40498 Taalstimulering

Page 1

ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed

Taalstimulering

.

fb .v

Training


Auteur: Edith van Poppelen Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Taalstimulering

tie

ISBN: 9789037240498

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze training

Taalstimulering op maat

10

Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren Randvoorwaarden

25

Activiteiten afstemmen op elkaar

35

Sensitieve responsiviteit en taalstimulering Reflecteren

18

44

50 52

u' Ac

Theoriebron Taalstimulering op maat

fb .v

.

7

tie

OriĂŤntatie

4

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren Theoriebron Randvoorwaarden

55

59

Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar

62

66

U

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

3


Over deze training

Over deze training

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Activiteiten die aansluiten bij intrinsieke motivatie stimuleren de ontwikkeling het meest. Dat kan een interesse zijn, aansluiting bij talent of fysieke behoeften. Daarom is het belangrijk kinderen goed te leren kennen. In deze training oefen je met observeren en vragen stellen. De meeste activiteiten zijn ook taalstimulerende activiteiten. Er is overleg nodig, of er horen nieuwe woorden en begrippen bij. In deze training oefen je met het bedenken en organiseren van activiteiten die ook de taalontwikkeling stimuleren.

Opdrachten lezen bij indianen-themadag.

ij

Leerdoelen

itg

ev

er

• Je kunt wensen van kinderen inventariseren op het gebied van taalstimulering. • Je kunt activiteiten op het gebied van taalstimulering voorbereiden en uitvoeren. • Je kent de randvoorwaarden binnen de organisatie en de groep en weet daarmee rekening te houden bij het voorbereiden van activiteiten. • Je weet van activiteiten een activiteitenprogramma te maken. • Je past de interactievaardigheden sensitieve responsiviteit en ontwikkelingsstimulering toe.

U

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: nette kleding en goede persoonlijke verzorging. • Je gebruikt je creativiteit bij het ontwikkelen en vormgeven van de activiteiten. • Je beschrijft taaldoelstellingen bij een activiteit met eigen doelen. • Je kunt een activiteitenplan maken dat inzichtelijk is voor derden.


Over deze training

• • •

Je kunt een draaiboek maken van een complexe activiteit waar meerdere pedagogisch werkers een rol in hebben. Je hebt inzicht in belangrijke randvoorwaarden bij kinderopvangorganisaties. Je laat zien dat je sensitieve responsiviteit kunt toepassen.

fb .v

Planningsformulier <

.

Planning

Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

tie

Demonstratie: Activiteitenplan Kinderboekenweekthema

Stel je voor dat deze drie activiteiten tegelijkertijd uitgevoerd worden bij een kinderopvanglocatie. Om dit goed te organiseren maak je een draaiboek. Gebruik hiervoor het Werkmodel Draaiboek. Je voert een van de activiteiten uit met vier kinderen (doelgroep naar keuze). Hier maak je een verslag van, in een vorm naar keuze. Bijvoorbeeld: schriftelijk, foto’s, film, powerpoint. Vraag altijd toestemming aan ouders of je foto’s mag maken en gebruiken.

er

ij

Website Kinderboekenfeestweek <

u' Ac

Werkmodel Draaiboek <

De Kinderboekenweek heeft sinds 1962 elk jaar een thema. Uit een lijst van thema’s kies je een thema dat jou aanspreekt. Op de website Kinderboekenfeestweek vind je de thema’s vanaf 1962 tot nu. Je gaat bij het gekozen thema drie verschillende activiteiten bedenken. Kies uit: muziek, boeken, drama, handvaardigheid, tekenen, sport, beweging, spel. Je maakt voor elke activiteit een activiteitenplan. Gebruik het Werkmodel Activiteitenplan. Schrijf bij de doelen ook de doelen voor de taalontwikkeling.

Ed

Werkmodel Activiteitenplan <

Voorbereiding

Kies een thema uit de lijst. Kies de leeftijdscategorie waarvoor je activiteiten bedenkt. Kies drie soorten activiteiten. Leg een leeg activiteitenplan klaar om in te vullen (kan ook digitaal). Leg een leeg draaiboek klaar om in te vullen (kan ook digitaal). Kies welke activiteit je gaat uitvoeren met de kinderen en verzamel materialen. Maak afspraken met de begeleider om een activiteit uit te voeren en over het maken van foto's. Je mag de activiteit ook met vier buurkinderen doen als er (nog) geen stage is.

U

itg

ev

• • • • • • • •

Controle De producten die voortkomen uit de demonstratie zijn: • drie activiteitenplannen • een draaiboek • een verslag van de uitgevoerde activiteit.

5


Over deze training

Uitvoering

fb .v

Evalueren met begeleider, verslag/presentatie maken voor docent/begeleider, inleveren/presenteren (docent en medestudenten).

.

De stappen in de uitvoering: 1. drie activiteitenplannen + draaiboek laten zien aan begeleider 2. activiteit uitvoeren: introductie, activiteit, afsluiting 3. foto's maken of laten maken.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Plan een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier.

6


Oriëntatie

Oriëntatie

.

a. Zoek zes verschillende taalspelletjes op internet.

fb .v

Website 123 Lesidee <

Taalspelletjes

tie

Oefening 1

Kijk ook eens naar taalspelletjes op de Website 123 Lesidee. Kies een van de spelletjes en speel het met een medestudent.

u' Ac

b. Wat vind jij van taalspelletjes?

Ed

c. Welk taalspelletje vind jij het leukst? Waarom?

ij

d. Weet jij een spel dat over iets anders gaat, maar ook voor woordenschatuitbreiding is? Welk spel is dat?

ev

er

e. Zoek op internet het spel ‘Pictionary’. Hoe speelt taal een rol bij dit spel?

U

itg

Oefening 2

Oefening 3

Heb je ervaring met …? Heb jij ervaring met het bieden van ondersteuning bij activiteiten, zoals een kinderfeestje? Beschrijf je ervaring in een kort Word-verslag met behulp van onderstaande vragen: • Waar heb je de ervaring opgedaan? • Welke leeftijd hadden de kinderen? • Hoe heb je de ondersteuning geboden? • Kwam je problemen tegen en hoe heb je die opgelost?

Ik denk dat ik dit moet leren, omdat … Vul onderstaande zin aan.

7


OriĂŤntatie

Oefening 4

Als ik zelf een activiteit zou organiseren voor zes kleuters ‌

.

Ik denk dat ik moet leren over taalactiviteiten doen met kinderen, omdat ...

Onderwerp:

Dit wil ik leren:

Oefening 5

Geef een voorbeeld

u' Ac

tie

Dit kan ik al:

fb .v

Schrijf het onderwerp van de training op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je wat je nu al kunt doen met zes kleuters. Boven de tweede kolom schrijf je wat je wilt leren.

er

ij

Ed

a. Geef een voorbeeld van een situatie waarin je begrip toonde voor een kind. Vertel wat er gebeurde en hoe jij je begrip toonde.

U

itg

ev

b. Welke signalen gaf het kind waardoor jij het kind ging ondersteunen?

8

c. Maak een lijst van zeven signalen waaraan je kunt merken dat er iets is met iemand, zonder dat de persoon er iets over zegt.


ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed

.

fb .v

OriĂŤntatie

9


Taalstimulering op maat

Taalstimulering op maat

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Het is fijn als je zelf enthousiast bent over de taalactiviteit die je gaat doen. Nog fijner is het als de kinderen dat ook zijn. Daarom is het belangrijk om te weten wat kinderen interesseert. Denk aan: Duplo, poppenhoek, zingen, dinosaurussen. Mensen worden extra opmerkzaam voor dingen die hen op dat moment bezighouden. Zwangere vrouwen zien overal baby’s en iemand die autorijles heeft ziet overal lesauto’s. Het meest effectief is een taalactiviteit, die direct aansluit op een belevenis.

Gek op Duplo.

Leerdoelen

itg

ev

er

ij

Je kunt: • wensen van kinderen inventariseren op het gebied van taalstimulering. • door observatie een analyse maken van de interesses en eigenschappen van een peuter over de taalontwikkeling • door een spel een analyse maken van de interesses en eigenschappen van een groepje kleuters/jonge schoolkinderen over de taalontwikkeling • door een inventarisatie van vaardigheden en voorkeuren bij een 5-8-jarige, een profiel maken over taalontwikkeling (Werkmodel) • door bijeenkomsten/vergaderingen/kringgesprek een samenvatting maken van wensen en behoeften binnen een groep over taalstimulering • een presentatie geven over de individuele behoeften van de baby en dreumes.

Oefening 6

U

Werkmodel Observatieformulier <

10

Spel observeren Observeer tien minuten het spel van twee peuters. Doe dat om de beurt en gebruik voor elk kind een eigen Werkmodel Observatieformulier. Voorbereiding • Download het Werkmodel Observatieformulier en druk het af. • Kies, op de stageplek of in de eigen omgeving, een peuter die je gaat observeren. • Maak afspraken met collega's, begeleiders, ouders/verzorgers van de peuters over jouw observatie. Bijvoorbeeld over niet storen tijdens de observatie, en het verwerken, delen en opbergen van de resultaten van de observatie.


Taalstimulering op maat

fb .v

.

Uitvoering Ga met het observatieformulier op een laag stoeltje in de buurt van de peuter zitten. Vertel dat je een verhaaltje schrijft over spelen. Begin met observeren zodra er geen aandacht meer uitgaat naar jou als observator. Zet de stopwatch op tien minuten, of ga op een plek zitten met zicht op een klok. Houd jouw doel van de observatie in je achterhoofd: je wilt weten met welke taalactiviteit je dit kind kunt boeien. Herhaal dit bij een andere peuter. Geef voor beide peuters antwoord op de volgende vragen na je observaties:

tie

a. Welke taalactiviteit denk je dat de peuter zal aanspreken? Peuter 1:

u' Ac

Peuter 2:

b. Waarom denk je dat? Peuter 1:

Ed

Peuter 2:

er

ij

c. Welke interactie heb je gezien tussen de peuter en andere kinderen? Waarom denk je dat? Peuter 1:

U

itg

ev

Peuter 2:

d. Hoelang kon de peuter bezig zijn met hetzelfde spel? Waarom denk je dat? Peuter 1:

Peuter 2:

11


Taalstimulering op maat

e. Beschrijf de overeenkomsten tussen beide peuters.

fb .v

.

f. Beschrijf de verschillen tussen beide peuters.

tie

Reflectie g. Hoe vond je het om tien minuten achter elkaar naar hetzelfde kind te kijken?

u' Ac

h. Welke dingen zag je die je anders niet waren opgevallen?

Welke afspraken heb je gemaakt met collega’s?

j.

Welke afspraken heb je gemaakt met ouders/verzorgers over de observatie?

Ed

i.

er

ij

k. Waarom denk je dat er afspraken zijn over het bewaren van observatieverslagen?

Waar horen observaties bewaard te worden? Vraag het aan je stagebegeleider.

ev

l.

Oefening 7

U

itg

Theoriebron Taalstimulering op maat <

12

Taalactiviteit bedenken na observatie Ga samen zitten met een medeleerling en leg jullie ingevulde observatieformulieren van de Opdracht Spel observeren naast elkaar. Lees elkaars ingevulde formulieren en geef elkaar mondeling toelichting. Je hebt nu gegevens van vier peuters, deze vormen een denkbeeldig groepje voor de opdracht. a. Bedenk samen een taalactiviteit die twee of meer peuters uit dit groepje van vier zullen boeien. Daarbij ga je op zoek naar de overeenkomsten. Beschrijving taalactiviteit:


Taalstimulering op maat

tie

fb .v

.

b. Bedenk samen vier taalactiviteiten, toegespitst op de individuele peuters. Beschrijf de twee taalactiviteiten die jullie hebben bedacht voor de twee peuters die jij zelf geobserveerd hebt, en waarom je juist deze taalactiviteiten vindt passen bij de kinderen. Peuter 1:

u' Ac

Peuter 2:

Maak viertallen. Bedenk een spel waarbij kleuters aan kunnen geven wat ze leuk of interessant vinden. Je kunt werken met grote afbeeldingen, voorwerpen, een map met kleine afbeeldingen, PowerPointpresentatie of activiteitenkaarten. Ze kunnen lopen, springen of rennen naar dingen, iets kleuren, zoeken, balletjes laten halen in de kleur van de gekozen spelsoort, met een dobbelsteen gooien en een kaartje kiezen, of op een andere manier aangeven wat ze interessant vinden.

U

itg

ev

er

Theoriebron Taalstimulering op maat <

Kleuters laten kiezen

ij

Oefening 8

Ed

c. Van welke overeenkomsten hebben jullie gebruikgemaakt met de taalactiviteit voor meerdere peuters tegelijk?

Speel het spel met een groepje van vier kinderen. Maak aantekeningen en een analyse van de interesses binnen een groepje. Maak ook aantekeningen als de voorkeuren verdeeld zijn, of als er een kind is dat steeds een andere keuze maakt. Voorbereiding • Zorg voor plaatjes, voorwerpen om voldoende keuzemogelijkheden te geven. • Verzamel de spelmaterialen voor het spel, zoals: dobbelstenen, pionnen, hoepels of linten. a. Beschrijf het spel dat jullie hebben bedacht.

13


.

Taalstimulering op maat

fb .v

Maak een filmpje van vier kinderen die het spel doen en presenteer het aan je medestudenten.

tie

b. Vraag tips en tops. Tips:

u' Ac

Tops:

Voor kinderen van de bso wordt meestal de vragenlijst welbevinden 8+ gebruikt om te onderzoeken of een kind zich prettig voelt op de bso. Kinderen boven de acht jaar kunnen de antwoorden meestal zelf opschrijven, jongere kinderen hebben jouw hulp nodig. De vragen zijn geschikt voor alle kinderen van vijf jaar en ouder.

er

Werkmodel Vragenlijst welbevinden bso <

Onderzoek met vragenlijst 8+

ij

Oefening 9

Ed

c. Wat ga je een volgende keer anders doen?

ev

Vul samen met een kind van 5-8 jaar een vragenlijst in, die gaat over welbevinden. Dat geeft jou een goed beeld van voorkeuren van het kind.

U

itg

a. Welke taalactiviteit zal dit kind aanspreken?

14

b. Wat heb je nodig voor deze activiteit?


Taalstimulering op maat

Theoriebron Taalstimulering op maat <

Speelideeën maken

fb .v

Oefening 10

.

c. Waarom past deze activiteit bij dit kind?

Maak dertig kaarten, op A6-formaat, met speel-ideeën voor een bso-groepje in de leeftijd van 5-8 en bedenk een manier om ze te gebruiken. Verdeel de kaarten in zes spelsoorten: bouwen, knutselen, buiten spelen, drama, muziek en spelletjes. Zoek op internet naar inspiratie voor activiteiten, bijvoorbeeld op de Website Juf Jannie.

Zet op de achterkant van de kaarten een eenvoudige taalactiviteit die je bij deze activiteit zou kunnen doen.

tie

Website Juf Jannie <

u' Ac

Voorbereiding • Verzamel plaatjes uit tijdschriften of van internet om de kaarten mooi vorm te geven. • Zorg dat je voldoende tekenmateriaal bij de hand hebt. • Gebruik een plastificeerapparaat om te zorgen dat de kaarten langer meegaan.

Maak een plan voor een vergadering met kinderen van 8-12 jaar op de bso, over activiteiten in de komende vakantie. Beschrijf jouw handelingen waardoor iedereen aan bod komt en gehoord wordt. Beschrijf de hulpmiddelen die je nodig hebt en de rolverdeling: voorzitter, notulist enzovoort.

er

Theoriebron Taalstimulering op maat <

Vergaderen met kinderen

ij

Oefening 11

Ed

Hoe ga jij de kaarten gebruiken?

ev

Presenteer het plan aan je medestudenten.

b. Op welke manieren heb je ervoor gezorgd dat iedereen aan bod komt in de vergadering?

U

itg

a. Welke hulpmiddelen voor de kindervergadering staan in het plan?

c. Vraag tips en tops aan je medestudenten na de presentatie van het plan.

15


Taalstimulering op maat

.

Tips:

Praatstok maken

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Oefening 12

fb .v

Tops:

Praatstok.

U

itg

ev

Maak een praatstok die stevig, aantrekkelijk, en prettig is voor kinderen om vast te houden. Gebruik daarvoor een tak uit de natuur of een stuk rondhout. Je kunt de stok versieren met veertjes of kralen, een dierenkop geven of iets anders. Maak hem stevig, kinderen friemelen en plukken aan de stok tijdens het praten.

Oefening 13

Theoriebron Taalstimulering op maat <

16

Voorbereiding • Zoek een stok, of laat een stuk rondhout afzagen bij de bouwmarkt. • Beschilder de stok, of smeer de stok stukje voor stukje in met lijm, om er gekleurde wol omheen te wikkelen. • Maak stevige bevestigingspunten voor versieringen.

Taalactiviteit vanuit interactie Maak een filmpje van een taalactiviteit die voortkomt uit het spel met een dreumes. Presenteer het filmpje aan je medestudenten en vraag tips en tops.


Taalstimulering op maat

.

Tips:

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Tops:

17


Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

.

Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

fb .v

Inleiding

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Een van de leukste taken van een pedagogisch medewerker is het creatieve deel van het werk. Daarbij hoort het bedenken van activiteiten bij thema’s en festiviteiten. Taalactiviteiten vergezellen vaak andere activiteiten. Dat kan bij een circusproject een ‘directeur’ zijn die de artiesten aankondigt. Bij het uitzetten van een treinbaan met huisjes, is overleggen de taalactiviteit. Bij taalstimulering worden deze taalactiviteiten bewust beschreven, ingepland en uitgevoerd. De taalactiviteit kan ook een zelfstandige activiteit zijn, maar sluit altijd aan bij de belevingswereld van het kind.

Leerdoelen

U

itg

ev

Je kunt: • activiteiten op het gebied van taalstimulering voorbereiden en uitvoeren. • van verschillende activiteiten bij taalstimulering de doelen formuleren • inzichtelijk de activiteit beschrijven, met daarbij de motivatie voor de keuze voor juist die activiteit bij dit kind of deze kinderen • inventariseren wat er voor een activiteit nodig is aan materiaal en budget • een draaiboek maken voor het uitvoeren van een taalactiviteit • een activiteitenplan maken voor een taalactiviteit • een taalactiviteit uitvoeren en evalueren.

18


Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

Beschrijf welke taalactiviteiten en doelen je kunt ontdekken in het thema ‘Circus’ op de bso. Zet deze doelen in een mindmap op een groot vel papier. Je kunt hiervoor het Werkmodel Mindmap gebruiken. Het centrale thema in het midden van de mindmap is ‘Circusproject’. Bij de vertakkingen staan doelstellingen geschreven. Aan het einde van de vertakkingen schrijf of teken je voorbeelden. Hang de mindmap op en presenteer deze aan je medestudenten.

fb .v

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren <

Doelstellingen vinden voor taalactiviteiten bij circusproject

.

Oefening 14

Werkmodel Mindmap <

u' Ac

tie

a. Welke doelstellingen voor taalontwikkelingen heb je gevonden bij dit thema?

Thema seizoenen

er

Oefening 15

ij

Tops:

Ed

b. Vraag na de presentatie tips en tops aan je medestudenten. Tips:

Stel je voor dat je met het thema ‘Seizoenen’ werkt in een peutergroep. Welke taalactiviteiten met doelen kun je ontdekken in het thema (herfst, winter, lente, zomer)? Denk aan taalactiviteiten die kunnen horen bij een knutselopdracht, zoals een liedje, een boekje, een verhaal, een gesprekje, een uitstapje. Maak een PowerPointpresentatie met afbeeldingen en zet er een korte tekst over de taalactiviteit bij. Presenteer de presentatie aan je medestudenten. Vertel bij elke dia welk doel de taalactiviteit heeft. a. Welk seizoen heb je gekozen voor deze opdracht?

U

itg

ev

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren <

19


Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

Maak een reclameposter met een afbeelding of een illustratie voor een taalactiviteit die jij bedacht hebt voor 4-8-jarigen, in een krantje voor ouders bijvoorbeeld. Schrijf, in maximaal 100 woorden, waarom je dit juist voor deze kinderen of dit kind hebt bedacht (doelstelling). a. Schrijf hier het stukje over jouw taalactiviteit:

Ed

u' Ac

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren <

Reclame maken voor een taalactiviteit voor 4-8-jarigen

tie

Oefening 16

fb .v

.

b. Welke doelen heb je gevonden bij de (taal)activiteiten?

ev

er

ij

b. Welke zinnen uit jouw stukje gaan over de doelstelling?

Oefening 17

U

itg

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren <

20

Taalactiviteit in heen-en-weer-schriftje schrijven Beschrijf kort een taalactiviteit met een baby of jonge peuter. a. Stel je voor dat je in het ‘heen-en-weerschriftje’ schrijft, om aan de ouders te vertellen wat jij vandaag met Bas (1,5 jaar) hebt gedaan aan taalstimulering. Dit is jouw beschrijving:


Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren <

Samen een activiteit voorbereiden

Je gaat met drie medestudenten een taalactiviteit voorbereiden over een van de volgende thema’s: • Natuur • Voeding • Kamperen.

tie

Oefening 18

fb .v

.

b. Beschrijf ook het doel van de activiteit. Let erop dat het voor ouders fijn moet zijn om te lezen. Je hebt speciale liefdevolle aandacht besteed aan hun kind. Vertel erbij wat die lieve Bas nu kan, of hoe leuk hij reageerde.

Deze activiteit is voor zes kinderen op de bso in een vakantie, kies zelf de leeftijden. De activiteit duurt twee dagdelen.

u' Ac

Voorbereiding • Overleg met elkaar welk thema jullie kiezen. Brainstorm wat je kunt doen bij dit thema. Bespreek met elkaar hoe en waar taalactiviteiten kunnen worden toegevoegd of welke activiteit al een taalactiviteit is. • Maak een tabel: vijf kolommen en zes rijen. Vul in wat je van plan bent, het resultaat van de brainstorm.

Wat

Ed

a. Bijvoorbeeld bij het thema kamperen:

Wanneer

Hoe

Taalactiviteit

In de speelkamer

Ochtend

Lakens en stoelen

Kinderen overleggen met elkaar en werken samen

U

itg

ev

er

ij

Tent bouwen

Waar

Uitvoering • Stap 1. Beschrijf kort de hele activiteit in Word. • Stap 2. Beschrijf de taalactiviteit die erbij hoort (+doelstelling, bijvoorbeeld woordenschat, interactie). • Stap 3. Maak een lijst van spullen die je nodig hebt voor de hele activiteit. • Stap 4. Print de lijst en kleur met een tekstmarker wat aangeschaft moet worden.

21


Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

tie

d. Heb jij jezelf genoeg laten horen bij het overleg?

fb .v

c. Hoe verliep de brainstorm, welk idee bracht jij in?

.

Reflectie b. Welk thema werd gekozen en hoe verliep de besluitvorming? Was dit thema ook jouw eerste keus?

u' Ac

e. Hoe voel jij je als mensen iets anders besloten dan jij in gedachten had?

f. Welk deel van het plan zou jij het liefste gaan uitvoeren met zes kinderen?

Ed

g. Hoe ga je dat aanpakken? Schrijf een korte aankondiging of reclame voor de nieuwsbrief van de bso.

er

ij

h. Vind jij dat er veel moet worden aangeschaft voor het plan? Leg uit.

Welke dingen zou je zelf kunnen maken met kosteloos materiaal of verbruiksmateriaal dat aanwezig is?

itg

ev

i.

Oefening 19

U

Werkmodel Activiteitenplan <

22

Samen een activiteitenplan maken Maak een activiteitenplan voor de taalactiviteit: vergaderen met kinderen over een dagje uit met de bso. Dit activiteitenplan maak je met je docent en je medestudenten op het digibord. Gebruik het Werkmodel Activiteitenplan voor deze opdracht.


Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

a. Welke taalactiviteit heb je gekozen?

b. Met welk onderdeel van het activiteitenplan heb je nog moeite?

tie

Werkmodel Activiteitenplan <

Maak een activiteitenplan voor een taalactiviteit naar keuze. Gebruik het Werkmodel Activiteitenplan voor deze opdracht. Werk het uit in Word en vraag je docent om een beoordeling.

.

Theoriemodel Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren <

Zelf een activiteitenplan maken

fb .v

Oefening 20

u' Ac

c. Waar moet je volgens jou nog extra aandacht aan besteden?

Ed

d. Waar moet je volgens je docent nog extra aandacht aan besteden?

Draaiboek maken

er

Oefening 21

ij

e. Vat samen wat je geleerd hebt met deze opdracht.

a. Met docent en medestudenten maak je een voorbeelddraaiboek voor een taalactiviteit. Dit draaiboek hoort bij de uitwerking van de volgende opdracht. Je gebruikt het als voorbeeld bij de draaiboeken die je zelf gaat maken. Voor het maken van een draaiboek worden schema’s uit het Werkmodel Draaiboek gebruikt.

ev

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren <

itg

Werkmodel Activiteitenplan <

U

Werkmodel Draaiboek <

b. Je hebt nu samen een voorbeelddraaiboek gemaakt van een taalactiviteit. Maak met drie medestudenten een draaiboek voor een sinterklaasfeest, kerstfeest of paasfeest met een groepje kleuters of jonge schoolkinderen (leeftijd 4-8) naar keuze. Voorbereiding • Begin met een brainstorm over wat er moet gebeuren en de spullen die nodig zijn. Schrijf dat op in een activiteitenplan. Uitvoering Vul het Werkmodel Draaiboek in voor deze taalactiviteit. Pak het Werkmodel Activiteitenplan erbij zodra het draaiboek ingevuld wordt.

23


Een taalopdracht voorbereiden en uitvoeren

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

d. Vertel iets over de samenwerking binnen het groepje.

fb .v

.

Reflectie c. Wat vind jij een voordeel van een draaiboek bij een activiteit?

24


Randvoorwaarden

Randvoorwaarden

.

Inleiding

fb .v

Bij het organiseren van een taalactiviteit moet je rekening houden met afspraken binnen een organisatie, de aard van je doelgroep en een heleboel praktische zaken. Deze hebben meer met de vorm of uitvoering, dan met de inhoud van je activiteit te maken. Als je een activiteit organiseert, verdiep je jezelf in de randvoorwaarden.

Leerdoelen

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kunt: • je op de hoogte stellen van randvoorwaarden binnen de organisatie en de groep • uitleggen wat randvoorwaarden zijn • informatie vinden in een pedagogisch werkplan over de randvoorwaarden en regels bij uitstapjes • inschatten welke spullen en welke ruimte je nodig hebt bij een taalactiviteit die jij hebt bedacht • inschatten welke ondersteuning of hulp je nodig hebt bij een taalactiviteit die jij hebt bedacht • uitrekenen welk budget je nodig hebt voor een activiteit en inschatten of het acceptabel is.

Oefening 22

U

Theoriebron Randvoorwaarden <

Hoe kun je toch voetballen in de huiskamer?

Wat zijn randvoorwaarden? Lees de theoriebron en beantwoord de vragen. a. De definitie van het begrip randvoorwaarden is:

25


Randvoorwaarden

fb .v

c. Geef een voorbeeld van randvoorwaarden die over het materiaal gaan.

.

b. Geef een voorbeeld van randvoorwaarden die over het kind gaan.

tie

d. Geef een voorbeeld van randvoorwaarden die over de ruimte gaan.

Oefening 23 Theoriebron Randvoorwaarden <

Ed

u' Ac

e. Geef een voorbeeld van randvoorwaarden die over regels en budget gaan.

Randvoorwaarden ontdekken

Binnen iedere organisatie zijn randvoorwaarden, ook bij jouw opleiding. Die hebben te maken met wetten, beleid van de organisatie, de docent en praktische zaken als tijd, ruimte en personeelsbezetting.

er

ij

Welke randvoorwaarden kunnen je docenten noemen, waar ze zelf mee te maken hebben bij het lesgeven? Interview drie docenten of onderwijsassistenten hierover.

U

itg

ev

a. Welke randvoorwaarden noemden zij?

26


Randvoorwaarden

fb .v

.

b. Voor welke randvoorwaarden heb jij begrip?

Oefening 24

Randvoorwaarden voor (taal)activiteiten in een pedagogisch werkplan zoeken Zoek op een website van een kinderopvangorganisatie het pedagogisch werkplan op. Google bijvoorbeeld op ‘Pedagogisch werkplan kinderopvang’. Veel organisaties zetten hun pedagogische werkplannen op hun site.

Ed

Theoriebron Randvoorwaarden <

u' Ac

tie

c. Welke randvoorwaarden zou jij willen veranderen? Waarom?

Bekijk welke randvoorwaarden er beschreven worden. Maak hier een mindmap van met illustraties.

ev

er

ij

Het centrale thema is: randvoorwaarden in het pedagogisch werkplan. De vertakkingen zijn: • kind • materiaal • ruimte • veiligheid • uitstapjes • begeleiding • afspraken/regels.

a. Voor welke randvoorwaarden heb jij begrip?

U

itg

Schrijf aan het eind van de vertakkingen op wat je hebt gevonden in een werkplan over dat item. Geef daarna antwoord op de vragen.

27


Randvoorwaarden

fb .v

.

b. Welke randvoorwaarde vind jij te beperkend?

Theoriebron Randvoorwaarden <

Zoek de fout

Lees de casus Gijs. Gijs heeft een creatieve taalactiviteit beschreven en heeft met enkele randvoorwaarden geen rekening gehouden: hoeveel begeleiding er nodig is, de verkeersveiligheid, de organisatie, wat wel en niet bij de leeftijd van de peuters past.

u' Ac

Oefening 25

tie

c. Hoe zou jij die beperkende randvoorwaarde veranderen?

Kun je de fouten vinden?

Casus Gijs

ev

er

ij

Ed

Gijs is pedagogisch medewerker op een kinderdagverblijf. Vandaag wil Gijs bij negen peuters (2,5-3,5 jaar) de woordenschat vergroten. Het thema dat hij voor deze week heeft bedacht is ‘Vakantie’. Gijs helpt alle negen kinderen in de jas. Ze gaan de ijssalon midden in het dorp bezoeken. De kinderen mogen steeds rennen tot de volgende stoeprand. Daar moeten ze op Gijs wachten om over te steken. In de ijssalon bestelt Gijs voor alle kinderen een sorbet. Gijs leert ze de namen van de vruchtjes in de sorbet. Gijs benoemt alles, ook de grote rekening. Vijf kinderen moeten naar de wc. Terwijl Gijs ze helpt, spelen de andere kinderen even zelf op de glijbaan. Drie kinderen zijn erg moe. Gijs belt zijn vriendin Lieke om hen op te halen en terug te brengen naar het kinderdagverblijf. Lieke heeft een bestelauto en daar passen best negen peuters op de lege laadvloer. Gijs benoemt alles. Zodra ze terugkomen staan er vier ouders te wachten, want het is al kwart over vijf.

U

itg

a. Schrijf op met welke randvoorwaarden Gijs geen rekening heeft gehouden.

28


Randvoorwaarden

Oefening 26

Geschikte ruimte vinden

tie

Lees de 6 korte beschrijvingen van taalactiviteiten

fb .v

.

b. Hoe zou jij de taalactiviteit ‘ijsje eten’ met peuters organiseren?

a. In welke soort ruimte zou jij deze activiteiten uitvoeren?

u' Ac

1. Voorlezen met vier peuters uit een prentenboek van het hondje Dribbel.

2. ‘Schipper mag ik overvaren’ met de acht jongste kinderen van de bso-groep.

Ed

3. Hints pantomimespel met vier 8-10-jarigen.

4. Handelingen benoemen bij het verschonen van een baby.

er

ij

5. Knutselen met peuters en kleuters bij het thema ‘Winter’.

6. Slaapliedje zingen voor een dreumes van anderhalf.

U

itg

ev

b. Welke spullen heb je nodig voor deze taalactiviteiten:

29


Randvoorwaarden

Oefening 27

Je gaat een taalactiviteit uitvoeren met drie peuters, uit een groep van tien peuters. Je staat met twee pedagogisch medewerkers op de groep. Jullie maken afspraken en ondersteunen elkaar. Het doel van de taalactiviteit is: De kinderen leren begrippen als ‘klinkt hetzelfde’ en ‘klinkt anders’, ‘klinkt hard’, ‘klinkt zacht’, ‘schudden’. In de taalactiviteit werk je met doosjes die er van buiten hetzelfde uitzien. Er zijn steeds twee doosjes gevuld met rijst, erwtjes, steentjes, macaroni en knikkers. Controleer of de doosjes goed dicht zitten, zodat kinderen geen kleine gevaarlijke voorwerpen in neus, mond en oren kunnen stoppen.

.

Werkmodel Activiteitenplan <

Taalactiviteit uitvoeren met drie peuters

fb .v

Werkmodel Draaiboek <

Voorbereiding • Maak een activiteitenplan. Gebruik hiervoor het Werkmodel Activiteitenplan.

u' Ac

tie

Uitvoering a. Maak een lijstje van woorden en begrippen die de kinderen leren met deze activiteit.

ev

er

ij

Ed

b. Beschrijf hier de uitvoering in stappen:

Voer de activiteit uit met drie peuters.

U

itg

c. Wat moet je vooraf met een collega afspreken als er tien peuters in de groep zijn?

30


Randvoorwaarden

d. Vul voor deze activiteit dit draaiboek aan: Draaiboek Tijd

Activiteit

Locatie

Actie

Aantekeningen/aandachtspunten

Collega

fb .v

Buiten

.

Ik

u' Ac

tie

Reflectie e. Hoe verliep de taalactiviteit met de peuters en de geluidsdoosjes?

Ed

f. Hoelang duurde het spel met de geluidsdoosjes? Hoelang kon je de aandacht vasthouden?

g. Hoeveel tijd had je ingeschat voor deze activiteit?

er

ij

h. Wat zul je een volgende keer hetzelfde doen?

Wat zul je een volgende keer anders doen?

ev

i.

Oefening 28

U

itg

Werkmodel Activiteitenplan <

Buiten-taalactiviteit organiseren op de bso Je gaat buiten een taalactiviteit uitvoeren met vijf 6-jarigen, uit een groep van twaalf kinderen. • Doelstelling 1 is woordenschat vergroten; namen leren van beestjes uit de natuur. • Doelstelling 2 is luisteren; informatie opnemen en doorvertellen. De kinderen gaan beestjes zoeken en vangen met een potje met een vergrootglas erop. Daarna zoeken de kinderen informatie op in een insectenboek, internet of op een zoekkaart. Ieder kind vangt een ander beestje. Aan het einde van de activiteit vertellen de kinderen over hun eigen beestje en laten het beestje buiten weer vrij.

31


Randvoorwaarden

fb .v

Voorbereiding • Maak een activiteitenplan. Gebruik hiervoor het Werkmodel Activiteitenplan. Uitvoering a. Stap 1. Materialen klaarleggen:

u' Ac

tie

b. Stap 2. Introductie:

c. Stap 3. Activiteit buiten:

.

Er zijn vier situaties: 1. introductie/voorstel van de activiteit 2. tussen de struiken rond de bso beestjes zoeken en vangen 3. informatie verzamelen binnen 4. informatie vertellen aan elkaar.

d. Stap 4. Informatie verzamelen:

e. Stap 5. Informatie delen:

Ed

f. Wat zou stap 6 kunnen zijn?

ij

Reflectie g. Leg uit waarmee deze activiteit de taal stimuleert.

er

h. Hoe kun je nog meer taal stimuleren met deze activiteit? Denk aan wat oudere kinderen.

Welke randvoorwaarden kunnen er zijn bij deze taalactiviteit?

j.

Wat zijn de kosten van deze activiteit? Zoek artikelen en prijzen op.

U

itg

ev

i.

32


Randvoorwaarden

Oefening 29

Wat kost een uitje met de bso Wat heb je nodig voor een taalactiviteit buiten de bso?

fb .v

.

k. Zou je deze taalactiviteit uit willen voeren? Waarom wel en waarom niet?

a. De bso staat in:

u' Ac

Kies een dorp en een stad die je goed kent.

tie

De bso ligt in een dorp buiten de stad, of in een buitenwijk. Er wordt een uitstapje bedacht naar een museum in het centrum van een nabijgelegen stad, met vijf kinderen van tien jaar oud. Er is een taalactiviteit voorbereid in de vorm van een speurtocht door het museum.

b. Het museum staat in:

er

ij

Ed

c. Schrijf prijzen op en reken uit wat dit uitstapje gaat kosten? Denk aan vervoer, toegangsprijzen en eten/drinken. Het uitstapje kost:

ev

d. Is de prijs acceptabel? Zo niet, hoe ga je bezuinigen? Maak een begroting. Wees creatief met oplossingen.

U

itg

Financieel plan:

33


Randvoorwaarden

e. Nu kost het uitstapje:

fb .v

.

f. Behalve het budget zijn er ook randvoorwaarden als verzekeringen, inzet en toestemming ouders, regels van de organisatie rondom uitstapjes. Bedenk drie acties die je moet nemen voorafgaand aan het uitstapje, door deze randvoorwaarden.

tie

g. Naar welk museum zou jij met zes bso-kinderen in de leeftijd 7-10 jaar willen gaan?

Wat zou dat uitstapje kosten?

U

itg

ev

er

ij

Ed

i.

u' Ac

h. Bezoek de website van het museum dat je kiest. Welke taalactiviteit kun je koppelen aan een bezoek aan dat museum?

34


Activiteiten afstemmen op elkaar

.

Activiteiten afstemmen op elkaar

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Een taalactiviteit voor taalstimulering maakt altijd gebruik van andere media naast het spreken en luisteren. Kinderen alleen verbaal bestoken met woorden en hun betekenissen werkt niet; er horen altijd illustraties, acties en belevenissen bij. De taal krijgt vulling door betekenis. Vaak kunnen gewone dagelijkse bezigheden al prachtige activiteiten voor taalstimulering opleveren, denk aan boodschappen doen of aankleden.

ij

Producten benoemen.

er

Leerdoelen

U

itg

ev

Je kunt: • Je kunt activiteiten op elkaar afstemmen tot een activiteitenprogramma. • een drama-activiteit en een muziekactiviteit op elkaar afstemmen tot een samenhangend programma voor taalstimulering • een thema voor taalstimulering voorzien van activiteiten bij handvaardigheid, beweging en spel • een taalactiviteit toevoegen aan sport en buitenspelen • dagelijkse dingen en taal samenbrengen • boeken en info van internet vinden, passend bij de activiteit.

35


Activiteiten afstemmen op elkaar

Oefening 30

Taalactiviteit voor muziek en drama maken Bedenk en beschrijf een taalactiviteit voor kleuters waarin muziek en drama een rol spelen en doe de activiteit met vier kleuters. Maak er een filmpje van.

fb .v

.

Voorbereiding • Bedenk het doel van deze activiteit. • Zoek een liedje waar een verhaal in zit, of zoek een verhaal waaraan je een liedje kunt toevoegen. Bijvoorbeeld 'Roodkapje'. • Oefen zelf het liedje zodat je de tekst uit het hoofd kent en je het zelf kunt zingen.

u' Ac

tie

Uitvoering 1. Maak een ruimte klaar voor de activiteit met apparatuur voor het afspelen van muziek. Leg bijvoorbeeld verkleedspullen klaar. 2. Haal vier kleuters op. Je kunt deze activiteit ook met de oudste peuters doen, of met elkaar. Je medestudenten leven zich dan in in de rol van de kleuters. 3. Introduceer het liedje of eerst het verhaal bij het liedje, ga in op tekst, leg uit waar nodig. 4. Leer het liedje aan de kinderen. 5. Bedenk samen met de kinderen hoe het liedje uitgebeeld wordt. 6. Zing en speel het liedje samen en maak er een filmpje van.

ij

Tops:

Ed

a. Presenteer het filmpje aan je medestudenten en vraag tips en tops. Tips:

ev

er

Reflectie b. Welk doel had deze activiteit?

U

itg

c. Wat vond je heel goed gaan?

36

d. Wat zou je de volgende keer anders doen?


Activiteiten afstemmen op elkaar

Oefening 31

Taalactiviteit voor muziek en drama maken voor schoolkinderen Maak met een groepje van vier een taalactiviteit waarin muziek en drama worden gecombineerd. Denk aan stukje uit een musical, een film, of een verhaal met een lied dat je zelf maakt.

fb .v

.

De doelgroep voor de activiteit is een groep kinderen van bso in de leeftijd van tien tot twaalf jaar. Voer zelf met je medestudenten de taalactiviteit uit, als een rollenspel. Een van jullie is begeleider en doet zelf ook mee. Presenteer de drama- of muziekactiviteit aan je medestudenten.

tie

a. Vraag tips en tops. Tips:

u' Ac

Tops:

Ed

b. Welk doel had deze activiteit?

er

ij

c. Waarom denk je dat deze activiteit de taal stimuleert?

ev

d. Wat vond je heel goed gaan?

U

itg

e. Wat zou je de volgende keer anders doen?

37


Activiteiten afstemmen op elkaar

Werkmodel Activiteitenplan < Werkmodel Draaiboek <

Bedenk met een medeleerling een taalactiviteit voor een leeftijdsgroep naar keuze, waarin de combinatie handvaardigheid, tekenen en spel een rol spelen. Denk aan poppenspel, gezelschapsspel, werken met kosteloos materiaal. Houd vooral het taalstimulerende doel wat je hebt met deze activiteit voor ogen. Voer de activiteit uit, presenteer de activiteit aan je medestudenten met een filmpje, PowerPointpresentatie of een tentoonstelling. Vraag je docent om het ingevulde activiteitenplan en draaiboek te beoordelen.

.

Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar <

Taalactiviteit met handvaardigheid, tekenen en spel

fb .v

Oefening 32

Voorbereiding Maak ter voorbereiding een activiteitenplan. Gebruik daarvoor het Werkmodel Activiteitenplan.

tie

Uitvoering Beschrijf de uitvoering in een draaiboek. Gebruik daarvoor het Werkmodel Draaiboek.

u' Ac

Reflectie a. Wat was het taalstimuleringsdoel bij deze activiteit?

Kies een sport of een buitenactiviteit uit de lijst of bedenk er zelf een. Sporten:

Buitenactiviteit:

Paardrijden

Scouting

Judo

Knikkeren

U

itg

ev

er

Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar <

Woordenschat vergroten met begrippen uit sport en spel

ij

Oefening 33

Ed

b. Is dit een activiteit die jij uit zou willen voeren met kinderen? Waarom wel of niet?

Voetbal

Touwtjespringen

Handbal

Elastieken

Atletiek

Buten

Eigen keuze

Eigen keuze

Maak in Word een begrippenlijst van woorden, die horen bij de sport of buitenactiviteit. Zet de betekenis erachter. Kies woorden die NIET vanzelfsprekend zijn voor de woordenschat van een 8-12-jarige. Oefen met het uitleggen van de betekenissen. Bespreek jouw lijst met je medestudenten en leg de woorden uit alsof je ze uitlegt aan een kind.

38


Activiteiten afstemmen op elkaar

Tops:

tie

b. Welke sport of buitenactiviteit heb je gekozen?

fb .v

.

a. Vraag tips en tops over jouw manier van uitleggen. Tips:

u' Ac

c. Waarom heb je deze sport of buitenactiviteit gekozen?

Ed

d. Wat vind je gemakkelijk aan iets uitleggen?

U

itg

ev

er

ij

e. En wat vind je lastiger?

39


Activiteiten afstemmen op elkaar

Oefening 34

Dagelijkse begrippen en handelingen benoemen Maak een filmpje van elkaar in interactie met een peuter bij een gewone dagelijkse bezigheid. Een filmpje duurt ongeveer vijf minuten. Degene die gefilmd wordt benoemt daarbij zo veel mogelijk voorwerpen en handelingen.

fb .v

.

Tips: • Zorg dat je uitnodigend bent voor het kind door woorden te herhalen en open vragen te stellen. • Probeer aandacht en interesse in de bezigheid van dat moment vast te houden.

tie

Presenteer de filmpjes aan je medestudenten. Vraag tips en tops over jouw manier van uitleggen. Tips:

Oefening 35

u' Ac

Tops:

Voorbereiding op een uitstapje

Ed

Bedenk een eenvoudig uitstapje met 4-8-jarige kinderen. Bijvoorbeeld boodschappen doen, een ijsje gaan eten, naar de kinderboerderij. Bedenk welke activiteiten de kinderen kunnen voorbereiden en enthousiast maken voor dit uitstapje, bijvoorbeeld: muziek, handvaardigheid, tekenen, drama en spelletjes.

ij

Bijvoorbeeld:

er

Uitstapje: Natuurmuseum expositie ‘Leven in de sloot’ Activiteit

Taalstimulering

Muziek

Liedje ‘Er zaten zeven kikkertjes’

Tekst/intonatie en ritme, nieuwe woorden

Onderwaterwereld met waskrijt en ecoline

Vertellen over de tekening

ev

Medium

U

itg

Tekenen

40

Handvaardigheid Spel Drama Dans Buitenspelen Boek


Activiteiten afstemmen op elkaar

a. Vul de tabel in: Uitstapje: Activiteit

fb .v

Muziek Tekenen Handvaardigheid

tie

Spel

Buitenspelen Boek

u' Ac

Drama Dans

Taalstimulering

.

Medium

ij

Ed

Reflectie b. Welke activiteit voer jij het liefst uit ter voorbereiding en waarom?

ev

er

c. Bij welk medium kun jij het gemakkelijkst iets bedenken? Hoe komt dat?

Oefening 36

U

itg

Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar <

Boeken zoeken bij thema’s Bezoek met je medestudenten de bibliotheek. Per duo kies je een thema uit deze lijst: • Dierendag • Het strand • Diep in de zee • Emoties; bang, boos, blij, bedroefd • Spoken • Voertuigen • Eten • Kamperen • Indianen.

41


Activiteiten afstemmen op elkaar

a. Welk thema kies je?

.

Ieder duo verzamelt vier boeken over hun gekozen thema. Eén boek voor peuters, één voor kleuters, één voor het jonge schoolkind en één voor het oudere schoolkind.

tie

b. Welke boeken heb je gevonden bij je thema?

fb .v

Presenteer wat je hebt gevonden aan de leestafel in de bibliotheek. Maak aantekeningen van titels en schrijvers. Deel de informatie met elkaar. Zet thema’s, titels en schrijvers in een worddocument en maak een kopie voor alle studenten die meegingen naar de bibliotheek.

Ed

u' Ac

c. Hoe verliep het delen van de informatie met de anderen? Maak een kort verslag, van de bijeenkomst aan de leestafel, tot de ontvangst van het document met alle thema’s, boeken en schrijvers.

ev

er

ij

d. Stel je voor: jij gaat in de bibliotheek boeken zoeken bij een thema. Je hebt zes 12-jarige kinderen bij je die meedoen. Hoe zou je dat organiseren?

Oefening 37

Een praatplaat maken

U

itg

Maak tweetallen.

42

Maak een collage of praatplaat met plaatjes op de computer. Zoek op internet informatie en illustratiemateriaal over een onderwerp dat kleuters interesseert. Maak je collage met die afbeeldingen aantrekkelijk voor peuters en kleuters. Presenteer de praatplaat aan je medestudenten. De uitdaging is: Je kunt ze zeker drie minuten aaneengesloten boeien, met wat jij aanwijst, vertelt en aan hen vraagt over jouw praatplaat. Gebruik een kookwekker die je op drie minuten zet.


Activiteiten afstemmen op elkaar

fb .v

.

a. Vraag tips en tops over jouw manier van vertellen. Tips:

Tops:

u' Ac

tie

b. Welk onderwerp heb je gekozen en waarom denk je dat peuters en kleuters dat onderwerp interessant vinden?

U

itg

ev

er

ij

Ed

c. Lukte het om drie minuten aaneengesloten je medestudenten te boeien met jouw verhaal bij de praatplaat?

43


Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

.

Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

fb .v

Inleiding

tie

Pedagogisch medewerkers zijn meestal gevoelsmensen. Ze hebben scherpe antennes voor wat er binnen een groepje kinderen gebeurt. Die antennes kunnen signalen opvangen over veiligheid. Denk aan de uitspraak: als het stil wordt bij een groepje, dan moet je gaan kijken. In Irak zeggen ze dat moeders vier ogen hebben: twee op de voorkant en twee op de achterkant van hun hoofd. Sensitieve responsiviteit gaat over een talent van pedagogisch medewerkers. Talenten kun je verder ontwikkelen.

Leerdoelen

Zoek in duo’s op internet naar foto’s van lichaamstaal van kinderen. Foto’s van een peuter, van een kleuter en van een schoolkind bij elk van de signalen: • verlegen • boos • bang • verdrietig • ongeduldig • moe • verveeld • superblij.

ev

er

Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering <

Lichaamstaal herkennen

ij

Oefening 38

Ed

u' Ac

Je kunt: • de interactievaardigheden sensitieve responsiviteit en ontwikkelingsstimulering toepassen • uitleggen wat sensitieve responsiviteit is • voorbeelden beschrijven waarin jij sensitieve responsiviteit toepast • uitleggen wat bij het begrip ontwikkelingsstimulering hoort • beschrijven hoe jij bij een activiteit ontwikkelingsstimulering toepast • sensitieve responsiviteit toepassen bij de interactie tussen twee kinderen.

U

itg

Bijvoorbeeld deze foto’s:

Foto 1.

44

Foto 2.


Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

a. Welk signaal geven de foto’s van het voorbeeld? Foto 1:

fb .v

.

Foto 2:

Oefening 39

Voorbeelden van sensitieve responsiviteit

tie

b. Leg uit wat sensitieve responsiviteit is en geef een voorbeeld vanuit je eigen ervaring.

u' Ac

Vertel in een bijeenkomst met medestudenten de voorbeelden over sensitieve responsiviteit die jij bent tegengekomen op stage of in je privĂŠleven.

Ed

a. Welke twee voorbeelden van je medeleerlingen maakten de meeste indruk op je?

ev

er

ij

b. Beschrijf een voorbeeld over hoe jij zelf liefdevol sensitieve response gaf in interactie met een kind.

U

itg

c. Leg uit waarom sensitieve responsiviteit belangrijk is bij het werk in de kinderopvang.

45


Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

In de Theoriebron Sensitieve responsiviteit staat een voorbeeld van nieuwe toepassingen en mogelijkheden van materialen.

u' Ac

tie

fb .v

Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering <

Ontwikkelingsstimulering

.

Oefening 40

Ed

In het werken met kosteloos materiaal daag je kinderen uit. Nodig ze uit om te vertellen over hun ideeën en bedoelingen. Zoek op internet vijf foto’s van verpakkingsmaterialen die hergebruikt kunnen worden voor creatieve activiteiten.

U

itg

ev

er

ij

a. Van welke materialen heb jij foto’s gevonden? Bedenk nog vijf andere materialen.

46

b. Kies een van de foto’s. Welke woorden en begrippen kun je met de activiteit bij deze foto aan kinderen leren?


Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

fb .v

.

c. Welke stimulerende interacties voor taalontwikkeling horen bij deze activiteit?

Zoek een foto of maak een tekening van een huishoudelijk voorwerp. Schrijf erbij hoe je het op een andere manier kunt gebruiken en de functie waarvoor het is gemaakt.

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

d. Welke huishoudelijke voorwerpen zie je in de tekening van ‘Theeleut’?

U

itg

Thee-leut.

47


Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

Bekijk een aflevering van Het geheime leven van 4-jarigen op de Website NPO.

.

Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering <

Kleuters observeren

fb .v

Oefening 41

tie

Website NPO <

u' Ac

Non-verbale interactie.

a. Beschrijf een interactie tussen twee kinderen die bij jou een gevoel van herkenning opriep.

Ed

b. Beschrijf een interactie tussen twee kinderen die bij jou een glimlach opriep.

ev

er

ij

c. Beschrijf een interactie tussen twee kinderen die bij jou verontwaardiging opriep.

e. Bij welke interactie van de eerste vier vragen kun je het gemakkelijkst neutraal reageren?

U

itg

d. Beschrijf een interactie tussen twee kinderen die bij jou een oordeel opriep (bijvoorbeeld: ‘gemeen kind’).

f. Hoe komt dat?

48


Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

Bespreek de antwoorden met je medestudenten.

Maak een filmpje van een interactie met een baby tijdens een verzorgmoment. Bijvoorbeeld een luier verschonen.

.

Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering <

Interactie met baby’s

fb .v

Oefening 42

Presenteer het filmpje aan je medestudenten en vraag tips en tops over jouw sensitieve responsiviteit, jouw reactie op signalen van de baby en hoe de baby daarop reageert.

tie

Vraag aan je medeleerlingen om tips en tops. Tips:

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Tops:

49


Reflecteren

Reflecteren Oefening 43

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Oefening 44

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

er

ij

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Zelfregulatie en zelfsturing

ev

Oefening 45

U

itg

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

50

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?


Reflecteren

Oefening 46

Samenwerken

.

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

fb .v

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

51


Theoriebron Taalstimulering op maat

.

Theoriebron Taalstimulering op maat

fb .v

Inleiding

tie

Als kind had je vast voorkeuren voor spellen of tv-programma’s. Misschien had je wel een lievelingsboek, waaruit je altijd voorgelezen wilde worden. Dat verhaal kun je misschien zelfs nog navertellen. Je hebt het onthouden omdat het boek precies aansloot bij jouw belevingswereld. Zodra je van kinderen weet wat ze leuk vinden en aankunnen, kun je dat meenemen bij het bedenken van activiteiten.

Peuters

Voorbeeld

u' Ac

Peuters zijn beweeglijk en laten hun aandacht uitgaan naar wat hen interesseert op dat moment. Dat is het uitgangspunt voor jouw keuze voor een taalactiviteit met peuters.

ij

Ed

Peuterjuf Mardi leert een groepje van vier peuters de namen van kleuren. Daarvoor gebruikt ze de Lego Duplo. Ze gaan een blauwe toren maken. Esther is erg geïnteresseerd in kleuren. Ze verzamelt enthousiast de blauwe, rode, gele en groene blokjes. Koen is niet geïnteresseerd, hij pakt steeds een autootje uit de bak en zet daar blokjes op, in alle kleuren. Dingen met wielen, dat vindt hij pas interessant! Misschien wil Koen een rode brandweerauto zoeken, of een witte politieauto. Welke kleur auto hebben ze thuis? Een spelletje kan ook leuk zijn: wijs alle geparkeerde auto’s aan die rood zijn.

er

Kleuters en het jonge schoolkind

U

itg

ev

Kleuters en jonge schoolkinderen zijn eraan gewend om in een groep zitten. In een groepje met hetzelfde bezig zijn vinden kleuters leuk. Iets samen doen is een belangrijke voorwaarde bij kleutervriendschappen. Toch is het belangrijk om je als begeleider te verdiepen in individuele behoeften en wensen. Dat kan door observeren, maar ook spelenderwijs. In een gesprek bij het eten kun je onderwerpen aansnijden en zien welk kind enthousiast is.

52

Voorbeeld Vragen stellen als: ‘Wie is er weleens in de dierentuin geweest? Welk dier vond je het leukst?’ of ‘Welk eten vind je lekker? Wie heeft weleens geholpen met koken of bakken?’ Ook kun je een spel maken over voorkeuren, zoals ‘Ren je rot’: Kinderen rennen naar de pion of het paaltje van het antwoord van hun keuze. Een ander spel is ‘Over de lijn gaan’: ‘Loop naar de overkant als je graag …’ Je kunt ook op een lijst bijhouden wat kinderen kiezen bij vrij spelen.


Theoriebron Taalstimulering op maat

Elke dag ieder kind anders

tie

fb .v

.

De ontvankelijkheid van kinderen voor nieuwe vaardigheden verschilt. Ieder kind heeft unieke eigenschappen en aanleg. Er zijn grote verschillen als het gaat om beweging, energie, gezondheid en bioritme. Het tijdstip waarop je een activiteit doet met de kinderen is daarom belangrijk. Ook verschillen de levens van kinderen: de belevenissen in de vrije tijd, hobby’s, financiële mogelijkheden, support van de verzorgers. Alle kinderen ontwikkelen zich het best als ze zich prettig voelen. Voor kinderen van een bso bestaat een vragenlijst (vragenlijst kinderen 8+) naar het welbevinden. Het invullen van de vragenlijst en de informatie die de vragenlijst oplevert, kun je koppelen aan activiteiten voor taalstimulering binnen de bso. Sommige vragen lenen zich voor een tekenopdracht waarover je kunt vertellen (een taalactiviteit). Zoals vraag 6: ‘Als jij de baas was over de bso, wat zou jij dan veranderen?’

Vergaderen met kinderen

Ed

u' Ac

Taalstimulering bij de oudere schoolkinderen gaat vooral over interactieve taalvaardigheden. De meeste woorden die ze nodig hebben kennen ze nu wel (voltooiingsfase). Moeilijke begrippen die bij leerstof passen, leren ze op school. De pedagogisch medewerker geeft het goede voorbeeld door in de ik-vorm te spreken, positief te formuleren en aandachtig luisteren. Bij interactieve taalactiviteiten oefenen kinderen met spreken, laten uitpraten en luisteren. De ‘kinderraad’ of ‘kindervergadering’ is een goede gelegenheid om te oefenen. Dat kan over allerlei onderwerpen gaan: uitstapjes, groepsregels, uitwerking van een thema. In een kring zitten is een goed uitgangspunt, iedereen zit dan in dezelfde positie. Maak gebruik van hulpmiddelen zoals een praatstok en verschillende spelvormen: hints, dieren of andere dingen raden, mindmappen, ‘Ren je rot’ enzovoort.

ij

Taal op maat voor baby’s en dreumesen

U

itg

ev

er

Een peutergroep is voor kinderen van 2,5 en 4 jaar. In de kinderopvang komen baby’s vanaf drie maanden. De taalontwikkeling is dan al begonnen en de pedagogisch medewerker ondersteunt deze ontwikkeling actief. Taalactiviteiten met jonge kinderen zijn kort, intens en talrijk. Elke gelegenheid om dingen te benoemen grijp je aan, bij de verzorging en het spelen met het kind. Belangrijk is: oogcontact, gebaren nadoen, geluidjes maken en alles wat je met het kind doet benoemen. Een baby van 3-5 maanden herkent al stemmen en weet het verschil tussen een lieve stem en een gebiedende stem. Bij baby’s zijn er vooral non-verbale signalen, je kunt er met lichaamstaal en verbaal op reageren. Reactie nodigt uit tot interactie. Non-verbale signalen: geeuwen, naar oortjes grijpen, kraaien, schateren, dingen aanwijzen, met de ogen volgen, zwaaien.

53


tie

fb .v

.

Theoriebron Taalstimulering op maat

Non-verbaal.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Tussen 12 en 18 maanden worden klanken woorden en na 18 maanden gaat de ontwikkeling snel. Het is dan nog steeds belangrijk om lichaamstaal te lezen en erop te reageren. Ieder kind is anders, heeft andere aanleg en andere interesses. Daarom is het belangrijk om creatief te zijn met het bedenken van activiteiten bij taalstimulering.

54


Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren

fb .v

.

Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren Inleiding

u' Ac

Doelen

tie

Een taalactiviteit doen met kinderen vraagt om voorbereiding. Het doel moet helder zijn. Soms is een doel tastbaar en levert het een product op. Soms is het doel dat een kind oefent. Zorg er altijd voor dat je weet waarom je de activiteit doet met een kind. Daarna geef je de activiteit vorm, zoek je een geschikte ruimte en plan je de activiteit in. Soms ontstaat er spontaan een zinvolle taalactiviteit tijdens een spel.

U

itg

ev

er

ij

Ed

De doelen voor de taalontwikkeling binnen de kinderopvang gaan vooral over de domeinen: gesprekken, luisteren en spreken. Daarbij hoort: deelnemen aan gesprekken, interactief leren, taalgebruik en woordenschat. Er zijn algemene doelen en specifieke doelen bij een activiteit. Een algemeen doel kan zijn het uitbreiden van de woordenschat. Het specifieke doel kan zijn woorden leren bij het bakken van een cake, zoals mixer, cakeblik, zelfrijzend bakmeel. Het doel om woordenschat uit te breiden wordt zo vanzelfsprekend voor de pedagogisch werker, dat je elke gelegenheid aangrijpt om handelingen en voorwerpen te benoemen.

Zeep, kraan, water, afdrogen, handdoek.

55


Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren

fb .v

Bij het begeleiden van toiletbezoek: • 'Doe de knoop maar los.' • 'Schuif je broek naar beneden.' • 'Ga maar op de wc-pot zitten.' • 'Pak maar een stukje wc-papier.' • 'Veeg je bibs maar af van voor naar achter.' • 'Nu mag je de broek omhoog doen.' • 'En dan mag je doorspoelen.' • 'Je gaat je handen wassen met zeep en je handen afdrogen.'

.

Voorbeeld

Activiteit samenvatten

tie

In hele zinnen spreken leert kinderen over zinsbouw/grammatica.

Ed

Voorbeeld

u' Ac

Op een ouderavond, of in een teamoverleg moet je soms uitleggen wat je doet aan taalstimulering. Je vertelt dan kort iets over de taalactiviteit die je hebt gedaan. Je begint met het benoemen van de doelen, het algemene doel en het specifieke doel. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga een activiteit doen met het(algemene) doel om de woordenschat uit te breiden’. Het specifieke doel: ‘Kinderen weten na de activiteit de namen van lichaamsdelen’. Daarna vertel je wanneer, waar, met hoeveel kinderen, van welke leeftijd je de activiteit uit gaat voeren. Noem ook de materialen die je gebruikt.

‘Op maandagochtend ga ik in de grote hal met vier peuters zingen, en een spelletje doen over lichaamsdelen. Daarvoor leg ik zachte matten neer.’ Daarna geef je een korte beschrijving van de activiteit zelf.

er

ij

‘We zingen ‘hoofd-schouders-knie-en-teen’ en we gaan opdrachtjes doen zoals: ‘Lig op je rug, zit op je knieën, val op je billen’.’

U

itg

ev

Materiaal en budget

56

Voor de meeste activiteiten kun je materialen gebruiken die al aanwezig zijn, zoals keukenspullen, kleurpotloden en bijvoorbeeld handdoekjes. Voor sommige taalactiviteiten met een thema moet je kosten maken, bijvoorbeeld bij een circusactiviteit. De ene locatie heeft vier dozen verkleedkleren waaronder dierenpakken, maskers. De andere locatie heeft alleen maar een tasje met een paar hoedjes. Dat betekent dat je iets moet aanschaffen, zelf iets maakt. Voor een natuurproject met kinderen uit de stad, heb je geld nodig voor de bus om naar het bos te gaan. Om te inventariseren wat je nodig hebt, ga je in gedachten de hele activiteit door en schrijf je op wat al aanwezig is, wat je kunt maken en wat je moet kopen. Daarvoor maak je een lijst met vier kolommen.


Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren

Voorbeeld Aanwezig

Zelf maken

Kopen

Dierenpakken

Karton

Oortjes aan een kartonnen band om het hoofd Staart van tijgerstof

Stukje stof met tijgerprint van de markt

Drie tonnetjes waar tijgers op zitten

Drie cementbakken van het buitenspeelgoed leegmaken en op zijn kop neerzetten Gekleurd papier+ lijm

Beplakken met gekleurd papier

-

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Nodig

Kind geschminkt als tijger.

ij

Het activiteitenplan

er

Een taalactiviteit in een project of thema, moet in een ander plan gepast worden. Een opzichzelfstaande (taal)activiteit krijgt een eigen activiteitenplan.

ev

Voorbeeld

U

itg

Er komt een moestuintje naast de bso in centrum Rotterdam. Als voorbereiding vindt een taalactiviteit plaats. Het activiteitenplan van de taalactiviteit: Beginsituatie: Tien kinderen tussen 5 en 9 jaar zonder ervaring met tuinieren. Woorden als wieden en poten zijn onbekend. Er is een stukje grond naast de locatie. Tuingereedschap krijgen we van een opa. Zaadjes krijgen we van de buurman die een volkstuin heeft. Doel: Met deze taalactiviteit willen we de woordenschat uitbreiden van de kinderen met de woorden wieden, poten, planten, schoffelen enzovoort. Voorbereiding: We maken een memoryspel met plaatjes van handelingen en begrippen. Dat spelen we elke dag na het theedrinken met drie kinderen. Ze benoemen dan de plaatjes. Nodig: karton en afbeeldingen. Uitvoering: We maken er een uitdaging van met beloning: als je alle woorden kent, krijg je in de tuin een eigen plantenbedje, om in te richten en te verzorgen.

57


Theoriebron Een taalactiviteit voorbereiden en uitvoeren

Het draaiboek

fb .v

.

In een draaiboek staat in detail wat er moet gebeuren, welke middelen daarvoor nodig zijn en wie welke taken heeft. Hierdoor weet iedereen waar hij aan toe is. Als een taalactiviteit een deel is van een project of grote activiteit, moet het in een draaiboek passen als deelactiviteit.

Voorbeeld

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Merel gaat de taalactiviteit: ‘moestuin memoryspel maken’ doen. In het draaiboek komt het volgende te staan: • Naam organisator: Merel • De opzet van de activiteit: Plaatjes uit folders en (tuin)tijdschriften knippen, steeds twee dezelfde, de plaatjes op kartonnetjes plakken zodat er een memoryspel ontstaat. • Tijdschema: Maandag na school van 15.30 u tot 16.00 u. • Locatie: De blokhut naast de moestuin. • Acties: Jos gaat om 15.00u. weg om de kinderen om 15.15 u. uit school te halen. Hij vertelt onderweg naar de bso dat drie kinderen Merel mee mogen helpen met het maken van een spel over tuinieren. Merel legt om 15.00 u. materialen klaar in de blokhut: vierkante kartonnetjes, folders met afbeeldingen van groenten en fruit, schaar, lijm, plastificeerapparaat. Merel dekt om 15.15 u. de tafel om gezamenlijk iets te drinken na school. Merel neemt de drie kinderen mee naar de blokhut, en geeft instructie. Ze introduceert tijdens het werken de namen van planten en vertelt over de verzorging. • Aandachtspunten: Jos heeft de zorg voor de andere kinderen van 15.30 u. tot 16.00 u. en doet een spelletje rond de zandbak.

58


Theoriebron Randvoorwaarden

.

Theoriebron Randvoorwaarden

fb .v

Inleiding

tie

Een taalactiviteit hoeft niet veel te kosten, als je werkt met bestaand materiaal. Soms moet je nieuwe spullen aanschaffen, ruimtes aanpassen of extra begeleiding regelen. Dat vraagt extra organisatie. Bij het organiseren van projecten en activiteiten bij thema’s, heb je ook te maken met het beleid van de organisatie, of afspraken met een oudercommissie. Daar stem je de organisatie van activiteiten op af.

Wat zijn randvoorwaarden?

er

ij

Ed

u' Ac

Bij het organiseren van activiteiten heb je te maken met randvoorwaarden. Randvoorwaarden bepalen de kaders waarbinnen je iets kunt ondernemen. Er zijn verschillende soorten randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden hebben altijd invloed op pedagogisch handelen en activiteiten die je doet met kinderen: • leeftijdsadequaat handelen Past de activiteit bij de leeftijd van de kinderen? Hoe begeleid je ze, op welk aanspreekniveau? • passend spel- en ontwikkelingsmateriaal Is het materiaal hanteerbaar voor de kinderen? Is het veilig? • inrichting en gebruik van de ruimte Is de ruimte groot genoeg voor de activiteit? Staan er dingen die kapot kunnen vallen? Is de ruimte klein en knus genoeg voor de activiteit? • regelgeving en budget Heb ik extra begeleiding nodig bij de activiteit? Is daar budget voor? Hoeveel budget is er voor de activiteit? Wat zijn de afspraken met ouders over uitstapjes maken? Welke richtlijnen zijn er over veiligheid en beschermen van eigendommen?

U

itg

ev

Pedagogisch werkplan In een pedagogisch werkplan maken pedagogisch medewerkers afspraken als team. Een pedagogisch werkplan is een wettelijk verplicht document. Er staan beschrijvingen in van het pedagogisch handelen door de pedagogisch medewerkers. Er staan handelingen in die gaan over veiligheid, ruimte, materialen, pedagogische benadering (randvoorwaarden). In een pedagogisch werkplan moet aandacht zijn voor vier pedagogische doelen: 1. bieden van emotionele en fysieke veiligheid 2. gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties 3. gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties 4. overdracht van normen en waarden. Daar zitten de meeste randvoorwaarden wel in verpakt.

59


Theoriebron Randvoorwaarden

Voorbeeld

Materialen en ruimte

fb .v

.

Kinderen respectvol en passend bij de leeftijd aanspreken (1), taalactiviteiten waarbij het kind het uitgangspunt is (2), naar elkaar luisteren (3), het goede voorbeeld geven met taalgebruik (4). In het werkplan staan ook dingen als: schorten aan bij het verven, regels bij het lopen van school naar bso, begeleiding bij uitstapjes, schoenen uit, conflictbegeleiding.

er

ij

Ed

u' Ac

tie

De keuze van een ruimte is belangrijk, ook voor een taalactiviteit. Bij het voorlezen heb je een kleine ruimte, een knusse hoek nodig. Bij het kegelspel is een grote ruimte nodig, zoals een lange gang. Het spel kegelen kan een taalactiviteit zijn, net zoals alle gezelschapsspellen. Denk aan ‘om de beurt’, winnen of verliezen, omgaan met verlies en verwoorden van emoties. Bij een activiteit waarbij opdrachtjes worden gegeven, mag de ruimte ook niet te groot zijn. De meeste peuters hebben een luisterafstand van drie meter. Bij taalactiviteiten hangt de keuze van een ruimte af van de activiteit waar de taalactiviteit bij hoort.

ev

Voorleesplek.

U

itg

Extra begeleiding

60

Bij sommige activiteiten is het handig als je met meer begeleiders bent. Als jij voorleest aan een paar kinderen, kun je jouw collega vragen om op de rest van de groep te letten. Ook als je gesprekjes voert met kinderen wil je graag alle aandacht kunnen geven. Als je collega bezig is met een spel, geef jij hem of haar alle ruimte om het spel af te maken. Meestal sta je met zijn tweeën op de groep. Bedenk bij voorkeur taalactiviteiten die uitvoerbaar zijn door één persoon. Heb je een activiteit waarbij meer begeleiding nodig is, bijvoorbeeld bij een uitstapje naar de supermarkt, plan de activiteit dan op een dag waarop er een stagiaire of een groepshulp is.


Theoriebron Randvoorwaarden

Boodschappenlijst en budget

fb .v

.

Voor sommige taalactiviteiten heb je geld nodig. Meestal gaat het om iets simpels, bijvoorbeeld ingrediĂŤnten voor cupcakes. Sommige activiteiten kosten meer geld, bijvoorbeeld de reiskosten voor een uitstapje, of een sinterklaasfeest. De materialen die je nodig hebt zijn meestal aanwezig in een kinderopvang organisatie, zoals tekenpapier, gekleurd karton, lijm, verf, crĂŞpepapier. Materialen die nog nodig zijn koop je. Je maakt een begroting en schrijft op een lijst wat je mist. Zoek op internet of in reclamefolders de kostprijs en schrijf die achter de materialen. Zet er ook bij waar het materiaal verkrijgbaar is voor die prijs. Let er wel op dat het materiaal geschikt en veilig is voor de leeftijdsgroep.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Is het te duur? Kijk dan wat je zelf kunt maken met materialen die wel aanwezig zijn, of van gratis materiaal. Vraag ouders om materialen als eierdoosjes, melkpakken en doppen te verzamelen voor jou. Vraag ouders ook om te stoppen met inleveren zodra de voorraad te groot wordt.

61


Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar

.

Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar

fb .v

Inleiding

u' Ac

Muziek en drama

tie

De meeste activiteiten hebben te maken met taal. Denk bij muziek aan liedteksten en denk bij drama aan de kleuter in de poppenhoek. Bij handvaardigheid zijn instructies als: ‘Pak maar een schaar’, en bij tekenen heb je het over ‘een vel papier’. In een gezelschapsspel leren kinderen over ‘om de beurt’. Er zijn op een opvang- of peutergroep veel activiteiten die met taal te maken hebben ook al hebben ze een ander doel. Die kun je benutten als je ze herkent. Verschillende activiteiten combineren en ze ook inzetten als taalactiviteit, geeft een rijke, taalstimulerende omgeving.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Muziek en drama laten zich goed combineren, bijvoorbeeld in een musical. Ook kun je eenvoudiger van deze combinatie een taalactiviteit maken, bijvoorbeeld bij de allerjongste kinderen met slaapliedjes. Taal en stemgeluid worden vertrouwd en prettig met slaapliedjes. Met gebarenliedjes nodig je het kind uit tot interactie. Bij de peuters is ‘In de maneschijn’ een favoriet liedje en met gebaren leren ze ‘rond’, ‘recht’ en ‘krom’. Samen de gebaren maken nodigt uit tot interactie. Met ‘hoofd-schouders-knie-en-teen’ leren ze de lichaamsdelen. Bij de kleuters komen er opdrachtjes bij: ‘Schipper mag ik overvaren ja of nee? Hoe? ‘Hinkelen’, ‘springen’, ‘kruipen’. Voor kleuters en jonge schoolkind krijgen de liedjes meer sociaal emotionele lading: ‘Ik zag een klein zigeunermeisje huilend op een steentje’. Voor weer wat oudere kinderen bieden teksten van de ‘kinderen voor kinderen’ mooie onderwerpen voor gesprekjes en gedachten. Muziek, drama en dans werken goed bij het uiten en verwerken van emoties.

Zing het maar!

62


Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar

Handvaardigheid, tekenen, en spel

fb .v

.

Deze drie soorten activiteiten laten zich goed combineren, bijvoorbeeld bij een zelfgemaakt spel. Op meerdere manieren kun je van deze combinatie een taalstimulerende activiteit maken. ‘Kiekeboe’ spelen met de baby’s, of met een sokpop die van alles zegt en in het buikje kriebelen: ‘Daar komt een muisje aangelopen.’ Die sokpop kun je zelf maken, ook met peuters. De sokpop kunnen ze ook zelf laten praten en gesprekjes laten voeren met andere sokpoppen. Kleuters kunnen ook een decor maken voor in de poppenkast. Of een eigen prentenboek, met plaatjes die ze uitknippen en opplakken. Door hierover in gesprek te gaan stimuleer je de taal.

Tekenen, schrijven en spelen maar!

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Kinderen beheersen de tekentaal en tekenen dingen waar ze nog geen woorden voor hebben. Voor volwassenen is de tekentaal lastiger te begrijpen, maar kunnen het kind uitnodigen om over de tekening te vertellen door open vragen te stellen. Oudere kinderen werken graag vrij met materiaal. Bij die activiteit gaat het erom om dingen aan elkaar te bevestigen. Bijvoorbeeld: ’Heb ik lijm of nietjes nodig om te zorgen dat het vast blijft zitten?’ De kinderen vragen om hulp, leggen uit wat ze willen, wat bijdraagt aan een mooie taalactiviteit. Met de grotere kinderen kun je een thema-bordspel maken met spelregels. Je gaat dan in gesprek over regels en over de vorm van het spel. Ook dat is taalstimulering!

63


Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar

Sport en buiten spelen

tie

fb .v

.

Sport en buitenactiviteiten hebben hun eigen woorden en uitdrukkingen, zoals bij judo, paardrijden, knikkeren. Je kunt met je taalactiviteit aansluiten bij de belevingswereld van schoolkinderen die aan sport doen. Kinderen vertellen graag over hun sport. Ze willen ook best iets van hun hobby aan andere kinderen leren. Vertellen over sport of hobby stimuleert de taal. Je kunt ook aansluiten bij het spel dat kinderen op dat moment spelen, bijvoorbeeld knikkeren. Laat kinderen de spelregels en de namen en waarden van verschillende soorten knikkers uitleggen. Voorbeelden van taalactiviteiten met de oudere bso-bezoekers: quizvragen maken, bordspel bedenken met spelregels, journalist spelen, interview houden, clubkrant maken met foto’s en verslagen van activiteiten. Woordzoekers en kruiswoordpuzzels ontwerpen, woorden raden, galgje zijn geschikt voor kinderen tussen de 9 en 12 jaar. In een bso-krant passen ook gedichten, songteksten, raadsels, puzzels, knutsel-ideeën.

Dagelijkse taalactiviteiten

u' Ac

Dagelijkse dingen als boodschappen doen, tafeldekken, speelgoed opruimen zijn kansen voor interactieve taalactiviteiten.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Bijvoorbeeld: • In de supermarkt kunnen kinderen boodschappen die jij opnoemt pakken en in de kar leggen. Je kunt ook samen bedenken waar de melk of de macaroni zal staan. Vertel dat het tegenovergestelde van oude kaas niet nieuwe kaas is, maar jonge kaas. Je kunt iets vertellen over gezonde voeding en over suiker.

64

Helpen met boodschappen doen. •

Bij het tafeldekken horen veel woorden en begrippen: de vork links van het bord, het mes aan de rechterkant. De kopjes met oortjes zijn voor de thee en de bekers voor de melk. De melk zit in een pak of een kan, de thee in een theepot. Opruimen van speelgoed: we gaan alle auto's in de autodoos doen, we beginnen met alle rode auto's, dan de auto's waar een stukje blauw aan zit. Dit kan met alle soorten speelgoed: speelgoed dat zacht is, dat hard is, dat geluid maakt.


Theoriebron Activiteiten afstemmen op elkaar

Bibliotheek en internet

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Een bezoek aan de bibliotheek is een prachtige kans om kennis te maken met boeken en verhalen. De boeken die kinderen uitzoeken vertellen ook iets over hun voorkeuren. Voorlezen uit het boek dat het kind zelf koos, sluit zeker aan bij de interesses van het kind. Zodra je een boek voorleest, leer je kinderen hoe leuk, spannend of boeiend boeken kunnen zijn. Bij kinderen tot 7 jaar is het belangrijk om het verhaal in één keer uit te lezen, zonder onderbrekingen. In alle steden en in veel dorpen staat een bibliotheek, of rijdt een bibliobus waarvan een kinderopvangorganisatie lid kan worden. Het lidmaatschap van de bibliotheek geeft veel mogelijkheden voor taalstimulerende activiteiten. Boeken illustreren woorden en begrippen, en er kunnen steeds weer andere boeken geleend worden, passend bij thema of belevenis. Er zijn ook boeken zonder verhaal, dan kijk je samen met de kinderen plaatjes en je vertelt erbij. Praatplaten zijn boeken van één pagina waar veel op te zien is en die kun je zelf maken met afbeeldingen uit tijdschriften of van internet. Je kunt ook een praatplaat maken met herkenbare foto’s van de omgeving. Boeken en filmpjes kunnen bij alles gebruikt worden: muziek, beweging, spel, tekenen, handvaardigheid, natuur. Samen met de kinderen een bibliotheek bezoeken is een taalactiviteit.

65


fb .v

Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

.

Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

Inleiding

tie

Een kind heeft anderen nodig om zich prettig te kunnen voelen en zich goed te kunnen ontwikkelen. Ook bij het kind dat stoer, zelfstandig en zelfverzekerd lijkt, is er behoefte aan aandacht, warmte en emotionele steun. Het is goed als pedagogisch medewerkers minder duidelijke (non-verbale) signalen oppikken en daar op een juiste manier op reageren.

u' Ac

Sensitieve responsiviteit

ij

Ed

Sensitieve responsiviteit is het opmerken van de signalen die een kind afgeeft en de bedoeling ervan begrijpen. Een kind geeft signalen af met mimiek en lichaamstaal over hoe het zich voelt. Soms zijn er signalen van bang zijn of verdriet hebben. Of minder sterk: teleurstelling, ongeduld om iets leuks te gaan doen, moeite hebben met wachten. Op een warme en ondersteunende manier omgaan met signalen, laat het kind voelen dat het gezien en gehoord wordt. Een kind geduldig helpen om gevoelens te verwoorden geeft het kind vertrouwen. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling kun je kinderen uitnodigen om over de gevoelens te vertellen. Luisteren zonder oordeel is daarbij erg belangrijk. Dat betekent niet dat het kind zijn zin krijgt, maar wel dat het begrip krijgt voor zijn teleurstelling of frustratie. Sensitief betekent gevoeligheid voor signalen. Responsiviteit gaat over de manier waarop je reageert.

er

Sensitieve responsiviteit in de praktijk

ev

Voorbeelden van sensitieve responsiviteit en taal stimuleren: situaties waarin kinderen worden aangezet om zelf te formuleren, bijvoorbeeld over wat ze nodig hebben.

U

itg

Voorbeeld 1

66

Kinderopvang ‘De Parachute’ bestaat vijf jaar. Aansluitend aan de opvangdag is er een korte receptie. Er worden hapjes klaargezet en het is een hele drukte. Sjors van bijna 4 kijkt steeds naar die hapjes, wat heeft hij er zin in! Pedagogisch werker Lisa ziet dat. Ze benoemt dat ze snapt dat Sjors moeite heeft met wachten. Ze nodigt Sjors uit om haar te vertellen wat hem kan helpen om niet steeds naar die hapjes te hoeven kijken. Sjors vertelt dat hij graag met haar wil puzzelen, met zijn rug naar de hapjes toe. Door jouw houding nodig je Sjors uit zijn gevoelens te verwoorden.


Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

Voorbeeld 2

u' Ac

tie

fb .v

.

Mark zit in zijn eentje op de grond te spelen met een autootje. Pedagogisch werker Jan ziet dat het spel hem eigenlijk niet boeit. Mark zit steeds te kijken naar Herman en Leo, die een racebaan in elkaar zetten. Hij vraagt aan Mark: ‘Wil jij graag meedoen met de racebaan?’ Mark knikt, maar kijkt verlegen voor zich. ‘Vraag het maar aan ze’, zegt Jan, ‘Zal ik even meelopen?’ Dat wil Mark wel! Door sensitief te reageren, nodig je Mark uit om in gesprek te gaan.

Ed

Zullen we het samen vragen?

Ontwikkelingstimulering

U

itg

ev

er

ij

De ontwikkeling stimuleren doe je door regelmatig nieuwe activiteiten en materialen aan te bieden die aansluiten bij de behoeften en interesses van een kind. Soms kun je het kind op nieuwe mogelijkheden van spel en materialen wijzen. Bijvoorbeeld: een boekje kun je lezen, je kunt plaatjes kijken, maar je kunt het verhaal ook spelen! Als je materialen voor een poosje wegzet om het te vervangen voor iets wat al lang in de kast staat, is het materiaal weer nieuw voor kinderen. Het bespreken van spelmogelijkheden, meedoen in een rollenspel, materialen anders gebruiken stimuleert op een creatieve wijze de taalontwikkeling. Bijvoorbeeld: een vergiet gebruiken als helm, als buitendouche, of als een huisje van een knuffeldier. Fantasiedieren tekenen en erover vertellen ontwikkelt ook de creativiteit en plezier in het taalgebruik. Bij de oudere kinderen is het maken van een stripverhaal eenzelfde soort activiteit. Belangrijk is om de beginsituatie en het eigen ontwikkelingstempo van een kind goed in te schatten en te respecteren.

Sensitief reageren op interacties De pedagogisch medewerker zorgt voor mogelijkheden voor interactie tussen kinderen bij samen spelen, samen eten en samenwerken. Bij dreumesen en peuters gaat het nog niet over samenwerken. Dreumesen spelen nog vooral naast elkaar, de omgeving wordt als deel van henzelf ervaren. Peuters zijn iets verder en zitten midden in de ik-ontwikkeling. In deze fase ontdekken de kinderen verschil tussen zichzelf en de ander. Er is nog geen inlevingsvermogen: ze zeggen ‘sorry’ omdat het waardering oplevert. Positieve interacties

67


Theoriebron Sensitieve responsiviteit en taalstimulering

fb .v

.

opmerken en belonen hebben bij peuters groot effect. Van positief voorbeeldgedrag van de volwassenen leren de peuters en kleuters extra, omdat ze interactie oefenen door grote mensen nadoen. Luister eens naar gesprekjes in de poppenhoek. Door het egocentrische wat de peuter en kleuter hebben, kun je nog niet veel vragen van het inlevingsvermogen. Daarom is het belangrijk om onhandige of pijnlijke interacties te begeleiden, en ervoor te zorgen dat beide kinderen zich gehoord en gezien voelen. Benoem emoties zonder oordeel en toon beprip. Positieve interacties voorleven als ‘groot mens ’werkt bij alle leeftijden.

Sensitieve responsiviteit en ontwikkelingstimulering met baby’s

tie

Baby’s tot 1 jaar zitten nog in de voortalige fase. Hierin wordt de basis gelegd voor de taalontwikkeling. In deze babyperiode is de interactie tussen baby’s en verzorgers heel speciaal, met veel sensitieve responsiviteit.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Enkele taalactiviteiten die je kunt doen met baby’s: • praten met de baby, vragen stellen en wachten tot hij reageert met kraaien of brabbelen • toonhoogtes variëren, opletten welke toonhoogte de baby fijn vindt • geluidjes imiteren van de baby • terugkerende rituelen met hetzelfde liedje of versje, bijvoorbeeld voor het slapen gaan • steeds dezelfde woorden koppelen aan handelingen of voorwerpen • luisteren, de baby de tijd geven om te reageren • alles benoemen wat je doet • liedjes zingen, kiekeboe, in de handen klappen en bewegingsversjes.

68

Interactie met de baby. De eenjarige baby ontdekt dat er woorden horen bij dingen om hem heen. De baby zegt een enkel woord, nog zonder betekenis. Daarna komt het eerste betekenisvolle woordje: vaak ‘papa’ of ‘mama’.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.