40344 Gesprekstechnieken PW

Page 1

.v

.

Training

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Gesprekstechnieken PW


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur: Joyce van der Kuur Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Geprekstechnieken PW

ie

ISBN: 9789037240344 ©

Ac t

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze training

9

Gesprekken voeren met kinderen Gesprekken voeren met ouders Gesprekken voeren met collega’s Reflecteren

12

fb

De opbouw van gesprekken

.v

.

7

14 18

ie

Oriëntatie

4

21 22

Ac t

Theoriebron Opbouw van gesprekken

Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen Theoriebron Gesprekken voeren met ouders

26

29

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s

24

3


Over deze training

Over deze training

.

Inleiding

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

In de kinderopvang en het onderwijs voer je als pedagogisch medeweker/onderwijsassistent veel verschillende gesprekken. Deze gesprekken vinden plaats met kinderen, ouders en collega’s. Alle gesprekken voer je aan de hand van een doel en ze verlopen volgens bepaalde fasen. Gesprekken met kinderen zijn heel gevarieerd. Zo zijn er vaste momenten waarop je bepaalde gesprekken voert. Een voorbeeld is het kennismakingsgesprek. Tijdens zo’n gesprek ben je heel gericht bezig om de wensen en behoeften van het kind te leren kennen. Dat doe je ook tijdens een kringgesprek. Maar er zijn ook losse, individuele contactmomenten over de dag verspreid. Dit kunnen kleine gesprekjes zijn, bijvoorbeeld over wat het kind op brood wil. Het kan echter ook om moeilijkere onderwerpen gaan. Het kan zijn dat een kind op jouw groep iets naars heeft meegemaakt waar het over wil praten. Een gesprek met ouders voeren gebeurt op verschillende manieren. Het eerste gesprek is meestal het intakegesprek: de eerste kennismaking met de ouders en het kind. In dit gesprek bespreken jullie de wensen en behoeften van het kind en de ouders en vertel je over de organisatie waar jij werkt. Verder heb je elke dag een gesprekje als de ouders het kind komen brengen en halen. Ook met je collega’s heb je overlegmomenten. Dit kan zijn als je wisseling van dienst hebt, of tijdens een vergadering. Maar ze komen ook voor als je een hele dag samen op de groep werkt.

Samen praten.

yr

Leerdoelen

C

op

• •

4

• •

Je hebt kennis van verschillende soorten gesprekken. Je kunt verschillende soorten gesprekken en de kenmerkende fasen tijdens de gespreksvoering met kinderen benoemen en uitvoeren. Je kunt verschillende soorten gesprekken en de kenmerkende fasen tijdens de gespreksvoering met ouders benoemen en uitvoeren. Je kunt verschillende soorten gesprekken en de kenmerkende fasen tijdens de gespreksvoering met collega’s benoemen en uitvoeren.


ie

fb

.v

.

Over deze training

Ac t

Gesprek met ouder.

Beoordeling

u'

Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden. • Je schrijft een casus die geschikt is voor het uitspelen van een voorgeschreven gesprek. • Je voert een gesprek. • Tijdens het gesprek zijn de verschillende fasen goed herkenbaar. • Tijdens het gesprek stel je de juiste vragen en weet je door te vragen. • Tijdens het gesprek heb je de juiste houding.

ht

Ed

Beoordelingsformulier <

ig

Planning

Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

C

op

yr

Planningsformulier <

Opdracht Demonstratie Gesprekken voeren De docent deelt kaartjes uit met verschillende soorten gesprekken. Elke student schrijft een casus die uitgespeeld kan worden. Als voorbeeld: je trekt het kaartje ‘Klachtgesprek’ en je schrijft een casus die nagespeeld kan worden in een klachtgesprek. De docent neemt alle casussen in en deelt ze vervolgens weer uit aan andere studenten. De klas wordt verdeeld in groepjes van drie studenten.

5


Over deze training

Voorbereiding Ter voorbereiding lees je de casus, bepaal je wat er bij de verschillende fasen belangrijk is en maak je vragen of bedenk je gespreksonderwerpen die aan de orde moeten komen.

.v

.

Uitvoering

fb

Voer het gesprek en maak hiervan een filmpje. Bespreek vervolgens het gesprek na aan de hand van het feedbackformulier dat door de docent wordt uitgedeeld.

Reflectie

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Schrijf een kort verslag over de gesprekken en de gegeven feedback. Wat ging er goed en wat had beter gekund? Lever het filmpje, de voorbereiding en de reflectie in bij de docent.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Oefening 1

Als ik dit onderwerp hoor, dan wil ik …

Dit wil ik leren

Oefening 2

Ac t

ie

Dit weet ik al

fb

Onderwerp:

.v

.

Schrijf het onderwerp van de training op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je ‘Dit weet ik al’ en boven de tweede kolom schrijf je ‘Dit wil ik leren’.

Curriculum vitae (cv)

Schrijf je persoonlijke curriculum vitae met betrekking tot een bepaald onderwerp. Je mag hierbij de volgende vragen gebruiken of een eigen invulling geven:

u'

Welke ervaring heb je met (onderwerp invullen)? Van wanneer tot wanneer heb je die ervaring opgedaan? Wat heb je allemaal geleerd van die ervaring?

ht

Ed

• • •

Boodschappenlijstje

ig

Oefening 3

C

op

yr

Op het bord staat het onderwerp van deze les geschreven. Iedereen krijgt een kladblaadje en neemt boven aan het blaadje het woord dat op het bord staat over, met een streep eronder. Onder de streep schijf je nu een woord/feit dat bij het onderwerp hoort. Je geeft je kladblaadje vervolgens door naar links. Op het blaadje dat je nu voor je hebt liggen, schrijf je weer een woord/feit. Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door totdat je je eigen blaadje weer terug hebt of totdat de docent zegt dat er gestopt gaat worden. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes komen te staan, als je echt niks nieuws weet toe te voegen zet je een kruisje.

7


OriĂŤntatie

Oefening 4

Reflectie

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Wist je veel woorden/feiten bij het onderwerp te bedenken? Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?

8


De opbouw van gesprekken

.

De opbouw van gesprekken

.v

Inleiding

fb

Elk gesprek kun je voeren aan de hand van fasen. Bij elk gesprek worden de fasen anders ingevuld.

Theoriebron Opbouw van gesprekken <

Je kunt verschillende soorten gesprekken benoemen. Je kunt de opbouw van gesprekken benoemen.

ht

Ed

u'

Ac t

• •

ie

Leerdoelen

Gespreksvoering.

ABC – wat is belangrijk in gespreksvoering met kinderen?

ig

Oefening 1

C

op

yr

Maak in groepjes van drie een ABC op een groot flip-overvel. Bedenk samen wat jullie al weten over gespreksvoering met kinderen. Zet deze woorden in een ABC en presenteer je lijst aan de klas.

9


De opbouw van gesprekken

Oefening 2

ABC – soorten gesprekken met kinderen

Oefening 3

Mindmap gespreksvoering met ouders

ie

fb

.v

.

Breid het ABC van de voorgaande opdracht uit. Bedenk wat voor soort gesprekken je kunt voeren met kinderen en zet deze in je ABC. Bespreek dit met de klas en bedenk wat er binnen de genoemde gesprekken belangrijk kan zijn.

Collage gespreksvoering met ouders

u'

Oefening 4

Ac t

Neem een flip-overvel en schrijf hierop: Gespreksvoering met ouders. Teken hier een grote cirkel omheen. Vervolgens krijgt iedereen acht post-its, waarop je alles wat je vindt passen bij gespreksvoering met ouders noteert. Deze post-its plak je in een cirkel om het woord heen. Kies samen een paar opvallende associaties uit, die je verder gaat uitwerken. Teken hier een cirkel omheen. Werk deze woorden op dezelfde manier uit. Zo krijg je een mindmap.

yr

ig

ht

Ed

Bedenk wat je tot nu toe geleerd hebt over gespreksvoering met ouders. Kun je al benoemen wat voor gesprekken je kunt voeren met ouders en welke belangrijke kenmerken daarbij horen? Schrijf dit puntsgewijs voor jezelf op. Nu ga je plaatjes zoeken die jij vindt passen bij wat je geleerd hebt. Dit kan op internet, maar ook in bijvoorbeeld magazines. Knip deze plaatjes uit en maak hier op een vel papier een collage van. Zo krijg je een beeldschilderij van de theorie.

C

op

Oefening 5

10

Ansichtkaarten gesprekken voeren met ouders In het lokaal liggen kaarten. Bedenk welke kaart jij vindt passen bij wat jij weet van gesprekken voeren met collega’s. Bedenk waarom jij deze kaart daarbij vindt passen en vertel dit aan de klas.


De opbouw van gesprekken

Oefening 6

Feedback geven Bekijk het Filmpje ‘Professioneel communiceren met ouders’ bij deze opdracht. Wat zou jij in deze situatie doen? Hoe reageer je op de ouder? Welke feedback zou jij je collega geven die niet doorgegeven heeft dat de ouder heeft geklaagd? Schrijf alles op.

Aftekeninglijstje

ie

Oefening 7

fb

.v

.

Filmpje Professioneel communiceren met ouders <

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

De volgende opdracht doe je ter voorbereiding op de hele training. Bekijk de theorie. Bij elk hoofdstuk worden verschillende soorten gesprekken genoemd. Maak voor jezelf een lijstje waarop alle soorten gesprekken staan. Houd in elke les bij welk soort gesprekken je hebt geoefend.

11


Gesprekken voeren met kinderen

.

Gesprekken voeren met kinderen

.v

Inleiding

fb

Hoe praat je met kinderen? Welke gespreksvaardigheden heb je daarvoor nodig? En bij welk soort gesprekken zet je deze gespreksvaardigheden in?

Je kunt met een kind een kennismakingsgesprek voeren volgens de fasen. Je kunt met een kind een individueel gesprek voeren volgens de fasen. Je kunt een kringgesprek leiden volgens de fasen.

ht

Ed

u'

Ac t

• • •

ie

Leerdoelen

ig

Praten met kinderen.

Knowing me, knowing you Een opdracht in luisteren ... Iedereen krijgt twee kaartjes. Schrijf op jouw kaartje vijf vragen die jij graag aan iemand zou stellen. Formuleer de vraag zo dat je iemands naam kunt invullen. Bijvoorbeeld: Welk magazine leest … regelmatig? Of wat is het favoriete dier van …? Dan gaan jullie in een kring zitten en leest iemand een vraag voor met de naam van degene die links van hem zit. Vervolgens schrijft iedereen het volgens hem juiste antwoord bij de zojuist genoemde naam. Zo spelen jullie een ronde (een ronde bestaat uit een kaartje van vijf vragen). Ten slotte gaan jullie de vragen bespreken en krijg je 1 punt per goed antwoord. En? Wie kent wie het beste?

C

op

yr

Oefening 1

Oefening 2 Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen <

12

Rollenspel kennismakingsgesprek Je gaat aan de hand van de volgende situatie oefenen met een kennismakingsgesprek. Op de bso waar jij werkt, komt een nieuw kind, Emma, op de groep. Jij als pedagogisch medewerker wil Emma graag beter leren kennen. Je wilt weten wat Emma leuk vindt om te doen en of ze bepaalde dingen spannend vindt. Jij gaat met Emma een kennismakinggesprek voeren.


Gesprekken voeren met kinderen

Speel de situatie uit in een rollenspel. Een van jullie is Emma, een is de pedagogisch medewerker en de derde observeert het gesprek en geeft na het gesprek feedback. Let op de verschillende fasen, op het stellen van vragen en op de houding. Wissel van rol, zodat iedereen de verschillende rollen heeft gespeeld.

.

Geleide fantasie

.v

Oefening 3

Oefening 4

Rollenspel individueel gesprek

Jullie krijgen drie kaartjes met een casus erop. De bedoeling is dat er drie rondes zijn. Dus iedereen komt aan bod om te oefenen met deze individuele gesprekken. De drie rollen zijn: pedagogisch medewerker, kind en observator. Let op de verschillende fasen, op het stellen van vragen en op de houding.

Ac t

ie

Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen <

Ed

Inlevingsopdracht

u'

Casus 1: het konijn van Piet (10) is gisteren doodgegaan. Hij zoekt troost bij jou. Casus 2: Marieke (5) heeft Jan uitgescholden voor sukkel. Jij gaat het gesprek met haar aan om uit te zoeken wat er precies heeft plaatsgevonden. Jij hebt alleen gehoord dat Marieke ‘sukkel’ riep. Casus 3: Milan (8) heeft gisteren een talentenshow gewonnen. Hij is ontzettend blij, maar slaat in zijn blijheid een beetje door. Hij praat aan één stuk door en je merkt dat dit irritatie opwekt bij de rest van de groep. Je gaat met Milan in gesprek.

Op de bso of in de kleuterklas komt een kind bij jou met het volgende verhaal: ‘Wij zijn gisteren heel lang op zoek geweest naar onze kat die weg was. We waren ontzettend lang bezig en het werd zelfs al donker. En toen werden wij door de dierenambulance gebeld. Hij was gevonden. Maar hij was aangereden en toen moesten ze hem een spuitje geven.’ Hoe reageer jij als pedagogisch medewerker op dit verhaal? Speel dit uit in een rollenspel. Houd de theorie over interactievaardigheden in je achterhoofd. Om te oefenen met inlevingsvermogen speel je dit rollenspel. Twee van jullie groepjes spelen het rollenspel. De rest observeert.

ig

ht

Oefening 5 Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen <

fb

In deze opdracht staat een geleide fantasie centraal. Dit is een verhaal waarin je je inleeft. Je docent zal je meenemen in het verhaal en vragen stellen, waardoor je je gaat inleven in de situatie. Deze opdracht is bedoeld om te leren hoe je je inleeft, hetgeen een onderdeel is van de interactievaardigheid sensitieve responsiviteit.

Oefening 6

Vorm groepjes van zes. Kies een gespreksleider en een gespreksonderwerp. Voer nu samen een discussie. De gesprekleider heeft de taak om het gesprek in goede banen te leiden. Let erop dat het gesprek bij het onderwerp blijft en dat iedereen aan de beurt komt. Beschrijf vervolgens wat er makkelijk ging en wat moeilijk.

C

op

yr

Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen <

Leid een kringgesprek

13


Gesprekken voeren met ouders

.

Gesprekken voeren met ouders

.v

Inleiding

ie

fb

In je werk als pedagogisch medewerker voer je veel verschillende gesprekken met ouders. Er zijn momenten dat je een kort gesprek voert, maar ook situaties waarin het gesprek wat uitgebreider is. Het is belangrijk om te weten wat voor soort gesprekken je tegen kunt komen en waar je dan rekening mee moet houden.

Leerdoelen

Ac t

Je kunt een intakegesprek met ouders voeren volgens de fasen. Je kunt een breng- en haalmomentgesprek voeren met ouders volgens de fasen. Je kunt een oudergesprek voeren volgens de fasen. Je kunt een calamiteiten-/slechtnieuwsgesprek met ouders voeren volgens de fasen.

ig

ht

Ed

u'

• • • •

yr

Breng- en haalmomenten.

C

op

Oefening 1

14

Portret van de toekomst Waar zie jij jezelf over vijf jaar? Wat heb je in je leven bereikt? Waar wil je zijn? Het is goed om jezelf te kennen, want dit helpt je in gesprekken met anderen. Voor deze opdracht ga je beschrijven wie jij over vijf jaar bent. Neem hier tien minuten de tijd voor. Vertel in tweetallen wat je hebt opgeschreven. Daarna stel je elkaar vragen. Wat wekte jouw nieuwsgierigheid? Stel daar vragen over.


Gesprekken voeren met ouders

Oefening 2

Intakegesprek Ga in drietallen een rollenspel spelen. Er komt een nieuw kind op het kinderdagverblijf of in de kleuterklas en jij gaat het intakegesprek voeren met een ouder. Een van jullie drietal speelt de ouder, een van jullie speelt de pedagogisch medewerker/onderwijsassistent en de derde observeert. Speel drie keer een andere rol, zodat iedereen aan de beurt is geweest. Noteer voordat jullie gaan praten welke onderwerpen er tijdens het intakegesprek aan bod komen. Let op de verschillende fasen, op het stellen van vragen en op de houding.

Aanvulopdracht

fb

Oefening 3

.v

.

Theoriebron Gesprekken voeren met ouders <

Dagverslag

Ac t

Oefening 4

ie

In het lokaal hangen drie grote vellen papier. Op elk papier staat een zin die jij moet aanvullen. Probeer zo veel mogelijk informatie kort en bondig op te schrijven. Deze opdracht doe je omdat je tijdens een haal- en brengmoment kort en snel informatie met ouders wilt uitwisselen.

ht

Ed

u'

Schrijf in tweetallen een verslag van een dag van een kind op het kinderdagverblijf. Doe dit zo uitgebreid mogelijk en in detail. Vermeld bijvoorbeeld ook welk beleg het kind in je dagverslag op brood had. Heb je het verslag af, maak dan een samenvatting. Bespreek deze samenvatting in de klas. Zorg ervoor dat alle belangrijke informatie uit jullie dagverslag gedeeld wordt. Maar zorg er ook voor dat je niet langer dan 1 minuut aan het woord bent. Beschrijf wat je makkelijk en moeilijk aan deze opdracht vond.

Oefening 5

In drietallen ga je een haal- en brengmoment oefenen. Je schrijft in jouw groepje drie casussen van een kind op de bso. Deze casussen geef je vervolgens aan een ander groepje. Zij spelen de casussen uit. Een van jullie speelt de ouder, de ander de pedagogisch medewerker en de derde observeert. Speel weer drie keer, zodat iedereen aan de beurt komt. Let op de verschillende fasen, op het stellen van vragen en op de houding.

yr

ig

Theoriebron Gesprekken voeren met ouders <

Haal- en brengmoment

C

op

Oefening 6

Theoriebron Gesprekken voeren met ouders <

Vragen formuleren Bij de volgende opdracht ga je een oudergesprek voeren. Bij een goede voorbereiding hoort vragen bedenken. Je gaat in een groepje vragen bedenken die je kunt stellen tijdens een oudergesprek. Lees eerst het stukje theorie door dat hoort bij oudergesprekken. Wat staat er in de theorie bij het doel van een oudergesprek? Schrijf dit eerst op. Vervolgens bedenk je vragen. Formuleer vragen die ervoor zorgen dat je je doel van het gesprek bereikt. Het oudergesprek waarvoor je vragen bedenkt, gaat over Thijs die zich niet lekker in zijn vel voelt. Zijn ouders hebben een gesprek met jou aangevraagd.

15


Gesprekken voeren met ouders

Oefening 7

ie

fb

.v

.

Ook dit gesprek voer je weer drie keer, waarbij je steeds van rol wisselt. Let op de verschillende fasen, op het stellen van vragen en op de houding.

Oudergesprek voeren

Zoek op je stageadres of in je omgeving een ouder met wie je een oudergesprek kunt voeren. Neem de vragen mee die je in de vorige opdracht geformuleerd hebt. Bespreek tijdens de les in groepjes van drie hoe je oudergesprek gegaan is.

Oefening 8

Ed

u'

Ac t

Theoriebron Gesprekken voeren met ouders <

Autobiografische reflectie

C

op

yr

ig

ht

Bedenk een situatie uit je leven die veel invloed op jou heeft gehad. Bijvoorbeeld: je eerste schooldag. Zoek hier een foto uit je eigen verzameling bij, of een plaatje uit een blad. Schrijf in maximaal 10 minuten een verhaal van een half kantje, dat bij deze foto hoort. Bedenk ook of er iets in deze gebeurtenis is wat je zou willen veranderen. In groepjes van drie gaan jullie deze verhalen delen. Het doel van deze opdracht is dat je leert delen, samenvatten en ook moeilijke situaties kunt delen.

16


Gesprekken voeren met ouders

Oefening 9

Slechtnieuwsgesprek Lees in de Theoriebron Gesprekken voeren met ouders het onderdeel over een slechtnieuwsgesprek. Waar moet je aan denken bij een slechtnieuwsgesprek? Schrijf deze punten op. Bekijk vervolgens het Filmpje ‘Slecht Nieuws gesprek Goed’ bij deze opdracht. Schrijf op wat je opvalt. Hebben de mensen in dit filmpje zich gehouden aan de regels? Wat zou jij anders doen? Noteer dit.

.v

.

Theoriebron Gesprekken voeren met ouders <

Oefening 10

Klachtgesprek

u'

De ouders van Alwin willen een klacht indienen. Zij vinden dat een leidster Alwin niet goed heeft behandeld. Toen Alwin thuiskwam van de opvang, vertelde hij dat Kevin zijn toren had omgegooid en dat hij kwaad was geworden op Kevin. Hij had Kevin geduwd. De leidster had hem de schuld gegeven, hem apart genomen en gezegd dat hij de rommel moest opruimen. Alwin is hier zeer verdrietig en kwaad over. Hij wil niet meer naar de opvang. De opdracht voer je uit in drietallen. Een is de ouder, een is de pedagogisch medewerker en de laatste observeert. Bij het observeren houd je in de gaten of de aandachtspunten behandeld zijn. Speel weer drie keer. Let opnieuw op de fasen, het stellen van vragen en de houding.

C

op

yr

ig

ht

Ed

Theoriebron Gesprekken voeren met ouders <

Ac t

ie

fb

Filmpje Slecht Nieuws gesprek Goed <

17


Gesprekken voeren met collega’s

.

Gesprekken voeren met collega’s

.v

Inleiding

fb

Ook met collega’s voer je verschillende gesprekken. Daarin zijn kenmerken als feedback geven belangrijk. Welke verschillende gesprekken zijn er die je voert met collega’s?

ie

Leerdoelen

ig

ht

Ed

u'

Ac t

• Je kunt inbreng hebben tijdens een werkoverleg volgens de fasen. • Je kunt een overdracht met een collega voeren volgens de fasen. • Je kunt een informatiegesprek met verdere collega’s voeren (bijvoorbeeld schoonmakers of collega’s van andere groepen) volgens de fasen.

Werkoverleg.

Dilemma schrijven Tijdens een werkoverleg wordt er van jou verwacht dat je inbreng hebt over de gang van zaken op jouw groep. Ook moeten er keuzes worden gemaakt. Bij de volgende twee opdrachten leer je voor je eigen mening uit te komen, dus inbreng te hebben. Ook leer je na te denken over keuzes. Een dilemma is een moeilijke keuze, wanneer je twijfelt tussen twee (of meer) opties of keuzes die gelijk lijken te zijn. De keuzes zijn allemaal even aantrekkelijk of onaantrekkelijk. Het is moeilijk een keuze te maken uit deze opties en er ontstaat dus een dilemma. Bedenk in groepjes van twee een dilemma dat zou kunnen voorkomen op je werk. Bedenk ook twee mogelijke keuzes.

C

op

yr

Oefening 1

18


Gesprekken voeren met collega’s

Oefening 2

Dilemma discussie Vorm groepjes van zes. Gebruik de dilemma’s en keuzes die je in de voorgaande opdracht hebt bedacht. Bespreek de dilemma’s met elkaar. Met welke keuze zouden je groepsgenoten akkoord gaan? Voer een discussie met elkaar over de keuzes.

Oefening 3

.v

.

Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s <

Overdracht

Tijdens een overdracht vertel je aan je collega hoe de dag tot dan toe is verlopen. Je vertelt over de belangrijkste zaken van die dag, zodat je collega verder kan werken. Voor zo’n overleg is het goed dat je leert hoe je beknopt de belangrijkste zaken vertelt. Daar oefen je in de volgende twee opdrachten mee. Bedenk een negatieve en een positieve situatie die je in het afgelopen halfjaar hebt meegemaakt, het liefst een situatie waarmee je in een stage bent geconfronteerd. Schrijf deze situaties op. Werk dit uit naar aanleiding van de volgende vragen: – Wat zie je als je deze situatie weer voor de geest haalt? – Wat hoor je? – Wat doe je? – Wat voel je? Schrijf de antwoorden op deze vragen op en maak er een situatiebeschrijving van. Je hebt nu twee beschrijvingen: één van een negatieve situatie en één van een positieve situatie. Formuleer nu uit de twee situaties de volgende kernzin: wat is er in de positieve situatie wel (of meer) en in de negatieve situatie niet (of minder)? Beantwoord deze vraag en bespreek dit in een groepje van vier.

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s <

Oefening 4

De ideale dag

C

op

yr

In deze opdracht oefen je met een dagoverdracht. Schrijf een verhaal over jouw ideale dag. Wees zo specifiek en uitgebreid mogelijk. Het verhaal mag niet langer dan 40 schrijfzinnen zijn. Vervolgens ga je in een groep van zes je verhaal delen.

Oefening 5

Muurkrant Deze oefening doe je omdat je tijdens een informatiegesprek gericht informatie moet geven aan je collega. Vorm groepjes van vier. Kies een onderwerp dat te maken heeft met jullie werkveld. Bijvoorbeeld voor het onderwijs: de verlengde schooldag. Maak hier een muurkrant over. Kies een hoofdzin en artikelen over het gekozen onderwerp. Maak hier een duidelijke en overzichtelijke muurkrant van. Hang deze op in de klas en presenteer wat jullie gevonden hebben. Vervolgens voer je met de klas een discussie over het gekozen onderwerp.

19


Gesprekken voeren met collega’s

Oefening 6

Functioneringsgesprek

Ac t

ie

Lees het onderdeel over het voeren van een functioneringsgesprek in Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s. Waar moet je aan denken? Je hebt een gesprek met een collega. Het is je al een paar keer opgevallen dat zij belooft om activiteiten uit te werken, maar dat steeds niet doet. Ook merk je dat ze de laatste tijd minder vrolijk is. Je besluit het gesprek aan te gaan over haar functioneren. Speel de situatie drie keer uit in de verschillende rollen. Let weer op de fasen, het stellen van vragen en de houding.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s <

fb

.v

.

Als je de opdracht heb uitgevoerd, schrijf je op wat je moeilijk vond en wat makkelijk.

20


Reflecteren

Reflecteren

.

Bedenk een moment of situatie tijdens het werken aan de training waarvan je nu vindt dat je het in het vervolg anders zou moeten aanpakken. Kijk terug en doe dit met behulp van het Werkmodel STARRT-methode. Lever het reflectieverslag in bij je docent.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

Werkmodel STARRT-methode <

21


Theoriebron Opbouw van gesprekken

.

Theoriebron Opbouw van gesprekken

.v

Inleiding

ie

Algemene gesprekstechnieken

fb

In de kinderopvang en het onderwijs voer je als pedagogisch medeweker veel verschillende gesprekken. Deze gesprekken vinden plaats met kinderen, ouders en collega’s. Alle gesprekken voer je aan de hand van een doel en volgens bepaalde fasen.

Ed

u'

Ac t

Voordat je een gesprek begint, bedenk je wat het doel van je gesprek is. Gesprekken hebben verschillende doelen. Zo kan het zijn dat je tijdens het gesprek bepaalde informatie wilt delen of bepaalde informatie wilt achterhalen. Andere gesprekken gaan over de houding of het gedrag van de ander. Stel altijd voor het begin van het gesprek het doel vast. Aan de hand van het doel voer je het gesprek. Tijdens een kennismakingsgesprek krijg je informatie over achtergronden en interesses. Wil je in het gesprek slecht nieuws vertellen, dan voer je een slechtnieuwsgesprek. Elk gesprek begint met de aanloopfase. Deze dient om een goede sfeer te creëren. Daarna volgt de planningsfase. Hierin vertelt de gespreksleider hoe het gesprek zal verlopen en wat de onderwerpen zijn. Vervolgens komt de themafase. Hierin bespreek je het thema van het gesprek. Je eindigt met de slotfase. Tijdens deze fase bespreek je of alles wat in de planningsfase genoemd is, ter sprake is gekomen.

ht

Gesprekstechnieken met kinderen

C

op

yr

ig

Een voorwaarde om gesprekken met kinderen te voeren, is dat je een band/relatie opbouwt. Door een relatie aan te gaan voelt een kind zich veilig en vrij, omdat het weet wat hij aan jou heeft. Dit biedt het kind emotionele zekerheid. Je kunt een gesprekje op gang brengen door vragen te stellen. Probeer daarbij open vragen te stellen. Hiermee laat je zien dat je interesse toont in een kind. Het kind voelt zich gezien. Probeer ook aan te sluiten bij het taalgebruik van het kind. Als je ingewikkelde woorden gebruikt en het kind snapt jou niet, kom je niet verder in het gesprek. Let ook op lichaamstaal. Als een kind bijvoorbeeld in elkaar gedoken zit, is het goed om voorzichtig in gesprek te gaan. Bedenk dat het pas echt een gesprek is als er tweerichtingsverkeer is. Dit betekent dat jullie allebei het gesprek voeren.

22

De Gordon-methode Volgens Thomas Gordon is het belangrijk om kinderen met respect te behandelen en ze serieus te nemen. Zijn methode is ontwikkeld om beter met kinderen te kunnen communiceren en conflicten beter op te lossen. Deze conflicten moeten door de kinderen zelf opgelost worden. Bij actief luisteren ga je eerst bekijken wie een probleem heeft. Heeft het kind een probleem of de (professionele) opvoeder? Als het kind een probleem heeft, pas je actief luisteren toe. Luister naar het kind. Dat je luistert, kun je laten merken door instemmende geluiden te maken, zoals ‘hhmmm’. Als het kind is uitgepraat, geef je de boodschap terug.


Theoriebron Opbouw van gesprekken

Dit doe je door samen te vatten wat het kind jou verteld heeft. Je kunt hierbij ook emoties die je bij het kind gezien hebt verwoorden. Vervolgens vraag je het kind of je het goed begrepen hebt.

.v

.

Sensitieve responsiviteit

Ac t

Empathisch reageren

ie

fb

Letterlijk vertaald staat hier: gevoelig reageren. Tijdens het gesprek is het belangrijk sensitief responsief te reageren. Het gevoelig zijn zet je in om erachter te komen welke signalen een kind uitzendt en om te ontdekken hoe het kind zich voelt. Door te kijken hoe het kind beweegt en wat het zegt, kom je erachter hoe het zich voelt. Deze signalen verwerk je tot een conclusie en daar reageer je op. Dit doe je in de eerste plaats door te laten weten dat je het kind ziet. Vertel wat je is opgevallen en controleer of je het juist hebt. Een kind vindt het fijn om te merken dat je het ziet en moeite doet om het te begrijpen. Probeer vervolgens in te springen op de behoefte van het kind.

Ed

u'

Om empathisch te kunnen reageren is het goed om jezelf te kennen. Maar ook emoties kennen is een voorwaarde. Je inleven in de ander is onderdeel van empathisch reageren. Door te laten zien dat je naar het verhaal van de ander luistert, ben je al begonnen met empathisch reageren. Je kunt je nooit helemaal inleven in de ander, omdat elk verhaal anders is. Je kunt wel kijken of je een soortgelijke emotie zelf hebt ervaren. Hierdoor kun je aansluiten bij de emotie van de ander.

Gesprekstechnieken met ouders

yr

ig

ht

Schep een goede sfeer en wek vertrouwen. Vertrouwen wek je door aandacht te geven en uit te stralen dat je zin hebt in je dag/werk. Wees in alle gevallen eerlijk over de voortgang van het kind, dus als het goed gaat én als het iets minder gaat. Vertel hoe je het oplost voor de kinderen als het wat minder gaat. Zo krijgen ouders vertrouwen in je handelen. Sta ook open voor ideeën van de ouders. Zij zijn immers de ervaringsdeskundigen als het gaat om hun kind. Krijg je kritiek of feedback, probeer dit dan zonder oordeel aan te nemen. Luister geduldig naar de ouder. Bedank de ouder en zeg dat je gaat onderzoeken hoe je dit de volgende keer kunt meenemen.

C

op

Gesprekstechnieken met collega’s Bij het in gesprek gaan met je collega’s is concreet communiceren erg belangrijk. Bij concreet communiceren hoort dat je meteen tot de kern van je boodschap komt. Doe je dit niet en houd je alleen lange verhalen, dan wekt dit irritatie op. Bovendien zorgt het voor veel onduidelijkheid. Ook actief luisteren is goed voor de communicatie met collega’s. Feedback geven en ontvangen hoort hier ook bij. Bij feedback geven vertel je de ander wat je ziet en/of hoort. Je kijkt naar gedrag of je vertelt wat je de ander hoort zeggen, zonder interpretatie. Daarna geef je aan wat het gedrag bij jou oproept en kun je eventueel nog vragen of dat de bedoeling is. Dat biedt de ander de kans te vertellen wat hij/zij werkelijk bedoelt. Bij het ontvangen van feedback is het goed om niet in de verdediging te schieten. Het gaat de ander om jouw gedrag, niet om jou persoonlijk. Kijk wat je ervan kunt leren.

23


Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen

.

Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen

.v

Inleiding

Ac t

ie

fb

Gesprekken met kinderen zijn heel gevarieerd. Zo zijn er vaste momenten, zoals het kennismakingsgesprek. Tijdens zo’n gesprek ben je heel gericht bezig om de wensen en behoeften van het kind te leren kennen. Dat doe je ook tijdens een kringgesprek. Maar er zijn ook losse individuele contactmomenten over de dag verspreid. Dit kunnen simpele gesprekjes zijn, bijvoorbeeld over wat het kind op brood wil. Maar ook moeilijkere onderwerpen kunnen ter sprake komen. Het kan zijn dat een kind op jouw groep iets naars heeft meegemaakt waar het over wil praten.

Algemene tips voor gesprekken met kinderen

Ed

u'

Neem de volgende tips mee in elk gesprek dat je met een kind voert. Ga op dezelfde hoogte als het kind zitten en kijk het aan als je praat. Probeer oogcontact te maken, tenzij je merkt dat het kind dit moeilijk vindt. Doe het dan juist niet. Probeer het kind op zijn/haar gemak te stellen. Luister naar wat het zegt. Laat dit zien door actief te luisteren en toon daarmee aan dat het zin heeft dat het kind het aan jou vertelt. Zeg het kind dat het jou moet vertellen als het iets vindt of wil, anders kun jij dat niet weten. Doe iets tijdens het praten, zoals samen kleuren. Als je merkt dat een kind zich niet meer kan concentreren, ga dan later verder. Maak een duidelijke afspraak voor het vervolg. En laat het kind na een moeilijk gesprek altijd even tot zichzelf komen.

ht

Kennismakingsgesprek

C

op

yr

ig

Om de wensen en behoeften van een nieuw kind op de groep te inventariseren, kun je gebruikmaken van een kennismakingsgesprek. Voor kinderen is het belangrijk dat er een prettige en open sfeer is. Dit geeft ze de veiligheid om te delen. Jij als pedagogisch medewerker bent verantwoordelijk voor die sfeer. Kinderen zijn sneller open naar elkaar. Maak daar gebruik van door een kind dat al langer op de groep is te koppelen aan het nieuwe kind. Vervolgens ga je observeren. Zo kun je erachter komen wat het kind leuk vindt om te doen. Dit is een manier om het kind te leren kennen.

24

Individueel gesprek Voor kinderen is het goed te weten dat ze alles kunnen zeggen wat ze voelen en dat ze zich vrij mogen voelen. Dit gevoel kun je ze geven door een open en vertrouwde sfeer te scheppen. Laat de kinderen merken dat ze begrepen worden, dat maakt het makkelijker voor hen om open naar jou te praten. Zeg dat het goed is wat het kind zegt. Herhaal daarna wat het gezegd heeft en vraag of je goed hebt samengevat wat het kind heeft verteld.


Theoriebron Gesprekken voeren met kinderen

Fasen van een kennismakingsgesprek en individueel gesprek

Kringgesprek

Ac t

ie

fb

.v

.

Bereid het gesprek goed voor, zodat je goed weet welke vragen je wilt stellen en welke onderwerpen er aan bod moeten komen. Ga zonder oordeel het gesprek in en toon een positieve houding naar het kind. Bedenk dat het best spannend kan zijn voor een kind om een gesprek te hebben. Als het kind jou nog niet goed kent, stel je jezelf voor. Dat stelt het kind op zijn gemak. Vervolgens vertel je wat het doel van het gesprek is: waarom je een gesprek wilt voeren met het kind. Vervolgens vertel je wat er tijdens het gesprek gaat gebeuren en ga je over naar het onderwerp. Dit doe je met een startvraag waarin het onderwerp duidelijk is. Bijvoorbeeld: ‘Wil je mij vertellen waarover je verdriet hebt?’ Luister goed naar het antwoord, vat dit samen en ga door met vragen. Stel je vriendelijk en ondersteunend op. Toon interesse in het kind. Geef complimentjes en moedig aan, zodat het kind verder vertelt. Gebruik de vragen die je in de voorbereidingsfase hebt gemaakt. Zorg ervoor dat het kind aan het eind van het gesprek met een positief gevoel weggaat. Dat is meteen de afronding van het gesprek.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Een kringgesprek kan plaatsvinden op een peuterspeelzaal, bso of op school. Zo’n gesprek verloopt het best in een prettige, relaxte sfeer. Als pedagogisch medewerker leid je het gesprek, zodat het geen chaos wordt. Wat belangrijk is bij een kringgesprek, is erop te letten dat kinderen elkaar laten uitpraten, dat ze naar elkaar luisteren en dat ze op elkaar reageren. Je leert ze hoe ze moeten laten zien dat ze wat willen zeggen. Houd hierbij rekening met de verlegen kinderen. Het is fijn wanneer de kinderen tijdens een kringgesprek op gelijke hoogte van elkaar zitten. Zo zitten ze gelijkwaardig en kunnen ze elkaar goed aankijken. Jij als gespreksleider hebt de taak het gesprek goed te laten verlopen; hiermee zorg je ervoor dat het veilig en gezellig is in de kring.

25


Theoriebron Gesprekken voeren met ouders

.

Theoriebron Gesprekken voeren met ouders

.v

Inleiding

ie

fb

Een gesprek met ouders voeren gebeurt in verschillende situaties. Het eerste gesprek is doorgaans het intakegesprek: dit vormt de eerste kennismaking met de ouders en het kind. In dit gesprek bespreken jullie de wensen en behoeften van het kind en de ouders en vertel je over de organisatie waar jij werkt. Verder heb je elke dag een gesprekje als de ouders het kind komen brengen en halen, en heb je regelmatig gesprekken over de voortgang en ontwikkeling van het kind.

Ac t

Aanmeldings- of intakegesprek

Ed

u'

Laat het gesprek verlopen volgens de verschillende fasen. In de aanloopfase stel je de ouders op hun gemak. Vervolgens vertel je in de planningsfase wat je allemaal gaat bespreken. In de themafase wissel je informatie uit. Je kunt denken aan de volgende onderwerpen: de pedagogische visie en de manier van werken, het verloop van aanmelding en plaatsing, praktische informatie (zoals tarieven, openingstijden en bereikbaarheid) en het contact met de ouders. Daarnaast vraag jij informatie over het kind, de gezinssituatie, interesses en verdere bijzonderheden. Je krijgt dan een beeld van het kind. Wederzijdse verwachtingen kunnen uitgesproken worden. Na het stellen van vragen rond je in de slotfase het gesprek af. De basis voor een goede samenwerking is vertrouwen. Dit ontstaat door vragen open en eerlijk te beantwoorden.

ht

Kennismakingsgesprek

C

op

yr

ig

Als het om hun kind gaat, zijn ouders ervaringsdeskundigen. Daar maak je als groepsleiding gebruik van. Daarom is het goed om vrij snel nadat een kind op de groep is gekomen, een kennismakingsgesprek met de ouders te plannen. Ook tijdens dit gesprek werk je volgens de verschillende fasen. Onderwerpen zijn: informatie van de ouders, informatie van de groepsleiding en afspraken. Jij bereidt het gesprek voor aan de hand van de volgende vragen: wat wil je de ouders vragen over het kind en de aanpak thuis? Welke informatie wil jij geven over het functioneren van het kind op de groep? En waarover wil je met de ouders afspraken maken? Je vraagt of ook de ouders het gesprek willen voorbereiden aan de hand van de volgende vragen: wat willen ze aan jou als pedagogisch medewerker over hun kind weten? Wat voor vragen hebben zij over het functioneren van de groep? En welke afspraken willen ze maken?

26

Breng- en haalmomenten Een goed moment om contact met ouders te krijgen, is tijdens een informeel moment als het breng- en haalmoment. Het is goed om tijdens de eerste periode dat een kind op de groep is, wat extra aandacht aan dit soort momenten te besteden. Als je zelf het goede voorbeeld geeft, kunnen ouders die zelf niet makkelijk contact leggen van jou leren. Als een ouder altijd snel weg is, open dan zelf het gesprek. Vertel wat het kind die dag allemaal


Theoriebron Gesprekken voeren met ouders

.v

.

gedaan en beleefd heeft. Vraag ook hoe de ouder het vond om het kind bij jou achter te laten die ochtend. Als de ouder niet binnenkomt, nodig hem of haar dan binnen uit en begin het gesprek. Wat in deze gesprekjes centraal staat, zijn het welbevinden en de verzorging van het kind en de dagelijkse praktische zaken. Maar je kunt het wel merken als een ouder ergens graag over door zou willen praten. Je kunt dan een afspraak maken waarin je een wat uitgebreider gesprek kunt voeren.

fb

Oudergesprek/informatiegesprek/regulier uitwisselingsgesprek

u'

Ac t

ie

Het hele jaar door zijn er vaste momenten voor overleg. Het doel van dit soort gesprekken is elkaar (de ouders en pedagogisch medewerker) te informeren over de voortgang van de ontwikkeling en de begeleiding van het kind. Per organisatie zijn er afspraken over de informatie die je gebruikt voor deze gesprekken. Meestal is dit informatie uit observaties of het kindvolgsysteem. Je nodigt ouders schriftelijk uit. In de uitnodiging vermeld je het doel en de duur van het gesprek. Je kunt ervoor kiezen om het kind ook uit te nodigen als het wat ouder is. Je praat samen over hoe het gaat op de groep en aan welke doelen jullie gewerkt hebben. Als het kind erbij is, kan het meepraten. Het kan vertellen wat het zelf kan doen om zijn doelen te behalen en hoe jullie als ouders en pedagogisch medewerker het kunnen ondersteunen.

Ed

Het verloop van het oudergesprek/informatiegesprek/reguliere uitwisselingsgesprek

C

op

yr

ig

ht

De pedagogisch medewerker leidt het gesprek en houdt de tijd in de gaten. Let op de verschillende fasen tijdens het gesprek. Als een kind bij het gesprek aanwezig is, begint het kind met vertellen wat het op de groep geleerd heeft. De pedagogisch medewerker kan daarop inhaken met het beeld van het kind. Wat gaat er goed in de ontwikkeling en wat minder goed? Wat valt op aan zijn contacten op de groep en met de leiding? Gebruik veel voorbeelden in je verhaal. Leg ook een link met de afspraken die je in een eerder gesprek hebt gemaakt. Daarna vertellen de ouders. Hoe is het gedrag van hun kind als het thuiskomt? Waar zijn ze tevreden over en wat zijn verbeterpunten? Tot slot sluit je het gesprek af met afspraken. Schrijf deze punten op in een kort verslag en maak een kopie voor de ouders. Als laatste vraag je hoe de ouders het gesprek hebben ervaren.

Calamiteiten-/slechtnieuwsgesprek Een slechtnieuwsgesprek wordt gevoerd wanneer je iets vervelends of droevigs moet meedelen aan een ander. De ander kan hierdoor geschokt zijn. Hij kan op allerlei manieren reageren. Zo kan hij bijvoorbeeld boos of agressief worden, het slechte nieuws ontkennen, verdrietig worden, gaan huilen, geheel stilvallen, teleurgesteld zijn of onverschillig worden. Het is voor jou als begeleider van belang dat je goed op de reactie van de ouder let. Waar je rekening mee moet houden, is dat de ouder na het slechte nieuws door zijn emotie niet meer goed kan luisteren. Neem de tijd voor dit gesprek en straal rust uit.

27


Theoriebron Gesprekken voeren met ouders

Het verloop van het calamiteiten-/slechtnieuwsgesprek

Ac t

Klachtgesprek

ie

fb

.v

.

Je begint het gesprek met het slechte nieuws direct te brengen. Houd de aanloopfase kort, vertel het doel van het gesprek en ga over tot de themafase. Vertel het slechte nieuws direct, duidelijk en concreet. Doe dit zonder omwegen. Geef een korte, heldere toelichting of motivatie, wees eerlijk en open. In deze fase is het van belang dat je goed en kort formuleert. Herhaal de boodschap. De volgende stap is het opvangen van emoties en het verminderen van frustraties. Toon begrip voor de emoties van de ouders. Daardoor wordt het voor hen makkelijker om de ‘klap’ op te vangen. Pas actief luisteren toe en toon empathie. Laat de ouders hun emoties uiten en laat ze gevoelens toelichten. Probeer onduidelijkheden helder te krijgen. Orden en vat samen wat ouders zeggen. Tijdens deze fase formuleer je het probleem. In de laatste fase ga je vervolgstappen zetten. Je zoekt samen naar een oplossing en maakt afspraken. Als het nodig is, plan je een vervolgafspraak.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Soms zijn ouders ontevreden over de opvang of is er een situatie voorgevallen waar zij echt over willen praten. Bij een klachtgesprek let je op het volgende. Houd de aanloopfase kort en vertel kort waarom dit gesprek wordt gevoerd, wat het doel is en welke rol jij hebt. Laat de ouders vertellen waarom ze dit gesprek hebben aangevraagd. Pas actief luisteren toe. Je benadert de ‘beklager’ positief. Neem een actieve luisterhouding aan. Probeer je in te leven en het gevoel van de beklager te begrijpen. Stel veel vragen en vraag door bij punten die je niet begrijpt. Let op je non-verbale gedrag, dus kijk de ander aan, zorg dat je stem zakelijk en vriendelijk is en neem een open houding aan. Neem goed de tijd voor dit gesprek. Als je het idee hebt dat je het beeld duidelijk hebt, vat je de klacht samen en vraag je of het klopt. Bied, in de slotfase, eventueel excuses aan en bespreek wat vervolgstappen zijn om tot een oplossing te komen. Maak een afspraak voor een eventueel vervolggesprek, waarin je terug kunt komen op de klacht.

28


Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s

.

Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s

.v

Inleiding

fb

Met je collega’s heb je overlegmomenten. Dit kan zijn als je wisseling van dienst hebt, of tijdens een vergadering. Maar ook als je een hele dag samen op de groep werkt, komen overlegmomenten voor.

ie

Werkoverleg

Ed

u'

Ac t

Eens in de twee weken of eens per maand wordt er een werkoverleg gehouden. Bij dit gesprek zijn jouw collega’s en leidinggevende aanwezig. Als het nodig is, sluit ook de pedagoog aan. Tijdens dit overleg komen de volgende onderwerpen aan de orde: de ontwikkeling van de kinderen, het plaatsen van nieuwe kinderen en de overgang naar een volgende groep, de activiteiten die je met de kinderen gaat doen. Daarbij horen ook de dagindelingen en huishoudelijke zaken, en hoe je dit verdeelt. Verder komen de samenwerking en afstemming op de groep (en met andere groepen en afdelingen/organisaties) aan de orde. Ook komen besprekingen met ouders en ouderavonden aan bod. Een werkoverleg wordt begonnen met het besluit wie de notulen (een verslag van de vergadering) zal maken. Daarna bespreek je de vorige notulen. Vervolgens ga je verder met bovenstaande onderwerpen. Sluit af met het maken van afspraken.

Overdracht

yr

ig

ht

Jij hebt samen met je collega’s de verantwoordelijkheid voor jouw groep. Dan is het belangrijk om overleg met je collega’s te hebben. Je draagt informatie en werk over aan je collega’s met betrekking tot de voortgang op de groep en de taken. Verder heb je overdracht over bijzonderheden van kinderen, bijvoorbeeld als een kind die dag gevallen is. Samen bereid je een werkoverleg voor. Daarbij hoort het signaleren en agenderen van te bespreken onderwerpen. Ook is het belangrijk dat je je werk afstemt op je collega en samen beslissingen neemt.

C

op

Functionerings- of beoordelingsgesprek Tijdens een functionerings- of beoordelingsgesprek wordt het functioneren van jou als werknemer besproken over de afgelopen periode. Het sociaal functioneren (waaronder de samenwerking met collega’s) komt onder andere aan de orde. Of je nu als leidinggevende een beoordelingsgesprek moet voeren of als werknemer wordt beoordeeld: in beide gevallen is het een belangrijk moment. Een beoordelingsgesprek heeft drie doelen: 1) het verbeteren van jouw functioneren, je houding en je motivatie; 2) het volledig inzetten van jouw talenten en 3) het formuleren van arbeidsvoorwaardelijke beslissingen, zoals het toekennen van een salarisverhoging. Dit gesprek volgt ook de verschillende fasen.

29


Theoriebron Gesprekken voeren met collega’s

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Een goede voorbereiding is heel belangrijk bij een voortgangsgesprek. Als werknemer neem je in de eerste plaats de agenda door. Kijk naar de punten die je leidinggevende wil bespreken en ga na of jij nog aanvullingen hebt. Geef dit door aan je leidinggevende. Vervolgens ga je nadenken over je eigen functioneren. Hoe kijk jij naar jezelf als werknemer? Wat is er de laatste tijd goed gegaan en wat minder goed? Bedenk daar voorbeelden bij. Bij het gesprek zelf hoef jij niet het verloop van het gesprek te bepalen, dit zal je leidinggevende doen.

30


ht

ig

yr

op

C

u'

Ed ie

Ac t

fb

.

.v


ht

ig

yr

op

C

u'

Ed ie

Ac t

fb

.

.v


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.