnen allerlei restricties weggenomen moeten worden. Ze geeft een voorbeeld. ‘Kort niet op een uitkering als familieleden gaan samenwonen. Wet- en regelgeving mag wat mij betreft meer gebaseerd zijn op belonen in plaats van straffen.'
Karen van Oudenhoven is sinds ruim tweeënhalf jaar directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daarvoor was zij conrector van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam en decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen aan diezelfde universiteit. Eerder werkte zij als decaan aan de Universiteit Twente en als hoogleraar Organisatiepsychologie en directeur van het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Karen van Oudenhoven is naast haar functie als directeur van het SCP ook bijzonder hoogleraar Maatschappelijke Veerkracht aan de VU.
Uit eigen onderzoek weet het SCP dat mensen best bereid zijn tot mantelzorg. 'Maar daarbij hebben ze wél behoefte aan steun vanuit de gemeente, en ook van hun werkgever. Die zouden zelf wat meer het initiatief mogen nemen om het gesprek aan te gaan over hoe een werknemer meerdere taken goed zou kunnen combineren. Nu gaan mantelzorgers soms minder werken, of stoppen er helemaal mee. Dat kun je deels voorkomen als je meer ondersteuning biedt.’ Ze noemt een ander voorbeeld waarbij de praktijk achterloopt bij de behoefte van burgers: ‘Nieuwbouwhuizen zijn nog altijd meestal eengezinswoningen, terwijl een groot deel van de samenleving niet meer in een klassieke gezinsvorm woont. En ouderen die willen overstappen van hun eigen huis naar een plek waar zorg binnen handbereik is, ondervinden allerlei financiële en wettelijke obstakels om die stap te kunnen maken. De overheid moet dergelijke wetgeving onder de loep nemen en kijken waar je mensen met zulke zaken beter kunt helpen.’
Integrale aanpak
Vraagt zo’n veelheid aan obstakels niet om een taskforce die ministerieel overstijgend is? ‘Het vraagt inderdaad om een aanpak van meerdere departementen. Het werkt niet als het ministerie van VWS aan mensen trekt voor taken in de informele zorg, terwijl Sociale Zaken aan mensen vraagt om meer uren te werken.’ Ook op lokaal niveau valt er veel winst te behalen, denkt Van Oudenhoven. ‘Op gemeentelijk niveau zie je allerlei mooie initiatieven van de burgers. Neem de zorgcirkels, waarbij mensen in groepen van vijftien mensen eens in de zoveel tijd met elkaar koffiedrinken. Als een van hen gezondheidsproblemen heeft, schieten de anderen te hulp. Zulke initiatieven verdienen ondersteuning, zodat ze kunnen blijven bestaan. Daarnaast is het belangrijk dat er minder bureaucratie is. Als je dat niet doorbreekt, maak je veel kapot wat er binnen de samenleving aan creativiteit en zorgzaamheid aanwezig is.’
Het kabinet Schoof had overigens wel oog voor het terugdringen van bureaucratie, merkte Van Oudenhoven. ‘Het vergt wel tijd, maar de roep om een integrale benadering wordt steeds luider, en wordt ook door de politiek gehoord. Gezondheidsproblemen stapelen vaak met schuldenproblematiek, of problemen in het gezin. Het SCP besteed hier in onderzoek veel aandacht aan. We kijken hoe het huidige zorgstelsel doorwerkt bij individuele burgers, die met verschillende problematiek
te maken hebben. En dan zien we dat de samenwerking tussen de diverse instanties vaak niet goed verloopt.’
Ethische vraagstukken
Dat er zowel voor de politiek als de samenleving als geheel veel werk aan de winkel is, is wel duidelijk. Van den Oudenhoven: ‘En dan hebben we het nog niet eens gehad over ethische vraagstukken in de gezondheidszorg, waar de politiek wat mij betreft een belangrijke rol bij inneemt. Want nu we met zijn allen steeds ouder worden, dient zich ook vragen aan over de kwaliteit van leven. Wil je altijd alle behandelingen die voorhanden zijn, ook aan iedereen aanbieden? Daar is nu weinig discussie over in de politiek. En ook niet in het publieke debat. Die discussie willen wij graag aanzwengelen.’
Nederland kent drie officiële planbureaus: naast het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) zijn dat het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het zijn onafhankelijke, wetenschappelijke onderzoeksinstituten die, gevraagd of ongevraagd, beleidsonderzoek verrichten. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) volgt, verklaart en verkent hoe het met de inwoners van Nederland gaat op sociaal en cultureel gebied. De maatschappelijke vraagstukken waar het SCP onderzoek naar doet, beperken zich vaak niet tot één specifiek beleidsterrein. Burgers bevinden zich immers in veel domeinen tegelijkertijd. Door dit als uitgangspunt te nemen, kan het SCP het effect van overheidsbeleid voor burgers beter onderzoeken.
Marijke van Hees:‘Veel regeldruk komt van andere actoren dan de rijksoverheid, zoals gemeenten, zorgverzekeraars en andere toezichthouders’
Nieuw mandaat voor adviescollege regeldruk
Adviescollege ATR kijkt ook naar de administratieve lastendruk in de zorg. ‘Maar niet alle regeldruk komt van de rijksoverheid’, zegt voorzitter Marijke van Hees. ‘Als sector moeten jullie ook kijken welke regeldruk je jezelf oplegt.’
Professionals in de zorg klagen sinds jaar en dag over de administratieve lastendruk in hun sector. Dit voorjaar werd in de Tweede Kamer een wetsontwerp aangenomen dat het mandaat van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) uitbreidt. Als de Eerste Kamer ook akkoord gaat, mag het adviescollege binnenkort ook kijken naar Europese en bestaande wet- en regelgeving. Ook als het de zorg betreft. Goed nieuws, maar waarom hebben zo weinig zorgprofessionals van ATR gehoord?
‘We hebben geen eigenstandige marketingmachine’, zegt ATR-voorzitter Marijke van Hees nuchter. ‘Die hebben we ook niet nodig, want we zijn een adviesorgaan van het kabinet. We hebben wel een eigen website waarop al onze publicaties staan, en we delen onze publicaties via LinkedIn-berichten. De laatste jaren worden we steeds vaker gevonden door de media. We willen echter voorkomen dat we zelf heel veel politieke aandacht trekken, we willen geen verantwoordelijkheid nemen in het politieke discours, dat is aan de Kamer en de minister. We adviseren over beleid, maar we maken het niet.’
Permanente status
ATR werd acht jaar geleden opgericht als tijdelijk adviescollege om onnodige regeldruk te voorkomen, maar deed zijn werk zo goed dat het niet alleen een permanente status krijgt, maar ook dat het mandaat wordt uitgebreid. ‘We mogen niet alleen kijken naar nieuwe wetgeving, ministeriële regelingen en algemene maatregelen van bestuur, maar ook naar Europese wet- en regelgeving én bestaande wet- en regelgeving’, aldus Van Hees.
‘We werken altijd aan de hand van vier toetsvragen. Allereerst kijken we of een nieuwe wet nuttig en nodig is. We bepalen dat niet zelf, maar een minister moet wel duidelijk aangeven dat een nieuwe wet een belangrijk vraagstuk gaat oplossen. De tweede vraag is of er alternatieven zijn, andere manieren om de beoogde doelen tegen lagere maatschappelijke kosten te bereiken. Ten derde: wie krijgt er met die wet- en regelgeving te maken, en is die voor die partijen werkbaar? Dat betreft niet alleen bedrijven, we kijken de laatste jaren ook nadrukkelijk naar de regeldruk voor professionals en burgers. En ten slotte, welke tijd moeten mensen besteden aan administratielasten en andere wettelijke verplichtingen, en wat kost dat, inclusief alle implementatiekosten? We nemen daarbij ook de beleving van de regeldruk mee.’
‘We hebben in de loop der jaren gemerkt dat we dan vaak wat laat zijn om voorstellen echt te verbeteren’, vult ATR-secretaris Rudy van Zijp aan. ‘Daarom bieden we ministeries al langer de mogelijkheid om vooraf contact met ons op te nemen, wat leidt tot beter onderbouwde wetsvoorstellen. Met het nieuwe mandaat kunnen we straks ook betrokken worden bij beleidsvisies, wanneer nog niet is besloten of wetgeving wel het juis-
te instrument is. Daarmee kunnen we beter adviseren over hoe het kabinet onnodige wetgeving en regeldruk kan voorkomen.’
Gunningen
Op de vraag waarom de administratieve lastendruk in de zorg nog steeds zo hoog is, antwoordt Van Hees: ‘We hadden gewoonweg geen mandaat om regeldruk in de zorg aan te pakken, we moesten ons beperken tot nieuwe wetgeving. Maar ik kan een paar voorbeelden geven waarin we geadviseerd hebben en de regeldruk is verminderd. Neem de gunningen voor laboratoria die poliovirussen onderzoeken. Niet iets wat dagelijks op je pad komt, maar voor die organisaties zou dat veel extra regeldruk geven. Wij adviseerden om geen aparte vergunningenprocedure in het leven te roepen. Die laboratoria hébben immers al een vergunning en hebben hun protocollen keurig op orde. Dat advies is overgenomen.’
‘Een ander advies betrof het geneesmiddelenvergoedingssysteem. Vanuit het vorige kabinet lag er een enorme financiële taakstelling die 160 miljoen euro zou moeten opleveren. Het plan was om de geneesmiddelenvergoeding aan te pakken, maar uit een analyse van het ministerie zelf bleek dat dat gepaard zou gaan met forse regeldruk, waarbij er uiteindelijk geen 160 miljoen, maar slechts 70 miljoen euro bespaard zou worden. Er zou ook grote onrust kunnen ontstaan omdat de verstrekking van geneesmiddelen zou veranderen. Dat zou extra tijd van artsen, apothekers en patiënten kosten, maar dat was niet goed meegenomen in de analyse. Op ons advies is die aanpak teruggetrokken.’
‘Tot slot de AVG, de gespecificeerde toestemming die in de zorg nodig zou zijn. Daarbij zouden per persoon pakweg 160 vinkjes gezet moeten worden om aan de eisen te voldoen. We hebben de minister een briefje geschreven dat dat “niet verstandig” was, om het omfloerst te zeggen. Ook dat advies is overgenomen.’
Van Hees constateert dat er altijd veel wordt gepraat over de bedrijfsvoering in de zorg. Na elk incident wordt geroepen dat de verantwoordingsplicht moet worden opgeschroefd. ‘De jaarverantwoordingsplicht waar de zorg mee te maken lijkt te krijgen, staat haaks op ons advies. We zijn benieuwd of deze minister*,die echt werk lijkt te willen maken van het terugdringen van wet- en regeldruk, die doorzet.'
Nieuw mandaat
‘We hadden ons voorgenomen onderzoek in te stellen naar de regeldruk in de zorg’, vervolgt Van Hees, ‘maar dat doen we liefst als een minister echt wat met onze adviezen wil doen. We hebben met de nieuwe minister van VWS gesproken, en ze heeft op haar eigen ministerie al mensen aan het werk gezet om te kijken of de regeldruk naar beneden kan*. Er is ook al een coördinator aangesteld. We wachten nog even af, ook gezien de inhoud van ons nieuwe mandaat. Maar het onderwerp
Reinald van der Meer en John Bierings, in samenwerking met René Bogaarts
regeldruk in de zorg is zó groot, dat we, met onze twintig fte’s voor het gehele werkterrein van de Rijksoverheid, geen grote broek kunnen aantrekken. Je moet ons als zien als aanjager in een proces.’
Van Hees: ‘We hebben in een vooronderzoek gezien dat je in de zorg met een groot bord spaghetti zit. Veel regeldruk komt van andere actoren dan de Rijksoverheid, zoals gemeenten, zorgverzekeraars en andere toezichthouders. Het is zaak een goede balans te vinden. Daar ligt een taak voor een vereniging als Fizi, om te zien welke verantwoordelijkheid je zélf hebt in die balans tussen intern en extern toezicht. In plaats van een driedubbel slot op de deur zou je beter gebruik kunnen maken van bestaande mechanismen. Én accepteren dat er misschien fouten gemaakt worden, dat die naar buiten komen, en gecorrigeerd worden door de betrokken organisatie zelf. Daar hoeven niet alle organisaties onder te leiden. Het is belangrijk om genuanceerd te reageren, hoewel dat politiek niet altijd even goed is uit te leggen en ook niet zo sappig klinkt in de media. Misschien kunnen we in de toekomst iets gaan betekenen, maar altijd in een heel dynamisch veld, samen met vele andere partijen.’
Boardroom
‘Voor de sector zelf is het van belang om te kijken welke regeldruk jullie jezelf opleggen. We zien niet zelden dat nieuwe kwaliteitssystemen worden opgelegd door eigen besturen, al dan niet gedelegeerd aan stafafdelingen die van alles willen weten. Daar is natuurlijk ook een deel van de oplossing te vinden. Zeker met behulp van automatisering, waarbij je data uit het proces benoemt waarmee je de te verwachten datahonger in de toekomst terug kunt dringen. Maar dat is echt een boardroomthema, geen stafdingetje.’
Van Hees ziet ook dat zorginstellingen zich op hun eigen verantwoordelijkheid concentreren. ‘Dat leidt tot heel veel overdracht, en dat geeft extra spanningen. Dat is in de zorgketen een groot probleem. Omdat ik zelf ook weleens patiënten begeleid, zie ik ook dat je bij de overdracht van de ene naar de andere organisatie het dossier bijkans mondeling moet toelichten, omdat men geen tijd heeft de dossiers te lezen of zelfs niet in die dossiers kan kijken, omdat men andere systemen heeft. Dat moeten zorginstellingen in de toekomst ook zien te voorkomen - en eigenlijk had dat al lang gebeurd moeten zijn, want die versnippering duurt al veel te lang.’ ‘Daar spelen ict-bedrijven, met allemaal hun eigen lock-ins, ook een grote rol, overigens. Dat is een dimensie die ik nog niet eens genoemd heb, maar die bedrij-
‘De jaarverantwoordingsplicht staat haaks op ons advies’
ven hebben ook niet altijd belang bij interoperabiliteit. Ten tijde van die informatiseringsvraag rond het elektronisch patiëntendossier speelde al een discussie over het gebruik van een internationaal uniform begrippenkader, Snomed geheten. Dat was rond 2005, maar het is pas onlangs in Nederland geaccepteerd. Het tempo ligt op dit vlak niet erg hoog. Maar goed, ik zeg eigenlijk al meer dan ik uit hoofde van mijn rol als ATRvoorzitter zou moeten zeggen.’
De administratieve lasten kosten de gemeenschap veel geld. ‘Die berekeningen doen wij niet zelf’, zegt Van Hees. ‘Die moeten de ministeries zelf maken. Wij kijken óf ze dat gedaan hebben, en of ze het goed gedaan hebben. Maar wat niet berekend is, telt niet eens mee!
De feitelijke kosten liggen veel hoger, alleen hebben wij dat niet in beeld kunnen brengen omdat het niet berekend is.’
De Europese Commissie heeft bepaald dat de regeldruk wat Europese wet- en regelgeving betreft tijdens de lopende commissieperiode met 25 procent moet worden teruggebracht. Nederland heeft zo’n stip op de horizon nog niet gezet. ‘Vroeger hadden we wel zo’n stip voor de administratieve lasten’, vertelt Van Zijp. ‘Die gold niet voor de inhoudelijke nalevingskosten, de andere vorm van regeldruk, omdat er nooit een nulmeting was gedaan. Dat zou ook vrijwel onmogelijk zijn, en bovendien veel te duur. Voor negen sectoren heeft de Tweede Kamer het kabinet nu overigens wél gevraagd om zo’n doelstelling, een verlaging van 20 procent voor elke sector. Maar daar zit de zorg niet bij.’
Nederland loopt volgens Van Hees vóór op andere Europese landen als het gaat om toetsing van administratieve lasten. ‘Er zijn landen met systemen die minder regeldruk geven, bijvoorbeeld omdat die een generiek systeem hebben voor het onderlinge verkeer binnen de overheid. Letland bijvoorbeeld, maar ook Finland en Denemarken. Het is dus goed om daar naar te kijken. Met ons zorgstelsel, met zijn gemixte verantwoordelijkheden van het Rijk, lagere overheden, zorgverzekeraars, burgers en instellingen, is aanpassen echter lastiger dan wanneer je een staatsgedomineerde gezondheidszorg hebt. Maar heb je de zorg dan beter voor elkaar? Misschien wel op het gebied van regeldruk, maar hoe zit het dan met kwaliteit? En juist die kwaliteit van zorg lijkt me het belangrijkst.’
Spelen de patiënten en de patiëntenorganisaties een rol? ‘We hebben enige jaren geleden nog gesproken met de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie, maar daar is op dit vlak niet veel uitgekomen. Wel belangrijk is natuurlijk de discussie of patiënten zelf bij hun medische gegevens moeten kunnen. Is een dossier alleen voor de behandelaar? En als je als patiënt je dossier mag
Marijke van Hees: 'Belangrijk is de discussie of patiënten zelf bij hun medische gegevens moeten kunnen'
inzien, is dat alleen een uitdraai of kun je thuis alles zien? De teneur is nu dat patiënten zelf toegang tot hun medische gegevens moeten hebben en dat behandelaars voor ontsluiting moeten zorgen, liefst geïntegreerd. Het gaat de goede kant op, en misschien biedt dat ook wel minder administratieve druk. Natuurlijk, behandelaars moeten de dossiers bijhouden, maar patiënten komen minder snel met vragen, er zijn minder herhaalmomenten. Maar goed, al die procesinnovatie is mooi, het aanpassen van die protocollen is veel taaier. En ben je er dan? Nee. Veel mensen kunnen niet met een computer omgaan, bij anderen moet een mantelzorger toegang krijgen, en die autorisatie is ook niet altijd makkelijk.’
Werkbaar
‘Het is in ontwikkeling, en het zal helpen in de roep om minder regels’, vervolgt Van Hees. ‘Het is belangrijk dat daar meer op gestuurd wordt, dat vinden wij ook belangrijk bij die genoemde derde toetsingsvraag: zijn de regels werkbaar voor de partijen die het aangaat, zoals patiënten? Is het te begrijpen? Neem de Wmo-discussie: als de vergoeding van de eigen bijdrage meer inkomensafhankelijk wordt, wordt het voor pati-
enten minder voorspelbaar wat ze zelf moeten betalen. Is dat vanuit regeldruk gezien profijtelijk? Het antwoord is nee! Is er tegelijkertijd enorm financiële druk op het systeem ontstaan doordat een eenvoudiger basistarief is ingevoerd? Ja! Er zijn veel mensen die meer geld hebben die nu ook zorg vragen. De gemeenten zijn daardoor veel geld kwijt en ontstaat er politieke druk om die regels te veranderen. Vanuit regeldrukoptiek vinden wij dat minder prettig.’
Als wordt opgemerkt dat er wel een zeker logica zit achter de inkomensafhankelijke toetsing, zegt Van Hees: ‘Natuurlijk. En het gaat natuurlijk niet alleen om regeldruk. Maar kun je het, als je het systeem gaat aanpassen, zo doen dat de regeldruk niet extreem wordt? En dat het doenlijk is voor de burgers, bijvoorbeeld door met staffels te werken of te zeggen dat vergoedingen niet meer hoeven voor mensen met een bepaald inkomen? We hebben suggesties in die richting gedaan, maar het zijn uiteindelijk politieke afwegingen. Uiteindelijk gaat ATR daar niet over.’
* Dit interview is afgenomen voor de val van het kabinet-Schoof en het aftreden van minister Agema van VWS
Sommige organisaties lopen voorop in verduurzaming, terwijl anderen achterblijven door budgetbeperkingen of andere prioriteiten. Toch is het urgent dat we als maatschappij verduurzamen. Vanuit de innovators delen we hoe het moet, zodat ook de achterblijvers hun rol nemen. Drie praktische tips voor zorgorganisaties om met minimale administratieve lasten, maximaal bij te dragen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en om Paris proof te worden.
1
Houd datavastlegging simpel
Duurzaamheidsverslaggeving kan eenvoudig worden geïntegreerd in bestaande administratiesystemen. Veel zorgorganisaties registreren al gegevens zoals personeel- en cliëntengegevens (social). Energieverbruik (environment) is daar eenvoudig aan toe te voegen, door het aantal kWh van de energiefacturen vast te leggen. Dat kan je facilitaire afdeling helpen om inefficiënties te identificeren en de verduurzaming te bevorderen. Begin met een paar belangrijke indicatoren en bouw dit langzaam uit.
2
Vereenvoudig Performance Indicatoren (PI’s)
Zorgorganisaties verzamelen vaak veel indicatoren, maar die zijn niet allemaal even relevant. Het is belangrijk om PI’s te vereenvoudigen naar daadwerkelijke Key Performance Indicators (KPI’s). Een handige methode hiervoor is de Multicapital Scorecard, die meerdere indicatoren samenvat in één cijfer. Dit maakt het makkelijker om de prestaties in de loop van de tijd te volgen en snel bij te sturen, zonder het overzicht te verliezen.
3
Beweeg richting de finish
Het uiteindelijke doel van CSRD is om inzicht te geven en de ambitie voor verduurzaming te versterken. Spiegel je (K)PI’s daarom na een tijdje aan de doelen die in het Parijs-akkoord staan, of vergelijk ze eens met die van een collega-organisatie. Door allemaal op een eenvoudige manier CSRD in te richten, kunnen vergelijkingen betrouwbaarder worden en kan iedereen concreet actie ondernemen.
Tot slot
Door eenvoudig te beginnen met datavastlegging, PI’s te vereenvoudigen en met duidelijke stuurinformatie aan de slag te gaan, kunnen zorgorganisaties effectief bijdragen aan verduurzaming. Zonder onnodige administratieve lasten.
Wibaut Nouwens, adviseur vastgoed & duurzaamheid bij AAG
Jaarverantwoording zorg
Toegankelijke en betaalbare gezondheidszorg voor alle inwoners van Nederland, dat is de missie van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Om onze toezicht- en reguleringstaken uit te voeren, hebben wij informatie nodig, die we onder meer uitvragen in de jaarverantwoording zorg. Tegelijkertijd vinden wij het belangrijk om de administratieve lasten voor zorgaanbieders te verlichten. Dat levert een spanningsveld op.
Zorg wordt veelal betaald uit maatschappelijk geld. Het is belangrijk dat dit geld daadwerkelijk aan zorg wordt besteed. De jaarverantwoording zorg is dan ook een maatschappelijke verantwoording. Het deel van de informatie dat openbaar is, wordt gebruikt door onder andere zorgver-
zekeraars, ministeries, onderzoeksbureaus, journalisten en accountants. Zo bevordert de jaarverantwoording een transparante zorgsector.
Informatiebehoefte NZa
Sinds 2022 houdt de NZa toezicht op de transparantie van de financiële bedrijfsvoering van zorgaanbieders. Dit doen we onder andere door toe te zien op een tijdige, volledige en juiste aanlevering van de jaarverantwoording zorg. De informatie uit deze jaarverantwoording geeft ons inzicht in de grote veranderingen in de zorg. Denk bijvoorbeeld aan de vergrijzende samenleving, de stijgende zorgkosten en de schaarste op de arbeidsmarkt. Om te kunnen verklaren waarom de zorgkosten zijn gestegen en de schaarse arbeidsmarkt te monitoren, heeft de NZa aanvullende informatie nodig. Deze informatie is alleen toegankelijk voor de NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Wat doet de NZa met de data?
Om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden, is transparante financiële bedrijfsvoering een van de randvoorwaarden. Dit beoordeelt de NZa aan de hand van de controle op de tijdige, volledige en juiste aanlevering van de jaarverantwoording. Daarnaast controleren we steekproefsgewijs of gegevens in DigiMV juist zijn ingevoerd, met als doel de kwaliteit van de data te verbeteren. Ook worden de uitgevraagde gegevens weergegeven in een digitaal dashboard, dat op basis van parameters en indicatoren de trends en ontwikkelingen weergeeft. Aan de hand hiervan krijgen wij inzicht in de financiële bedrijfsvoering van zorgaan-
bieders. En deze inzichten gebruiken wij vervolgens om risicogestuurd toezicht te kunnen houden op de gehele zorgsector.
Spanningsveld
Onze wens om administratieve lasten voor zorgaanbieders te verlichten, kan op gespannen voet staan met het verzamelen van de informatie die we nodig hebben voor ons toezicht. Het vinden van een balans tussen beide is een zoektocht voor de NZa. Het verminderen van administratieve lasten voor zorgaanbieders kan zorgen voor een beperktere informatiepositie van de NZa, en dus leiden tot minder goed toezicht. En minder goed toezicht biedt meer kansen voor niet-integere zorgaanbieders.
Toekomst
Om die balans te vinden, hebben we veelvuldig contact met onder andere zorgaanbieders en brancheorganisaties. Daarnaast trekken we intensief op met andere overheidsorganisaties, zoals het ministerie van VWS,
Door standaardisatie en automatisering verminderen administratieve lasten, terwijl wij onze informatiepositie behouden
het CIBG, de IGJ en het CBS. Op dit moment werken we gezamenlijk aan het doorontwikkelen van de jaarverantwoording zorg. Standaardisatie en automatisering spelen hierin een belangrijke rol. Op die manier kunnen we administratieve lasten verminderen, terwijl wij tegelijkertijd onze informatiepositie beschermen. Wanneer zorgaanbieders minder handmatig hoeven in te vullen, scheelt dat hun tijd en moeite. Bovendien verminderen standaardisatie en automatisering fouten bij de verwerking van rapportages, en worden eventuele fouten sneller ontdekt. Dit vergroot de datakwaliteit van de jaarverantwoording.
Zijn vertrouwen en controle met elkaar te rijmen? Volgens onderzoekers van de Vrije Universiteit kunnen die twee goed samengaan, als de gebruikte data maar van goede kwaliteit zijn.
Eind vorig jaar sprak Pieter Roel Tuinman, hoogleraar Klinische Intensive Care Geneeskunde van Amsterdam UMC, zijn oratie uit. De kersverse hoogleraar bepleitte in zijn rede ‘de terugkeer naar een cultuur waarin we jonge collegae vertrouwen, voeden, begeleiden en coachen in plaats van controleren’. En: ‘Als we niet oppassen zijn we te veel bezig met de vraag of de assistent wel zijn vinkjes heeft gehaald.’
Tuinman is niet de eerste zorgprofessional die klaagt over registratiedruk en controledwang. En dat controle en vertrouwen elkaar in de weg kunnen zitten, is ook geen onbekend geluid.
Die relatie tussen controle en vertrouwen is precies het onderwerp waar Berend van der Kolk en Hilco van Elten zich op hebben gestort. Hun werkkamer bevindt zich toevallig op een paar honderd meter van de Intensive Care waar Tuinman zijn werk verricht. Van der Kolk en Van Elten zijn universitair hoofddocenten van het Zijlstra Center For Public Control, Governance & Leadership van de VU. Ze deden onderzoek naar de relatie tussen vertrouwen en controle in de zorg. De resultaten daarvan zijn onlangs gepubliceerd in The British Accounting Review. ‘De hoofdvraag van ons onderzoek’, legt Van Elten uit, ‘was hoe resultaat- en prestatiemeting een bijdrage kunnen leveren aan vertrouwen en daarmee uiteindelijk ook aan de prestaties van een organisatie.’
Om dat te onderzoeken stuurden Van Elten en Van der Kolk vragenlijsten uit naar ruim 150 managers en financieel managers in de zorg. ‘We hebben de leidinggevende gevraagd om dat te beantwoorden als woordvoerder, als penvoerder van zijn afdeling’, vertelt Van Elten. ‘Afdelingsmanagers weten waarschijnlijk goed wat er in hun afdeling speelt. Ze kunnen redelijk inschatten of mensen elkaar juist wat meer of wat minder vertrouwen. We hebben dus niet alle medewerkers gevraagd. Dat zou heel interessant zijn, maar was voor deze studie niet haalbaar.’
Vertrouwen heeft veel verschillende dimensies. ‘Het is lastig om daar de goed de vinger op te leggen’ erkent Van der Kolk. De onderzoekers hebben daarom gebruikgemaakt van een bestaande en uitgebreid geteste methode om met vragenlijsten dit soort grote begrippen te onderzoeken. Managers kregen vragen voorgelegd als “vertrouwen speelt een grote rol in mijn afdeling” of “de samenwerking tussen medewerkers van mijn afdeling wordt gekenmerkt door wederzijds vertrouwen”. Hun antwoorden konden de respondenten scoren op een schaal van 1 tot 5. Het onderzoek bracht niet in kaart of prestatiemetingen feitelijk eerlijk of kwalitatief goed waren. Het ging om de percepties, hoe prestatiemetingen ervaren worden. ‘Dat is precies waarin we geïnteresseerd zijn’, zegt Van Elten, ‘want hoe men het beleeft, is wat gedrag in werking zet.’
Effect op de productie
Het 'vertrouwen' dat is onderzocht gaat over het vertrouwen in de samenwerking tussen mensen binnen een afdeling die direct met de zorg te maken heeft, licht Van Elten toe. ‘Zowel het vertrouwen als het gebruik van prestatiemetingen hebben een groot effect op wat een organisatie produceert, in termen van financiële winst, maar ook in termen van gezondheidsuitkomsten. Ook de cultuur op het werk behoort tot de succesfactoren voor je organisatie. Maar dan moeten mensen onderling wel op een goede manier met elkaar omgaan, samenwerken op basis van vertrouwen.’ Het werkt ook omgekeerd: afdelingen die hoog scoren op prestaties, blijken tegelijk hoog te scoren op vertrouwen.
Vormen van aansturing
De – met name – middenmanagers werd gevraagd welke manieren van aansturing ze gebruiken en of dat volgens hen impact heeft op het vertrouwen. Van Elten en Van der Kolk onderscheiden daarbij verschillende vormen van aansturing: aansturing op basis van resultaat, aansturing op basis van activiteiten, maar ook personeelsaansturing. Van Elten: ‘Dat gaat erover hoe de mensen in je organisatie worden getraind en opgeleid, welke mensen je aanneemt, hoe je ervoor zorgt dat per-
Daan van Houtum en Reinald van der Meer, in samenwerking met Jasper Enklaar
‘Wat we meten, moet een goede reflectie zijn van wat er daadwerkelijk gebeurt’
soneel voldoende is toegerust om de dingen te doen die je als organisatie wil.’ Een vierde vorm is cultuuraansturing, dat vooral gaat over de manier waarop het management een cultuur creëert waarin gedaan wordt wat in lijn is met organisatiedoelen.
In hun onderzoek keken Van der Kolk en Van Elten hoe de vier vormen van aansturing samenhangen met vertrouwen. Want dit soort metingen en controles hebben een effect op hoe mensen zich voelen in een organisatie. Nu zijn professionals in de zorg nogal gehecht aan hun autonomie. Ze willen de ruimte om hun werk te kunnen doen. Toch is dat niet strijdig met bepaalde vormen van controle en aansturing, ondervonden de onderzoekers.
Personeelsaansturing speelde nog het minst een rol, zegt Van Elten. ‘Daar hadden we wel een positief effect van verwacht, maar dat is al heel erg goed geregeld in de zorgsector. Daar gelden al heel hoge eisen.’
Betuttelend of beklemmend
Van activiteitenaansturing zagen ze juist een positief effect op het vertrouwen. Van Elten: ‘In eerste instantie hadden we gedacht dat mensen dit betuttelend of
beklemmend zouden vinden, juist in een sector waar mensen hun vak willen uitvoeren vanuit passie en intrinsieke motivatie en gebaseerd op autonomie, professionaliteit en expertise.’
Toch is deze uitkomst wel logisch, want bepaalde procedures – bijvoorbeeld een check voorafgaand aan een operatie van het materiaal dat gebruikt gaat worden –kunnen bijdragen aan het vertrouwen in mensen en in hun vermogen om hun taak goed uit te voeren. ‘De aanwezigheid van bepaalde protocollen en de wetenschap dat mensen zich aan de protocollen houden, kan helpen bij het vertrouwen’, zegt Van Elten. ‘Standard operating procedures – een ultieme vorm van activiteitenaansturing – geven een gevoel van borging van kwaliteit en bieden veel houvast aan mensen.’
Setje datapunten
Uit het onderzoek blijkt dat goede prestatiemetingen aan het gevoel van vertrouwen kunnen bijdragen, zegt Van Elten. ‘Als een prestatiemeting niet zomaar een setje datapunten is, maar indicatoren zijn die reflecteren hoe goed mensen bezig zijn, dan hebben zij ook vertrouwen in de kwaliteit van de prestatiemeting. Dat creeert een basis van interpersoonlijke vertrouwen tussen mensen binnen een afdeling, niet zozeer tussen de controller en de manager.’
Een belangrijke aantekening daarbij is dat de kwaliteit van de data daarvoor essentieel is. Die kwaliteit zit ‘m in drie aspecten, legt Van der Kolk uit: data moeten zowel accuraat, sensitief als verifieerbaar zijn. ‘Met sensitief bedoelen we dat als er iets gebeurt in de “echte” wereld, dat het ook goed wordt weergegeven in de data. En data moeten verifieerbaar zijn met externe bronnen. Als je dat soort data van hoge kwaliteit gebruikt, heeft dat een positief effect op het onderling vertrouwen.’
Dat is een belangrijke les voor de praktijk, vult Van Elten aan. ‘We hoeven dus niet wars te zijn van het sturen op resultaten aan de hand van KPI’s of dashboards. Maar wat we meten, moet wel een goede reflectie zijn van wat er daadwerkelijk gebeurt. Als mensen geen vertrouwen hebben in de kwaliteit van hun prestatiemeting, dan ga je niet de effecten sorteren die je zo hard nodig hebt.’
Die elementen van kwaliteit zijn essentieel, zegt ook Van der Kolk. ‘Je kunt niet zomaar een dashboard gebruiken en er dan vanuit gaan dat dit het vertrouwen verhoogt. Maar als de data die in dat dashboard gaan van hoge kwaliteit zijn, kan dat positieve effecten hebben, onder andere op het onderling vertrouwen.’
Geen volledig beeld
In het onderzoek van Van der Kolk en Van Elten staat het begrip metric quality daarom centraal. Van der Kolk erkent – zoals hij in zijn boek De meetmaatschappij uitgebreid beschrijft – dat de meeste metingen nooit INTERVIEW
compleet zijn en geen volledig beeld van de werkelijkheid kunnen geven. ‘Met KPI’s heb je nooit de werkelijkheid te pakken. De data zijn nooit helemaal volledig, er zijn altijd onvolkomenheden. Daar moet je verstandig mee omgaan. Een van de dingen om dat te doen, is zorgen voor een hoge datakwaliteit binnen je eigen organisatie, zorgen dat je de juiste definities gebruikt, zorgen dat je de juiste protocollen hebt om zaken goed te registreren. Zorg ook dat de informatie die je gebruikt voor interne sturing voor mensen binnen de organisatie heel duidelijk is. Dat maakt mensen welwillender om te accepteren wat er uit die data komt.’
Goede werkcultuur
Vaak worden KPI’s gebruikt om medewerkers aan te sturen en betere operationele resultaten te halen. Tegelijk kunnen KPI’s ook een startpunt zijn voor een gesprek binnen een organisatie en zo bijdragen aan een goede werkcultuur. Dat is des te belangrijker in een sector zoals de zorg, vindt Van Elten, waar het lastig is om aan medewerkers te komen en die ook te behouden. ‘Dan wil je een goede collectieve werkcultuur hebben. Daar kun je een goede prestatiemeting voor inzetten.’
Daarom is het voor het opzetten van een effectief prestatiemetingssysteem goed om met elkaar in gesprek te gaan. ‘Zo’n dialoog is belangrijk: ga met z'n allen om tafel zitten. Met verpleegkundigen, artsen, de afdelingsleider, de directeur, om samen te bespreken wat belangrijke indicatoren zijn. Uit zo’n dialoog, waar iedereen de ruimte krijgt, komen zinvolle oplossingen en handreikingen. Het gaat dus niet zozeer om een top-down benadering vanuit finance & control, maar eerder om binnen de organisatie te vragen hoe medewerkers erover denken.’
Van Elten relativeert de soms gevoelde tegenstelling tussen controle en vertrouwen. ‘Een goed prestatiemeetsysteem hoeft het vertrouwen zeker niet te schaden. Maar dat vertrouwen zit hem echt in de perceptie. Je kunt een op papier fantastisch prestatiemeetsysteem ontwikkelen. Maar zijn wij met elkaar erover in gesprek of staat er een prestatiemeetsysteem op de computer van de controller?’
Zin en onzin van meten
In zijn boek De meetmaatschappij schreef Van der Kolk eerder over de zin, maar ook de onzin van meten. Financiële professionals in de zorg willen financiële en niet-financiële informatie in hun dashboard opnemen, vertelt hij. ‘Maar veel dingen die ertoe doen, zijn moeilijk meetbaar. Net zoals er veel dingen meetbaar zijn, die juist niet relevant zijn. In de Harvard Business
‘Er is veel dat ontsnapt aan de cijferrealiteit’
Hilco van Elten: ‘Als mensen geen vertrouwen hebben in de kwaliteit van hun prestatiemeting, ga je niet de effecten sorteren die je zo hard nodig hebt’
Review worden dat ijdelheidsmetingen genoemd, vanity metrics. Als cijferman of -vrouw in een zorginstelling moet je daarin bescheiden zijn: er is immers veel dat ontglipt aan de cijferrealiteit. Wat je met al die cijfers kan, is beperkt.’ In zijn boek pleit hij dan ook voor ‘meten met mate’. Op basis van dit onderzoek wordt dat aangevuld met meer aandacht voor metric quality ‘We zeggen niet: je moet zoveel mogelijk KPI’s ontwikkelen, want dan gaat het er allemaal beter uitzien. De waarheid ligt ergens in het midden. Als we verstandig omgaan met data, als we zorgen dat die objectief, accuraat, verifieerbaar en sensitief zijn, dan kan dat bijdragen aan vertrouwen. De elementen van objectiviteit, verifieerbaarheid, accuraatheid en sensitiviteit zijn heel belangrijk. De data die in een dashboard gaan, doen ertoe. Dus zorg dat op het moment dat je een dashboard implementeert, dat heel duidelijk is waar de informatie vandaan komt, wat de bronnen en gebruikte definities zijn. Wees daar transparant over.’
Referenties
Hilco J. van Elten, Berend van der Kolk, Performance management, metric quality, and trust: Survey evidence from healthcare organizations, The British Accounting Review, 2024, 101511 https://doi.org/10.1016/j.bar.2024.101511
Berend van der Kok, De meetmaatschappij. Waarom we alles willen meten en wat dat met ons doet (Business Contact 2021) https://berendvanderkolk.com/meetmaatschappij/
Bij de invoering van nieuwe fiscale wet- en regelgeving wordt een uitvoeringstoets gepubliceerd. Zo wordt er onder andere getoetst op voor- en nadelen op het gebied van administratieve lasten, zowel vanuit het perspectief van de belastingplichtigen als voor de Belastingdienst. Het streven hierbij is om de lasten zoveel mogelijk te beperken. Ervaren zorginstellingen dat in de praktijk ook, of neemt de druk de laatste jaren juist alleen maar toe?
De tijd waarin de fiscale wet- en regelgeving voor zorginstellingen overzichtelijk was en goed aansloot bij de praktijk, is al lang voorbij. De belastingregels worden complexer, er gelden steeds meer rapportageverplichtingen en de Belastingdienst verlegt steeds meer taken naar belastingplichtigen. En daar wringt nou juist de schoen, want de roep om administratieve lastenverlichting in de zorg (niet alleen fiscaal) is groot. Niet alleen wordt het steeds lastiger om grip te houden op de fiscale positie, maar de belastingregels zitten onderlinge samenwerking ook steeds meer in de weg. Fiscaliteit vereist een steeds grotere rol in de bedrijfsvoering en leidt tot een hogere administratieve lastendruk.
Tijdrovende regelingen
De roep om eenvoudigere belastingregels is van alle tijden. Fiscale regelingen en vrijstellingen zijn dusdanig ingewikkeld geworden dat het bijhouden hiervan een toenemende uitdaging vormt. Als voorbeeld nemen we de werkkostenregeling (WKR). Door de gehele organisatie vinden WKR-gerelateerde boekingen plaats, die niet altijd het juiste fiscale label meekrijgen in de administratie. Een heel klein foutje kan, als deze wordt ontdekt in een steekproef, al leiden tot grote (naheffings) risico’s. Zo kent een boeket bloemen, afhankelijk van de gelegenheid, maar liefst vier verschillende mogelijke WKR-kwalificaties en kennen wij zorgorganisaties die voor elke kwalificatie bij een andere bloemist bestellen.
Rol Belastingdienst
Bij het beroep op een vrijstelling, de (pro rata) aftrek van btw of het toepassen van een fiscale regeling, geldt als hoofdregel: ‘wie stelt, bewijst’. We merken dat de
Juist in de zorgsector leiden nieuwe regelingen tot een hogere lastendruk
Belastingdienst, ook zonder een convenant horizontaal toezicht, steeds meer zelfcontrole op de fiscale administratie verwacht. Zo is het voeren van een (sluitende) rittenregistratie in combinatie met een schriftelijk verbod rondom privégebruik van een auto niet voldoende, maar wordt verwacht dat organisaties dit verbod ook periodiek zélf controleren. Er wordt steeds meer nadruk gelegd op een juiste en volledige administratie om voldoende aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor toepassing van een bepaalde regeling is voldaan. Dat is op zich logisch en verklaarbaar, maar draagt niet bij aan administratieve lastenverlichting.
Btw-administratie
In de btw houdt dit bijvoorbeeld in dat het recht op aftrek van btw op kosten en investeringen en de mate daarvan (pro rata of volledig) steeds nauwkeuriger moet worden vastgelegd. Bij geen of onvoldoende administratie weigert de Belastingdienst het recht op aftrek. Hiervoor is dus een goede inrichting van de administratie nodig, onder meer door het gebruik van juiste btw-codes. Vooral de eerste inrichting daarvan is arbeidsintensief. Als het eenmaal staat, is het in principe een kwestie van bijhouden, maar is het erg belangrijk om de btw-administratie te blijven monitoren. Ook op dit punt hecht de Belastingdienst veel waarde aan zelfmonitoring en de implementatie en uitvoering van controlemaatregelen door de organisatie zelf.
Vertrouwen
Voor zorgorganisaties met een convenant horizontaal toezicht met de Belastingdienst, verandert de rol van de Belastingdienst van ‘verticaal toezicht’, naar een vertrouwensrelatie waarbij zorginstellingen zélf hun fiscale positie controleren. Dit vraagt veel tijd van organisaties. Om in aanmerking te komen voor het sluiten van een convenant (en het behouden hiervan) dient onder andere een gedocumenteerde fiscale strategie en risicoanalyse aanwezig te zijn in het fiscale dossier.
Geconstateerde (key) risico’s dienen regelmatig te worden gemonitord en de uitkomsten hiervan moeten met de Belastingdienst worden gedeeld. Regelmatig vragen zorginstellingen zich af of de voordelen van het convenant opwegen tegen de extra administratieve lastendruk. Maar zoals hiervoor al opgemerkt, verwacht de Belastingdienst ook zonder convenant steeds meer van de zorginstellingen zelf.
Nieuw fiscaal beleid
Zoals aangegeven wordt bij de invoering van nieuwe wet- en regelgeving gekeken naar de invloed op de administratieve lastendruk. Maar is dat in de afgelopen jaren in de praktijk terug te zien? Juist in de zorgsector leidt een aantal nieuwe regelingen onevenredig (en mogelijk onbedoeld) tot een hogere lastendruk. We noemen een aantal voorbeelden:
• Sinds 1 januari 2022 geldt een renseigneringsverplichting, op grond waarvan werkgevers betalingen aan derden moeten doorgeven aan de Belastingdienst. Deze informatie gebruikt de Belastingdienst bij haar taak om toezicht te houden op de aangiften inkomstenbelasting van deze derden. De verplichting heeft tot veel extra administratieve onduidelijkheid en onrust geleid, juist in de zorgsector. Daarnaast is dit een treffend voorbeeld van de lastendruk verleggen van de Belastingdienst de naar zorginstellingen.
• De wet schrijft voor dat uit de administratie moet blijken dat een btw-vrijstelling van toepassing is. Bij een groot deel van de zorgprestaties is dat vanzelfsprekend, en wordt de toegepaste btw-vrijstelling niet eens vastgelegd. Daarover ontstaan gelukkig nauwelijks discussies. Er wordt de laatste jaren wel steeds strikter gekeken naar prestaties die zowel onder zorg als onder niet-zorg kunnen vallen. Denk hierbij aan cosmetische chirurgie of een besnijdenis. Een botoxbehandeling kan een therapeutisch doel hebben, maar ook zuiver cosmetisch zijn. Van aanbieders van dergelijke prestaties wordt verwacht dat in de administratie bij iedere behandeling wordt vastgelegd of sprake is van een therapeutisch doel (btwvrijgestelde zorg) of niet (btw-belaste prestatie). Wordt dat niet of onvoldoende in de administratie opgenomen, dan bestaat het reële risico dat de Belastingdienst 21 procent btw naheft. In het ergste geval zelfs over alle prestaties. De verplichting om de btwvrijstelling te onderbouwen en vast te leggen in de administratie is niet nieuw, maar krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht van de Belastingdienst. Ook dat vergt van zorgverleners dus een professionelere inrichting van de administratie en de administratieve processen, waarbij zelfs het medische personeel zich moet bezighouden met de btw-administratie (namelijk het vastleggen van het therapeutische doel van een behandeling in het dossier).
• De organisaties die zorgactiviteiten (deels) hebben ondergebracht in een besloten vennootschap, zijn
voor een beroep op de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting afgelopen jaren geconfronteerd met allerlei aanvullende voorwaarden. De staatssecretaris acht het immers niet wenselijk dat zorg-bv’s aanspraak maken op deze vrijstelling. Er worden nadere eisen aan de statuten en governance gesteld, hetgeen tot meer administratieve lasten leidt.
Conclusie
Hoewel de wetgever bij de invoering van nieuwe wet- en regelgeving streeft naar een balans tussen administratieve lasten en uitvoerbaarheid, zien wij de laatste jaren helaas toch een verdere fiscale administratieve lastenverzwaring. We ervaren dat fiscale regelingen juist in de non-profitsector tot meer knelpunten en administratieve druk leiden. Daarnaast stuurt de Belastingdienst, zowel binnen als buiten horizontaal toezicht, steeds meer op zelfcontrole van zorgorganisaties. Het verleggen van deze lasten en een aantal nieuwe regelingen, leiden weliswaar tot administratieve lastenverlichting, maar dan wel aan de kant van de Belastingdienst.
Het gebruik van AI en datatooling vindt steeds meer zijn weg in de fiscaliteit, maar staat nog in de kinderschoenen. De administratie zou daarmee efficiënter en nauwkeuriger kunnen worden beoordeeld op bijvoorbeeld btw- of WKR-gerelateerde boekingen. Deze ontwikkeling is niet alleen noodzakelijk om te voldoen aan de strengere fiscale eisen, maar maakt ook tijd en middelen vrij zodat zorgorganisaties zich kunnen richten op hun kerntaken. Hopelijk kunnen de digitale ontwikkelingen de komende jaren dan eindelijk voor wat lastenverlichting gaan zorgen.
Fizi is de afgelopen jaren stevig gegroeid en telt inmiddels bijna 1.400 leden, die werken bij zo’n 450 zorginstellingen. Verenigingsmanager Goeran de Pater doet de toekomstplannen en ambities voor Fizi uit de doeken.
De groei van Fizi komt niet uit de lucht vallen. Fizi organiseert relevante bijeenkomsten en deelt inspirerende en actuele content waar onze leden echt iets aan hebben. Dit zorg voor zichtbaarheid én nieuwe leden, en daar zijn we trots op! Natuurlijk brengt groei ook uitdagingen met zich mee. Om door te kunnen groeien naar tweeduizend leden, hebben bestuur en verenigingskantoor de afgelopen periode hard gewerkt aan een heldere koers voor de komende jaren. Want als de vereniging groter wordt, moet de organisatie vanzelfsprekend meeontwikkelen. De kwaliteit moet daarbij uiteraard gewaarborgd blijven. Lukt dat, dan kunnen we in de toekomst nog veel meer betekenen voor de zorgsector en vergroten we als dé beroepsvereniging voor zorgfinancials steeds meer onze impact.
Goeran de Pater: ‘We kunnen in de toekomst nog veel meer betekenen voor de zorgsector’
Vertrouwde pijlers
In 2020 formuleerde Fizi drie kernwoorden, die sindsdien de basis vormen voor alles wat we doen: Kennis, Netwerk en Invloed. Deze pijlers zijn nog altijd een stevig fundament van onze vereniging – en dat blijven ze. Het strategisch plan, dat tot 2025 liep, heeft vruchten afgeworpen: de meeste doelen zijn gerealiseerd. Tijdens de ALV in mei heeft het bestuur de nieuwe koers voor de periode 2025-2027 vastgesteld. Wat zijn de belangrijkste speerpunten en ontwikkelingen?
Voor de komende jaren staat één thema centraal: verbinding. Tussen (de leden van) Fizi en haar achterban, zowel op sectorniveau als sectoroverstijgend. Maar ook binnen het Fizi-bestuur, de sectorbesturen, de medewerkers van het verenigingskantoor, onze partners en andere stakeholders. Want Fizi is een vereniging: dat betekent dat we het samen doen: in gesprek zijn met elkaar, kennis halen en brengen, van elkaar leren en impact hebben. Juist nu we groeien is verbinding belangrijk. In de komende jaren zullen we hier dan ook nadrukkelijk op inzetten. Alleen samen blijven we relevant en toekomstbestendig.
Tijdens de algemene ledenvergadering van december 2024 is besloten om de bestuursstructuur van Fizi te vernieuwen. Het bestuur bestaat voortaan allereerst uit de voorzitter, secretaris en penningmeester. Samen vormen zij het Kernteam, dat is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als bestuurders van Fizi. Zij worden aangevuld met de sectorvoorzitters. Daarmee is het vroegere algemeen bestuur, waarin ook de sectorsecretarissen zitting hadden, komen te vervallen.
Deze wijziging is ingevoerd om het bestuur compacter en slagvaardiger te maken. Met het oog op de verwachte groei van de vereniging is dit een belangrijke stap vooruit. Om tegelijkertijd beter in te kunnen spelen op voor Fizi zeer relevante thema’s, zijn aan het bestuur nieuwe portefeuilles toegevoegd. Zo creëren we meer focus en betrokkenheid rond de belangrijkste thema’s voor de komende jaren. Vooralsnog is ervoor gekozen
om een bestuurslid aan het bestuur toe te voegen dat verantwoordelijk is voor de Fizi Academy. Daarnaast wordt het bestuur uitgebreid met een bestuurslid Kennis & Inhoud (gericht op kwaliteitsborging van de bijeenkomsten en publicaties) en een bestuurslid Young Financials. Andere belangrijke portefeuilles, zoals Verenigingskantoor, Stakeholders en Jaarevent, worden ondergebracht bij de bestaande bestuursleden.
Het hart van Fizi
De vijf sectorbesturen vormen nog altijd het kloppend hart van de vereniging. Deze tientallen enthousiaste en betrokken bestuursleden zijn de drijvende kracht achter onze vereniging. Zij organiseren bijeenkomsten in samenwerking met het verenigingskantoor en onze partners, én ze zorgen vooral ook voor verbinding met andere (potentiële) leden binnen hun sector.
De laatste jaren zien we een duidelijke ontwikkeling: steeds meer thema’s zijn sectoroverstijgend. Het zijn onderwerpen die meerdere sectoren van de zorg raken.
Juist daar ligt de kracht van Fizi. Door zorgfinancials uit verschillende sectoren met elkaar te verbinden, ontstaat er een waardevolle kruisbestuiving. Het verenigingskantoor stimuleert en ondersteunt deze ontwikkeling graag.
Groeien en leren
Niet alleen het aantal leden is in de afgelopen vier jaar flink gegroeid, ook het aantal partners van Fizi is bijna verdubbeld. Dat is goed nieuws, want onze partners spelen een belangrijke rol binnen de vereniging. Zij brengen onze leden op de hoogte van de nieuwste technologische en beleidsmatige ontwikkelingen. Bovendien zijn ze actief betrokken bij bijeenkomsten en leveren ze waardevolle bijdragen aan onze content. Dat doen ze niet alleen met kennis, maar ook met een gedeelde overtuiging: onze missie ondersteunen en samen bouwen aan een duurzaam Nederlands zorgstelsel.
Twee jaar geleden kreeg de Fizi Academy een nieuwe opzet. In samenwerking met partners ontwikkelt Fizi waardevolle leertrajecten die nauw aansluiten bij de behoeften van zorgfinancials. Fizi heeft de ambitie om de Academy verder uit te bouwen. Met de benoeming van een bestuurslid Fizi Academy is er nu structureel aandacht voor het ontwikkelen van mooie programma’s die specifiek zijn ontwikkeld voor zorgfinancials.
Toekomstbestendig kantoor
Ook het verenigingskantoor heeft in de afgelopen jaren een flinke ontwikkeling doorgemaakt; de bezetting is verdubbeld. Dagelijks werkt een bevlogen team vanuit Assen hard aan de verdere uitbouw van de vereniging. Er wordt meer structuur aangebracht, zodat de vereniging nog betere ondersteuning krijgt en tegelijkertijd toekomstgericht kan blijven werken. Er is veel aandacht voor het binden van bestaande leden én het aantrekken van nieuwe geïnteresseerden. Slimmer werken speelt hierbij een belangrijke rol. Zo
maakt het kantoor steeds meer gebruik van automatisering, AI-oplossingen en efficiënte werkprocessen. Moderne software en slimme marketingtools helpen de ledenbinding te versterken, de groei voort te zetten en de positie van Fizi verder te verstevigen. Door de groei van de afgelopen jaren is het huidige kantoor, waar Fizi twaalf jaar is gevestigd, te klein geworden. Daarom verhuist het verenigingskantoor per 1 september naar een ruimer pand, waar volop ruimte is om bijvoorbeeld ook bestuursleden te ontvangen.
Jaarevent en een tweede kantoor
De wens om in Midden-Nederland een vaste vergaderlocatie en werkplekken te hebben, leefde al langere tijd. Sinds medio 2025 is die wens werkelijkheid: Fizi krijgt de beschikking over een ruime vergaderruimte en twee flexwerkplekken – een mooie kans om elkaar op een centrale plek te ontmoeten! De nieuwe locatie bevindt zich in Zeist, in het voormalige kantoor van Triodos Bank, waar ook onze partner Performation is gevestigd. Hier kunnen bestuursvergaderingen en leergangen van de Fizi Academy plaatsvinden.
Het Fizi Jaarevent is uitgegroeid tot hét event voor zorgfinancials. Inmiddels weten zo’n 450 deelnemers de weg te vinden naar dit evenement. De eventcommissie, die bestaat uit een bevlogen groep vrijwilligers, stelt samen met het verenigingskantoor een programma samen, dat garant staat voor een sterke mix van kennis delen, elkaar ontmoeten en vooral: plezier. Met maar liefst dertig workshops en tal van plenaire sprekers is het Jaarevent iets waar we trots op mogen zijn.
Groei en verbinding
Verbinding is de komende jaren het sleutelwoord. Met partners, (sector)besturen, het verenigingskantoor en stakeholders – essentieel om de kwaliteit van onze vereniging te blijven waarborgen. Onze leden staan daarbij centraal. We blijven investeren in waardevolle content én creëren ruimte voor ontmoeting en kennisuitwisseling. Want betrokken leden vormen de basis van een sterke vereniging. Ledengroei blijft een belangrijk speerpunt: Fizi streeft naar een jaarlijkse aanwas van 20 procent. Dat betekent niet alleen het aantrekken van nieuwe leden, maar ook het binden van bestaande leden. Ook hebben we de ambitie om community’s in te richten, op een professionele manier ondersteund vanuit het verenigingskantoor, met goede software. Om onze impact te vergroten, willen we ook de banden met onze stakeholders intensiveren. Hiervoor ligt een concreet plan klaar, waarbij oud-bestuursleden worden betrokken die hun netwerk willen delen met dat van Fizi. Deze groei en ambitie zijn alleen mogelijk dankzij de inzet van vele vrijwillige en betrokken leden. En daar kunnen we er nooit genoeg van hebben.
Wil jij ook bijdragen aan de toekomst van Fizi? Stuur een mail naar goeran@fizizorgfinancials.nl. Ik ga graag met je in gesprek!
Goeran de Pater, verenigingsmanager Fizi
Administratieve lasten nemen al jaren een prominente plek in op de agenda’s van beleidsmakers én zorgprofessionals. Het terugdringen wordt gezien als bijdrage aan het oplossen van personeelstekorten in de zorg. Maar zijn het alleen maar administratieve lasten? Of wellicht ook lusten?
Het vastleggen van allerlei gegevens is heel gebruikelijk in allerlei bedrijfstakken, organisaties en beroepen. Toch wordt er, vooral in de zorg, geklaagd onder het motto dat zorgprofessionals gekozen hebben voor hun vak en niet voor het doen van administratie. Is dat terecht? Ik denk dat een deel van de administratie min of meer onder lusten geschaard kan worden, een deel inderdaad onder lasten en ook een deel wellicht onder de noemer ‘angst’. En als er dan tóch administratie gedaan moet worden, kunnen we dat dan niet wat makkelijker maken?
den ‘de klok rond’ zorg verlenen, is vastlegging van informatie voor overdracht nodig. Ook als een cliënt in de ggz meerdere behandelaars heeft, dan is afstemming en overdracht – en dus administratie – aan de orde.
Frans Schaepkens, directeur WFZ
Laat ik beginnen met het omschrijven van administratieve activiteiten. Bij de planning en uitvoering van zorg worden veel gegevens vastgelegd. Als ik put uit mijn eigen ervaring als patiënt annex cliënt annex zorgconsument, dan legt mijn ziekenhuis vast wanneer ik een afspraak heb gehad en wanneer ik de volgende afspraak heb. Persoonlijk vind ik dat erg nuttig en ik heb de idee dat met een veelheid aan patiënten het ook voor het ziekenhuis en de zorgverleners fijn is om te weten wanneer welke patiënt zich moet melden. Administratieve lusten dus. Daarnaast lijkt het me ook noodzakelijk om vast te leggen hoeveel patiënten er komen én hoeveel en welk personeel nodig is om die patiënten op een adequate manier van dienst te zijn. De zorgprofessionals die periodiek mijn oogfuncties meten en de oogarts die ze vervolgens interpreteert, leggen gegevens vast die nodig zijn om adequate zorg te bieden. Administratieve lusten dus wederom.
Ook is het vastleggen van gegevens in het kader van continuïteit van zorgverlening belangrijk. Aan de ene kant kunnen burgers 24/7 gebruikmaken van bijvoorbeeld een huisarts, maar een huisarts is geen 168 uur per week beschikbaar; er zal dus sprake moeten zijn van overdracht. Hetzelfde geldt in de ouderenzorg: doordat verschillende verpleegkundigen en verzorgen-
Het wordt ingewikkelder als we kijken naar facturatie en naar interne besturing en beheersing. Medewerkers in het ziekenhuis moeten gegevens vastleggen, zodat uiteindelijk een dbc vastgesteld en gefactureerd kan worden. De vraag is of in dat proces alle administratieve handelingen en controles nodig zijn en of daar personele inzet ‘verspild’ wordt. Een kritische beschouwer zou kunnen opmerken dat dbc’s vaststellen en factureren eigenlijk helemaal niet nodig is als het ziekenhuis een bedrag zou krijgen, gebaseerd op wat simpele en eenduidige parameters, zoals vroeger met het functiegerichte budget. Op die observatie valt nogal wat af te dingen. Want de facturatie heeft de functie om in een stelsel met meerdere zorgverzekeraars per verzekerde het eigen risico af te rekenen én om de zorgkosten over de verschillende zorgverzekeraars te verdelen én om de risicoverevening te voeden. Dat zijn in ons huidige stelsel heel fundamentele zaken. Wel zou je de vraag kunnen stellen of het dbc-stelsel eenvoudiger kan. Ook mag van het ziekenhuismanagement verwacht worden dat er inzicht is in kosten en baten. Het vergt een aantal inspanningen om inzicht te krijgen in wat verschillende activiteiten kosten, wat ze bijdragen aan de zorg en wat ze opleveren in de vorm van tarieven en prijzen. Je zou kunnen zeggen dat dit op het eerste gezicht administratieve lasten lijken. Toch zou ik ze op het tweede gezicht willen scharen onder administratieve lusten. Het feit dat dit vroeger, toen per definitie alles beter leek te zijn, niet gebeurde is geen excuus om het nu dan maar af te schaffen.
Ook op conceptueler niveau is het eenvoudig om van alles te scharen onder administratieve lasten, maar dat is te gemakkelijk. De vaak verfoeide vijfminutenregistratie
in de thuiszorg (overigens is dat in de advocatuur gebruikelijk) mag dan een administratieve belasting zijn voor de wijkverpleegkundige, maar lijkt mij in één of andere vorm wel nodig om bijvoorbeeld inzetplanningen te maken, inzicht te krijgen in de zorgzwaarte van patienten en om in de organisatie inzicht te krijgen in de kosten en baten van verschillende activiteiten. Het op artikel- en patiëntniveau registreren van implantaten is achteraf bezien in veel gevallen misschien overbodig, maar áls er een probleem is met bepaalde implantaten is het toch wel fijn om te kunnen achterhalen in welke gebitten deze falende producten zitten. Zijn er dan geen administratieve lasten? Natuurlijk wel. Op de website van Ontregel de Zorg zijn veel voorbeel-
den te vinden administratieve lasten. Een paar dingen die mij opvallen:
• Er lijkt niet één grote gemeenschappelijke noemer te zijn, want de lasten lijken zich op allerlei terreinen en aspecten voor te doen. Wel geven professionals aan dat verslaglegging prioriteit heeft om aan te pakken1, maar het ontbreken van een gemeenschappelijke
De vraag is of het dbc-stelsel niet eenvoudiger kan
BDO is meer dan een accountant en heeft veel ervaring als adviesorganisatie in de zorg. Met Medical Process Redesign bieden we een integrale aanpak die zorginstellingen helpt om zorgprocessen te herontwerpen aan de hand van een nieuwe balans tussen professional, proces en data. Zo gaan ze de uitdagingen van de moderne gezondheidszorg te lijf en leveren ze hoogwaardige zorg. Meer zorg met minder mensen en middelen.
Benieuwd wat we voor u kunnen betekenen?
Neem contact op via mail met één van onze adviseurs: Jacco Aantjes (jacco.aantjes@bdo.nl) en Riz Ahmed (riz.ahmed@bdo.nl) of bel naar 040 269 81 11
noemer maakt het moeilijker om op landelijk niveau en structureel in te grijpen.
• Een belangrijke last lijkt te liggen bij kwaliteitsregistraties. Aan de ene kant is het, om te leren in de vorm van een PDCA (Plan-Do-Check-Act) cyclus, noodzakelijk om zaken vast te leggen, en op basis van analyse en onderzoek, processen te verbeteren. Aan de andere kant2 blijkt het ook mogelijk om de uitgebreide registratie terug te brengen tot een beperkte ‘kernset van zinvolle indicatoren’. Dat suggereert dat er daarvoor een uitgebreide set van niet-zinvolle indicatoren was.
• ICT en ook AI worden genoemd als mogelijkheden om de administratieve lastendruk te verminderen, terwijl tegelijkertijd het geloof dat de registratietijd in de zorg omlaag kan, niet erg groot is3. Bij mij roept dat de vraag op of daarmee wel de oorzaak van administratieve handelingen wordt aangepakt, of dat het slechts gaat om het efficiënter registreren, zonder naar de effectiviteit te kijken. ‘Doen we de juiste dingen?’ is een vraag die vooraf moet gaan aan de vraag of we de dingen op de juiste manier doen.
• Een aardig voorbeeld vond ik het verschuiven van de administratieve lasten. Het IJsselland ziekenhuis laat patiënten voorafgaand aan de opname allerlei gegevens invullen die voorheen samen met een verpleegkundige werden ingevuld4. Daarmee wordt niet zozeer bespaard op administratie, maar wordt de vastlegging naar de bron verlegd. Een beetje zoals dat tegenwoordig ook gebeurt met bankopdrachten: werden die vroeger door datatypisten overgetypt van door klanten ingevulde formulieren; tegenwoordig doen we dat allemaal zelf. En we zijn daar nog blij mee ook.
Naast administratieve lusten zijn er dus wel degelijk administratieve lasten. Ik zou willen concluderen dat er een spanningsveld is tussen noodzaak en inspanning. Aan de ene kant is er noodzaak om zaken vast te leggen. Bijvoorbeeld vanwege overdracht tussen professionals, om ziekteverloop in de tijd te schetsen, om te kunnen leren en verbeteren via de PDCA-cyclus, om patiënten inzicht te geven in de kwaliteit van zorg, om te kunnen plannen, te declareren en om verantwoording af te leggen. Aan de andere kant is er inspanning nodig om zaken vast te leggen. Dan dringt zich onvermijdelijk de vraag op hoe die twee zich tot elkaar verhouden. En aangezien de noodzaak en het nut vaak bij andere personen (bijvoorbeeld het management of de patiënt) liggen dan de inspanning om te administreren (bijvoorbeeld de zorgprofessional), kan dat een ongelijke strijd zijn.
Eén aspect wil ik nog graag belichten: registratiedwang vanwege angst. Onder meer de Argumentenfabriek5 en Vilans6 hebben hierover geschreven. Veel vastleggen
Er is een spanningsveld tussen noodzaak en inspanning
kan (schijn)veiligheid creëren (‘ik kan alles altijd volledig verantwoorden’). Werken op basis van wantrouwen vraagt om veel verantwoording. Werken op basis van vertrouwen vraagt veel moed van degene die het vertrouwen geeft. En het vraagt ook moed van degene die het vertrouwen krijgt om daar geen misbruik van te maken. Aangezien ons zorgstelsel grotendeels gebouwd is op gestold wantrouwen en op onderlinge belangentegenstellingen, is de weg van verantwoording naar vertrouwen een hobbelige. En zeker in de wetenschap dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat.
Ervan uitgaande dát er sprake is van administratieve taken, kan het dan makkelijker en in minder tijd? Kan AI helpen om het makkelijker en minder tijdrovend te maken? Ik ben daar, net als veel zorgprofessionals7, redelijk sceptisch over. Er zijn toepassingen die het vastleggen van gegevens, zoals bijvoorbeeld verslagen van behandelgesprekken, makkelijker kunnen maken. Maar er zullen ook onverwachte en nu nog onbekende effecten optreden die de winst deels weer doen verdampen. Kijk naar het voorbeeld van laagdrempelig communiceren via een ICT-toepassing met de dokter. Ja, het werkt efficiënter, maar het werkt ook meer vragen in de hand, waardoor het effect per saldo kleiner is dan gedacht. Er wordt veel geklaagd over administratieve lasten in de zorg. Dat is niet geheel onterecht, maar het gaat voorbij aan het feit dat een deel van die vastlegging gewoon nodig is. Net zoals vastlegging ook in andere beroepen gewoonlijk is. En hoe harder er geklaagd wordt, des te onaantrekkelijker het beroep van zorgprofessional wordt. Dat is een ongewenst neveneffect. Tot slot: er wordt heel veel geschreven over vermindering van administratieve lasten. Is dat misschien een administratieve last op zichzelf?
Noten
1. https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004733.pdf
2. Zie bijvoorbeeld https://www.radboudumc.nl/afdelingen/intensive-care/onderzoek/zire
3. https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004734.pdf
4. https://www.ordz.nl/documenten/praktijkverhalen/2025/02/28/ ijsselland-ziekenhuis-blijft-verbetergrens-verleggen-met-digitale-intake-voor-patienten
5. Kraaijeveld, K. 2018. Hoe kunnen we de zorg blijvend (ont)regelen? Lessen uit de schrapsessies. Amsterdam: De argumentenfabriek.
6. Regeldruk in de langdurige zorg. Boosdoeners blootgelegd. Vilans, juni 2020
7. https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004734.pdf
Nieuwe eisen voor bestuursstructuur en openbare jaarverantwoording
In april heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg aangenomen. Deze wet bevat nieuwe eisen met betrekking tot de bestuursstructuur en de openbare jaarverantwoording.
Daarnaast is ook de ontwerpregeling Openbare jaarverantwoording Jeugdwet ter internetconsultatie aangeboden. Met deze regeling wordt nadere invulling gegeven aan de in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen ten aanzien van de jaarverantwoording. In dit artikel bespreken wij de ontwikkelingen rondom de bestuursstructuur en de openbare jaarverantwoording.
Bestuursstructuur
In het wetsvoorstel is opgenomen dat jeugdhulpaanbieders die met meer dan tien jeugdhulpverleners jeugdhulp (doen) verlenen en (alle) gecertificeerde instellingen verplicht worden om een interne toezichthouder te hebben. In aanvulling op de eisen die we kennen uit de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), indien van toepassing, moet de interne toezichthouder voor de jeugdhulp uit tenminste één persoon bestaan die persoonlijke ervaring heeft in de jeugdzorg.
Daarnaast is een belangrijk punt dat de voor die instelling werkende zorgverleners als jeugdhulpverleners meetellen, als een jeugdhulpaanbieder ook een instelling is in de zin van de Wtza. Kortom, alle zorgverleners en jeugdhulpverleners worden dan bij elkaar opgeteld, ongeacht of zij enkel in het kader van de jeugdhulp of het kader van de Zvw/Wlz werken. Het is dus niet mogelijk de teams – voor zover dat inhoudelijk al mogelijk zou zijn – voor het berekenen van de maatstaf onder te verdelen in een team dat in het kader van de Zvw/Wlz werkt en een team dat in het kader van de Jeugdwet actief is; er wordt naar het totaal gekeken.
Uitzonderingen
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen uitzonderingen worden gemaakt. Gedacht wordt aan uitzonderingen voor aanbieders die uitsluitend in vervoer voor-
zien en aan gemeenten die zelf in eigen beheer jeugdhulp verlenen. De uitzondering voor (kort samengevat) ambulante zorgaanbieders met niet meer dan vijfentwintig (en straks vijftig) zorgverleners uit de Wtza wordt hier niet overgenomen. De wetgever meent overigens dat die uitzondering voor jeugdhulpaanbieders überhaupt geen of nauwelijks uitkomst zou bieden, doordat jeugdhulpaanbieders altijd begeleiding leveren, waarvoor ook de grens van elf in de Wtza geldt.
Het vervolg
Hoewel de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen, moet de Eerste Kamer zich hier nog over buigen. Het is dus afwachten hoe dit zal uitpakken, maar er is een reële kans dat het voorstel wordt aangenomen. Dit soort wetten kennen overigens meestal een over-
gangsperiode, waarin aanbieders de tijd krijgen aan de verplichtingen te voldoen. Bij de Wtza was de overgangsperiode twee jaar.
Openbare jaarverantwoording
Daarnaast zijn er in de ontwerpregeling Openbare jaarverantwoording Jeugdwet bepalingen opgenomen die nadere invulling geven aan bepalingen uit het Wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg, en toezien op de openbare jaarverantwoording. Er werd vaak gezien dat jeugdhulpaanbieders hun financiële bedrijfsvoering onvoldoende op orde hadden, wat kan resulteren in negatieve gevolgen voor de beschikbaarheid van jeugdzorg. Door de aanvullende eisen aan de financiële administratie uit het wetsvoorstel wordt gepoogd meer zekerheid te krijgen voor de jeugdzorg.
Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:
De waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs:
Micro (artikel 4; vrijstelling geregeld in artikel 5)
De netto omzet over het boekjaar:<
Klein (artikel 6; vrijstelling geregeld in artikel 7)
Middelgroot (artikel 8; vrijstelling geregeld in het derde lid)
Groot (artikel 2; geen vrijstellingen)
Bedraagt meer dan
Het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar:Bedraagt minder dan 10 10 - 5050 – 250Bedraagt 250 of meer
Voor de verschillende groottes van jeugdhulpaanbieders gelden andere eisen.
Grondslag voor in de Jeugdwet
In het wetsvoorstel wordt namelijk voorgesteld artikel 4.5.2 op te nemen in de Jeugdwet. Hierin is onder andere opgenomen dat de jeugdhulpaanbieder, niet zijnde een solist, en een gecertificeerde instelling over elk kalenderjaar een jaarverantwoording opmaakt en deze openbaar maakt. Deze jaarverantwoording bestaat uit een financiële verantwoording en aanvullende informatie rondom de financiële verantwoording en andere informatie rondom de bedrijfsvoering. Deze aanvullende informatie wordt in de regeling nader uitgewerkt.
Uitwerking in de ministeriële regeling
De Regeling Openbare jaarverantwoording Jeugdwet is de ministeriële regeling waarnaar wordt verwezen in het wetsvoorstel. De regeling bevat een uitwerking van de verplichting voor jeugdhulpaanbieders – met uitzondering van solisten – en gecertificeerde instellingen tot het hebben van een openbare jaarverantwoording. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de Regeling openbare jaarverantwoording WMG, die geldt voor zorgaanbieders. Ook wordt er in de regeling gedifferentieerd naar de verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen. Voor combinatie-instellingen (organisaties die zowel jeugdhulp als zorg aanbieden) geldt dat zij uitsluitend hoeven te voldoen aan de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Dit zijn de belangrijkste punten hieruit:
1. Vereisten: van micro tot groot
In de regeling is opgenomen wanneer een jeugdhulporganisatie wordt gekwalificeerd als micro, klein, middelgroot of groot. Voor de verschillende groottes van jeugdhulpaanbieders gelden andere eisen. Hierbij is het uitgangspunt: hoe kleiner de aanbieder, hoe minder informatie er dient te worden aangeleverd. Zie de tabel bovenaan deze pagina.
2. Modellen en regels financiële stukken
Er zijn diverse modellen opgesteld die een aanbieder kan gebruiken voor het opstellen van de jaarreke-
ning. De jeugdhulpaanbieder dient na te gaan welk model voor de organisatie van toepassing is. Indien de jeugdhulpaanbieder een eenmanszaak is, dan wel een personenvennootschap, dient hij mogelijk te kijken naar bijlage 2 of 3 van de regeling.
3. Verklaring van de accountant
De financiële verantwoording moet worden voorzien van een verklaring van een accountant. Afhankelijk van de grootte van de organisatie kan dit een controleverklaring zijn. Voor kleinere organisaties zijn de eisen vereenvoudigd.
4. Andere informatie over de bedrijfsvoering
De jeugdhulpaanbieder dient ook informatie aan te leveren overeenkomstig bijlage 4 van de ontwerpregeling. In deze bijlage zijn twee verschillende vragenlijsten opgenomen. Vragenlijst 1 is van toepassing op micro-aanbieders en vragenlijst 2 op de overige aanbieders. In vragenlijst 1 dient de jeugdhulpaanbieder aan te geven welke vormen van zorg zijn verleend, evenals aantallen van zorgverleners (en jeugdhulpverleners) en cliënten. Hiervan wordt niet alle informatie openbaar gemaakt. In vragenlijst 2 worden voornoemde vragen ook gesteld, maar worden aanvullende vragen gesteld bijvoorbeeld over het ziekteverzuim, het aantal vacatures en het percentage uitbesteding van de zorg.
Tot slot
Het is dus afwachten hoe het zal uitpakken met betrekking tot het wetsvoorstel en de ontwerpregeling. Over het wetsvoorstel dient de Eerste Kamer nog te beslissen. Daarnaast is het de vraag wanneer de wet inwerking zal treden, aangezien vaak bij dit soort wetten een overgangsperiode wordt gehanteerd.
De tekst van het wetsvoorstel is hier te downloaden: https://www. tweedekamer.nl/downloads/document?id=2024D17167
De Regeling Openbare jaarverantwoording Jeugdwet is hier te vinden: https://www.internetconsultatie.nl/openbarejaarverantwoordingjeugdwet/document/13954
Geklaag over administratieve lastendruk bestaat al sinds het jaar 2000 en eigenlijk ook al daarvoor. Het is lekker makkelijk klagen over administratieve lastendruk en iedereen is het met je eens. En dat is fijn: het samen klagen moeten we vooral koesteren! Eerlijk is eerlijk, de klaagzang over administratieve lastendruk wordt vooral gebruikt als afleidingsmanoeuvre. Het is een afleiding van de inhoudelijke dialoog over waarom en hoe verbeteringen in (keten)zorg gerealiseerd kunnen worden. Steeds is er de ruimte om naar administratieve lastendruk en administratieve logica te verwijzen waarom eerst ‘de anderen’ (zorgaanbieders, verzekeraars, beroepsverenigingen, de NZa, VWS) iets moeten doen. Nooit kijkt een ‘klager’ naar de eigen rol en bijdrage aan de administratieve lasten. Kortom: het verschuilen achter administratieve lastendruk geeft iemand carte blanche om geen eigenaarschap te nemen voor inhoudelijke verbeteringen. Het verlamt.
Dus als je niets relevants wil veranderen en verbeteren; blijf dan vooral klagen over administratieve lastendruk!
Met de komst van de informatisering hebben we trouwens heel veel meer informatie verkregen, juist dankzij registratie en administratieve lastendruk. Nu AI zich langzaam begint te ontwikkelen, kunnen we in de nabije toekomst enorme kwaliteits- en efficiëntieslagen realiseren, dankzij alle data die zijn geregistreerd.
Sinds het begin van deze eeuw beloven opeenvolgende kabinetten in hun regeerakkoord dat de administratieve lasten in de zorg omlaag moeten. Toch is daar in de praktijk weinig van terechtgekomen. Ook in het hoofdlijnenakkoord van 2024 wordt opnieuw erkend dat regeldruk een groot probleem is. Maar wat heeft twintig jaar aan beloftes opgeleverd? Zorgverleners besteden inmiddels gemiddeld 40 procent (bij een werkweek van 36 uur is dat 14 uur) van hun werktijd aan administratie, blijkt uit onderzoek van V&VN en het Nivel.
De belangrijkste oorzaak is dat registraties in de zorg zijn ingevoerd vanuit een behoefte aan controle en beheersing. Elk incident leidt tot een nieuwe regel. Tijdelijke maatregelen blijven hangen en stapelen zich op. Zo proberen we elk probleem op te lossen met méér papierwerk, terwijl de echte oplossing ligt in vertrouwen, eenvoud en ruimte voor professioneel handelen – en in het accepteren dat het soms ook niet goed gaat.
Een andere oorzaak is de wirwar van applicaties waarmee zorgorganisaties werken; systemen die vaak niet met elkaar communiceren. Organisaties zitten vast in vendor lock-ins, waardoor overstappen of koppelen lastig is. Gegevensuitwisseling verloopt daardoor moeizaam. Landelijke en regionale initiatieven om systemen met elkaar te verbinden komen traag van de grond, bij gebrek aan centrale regie en verplichtende afspraken.
Het mooie voorjaarsweer en volop zonneschijn geven energie en inspiratie om over de toekomst van de zorg na te denken. Soms helpen persoonlijke ervaringen daarbij.
Nadat mijn tachtigjarige moeder een maand geleden werd aangereden door een scooter, maakten wij de zorgketen van dichtbij mee. De huisartsenpost, de spoedeisende hulp, een operatie in het ziekenhuis, een geweldige huisarts en opname in een verpleeghuis. Niet altijd was alles helemaal goed op elkaar afgestemd, maar fijne zorgprofessionals leverden fantastische zorg. We weten allemaal dat vraag en aanbod in de zorg de komende jaren steeds verder uit elkaar gaan groeien. De vraag naar zorg groeit door de vergrijzing en nieuwe behandelmethoden. Het aanbod daarentegen neemt af door tekorten op de arbeidsmarkt. Natuurlijk helpt innovatie en geven de mogelijkheden van Artificial Intelligence (AI) hoop. Mijn voorspelling is echter dat er meer nodig is om de zorg in Nederland toegankelijk en betaalbaar te houden.
komt, is dat we niet alle problemen door de zorg moeten laten oplossen, maar dit veel meer in het dagelijkse, gewone leven zelf laten gebeuren. Bijvoorbeeld door bij eenzaamheid de buurt en familie te laten helpen en bij armoede vanuit de gemeente te kijken wat er mogelijk is. En als iemand in een verpleeghuis opgenomen wordt, dan moet daar het uitgangspunt zijn dat de oudere zelf doet wat hij of zij zelf nog kán doen. Of het nu het klaarzetten van het ontbijt is of een bingo organiseren voor de andere bewoners.
Vanuit internationale benchmarks blijkt dat we in Nederland relatief veel kosten maken voor de ouderenzorg en daarbij ook relatief veel zorgpersoneel inzetten. Als ik dan even terugdenk aan de situatie van mijn eigen moeder, kan ik daar alleen maar waardering voor geven. Maar het is de vraag of we dit in de toekomst kunnen blijven volhouden, gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. En het antwoord op deze vraag is gewoon ‘nee’. Vanuit het buitenland kunnen we leren dat daar veel meer door de omgeving van ouderen zelf wordt geregeld. Mantelzorg door familie, vrienden en buren is daar veel vanzelfsprekender. Dit besef wordt ook in Nederland steeds zichtbaarder. Daarnaast komen we met elkaar tot de conclusie dat ouderen ook zelf meer kunnen en willen doen, en eigenlijk gelukkiger worden als ze de regie over hun eigen leven weer meer terugkrijgen. Vanuit mijn rol bij Zilveren Kruis mocht ik de afgelopen jaren meedenken over de beweging Van zorg naar gewoon leven en als onderdeel daarvan reablement (zelfredzaamheid). Waar het op neer-
Zelf heb ik beide bewegingen in de praktijk met eigen ogen gezien. In Oudewater was ik met Connie Helder, destijds nog minister van VWS, op bezoek bij De Wulverhorst, om met bestuurders, professionals en inwoners te praten over zelfredzaamheid. Opvallend was dat inwoners aangaven het zo fijn te vinden de regie over hun eigen leven weer meer terug te krijgen en bestuurders positief waren over dit initiatief, als oplossing voor het personeelstekort. Misschien nog opvallender was dat het zorgpersoneel erg moest wennen aan de nieuwe rol. Minder zorgen en juist meer ondersteunen en faciliteren. Ik ga ervan uit dat dit aanloopproblemen zijn en dat het een proces van gewenning is voor de professionals in de dagelijkse praktijk.
De relevantie voor zorgfinancials is misschien in eerste instantie onduidelijk. Zonder dat de financien aanleiding zijn voor deze mooie bewegingen, zijn er mijns inziens grote financiële voordelen.
De kosten zullen in de toekomst minder snel stijgen als we meer in het gewone leven oplossen, en er in de zorg van uitgaan dat patiënten en cliënten veel meer dan nu zelf regie kunnen houden over hun leven. Laten we dat financiële voordeel niet te veel benadrukken, want anders gaat de positieve energie die er nu is daardoor misschien afnemen. Het goede nieuws is: er zijn kansen!
Nieuwsgierig?
Artificial Intelligence
Na enkele recensies over meer beschouwende onderwerpen, zetten we in deze rubriek van Fizier nu de schijnwerper op een meer praktisch ingesteld werk: 20 vragen & antwoorden over AI van Menno Lanting, waarbij hij Artificial Intelligence plaatst binnen het kader van wat hij de ‘Vijfde Industriële Revolutie’ noemt. Lanting is een bekend auteur op het terrein van digitalisering en heeft al 25 jaar ervaring in managementrollen op het overlappend terrein van digitalisering en organisatievraagstukken.
In dit werk gaat hij met de eerste vier vragen breder in op AI in de context van organisaties: Wat is AI eigenlijk? Daarbij gaat hij, om een en ander in een context te plaatsen, ook in op de voorgeschiedenis en voorlopers van deze techniek. Daarnaast stelt hij terecht de vraag of AI een verrijking is of niet. Waarom is AI belangrijk voor organisaties en spelen er bij de toepassing ervan beperkingen en ethische vraagstukken? Daarna verschuift hij zijn focus naar meer strategische en tactische aspecten van AI: Welke nieuwe wegen biedt generatieve AI voor organisaties? Hoe ga je strategisch met AI om en hoe gebruik je AI voor de optimalisatie van je processen? Daarbij ook de vraag hoe innovatie door AI gestimuleerd kan worden.
Als je AI in je organisatie wilt gaan toepassen, dan biedt Lanting vervolgens handreikingen bij het introduceren van AI binnen je organisatie. Het behelst het gebruik van AI zelf, maar ook de HR- en leiderschapsaspecten van het vormgeven van nieuwe functies en rollen binnen een organisatie, het aantrekken van AItalent en het begeleiden van medewerkers en teams in de hele transitie naar werken met AI. Ook geeft hij extra aandacht aan functionele terreinen waar met AI grote voordelen te behalen zijn, zoals marketing, logistiek en communicatie.
mogelijk met AI, maar er zijn ook potentiële risico’s. Zo geeft Lanting terecht aan dat AI aan de ene kant een groot beslag legt op de beschikbare energie, maar ook kansen biedt om op een slimmere manier met ons engienetwerk om te gaan.
Dit werk is zeker nuttig als je organisatie aan het begin van de toepassing van AI staat. Het is heel puntig en krachtig geschreven en de inhoud wordt heel gestructureerd gepresenteerd. Ook is de input vanuit praktijkvoorbeelden van diverse bedrijven verhelderend. Uit alles blijkt ook dat Lanting ten aanzien van AI een optimistische visie heeft.
Reinald
Tot slot gaat hij toch ook in op maatschappelijke vraagstukken die rond AI en de groei ervan spelen. Er is veel
UITGEVERIJ S2 UITGEVERS
ISBN 9789493282568
DRUK 1
PRIJS € 20,00
VERSCHENEN FEBRUARI 2025
AUTEUR MENNO LANTING
HERWAARDERING VAN VAKMANSCHAP
Robots zouden het werk overnemen en een vierdaagse werkweek zou de norm worden, zo werd jarenlang voorspeld. Met name de arbeidersklasse zou hier de dupe van worden. Maar de afgelopen jaren zien we een kentering in dit denken en tekent zich een geheel ander perspectief af. Zowel in de publieke als in de private sector komen we nu al letterlijk handen tekort. In Blauwe boorden bonanza onderzoekt Paul van Liempt waarom arbeid de achilleshiel is geworden van onze brede welvaart. Hij gaat in gesprek met arbeidsmarktdeskundigen, hoogleraren, politici en beslissers in de polder. En gaat hij op werkbezoek bij mbo’s en bedrijven. In een paar scenario’s wordt de toekomst van het werk geschetst.
FEITEN OF NEPNIEUWS?
De experts komen tot een eensluidende conclusie: naast inzet op kenniseconomie is een herwaardering nodig van het vakmanschap. En ook van het onderschatte beroepsonderwijs. Door de informatietechnologie en AI zullen er kantoorbanen verdwijnen, maar degenen die een ambacht beheersen, gaan gouden tijden tegemoet.
UITGEVERIJ VOLT
ISBN 9789021488776
DRUK 1
PRIJS € 24,99
VERSCHENEN MEI 2025
AUTEUR PAUL VAN LIEMPT
We leven in explosieve en verwarrende tijden. De gebeurtenissen op het wereldtoneel volgen elkaar in hoog tempo op, met ingrijpende gevolgen voor ons leven. Maar wie of wat moet je nog geloven als feiten ineens ook maar een mening zijn, of eenvoudigweg worden vervangen door alternatieve feiten? Als mensen gevangen zitten in hun eigen bubbel?
Wat je denkt en gelooft, doet ertoe. Het bepaalt op wie je stemt, of je je laat vaccineren, of je gaat protesteren en of je de media vertrouwt. Maar niet alle meningen zijn evenveel waard. Als goed onderbouwde meningen ooit van belang waren, dan is het nu.
Maar hoe bepaal je je standpunt? Hoe onderscheid je betrouwbare informatie van onbetrouwbare? Vanuit hun wetenschappelijke achtergrond houden Rik Peels en Jeroen de Ridder zich daar dagelijks mee bezig. Op basis van de belangrijkste inzichten uit de psychologie, de filosofie en de journalistiek bieden zij in het heldere en overtuigende boek Wat is nou waar? zeven handzame regels om beter te kunnen denken in een wereld die wordt verscheurd door desinformatie en polarisatie.
UITGEVERIJ BALANS
ISBN 9789463822688
DRUK 1
PRIJS € 22,99
VERSCHENEN FEBRUARI 2025
AUTEURS RIK PEELS EN JEROEN DE RIDDER
In 2025 moeten alle grote ondernemingen voldoen aan de European Sustainability Reporting Requirements (ESRS). En groot ben je best snel: met meer dan 50 miljoen omzet, meer dan 25 miljoen balanstotaal, meer dan 250 werknemers. Veel organisaties worstelen daarom met veel vragen over hoe dit aan te pakken. Aan de slag met CSRD biedt een aanpak om deze vragen, en vele anderen, te beantwoorden. De relevante vereisten uit de verschillende ESRS-versies (1, 2, E1 en S1) passeren daarbij de revue. Met de ESG-aanpak worden de vereisten op een logische manier geclusterd. Zo blijft het overzichtelijk en behapbaar. De nadruk ligt op het toepassen van de vereisten. Praktijkvoorbeelden van organisaties, die dit traject eerder hebben afgelegd, maken het concreet. Aan het eind van de rit weet de lezer welke vraagstukken aangepakt moeten worden en ook hoe. Het boek biedt handvatten om dit om te zetten in een bedrijfsspecifieke aanpak. Dit boek is daarom relevant voor iedereen die met CSRD aan de slag gaat.
UITGEVERIJ DYNAMIC CONTROL
ISBN 9789090376370
DRUK 1
PRIJS € 29,50
VERSCHENEN SEPTEMBER 2023
AUTEUR FRED CONIJN
De kunstcollectie van het ziekenhuis Isala kenmerkt zich door veel kunstwerken van jonge, getalenteerde, Nederlandse kunstenaars. De werken passen in een omgeving waarin patiënten, bezoekers en medewerkers zich prettig voelen.
Isala is een ziekenhuis met vijf locaties en beschikt over een uitgebreide collectie moderne kunst van ongeveer zeshonderd kunstwerken. Kunstcoördinator Sanne van den Belt, bij Isala werkzaam als adviseur op de afdeling HR, is verantwoordelijk voor het beheer van de collectie en de aankopen. Dat doet zij in samenwerking met de andere leden van de kunstcommissie, waarin diverse personeelsleden van Isala vertegenwoordigd zijn. Van den Belt: ‘De samenstelling is heel divers. Onze voorzitter bijvoorbeeld is arts en bestuurder van het MSB, maar ook de secretaresse van de Raad van Bestuur is recent bij ons aangesloten. Die diversiteit vinden we belangrijk voor het draagvlak. Het zijn allemaal mensen met een passie voor kunst.’
Artistieke waarde
De focus van de collectie ligt op kunstwerken van professionele, Nederlandse kunstenaars. ‘Het accent ligt op jong talent en de kwaliteit moet hoog zijn. De artistieke
Erik Mattijssen heeft in opdracht alle balies in Isala Meppel voorzien van zijn kleurrijke werken. Zijn kunstwerken zijn tot stand gekomen op basis van gesprekken die hij heeft gevoerd met patiënten, bezoekers en medewerkers.
waarde is heel belangrijk. Een amateur die een paar leuke doeken heeft geschilderd, komt niet door de selectie.’ Het werk van jonge kunstenaars zoals Bobbi Essers en Sara van Vliet past heel goed bij Isala, legt Van den Belt uit. 'Het is pakkend, zonder te shockeren. Een expliciete weergave van dood, geweld of seks vermijden we liever. Patiënten en bezoekers moeten zich er prettig bij voelen. Het werk moet neutraal zijn, zonder dat het saai is.’ Een ziekenhuiscollectie brengt ook praktische beperkingen met zich mee: ‘Als een werk veel onderhoud vergt, dan is het minder geschikt. Textiel is bijvoorbeeld lastig schoon te maken. We kijken ook naar aspecten als brandveiligheid.’ Kunst is er volop om van te genieten. Op de hoofdlocatie in Zwolle kun je bijvoorbeeld twee kunstroutes volgen: binnen en buiten. ‘Het gebouw is een ontwerp van Architectenbureau Alberts & Van Huut en is op zichzelf ook al een bezienswaardigheid’, zegt Van den Belt.
Netwerken
‘Door te scouten en iemand een tijdje online te volgen, ga je vervolgens een keer naar een atelier om de kunstenaar persoonlijk te ontmoeten’, legt Van den Belt uit. Hoe blijft zij verder op de hoogte? ‘De VBCN, de vereniging Bedrijfscollecties Nederland, is daarbij heel nuttig. En natuurlijk mijn eigen netwerk, dat ik onderhoud door onder andere exposities, kunstbeurzen en lezingen te bezoeken.’
Reacties komen er regelmatig, vaak via de mail. ‘In Zwolle hangt bijvoorbeeld een werk van Jasper Hagenaar, waar een roedel wolven op is afgebeeld. Ik zie daar zelf een verbeelding in van teamwork en samenwerking. Maar mensen kunnen het schilderij ook intimiderend of eng vinden, zo blijkt. Kunst mag natuurlijk best emotie oproepen, ik ga dan graag het gesprek aan. Ik zou niet zo snel een kunstwerk verwijderen. De screening van tevoren is immers uitgebreid genoeg. En kunst mag schuren.’
Fizier is het tijdschrift voor zorgfinancials, dat wordt uitgegeven door Fizi, beroepsvereniging zorgfinancials in samenwerking met BSL Media & Learning.
Communicatiecommissie
John Bierings, retired internal auditor, treasurer & tax-controller
Daan van Houtum, consultant, Finance Ideas
Reinald van der Meer, financieeleconomisch en bedrijfskundig adviseur, GGZ Noord-Holland Noord
Gerrit Poortman, accountmanager, SDB Groep
Luuk Verfürth, business controller, Koraal
Bernard de Vries Robles (voorzitter), interim financial, De Vries Robles Management Consultancy Maarten-Jan de Wit, De Witinterim control
Uitgever / Verantwoordelijke marktdeelnemer in de EU
BSL Media & Learning, Postbus 246, 3990 GA Houten. Tel.: 030-638 3838
Uitgever: Lucienne Bongers, lucienne.bongers@bsl.nl www.bsl.nl
Eindredactie
Ton Bakker, BSL Media & Learning Aanleveren artikel of reageren op een geplaatst artikel: fizier@fizizorgfinancials.nl Bladmanagement: Petra de Lange, Fizi
Verenigingsbureau Fizi
Overcingellaan 19, 9401 LA Assen. 088-2343630 info@fizizorgfinancials.nl www.fizizorgfinancials.nl
Partners
6Gorilla’s, AAG, ABN AMRO, Aon, Asqin, Axians, Bas Consultancy, BDO, Berenschot, Bince, BNG, BSL Media & Learning, Confirm, Controlyse, Creating Insights, Eldermans|Geerts, Esculine, Ficare, Finance Ideas, Frontvision, gzicht, Handelsbanken, INNAX, KWEEKERS, LOGEX, Logis, NiVE, Performation, Public Search, Rabobank, Robidus, SDB, Sovib, Stippt, ValueCare, Verstegen, Visma Net en Vlirdens
Vormgeving en opmaak colorscan bv, www.colorscan.nl
Omslagbeeld Shutterstock
Adverteren
Voor informatie en aanleveren van advertentiemateriaal: Petra de Lange, 088-2343630, redactie@fizizorgfinancials.nl
Abonneren
Fizier verschijnt drie keer per jaar. Dit tijdschrift van Fizi wordt verspreid onder leden, partners en relaties van Fizi. Daarnaast kunnen niet-leden zich op Fizier abonneren. Een jaarabonnement op Fizier kost € 64,60 exclusief btw per kalenderjaar en kan worden aangevraagd via www.fizizorgfinancials.nl
©2025, Fizi, beroepsvereniging zorgfinancials
ISSN (print) 2588-8722
ISSN (online) 2588-8773