Focus waardering & selectie | Afstotingsbeleid in Nederland Korte geschiedenis van afstoting in Nederland
Afstoting in Nederland – de praktijk
Afstoting van museale objecten is in Nederland verre van nieuw. Lange tijd werd echter nauwelijks nagedacht over de consequenties ervan. Als een object overbodig werd geacht, werd het simpelweg verwijderd uit de collectie. Sinds het begin van de 20e eeuw ging de overheid zich hier meer mee bemoeien. Het rapport van de Rijkscommissie van Advies inzake Reorganisatie van het Museumwezen beschrijft al in 1921 het “probleem” dat musea hebben aangaande het accepteren van schenkingen:
De stappen die in Nederland genomen moeten worden om een museaal object of een gehele collectie af te stoten komen op de volgende vragen neer:
“Het is niet houdbaar, dat een openbaar bezit ten eeuwigen dage onder de heerschappij zou moeten blijven van den in meer of minder ver verwijderd verleden uitgesproken wil van dengene, die eenmaal eigenaar is geweest, althans niet, indien zijne beschikkingen inmiddels een redelijken bestaansgrond verloren hebben en in conflict komen met een gezonde organisatie van ons museumwezen, d.i. met een openbaar belang.” 1
WAT? Om te kunnen afstoten moet u ook weten wat u wil afstoten. De publicatie Op de museale weegschaal geeft handvatten hoe u objectieve selectiecriteria opstelt en welke prioritering belangrijk is. Daarnaast moeten alle objecten geregistreerd en gefotografeerd worden, zodat ook anderen kunnen zien wat er afgestoten wordt.
Waar de problematiek in eerste instantie ging over moreeljuridische punten, werd het thema pas echt op de kaart gezet toen in de jaren 1980 een aantal afstotingen voor financieel gewin plaatsvonden. In 1987 nam de gemeente Hilversum zich voor om de ‘Hilversumse Mondriaan’ te verkopen aan de hoogste bieder, omdat het lokale theater dringend restauratie behoefde. Compositie met 2 lijnen was eigendom van de gemeente, maar op dat moment al meer dan dertig jaar uitgeleend aan het Stedelijk Museum Amsterdam. Geschokt startte de directeur van het Stedelijk Museum een actie om verkoop tegen te gaan. Toenmalig minister van Cultuur Elco Brinkman schorste daarop het gemeentelijk besluit tot verkoop, waarna de gemeente Hilversum een kortgeding aanspande tegen de overheid. Dat werd verloren en de gemeente Hilversum had nog twee opties: het schilderij als bruikleen laten hangen in het Stedelijk Museum, of het verkopen aan een museale instelling binnen Nederland. Intussen hadden de musea onderling de afspraak gemaakt dat niemand meer zou bieden dan de 2,5 miljoen gulden die het Stedelijk Museum bood. Zo werd het Stedelijk Museum de nieuwe eigenaar van de ‘Hilversumse Mondriaan’.2 Naar aanleiding van bovenstaand voorbeeld kwam de discussie over afstotingsbeleid in een stroomversnelling. Verschillende bijeenkomsten werden belegd en nota’s geschreven. In 2006 mondde dit uit in de LAMO 2006 (Leidraad Afstoting Museale Objecten), die vandaag nog steeds wordt gebruikt. Vanaf 2008 werden ook musea niet ontzien door de crisis, waardoor zelfs enkele van hen de deuren moesten sluiten. Een nieuwe problematiek diende zich aan. Het herbestemmen of afstoten van gehele collecties wordt noch voorzien in de LAMO, noch in andere nota’s. Dit was in 2012 een van de redenen voor de oprichting van de Stichting Onterfd Goed (SOG). Zij helpt musea en instellingen met het herbestemmen van volledige collecties en beoogt hiermee antwoorden te creëren voor nieuwe vragen inzake afstoting. In het gehele discours rond ontzamelen en afstoten is deze stichting in korte tijd een volwassen gesprekspartner geworden.3 ■■ Foto p. 22: © Collectie: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
WAAROM? Formuleer duidelijk waarom u wil afstoten en wat uw referentiekader is. Dit vergemakkelijkt zowel de interne als externe communicatie en houdt voor alle betrokkenen het doel duidelijk.
WAAR (VANDAAN)? Wat is de herkomst van het object? Is het een bruikleen? Moet het teruggegeven worden aan de eigenaar? Is het een schenking? Wat staat er bij de schenkingsvoorwaarden over afstoting? WAAR (NAARTOE)? Stel gunningscriteria op om te kunnen bepalen waar een object of collectie heen mag. Bij voorkeur is het een schenking binnen het museale bestel. Vragen om een vergoeding mag, maar liever niet. Verkoop binnen het museale bestel vindt liever niet plaats. Mocht er geen museale interesse zijn, denk dan aan andere publieke instellingen. Als ook zij u afhouden, dan mag u het algemene publiek benaderen, het liefst door middel van een veiling. WIE? Vergeet niet wie de eigenaar van de collectie is. Dit is namelijk ook de eindverantwoordelijke voor de collectie en dus degene die toestemming voor afstoting geeft. HOE? Zorg ervoor dat de objecten opgemerkt worden door de belanghebbenden. Dit kan door direct contact; ook de Herplaatsingsdatabase is een optie. Een tentoonstelling erover kan ook, omdat het publiek zo de kans krijgt te begrijpen wat er gebeurt. WAT HEBBEN WE GEDAAN? Het is belangrijk te documenteren welke stappen ondernomen zijn, om voorbereid te zijn op eventuele nieuwe processen en om indien nodig eventueel gemaakte fouten te kunnen verklaren. Om musea hierin zoveel mogelijk te ondersteunen, werden in Nederland een aantal instrumenten ontwikkeld. Zoals reeds vermeld is er de LAMO 2006.4 Het is een praktisch stappenplan aan de hand waarvan u een afstotingsoperatie kan opzetten en uitvoeren. Over herbestemming van grote hoeveelheden objecten is niets opgenomen. Dit is een van de redenen waarom de Nederlandse Museumvereniging nu werkt aan een nieuwe LAMO. De uitgave ervan wordt nog dit jaar verwacht. In de nieuwe procedure krijgen musea een meldingsplicht bij voorgenomen afstoting. Alle objecten moeten op een openbare database (www.herplaatsingsdatabase.nl) geplaatst faro | tijdschrift over cultureel erfgoed | 8 (2015) 3
23