41341 Communiceren met de doelgroep voor scw

Page 1

fb .v

.

Training

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

Communiceren met de doelgroep voor SCW


Colofon

fb .v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Peter Munneke Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Communiceren met de doelgroep voor SCW

tie

ISBN: 9789037241341 ©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze training

.

7

Algemene communicatietechnieken Motiveringstechnieken

24

tie

31

Verschillende gesprekken

36

44

Theoriebron Feedback geven

u' Ac

Reflectie

9

16

Intercultureel communiceren Feedback geven

fb .v

OriĂŤntatie

4

46

Theoriebron Intercultureel communiceren Theoriebron Motiveringstechnieken

Ed

Theoriebron Verschillende gesprekken

49

53

56

59

C

op

yr

ig

ht

Theoriebron Algemene communicatiemiddelen

3


Over deze training

Over deze training

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Communicatie speelt een centrale rol in onze relatie met docenten, medestudenten, familie en vrienden. Communiceren is het uitwisselen van ideeën, inzichten, gevoelens, wensen, verwachtingen en behoeften tussen twee of meer personen. We communiceren de hele dag, bewust en onbewust. Dit doen we met woorden (verbaal), maar ook met lichaamstaal en stemgebruik (non-verbaal). Daarom is het belangrijk om niet alleen stil te staan bij wat we zeggen, maar ook bij hoe we iets zeggen. Vooral omdat we met onze stem, gebaren, houding en gezichtsuitdrukkingen vaak meer zeggen dan met onze woorden. Iedereen communiceert, maar dat wil niet zeggen dat dat gemakkelijk is. Door veel te oefenen is effectief communiceren met de doelgroep te leren. Deze training bevat veel opdrachten. Die helpen je te kijken naar hoe je communiceert en hoe je dat kunt verbeteren. Je gaat aan de slag met algemene communicatietechnieken, interculturele communicatie en motiverende communicatietechnieken. Daarnaast leer je te werken met verschillende gespreksvormen en feedback te geven.

ht

Communiceren gaat de hele dag door.

ig

Leerdoelen •

C

op

yr

• • • •

Beoordelingsformulier <

4

Je kunt algemene communicatietechnieken toepassen in interactie met de doelgroep en communicatietechnieken toepassen gericht op de emotionaliteit van de cliënt/doelgroep. Je kunt motiveringstechnieken toepassen in relatie met de doelgroep. Je kunt intercultureel communiceren met de doelgroep. Je kunt op passende wijze feedback geven. Je kunt verschillende soorten gesprekken voeren met de doelgroep.

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • •

Je doet actief mee aan de lessen. Je voldoet aan de voorwaarden bij de opdrachten en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden.


Over deze training

Planning Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb .v

.

Planningsformulier <

Opdracht Demonstratie: Gesprek met ouders

Casus Seksuele voorlichting

tie

Als sociaal-cultureel werker ga je in gesprek met ouders van kinderen die in het buurthuis komen waar jij werkt.

Ed

u' Ac

Je werkt als sociaal-cultureel werker in een buurthuis. Elke woensdagmiddag organiseer je activiteiten voor kinderen van de basisschool. Je hebt gemerkt dat vooral de oudste kinderen (groep 7/8) bezig zijn met zaken rondom seks. Je merkt dat ze er veel over praten op een respectloze manier, maar dat ze er erg weinig van weten. Daarnaast zijn vooral de jongens erg vrouwonvriendelijk in hun uitlatingen. Jij hebt met je leidinggevende afgesproken dat je gedurende drie woensdagmiddagen daar aandacht aan gaat besteden. Een van die middagen laat je invullen door een organisatie die hier veel kennis van heeft en de andere twee doe je zelf. Na de eerste bijeenkomst is een klein aantal ouders boos geworden. Het zijn twee vaders en een moeder met een Arabische achtergrond. Ze willen niet dat jij hun kinderen seksuele voorlichting geeft. Je leidinggevende heeft afgesproken dat ze binnenkort langskomen voor een gesprek. Daarin willen jullie de bezwaren van de ouders onderzoeken en uitleggen waarom jullie de voorlichting wel belangrijk vinden.

Processtappen

Bereid je op het gesprek voor met behulp van het Werkmodel Interculturele communicatie. Noteer op welke weerstanden je kunt stuiten en bedenk hoe je daarmee om zal gaan. Maak afspraken met andere studenten en laat hen de rol van ouders spelen tijdens het gesprek. Zorg voor verschillende rollen voor medestudenten. Ga het gesprek aan met de ouders. Gebruik daarbij de interculturele vaardigheden uit de Theoriebron Intercultureel communiceren. Vraag een medestudent het gesprek op te nemen. Beoordeel je eigen gesprek aan de hand van het Werkmodel Interculturele communicatie. Beargumenteer je eigen scores.

ht

• • •

ig

Werkmodel Interculturele communicatie <

• •

C

op

yr

Theoriebron Intercultureel communiceren <

Eisen aan de demonstratie • • • • •

De student heeft een uitwerking van de casusbeoordeling aan de hand van theorie van Pinto en Hofstede gemaakt. De student heeft een uitwerking gemaakt van de verschillen en overeenkomsten van zijn eigen achtergrond t.o.v. van die van de ouders. De student heeft een goede voorbereiding gemaakt aan de hand van de interculturele vaardigheden van Shadid. De student laat door verbale en non-verbale communicatie een ander-gecentreerde houding zien. De student laat door verbale en non-verbale communicatie zien flexibel te zijn.

5


Over deze training

• • •

fb .v

.

De student laat duidelijke luistervaardigheden zien door o.a. het gebruik van het LSD-model. De student reageert bedachtzaam en niet te snel en direct. De student laat door verbale en non-verbale communicatie zien de mening van ouders te accepteren en empathisch te zijn. De student kan aan de hand van de opname van het gesprek zijn eigen gesprek beargumenteerd beoordelen.

Opdracht Demonstratie: Motiverend gesprek

• •

Werkmodel Judoachtige technieken in een gesprek observeren en beoordelen <

• • • • • •

tie

u' Ac

Processtappen

Zoek een medestudent met wie je deze opdracht uitvoert. Hij speelt de rol van de jongeman. Schrijf zelf de casus van deze jongeman uit. Bedenk zelf welke opleiding hij heeft gedaan, welke banen bij hem passen. Bedenk ook welke problemen de jongeman zichtbaar laat zien en welke de onderliggende problemen zijn. Laat je medestudent zich goed inleven in de rol van de jongeman zodat ze dat overtuigend kan spelen. Zorg voor een welkom waarbij de jongeman zich veilig genoeg voelt om zich te kunnen uiten. Introduceer jezelf geef aan wat het doel van het gesprek is. Ga het gesprek aan met deze jongeman en gebruik daarbij zowel congruente als judoachtige technieken met behulp van de werkmodellen. Sluit het gesprek af en maak duidelijke afspraken met de jongeman voor een vervolg.

Ed

Werkmodel Congruente technieken in een gesprek observeren en beoordelen <

Als sociaal-cultureel werker van een wijkteam ga je in gesprek met een jongeman. Hij heeft een mbo niveau 1-diploma maar vertoont weinig motivatie om te solliciteren. Op dit moment heeft hij een uitkering, maar het UWV wil de uitkering stoppen omdat hij te weinig initiatief toont in het zoeken naar een baan. Hij vult zijn dagen nu vooral met gamen en gaat om met vrienden waarvan bekend is dat ze in de criminaliteit zitten. Zelf heeft hij nog niets verkeerds gedaan.

ht

Theoriebron Motiveringstechnieken <

ig

Eisen aan de demonstratie Er is een uitgewerkte casus met logische details van de jongeman. Er is een duidelijk zichtbaar probleem en een onderliggend probleem beschreven. De student heeft een situatie gecreëerd waarin de cliënt zich veilig en welkom voelt. De student legt duidelijk uit wat het doel is van het gesprek. De student laat zien het probleem te kunnen achterhalen door het LSD-model te gebruiken. De student laat in het gesprek congruente technieken zien zoals acceptatie, hoop geven, complimenten geven, invoegen. Maak hierbij gebruik van het werkmodel. De student laat in het gesprek judoachtige technieken zien. Maak hierbij gebruik van het werkmodel. De student kan het gesprek op een stimulerende manier afronden.

C

op

yr

• • • • • • • •

6


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie Oefening 1

Communicatie tussen mannen en vrouwen

tie

fb .v

.

Communicatie tussen twee verschillende groepen gaat niet altijd goed. De communicatie in liefdesrelaties bijvoorbeeld loopt niet altijd vlekkeloos. Met relatieproblemen als mogelijk gevolg. Hieronder volgt een aantal stellingen. Geef aan of je het met de stelling eens of oneens bent en verklaar je antwoord. a. Een man en vrouw zullen elkaar nooit helemaal kunnen begrijpen.

u' Ac

b. Mannen zijn duidelijker in hun communicatie dan vrouwen.

Ed

c. Vrouwen communiceren vooral non-verbaal.

d. Tussen vrouwen is meer competitie dan tussen mannen.

ig

ht

e. Vrouwen begrijpen elkaar beter dan mannen elkaar begrijpen.

Communicatiestijl

yr

Oefening 2

Mensen hebben verschillende manieren van communiceren en omgaan met elkaar. In deze opdracht ga je uitzoeken hoe jij communiceert en hoe je op mensen overkomt. Ga naar de Website Amethist en doe de Communicatiestijlentest. a. Wat was de uitkomst van jouw test?

C

op

Website Amethist <

7


OriĂŤntatie

fb .v

c. Waaraan merken je medestudenten welke communicatiestijl jij hebt?

.

b. Hoe verrassend vind je de uitslag van de test? Leg uit waarom.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

d. Waarom is het belangrijk om te weten welke communicatiestijl jij hebt?

8


Algemene communicatietechnieken

.

Algemene communicatietechnieken

fb .v

Communicatie is niet alleen een boodschap overbrengen, maar ook een boodschap ontvangen. Zowel het overbrengen als het ontvangen vereisen bepaalde vaardigheden zoals luisteren of de juiste vragen stellen. Daarnaast heb je te maken met verschillende doelgroepen. Welke luister- en andere communicatievaardigheden je gebruikt, hangt sterk af van je doelgroep. Met een kind van zes praat je anders dan met een bejaarde heer van 83. Ook de stemming en de emotie van je gesprekspartner is een belangrijke factor in de communicatie.

tie

Leerdoelen

Je kunt tijdens een gesprek passieve en actieve luistervaardigheden toepassen gericht op de emotionaliteit van de cliënt. Je kunt tijdens een gesprek werken met open, gesloten en explorerende vragen. Je kunt gesprekstechnieken toepassen die specifiek zijn voor een bepaalde doelgroep.

ht

Ed

u' Ac

• •

ig

Actief luisteren.

Oefening 1

Als iemand heftige emoties heeft, is passief luisteren de beste manier van luisteren. In deze opdracht oefen je de vaardigheid om te luisteren naar iemand met heftige emoties.

C

op

yr

Theoriebron Algemene communicatiemiddelen <

Passief en actief luisteren

Voorbereiding • •

Deze opdracht wordt eerst individueel uitgewerkt en pas daarna uitgevoerd in tweetallen. Lees de casus.

Casus Susan Elke woensdagmiddag wordt Susan door haar moeder afgezet bij het buurthuis waar jij werkt. Susan vindt het erg leuk in het buurthuis. De laatste tijd is de groep zich aan het voorbereiden om een toneelstuk op te voeren. Het toneelstuk heet 'Laat je niet kisten'. De laatste keer ging de repetitie niet echt geweldig. Susan moest veel huilen. Tijdens het stukje waarin 'ruzie in huis' werd gespeeld, liep Susan hard huilend weg.

9


Algemene communicatietechnieken

Schrijf op wat je reactie op Susan zou zijn bij deze casus. Beschrijf de juiste luisterhouding bij deze casus. Probeer zo letterlijk mogelijk op te schrijven wat je antwoord/reactie op deze boodschap zou zijn. Zoek een medestudent die de rol van Susan op zich neemt.

.

• • •

Speel vervolgens deze casus uit met je gesprekspartner. Wissel nu van rol met je gesprekspartner en voer het gesprek nogmaals. Bespreek met je medestudent de beide gesprekken aan de hand van de volgende vragen: – Welke luisterhouding ging jou het gemakkelijkst af? – Hoe ervoer de verteller de verschillende luisterhoudingen van de luisteraar? – Aan welke concrete waarneming van de expressie van de luisteraar koppelde de medestudent de interpretatie van die expressie? – Vergelijk jouw reactie met de twaalf communicatiestops en ga na in welke categorie jouw reactie het best past. – Welke van de communicatieblokkades zijn voor jou een valkuil? – Kies uit de rij belemmeringen zes verschillende manieren van reageren die een communicatiestop tot gevolg hebben en speel deze allemaal uit in een rollenspel samen met een studiegenoot. Gebruik daarbij de situatie van de casus. – Noteer na afloop van elk rollenspel waarom het niet effectief is om op de gekozen manier te reageren.

u' Ac

tie

• • •

fb .v

Uitvoering

Reflectie

Ed

a. Hoe heb je Susan geholpen?

C

op

yr

ig

ht

b. Beschrijf wat je voelt als je naar iemand luistert. Helpt dat gevoel jou om open te staan voor de ander? Of belemmert dat gevoel jou om open te staan voor de ander?

10

c. Welke luisterhouding is volgens jou het meest geschikt in de omgang met jongeren. Waarom?


Algemene communicatietechnieken

Oefening 2

Vragen stellen

fb .v

.

Bij effectieve communicatie hoort ook de juiste vragen kunnen stellen. Er zijn verschillende manieren om vragen te stellen en je gebruikt deze in verschillende situaties. Je gaat oefenen om gesloten vragen te stellen. Dit doe je in de vorm van een moordspel. Jij stelt vragen waarop de ander ‘ja’ en ‘nee’ kan antwoorden. Dat doe je om erachter te komen wie is vermoord, welk wapen is gebruikt en op welke plaats het lichaam is gevonden. Voorbereiding • Er is een student (vrijwilliger) nodig met fantasie. • De vrijwilliger neemt afstand van de groep en zit op een stoel voor de klas. • Iedereen heeft een pen en papier nodig. • De vrijwilliger kijkt op een horloge en houdt de tijd bij.

• •

u' Ac

Op een bepaalde locatie is met een wapen een bekend persoon vermoord. De vrijwilliger bedenkt een bekend persoon, een locatie en een moordwapen. Deze schrijft de vrijwilliger op papier. Dat houdt hij voor zichzelf. De andere studenten moeten om de beurt door gesloten vragen te stellen erachter komen wie de persoon is. De vrijwilliger antwoordt alleen met ‘ja’ en ‘nee’. Hij mag wel door gezichtsuitdrukkingen en intonatie duidelijk maken of ‘nee’ een duidelijk ‘nee’ is of dat de vragensteller met zijn vraag in de buurt zit. Als de vrijwilliger ziet dat er halverwege de tijd (vijf minuten) geen vooruitgang zit in het raden van de vermoorde persoon, de plaats of het moordwapen, mag hij een hint geven. De opdracht duurt maximaal tien minuten per vrijwilliger. Er wordt één keer gewisseld. Bespreek de casus met elkaar na; welke non-verbale communicatie kon je zien en welke vragen waren beter geweest?

Reflectie

Ed

tie

Uitvoering

ig

ht

a. In welke situatie zul je vooral gesloten vragen stellen?

c. Welke soort vragen stel jij in jouw functie als sociaal-cultureel werker het meest? Wat is daarvoor de reden?

C

op

yr

b. In welke situatie zul je vooral open vragen stellen?

11


Algemene communicatietechnieken

Theoriebron Algemene communicatiemiddelen <

E-ex-vragen en E-in-vragen Als je meer wilt weten van een cliënt kun je op verschillende manieren vragen stellen. Open vragen geven de meeste kans op informatie. Maar er zijn verschillende open vragen. Met bepaalde open vragen kun je onderzoeken, de explorerende vragen. Met deze vragen ga je op twee verschillende manieren aan de slag in deze opdracht.

.

Oefening 3

• •

Bedenk van tevoren concrete voorbeelden van E-in-vragen en E-ex-vragen. Bedenk een onderwerp waarover je wat kunt vertellen, bijvoorbeeld het organiseren van een buurtactiviteit, scheidingsproblematiek of activiteitenbegeleiding voor de bewoners van een woonzorgcentrum. Zoek een gesprekspartner. De opdracht duurt tussen de 5 en 10 minuten per persoon.

tie

• •

fb .v

Voorbereiding

Uitvoering

• • •

Jullie gaan twee gesprekken voeren. In het eerste gesprek worden E-in-vragen gesteld, in het tweede gesprek E-ex-vragen. Spreek met je gesprekspartner af wie van jullie het gesprek voert met de E-in-vragen en wie het gesprek voert met de E-ex-vragen. Start het gesprek en wissel na ongeveer 5 à 10 minuten de rollen. Bespreek het gesprek na met je gesprekspartner. In welk gesprek kon de verteller het meest van zijn verhaal kwijt en kwam de vragensteller het meest te weten?

u' Ac

Ed

Reflectie

ht

a. Hoe verliepen de gesprekken?

yr

ig

b. Wat vind je makkelijker: het stellen van een E-in-vraag of van een E-ex-vraag? Hoe komt dit denk je?

C

op

Oefening 4

Theoriebron Algemene communicatiemiddelen < Werkmodel Observatieformulier <

12

Methode om te luisteren Een van de methodes die je kunt gebruiken om te laten zien dat je luistert en de ander hebt begrepen, is door regelmatig samen te vatten wat is besproken of wat je gesprekspartner zegt. Je gaat oefenen om een gesprek samen te vatten en om in een gesprek door te vragen en te concretiseren.


Algemene communicatietechnieken

Voorbereiding •

fb .v

.

Bedenk twee onderwerpen uit je toekomstige werksituatie als sociaal-cultureel werker waarover jij een duidelijke mening hebt zoals opvoeding, immigratie of veiligheid. In deze opdracht gaan twee studenten met elkaar in gesprek, de andere twee studenten hebben de rol van observator. Zij observeren het gesprek met behulp van het Werkmodel Observatieformulier.

Uitvoering

• •

ht

tie

u' Ac

Student A en student B voeren een gesprek over een thema waarover uitgesproken meningen bestaan. Student A geeft zijn mening en begint met: 'Ik ben voor … omdat …' Student B stelt een E-in-vraag en wacht het antwoord af. Na het antwoord vat student B het samen. Bijvoorbeeld: 'Als ik het goed begrijp, dan …' Student A geeft aan of het klopt wat student B heeft samengevat. Klopt het niet, dan probeert student B het nogmaals samen te vatten, totdat de samenvatting wel klopt. De andere studenten observeren hoe de vragensteller samenvat met behulp van het Werkmodel Observatieformulier. Zij kijken ook naar het non-verbale gedrag van de antwoordgever. Wat neem je waar aan non-verbale uitingen en welke interpretaties geef je daaraan (bijvoorbeeld verveeld, geïnteresseerd)? De observatoren vertellen over de observaties. Bespreek het gesprek met elkaar aan de hand van de volgende punten: – Is er voldoende doorgevraagd? – Hoe goed ging het samenvatten? – Is er voldoende geconcretiseerd? – Welke van de luistervaardigheden zijn het meest toegepast? Samenvatten, doorvragen of concretiseren? – In hoeverre hebben de luistervaardigheden de richting van het gesprek veranderd? – In hoeverre hebben het samenvatten, doorvragen en concretiseren de spreker uitgenodigd om meer te vertellen? De studenten wisselen daarna van rol.

Ed

Reflectie

b. Noem een situatie waarin jij niet meer verder zou doorvragen. Verklaar je antwoord.

C

op

yr

ig

a. Komt samenvatten op jou natuurlijk over? Is dat tijdelijk (door deze opdracht)? Hoe zou je het natuurlijker kunnen maken?

13


Algemene communicatietechnieken

Als sociaal-cultureel werker kom je verschillende doelgroepen tegen. Een van die doelgroepen is de groep kinderen. Om goed te kunnen communiceren met deze doelgroep kan het goed zijn om je in te leven in de situatie waarin jij nog kind was. Hoe jij was als kind zegt veel over wie je nu bent en hoe je communiceert met de mensen om je heen. Tijdens deze opdracht ga je op zoek naar wie jij was als kind en wat je daar nu nog van terugziet.

.

Filmpje Innerlijk kind werk bewust in je kracht <

Het kind in jezelf

fb .v

Oefening 5

Voorbereiding • • •

Zoek een rustige plek waar je alleen kunt zijn of waar je niet gestoord wordt. Zorg dat je pen en papier bij de hand hebt. Bekijk het Filmpje Innerlijk kind werk bewust in je kracht.

• •

yr

ig

u' Ac

• •

Ed

Concentreer je en zorg dat je volledig ontspannen bent. Doe dit door een aantal malen diep adem te halen en je gedachten zo veel mogelijk los te laten. Als je volledig ontspannen bent, begint je opdracht. Probeer zo veel mogelijk te herinneren uit je vroege kindertijd en dan vooral aan hoe je zelf was. Stel jezelf vragen zoals: – Wat is mijn eerste herinnering? – Hoe was ik als kind? Vrolijk, serieus, kattig, aanhankelijk, nadenkend enzovoort. – Waar werd ik blij van en waar werd ik verdrietig van? – Wat zeggen andere mensen over hoe ik was als kind? Schrijf je bevindingen zo veel mogelijk puntsgewijs op. Ga nu punt voor punt na of je nog steeds zo bent. Waarin ben je anders dan vroeger en waarin ben je hetzelfde gebleven? Noteer dit ook. Kijk naar de punten waarin je anders bent geworden. Schrijf daar achter op wat jou heeft veranderd. Welke situaties en omstandigheden hebben je veranderd? Ga alle punten waarvan jij vindt dat je veranderd bent nog eens na en stel jezelf elke keer de vraag: Ben ik daarin echt veranderd of heb ik me alleen aangepast? Denk hierbij aan het Filmpje Innerlijke kind werkt bewust in je kracht. Waarin reageer jij vanuit jouw innerlijke kind? Noteer dit ook. Probeer aan de hand van alles wat je nu opgeschreven hebt een korte omschrijving van jezelf te maken in maximaal drie zinnen. Ten slotte: Schrijf op hoe de ervaringen in jouw jeugd invloed hebben op de manier waarop jij communiceert. Bijvoorbeeld: Mijn ouders hebben mij vaak het gevoel gegeven dat ik niet belangrijk was. Ik kreeg als kind weinig aandacht. Door te schreeuwen of dingen kapot te gooien zorgde ik wel dat ik aandacht kreeg. Ik merk dat ik die strategie nog steeds wel gebruik. In een groep heb ik altijd een grote mond en tegen docenten kan ik heel brutaal zijn. Als je klaar bent met je opdracht mag je dit nabespreken met een medestudent die je volledig vertrouwt.

ht

tie

Uitvoering

C

op

14

Reflectie a. Hoe vond je het om zo terug te gaan naar je eigen jeugd?


Algemene communicatietechnieken

Oefening 6 Theoriebron Algemene communicatiemiddelen <

Een dagschema voor kinderen met een beperking

Soms heb je te maken met een specifieke doelgroep. Dat vereist ook specifieke vaardigheden. Voor sommige doelgroepen is beeld nodig om je communicatie te versterken. In deze opdracht ga je aan de slag met de doelgroep kinderen met een verstandelijke beperking. Je gebruikt daarbij online tools om je communicatie te versterken.

Ga op internet op zoek naar pictogrammen voor een dagindeling. Vorm een groepje van vier studenten met wie je deze opdracht uitvoert. Zorg voor een rustige plek waar je deze opdracht kunt uitvoeren en aan elkaar kunt presenteren. Gebruik Lino om deze opdracht te maken.

u' Ac

• •

tie

Voorbereiding Website Lino <

fb .v

.

b. Wat heb je van deze opdracht geleerd als het gaat om communicatie met jonge kinderen?

Uitvoering

• •

ig

Ed

Bedenk individueel een dagschema voor kinderen 10-12 jaar in een kinderdagcentrum voor kinderen met een verstandelijke beperking. Maak een online dagschema op Lino of Autiplan. Zorg hierbij voor pictogrammen die passen bij de activiteiten die je hebt bedacht. Je kunt deze op internet zoeken, maar je mag ze ook zelf bedenken. Speel nu een rollenspel met jouw groepje van vier studenten. Een is de groepsleider en de andere drie zijn kinderen uit de groep. De groepsleider vertelt aan 'de groep' wat de bedoeling is van vandaag en gebruikt daarbij het dagschema met de pictogrammen. Gebruik daarbij het bord of print je Lino uit zodat de anderen het goed kunnen zien. Wissel van rol totdat iedereen aan de beurt is geweest als groepsleider. Bespreek met elkaar na hoe de dagschema's zijn gepresenteerd. Maak een lijst met woorden die gebruikt zijn, maar die te moeilijk zijn voor de doelgroep. Bespreek met elkaar hoe je deze woorden kan vervangen door andere woorden of zinnen die wel begrijpelijk zijn voor deze doelgroep.

ht

Reflectie

C

op

yr

a. Hoe vond je het om je te verplaatsen in iemand met een verstandelijke beperking?

b. Als jij mag kiezen uit de doelgroepen kinderen, ouderen, jongeren of mensen met een beperking. Met welke groep zou jij liefst willen communiceren? Leg ook uit waarom.

15


Motiveringstechnieken

Motiveringstechnieken

.

Inleiding

tie

fb .v

Soms ben je als sociaal-cultureel werker met iemand in gesprek waarbij gedragsverandering noodzakelijk is. In het ene geval wil je een cliënt motiveren om te stoppen met bepaald gedrag bijvoorbeeld bij het te veel gebruik van alcohol of drugs. In het andere geval wil je juist iemand stimuleren in bepaald gedrag zoals het zoeken naar een baan of het doorgaan met de opleiding. Je hebt dan kennis en vaardigheden nodig om het gesprek aan te gaan en iemand te motiveren om zijn gedrag te veranderen. Dit zijn motiveringstechnieken. Er zijn verschillende motiveringstechnieken. Technieken waarbij je zegt wat je vindt zijn congruente technieken en technieken waarbij je meer meebeweegt met de cliënt zijn judoachtige technieken. In de volgende opdrachten ga je met deze technieken aan de slag.

Leerdoelen

Je kunt met de persoon/doelgroep bepalen op welk gebied gedragsverandering noodzakelijk is. Je kunt congruente motiveringstechnieken toepassen in gesprek met een persoon/doelgroep. Je kunt judoachtige motiveringstechnieken toepassen in gesprek met een persoon/doelgroep.

u' Ac

• •

C

op

yr

ig

ht

Ed

Oefening 1

Theoriebron Motiveringstechnieken <

Iemand motiveren tot verandering in gedrag gaat niet altijd zo makkelijk.

Wat kun je zelf veranderen? In deze opdracht denk je na over gedragsverandering bij jezelf. Als je meer weet van jezelf en hoe moeilijk het is je eigen gedrag te veranderen ben je beter in staat anderen daartoe te motiveren. Voorbereiding • •

16

Vorm een groep van vier studenten waarbij jij je veilig voelt. Bedenk iemand die veel voor jou (heeft) betekent, die je bewondert en die ook een voorbeeld voor jou is.


Motiveringstechnieken

Uitvoering

.

fb .v

• •

Beschrijf voor jezelf de persoon die jij in je hoofd hebt. Noteer: – Wat maakt deze persoon bijzonder? – Waarom bewonder je hem? – Welk gedrag van deze persoon bewonder je het meest? Deel dit met je groepje van vier. Laat iedereen om beurten vertellen van zijn voorbeeld. Als iedereen geweest is bedenk je individueel hoe veel of hoe weinig jij lijkt op jouw voorbeeld. Noteer dit voor jezelf. Bedenk nu welk gedrag je moet veranderen om meer op jouw voorbeeld te lijken. Maak een top drie en noteer bij elk gedrag: – Hoe groot is jouw wens om dat te veranderen? – Wat zou je moeten doen om daar in te veranderen? – Wat heb je ervoor over om dat te veranderen? – Hoe groot is de kans dat je dat ook echt gaat veranderen? Bespreek in je groepje van vier de uitkomsten van ieder persoonlijk.

tie

Reflectie

Ed

u' Ac

a. Is het voor jou belangrijk om op je voorbeeld te lijken? Of kun je de verschillen tussen hem en jou ook accepteren? Leg uit.

Een opdracht in acceptatie en empathie

ig

Oefening 2

ht

b. Hoe was het om over persoonlijke wensen te vertellen aan klasgenoten?

Soms is het moeilijk te accepteren dat iemand andere normen en waarden heeft dan jij. Maar wil je iemand begeleiden in het veranderen van zijn gedrag dan is acceptatie en empathie enorm belangrijk. In deze opdracht ga je daarmee oefenen.

yr

Theoriebron Motiveringstechnieken <

Voorbereiding

C

op

Filmpje Jamilla vertelt haar vader dat ze bij de politie wil <

Zorg voor een opstelling in de klas waarbij er steeds vier á vijf studenten tegenover elkaar zitten. Zorg wel voor enige ruimte tussen de stoelen die naast elkaar staan. De stoelen tegenover elkaar mogen zo dicht tegen elkaar staan dat er een beetje ruimte is tussen elkaars knieën. Bekijk het Filmpje Jamilla vertelt haar vader dat ze bij de politie wil. Bespreek met een medestudent: Wat doet Jamilla's vader wel goed en niet goed als het gaat om empathisch reageren? Zoek op YouTube nog minstens één filmpje met een goede empathische reactie en bespreek dat met een medestudent.

17


Motiveringstechnieken

Bedenk individueel een casus waarvan je weet dat je klasgenoten dat als mens moeilijk vinden om te accepteren. Bijvoorbeeld: – Ik heb gisteren seks gehad met de vriend van m'n beste vriendin (of andersom). Ik ben echt verliefd op hem/haar. – Ik heb sinds de start van m'n studie nog niets gedaan, ik neem alles over van m'n buurjongen. Die heeft de opleiding vorig jaar gedaan. – Ik weet niet wat het is, maar als ik in een winkel kom, moet ik gewoon iets jatten. Gewoon voor de spanning zeg maar. Leef je goed in deze casus in alsof jij het echt zelf bent die dit gedrag vertoont. Ga nu tegenover elkaar zitten. Vier studenten tegenover vier andere studenten. De ene rij is de rij sociaal werkers de andere rij zijn de 'cliënten'.

• •

fb .v

.

Uitvoering

tie

u' Ac

Voer een gesprek als sociaal-cultureel werker met je cliënt. Daarbij is het de bedoeling dat: – Je de ander volledig accepteert, ongeacht zijn gedrag. – Je een empathische reactie laat zien. – Je doorvraagt naar het probleem. Na vijf tot tien minuten moet je het gesprek beëindigen. De docent houdt de tijd bij. Dan schuif je door naar rechts. Ben je aan het eind van de rij, dan ga je naar de overkant en wissel je dus van rol. Bespreek daarna met een groep van vier studenten de opdracht na aan de hand van de volgende punten: – Hoe was het om de ander te moeten accepteren? – Hoe vond je het om empathisch te moeten reageren? – Welk verschil heb je als 'cliënt' gemerkt tussen de verschillende 'sociaal werkers'?

Reflectie

Ed

ig

ht

a. Hoe vond je het om deze opdracht te doen?

C

op

yr

b. Heb je zelf wel eens iets gedaan waarbij je op weinig empathie van je omgeving kon rekenen? Hoe was dat voor je?

Oefening 3 Theoriebron Motiveringstechnieken <

18

Waar gaan we wat aan doen? Of iemand wel of niet wil veranderen hoor je vaak in de uitspraken die iemand doet. In deze opdracht ga je oefenen om jouw strategie te bepalen op basis van uitspraken van de cliënt.


Motiveringstechnieken

Voorbereiding Lees de onderstaande uitspraken goed door. – 'Ik baal er zelf ook van, ik wil zo graag maar ik kan gewoon niet stoppen met roken.' – 'Eigenlijk zou ik meer moeten bewegen, maar het lukt me maar niet om het ook echt te doen.' 'Ik heb er alles al aan gedaan, mij verander je niet meer!' – 'Volgens mijn moeder moet ik in therapie, maar ik zie het nut er niet van in.' – 'Ik snap zelf eigenlijk ook niet waarom ik steeds andere kinderen pest, het gebeurt gewoon.' 'Ik vind dit gedoe allemaal niet zo zinvol en na dit gesprek weet ik zeker dat jij mij in ieder geval ook niet kan helpen. Ik ga iemand anders zoeken!' Bepaal voor jezelf bij elke uitspraak of je bij de begeleiding van een cliënt die deze uitspraak doet, zou kiezen voor een congruente of een judoachtige gesprekstechniek. Noteer dit. Vorm een groepje van twee studenten met wie je deze opdracht gaat doen.

tie

fb .v

.

Uitvoering

• • • •

ht

• •

u' Ac

• •

Vergelijk jouw notities over de uitspraken met die van je collega. Bespreek met elkaar de verschillen tussen jullie. Bespreek nu met elkaar of er bij elke uitspraak wel een eenduidig antwoord mogelijk is. Kies een van de zinnen uit die het best bij jou past en noteer voor jezelf één gedragsaspect wat je aan jezelf zou willen veranderen (bijvoorbeeld stoppen met roken, meer bewegen enzovoort). Maak op een vel papier twee kolommen. Boven kolom 1 zet je het gedrag wat je nu vertoont (bijvoorbeeld: Roken) en boven kolom 2 zet je het gewenste gedrag. (bijvoorbeeld: Stoppen met roken). Bedenk zo veel mogelijk voordelen voor kolom 1 en schrijf die op. Bedenk van elk voordeel hoe belangrijk deze voor je is door een cijfer tussen de 1 en de 10 te geven ( 1 = niet belangrijk, 10 = heel belangrijk). Doe ditzelfde voor de voordelen van het gewenste gedrag. Tel de waardes van kolom 1 bij elkaar op en tel de waardes van kolom 2 bij elkaar op. Welk gedrag heeft de hoogste waarde, je huidige gedrag of je gewenste gedrag? Bespreek nu met elkaar jullie uitkomsten. Bespreek met elkaar welke techniek bij jullie het best toegepast zou kunnen worden. De congruente techniek of de judoachtige techniek.

Ed

ig

Reflectie

b. Heb jij wel eens te maken gehad met een hulpverlener die een congruente of judoachtige techniek op jou toepaste? Hoe was dat voor jou?

C

op

yr

a. Hoe vond je het om na te denken over iets wat jij zou willen veranderen?

19


Motiveringstechnieken

Oefening 4 Theoriebron Motiveringstechnieken <

Oefenen met LSD Luisteren, samenvatten en doorvragen (LSD) is een techniek om het probleem helder te krijgen. Dit is belangrijk omdat je dan pas weet hoe je een cliënt kun motiveren iets te doen aan dat probleem. In deze opdracht ga je daarmee aan de slag.

fb .v

• • •

.

Voorbereiding Filmpje Gesprekstechnieken LSD <

Vorm een duo met een medestudent. Zoek een rustige plek waar je de opdracht met z'n tweeën kunt doen. Lees onderstaande casus goed door.

u' Ac

tie

Marieke is een meisje van 15 die vaak in het buurthuis komt waar jij werkt. Het is een populair meisje. Een soort leider van de groep, andere meiden kijken tegen haar op. Ze vinden haar stoer en zij wil dat beeld van haar graag in stand houden. Nu is de oma van Marieke overleden. Ze is daar erg verdrietig over, maar ze wil de andere meiden niet laten zien dat ze verdriet heeft. Ze vertelt het niet en jij weet het ook niet. Marieke weet niet goed met haar emoties om te gaan en gedraagt zich de laatste tijd als een kreng. Ze snauwt de andere meiden af en is enorm brutaal tegen de leiding in het buurthuis en dus ook tegen jou. Jij wil haar motiveren om haar gedrag te veranderen en weer normaal te gaan doen. Je zoekt daarom een mogelijkheid haar één op één te spreken. Bekijk het filmpje Gesprekstechnieken LSD.

Uitvoering

ig

Ed

Bespreek met elkaar deze casus aan de hand van de volgende punten: – Welke vragen zou je kunnen stellen aan Marieke als je met haar in gesprek gaat? – Moet je als sociaal werker kiezen voor een congruente of een judoachtige techniek als je met Marieke in gesprek gaat? Bedenk nu allebei zelf een casus (zoals het voorbeeld van Marieke) waarover je met elkaar in gesprek kunt gaan. Belangrijk is dat je die niet aan elkaar laat lezen. In de casus moet een zichtbaar probleem zitten en een onderliggend probleem. Vertel het zichtbare probleem aan je medestudent. Leef je nu goed in en ga met elkaar in gesprek waarbij de een de sociaal-cultureel werker is en de ander de cliënt. Hierbij is het de bedoeling dat de sociaal-cultureel werker door gebruik te maken van LSD achter het werkelijke probleem van de ander komt. Bespreek de opdracht na aan de hand van de volgende punten: – Zijn de onderliggende problemen ontdekt door de sociaal werker? – Hoe is LSD toegepast? Wissel van rol en voer de opdracht nogmaals uit.

ht

yr

C

op

Reflectie

20

a. Hoe vond je het om door te vragen naar de ander?


Motiveringstechnieken

Werkmodel Congruente technieken in een gesprek observeren en beoordelen <

In veel gesprekken vertel je wat je denkt, je hebt geen verborgen agenda. Wat je denkt en wat je zegt is gelijk of congruent aan elkaar. Daar ga je in deze opdracht mee aan de slag. Voorbereiding • • • •

Vorm een groepje van vijf studenten. Zoek een rustige plek waar je met elkaar kunt werken. Zorg voor een apparaat waarmee je de tijd kunt bewaken (smartphone of een kookwekker). Lees onderstaande casus goed door.

tie

Theoriebron Motiveringstechnieken <

De congruente techniek in praktijk

Casus Germaine

u' Ac

Oefening 5

fb .v

.

b. Welke techniek vind jij het moeilijkst toe te passen; luisteren, samenvatten of doorvragen?

ig

Wijs één persoon aan die Germaine gaat spelen. Neem je tijd om je goed in te leven in je rol als cliënt. Je mag je fantasie gebruiken om de casus uit te breiden en er details bij te bedenken. Wijs ook één persoon aan als observator. De observator gaat het gesprek beoordelen aan de hand van het Werkmodel Congruente technieken in een gesprek observeren en beoordelen. Bereid je hier op voor door het werkmodel te bestuderen. De overige drie leden zijn de sociaal-cultureel werkers. Zij overleggen met elkaar welke vragen ze kunnen stellen aan Germaine in een gesprek met haar en welke opmerkingen ze kunnen maken. Ga daarbij uit van de congruente technieken die je in de theoriebron kunt vinden. Ieder noteert de vragen en opmerkingen voor zichzelf.

ht

Ed

Germaine is een alleenstaande vrouw van 54 jaar. Ze is gescheiden en heeft een slechte relatie met haar kinderen en ex-man. Ze leeft van de bijstand maar wil eigenlijk weer aan het werk. Ze heeft jarenlang bij een supermarkt gewerkt als caissière maar is daar vorig jaar ontslagen omdat haar supermarkt ging sluiten. Ze doet erg weinig aan solliciteren omdat ze daar geen zin meer in heeft. 'Ik ben al 54, wie wil mij nog hebben' zegt ze steeds. Bovendien heeft ze moeite met lezen en schrijven en dat is voor haar ook een drempel om te solliciteren. De sociaal-cultureel werkers willen haar motiveren om toch te solliciteren en willen haar daar ook bij ondersteunen.

C

op

yr

Uitvoering •

• • •

Een van de sociaal-cultureel werkers gaat in gesprek met Germaine. De andere twee sociaal-cultureel werkers kijken toe. Zodra het gesprek begint, stel je de tijd op een timer in op drie minuten. Zodra de timer afgaat, neemt een andere sociaal werker het gesprek over en gaat verder waar de ander gebleven is in het gesprek. Ga net zo lang door totdat het gesprek is afgelopen en er duidelijke afspraken zijn gemaakt met Germaine over het vervolg van de gesprekken. Bespreek met elkaar de gesprekken aan de hand van de bevindingen van de observator en van Germaine.

21


Motiveringstechnieken

Reflectie

fb .v

.

a. Welke rol heb je gespeeld in deze opdracht en hoe tevreden was je over jouw bijdrage?

Theoriebron Motiveringstechnieken <

Voorbereiding • • • •

Vorm een groepje van vijf studenten. Zoek een rustige plek waar je met elkaar kunt werken. Zorg voor een apparaat waarmee je de tijd kunt bewaken (smartphone of kookwekker). Lees onderstaande casus goed door.

Casus Paula

Paula is een vrouw van 39 met ernstig overgewicht. Ze heeft een eetverslaving en kan daar maar niet vanaf komen. Ze heeft in haar leven een aantal ernstige zaken meegemaakt zoals het overlijden van haar moeder op jonge leeftijd en het verlies van een kindje. Elke keer als er iets ergs gebeurde in haar leven, kwam Paula weer een paar kilo aan. Door te eten kan ze haar verdriet vergeten maar ze komt niet toe aan de verwerking van haar verdriet. Paula zal voor haar eigen gezondheid moeten afvallen en ook moeten werken aan de verwerking van de moeilijke dingen uit haar leven. Het sociaal wijkteam is al twee keer met haar in gesprek geweest om haar te motiveren een coach te nemen die haar gaat begeleiden bij het afvallen. Die gesprekken zijn niet succesvol. Paula zegt regelmatig dingen als: 'Een coach gaat mij echt niet helpen hoor!' en: 'Zo ben ik nu eenmaal, ik hou van lekker eten en ik ben tevreden met m'n gewicht' De sociaal-cultureel werker vermoedt dat afvallen voor Paula ook betekent dat ze haar werkelijke problemen onder ogen moet zien en dat ze daarom niet wil. In het derde gesprek besluit de sociaal-cultureel werker om meer judoachtige technieken toe te passen.

C

op

yr

ig

ht

Werkmodel Judoachtige technieken in een gesprek observeren en beoordelen <

De judoachtige techniek in praktijk

Ed

Oefening 6

u' Ac

tie

b. Welke van de congruente technieken zal jou in de praktijk het makkelijkst afgaan en welke het moeilijkst? Leg je antwoord uit.

22

Wijs één persoon aan die Paula gaat spelen. Neem je tijd om je goed in te leven in je rol als cliënt. Je mag je fantasie gebruiken om de casus uit te breiden en er details bij te bedenken. Wijs ook één persoon aan als observator. De observator gaat het gesprek beoordelen aan de hand van het Werkmodel Judoachtige technieken in een gesprek observeren en beoordelen. Bereid je hier op voor door het werkmodel te bestuderen. De overige drie leden zijn sociaal-cultureel werkers. Zij overleggen met elkaar welke vragen ze kunnen stellen aan Paula in een gesprek met haar en welke opmerkingen ze kunnen maken. Ga daarbij uit van de judoachtige technieken die je in de theoriebron kunt vinden. Ieder noteert de vragen en opmerkingen voor zichzelf.


Motiveringstechnieken

Uitvoering

• •

.

Een van de sociaal-cultureel werkers gaat in gesprek met Paula. De andere twee sociaal-cultureel werkers kijken toe. Zodra het gesprek begint, stel je de tijd op een timer in op drie minuten. Zodra de timer afgaat, neemt een andere sociaal-cultureel werker het gesprek over en gaat verder waar de ander gebleven is in het gesprek. Ga net zo lang door totdat het gesprek is afgelopen en er duidelijke afspraken zijn gemaakt met Paula over het vervolg van de gesprekken. Bespreek met elkaar de gesprekken aan de hand van de bevindingen van de observator en van Paula.

fb .v

Reflectie

u' Ac

tie

a. Welke rol heb je gespeeld in deze opdracht en hoe tevreden was je over jouw bijdrage?

C

op

yr

ig

ht

Ed

b. Met welke techniek zou jij het liefst werken in de praktijk? De congruente techniek of de judoachtige techniek? Leg je antwoord uit.

23


Intercultureel communiceren

.

Intercultureel communiceren

fb .v

Inleiding

•

u' Ac

Leerdoelen

tie

Communicatie wordt moeilijker als je een ander referentiekader hebt dan je gesprekspartner(s). Als je anders tegen het leven aankijkt, andere waarden en normen hebt dan diegene met wie je wilt communiceren, loop je soms tegen problemen op. Je begrijpt elkaar niet goed, er kunnen irritaties ontstaan en soms problemen, kortom de communicatie verloopt niet vlekkeloos. Intercultureel communiceren gaat over het communiceren tussen mensen uit verschillende culturen. Als sociaal-cultureel werker zul je hier veel mee te maken krijgen. Het vereist speciale vaardigheden om daar goed mee aan de slag te gaan. In de volgende opdrachten ga je met die vaardigheden aan de slag.

de verschillen en overeenkomsten in culturen en de communicatie binnen verschillende culturen in beeld brengen met behulp van de theorie van Pinto en Hofstede specifieke interculturele gesprekstechnieken toepassen zoals conversatiemanagement, een ander-gecentreerde houding, flexibiliteit, luistervaardigheid, bedachtzaamheid en vermogen tot empathie en aanpassing.

C

op

yr

ig

ht

Ed

•

Oefening 1

Theoriebron Intercultureel communiceren <

Cultuurverschillen zijn er tussen landen, maar ook tussen individuen in een land.

De culturen in de klas In deze opdracht ga je aan de slag met jouw eigen achtergrond en je gaat onderzoeken welke verschillen er zijn in de klas. Voorbereiding •

Werkmodel Jouw achtergrond <

24

Maak een groep van maximaal zes personen waarmee je deze opdracht uitvoert.


Intercultureel communiceren

Uitvoering

tie

fb .v

Bedenk hoe jij bent opgevoed en wat jouw culturele achtergrond is. Beschrijf jouw achtergrond aan de hand van de theorie van Pinto en Hofstede. Doe dat volgens het Werkmodel Jouw achtergrond. Bespreek in de groep elkaars culturele achtergrond volgens de volgende stappen: 1. Laat iedereen om de beurt zijn culturele achtergrond presenteren aan de rest van de groep. 2. Bespreek met elkaar de verschillen en de overeenkomsten. 3. Bespreek samen de volgende vragen: – Zijn er mensen die in hetzelfde land geboren zijn, maar die het werkmodel verschillend hebben ingevuld? – Waar komt dit door denken jullie? – Als je vindt dat je uit een G-cultuur komt, in welke mate herken je dan wel F-cultuurachtige aspecten in jouw opvoeding en andersom? Geef voorbeelden. Wijs iemand aan in de groep die aan de rest van de klas jullie uitkomsten presenteert.

.

Reflectie

u' Ac

a. Hoe vond je het om over jouw culturele achtergrond te praten met klasgenoten?

Oefening 2

Quiz over andere culturen In de communicatie met een gesprekspartner uit een andere cultuur is kennis belangrijk. In deze opdracht ga je daaraan werken.

ig

Theoriebron Intercultureel communiceren <

ht

Ed

b. Heb je in de klas meer verschillen ontdekt of meer overeenkomsten? Verklaar je antwoord.

yr

Voorbereiding

C

op

• •

Let op!

Vorm een groepje van drie studenten. Je gaat een quiz maken over een bepaalde cultuur: Kies uit: Turks, Marokkaans, Antilliaans, Surinaams, Nederlands of een andere cultuur in overleg met je docent. Het mag niet de cultuur zijn van het land waar je zelf of je familie oorspronkelijk vandaan komt.

Culturen zijn niet vaststaand maar altijd in beweging. Met behulp van theorieën zoals Pinto en Hofstede wordt er een poging gedaan om de verschillen en overeenkomsten van inwoners van een bepaald land in beeld te brengen. Maar desondanks is elk individu uniek en zijn er vele combinaties mogelijk!

25


Intercultureel communiceren

Uitvoering Ontwikkel met je groepje een quiz met minimaal tien vragen over de cultuur die je gekozen hebt. Zoek op internet naar informatie over deze cultuur. Zorg ervoor dat de volgende onderwerpen in ieder geval terugkomen: – religie – aantallen inwoners in Nederland – F-cultuur vs. G-cultuur – dimensies van Hofstede Bepaal zelf een vorm voor de quiz. Zorg in ieder geval voor een competitief element in de quiz. Denk verder aan: – open vragen - meerkeuze vragen – vragen en/of stellingen feiten en/of meningen – eventueel PowerPoint, Kahoot of een andere vorm gebruiken – puntentelling per groepje of individueel Speel de quiz met de rest van de klas.

tie

fb .v

.

Reflectie

u' Ac

a. In welke cultuur heb jij je verdiept om deze quiz te maken?

Theoriebron Intercultureel communiceren <

De Nederlandse cultuur

In deze opdracht denk je na over jouw culturele achtergrond en wat dat betekent voor jouw identiteit of de identiteit van een land. Je gaat daarover met elkaar in gesprek. Voorbereiding •

Bekijk het Filmpje Maxima - 'The Dutchman does not exist'/'De Nederlander' bestaat niet, het Filmpje Bestaat de Nederlander? en het Filmpje Debat 1: de nationale identiteit bestaat niet. Bepaal voor jezelf of je het wel of niet eens bent met de volgende stellingen: – Er bestaat een Nederlandse identiteit. – Een land heeft een culturele identiteit. – Een persoon heeft een culturele identiteit. Noteer je argumenten voor of tegen de stellingen. Zorg ervoor dat het lokaal leeg is voor een staande werkvorm (tafels en stoelen aan de kant).

ig

Filmpje Maxima 'The Dutchman does not exist'/'De Nederlander' bestaat niet <

ht

Oefening 3

Ed

b. Wat heb je geleerd over deze cultuur wat je nog niet wist?

yr

C

op

Filmpje Bestaat de Nederlander? < Filmpje Debat 1: de nationale identiteit bestaat niet <

26

• •

Uitvoering • •

Trek een denkbeeldige lijn door de klas van voor naar achter. Laat de gespreksleider (docent) een stelling noemen en neem plaats op de lijn. Achter in de klas betekent: je bent het niet eens met de stelling. Voor in de klas betekent: Je bent het wel eens met de stelling. In het midden betekent twijfel. Ga met elkaar in gesprek aan de hand van de stellingen waar je over nagedacht hebt en gebruik de argumenten die je genoteerd hebt.


Intercultureel communiceren

• •

.

Houd je bij de dialoog aan de volgende regels. – Volg de aanwijzingen van de gespreksleider. – Val elkaar niet in de rede. – Geef elkaar de ruimte om argumenten te benoemen. – Respecteer en accepteer elkaars mening. Als iedereen z'n argumenten heeft genoemd heroverweeg je jouw plaats op de lijn. Blijf je staan of schuif je op naar een andere mening. Je mag van mening veranderen. Indien van toepassing vertellen de studenten over de reden waarom ze van plaats veranderd zijn. Herhaal dit met de andere twee stellingen.

Reflectie

tie

a. Was de klas eensgezind of verdeeld in de meningen?

fb .v

In deze opdracht ga je aan de slag met interculturele communicatievaardigheden. Je gaat in gesprek met iemand met een andere culturele achtergrond dan de jouwe en misschien ook met andere waarden en normen. Voorbereiding • •

Vorm een duo met een medestudent. Kies een van de onderstaande cases uit die als basis dient voor een rollenspel dat je gaat uitwerken. Zorg ervoor dat je de casus neemt waarvan de hoofdpersoon het verst van jou af staat. Mocht je geen casus kunnen kiezen, dan mag je er ook zelf één bedenken.

ig

Werkmodel Interculturele communicatie <

Ed

Theoriebron Intercultureel communiceren <

Gesprek met een cliënt uit een andere cultuur

ht

Oefening 4

u' Ac

b. Hoe vond je het om hierover in gesprek te gaan met je klasgenoten?

yr

Als sociaal werker heb je te maken met Jeandro, een van oorsprong Antilliaanse jongen van 16. Jeandro heeft het vaak over meisjes. Je weet dat hij regelmatig seks heeft met verschillende meiden. Het liefst zonder condoom, want dat is lekkerder vindt hij. Hij wil zich niet aan een meisje binden. Je hebt al verschillende meisjes gesproken die erg teleurgesteld zijn in Jeandro. Ze dachten iets met hem te hebben, maar dat viel tegen.

C

op

Casus Jeandro

27


Intercultureel communiceren

Casus Chloë

fb .v

.

Als sociaal werker werk je in een buurthuis waar veel jongeren komen. Je hebt contact met Chloë, die vaak langskomt. Chloë is een meisje van 15 dat je regelmatig spreekt. De ouders van Chloë zijn hardwerkende mensen die weinig tijd hebben voor hun dochter. Materieel gezien heeft Chloë genoeg, maar ze krijgt thuis weinig aandacht. Ze klaagt er niet over, ze zegt: ‘Het boeit me niet, ik heb lekker veel vrijheid’ Over aandacht van jongens heeft ze niet te klagen, jij ziet haar regelmatig zoenen met verschillende jongens.

Casus Layla

u' Ac

tie

Als sociaal-cultureel werker werk je in een buurthuis. Je hebt te maken met de van oorsprong Pakistaanse Layla, een vrouw van 44. Je hebt in de loop van de tijd een vertrouwensband met haar opgebouwd. In gesprekken ontdek je dat Layla regelmatig door haar man geslagen wordt thuis en dat haar man vreemdgaat. Layla lijdt eronder dat ze geslagen wordt, maar ze zegt ook: ‘Ik ben niet altijd gehoorzaam, mijn man heeft het recht om me te straffen.’ Uitvoering

• •

ig

Ed

Bespreek met elkaar de casus en beschrijf de hoofdpersoon uitgebreider dan in de casus. Denk daarbij aan: – Komt hij uit een G-cultuur of een F-cultuur? – Welke dimensies van Hofstede zie je terug in het personage? Bespreek met elkaar wat de normen en waarden zijn van de sociaal-cultureel werker en haar culturele achtergrond. Je mag daarbij uitgaan van jezelf, maar je mag ook een andere personage bedenken waarbij het uitgangspunt is dat de culturele achtergrond van de sociaal werker anders moet zijn dan die van zijn gesprekspartner. Gebruik hierbij stap 1 uit het Werkmodel Interculturele communicatie. Schrijf samen een rollenspel/dialoog tussen de sociaal werker en het personage uit de casus. Het doel van het gesprek is puur verkennend. De sociaal werker wil weten wat de achterliggende reden is van bepaald gedrag of juist het ontbreken van bepaald gedrag van het personage uit de casus. Gebruik bij het uitschrijven van het rollenspel stap 2 van het Werkmodel Interculturele communicatie. Speel een rollenspel uit waarbij de een de rol van sociaal werker speelt en de ander het personage uit de casus. Film je gesprek met je smartphone of een camera. Wissel het filmpje uit met een ander duo en observeer en beoordeel het gesprek van het andere duo aan de hand van stap 3 van het Werkmodel Interculturele communicatie. Bespreek de gesprek na met het duo waarmee jullie hebben uitgewisseld.

ht

yr

• •

C

op

Reflectie

28

a. Hoe vond je het om in gesprek te gaan met iemand met een andere culturele achtergrond?


Intercultureel communiceren

• • •

Werkmodel Interculturele communicatie < Werkmodel Kenmerken van goede informatie < Website Prezi <

tie

Voorbereiding

u' Ac

Artikelen Trouw <

In de oefening ga je aan de slag met interculturele communicatie met twee verschillende groepen. Je gaat bedenken hoe je het best met deze groepen kunt communiceren vanuit de theorie van Pinto en Hofstede en gaat een presentatie aan deze groepen voorbereiden.

Lees de twee krantenartikelen in het dagblad Trouw van 26 en 27 april 2017. Vorm een duo met een andere student met wie je deze opdracht gaat uitvoeren. Bestudeer onderstaande casus. De gemeente Ridderkerk waar zwembad de Fakkel is, heeft besloten dat de groepen met de groepen jongens en meisjes in gesprek te gaan. Gescheiden van elkaar. Daarna willen ze met de complete groep een kort voorlichtend gesprek houden. Jij bent als stagiair gevraagd deze gesprekken te voeren.

Uitvoering •

Bespreek met elkaar de culturele verschillen tussen de jongens en de meisjes. Maak een overzicht van verschillen op basis van de theorie van Pinto en Hofstede en bedenk zelf nog andere verschillen. Maak naast het overzicht van verschillen ook een lijst met overeenkomsten tussen de verschillende groepen. Gebruik hierbij per groep stap 1 uit het Werkmodel Interculturele communicatie. Maak een voorbereiding voor een interactief gesprek met deze twee groepen jongeren met wie je los van elkaar in gesprek wilt gaan. Gebruik hierbij per groep stap 2 uit het Werkmodel Interculturele communicatie. Wissel je gespreksvoorbereiding uit met een ander duo en observeer en beoordeel de voorbereiding van het gesprek van het andere duo aan de hand van stap 3 van het Werkmodel Interculturele communicatie. Na de twee gesprekken wil je een kort voorlichtend gesprek houden aan beide groepen gezamenlijk. Gebruik hierbij het Werkmodel Kenmerken van goede informatie. Deze voorlichting moet de volgende elementen bevatten. – een korte uitleg aan de groepen over verschillen in cultuur – begrip kweken voor elkaars culturele verschillen – benoemen van overeenkomsten – regels en tips om met elkaar om te gaan. Werk deze voorlichting uit in een PowerPoint of met behulp van Prezi.

ig

• •

Ed

Theoriebron Intercultureel communiceren <

Culturele verschillen in de groep

ht

Oefening 5

fb .v

.

b. Zie je ondanks de verschillen tussen de sociaal werker en het personage uit de casus ook overeenkomsten? Welke zijn dat?

C

op

yr

29


Intercultureel communiceren

Reflectie

tie

fb .v

.

a. Wat is het verschil tussen wat jij als professional tegen deze jongeren zou willen zeggen en wat je als persoon tegen deze jongeren zou willen zeggen?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

b. Leg uit hoe jij het zou vinden als je deze opdracht in het echt moet uitvoeren.

30


Feedback geven

Feedback geven

.

Inleiding

tie

fb .v

Zeggen wat je van iemand vindt kan best heel spannend zijn. Vaak is het niet nodig, maar in veel andere situaties is het wel belangrijk dat je op een goede manier iemand kunt vertellen wat zijn boodschap met jou doet. Soms is het ook nodig om dat te zeggen over iemands gedrag. Je geeft dan feedback op iemands gedrag of iemands communicatie. Daar zijn verschillende manieren voor. Deze manieren helpen je om op een professionele en prettige manier iemand aan te kunnen spreken. In de volgende opdrachten ga je daarmee aan de slag.

Leerdoelen •

in een gesprek feedback technieken toepassen zoals het WEG-model, 4G-model of het sandwichmodel in een gesprek feedback geven op zowel het gedrag als de communicatie van je gesprekspartner.

ig

ht

Ed

u' Ac

Feedback geven kan best spannend zijn.

Non-verbaal en verbaal reageren op een boodschap

yr

Oefening 1

C

op

Theoriebron Feedback geven < Werkmodel Feedback geven <

In deze opdracht ervaar je hoe het is om feedback te geven en te ontvangen en ga je aan de slag met non-verbale en verbale communicatie. Je voert de opdracht uit met de hele klas. Voorbereiding • • •

Zorg dat de klas is verdeeld in drie gelijke groepen. Bereid je voor op de rol die je van de docent krijgt toebedeeld. Zorg dat je de Theoriebron Feedback geven goed bestudeerd hebt.

Uitvoering • • •

Van de docent ben je ingedeeld in groep A, B of C. Voer de opdracht uit die je van de docent gekregen hebt. Registreer bij jezelf welke gevoelens de opdracht bij je oproept en noteer deze.

31


Feedback geven

• •

.

Bespreek de opdracht na met de hele klas. Laat groep C (observators) benoemen welke opdracht zij denken dat groep A en B hebben gekregen van de docent. Als de opdracht klassikaal besproken is gaan groep A en B weer uiteen in de duo's waarmee de opdracht begonnen is. Groep A mag nu verbaal feedback geven volgens het 4G-model aan groep B. Elk lid uit groep C observeert nu een lid uit groep A en beoordeelt de feedback aan de hand van het Werkmodel Feedback geven.

fb .v

Reflectie

u' Ac

tie

a. Was je blij met jouw rol in deze opdracht of had je liever een andere rol gehad? Verklaar je antwoord.

Theoriebron Feedback geven <

Feedback geven kan op verschillende manieren. In deze opdracht ga je een aantal manieren onderzoeken. Voorbereiding • •

Vorm een drietal met twee medestudenten. Bekijk op internet de Filmpjes Feedback geven: 4 manieren hoe het niet moet en Feedback geven: zo doe je dat. Maak aantekeningen van deze filmpjes.

ig

Filmpje Feedback geven: 4 manieren hoe het niet moet <

Gedragsfeedback

ht

Oefening 2

Ed

b. Wat deed deze opdracht met jouw gevoel?

yr

Uitvoering

C

op

Filmpje Feedback geven: zo doe je dat <

32

Bespreek met elkaar de beide filmpjes: – Welke valkuilen uit de theoriebron zie je terug in het Filmpje Feedback geven: vier manieren hoe het niet moet? – Welk model wordt uitgelegd in het Filmpje Feedback geven: zo doe je dat? – Wat is volgens jullie het verschil tussen dit model en het 4G-model? Wat is volgens jullie het verschil tussen dit model en het sandwichmode? Op internet staan veel filmpjes met voorbeelden van feedbackgesprekken. Zoek een filmpje van een gesprek en bespreek dat aan de hand van de volgende punten: – Wat er wel goed gaat en wat er niet goed gaat volgens het 4G- en het WEG-model. – Is het sandwichmodel toegepast en of was dat in dit geval niet nodig? – Welke valkuilen zijn zichtbaar in dit filmpje? – Hoe worden de ik-boodschappen gebruikt in het gesprek?


Feedback geven

Reflectie

fb .v

.

a. In welke valkuil zou jij snel trappen als je feedback moet geven?

Theoriebron Feedback geven <

Oefenen met WEG en 4G

Als je je aan bepaalde methodes houdt, is feedback geven goed te leren. In deze opdracht ga je oefenen met twee methodes.

u' Ac

Oefening 3

tie

b. Als jij feedback geeft op een ander, gebruik je wel of niet de ik-boodschap? Leg ook uit waarom.

Voorbereiding

Vorm een duo met een medestudent. Zoek een rustige plek waar je met z'n tweeën kunt werken.

Hieronder staat een aantal zinnen waarin feedback wordt gegeven. Verander deze zinnen in Feedback volgens het 4G-model of het WEG-model. Bedenk daarbij zelf welk gedrag de ander heeft laten zien. Schrijf de feedbackboodschappen op. Gebruik in elke feedbackboodschap in ieder geval twee ik-boodschappen. – 'U heeft het verkeerde formulier meegenomen.' – 'Vraag jij even toestemming aan jouw ouders om mee te gaan naar Walibi Flevo?' – 'Neem de volgende keer uw gegevens van de Sociale Dienst mee.' – 'Zit je nu alweer met je telefoon te spelen? Zet hem uit en stop hem in je tas!' – 'Mensen, de zaal moet nog worden klaargezet!' – 'He, zorg nou een keer dat je je spullen voor elkaar hebt als je komt repeteren.' – 'Blijf nou eens van me af.' – 'Dus je hebt je huiswerk niet gemaakt.' Oefen de feedback op elkaar. Voer korte gesprekjes waarin je elkaar de feedback geeft. Wissel na elke boodschap van rol. Bedenk zelf nog drie situaties uit je eigen leven die je onlangs hebt meegemaakt. Schrijf de feedback op zoals jij die hebt gegeven. Vorm die boodschappen op dezelfde manier om als je met de zinnen hierboven hebt gedaan. Oefen de feedback op elkaar. Voer korte gesprekjes waarin je elkaar de feedback geeft. Wissel na elke boodschap van rol.

ig

ht

Ed

Uitvoering

yr

• •

C

op

33


Feedback geven

Reflectie

fb .v

.

a. Je hebt nu een paar keer geoefend met feedback geven en ik-boodschappen. Voelt het natuurlijk om dit te doen? Verklaar je antwoord.

Oefening 4 Theoriebron Feedback geven <

u' Ac

tie

b. Gebruik je deze vorm van feedback geven ook in je dagelijks leven? Ben je van plan dat te gaan doen? Leg je antwoord uit.

Oefenen met de sandwichmethode

Je wilt iemand feedback geven op iets waarvan jij vindt dat het beter kan. Je boodschap kan dan beter overkomen als je die 'verpakt' in positieve boodschappen. Daarmee ga je oefenen in deze opdracht. Voorbereiding • • •

Vorm een groepje van drie studenten. Zoek een rustige plek waar je met elkaar in gesprek kunt gaan. Lees onderstaande casus goed door.

Ed

Filmpje Feedback geven met hamburgermodel <

ig

ht

Je werkt bij een buurthuis en hebt te maken met een vrijwilliger die klusjes doet in jullie buurthuis. Hij doet goed werk en eigenlijk is iedereen heel blij met hem in het buurthuis. Hij rookt en neemt af en toe pauze om buiten een kopje koffie te drinken en een sigaretje te roken. Hij heeft de gewoonte om zijn sigaret in het laatste beetje koffie te doven en dan z'n kopje bij de vaatwasser te zetten zonder de peuk weg te gooien. Jij vindt dat heel vervelend en wilt hem daarop aanspreken. Dat wil je doen volgens de sandwichmethode. Bespreek met elkaar hoe de rollen verdeeld worden. Een speelt de zender van de feedback, de ander speelt de vrijwilliger en de derde is observant.

yr

C

op

Uitvoering • • • •

34

Bedenk hoe je de feedback gaat geven met behulp van het sandwichmodel. Schrijf je feedback op en zorg ervoor dat je dat op een natuurlijke manier kunt doen. Speel het gesprek uit en geef de feedback. De observant registreert het gesprek en let op de non-verbale reactie van de vrijwilliger. Noteer wat er gebeurt. De vrijwilliger neemt de feedback in ontvangst. Reageer daarop zoals je dit in het echt ook zou doen.


Feedback geven

• •

.

Bespreek daarna met elkaar de opdracht aan de hand van de volgende punten. – Wat was de reactie van de vrijwilliger? – Hoe verliep de non-verbale communicatie van de vrijwilliger? – Heeft het sandwich-model gewerkt? – Heb je de Ik-boodschap en het 4G-model of WEG-model ook gebruikt binnen het sandwichmodel? Schrijf nu aan de hand van het gespeelde voorbeeld alle drie een eigen casus voor een van de anderen en oefen daarmee op dezelfde manier. Zorg dat je alle drie steeds een andere rol speelt. Bekijk met elkaar nu het Filmpje feedback geven met hamburgermodel. Bespreek met elkaar. Wat doet deze mevrouw beter dan jullie en wat doen jullie beter dan deze mevrouw?

fb .v

tie

Reflectie

u' Ac

a. Hoe vond je het om de sandwichmethode te gebruiken?

C

op

yr

ig

ht

Ed

b. Zou jij de sandwichmethode ook in het echt gebruiken? Leg je antwoord uit.

35


Verschillende gesprekken

Verschillende gesprekken

fb .v

.

Een gesprek waarin je iemand moet vertellen dat jij je relatie met hem verbreekt is anders dan een gesprek waarin jij je buurman feliciteert met het feit dat hij net de loterij heeft gewonnen. Als persoon heb je te maken met verschillende soorten gesprekken, maar als professional in het sociaal werk moet je echt vaardigheden hebben om verschillende gesprekken te kunnen voeren. In de volgende opdrachten ga je aan de slag met de verschillende gesprekken die je kunt voeren.

Je kunt een helpend gesprek uitvoeren. Je kunt een voorlichtingsgesprek uitvoeren. Je kunt een adviesgesprek uitvoeren. Je kunt een slechtnieuwsgesprek uitvoeren. Je kunt een klachtengesprek uitvoeren.

ht

Ed

u' Ac

• • • • •

tie

Leerdoelen

Niet elk gesprek gaat even makkelijk.

In sommige gevallen heeft iemand een duidelijke hulpvraag. Een helpend of probleemoplossend gesprek kan dan nodig zijn. In deze opdracht ga je daarmee aan de slag. Voorbereiding

yr

Theoriebron Verschillende gesprekken <

Een helpend gesprek

ig

Oefening 1

C

op

Werkmodel Probleemoplossend gesprek <

36

Deze opdracht wordt uitgevoerd in tweetallen, zoek een gesprekspartner. In deze opdracht ben je allebei een keer hulpvrager. De hulpvrager krijgt bij dit gespreksmodel een voorgeschreven rolopdracht. Je kunt kiezen uit de volgende twee casussen. Je mag zelf de casus kiezen waarin jij je het best kunt verplaatsen. Vind je beide genoemde casussen te moeilijk, verzin dan zelf een probleem. Zorg er in ieder geval voor dat je voldoende te vertellen hebt. Bestudeer de casus en leef je zo goed mogelijk in.


Verschillende gesprekken

Casus meneer Peters

fb .v

.

Erika is SCW’er in een buurthuis in Utrecht. Erika heeft veel contacten in de buurt. Zo merkt ze in een gesprek met meneer Peters (69) dat hij veel problemen heeft. Zijn vrouw is zes maanden geleden overleden. Meneer Peters vereenzaamt, komt moeilijk uit met zijn geld en eet alleen nog maar brood, omdat hij niet kan koken. Erika zoekt eerst uit of meneer Peters behoefte heeft aan haar bemoeienis; dat blijkt het geval te zijn.

Casus Clarissa

Zorg voor een smartphone of ander apparaat waarmee je het gesprek kunt filmen. Gebruik bij deze opdracht het Werkmodel Probleemoplossend gesprek.

Uitvoering • •

Speel het gesprek uit de casus na volgens het medisch model, dit model staat beschreven in de Theoriebron Verschillende gesprekken. De sociaal-cultureel werker probeert zich zo goed mogelijk te houden aan de structuur van het probleemoplossend gesprek, zoals die in het werkmodel beschreven staat. Film het gesprek, observeer de sociaal-cultureel werker en noteer diens uitspraken en non-verbale communicatie. Bespreek samen de bevindingen aan de hand van de volgende punten: – Hoe tevreden is de hulpvrager over de voortgang, aanpak en uitkomst van het gesprek? Waarover was de hulpvrager vooral tevreden en wat had volgens de hulpvrager beter gekund? – Welke fasen zijn in het gesprek doorlopen? Over welke fasen is te snel heen gestapt? Waaraan merk je dat je er te snel overheen bent gestapt? Wissel van rol en speel daarna dezelfde casus na volgens het counselingmodel, dit model staat beschreven in de Theoriebron Verschillende gesprekken. De sociaal-cultureel werker probeert zich zo goed mogelijk te houden aan de structuur van het probleemoplossend gesprek zoals die in het werkmodel beschreven staat. Film het gesprek, observeer de sociaal-cultureel werker en noteer diens uitspraken en non-verbale communicatie. Bespreek samen de bevindingen aan de hand van de volgende punten: – Hoe tevreden is de hulpvrager over de voortgang, aanpak en uitkomst van het gesprek? Waarover was de hulpvrager vooral tevreden en wat had volgens de hulpvrager beter gekund? – Welke fasen zijn in het gesprek doorlopen? Over welke fasen is te snel heen gestapt? Waaraan merk je dat je er te snel overheen bent gestapt?

yr

ig

ht

Ed

• •

u' Ac

tie

Clarissa is een meisje van 16 jaar. Zij gaat iedere woensdagmiddag naar de club in het buurthuis. Clarissa heeft veel vertrouwen in jou (jij bent de groepsbegeleider) en legt jou haar probleem voor. Clarissa is namelijk zwanger en ze weet niet wat ze ermee aanmoet. Ze heeft het nog niet aan haar vriend verteld en aan haar ouders durft ze het ook niet te vertellen. Clarissa is bang voor hun reactie. Zij is bang dat ze een pak slaag krijgt van haar vader. Hij reageert namelijk nogal agressief op Clarissa. Ook haar moeder durft ze het niet te zeggen. Het liefst zou ze thuis weggaan, het loopt toch al niet zo lekker thuis. Wat haar vriend betreft: zij voelt er weinig voor om zich aan hem te binden. Ze vindt zichzelf daar nog veel te jong voor. Aan de andere kant wil Clarissa hem ook niet verliezen. Zij is bang dat hij haar verwijten gaat maken. En de baby? Daar is zij nog helemaal niet aan toe. Maar abortus? Dat is ook al zoiets. Kortom, Clarissa weet niet wat ze moet doen!

C

op

• •

37


Verschillende gesprekken

Reflectie

fb .v

.

a. Welk gesprek verliep volgens jou het prettigst en hoe kwam dat?

Voorlichtend gesprek

u' Ac

Oefening 2

tie

b. Kun jij in je dagelijkse leven goed luisteren naar problemen van anderen of geef je liever direct advies?

In deze opdracht ga je aan de slag met een voorlichtend gesprek. Je zult iets duidelijk moeten maken. De juiste informatie is daarbij belangrijk.

Theoriebron Verschillende gesprekken <

Voorbereiding •

Werkmodel Kenmerken van goede informatie <

Bestudeer de onderstaande casus goed.

Ed

Casus Kenneth

ig

ht

Achmed is jeugdwerker bij Het Honk. Hij is contactpersoon voor allochtone jongeren en staat ze met raad en daad bij om het positieve uit de jongeren te halen. Hij vindt het echt een uitdaging om de jongeren op de straat wat te bieden zodat ze er niet rondhangen. Tweemaal per week draait hij mee op de groep. Achmed vindt dat een jongen uit de groep, Kenneth, wat respectloos omgaat met meisjes. Hij wil dit met hem bespreken en bij Kenneth aangeven welk gevolg dat gedrag van hem heeft. Achmed heeft daarbij niet zozeer de intentie het gedrag te corrigeren, maar wel om Kenneth te laten inzien welk gevolg zijn gedrag heeft. Vorm een groepje van vijf studenten met wie je deze opdracht uitvoert. Gebruik bij deze opdracht het Werkmodel Kenmerken van goede informatie.

C

op

yr

• •

38

Uitvoering • In deze opdracht hebben jullie ieder een andere rol. Verdeel de rollen. • Eén student is de informatiegever, één student is de informatieontvanger, één student let op de non-verbale communicatie van de informatiegever en -vrager, één student let op de verbale communicatie van de informatiegever en -vrager en één student let erop in hoeverre de gegeven informatie voldoet aan de kenmerken van goede informatie. • Voer aan de hand van de gegeven casus een informatiegevend gesprek. Van begroeten en vragen stellen tot het gesprek op een natuurlijke manier afsluiten. Degene die Achmed speelt, mag improviseren. Bedenk van tevoren de strekking van wat je wilt gaan zeggen. • Noteer je bevindingen.


Verschillende gesprekken

Bespreek met elkaar het gesprek aan de hand van de volgende punten: – Welke van de in deze training geleerde vaardigheden heb je tijdens de uitvoering van deze casus toegepast? – Welke van de geleerde vaardigheden heb jij tijdens de uitvoering van deze casus niet toegepast? – Heb je tijdens het uitvoeren van deze casus feitelijk onjuiste informatie gegeven? Zo ja, hoe kwam dat? – Dacht jij er bij het geven van informatie aan of de informatie wel bruikbaar of toepasbaar was voor de ander? – Hoe deed je dat? – Wat zou beter kunnen? – Gaf jij tijdens het uitvoeren van deze casus informatie aan de ander die niet goed paste bij de persoon? – In hoeverre was de informatie die jij gaf eenduidig? – Wat moet je nog leren binnen het informatiegevend gesprek?

tie

fb .v

.

Reflectie

Ed

u' Ac

a. Wat vond je moeilijk aan deze opdracht? Welke aandachtspunten ben je geneigd te vergeten?

ig

ht

b. Wat vond je makkelijk aan deze opdracht? Welke aandachtspunten gaan jou gemakkelijk af?

C

op

yr

c. Waarom ging iets jou moeilijk of makkelijk af in het gesprek over jouw persoonlijkheid? En wat ga je met dit inzicht doen?

39


Verschillende gesprekken

Oefening 3

Advies Soms wordt je als sociaal-cultureel werker gevraagd iemand advies te geven. Daarmee ga je oefenen in deze opdracht.

Theoriebron Verschillende gesprekken <

Vorm een tweetal met een andere student. Bestudeer de casus hieronder.

fb .v

• •

Casus Meneer Van de Beek

Werkmodel Gespreksverslag <

• • • •

tie

Meneer Van de Beek is een man van 79 jaar. Hij heeft vorig jaar zijn vrouw verloren en is een beetje eenzaam. Hij is nog wel in goede conditie, maar hij is een beetje snel in paniek. Dat is nu ook het geval. Overmorgen komen de buren uit zijn appartementencomplex langs voor een borrel. Hij wil graag goed voor de dag komen, maar hij overziet het niet helemaal. Hij vraagt jou als sociaal werker hoe hij het praktisch gezien moet aanpakken.

Bestudeer het Werkmodel Adviesgesprek. Bestudeer het Werkmodel Gespreksverslag. Verdeel de rollen waarbij één student de sociaal werker speelt en de ander de heer Van de Beek. Bedenk en noteer voor jezelf hoe meneer Van de Beek het best die borrel kan organiseren. Denk aan: boodschappen doen, tijdsplanning, hulp inschakelen enzovoort.

u' Ac

Werkmodel Adviesgesprek <

.

Voorbereiding

ig

Voer een gesprek met de heer van de Beek waarbij je hem advies geeft over hoe hij z'n borrel met de buren het best kan organiseren. Bespreek het gesprek na aan de hand van de volgende punten: – Zijn de vier processtappen van het gesprek allemaal doorlopen? – Is de heer van de Beek tevreden met het advies en kan hij er wat mee? – Welke competenties heeft de sociaal werker laten zien en welke niet? Maak een gespreksverslagje volgens het Werkmodel Gespreksverslag voor de heer van de Beek zodat hij het allemaal op een rijtje heeft. Bespreek met elkaar welke nazorg je de volgende dag (of de dag erna) nog kan bieden.

ht

Ed

Uitvoering

Reflectie

C

op

yr

a. Zijn er competenties die jij nog niet hebt om een adviesgesprek te kunnen voeren? Welke zijn dat?

b. Hoe vind je het om een adviesgesprek te voeren? Leg je antwoord uit.

40


Verschillende gesprekken

Oefening 4

Slechtnieuwsgesprek De juiste aanpak van een slechtnieuwsgesprek is niet altijd even gemakkelijk. In deze opdracht gaat het om de structuur van een slechtnieuwsgesprek en de valkuilen daarbij.

Theoriebron Verschillende gesprekken <

.

Voorbereiding Kies een van de onderstaande situaties. Dit vormt de basis voor je slechtnieuwsgesprek. Je mag zelf ook een thema of situatie bedenken.

fb .v

• Werkmodel Slechtnieuwsgesprek <

Situaties:

• •

u' Ac

• •

een ernstig zieke relatie van de hulpvrager. een sterfgeval in de familie. gezakt voor het schooljaar/examen. een activiteit gaat niet door. niet meekunnen op een bewonersvakantie. niet in aanmerking komen voor het begeleid op kamers wonen.

tie

• • • • • •

Bij deze opdracht gebruik je het Werkmodel Slechtnieuwsgesprek. Maak willekeurige drietallen in de klas. Daarvan gaan er twee als spelers tegenover elkaar zitten. Overleg wie de sociaal-cultureel werker, wie de ontvanger van het slechte nieuws en wie de observator is. Spreek af waarover het gesprek zal gaan.

ig

De sociaal-cultureel werker brengt het slechte nieuws over aan de hulpvrager. De hulpvrager luistert naar het slechte nieuws en probeert erop te reageren zoals hij denkt dat het in de werkelijkheid gebeurt. Leef je in de situatie in. Probeer je voor te stellen hoe je zou reageren als het je écht overkwam. Laat in ieder geval een emotie zien. De sociaal-cultureel werker probeert de emotie van de hulpvrager weer te geven en eventueel daarop door te vragen. De observator observeert de sociaal-cultureel werker en noteert diens uitspraken. Daarnaast kijkt hij naar de non-verbale expressie van de ontvanger. Wordt deze door de brenger van het slechte nieuws opgepikt? Evalueer het gesprek aan de hand van de volgende punten: – Is het je gelukt om het slechte nieuws direct te geven? – Was je weergave van de emotie van de hulpvrager juist? – Voelde de hulpvrager zich door jou begrepen in zijn emotie? Of voelde hij zich in de kou staan? Of ging jij als sociaal-cultureel werker te veel mee in de emotie van de hulpvrager? – Welke valkuilen heb je weten te vermijden? In welke valkuilen ben je gestapt? – Geef een voorbeeld van het weergeven van gevoelens. – Geef een voorbeeld waarin je in de valkuil van 'focus op inhoud in plaats van op gevoel' bent gestapt. – Waarom is het niet verstandig om bij het brengen van slecht nieuws dat nieuws te rechtvaardigen? – Geef een voorbeeld van een slechtnieuwsgesprek dat je hebt gevoerd en de emotie die dat bij jou opriep. – Geef een voorbeeld van een slechtnieuwsbericht dat jij zelf hebt gekregen en wat je reactie daarop was. Als je het gesprek heb gevoerd en geëvalueerd wissel je van rol. Doe dit totdat iedereen aan de beurt is geweest.

ht

• •

Ed

Uitvoering

C

op

yr

41


Verschillende gesprekken

Reflectie

fb .v

.

a. Welke stap in het slechtnieuwsgesprek gaat je het gemakkelijkst af? Welke stap het moeilijkst? Waar zit hem dat dan in?

Oefening 5

Klachtengesprek

u' Ac

tie

b. Hoe zou jij het vinden om regelmatig een slechtnieuwsgesprek te moeten voeren?

Voorbereiding • • •

Bestudeer het Werkmodel Klachtengesprek. Ga met de klas in een cirkel zitten. Zoek een vrijwilliger in de klas die alle bevindingen op een bord schrijft.

ht

Werkmodel Klachtengesprek <

Ed

Een klachtengesprek is een lastig gesprek omdat een kind, jongere of ouder ontevreden is over jouw dienstverlening. Hierbij kunnen emoties een rol spelen. Hiermee omgaan is lastig. Daardoor is het gemakkelijk om in een aantal valkuilen te stappen. In deze opdracht ga je daarmee aan de slag.

Theoriebron Verschillende gesprekken <

Uitvoering

Brainstorm met de klas over wat (mogelijke) valkuilen zijn bij het omgaan met klachten en noem er minstens zes. De vrijwilliger schrijft deze op een bord. Noem bij elke valkuil ook enkele concrete voorbeelden. De vrijwilliger schrijft deze bij de valkuilen. Bedenk vervolgens bij elke valkuil een voorbeeld van hoe het wel zou moeten en geef daarbij aan waarom die aanpak wel werkt. Toets aan de hand van het werkmodel of alle valkuilen aan bod zijn gekomen. Laat iedereen vertellen in welke valkuil hij het meest geneigd is te stappen.

ig

yr

• •

C

op

42

• •

Reflectie a. In welke van de valkuilen stap jij wel eens? En welke valkuilen weet jij normaal gesproken te vermijden?


Verschillende gesprekken

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

b. Zijn je antwoorden vergelijkbaar met die van je medestudenten? Als er verschillen zijn, wat is daarvoor dan de reden?

43


Reflectie

Reflectie Oefening 1

Reactie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

u' Ac

tie

b. Wat wist je al?

Oefening 2

Ed

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ig

ht

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

C

op

yr

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

44

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.


Reflectie

Oefening 3

Zelfregulatie en zelfsturing

fb .v

.

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

tie

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Oefening 4

Samenwerken

u' Ac

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Ed

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

yr

ig

ht

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

C

op

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

45


Theoriebron Feedback geven

.

Theoriebron Feedback geven

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

In de communicatie is er sprake van een zender en een ontvanger. De een brengt een boodschap over naar de ander. Als de ontvanger een boodschap teruggeeft is er sprake van feedback. Je reageert op de verbale of non-verbale boodschap van de ander. Je kunt daarbij feedback geven op de communicatie van de ander maar ook op het gedrag van de ander. Er zijn verschillende manieren om feedback te geven.

Feedback geven en ontvangen kan allebei lastig zijn.

ht

Feedback op communicatie

C

op

yr

ig

Als je iets uitlegt, is het soms goed om te controleren wat de ander precies heeft begrepen. Als je aan iemand vraagt 'Begrijp je wat ik bedoel?', bestaat de kans dat die persoon 'ja' zegt. Maar weet je dan zeker dat dit het geval is? Hij zou bijvoorbeeld bang kunnen zijn om toe te geven dat hij het niet heeft begrepen. Of hij wil je het verhaal niet nog eens laten vertellen. Daarom is het goed om te controleren of wat je bedoelde te zeggen goed is overgekomen. Je kunt dat als volgt doen: 'Ik wil controleren of ik duidelijk genoeg ben geweest. Kun je in je eigen woorden vertellen wat ik heb geprobeerd uit te leggen?'

Feedback op gedrag Bij gedragsfeedback geef je weer wat je hebt waargenomen van het gedrag van de ander. Niet in het algemeen, maar heel specifiek: 'Toen en daar zag/hoorde ik dat en dat gedrag van jou.' Als het ware speel je de videoband terug. Het is niet je mening, maar het is zo veel mogelijk een objectieve weergave, die ook anderen zo hebben waargenomen of hebben kunnen waarnemen.

46


Theoriebron Feedback geven

Door gedragsfeedback te geven ontstaat minder snel een discussie over wat het feitelijke gedrag van de ander was. Je maakt duidelijk over welk specifiek gedrag van de ander jij het wilt hebben. Dat is een strikt objectieve waarneming. Daarnaast vertel je een heleboel over jezelf, waarbij je je gedachten en gevoelens transparant weergeeft en helder maakt wat jij wilt. Vragen die je jezelf kunt stellen als je gedragsfeedback wilt geven, zijn:

.

Wat neem ik waar? Welk beeld of welke gedachte heb ik daarbij? Welk gevoel roept dat bij mij op? Wat zou ik willen van de ander?

fb .v

• • • •

WEG-model

Ed

u' Ac

tie

Er zijn verschillende modellen voor het geven van feedback. De uitgangspunten zijn daarin ongeveer gelijk. Hoewel de termen anders zijn, zul je zien dat de modellen best veel op elkaar lijken. Een belangrijk model is het WEG-model. De letters van dit model betekenen: • W = Waarneming Hier gaat het om wat je letterlijk ziet gebeuren. Een collega tegenover jou peutert voortdurend in zijn neus. Dat is een feitelijke waarneming. • E = Effect Hier gaat het om welk effect dit gedrag op jou heeft. Wellicht vind je dat heel vies en stoor jij je daarom daaraan. • G = Gedragsalternatief Hier gaat het om het gedrag wat je uiteindelijk van je collega verwacht. Je biedt hem een alternatief aan voor z'n huidige gedrag. In dit voorbeeld zou jouw feedback dus kunnen zijn: 'Zeg, ik zie dat je steeds in je neus zit te peuteren. Ik vind dat niet zo prettig, ik vind het namelijk vies om te moeten zien. Zou je dat op een andere plek willen doen, of helemaal niet meer doen?'

ht

Het 4G-model en de ik-boodschap

ig

Het 4G-model lijkt heel erg op het WEG-model. De 4 G's staan in dit geval voor: Gedrag (Wat zie je gebeuren?) Gevolg (Welk gevolg heeft dat gedrag?) Gevoel (Wat voor gevoel levert dat gedrag bij jou op?) Gewenst (Welk gedrag wil je dat de ander laat zien?)

C

op

yr

• • • •

Het model is nagenoeg hetzelfde met als verschil dat gevolg en gevoel in het WEG-model samenvallen in het woordje 'effect'. Belangrijk hierbij is dat je feedback veel duidelijker is als je ik-boodschappen gebruikt. Met een ik-boodschap houd je de boodschap bij jezelf en is het duidelijker wat jouw gevoel en wens is: Een voorbeeld: 'Jan, zit niet steeds te wippen op je stoel. Straks val je nog om.' Jan kan hier ontkennend op antwoorden: 'Nee hoor, ik val echt niet.' Een ik-boodschap is duidelijker: 'Jan, ik zie dat je zit te wippen op je stoel. Ik ben bang dat je straks achterover valt.' Je geeft hiermee een boodschap af die Jan niet kan ontkennen.

47


Theoriebron Feedback geven

Sandwichmodel

fb .v

.

Feedback geven op iemands gedrag kan best lastig zijn. Soms wil je iemand ergens op aanspreken, maar wil je niet dat je goede relatie in gevaar komt. Een model wat dan uitkomst biedt is het sandwichmodel soms ook wel hamburgermodel genoemd. Hierbij verpak je de feedback eigenlijk in twee laagjes positieve feedback. Je begint met iets te zeggen wat je waardeert in de ander om vervolgens je feedback te geven op het gedrag wat je vervelend vindt en ten slotte sluit je af met weer een positieve boodschap.

tie

Cherity, je doet het ontzettend goed als caissière, je werkt heel snel en maakt nooit fouten. Ik zie je wel vaak met collega's kletsen als je een klant aan het helpen bent. Dat vind ik niet netjes dus ik wil je dat je dat kletsen bewaart voor in de kantine. Je bent namelijk heel gezellig en sociaal dus daar kunnen we je enthousiasme goed gebruiken.

u' Ac

Valkuilen bij het geven van feedback

Gedragsfeedback geven kent ook valkuilen. Hieronder staan er enkele genoemd met een kort voorbeeld:

• • •

C

op

yr

ig

Ed

• •

Je durft niet duidelijk te zijn in het benoemen van jouw waarneming. ('Eeh, even over wat je gisteren aan het doen was ...') Je gaat direct in de aanval. ('Nou Sjors, ik ben er nu helemaal klaar mee!') Je vermengt de weergave van de waarneming met je mening en gevoel daarover. ('Volgens mij zat jij gister foute dingen te doen op je laptop ...') Je maakt de ander verantwoordelijk voor je gevoel. ('Wat jij dus aan het doen bent hè, daarmee geef je mij echt een rotgevoel.') Je (ver)oordeelt de ander in plaats van over je eigen gevoel praten. ('Dat je steeds te laat komt, dat is dus gewoon ontzettend stom van je!') Je geeft geen ik-boodschap, maar betrekt anderen in je feedback. ( 'Je ouders vinden het ook niet fijn dat je ...') Je geeft geen duidelijk gedragsalternatief. ('Zou je dat op willen lossen, misschien?')

ht

48


Theoriebron Intercultureel communiceren

.

Theoriebron Intercultureel communiceren

fb .v

Inleiding

ht

Ed

u' Ac

tie

In Nederland hebben we te maken met inwoners die verschillende culturele achtergronden hebben. 21% van de bevolking is niet in Nederland geboren of heeft één ouder die niet in Nederland is geboren. Ongeveer 12% van de bevolking heeft een niet-westerse achtergrond. Deze getallen komen uit 2016. Nederland is dus een multiculturele samenleving. Als sociaal-cultureel werker heb je hier ook mee te maken. Binnen de doelgroepen waarmee jij moet communiceren zitten ongetwijfeld mensen met een andere culturele achtergrond dan jezelf. De culturele achtergrond is van grote invloed op de manier waarop mensen met elkaar communiceren.

ig

De multiculturele samenleving.

Bewustwording De cultuur heeft invloed op de manier van communiceren. Wees je vooral bewust van je eigen achtergrond en de invloed daarvan op jouw communicatie. Er is een aantal aandachtspunten waar je bij jezelf op moet letten.

yr

C

op

Artikel Communicatie en cultuurverschillen <

de taal Met welke taal ben je opgegroeid? Realiseer je dat dat de taal is waarin jij je het makkelijkst uitdrukt, maar dat dat voor anderen niet geldt. non-verbaal Wees je bewust van jouw non-verbale communicatie. Realiseer je dat signalen in verschillende culturen, verschillende betekenissen hebben. Oogcontact zoeken kan in sommige culturen als heel onbeleefd overkomen. direct en indirect Wees je bewust van je directheid of indirectheid in je communicatie. Ook hierin kunnen

49


Theoriebron Intercultureel communiceren

fb .v

Meer over communicatie en cultuurverschillen lees je in het Artikel Communicatie en cultuurverschillen.

.

culturen verschillend zijn. Jouw directheid kan een bedreiging zijn voor iemand die gewend is minder direct te communiceren. geen vooroordelen Hoe sta je tegenover mensen met een andere culturele achtergrond dan de jouwe? Heb je daar oordelen over en zijn deze gebaseerd op kennis?

Voor een succesvolle interculturele communicatie is deze zelfkennis belangrijk. De volgende stap is kennis van culturen.

tie

Theorie van Pinto

u' Ac

Pinto, hoogleraar interculturele communicatie, onderscheidt twee soorten culturen, namelijk de grofmazige (G) cultuur en de fijnmazige (F) cultuur. De westerse cultuur noemt hij grofmazig en de niet-westerse cultuur noemt hij fijnmazig. In G-culturen zijn mensen in de eerste plaats individuen, die verantwoordelijk zijn voor het eigen gedrag. Mensen moeten hun gedrag grotendeels zelf bepalen. De identiteit in een G-cultuur wordt bepaald door eigen waarden en normen, door eigen zingeving van je leven.

In F-culturen speelt de groepsgebondenheid een grote rol. Mensen zijn vooral groepslid (bijvoorbeeld de familie) en verantwoordelijk voor het groepsbelang. Het gedrag van mensen ligt voor een groot deel vast in gedetailleerde gedragsregels. De identiteit in een F-cultuur wordt bepaald door de plaats die je in de groep inneemt en door de waarden, normen en zingeving van de groep.

Ed

C

op

yr

ig

ht

Volgens Pinto zijn de behoeften die elk mens nodig heeft in de verschillende culturen verschillend. Binnen de westerse cultuur is de piramide van Maslow een belangrijk model, dit is dan ook vooral van toepassing op de G-cultuur. Pinto heeft daarom ook een piramide bedacht die vooral van toepassing is op de F-cultuur. Beide piramides zie je hierna.

50


Theoriebron Intercultureel communiceren

Drie stappen van Pinto Interculturele communicatie is aan te leren. Pinto noemt drie stappen voor een succesvolle communicatie tussen mensen uit verschillende culturen.

u' Ac

tie

fb .v

.

1. bewustwording Wees bewust van je eigen culturele identiteit. Hoeveel invloed heeft de cultuur waarin jij bent opgegroeid op jouw communiceren en handelen. 2. kennis Hoe meer je weet van andere culturen hoe beter je begrijpt hoe iemand uit een andere cultuur handelt en communiceert. Je hebt kennis nodig van de cultuurgebonden waarden en normen van de ander. 3. vaardigheden Ten slotte is het belangrijk dat je je kennis ook in praktijk kunt brengen. Als je je bewust bent van de verschillen en je hebt kennis van de cultuur van jouw gesprekspartner komt het erop aan om ook nog op een goede manier het gesprek aan te kunnen gaan en de verschillen te overbruggen.

Theorie van Hofstede

Ed

Een andere bekende theorie over culturen is het 'vijf dimensies model' waarop je culturen van elkaar kunt onderscheiden van wetenschapper Geert Hofstede. Door de cultuurverschillen inzichtelijk te maken kunnen de verschillen mogelijk overbrugd worden. Hofstede heeft de cultuur van landen onderzocht en heeft elk land een score gegeven op de vijf dimensies. De dimensies:

C

op

yr

ig

ht

1. machtsafstand Een aspect dat de ongelijkheid in de samenleving aangeeft, tussen ouder en kind, man en vrouw, baas en werknemer. Een hoge machtsafstand wil zeggen dat mensen accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is, bij een lage machtsafstand accepteren mensen dat niet. 2. individualisme versus collectivisme Bij een individualistische cultuur staat het individu centraal en zijn er vaak losse banden tussen mensen. Bij een collectivistische cultuur is de groep, vaak de familie, belangrijker dan het individu. 3. masculiniteit versus feminiteit Geeft de relatie tussen de man en vrouw weer in de maatschappij. In masculiene culturen zijn de taken tussen man en vrouw strikt verdeeld en in feminiene culturen lopen deze rollen meer in elkaar over. 4. lage onzekerheidsvermijding versus een hoge onzekerheidsvermijding Dit geeft aan in hoeverre mensen zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. Culturen die hoog scoren op deze dimensies zijn minder tolerant voor veranderingen en proberen de angst tegen te gaan door strakke regelgeving toe te passen. 5. langetermijngerichtheid versus kortetermijngerichtheid Een samenleving die gericht is op de lange termijn zal zich doelen stellen voor in de toekomst, hard werken en sparen zijn belangrijke aspecten. Kortetermijngerichtheid legt de focus op het heden, waarbij relaties en tradities erg belangrijk zijn.

51


Theoriebron Intercultureel communiceren

Kritiek op theorieën

tie

fb .v

.

Er is ook kritiek op de voorgaande theorieën. Zo zijn er binnen culturen veel verschillende subculturen en gaat het in deze modellen vooral om de verschillen en niet om de overeenkomsten. De modellen werken in bepaalde gevallen stigmatiserend. Het scheert mensen over een kam. Het gevaar van deze modellen is dat je bevooroordeeld het gesprek in gaat. Stel dat jij als sociaal werker in gesprek moet met achtereenvolgens iemand uit Nederland en iemand uit Afghanistan. Op basis van de theorie heb je misschien bij voorbaat al een mening over deze twee cliënten. In de praktijk kan het heel anders zijn en blijkt hun culturele identiteit niet overeen te komen met wat jij in gedachten had. Een ander belangrijk punt van kritiek is dat de modellen enigszins achterhaald zijn. Door de globalisering wonen er veel mensen in een land waar ze oorspronkelijk niet vandaan komen. Daardoor zijn allerlei mix-culturen ontstaan die niet meer precies in de modellen van Pinto en Hofstede passen.

Vaardigheden in de culturele communicatie

C

op

yr

ig

Ed

Een ander-gecentreerde houding: Wees in je gesprek gericht op de ander. Vul niet in voor de ander. Wees je bewust van je eigen referentiekader (en misschien weerstand) en laat dat bewust los in het gesprek. Flexibiliteit: Beweeg mee in het gesprek, houdt je niet ten koste van alles vast aan je eigen normen en waarden. Luistervaardigheid: Luister naar de ander, vat samen en laat blijken dat je hem begrepen hebt. Stel vragen als iets niet duidelijk is en vul het niet in vanuit je eigen referentiekader. Gebruik het LSD-model (luisteren, samenvatten, doorvragen). Bedachtzaamheid: Reageer niet direct. Laat informatie van de ander tot je komen en reageer nadat je het verwerkt hebt. Vermogen tot empathie en aanpassing: Wees je bewust van de culturele verschillen, veroordeel dat niet en leef je in in de situatie van de ander. Pas je aan in taalgebruik en non-verbale communicatie.

ht

u' Ac

De kennis uit de vorige paragrafen zijn belangrijk om een gesprekspartner met een andere culturele achtergrond te begrijpen. Om daadwerkelijk op een succesvolle manier te communiceren en samen te werken zijn ook vaardigheden nodig. In zijn boek grondslagen van interculturele communicatie benoemt W.A. Shadid, professor interculturele communicatie, vaardigheden zoals:

52


Theoriebron Motiveringstechnieken

.

Theoriebron Motiveringstechnieken

fb .v

Inleiding

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

In gesprekken met cliĂŤnten wil je als sociaal-cultureel werker soms dat er een gedragsverandering optreedt bij de cliĂŤnt. Je bent bijvoorbeeld in gesprek met een jong meisje (Charissa) met een eetstoornis. Uiteindelijk wil je haar motiveren om toch een normaal eetpatroon te gaan volgen. Je komt er dan niet met opmerkingen als: 'Kind, wat ben je mager. Eet eens wat meer boterhammen.' Je moet echt over bepaalde vaardigheden beschikken om met iemand in gesprek te gaan en haar te motiveren weer normaal te gaan eten. Je kunt daarbij verschillende motiveringstechnieken toepassen.

yr

Empathie en oprechte interesse is een basis voor een motiverend gesprek.

C

op

Probleem achterhalen

Filmpje Gesprekstechnieken LSD <

Voordat je met iemand in gesprek gaat over het te veranderen gedrag moet het probleem wel helder zijn. In sommige gevallen is dat heel duidelijk, maar vaak is er een onderliggend probleem. Een kind is bijvoorbeeld superdruk op school. Het probleem lijkt te zijn dat hij hyperactief is. Maar de oorzaak kan zijn dat hij thuis volledig ondergesneeuwd wordt door oudere en dominante broers en zussen. Er zijn verschillende technieken om in een gesprek het onderliggende probleem te achterhalen. Een bekende techniek is LSD. Dit staat voor luisteren, samenvatten en doorvragen. In het Filmpje Gesprekstechnieken LSD wordt dit duidelijk uitgelegd.

53


Theoriebron Motiveringstechnieken

Congruente en judoachtige technieken

tie

Congruente gesprekstechnieken

fb .v

.

Om in een gesprek mensen te motiveren hun gedrag te veranderen kun je congruente en judoachtige technieken toepassen. Congruente technieken zijn technieken waarbij de therapeut of de sociaal werker zegt wat hij bedoelt. Er is geen 'verborgen agenda', het gesprek heeft dus geen bijbedoelingen. In sommige gevallen is de congruente techniek niet voldoende om iemand te helpen. Dan kan de judoachtige techniek toegepast worden. Bij deze techniek beweegt de professional mee met de cliënt. Als een cliënt negatief is over verandering doet de professional alsof hij dat ook is. Uiteindelijk is het hierbij ook de bedoeling om een cliënt het belang van verandering in gedrag te laten inzien. In de komende paragrafen zullen deze technieken verder uitgelegd worden. Overigens is het zo dat beide technieken elkaar niet uitsluiten. Ze kunnen ook door elkaar gebruikt worden.

ig

Ed

acceptatie Volledige acceptatie is de basis voor een motiverend gesprek. Om succesvol met iemand in gesprek te gaan is het belangrijk de ander te accepteren zoals hij is en echt oprechte interesse te tonen en empathisch te reageren op wat de ander vertelt. hoop geven Een belangrijke techniek om iemand te motiveren is het geven van hoop. Je vertelt de cliënt bijvoorbeeld dat je ervan overtuigd bent dat je hem kunt helpen en dat er een betere toekomst voor hem is. complimenten geven en gedrag positief benoemen Soms hebben cliënten al weinig zelfvertrouwen. Dat helpt niet om te werken aan verandering. Het is belangrijk om iemand positief te stimuleren en dat kan door complimenten te geven en positief gedrag te benoemen. aansluiten bij de cliënt Soms ziet een cliënt de samenwerking met jou niet zitten of wil hij helemaal niet geholpen worden. Het kan helpen om te zoeken naar interesses die jullie gemeenschappelijk hebben. Dat versterkt de vertrouwensband en kan leiden tot een succesvolle samenwerking.

ht

u' Ac

Voor de meeste cliënten volstaan de congruente technieken. Hierbij zegt de professional wat hij bedoelt zonder bijbedoelingen. Er is een aantal algemene technieken dat hoort bij de congruente technieken bijvoorbeeld:

C

op

yr

Als congruente technieken niet voldoende zijn

54

In sommige gevallen zijn de congruente strategieën niet voldoende om iemand te begeleiden in het veranderen van gedrag of zelfs het inzien dat gedragsverandering nodig is. In die gevallen kun je judoachtige technieken gebruiken. Er zijn drie soorten cliënten waarbij de congruente technieken niet werken. 1. cliënten waarbij de klacht te veel winst oplevert Bijvoorbeeld cliënten die door het probleem veel aandacht krijgen en bang zijn dat met het oplossen van het probleem ook de aandacht zal verdwijnen. 2. cliënten waarbij het werkelijke probleem anders is dan het zichtbare probleem Bijvoorbeeld een cliënt met een eetstoornis. De eetstoornis is dan een symptoom, maar het echte probleem kan een traumatische gebeurtenis uit de jeugd zijn. 3. cliënten die geen vertrouwen hebben in de hulpverlener Ze willen wel veranderen maar geloven er niet in dat jij deskundig genoeg bent hen te helpen.


Theoriebron Motiveringstechnieken

Judoachtige technieken

• • •

constateren dat hulp bijna niet mogelijk is. Je ziet het zelf ook somber in. constateren dat de kans op succes erg klein is aangeven dat je het echt niet ziet zitten, en overweegt om helemaal niet verder te gaan met gesprekken aangeven dat je wellicht iemand anders kunt vinden die de cliënt beter kan helpen.

tie

fb .v

.

Bij judoachtige technieken komt het erop neer dat je met de cliënt meebeweegt. Net als in het echte judo. Daar beweeg je mee met de aanval van de tegenstander om ten slotte zijn eigen gewicht en kracht te gebruiken om hem op de grond te krijgen. In de gespreksvoering komt het erop neer dat je niet aan iemand gaat trekken, maar dat je ervoor zorgt dat diegene uiteindelijk aan jou gaat trekken en zelf tot de conclusie komt dat jij hem kan helpen in gedragsverandering. Er zijn verschillende manieren voor deze techniek.

u' Ac

Bij judoachtige technieken is timing en subtiliteit erg belangrijk. Het gaat vaak om opmerkingen die bijna als terloops worden gedaan. Het zijn dus niet vaststaande strategieën zoals bij de congruente technieken.

Effect van judoachtige technieken

C

op

yr

ig

ht

Ed

De vier manieren die genoemd zijn, gebruik je niet los van elkaar maar door elkaar heen. Neem het voorbeeld van Charissa uit de inleiding. Haar eetstoornis zorgt ervoor dat iedereen haar aandacht geeft en aan haar trekt. Haar moeder is voortdurend bezig Charissa toch maar op allerlei manieren te laten eten. Zij trekt aan haar en Charissa vindt dat onbewust wel fijn. Tegen haar hulpverlener zegt ze: 'Het gaat me echt niet lukken hoor. Ik heb er al zo veel aan gedaan en niets werkt.' Ze verwacht dat ook haar hulpverlener nu aan haar gaat trekken door te zeggen: 'Ik geloof wel dat jij beter kunt worden, je moet er hard voor werken, maar het komt goed.' Voor haar is dat haar oude patroon waar ze zich prettig bij voelt. Ze laat aan zich trekken, verandert niets en dat levert haar permanente aandacht op die ze zo graag wil. Gebruikt de hulpverlener nu een judoachtige techniek dan zegt hij: 'Je hebt gelijk Charissa, ik zie het ook somber in. Ik denk inderdaad dat het niet gaat lukken, ik denk niet dat ik jou kan helpen.' Het effect kan zijn dat de werkelijke ernst tot haar doordringt. Ze kan niet meer terugvallen op haar oude patroon en ziet de toekomst, die niet rooskleurig is op haar afkomen. Het gevolg is dat zij dan degene wordt die gaat trekken: 'U moet me helpen!' Die motivatie biedt een uitgangspunt voor verdere gesprekken.

55


Theoriebron Verschillende gesprekken

.

Theoriebron Verschillende gesprekken

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Als sociaal-cultureel werker maak je vaak niet zomaar een praatje. Gesprekken met cliënten hebben een bepaald doel. En daarnaast observeer je de cliënt tegelijkertijd, bijvoorbeeld om te zien hoe hij in z'n vel zit. Bij onder andere cliënten met psychosociale problematiek zijn er bijkomende factoren waar je tijdens een gesprek rekening mee moet houden.

Stilte in een gesprek zegt vaak heel veel. Vraag gerust maar even niets.

ht

Helpend of probleemoplossend gesprek

ig

In een helpend gesprek – het woord zegt het al – help je de cliënt als hij een probleem heeft. Als het probleem duidelijk is, kun je samen met de cliënt proberen direct aan een oplossing te werken. Als het nog niet duidelijk is, zal het probleem eerst opgehelderd moeten worden. Dit doe je door: aandacht te geven geen suggestieve vragen te gebruiken door te vragen regelmatig samen te vatten gevoelsreflecties te geven stiltes te respecteren en niet op te vullen de cliënt niet in zijn verhaal te onderbreken.

C

op

yr

• • • • • • •

56

Kom niet te snel zelf met oplossingen. Laat de cliënt er zelf over nadenken. Voor een zelfbedachte oplossing zal hij zich beter inzetten. Als de cliënt niets kan bedenken, kun je een paar opties geven waar de cliënt op kan voortborduren.


Theoriebron Verschillende gesprekken

Medisch en counselingmodel Is het probleem helder dan kun je werken aan een oplossing. Dat kan door middel van twee verschillende modellen. Het medisch model of het counselingmodel. het medisch model (dokter-patiëntmodel) Jij als gespreksleider geeft advies aan de hulpvrager. Jij bent de deskundige, dus jij kunt het best de oplossing geven. het counselingmodel Hierbij wordt de hulpvrager actief betrokken bij het vinden van de oplossing.

fb .v

.

De verschillen tussen beide gespreksvormen zijn het duidelijkst te zien in de manier van optreden van de gespreksleider: Counselingmodel

De gespreksleider is:

De gespreksleider:

• • • •

• • • •

is non-directief is persoonlijk staat op gelijke voet heeft deskundigheid niet op de voorgrond staan is samen met de hulpvrager op zoek naar oplossingen is actief (de hulpvrager ook).

u' Ac

directief zakelijk deskundig degene die vragen stelt en adviezen geeft actief (de hulpvrager is passief).

tie

Medisch model

• •

Ed

Welk model je hanteert, is een keuze die je moet maken. Kijk goed naar de hulpvrager en bepaal wanneer je welk model gebruikt. In het medisch model neem je de cliënt als het ware bij de hand. Dit model is geschikt als de cliënt weinig kennis of kunde heeft om zijn probleem aan te pakken. Het counselingmodel is een geschikt model als de cliënt deskundig is op het gebied waarop hij een probleem heeft.

ht

Voorlichtingsgesprek

ig

Het doel van een voorlichtingsgesprek is om de kennis, de houding en het gedrag te beïnvloeden van degene die voorlichting krijgt. Dit doe je door te informeren of door te overtuigen. Een voorlichtingsgesprek kan vier vormen hebben:

C

op

yr

1. informeren Je geeft feitelijke informatie over bijvoorbeeld uitkeringen, begeleiding, rechten van de cliënt, afspraken en plannen. 2. instructie Je geeft concrete richtlijnen en voorschriften die de cliënt moet opvolgen, bijvoorbeeld voorschriften over medicijngebruik. 3. educatie Je geeft uitleg over bijvoorbeeld wetten en regelingen. 4. begeleiden Bij begeleiden gaat het om emotionele steun en het opvangen van de cliënt als de situatie lastig is voor hem.

57


Theoriebron Verschillende gesprekken

Adviesgesprek

u' Ac

Slechtnieuwsgesprek

tie

fb .v

.

Het adviesgesprek lijkt erg op het helpende gesprek, maar hierbij ligt de nadruk op het advies dat je geeft vanuit jouw kennis. De eigen inbreng van de cliënt staat centraal, het is jouw taak om te stimuleren en te structureren. Je geeft richting aan het gesprek en helpt de cliënt bij het analyseren van zijn vraag of probleem. Vervolgens adviseer je vanuit je eigen vakdeskundigheid. Goed advies geven is misschien nog wel te doen. Maar om de ander zo ver te krijgen dat hij er ook mee aan het werk gaat, is nog een ander verhaal. Het heeft geen enkel effect als de cliënt jouw kwalitatief uitstekende advies niet accepteert. En ook andersom geldt: als de kwaliteit slecht is, dan is een geaccepteerd advies niet effectief. Dit staat bekend als de wet van Maier: E = K x A (Effect = Kwaliteit x Acceptatie). Kwaliteit hangt af van jouw vakdeskundigheid: heb jij genoeg kennis om een goede oplossing of advies te geven? Om tot acceptatie van je advies te komen, is het beter om de cliënt bij het proces van probleemoplossing betrekken. De cliënt zal het advies dan sneller ter harte nemen.

Ed

Soms moet je de cliënt slecht nieuws geven. Sommige berichten zijn voor iedereen slecht, zoals het bericht dat iemand uit huis wordt gezet vanwege grote schulden. Maar wat slecht nieuws is, is voor een groot deel ook individueel bepaald. Zo kan een cliënt het heel erg vinden dat zijn dochter toch niet op bezoek komt of dat de dokter een weekje op vakantie is. Als sociaal werker moet je regelmatig dat soort berichten geven. Als je je cliënten goed kent, weet je wat voor hen slecht nieuws is. De inhoud van een slechtnieuwsgesprek kan dus van alles zijn, zoals naasten inlichten over een ernstige situatie van een familielid of een stagiaire vertellen dat ze haar stage niet gehaald heeft.

Klachtengesprek

C

op

yr

ig

ht

Cliënten hebben bepaalde verwachtingen en als die verwachtingen niet uitkomen, kan het zijn dat ze dit willen bespreken met de sociaal werker. Ze uiten dan hun ongenoegen of klacht. Vaak kan dit met de sociaal werker opgelost worden. Het doel van het gesprek is het uitwisselen van informatie over de inhoud en beleving van de klacht. De klager moet de ruimte krijgen om zijn klacht te vertellen en toe te lichten. Een ander doel van het gesprek is dat je de ander laat voelen dat je de klacht serieus neemt en dat er begrip is voor de emoties. In sommige situaties zul je ook voorstellen doen om de klacht op te lossen. Maar het kan ook zijn dat cliënten officieel een klacht willen indienen. Hiervoor zijn voor organisaties procedures ontwikkeld.

58


Theoriebron Algemene communicatiemiddelen

.

Theoriebron Algemene communicatiemiddelen

fb .v

Inleiding

ht

Ed

u' Ac

tie

Als sociaal-cultureel werker moet je met verschillende doelgroepen kunnen communiceren. Dit vereist dat je flexibel bent en je je makkelijk kunt aanpassen aan de verschillende doelgroepen. Communiceren is niet alleen het zenden van een boodschap maar ook het ontvangen. Luisteren is daarom een heel belangrijke eigenschap die je moet beheersen als je op een goede manier wilt communiceren. Luisteren is namelijk niet alleen horen wat er gezegd wordt, maar ook begrijpen en vertalen wat iemand zegt en daarmee contact leggen om zo de basis te leggen voor zinvolle communicatie. Er zijn verschillende manieren om te luisteren.

Als sociaal-cultureel werken moet je moet verschillende doelgroepen kunnen communiceren.

ig

Communiceren met kinderen

C

op

yr

Er zijn verschillende redenen waarom volwassenen communiceren met kinderen moeilijk vinden. Kinderen hanteren in communicatie namelijk niet dezelfde regels als volwassenen. Dat kan tot misverstanden leiden. Om goed te praten met kinderen is het belangrijk om rekening te houden met de verschillen tussen kinderen en volwassenen. Hieronder volgen de belangrijkste verschillen. • • •

• •

Kinderen communiceren nog niet zo veel en gemakkelijk in taal als volwassenen. Kinderen 'voelen': ze zijn sensitief ingesteld op hun omgeving en begrijpen situaties vaak lang voordat ze er woorden voor hebben. Tot een jaar of 10 zijn kinderen nog niet in staat om alle vragen die hen bezighouden goed te verwoorden. En omgekeerd: ook de antwoorden op vragen die wij stellen, kunnen ze vaak nog niet zo goed formuleren. Een kind schakelt moeiteloos om van werkelijkheid naar fantasie. Kinderen geven vaak een antwoord waarvan ze denken dat de volwassene het graag wil horen.

59


Theoriebron Algemene communicatiemiddelen

Communiceren met pubers en adolescenten •

• •

tie

fb .v

.

Bij pubers en adolescenten is het belangrijk om hun denkproces te stimuleren. Dat doe je door het vertellen te stimuleren en door te vragen. Geef met je houding aan dat je wilt luisteren en het verhaal wilt horen. Stimuleer het vertellen door vragen te stellen en door door te vragen op onderwerpen waarvan je denkt dat de ander die belangrijk vindt. Als het doorvragen gericht is op het belang van de ander, verloopt het gesprek al snel prettig en komen uiteindelijk alle onderwerpen aan bod. Het contact met pubers en adolescenten wordt zo veel beter als je waardering uit voor het inzicht dat jij door het gesprek met de puber of adolescent hebt gekregen. Als je bereidheid toont te leren van de puber of adolescent, is dat respectvol naar de puber en adolescent toe. Deze houding bevordert goede communicatie en stimuleert eenzelfde houding bij de adolescent.

u' Ac

Communiceren met mensen met een verstandelijke beperking

Het communiceren met mensen met een verstandelijke beperking verloopt vaak via dezelfde stappen als de communicatie met kinderen of de communicatie met pubers of adolescenten. Maar hierbij moeten wel enkele kanttekeningen worden gemaakt:

ht

Vaak blijven mensen met een verstandelijke beperking in een bepaalde ontwikkelingsfase steken. De ene persoon met een verstandelijke beperking kan taal beter hanteren dan de andere. Het kan voorkomen dat een persoon met een verstandelijke beperking meer begrijpt dan hij kan uiten (bijvoorbeeld doordat de persoon ook een lichamelijke beperking heeft, zoals een spraakgebrek). Enkele mensen met een verstandelijke beperking zijn dusdanig beperkt in hun vermogens dat zij niet meer dan enkele basisregels van de taal leren waardoor het taalgebruik nauwelijks wordt ontwikkeld of kinderlijk blijft.

Ed

ig

Passief luisteren

C

op

yr

Bij passief luisteren spreek je niet of heel beperkt als de zender de boodschap brengt. Je spoort de gesprekspartner aan verder te gaan in een gesprek door non-verbaal te knikken of korte reacties te geven.

60

Als iemand heftige emoties heeft, is passief luisteren de beste manier van luisteren. Mensen kunnen hun emoties het best kwijt als in het gesprek niet wordt ingegrepen. Daarbij is het belangrijk dat je de ander serieus neemt. Dit kun je doen door: • • • • • •

een luisterhouding aan te nemen empathisch te luisteren weinig woorden te gebruiken te ‘hummen’ om aan te geven dat je luistert ja te knikken of te zeggen eventueel aan te raken (als dat is toegestaan)(non-verbaal) te laten merken dat de emoties prima zijn.


Theoriebron Algemene communicatiemiddelen

Actief luisteren

.

Bij actief luisteren stel je de ander in de gelegenheid om zijn probleem onder woorden te brengen en vat je samen wat je hebt gehoord. Je gebruikt E-in-vragen om meer informatie te krijgen over een thema. Bijvoorbeeld: 'Kun je me daarover meer vertellen?'

open vragen te stellen gevoelens te benoemen de rode draad van het verhaal in de gaten te houden kort samen te vatten waar het om gaat de ander de mogelijkheid te bieden zijn eigen probleem op te lossen.

Aandachtspunten bij actief luisteren:

• •

u' Ac

• • • •

Let goed op het expressieve aspect. Ga in op het expressieve aspect van de communicatieve boodschap/geef de emoties van de ander weer. Probeer het gevoel van de ander te begrijpen. Stel voldoende vragen. Toon begrip voor de ander. Let op je non-verbale gedrag: – Kijk de ander aan. – Zorg dat je stem zakelijk en vriendelijk is. – Neem een open houding aan. Geef de ander voldoende ruimte om stoom af te blazen. Neem de tijd voor de ander.

Ed

• •

tie

• • • • •

fb .v

Je probeert het probleem in kaart te brengen door:

Communicatiestops

ig

ht

Het kan voorkomen dat de communicatie niet goed verloopt. Er ontstaat een blokkade of een communicatiestop en het contact wordt niet verdiept. Voorbeelden van reacties die een belemmering of communicatiestop tot gevolg kunnen hebben: • •

C

op

yr

• • • • • • •

sussen (je zorgt ervoor dat de ander zich beter voelt) adviseren (je vertelt de ander hoe hij zijn probleem moet oplossen, je geeft een advies of een suggestie) moraliseren (je vertelt wat de ander moet doen of zou moeten doen) beleren (je probeert de ander te beïnvloeden met feiten, je mening, logica) analyseren (je probeert redenen, motieven, oorzaken te vinden) bagatelliseren (je geeft een negatieve evaluatie of beoordeling) commanderen of afleiden (je probeert de ander af te leiden van het probleem) vleien (je geeft een positieve evaluatie of beoordeling) interpreteren zonder de situatie na te gaan (je analyseert waarom de ander iets doet of zegt) oplossingen bedenken en aandragen waarschuwen (je wijst de ander op de mogelijke gevolgen).

Sommige van deze reacties lijken logisch maar vaak belemmeren ze het contact en de communicatie, terwijl door een actieve luisterhouding het contact juist wordt verdiept.

61


Theoriebron Algemene communicatiemiddelen

Verschil tussen waarneming en interpretatie

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Een waarneming is niet hetzelfde als een interpretatie. In het dagelijks leven zijn we ons niet zo bewust van dit verschil. We denken vaak dat onze interpretaties waarnemingen zijn. Bijvoorbeeld: als iemand heftig praat, denken we dat die persoon boos is. Onder een waarneming wordt verstaan: datgene wat je ziet, hoort, ruikt of betast. Je gebruikt hiervoor je zintuigen. Waarnemen doe je dus met je ogen, oren, neus of handen. Als je een betekenis toekent aan je waarneming, geef je een interpretatie. Je bent dan als het ware conclusies aan het trekken. Andere mensen kunnen een andere uitleg aan diezelfde waarneming geven. Als voorbeeld een vraag: geef een omschrijving van de afbeelding die je hieronder ziet:

ht

Als je deze tekening hebt beschreven als een verzameling strepen en een cirkel, heb je deze tekening beschreven met een aantal waarnemingen. Als je hebt aangegeven dat het een juichend mannetje of een springend vrouwtje is, heb je een interpretatie gegeven.

ig

Vragen stellen

C

op

yr

Tijdens het luisteren is het belangrijk welke vragen je stelt. Je kunt je bij het stellen van vragen richten op de inhoud van wat de ander vertelt of op zijn (gevoels)expressie daarbij. Daarnaast kun je meer of minder ruimte geven aan degene aan wie je de vraag stelt. Bij open vragen zijn diverse antwoorden mogelijk. Je zorgt ervoor dat de ander wordt aangemoedigd tot het vertellen van een verhaal. 'Kun je me iets vertellen over …?'

Op gesloten vragen is maar één antwoord mogelijk. Op een gesloten vraag kun je 'ja' of 'nee' antwoorden of 'goed' of 'slecht'. Het geeft weinig informatie. 'Hoe oud ben je?', 'Heb je een leuke vakantie gehad?'

62


Theoriebron Algemene communicatiemiddelen

E-in-vragen en E-ex-vragen

fb .v

'Daar heb je zeker spijt van, nietwaar?', 'Vind je ook niet dat er een rookverbod moet komen in de kantine?'

.

Suggestieve vragen zijn een speciale vorm van gesloten vragen. In suggestieve vragen ligt het gewenste antwoord eigenlijk al besloten. De gespreksleider is hierbij sturend. Hij geeft eigenlijk verkapt zijn mening.

Behalve open en dichte vragen zijn er ook explorerende vragen. Exploreren betekent onderzoeken. Er zijn twee soorten explorerende vragen.

E-in-vragen zijn vragen binnen het gedachte- en/of gevoelsspoor van de ander. Deze vragen gaan in op of sluiten aan bij wat de ander zegt of uitdrukt. Dat zijn de ‘doorvraagvragen'. De ander stuurt de richting van het gesprek.

E-ex-vragen zijn vragen buiten het gedachte- en/of gevoelsspoor van de ander. Deze vragen stel je vanuit jezelf. Als gespreksleider stuur je het gesprek in een richting die jij wilt.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

63


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.