34145 Taalontwikkeling

Page 1

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Taalontwikkeling

fb .v

.

Training


Auteur: Edith van Poppelen Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Taalontwikkeling

tie

ISBN: 978 90 3723 414 5

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze training

.

7

Het verloop van de taalontwikkeling Een afwijkende taalontwikkeling

26 34

46

41

u' Ac

Omgaan met creatieve uitingen Reflecteren

18

tie

Materialen inzetten

9

13

Ontwikkelingsgerichte activiteiten Je bent een voorbeeld

fb .v

OriĂŤntatie

4

Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling

49

Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Theoriebron Materialen inzetten

53

57

Ed

Theoriebron Je bent een voorbeeld

47

60

63

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Omgaan met creatieve uitingen

3


Over deze training

Over deze training

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

In deze training leer je hoe de taalontwikkeling bij kinderen over het algemeen verloopt. Je oefent vaardigheden om het verloop van de taalontwikkeling bij een kind optimaal te begeleiden. Je kunt instrumenten en activiteiten inzetten waarmee je het kind ondersteunt en stimuleert bij het verwerven en begrijpen van taal. In deze training wordt vooral aandacht besteed aan je voorbeeldfunctie en aan het scheppen van randvoorwaarden voor een veilige omgeving waarin vrijuit gesproken en verteld mag worden. Je ontdekt hoe taal is verweven in allerlei andere ontwikkelingsgebieden en activiteiten.

ij

Schilderen en zingen: Visje, visje in het water…

er

Leerdoelen

Je hebt inzicht in het verloop van de taalontwikkeling bij kinderen van 0-12 jaar. Je kunt een afwijkende taalontwikkeling bij een kind herkennen. Je kunt meerdere soorten ontwikkelingsgerichte activiteiten aanbieden, passend bij de leeftijd/ontwikkeling van kinderen. Je kunt met je eigen taal- en stemgebruik optimale veilige omstandigheden creëren voor de taalontwikkeling bij kinderen. Je kunt effectief meerdere soorten materialen inzetten die de taalontwikkeling stimuleren, zowel in de groep als individueel. Je kunt veilig en respectvol communiceren met kinderen naar aanleiding van een (creatieve) uiting van het kind.

ev

• • •

U

itg

4

• •


Over deze training

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden. • Je bent alert op het eigen taalgebruik: respectvolle intonatie, woordkeus en response. • Je neemt initiatief bij het bedenken en en uitvoeren van activiteiten en leersituaties.

fb .v

.

Beoordelingsformulier <

Planning

tie

Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees de demonstratie eerst goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

u' Ac

Planningsformulier <

Demonstratie: Een verhaal of thema uitwerken Casus

Ed

In jouw team hebben jullie afgesproken om de komende tijd meer aan taalontwikkeling te doen. Het plan is om bij een thema, anker of boek activiteiten te bedenken en die aan elkaar te presenteren. Ieder van jullie bedenkt vijf verschillende activiteiten.

Voorbereiding

ev

er

ij

In deze opdracht kies je een verhaal, kinderboek of thema. Hiermee bedenk je vijf verschillende activiteiten waardoor kinderen nieuwe woorden leren en deze woorden vullen met betekenis. Daarbij houd je als richtlijn aan dat kinderen woorden op zeven manieren moeten ervaren, horen of zien om ze te laten beklijven. In de opdracht worden beoordeeld: vijf instructies, een presentatie, een fotorapportage en jouw reflectieverslag.

U

itg

Instructies maken Maak vijf instructies voor de activiteiten. Dat kan met een mindmap, een poster of een boekwerkje/map. In elke instructie staat: • de voorbereiding (welke spullen, welke ruimte, welke doelgroep, welk budget, …) • de beschrijving van de werkvorm (drama, beeldend, lezen, …) • de organisatie van de activiteit, oftewel het draaiboek • de evaluatie van de activiteit.

5


Over deze training

Presentatie

fb .v

.

Bereid een presentatie voor over het verhaal of het thema van jouw keuze. In die presentatie komt aan de orde: de motivatie voor je keuze, leeftijden en aard van de doelgroep, de plek waar de activiteiten worden uitgevoerd, de nieuwe woorden of begrippen die worden aangeleerd.

Fotorapportage

Kies een activiteit die je gaat uitvoeren met een leerling of kind van de gekozen doelgroep. Maak daar een fotorapportage van, die je ook kunt gebruiken bij je presentatie. Let bij de fotografie op de privacy van het kind.

tie

Reflectie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Beantwoord na het uitvoeren van de demonstratie uitgebreid de reflectievragen. Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie uitvoert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Oefening 1

Spelen met taal

tie

fb .v

.

Iedereen komt weleens moeilijke woorden tegen: woorden die lastig zijn om te spellen of die vanwege de betekenis moeilijk zijn. Er zijn allerlei manieren om te oefenen zodat je het woord kunt onthouden. Dit kun je ook spelenderwijs doen. Je maakt een woordzoeker waarin drie moeilijke en drie gemakkelijke woorden verstopt zitten. Zoek op internet een lege woordzoeker en print deze. Schrijf er de zes woorden in. Een van de woorden neem je twee keer op in de puzzel, één keer expres met een spelfout. Dat is de instinker. Vul de rest van de vakjes op met losse letters. Schrijf de woorden die gevonden moeten worden in een rijtje naast de woordzoeker. Maak nu een kruiswoordpuzzel met de zes woorden. Schrijf de betekenis naast de puzzel op. Laat beide puzzels oplossen door een medestudent. Beantwoord nu de vragen.

Ed

u' Ac

a. Kruis de woorden aan die passen bij wat jij zojuist gedaan hebt met het maken van de puzzels: iets maken betekenis opzoeken betekenis uitleggen opschrijven opzoeken je in de juiste spelling verdiepen erover praten iemand uitleggen hoe jouw puzzel gemaakt moet worden nakijken en corrigeren. b. Hoeveel verschillende activiteiten heb je aangekruist?

er

ij

c. Van welke handeling met de woorden heb je het meest geleerd?

U

itg

ev

d. Leg uit waarom je hiervan het meest hebt geleerd.

Oefening 2

Voorlezen Bedenk welk boek je als kind het allermooist vond. Werd het boek voorgelezen of las je het zelf? Was het een plaatjesboek? Ga naar de bibliotheek of probeer op een andere manier dit boek weer in handen te krijgen. Maak een boekbespreking van jouw favoriete kinderboek van vroeger. Dat mag in een verslag, maar ook in bijvoorbeeld een mindmap, reclameposter, animatie of PowerPoint-presentatie. Vertel je medestudenten uitgebreid over het boek en toon je verslag. Vraag of ze het boek gaan gebruiken in de praktijk. Waarom wel of waarom niet?

7


OriĂŤntatie

a. Welk boek heb je gekozen?

.

b. Hoe oud was je toen je dit boek voor het eerst las of kreeg voorgelezen?

Website TVGids <

Kinderseriefragment beoordelen

Kies een aflevering van een Nederlandstalige kinderserie. Lees de samenvatting van de aflevering op internet, bijvoorbeeld op de website TVGids. Selecteer een fragment dat ongeveer tien minuten duurt. Bekijk het fragment met vier medestudenten.

Schrijf na het kijken op:

u' Ac

a. Noteer naam van de serie en aflevering:

tie

Oefening 3

fb .v

c. Hoe maakte je kennis met het boek?

b. Voor welke doelgroep en leeftijd is deze kinderserie bedoeld?

Ed

c. Welke moeilijke woorden zaten er in het fragment?

er

ij

d. Wat zouden kinderen op taalgebied van dit fragment kunnen leren?

U

itg

ev

e. Vind jij het een boeiende serie voor de doelgroep? Waarom wel of waarom niet?

8


Het verloop van de taalontwikkeling

.

Het verloop van de taalontwikkeling

fb .v

Inleiding

tie

Om kinderen te volgen in en te begeleiden met hun taalontwikkeling is het belangrijk om te weten hoe de taalontwikkeling in de kindertijd verloopt. Je weet dan wat je kunt verwachten en je kunt je begeleidende activiteiten op de ontwikkeling aanpassen. In de opdrachten vorm je zelf een beeld van de verschillende fasen. Hierin zijn meerdere beeldende manieren gekozen om je deze kennis eigen te maken. Zo zie je meteen in een flits: ‘Ah, dat kind is zo ver.’

Leerdoelen

er

ij

Ed

u' Ac

Je hebt inzicht in het verloop van de taalontwikkeling bij kinderen van nul-twaalf jaar: • Je kunt uitleggen wat de prelinguale of preverbale fase inhoudt. • Je kunt uitleggen welke ontwikkelingsfasen in de linguale of talige fase voorkomen. • Je kunt uitleggen wat de vroeglinguale periode inhoudt. • Je kunt uitleggen wat de differentiatiefase inhoudt. • Je kunt uitleggen wat de voltooiingsfase inhoudt.

ev

Leren met liedjes.

Oefening 4

Maak een poster met babyfoto’s over vaardigheden in de prelinguale fase. Zoek foto’s van baby’s in de leeftijd van de vaardigheid die je beschrijft. Bijvoorbeeld: bij ‘brabbelen’ komt een foto van een baby van zes-zeven maanden, met een uitleg over brabbelen. a. Welke drie verschillende woorden worden gebruikt voor de taalontwikkeling in het eerste levensjaar?

U

itg

Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling <

Poster maken

9


Het verloop van de taalontwikkeling

b. Welke baby ken jij en in welke fase zit die baby?

Oefening 5

Tegen de baby praten

fb .v

.

c. Waar hoor je of zie je dat aan?

Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling <

Tekstballonnetjes invullen

De talige periode kent een onderverdeling in drie fasen. Zoek drie foto’s: één foto van een peuter, één van een kleuter en één van een schoolkind. Plaats deze foto’s op drie verschillende vellen papier (handmatig of met de computer). Teken of plaats tekstballonnetjes rond de foto’s. Schrijf daarin uitingen van kinderen in de verschillende fasen. Voeg een tekstblokje toe waarin je uitlegt waarom de uitspraken typerend zijn voor het kind in deze fase van de taalontwikkeling.

u' Ac

Oefening 6

tie

Maak een presentatie over uitnodigend gedrag van de begeleider om de taalontwikkeling bij baby’s te stimuleren. Typ bij een zoekmachine op internet: ‘taalontwikkeling baby stimuleren’. Jullie zien dan allerlei sites met tips voor ouders/verzorgers en kind. Kies zeven tips en maak daar een PowerPoint-presentatie van, met passende foto’s van ouders/verzorgers met kind. Presenteer aan de groep.

Ed

Welke drie verschillende woorden worden gebruikt voor de fasen binnen de linguale of talige fase?

Maak een mindmap over alle fasen en de bijbehorende eigenschappen. In het midden van de mindmap staat ‘talige periode’ in een gesloten vorm. De drie takken die daaruit komen, hebben de namen van de verschillende fasen. Gebruik ‘mindmap-stiften’ en geef elke tak een eigen kleur. De volgende vertakkingen (twijgen) laten de eigenschappen zien, elke twijg eindigt met een tekstballonnetje met een voorbeeld.

ev

er

Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling <

Mindmap

ij

Oefening 7

Oefening 8

U

itg

Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling <

10

Presentatie maken Maak een PowerPoint-presentatie over de dreumes en peuter die begint met praten. Gebruik foto’s en tekstballonnetjes voor voorbeelduitspraken. Zoek op internet naar informatie. Typ in een zoekmachine: ’wat zegt een dreumes en peuter’. Op de sites die je dan ziet verschijnen, vind je heel veel voorbeelden. Als je op ‘afbeeldingen’ klikt, zie je geschikte foto’s om in je PowerPoint te gebruiken. Presenteer jullie PowerPoint aan de groep.


Het verloop van de taalontwikkeling

Oefening 9

Voorleesboek kiezen Kies twee voorleesboeken die jullie geschikt vinden voor een dreumes of peuter. Lees de boeken aan elkaar voor. De toehoorders verplaatsen zich in het kind. Bepaal daarna samen jullie keuze en beantwoord de vragen.

fb .v

.

Wat wordt er gestimuleerd in deze boeken: woordenschat vergroten of beleving van een verhaal? a. Boek 1:

tie

b. Boek 2:

Wat maakt het boek aantrekkelijk voor de dreumes/peuter?

d. Boek 2:

u' Ac

c. Boek 1:

Ed

Vaak staan er toch wel moeilijke woorden in een voorleesboek voor peuters, woorden waarbij ze in hun hoofd geen plaatje krijgen. Welke woorden uit de gekozen boeken kunnen moeilijk zijn? Zoek en noem er drie.

er

ij

e. Boek 1:

U

itg

ev

f. Boek 2:

11


Het verloop van de taalontwikkeling

Oefening 10

Maak een kort verslag over de vaardigheden die horen bij de differentiatiefase. Voeg onder aan het verslag een lijstje toe met tien ‘zelfgemaakte woorden’. Waar vind je die? Typ in een zoekmachine: ‘grappige creatieve kinderwoorden’. Deel met elkaar wat je hebt gevonden en schrijf de vijf woorden op die je het grappigst vindt, met de betekenis.

Oefening 11

Minitentoonstelling maken

tie

fb .v

.

Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling <

Verslag maken

U

itg

ev

er

ij

Ed

Bijvoorbeeld:

u' Ac

Verzamel producten van kinderen die ze maken op taalgebied in de voltooiingsfase. Maak hiervan een presentatie of een minitentoonstelling. Dat mag op film/foto’s of je kunt de producten zelf laten zien, door ze uit te stallen, op te hangen of in te plakken. Voorzie de producten van commentaar en vertel welke leeftijd het kind heeft dat het product maakte.

12

Merel zeven jaar.

Merel tien jaar.


Een afwijkende taalontwikkeling

.

Een afwijkende taalontwikkeling

fb .v

Inleiding

tie

Eigenlijk bestaat er geen gemiddeld kind met een gemiddelde taalontwikkeling, want er zijn veel varianten in het verloop van de taalontwikkeling. Elk kind is uniek. Het ene kind begint wat later met iets, maar kan een enorme inhaalslag maken. De snelle starter kan later weer een poosje heel langzaam gaan. Er is een brede band die ‘het gemiddelde’ omvat. Buiten die brede band wordt een taalontwikkeling pas ‘afwijkend’. Als je weet waardoor de ontwikkeling vertraagt of verstoord raakt, kun je de begeleiding aanpassen.

u' Ac

Leerdoelen

Ed

De student kan een afwijkende taalontwikkeling bij een kind herkennen: • Je kunt signalen benoemen bij baby's en peuters die kunnen wijzen op een afwijkende taalontwikkeling. • Je kunt de invloed noemen van persoonlijke, sociale eigenschappen op de taalontwikkeling. • Je kunt de invloed noemen van de (taal)omgeving waarin de kinderen opgroeien. • Je kunt benoemen wat uitdagingen zijn in de taalverwerving en de communicatie voor anderstalige kinderen. • Je kunt uitleggen welke invloed slechthorendheid heeft op de taalverwerving. • Je kunt samenvatten welke aspecten in de begeleiding voor ieder kind, ongeacht de oorzaak van de stagnatie, gunstig en stimulerend zijn.

Lees de theorie over een afwijkende taalontwikkeling door. Jullie beantwoorden met de hele groep vragen over signalen van taalachterstand. Loop naar de linkerkant van het lokaal als je denkt dat de uitspraak ‘goed’ is, loop naar de rechterkant voor ‘fout’. De docent heeft de leiding en legt uit waarom een uitspraak fout of goed is.

er

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling <

Goed of fout

ij

Oefening 12

U

itg

ev

De uitspraken: 1. Een kind van een jaar oud dat eenwoordzinnen maakt, loopt flink achter. 2. Een baby die niet brabbelt, loopt het risico op een taalachterstand. 3. Een tweejarige die woorden verkeerd gebruikt, heeft een taalachterstand. 4. De passieve woordenschat van een zesjarige is ongeveer tweehonderd. 5. Een peuter van drie jaar die rare woorden maakt, loopt achter met zijn taalontwikkeling. 6. De baby die geluiden of lipbewegingen probeert na te doen, oefent met taal. 7. Als woorden die een kleuter van vijf zegt nog geen symboolbetekenis hebben, is dat zorgelijk. 8. Als een zevenjarige het nog moeilijk vindt om woorden van enkelvoud in meervoud te veranderen, is dat normaal. 9. Dat een kleuter van vier zegt: 'Gisteren ga ik naar de dierentuin', terwijl hij 'morgen' bedoelt, past bij de leeftijd. 10. Een peuter van ruim drie jaar die zegt: 'Ik is hard geloopt', is behoorlijk achter in zijn taalontwikkeling. 11. Kinderen tussen de drie en vier jaar praten redelijk verstaanbaar voor onbekenden.

13


Een afwijkende taalontwikkeling

Oefening 13

De SNEL-test doen

fb .v

.

Zoek op internet de SNEL-test op, door in een zoekmachine ‘SNELtest kind en taal’ in te tikken. Deze test is voor ouders ontworpen en geeft meteen een uitslag. In die uitslag kun je lezen of de taalontwikkeling voorspoedig lijkt te verlopen of dat mogelijk advies gevraagd moet worden aan een deskundige. Je voert de SNEL-test uit met in gedachten een peuter of kleuter uit je eigen netwerk, die je goed kent. a. Wat was de uitslag?

Kun je de leeftijd in aantal maanden uitrekenen? Een paar sommetjes:

u' Ac

c. En van één jaar en negen maanden?

tie

b. Hoeveel maanden is een kind van twee jaar en drie maanden?

d. En van viereneenhalf jaar?

Ed

e. Hoeveel maanden is een kind van één jaar in juni, als het in september twee wordt?

f. Welke vraag uit de test vond je lastig om uit je hoofd te beantwoorden ?

er

ij

g. Waarom vond je deze vraag lastig?

ev

h. Wat kun je doen om zeker te weten dat je deze vraag goed kunt beantwoorden?

Oefening 14

U

itg

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling <

14

Taal en eenzelvige kinderen Wanneer een kind erg in zichzelf gekeerd is en nauwelijks oogcontact maakt, denken de deskundigen soms aan ASS. ASS betekent Autisme Spectrum Stoornis. Letterlijk betekent autisme: in zichzelf gekeerd, oftewel eenzelvigheid. ASS valt onder de stoornissen waarvan de diagnose alleen door een deskundige kan worden gesteld. De bij ASS genoemde tips voor ‘omgaan met taal’ zijn echter heel bruikbaar voor kinderen die gewoon wat in zichzelf gekeerd zijn. Onderzoek op internet wat je kunt vinden over ASS en taalontwikkeling. Zoek tips voor ouders/verzorgers en begeleiding. Typ in een zoekmachine: ‘ASS en taalontwikkeling’.


Een afwijkende taalontwikkeling

Maak een presentatie over: • de moeilijkheden met taal en communicatie van in zichzelf gekeerde kinderen • welke tips je kunt toepassen in de kinderopvang • voorbeelden van toepassingen uit de praktijk.

Oefening 15

fb .v

.

De keuze voor de vorm van de presentatie is vrij.

Kaarten maken

tie

Je maakt kaartjes met voorbeelden over de communicatie met in zichzelf gekeerde kinderen. Er zijn twee soorten kaartjes: met voorbeelden van ‘wel doen!’ en met voorbeelden van ‘nooit doen’ (do’s en don’ts). Maak van elke soort drie kaartjes. Typ in een zoekmachine: ‘ASS en taalontwikkeling’. Daarover zijn op meerdere sites genoeg aanwijzingen te vinden die je kunt gebruiken voor de kaartjes. Maak de kaartjes met ‘wel doen’ op groen karton, de kaartjes met ‘nooit doen’ op rood karton. Schrijf in een Worddocument wat op jouw kaartjes staat. Leg uit waarom iets goed of juist niet goed is om te doen.

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling <

Instructie schrijven

Als een kind snel buiten zichzelf is, erg druk en beweeglijk, denken de deskundigen soms aan ADHD. De afkorting ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder. In het Nederlands betekent dit: aandoening met aandachtstekort en hyperactiviteit. De diagnose ADHD mag alleen door een deskundige worden gesteld. De tips in Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling over hooggevoelige kinderen en vluchtig luisterende kinderen passen ook bij kinderen met gedrag uit de lijst met ADHD-kenmerken. De tips voor ’al deze kinderen’ zijn ook op hen van toepassing.

Ed

Oefening 16

u' Ac

Presenteer de kaartjes aan je medestudenten en vertel de uitleg.

er

ij

Stel je voor: je bent de moeder van Dennis, een druk, erg beweeglijk jongetje van vijf. Je brengt Dennis voor het eerst naar de nieuwe oppas. Op een briefje heb je geschreven waar de oppas in de communicatie op moet letten.

U

itg

ev

a. Schrijf dit briefje:

b. Welk druk, beweeglijk kind ken jij?

c. Hoe kun je dit kind helpen om rustig te luisteren?

15


Een afwijkende taalontwikkeling

d. Geef een voorbeeld waarin je dat deed.

f. Geef een voorbeeld waarin je dat deed.

fb .v

.

e. Waarmee breng je het kind in verwarring?

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling <

Filmpje maken

Rollenspel: Jullie gaan twee filmpjes maken: een ‘goed’ en een ‘fout’ filmpje. Jij speelt met 3 medestudenten de rollen van begeleider en kinderen Filmpje 1 Laat een kinderopvangsituatie zien met begeleider(s), waarbij de omgeving en personen stimulerend voor de taalontwikkeling van de kinderen zijn.

Ed

Oefening 17

u' Ac

tie

g. Welk type kind begrijp jij het gemakkelijkst? Welk gedrag van jezelf herken je bij dit type kind?

er

ij

Filmpje 2 Laat dezelfde kinderopvangsituatie zien met begeleider(s), waarbij de omgeving het tegenovergestelde van stimulerend is. Gebruik daarvoor de informatie uit de Theoriebron. Laat elkaar de filmpjes zien en leg aan elkaar uit waarom het ene filmpje stimulerend is en het andere niet.

Film maken over TPR

U

itg

ev

Oefening 18

16

Maak een filmpje over TPR: Total Physical Response. Laat daarin zien hoe woorden en zinnetjes uitgebeeld worden tijdens het vertellen. Alles wat je doet, beeld je uit en verwoord je tegelijkertijd. Bijvoorbeeld: ‘Ik sta op’ laat je zien door tegelijkertijd op te staan. Bedenk zelf zinnetjes en woorden die geleerd moeten worden. In jullie filmpje komen in totaal twaalf situaties voor waarin met TPR iets uitgelegd wordt. Verdeel de rollen en film om de beurt. Laat de filmpjes zien in de groep.


Een afwijkende taalontwikkeling

Oefening 19

Zoek op internet tips voor begeleiding van en communicatie met een slechthorend kind. Typ in een zoekmachine: ‘taal en communicatie met dove en slechthorende kinderen’. Verzamel tips voor ouders/verzorgers en begeleiders.

fb .v

.

Website Gebarentaal voor iedereen <

Instructie maken

tie

Gebarentaal

u' Ac

Maak op de computer een handleidingpostertje met picto’s, dat opgehangen kan worden in een kinderopvangcentrum. Zo zijn de tips steeds bij de hand als er in de opvang een slechthorend kind is. Invallers en stagiairs kunnen dan in één oogopslag zien waarmee het kind geholpen is en waar ze op moeten letten. Bespreek de posters met je medestudenten, bekijk de andere posters. Geef elkaar een top en een tip. Maak op het digibord met de hele groep de ideale poster, waarin alle tops van de kleine posters samengevoegd worden. Dat kan ook in kleine groepjes op een computer of laptop met beamer.

Ed

a. Wat was van jullie eigen poster een top?

b. En wat was een tip?

ij

Druk de groepsposter af, indien mogelijk op A3-papier. Presenteer de poster aan een logopedist die verbonden is aan de opleiding. Welke feedback krijgen jullie?

ev

er

c. Tops:

itg

d. Tips:

Oefening 20

U

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling <

Mindmap op digibord maken Selecteer met de hele groep tips uit een mindmap op het digibord met alle bevindingen, die voor álle kinderen gunstig en stimulerend zijn.

17


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

.

Ontwikkelingsgerichte activiteiten

fb .v

Inleiding

tie

Het beroep pedagogisch medewerker is een creatief beroep. Je bent creatief in het bedenken van oplossingen, spelletjes, activiteiten en projecten. Misschien word je wel gastouder, dan kun je zelf maken wat je nodig hebt. Je weet wat kinderen leuk vinden, want je herinnert je nog wat jij leuk vond als kind. En wat is er fijner dan hiervoor alle middelen in te zetten waarmee jij overweg kunt? Dat mag in de komende opdrachten.

Leerdoelen

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

De student kan meerdere soorten ontwikkelingsgerichte activiteiten aanbieden, passend bij de leeftijd en ontwikkeling van kinderen: • Je kunt onderscheiden aan welke taalvaardigheidsactiviteiten binnen een VVE-programma wordt gewerkt. • Je kunt uitleggen wat een interactief taalprogramma kan bieden en wat niet. • Je kunt een spel met poppen bedenken, waarbij je aansluit op een gebeurtenis of situatie van het moment. • Je kunt een beeldende activiteit aanbieden die aanleiding geeft tot interactie, samenwerking en overleg. • Je kunt een muziek- of dansactiviteit aanbieden die gericht is op interactie en samenwerking. • Je kunt een vertelactiviteit aanbieden die uitnodigt tot reacties, tot gesprek.

U

Oefening 21

18

Muziekactiviteit.

Presentatie over VVE-programma Kies een VVE-programma en houd een presentatie over de onderdelen die jij zinvol vindt. Onderzoek het programma op internet. Lees reviews en meningen van voor- en tegenstanders. Lees wat de uitgever zelf belangrijk vindt en waarvoor hij reclame maakt. Je mag in plaats van een presentatie ook een verslag schrijven. In jouw presentatie komt aan de orde: een beschrijving van het VVE-programma, wat voorstanders ervan vinden, wat tegenstanders vinden, wat de uitgever vindt en wat jij vindt van het programma.


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Oefening 22

Een activiteiten-verzamelmap aanleggen

Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten <

Activiteiten voor ‘betekenisvol leren’

fb .v

Oefening 23

.

Leg een activiteiten-verzamelmap aan. Kies uit een VVE-programma twee activiteiten die je zelf kunt vormgeven, zonder dat je het programma daadwerkelijk nodig hebt. Beschrijf de activiteiten en bewaar ze in je activiteiten-verzamelmap achter het tabblad Taalactiviteiten.

Beschrijf twee activiteiten die zijn gericht op ‘betekenisvol leren’. Begin met het noemen van je ‘anker’. Dat is het voorwerp, de gebeurtenis of het bericht dat je kiest. Vertel vervolgens hoe je het anker gebruikt in je activiteit. Wat zijn je ankers?

tie

a. Activiteit 1:

u' Ac

b. Activiteit 2:

Voor welke leeftijd is de activiteit? c. Activiteit 1:

Ed

d. Activiteit 2:

Wordt de activiteit gedaan op school, de bso, de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf of in een privésituatie?

er

ij

e. Activiteit 1:

ev

f. Activiteit 2:

Oefening 24

U

itg

Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten <

Activiteiten voor ‘sociaal leren’ Beschrijf twee activiteiten die gericht zijn op ‘sociaal leren’ voor kinderen vanaf vijf jaar. Begin met het beschrijven van een probleem, een verantwoordelijkheid of taakje of een spelsituatie waarin ze samenwerken. Gaat het bij deze activiteit om luisteren, samen een probleem oplossen, samenwerken of overleggen? a. Activiteit 1:

b. Activiteit 2:

19


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Voor welke leeftijd is de activiteit? c. Activiteit 1:

fb .v

.

d. Activiteit 2:

Wordt de activiteit gedaan op school, de bso of in een privésituatie?

f. Activiteit 2:

Film of animatie maken

u' Ac

Oefening 25

tie

e. Activiteit 1:

er

ij

Ed

Bedenk of maak een filmpje of animatie voor peuters, dat aansluit bij de actualiteit of belevingswereld. Teken zelf de poppetjes, dit kunnen ook harkpoppetjes zijn. Je kunt ook echte dieren laten spelen in je filmpje. Maak in je plan of script een duidelijke koppeling met taalontwikkeling.

U

itg

ev

Harkpoppetjes.

20

Er bestaat veel software voor het maken van animaties, bijvoorbeeld GoAnimate. Typ in een zoekmachine: ’animatie maken gratis’. Presenteer jullie filmpje of animatie aan jullie medestudenten en vraag om tips en tops. Beantwoord de vragen. a. Wat is de titel van het filmpje?

b. Waarom stimuleert dit filmpje de taalontwikkeling?


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

c. Welke technieken heb je geleerd?

Welke tips en tops werden genoemd in de feedback?

tie

e. Tips:

u' Ac

f. Tops:

Oefening 26

fb .v

.

d. Waarom hebben jullie juist dit onderwerp gekozen voor de doelgroep peuters?

Samen met kinderen een filmpje maken

Ed

Bedenk of maak met basisschoolleerlingen een filmpje dat aansluit bij de actualiteit of belevingswereld. Kies met de kinderen een onderwerp. Hiervoor kun je de lokale krant gebruiken, de schoolkrant of geplande of gevierde festiviteiten. Beschrijf de activiteit van het maken van het filmpje en voeg deze beschrijving toe aan je activiteiten-verzamelmap.

er

ij

Welke gebieden van de taalontwikkeling stimuleert deze activiteit? Kies een of meer woorden: 1. sociaal leren 2. betekenisvol leren 3. strategisch leren.

U

itg

ev

Leg uit waarom dit woord of deze woorden bij deze activiteit passen.

21


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Oefening 27

Groepswerkstuk met jonge kinderen

u' Ac

tie

fb .v

.

Maak samen met peuters en jonge kleuters een grote decoratie voor in de kinderopvangruimte of bso-ruimte. Dat kan zijn: een beeld van papier-machĂŠ, iets van kosteloos materiaal, een muurschildering/decor. Probeer de kinderen te laten overleggen en samenwerken. Maak een foto- of filmverslag van de activiteit. Maak in je verslag de koppeling met taalontwikkeling.

Samen een totempaal van papier-machĂŠ en kippengaas maken.

Ed

a. Hoe vertelde je de kinderen over het project?

b. Hoe verdeelde je de taken?

er

ij

c. Wat moest je voorbereiden en klaarleggen?

U

itg

ev

d. Waar heb je je aanpak moeten bijstellen of aanpassen aan het verloop van de activiteit?

22

e. Hoe vonden de kinderen het om ermee bezig te zijn?


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Samenwerken met kinderen van 7 jaar en ouder

fb .v

Oefening 28

.

f. Hebben de peuters goed overlegd en samengewerkt met elkaar?

Doe samen met kinderen ouder dan zeven jaar een beeldende activiteit of verwerking naar aanleiding van een thema, actuele gebeurtenis of festiviteit. Bijvoorbeeld: een maquette, poster, reportage, schilderij of animatie maken. Laat ze vergaderen, overleggen, een plan maken en samenwerken. Maak een verslag van de activiteit, kies zelf op welke manier. Presenteer de activiteit aan je medestudenten en vraag feedback.

u' Ac

tie

a. Tops en tips:

Ed

b. Welke gebieden van de taalontwikkeling stimuleert deze activiteit? Kies een of meer woorden: 1. sociaal leren 2. betekenisvol leren 3. strategisch leren.

U

itg

ev

er

ij

Leg uit waarom dit woord of deze woorden bij deze activiteit passen.

23


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Oefening 29

Vertellen met een muzikaal optreden

fb .v

.

Laat peuters en kleuters een gedicht, liedje of verhaal met een hoge gevoelswaarde (dat dus bol staat van de emoties) verbeelden met dans, verkleedkleren, muziekinstrumentjes enzovoort. Leer ze actief de woorden erbij. Maak er een verslag van in Word. Maak gebruik van afbeeldingen. a. Welk gedicht/liedje/verhaal koos je?

Oefening 30

u' Ac

tie

b. Welke woorden bij emoties hebben de kinderen van jou geleerd?

Rap, gedicht of songtekst maken

Laat schoolkinderen ouder dan zeven individueel of in groepjes een dans, rap, songtekst of gedicht bedenken en laat ze deze uitvoeren op een ‘podium’. Maak een foto- of filmverslag van deze activiteit.

ij

Ed

a. Waar gingen de uitvoeringen over?

ev

er

b. Hoe kun je deze activiteit koppelen aan het stimuleren van de taalontwikkeling? Leg uit.

U

itg

Oefening 31

Oefening Verhaal vertellen Bedenk twee vertelverhalen: één verhaal is bestemd voor drie- tot zesjarigen, het andere voor kinderen boven de zeven jaar. Beide verhalen nodigen uit tot meerdere soorten verwerkingen, zoals naspelen, tekenen en spel. Maak of zoek er illustraties bij (foto’s, tekeningen, voorwerpen). Bij de oudere kinderen kan je verhaal ook een uitnodiging zijn om vragen te stellen, te discussieren of iets te onderzoeken op bijvoorbeeld internet. Vertel een van de twee verhalen aan je medestudenten. Het andere verhaal mag je voorlezen aan je medestudenten. Vraag om tips en tops.

24


Ontwikkelingsgerichte activiteiten

.

a. Tips:

fb .v

b. Tops:

tie

c. Beschrijf kort het verschil dat je voelt tussen een verhaal vertellen en een verhaal voorlezen.

u' Ac

d. Vraag je toehoorders wat zij als verschil ervaren tussen vertellen en voorlezen. Schrijf op welke antwoorden je krijgt.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Print de verhalen met illustraties.

25


Je bent een voorbeeld

Je bent een voorbeeld

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

In de opdrachten leer je hoe je dingen zó kunt zeggen dat kinderen graag naar je luisteren en willen doen wat je van ze vraagt. Bijvoorbeeld in het verhaaltje van Piertje, Woeps en Slakje: je vindt een klokhuis aan de boom. Je roept: ‘Wie heeft dat gedaan?!!’ Iedereen vlucht weg of gaat jokken. Dat kan ook anders.

Wie weet of de appels al rijp zijn?

Leerdoelen

U

itg

ev

er

ij

De student kan met het eigen taal- en stemgebruik optimale veilige omstandigheden creëren voor de taalontwikkeling bij kinderen: • Je kunt de kinderen bewust taakgericht, persoonsgericht, positief en in de ik-vorm aanspreken. • Je kunt je lichaamstaal laten corresponderen met wat je zegt, authentiek zijn, met volle aandacht voor wat je zelf zegt. • Je kunt open vragen stellen die uitnodigen tot vertellen. • Je kunt actief luisteren, gebruikmakend van onder andere herhalen van wat het kind zegt. • Je kunt jezelf weerhouden van oordelen, aannames en invullingen.

26


Je bent een voorbeeld

Oefening 32

De volgende zinnen ga je opnieuw formuleren. Je houdt rekening met: • taakgericht • persoonsgericht • gebruik ik-vorm.

.

Theoriebron Je bent een voorbeeld <

Hoe zeg je het?

u' Ac

b. ‘Je helpt haar goed, dat doe je lief.’

tie

a. ‘Houd jij je mond eens, je bent veel te druk!’

fb .v

Bedenk een naam voor degene die je aanspreekt in de zin, en noem die eerst. Dat voorkomt dat andere kinderen zich voelen aangesproken of dat er onrust ontstaat: Is die opmerking voor mij bestemd? Bijvoorbeeld: ‘Ruim jij óók eens op, je bent wel erg lui!’ Dat wordt: ‘Henk, je doet wel lui, ik wil dat jij meehelpt met opruimen!’

c. Hoe kun je zin 2 zonder woorden zeggen?

Ed

d. ‘Wat ben jij vervelend, zo leid je mijn aandacht af van de film.’

ij

e. Is het woord ‘vervelend’ duidelijk over het gedrag?

ev

er

f. Welke woorden kunnen het ongewenste gedrag beter omschrijven?

U

itg

Oefening 33

Fout filmpje maken Jullie gaan een superfout filmpje maken. Alle richtlijnen over taalgebruik worden overtreden. Wat taakgericht moet worden gezegd, wordt persoonsgericht gezegd en andersom. Je noemt geen namen en er is geen ik-boodschap te bekennen. Presenteer het aan je medestudenten. Vraag of ze de scène gecorrigeerd op taalgebruik willen naspelen. Check op: • taakgericht • persoonsgericht • ik-vorm • naam noemen aan het begin van de boodschap.

27


Je bent een voorbeeld

Oefening 34

Dubbele boodschappen Jullie gaan ‘dubbele boodschappen’ uitbeelden.

fb .v

.

Leg in je eigen woorden uit wat een ‘dubbele boodschap’ is.

Ed

u' Ac

tie

Bedenk twee ongeloofwaardige situaties (met dubbele boodschap). Bedenk ook twee geloofwaardige situaties (zonder dubbele boodschap). Verwerk deze situaties in een presentatie. Hiervoor kun je gebruikmaken van foto’s en tekeningetjes met tekstballonnetjes.

Dubbele boodschap.

er

ij

Je kunt ook een filmpje opnemen met dubbele boodschappen. Presenteer aan je medestudenten en laat ze de dubbele boodschappen eruit pikken, je kunt er een quiz van maken.

Stripverhaal maken

U

itg

ev

Oefening 35

28

Maak een stripverhaal voor en met kinderen van negen jaar. Het verhaal bestaat uit zes plaatjes. Geef de stripfiguren tekstballonnetjes met tekst, passend bij de lichaamstaal en de gezichtsuitdrukking. Knip tien verschillende vormen uit stevig karton. Bekijk en draai de vormen. Zie je er een stripfiguurtje in? Trek het figuurtje om op papier en geef ogen, mond, handen en voeten. Kinderen vergeten vaak oren te tekenen. Willen ze iets liever niet horen? Is er te veel narigheid hun oren binnengekomen?


tie

Stripfiguurtjes van willekeurige omtrekvormen.

fb .v

.

Je bent een voorbeeld

u' Ac

Kinderen van negen á tien jaar combineren graag taal en beeld in strips. Zo kan striptekenen een zinvolle bijdrage zijn aan het stimuleren van de taalontwikkeling. Voor je eigen strip: maak eventueel gebruik van boeken uit de bibliotheek of typ in een zoekmachine ’stripfiguren tekenen’. Presenteer je stripverhaal aan je medestudenten. a. Klopt overal de lichaamstaal met de gezichtsuitdrukking en wat wordt gezegd?

Positief formuleren

Formuleer de volgende zinnen positief. Hiertoe vermijd je de woorden ‘geen’ en ‘niet’. Soms moet je woorden vervangen door andere woorden. ‘Benoem wat je wenst’ is een belangrijke richtlijn. Dit vergt oefening en goed op je eigen taalgebruik letten. Als ‘voorbeeld’ leer je kinderen een goede gewoonte: benoemen wat je wenst.

er

Oefening 36

ij

Ed

b. Leg uit hoe je met het maken van stripverhalen kunt werken aan stimulering van de taalontwikkeling.

ev

Theoriebron Je bent een voorbeeld <

U

itg

a. ‘Niet rennen in het zwembad.’

b. ‘Niet knoeien met eten.’

c. ‘Niet hard praten in de kerk.’

29


Je bent een voorbeeld

d. ‘Niet in de modder met je goede schoenen.’

Theoriebron Je bent een voorbeeld <

.

Interview met open en gesloten vragen

Je maakt een interview met drie open vragen en vier gesloten vragen. Onderwerp: welbevinden op school, kinderopvang of stageadres. Schrijf de vragen die je bedenkt op.

fb .v

Oefening 37

a. Vraag 1 (open):

c. Vraag 2 (open):

Ed

d. Antwoord:

u' Ac

tie

b. Antwoord:

e. Vraag 3 (open):

ev

er

ij

f. Antwoord:

U

itg

g. Vraag 4 (gesloten):

h. antwoord ja / nee:

i.

Vraag 5 (gesloten):

j.

antwoord ja / nee

k. Vraag 6 (gesloten):

30


Je bent een voorbeeld

l.

antwoord ja / nee

.

m. Vraag 7 (gesloten):

fb .v

n. antwoord ja / nee

tie

Bespreek jouw vragen met je docent. Zoek een kind in de leeftijd tussen vijf en tien en stel de vragen. Noteer de antwoorden achter de vragen. Stel de vragen in de volgorde die een natuurlijk gesprekje oplevert. Wissel open en gesloten vragen af. Let op de lichaamstaal van het kind dat de vragen beantwoordt.

Oefening 38

Bestelling herhalen

u' Ac

o. Bij welke soort vragen vertelde het kind meer?

Ed

Je hebt vast wel eens iets besteld met meerdere personen in een restaurant of café. Wat deed degene die de bestelling opnam? Sommigen herhalen even hardop wat iedereen bestelt, andere lopen zonder herhalen weg om het bestelde te halen. Bespreek met elkaar deze stelling: ‘Als de bestelling even hardop wordt herhaald, is er meer kans dat het bestelde goed wordt afgeleverd.’

U

itg

ev

er

ij

Beschrijf wat jullie van deze stelling vonden.

31


Je bent een voorbeeld

Oefening 39

Iets doorvertellen

fb .v

.

Maak groepjes van zeven studenten. Schrijf een stukje over een conflict (fantasie) en lees het voor aan een medestudent. Dit stukje wordt minstens zes keer doorverteld. De laatste persoon schrijft het verhaal op. Print beide verhalen. Bespreek met de docent en met elkaar wat er gebeurd kan zijn bij het doorvertellen. Gebruik daarvoor het digibord om er een woordweb op te maken. Schrijf de informatie die goed is doorverteld met groen op, wat fout is doorgegeven met rood.

tie

a. Hoor je projecties en oordelen ontstaan tijdens het doorvertellen? Schrijf ze op.

Zoek op internet of in het woordenboek de betekenis op van de volgende woorden:

Ed

c. Aanname:

u' Ac

b. Projectie:

d. Invulling:

er

ij

e. Oordeel:

U

itg

ev

f. Hoe herken je een projectie, aanname, invulling of oordeel?

32


Je bent een voorbeeld

Dit deel van de opdracht doe je individueel.

fb .v

.

Zoek in jouw omgeving naar een verhaal met misverstanden. Schrijf het verhaal op in zeven zinnen. Schrijf er jouw commentaar bij. Lees het verhaal nu terug en vraag na elke zin aan jezelf: ‘Weet ik zeker dat dit waar is?’ Welke aannames, oordelen, invullingen en projecties heb je ontdekt? (Die zitten in de zinnen waar je ‘nee, dat weet ik niet zeker’ op antwoordde.)

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

g. Wat ontdekte je?

33


Materialen inzetten

Materialen inzetten

.

Inleiding

fb .v

Veel taalactiviteiten kun je ondersteunen met het gebruik van materialen. Dat kunnen materialen uit de keuken zijn, maar ook materialen die in elk kinderopvangcentrum wel aanwezig zijn. Denk aan muziekinstrumentjes, een computer, verkleedkleren, poppenhoekspullen, knutselspullen… In de volgende opdrachten inspireren en verrassen jullie elkaar door te laten zien hoe jullie materialen kunnen inzetten ten behoeve van de taalontwikkeling.

tie

Leerdoelen

Oefening 40

Ed

u' Ac

De student kan effectief meerdere soorten materialen inzetten die de taalontwikkeling stimuleren, zowel in de groep als individueel: • Je kunt een PowerPoint-presentatie of ander medium gebruiken om voor én met kinderen een verhaal in beeld te brengen. • Je kunt met spelvormen en emotiegezichtjes (smileys) kinderen helpen te praten over gevoelens bij gebeurtenissen (ook actief aanleren van woorden voor diverse gevoelens). • Je kunt met muziekinstrumentjes, keyboard of verkleedkleren uitnodigen tot zingen, rappen, dans, drama ... • Je kunt de kinderen uitnodigen om situaties na te spelen of te vertellen en lichaamstaal en gesproken woorden te matchen. • Je kunt een bewegingsactiviteit aanbieden die als braingym-oefening het samenwerken tussen de verschillende gebieden in de hersenen stimuleert.

Een verhaal maken voor kleuters

ev

er

ij

Maak in tweetallen voor peuters en kleuters een verhaal, gebruikmakend van een medium naar keuze. Denk daarbij aan een PowerPoint-presentatie, vertelplaten en/of handpoppen. Schrijf de tekst van het verhaal op. Maak foto’s van het beeldmateriaal en druk ze af. Voeg ze toe aan de tekst. Er zijn twee manieren om een verhaal te maken: 1. Je weet ongeveer waarover het gaat, je zoekt afbeeldingen en je bedenkt daarna de tekst erbij. 2. Je begint te schrijven en al schrijvende ontstaat het verhaal. Daarna zoek je er beeldmateriaal bij.

U

itg

a. Welke manier werkt voor jou het best?

34

b. Waarom is het belangrijk om van jezelf te weten hoe jij gemakkelijk een verhaal maakt?


Materialen inzetten

Oefening 41

Een spannend of ontroerend verhaal schrijven

fb .v

.

Maak voor de leeftijdsgroep van zes tot tien jaar een spannend of ontroerend verhaal. Neem een kind in gedachten en bedenk een titel. Speel in op de actualiteit of op het seizoen. Bijvoorbeeld, de titel van een kerstverhaal: ‘Het mooiste cadeau’, ‘De sneeuwpop die niet wilde smelten’ of ‘De verdwenen kerstboom’. Illustreer het verhaal en presenteer het op een manier naar keuze. Bijvoorbeeld als boek, PowerPoint, animatie, poppenspel of iets wat je zelf bedenkt. Lees het verhaal voor aan je medestudenten. Zeg duidelijk voor welke leeftijd het bestemd is en vraag feedback.

tie

a. Tips:

Oefening 42

Vertelspel maken

u' Ac

b. Tops:

er

ij

Ed

Maak met emotiegezichtjes en afbeeldingen van situaties een ganzenbordspel dat uitnodigt om te vertellen. Maak hierbij gebruik van gezichtjes, tekeningetjes, foto’s uit tijdschriften en/of plaatjes van internet. Laat de kinderen bij de gezichtjes vertellen over een situatie waarin ze zich zo voelden. Ze mogen ook een situatie bedenken of over iemand vertellen van wie ze zagen dat hij zich zo voelde. Ze kunnen vertellen over van alles: een kinderfeestje in de brandweerkazerne, over een poes in de boom of over een brand. Zoek een dobbelsteen en pionnetjes. Presenteer het spel aan je medestudenten door het met ze te spelen.

Oefening 43

Vertellen bij gezichtjes

Kinderen woorden leren bij emoties en gevoelens is een belangrijke taalactiviteit.

U

itg

ev

Zoek op internet posters met emoticons/smileys en druk er een af. Gebruik de gezichtjes voor een tekenopdracht, om een kaartspel te maken, of gewoon op een poster om kinderen aan te laten wijzen hoe ze zich voelen.

Verschillende emoties.

35


Materialen inzetten

Ken je zelf genoeg woorden? Orden de volgende woorden onder de vier basisemoties: woedend, opgelucht, teleurgesteld, nijdig, terneergeslagen, voorzichtig, uitgelaten, opgewekt, terughoudend, verlegen, nors, beschaamd, sip, verdrietig. Bang

Boos

Bedroefd

u' Ac

tie

fb .v

.

Blij

Oefening 44

Ed

Vul de lege vakjes aan met andere woorden die je in het dagelijks leven tegenkomt.

Kinderliedje met gebaren

Zoek in de bibliotheek of op internet zeven kinderliedjes met gebaren. Denk aan liedjes als ‘In de maneschijn’. Liedjes met gebaren vullen woorden met betekenis. Zing met peuters de kinderliedjes en doe samen de gebaren.

U

itg

ev

er

ij

a. De liedjes die ik heb gevonden en geoefend zijn:

36

Maak een filmpje, terwijl je met de peuter(s) een van de liedjes zingt. Presenteer aan je medestudenten. Beantwoord de vragen: b. Deden de kinderen de gebaren na?


Materialen inzetten

c. Maakte je oogcontact om de kinderen te betrekken bij de woorden en gebaren?

e. Hadden de kinderen er plezier in?

fb .v

.

d. Was het mogelijk om te liplezen bij jou toen je aan het zingen was?

u' Ac

tie

f. Vind jij het prima als een kindje liever (nog) niet meedoet?

Bespreek met je medestudenten hoe je omgaat met een kind dat niet meezingt.

Oefening 45

Betekenis van woorden ervaren

Ed

De betekenis van woorden met het lichaam ervaren is een van de manieren om woorden te vullen met betekenis. Kies of bedenk een kort verhaal voor kleuters met veel geluiden, met bijvoorbeeld met onweer, regen, stampen, boren, zagen. Lees het verhaal een paar keer in zijn geheel voor. Geef de kinderen muziekinstrumentjes. Laat ze met muziekinstrumentjes roffelen en pingelen bij de geluiden.

er

ij

Ietsje moeilijker is de volgende variant. Laat ze muziek maken met de instrumentjes bij de emoties: blij, boos, bang en bedroefd. Geef de verhaaltjes wel een goed einde, eindig met blij. Met oudere kinderen kun je een hoorspel maken: hoe klinkt ‘klepperen’? En botsen, timmeren, zagen, rinkeldekinkel? Blijf steeds woorden koppelen aan geluiden en beleving.

U

itg

ev

Welke geluiden kwamen in jouw verhaal voor? En waarmee konden ze nagebootst worden?

Oefening 46

Theoriebron Materialen inzetten <

Liedje bedenken Kinderen luisteren soms beter als je de boodschap zingt, zeker kinderen die zich afsluiten voor ‘instructies’. Dat kan zijn doordat het kind vaak wordt gecommandeerd, doordat het naar binnen gericht is of gewend is lange woordenstromen te horen. Als je werkt met jonge kinderen, heb je de vaardigheid om wat je zegt ook te kunnen zingen regelmatig nodig.

37


Materialen inzetten

.

Bedenk zelf voor peuters en jonge kleuters een liedje van twee regels bij een taakje of activiteit. Bijvoorbeeld: • een opruimliedje • een handenwasliedje • een binnenkomliedje.

Oefening 47

fb .v

Maak er een melodietje bij en neem het op. Deel de opnames met je medestudenten.

Pantomime

tie

Ook een drama-activiteit vult woorden met betekenis. Lichaamstaal en gesproken taal kunnen worden gekoppeld en beter begrepen. Vooral voor kinderen die wat in zichzelf gekeerd zijn, is die koppeling lastig. Maak of zoek een verhaal waarin veel gebeurt. Vertel het verhaal en laat kinderen uitbeelden wat er verteld wordt (pantomime). Bereid de activiteit goed voor, zorg dat de benodigde rekwisieten er zijn, zorg eventueel voor verkleedkleren.

u' Ac

Probeer de activiteit uit bij je medestudenten en vraag feedback. a. Tips:

Ed

b. Tops:

Zoek op internet op: ‘braingym voor kinderen’. Stel een poster samen van braingym-activiteiten voor kinderen, die je in een klas of in een kinderopvangruimte kunt hangen. Print de poster.

ev

er

Theoriebron Materialen inzetten <

Braingym ondersteunt de taalontwikkeling

ij

Oefening 48

U

itg

a. Met welke braingym-oefening kun je een spel bedenken voor kleuters?

38

b. Hoe gaat dat spel?


Materialen inzetten

.

c. Met welke braingym-oefening kun je een spel bedenken voor kinderen tussen acht en tien jaar oud?

tie

fb .v

d. Hoe gaat dat spel?

Oefening 49

u' Ac

Probeer de spellen uit in het groepje waarmee je deze opdracht doet.

Braingym-oefening uitleggen

Bekijk op internet foto’s van de ‘kruisloop’.

Ed

a. Leg uit hoe de kruisloop gaat en doe de kruisloop voor aan elkaar.

ev

er

ij

Schrijf op wat de volgende voorwerpen met braingym te maken hebben:

U

itg

b.

39


ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed

c.

40

.

fb .v

Materialen inzetten


Omgaan met creatieve uitingen

.

Omgaan met creatieve uitingen

fb .v

Inleiding

tie

“Op een dag had ik een gedicht geschreven over mijn zieke hondje. Ik liet het aan de juf zien. ‘Dat is mooi!’ zei de juf, ‘maar het blaadje is niet vol, er kan nog wel wat bij. Je hebt wel keurig tussen de lijntjes geschreven.’ Ze las het gedicht niet. Natuurlijk was het mooi! Het kwam recht uit mijn hart! Ai, kan het dan ook lelijk zijn? Een kind vertelt iets met zijn tekening, net als ik met mijn gedicht.”

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

De student kan veilig en respectvol communiceren met kinderen naar aanleiding van een (creatieve) uiting van het kind: • Je kunt complimentjes geven over een product zonder dat faalangst ontstaat. • Je kunt de juiste vragen stellen over een product, waardoor het kind zich gezien voelt. • Je kunt het product aanleiding laten zijn voor een gesproken, eventueel geleide, fantasie. • Je kunt tekenactiviteiten bedenken die de taalontwikkeling en algehele ontwikkeling ondersteunen. • Je kunt een vervolg geven aan een activiteit die leidt tot verdere verdieping of verbreding op taalgebied.

U

itg

Een gekrast nest jonge egeltjes.

41


Omgaan met creatieve uitingen

Oefening 50

Tekenen als spel

Zwalktekening.

u' Ac

tie

fb .v

.

Jonge kinderen tekenen niet resultaatgericht, maar genieten van het bezig zijn met tekenen. Het kind kan zijn energie of verhaal kwijt in het tekenen of gewoon genieten van het spel en het spoor dat het potlood achterlaat. Met krassen, zwalken, stippen zetten kun je dit ook als volwassene beleven. Er is geen bepaald eindresultaat vereist, je kunt op het papier gaan waar je wilt. Het kan zelfs met de ogen dicht!

Ed

Bijvoorbeeld: Je tekent een kader op je vel. Dat is het bos. Doordat je een gesloten kader hebt gezet (zoals een peuter de gesloten vorm), weet je welke ruimte je ongeveer tot je beschikking hebt. Doe je ogen dicht en ga maar kriskras zwalken in het bos. Doe je ogen maar weer open en ga zoeken of je iets kunt vinden in het bos: een konijn, een paddenstoel of misschien wel je fietssleutel die je verloren hebt. Aanleiding voor een gesprek! Maak zelf één krastekening, één zwalktekening en één stippentekening.

U

itg

ev

er

ij

a. Scan de tekeningen en schrijf erbij hoe het voelde om geen mooie tekening te hoeven maken, maar dat je gewoon kon spelen met lijnen, punten en kronkels.

42

Bedenk korte inleidingen voor een tekenactiviteit (zoals wandelen in het bos, een nest met egeltjes vinden), die leiden tot het maken van een krastekening, een zwalktekening en een stippentekening. b. Krastekening:

c. Zwalktekening:


Omgaan met creatieve uitingen

d. Stippentekening:

fb .v

.

Voer ze uit met een kind en geef een compliment voor het spel. Laat het kind daarna vertellen wat het kan vinden in de tekeningen. Vertellen over de eigen tekening is een krachtige activiteit om de taal te stimuleren. Het kind is de deskundige, jij luistert. Het kind vertaalt zijn beelden naar woorden. Welke van de volgende onderwerpen nodigen uit tot krassen, welke tot zwalken, welke tot stippen? Een uitbarstende vulkaan, een ballenbak, storm, sneeuw, een vetbol met vogelzaadjes, een dansvloer, een ijsbaan.

Bespreek met je docent en medestudenten, in een groep van vier studenten, wat goede vragen kunnen zijn bij het bekijken van een tekening van ‘huisje-boompje-beestje-mensje’. Goede vragen nodigen uit en geven het kind de ruimte om vrijuit te vertellen.

er

Theoriebron Omgaan met creatieve uitingen <

Naar een tekenverhaal luisteren

ij

Oefening 51

Ed

g. Stippen:

u' Ac

f. Zwalken:

tie

e. Krassen:

U

itg

ev

a. Noteer 3 vragen die je goed vindt:

Nodig kinderen uit om ‘huisje, boompje, beestje, mensje’ te tekenen. Als ze klaar zijn met de tekening, mogen ze die aan jou laten zien. Volg deze richtlijnen: • Geef ze een compliment voor de inzet bij het tekenen of geef een compliment zonder woorden. • Laat merken dat je belangstelling hebt. • Nodig uit om te vertellen. • Stel een van de vijf vragen die je hebt opgeschreven. • Vraag of het kind klaar is met vertellen of dat het nog meer wil vertellen. • Bedank het kind met lichaamstaal of in woorden voor de uitleg.

43


Omgaan met creatieve uitingen

Oefening 52

fb .v

.

b. Maak een kort verslag van het gesprekje met kind X:

Geleide fantasie

tie

Je kunt doorvragen bij een tekening, samen fantaseren. Je kunt ook tekenopdrachten geven die aanleiding zijn voor een fantasie. Je gebruikt dan een anker zoals in een interactief taalprogramma bij betekenisvol leren. Voorbeeld van een anker met vraag: Een foto van een touringcar (anker), is aanzet tot de fantasie (vraag) ‘Waar gaat die bus naartoe?’ Kinderen gaan tekenen, vertellen jou over hun tekening, vertalen hun beelden naar woorden.

u' Ac

a. Bedenk drie ‘ankers’ met vragen die de fantasie, de eigen beelden, het eigen verhaal op gang brengen.

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Kies een van de ankers met vraag en laat medestudenten en/of kinderen ermee gaan tekenen. Maak een kort verslag van het gesprek dat je nadien met de tekenaar hebt gevoerd over de tekening.

44

Anker = zaadje. Wat zou er uit dat zaadje komen?


Omgaan met creatieve uitingen

Oefening 53

Je bedenkt tekenactiviteiten die de taalontwikkeling stimuleren en ondersteunen. Je weet uit de theorie dat de taalontwikkeling en tekentaalontwikkeling met elkaar te maken hebben. Twee belangrijke fasen waarin duidelijk verbanden te zien zijn binnen meerdere ontwikkelingsgebieden: • ongeveer drie jaar: vorm kunnen sluiten - ik-ontwikkeling - gespreksinteractie met de ander - bij zichzelf kunnen blijven • zes á zeven jaar: sandwichfase, grond en luchtstreep - besef onder en boven op papier kennis kan landen, leren lezen - vaste grond onder de voeten.

fb .v

.

Theoriebron Omgaan met creatieve uitingen <

Ondersteunende tekenactiviteiten

Tekenactiviteiten die gaan over vormen sluiten, kunnen de ik-ontwikkeling steunen. Bijvoorbeeld een opdracht met ballen tekenen in een ballenbak of vormen omtrekken.

tie

a. Bedenk een speelse tekenactiviteit met peuters over ‘vormen sluiten’ en beschrijf deze in een verslagje in Word. Maak er een eenvoudige voorbeeldtekening bij.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

b. Veel kinderen hebben nauwelijks ‘vaste grond onder de voeten’ en dat ontbreekt dan ook nogal eens in tekeningen. Bedenk een tekenactiviteit die uitnodigt om ‘grond’ te tekenen of krassen, die stimuleert om stevig te staan en ‘je zegje’ te doen.

45


Reflecteren

Reflecteren

.

Bedenk een moment of situatie tijdens het werken aan de training waarvan je nu vindt dat je het in het vervolg anders zou moeten aanpakken. Kijk terug en doe dit met behulp van de STARRT-methode. Lever het reflectieverslag in bij je docent.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Werkmodel STARRT-methode <

Reflectieverslag

fb .v

Oefening 54

46


Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling

.

Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling

fb .v

Inleiding

tie

De taalontwikkeling bij kinderen gaat in fasen. Het is handig als je de verschillende fasen kunt herkennen, want dan kun je gemakkelijker inschatten of de taalontwikkeling bij een kind voorspoedig verloopt. Daarbij houd je natuurlijk rekening met het feit dat elk kind uniek is. ‘Ontwikkeling’ volgt altijd een eigen tempo. Dat hierin verschillen zitten, geeft niets. De leeftijden die in dit hoofdstuk worden genoemd zijn dus altijd ‘ongeveer’.

De prelinguale, preverbale of voortalige fase

Ed

u' Ac

Het eerste en meest opvallende geluid dat een baby maakt is huilen. Ook maakt een baby allerlei bewegingen met lippen, kaak en tong. Tussen zes weken en vier maanden gaat de baby vocaliseren. Dat is spelenderwijs oefenen met klanken maken, zoals met de klinkers a, eu, è, u. De baby lacht en reageert op de omgeving. Vanaf vier maanden komen de medeklinkers erbij: arre, prrr, egge. Dit heet: vocaal spel. De baby schatert en uit kreetjes. Vanaf zes à zeven maanden gaat de baby brabbelen. Dan uit hij meerdere klanken in één ademtocht, zoals ‘ba ba ba ba’. Hij experimenteert veelvuldig met klanken uit de moedertaal. Aan het eind van deze fase communiceert de baby al door iets aan te wijzen, en met reacties op woorden (zoals: ‘Waar is de poes?’). De baby ervaart klanken, woorden en gebaren nog niet als aparte signalen, maar als één geheel. Gebaren bij liedjes kan hij nu meedoen.

er

ij

De linguale of talige fase

U

itg

ev

Na de prelinguale fase, ongeveer vanaf het eerste levensjaar, volgt de linguale oftewel talige fase. In deze fase begint het kind herkenbare woorden te uiten. De talige fase wordt weer onderverdeeld in de volgende fasen: • de vroeglinguale fase vanaf een jaar tot ongeveer tweeënhalf jaar (dreumes, jonge peuter) • de differentiatiefase vanaf ongeveer tweeënhalf jaar tot vijf jaar (peuter, kleuter) • de voltooiingsfase vanaf vijf jaar, enkele jaren, totdat de ontwikkeling is voltooid (het jonge en het oudere schoolkind).

De vroeglinguale of vroegtalige fase In deze fase verandert het brabbelen in betekenisvol taalgebruik. Het is de fase van dreumes en peuter. In de vroegtalige fase zijn te onderscheiden:

47


Theoriebron Het verloop van de taalontwikkeling

• •

de eenwoordzin en woordenschatontwikkeling, vanaf eenjarige leeftijd tot anderhalf jaar ('poes!') de twee- of meerwoordzinnen en uitbreiding van de woordenschat, vanaf anderhalf jaar tot tweeënhalf jaar ('poes eten!').

tie

De differentiatiefase

fb .v

.

In de vroegtalige fase is er communicatieve interactie met de omgeving. Vooral de passieve woordenschat neemt toe: dat is de verzameling woorden die het kind begrijpt, maar nog niet gebruikt. Daarnaast is er de actieve woordenschat: de woorden die het kind zelf zegt. Het besef komt dat woorden verwijzen naar voorwerpen, situaties en emoties (symbolische fase). Niet langer is er alleen interactie tussen het kind en zijn omgeving, het gaat nu ook ergens over: er is nu ook een ‘onderwerp’ dat meedoet. Het onderscheid tussen ‘ik’ en de omringende wereld ontwikkelt zich.

u' Ac

In deze fase wordt voortgebouwd op de vaardigheden die er zijn. Aan het begin van deze fase spreekt de peuter woorden vaak nog niet helemaal correct uit. Als de volwassene herhaalt wat het kind zegt, inclusief het fout uitgesproken woord, protesteert het kind. • Remco: ‘Ik wil sip!’ • ‘Wil je sip?’ • ‘Nee! ... SIP!’

er

ij

Ed

Aha, hij vroeg om zijn stripboek… (‘strip’) • Letters en lettergrepen zonder klemtoon worden nog niet uitgesproken: bal = 'ba', gekregen = 'kege'. • Betekenissen worden nog vaak verkeerd gebruikt. Marit was gisteren naar de dierentuin. 'Morgen was ik in de dierentuin.' • Kinderen maken zelf woorden: 'spiegelpapier' voor aluminiumfolie bijvoorbeeld. • Ze gebruiken de meervoudsvorm (jassen in plaats van jas) en proberen werkwoorden te vervoegen ('ik koopte snoep'). • Het kind denkt ook na over taal: 'Waarom heet dat …?' • Het denken gaat sneller dan het praten. Je kunt per seconde namelijk 32 beelden denken en slechts twee woorden. Het kind lijkt van de hak op de tak te springen.

De voltooiingsfase

U

itg

ev

Het kind beheerst nu zijn moedertaal. De zinnen worden langer en het kind gebruikt ook woorden die niet direct in zijn omgeving voorkomen. Het kind kan gesprekken voeren met mensen buiten de eigen omgeving. Op zesjarige leeftijd begrijpt een kind ongeveer 13.000 woorden. Dit is zijn passieve woordenschat; hij kan ze nog niet allemaal zelf gebruiken. Soms gebruikt hij woorden die nog niet gevuld zijn met betekenis, die nog geen betekenis hebben voor hem. Overdrachtelijke betekenissen zijn soms nog lastig. Aan het begin van de voltooiingsfase wordt een betekenis vaak letterlijk genomen. Ook komt het voor dat woorden door elkaar worden gehaald of verkeerd gebruikt. Bijvoorbeeld: ‘Ons huis is platvloers.’ (gelijkvloers) Alle bouwstenen voor mondelinge taalvaardigheid zijn nu aanwezig. Met vallen en opstaan leert het kind woorden in de juiste context te gebruiken. Er volgen geen nieuwe aspecten van de taalontwikkeling meer; in de voltooiingsfase worden de puntjes op de i gezet.

48


Inleiding

fb .v

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling

.

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling

tie

Soms wijkt de taalontwikkeling bij een kind sterk af van wat je zou mogen verwachten op basis van de leeftijd. Dan is er specifieke begeleiding gewenst, die een gunstige invloed heeft op de taalverwerving. Om die begeleiding te kunnen geven, is het belangrijk dat je iets weet over mogelijke oorzaken van een stagnerende taalontwikkeling.

u' Ac

Signalen van afwijkende taalontwikkeling bij baby’s en peuters

ij

Ed

Als pedagogisch medewerker merk je soms dat bij een kind een ontwikkeling wat anders verloopt: anders in tempo, of anders in gedrag of vaardigheden. Er zijn altijd verschillen in taalontwikkeling. Heel grote verschillen kunnen duiden op stagnatie. Signalen die je kunt opmerken zijn: • niet brabbelen of ophouden met brabbelen • geen imitatie of nadoen • geen woorden benoemen, het woord krijgt geen symboolbetekenis • afwijkend gebruik van taalregels • onverstaanbaarheid door afwijkende articulatie.

er

De invloed van de persoonlijkheid op de taalontwikkeling

U

itg

ev

Introvert, pietje precies of vlug-vlug, eenzelvig, hooggevoelig, impulsief of hyperactief... Deze eigenschappen hebben allemaal invloed op de manier waarop een kind taal verwerft. Taal leer je door interactie. Kinderen die erg in zichzelf gekeerd zijn, kunnen de volgende problemen tegenkomen: • Er is geen goed begrip van lichaamstaal (ondersteunend aan het gesprokene). • Het kind begrijpt niet goed waarom hij zichzelf 'ik' moet noemen, terwijl anderen 'jij' tegen hem zeggen en soms over hem praten als 'hij, jullie, zij'. Ook voor hooggevoelige kinderen kan taal moeilijk zijn: • Wat het kind voelt, klopt niet altijd met de woorden die het hoort. Ook kinderen die vluchtig luisteren, kunnen problemen met taal hebben: • Ze horen vooral trefwoorden die een beeld of gevoel oproepen. • Woorden als 'niet' en 'geen' registreren ze niet.

49


Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling

fb .v

Invloed van de sociale omgeving op de taalontwikkeling

.

Voor al deze kinderen zijn drie dingen belangrijk: • Positief formuleren (ontkennende woorden vermijden). • Bondig en beeldend formuleren. • Lichaamstaal en gesproken taal overeen laten komen.

u' Ac

tie

Taal leer je door interactie met anderen. Als pedagogisch werker verzorg jij grotendeels de interactie tijdens de uren dat een kind onder jouw hoede is. Je moet dingen uitleggen, vertellen en vragen. Je luistert naar en reageert op het kind. Bij het kind thuis, met ouders, familie en buren, gebeurt dat ook. De manier en intensiteit van communiceren waarmee een kind opgroeit, hebben invloed op zijn taalontwikkeling. Sommige ouders leggen alles heel uitgebreid uit en praten veel, andere ouders zijn kort van stof. In sommige huishoudens wordt hard gesproken, in andere zacht en langzaam. Er zijn ook grote verschillen in woordkeus, bijvoorbeeld in het meer of minder gebruiken van moeilijke woorden. Wat ideaal of normaal is, verschilt daarnaast per type kind. Je kunt de interactie thuis als buitenstaander niet beoordelen en nauwelijks beïnvloeden. Als pedagogisch werker kun je wél het taalgebruik in jouw werkomgeving beïnvloeden. Bijvoorbeeld het vermijden van te lange uitleg met moeilijke woorden en ontkenningen.

Ed

Meertalige kinderen

U

itg

ev

er

ij

Kinderen met een andere moedertaal, soms direct uit de vluchtelingenopvang, krijgen een overvloedig taalbad zodra ze de school of een kinderopvangorganisatie bezoeken. Deze kinderen hebben veel behoefte aan TPR: Total Physical Response. Hoe geef je TPR als pedagogisch werker? Alles wat je doet, benoem je. Bijvoorbeeld als je opstaat zeg je: ‘Ik sta op’, als je een vork pakt zeg je: ‘Ik pak een vork’. Je kijkt naar de vork zodra je ‘vork’ zegt. Elk woord is dus gekoppeld aan een actie of concreet voorwerp. Het motorisch stelsel en de zintuigen worden ingezet bij het leren, wat ervoor zorgt dat aangeleerde vaardigheden goed beklijven. Spraak is in eerste instantie een activiteit van de linkerhersenhelft, terwijl met TPR tegelijkertijd de rechterhersenhelft wordt aangesproken. De rechterhersenhelft kan communiceren via gedrag. ‘Al doende leren’ is een uitdrukking die de TPR-methode typeert. Beeldende activiteiten (drama, beweging/dans, muziek) zijn daarom activiteiten die goed ingezet kunnen worden.

50

Slechthorende kinderen Slechthorende kinderen hebben speciale begeleiding nodig. Soms is het gehoorverlies nog niet ontdekt. Signalen die op slechthorendheid duiden, zijn onder andere: • niet reageren op geluiden of spraak • links en rechts zoeken waar geluid vandaan komt • moeite hebben met luisteren als er omgevingsgeluiden zijn • woorden onjuist uitspreken.


Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling

fb .v

.

Voor alle kinderen geldt dat ze een woord ongeveer acht keer ‘gehoord’ moeten hebben om het te laten beklijven. Woorden moeten ook écht beleefd en doorleefd worden. Voor een horend kind is dit gemakkelijker te realiseren dan voor een slechthorend kind. Als begeleider houd je daar rekening mee. Taal oppikken door tegelijkertijd te kijken naar de mond én te handelen, is bijvoorbeeld lastig voor een slechthorend kind. Geef het daarom de gelegenheid om zowel de handeling als het bijbehorende mondbeeld in zich op te nemen. Bijvoorbeeld tijdens het afwassen (handeling): aankijken, naar het afwassen laten kijken met hoofdbeweging (handeling zien), weer aankijken: ‘afwassen’ (mondbeeld zien). Vraag eventueel extra tips aan een logopedist.

tie

Wanneer is een afwijkende taalontwikkeling zorgelijk?

u' Ac

Een afwijkende taalontwikkeling wordt zorgelijk als het kind er last van heeft en als andere ontwikkelingsgebieden erdoor worden beïnvloed. De taalproblemen kunnen zich uiten in moeite met: • taalbegrip: niet begrijpen wat er gezegd wordt • taalvorm: kromme zinnen maken, woorden verkeerd uitspreken • taalinhoud: kleine woordenschat, veel stopwoorden, beperkt aantal onderwerpen • taalgebruik: communicatie, beurtgedrag, luisteren, oogcontact in gesprekssituaties.

ij

Ed

Ontwikkelingsgebieden die beïnvloed kunnen worden door een afwijkende taalontwikkeling: • sociaal-emotionele ontwikkeling Het heeft invloed op het sociaal en emotioneel functioneren en op het welbevinden als je niet kunt zeggen wat je voelt, als je niet begrijpt wat er wordt gezegd of bedoeld of als je onverstaanbaar spreekt. Boos of teruggetrokken gedrag kan het gevolg zijn. • cognitieve ontwikkeling De basis van de taalontwikkeling die gelegd wordt tussen één en zes jaar heeft invloed op de 'denkontwikkeling'. Woorden ondersteunen het sorteren van informatie en het maken van denkstappen bij het leren.

er

Bij problemen in de taalontwikkeling is de logopedist de deskundige die een kind begeleidt.

U

itg

ev

Belangrijk voor ieder kind met een afwijkende taalontwikkeling Wat in de begeleiding belangrijk is voor kinderen met een afwijkende taalontwikkeling, is net zo belangrijk voor kinderen met een voorspoedige taalontwikkeling. Het is dus goed om de volgende gedragsrichtlijnen tot gewoonte te maken: • duidelijke en eenduidige boodschappen; lichaamstaal en gesproken taal komen overeen • oogcontact • aantrekkelijk stemgebruik, wisselende intonatie • kort en bondig formuleren • enkelvoudige opdrachten • ontkennende woorden vermijden, benoemen wat je wilt.

51


Een dubbele boodschap.

tie

fb .v

.

Theoriebron Een afwijkende taalontwikkeling

u' Ac

Erg belangrijk is dat een kind zinnen en woorden ervaart als iets positiefs, iets zinvols, iets aangenaams, iets interessants.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Een kind dat in zichzelf gekeerd is (of juist gauw buiten zichzelf), gevoelig is of een gehoorprobleem heeft, kan niets met: • een scherpe, boze stem en priemende ogen, wijzen • drie opdrachten tegelijk • focussen op wat niet mag, op wat verboden wordt • een stortvloed van woorden, een lange preek • iemand die er boos uitziet, maar een onecht lief stemmetje opzet.

52

Au!


fb .v

Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten

.

Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Om de taalontwikkeling te stimuleren zijn er veel activiteiten beschreven en materialen ontwikkeld. Deze zijn vaak onderdeel van een VVE-programma (voorschoolse en vroegschoolse educatie). Kleine en grote uitgevers hebben zich op deze markt gestort met prachtige producten. Echter, een eigenschap van ‘ontwikkeling’ is dat het een proces is dat zich niet echt laat verhaasten of beïnvloeden. Wel kun je gunstige voorwaarden voor ontwikkeling scheppen.

Voorlezen.

er

ij

Waaruit bestaat een VVE-programma?

U

itg

ev

VVE-programma’s richten zich op meerdere ontwikkelingsgebieden tegelijk. Kinderen zijn bezig met tekenen en zingen, ze doen spelletjes, spelen buiten, luisteren naar verhalen en praten hierover met elkaar. De VVE-ontwikkelingsgebieden zijn: taalvaardigheden, beginnende rekenvaardigheid, motorische ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling. Bekende en uitgebreide VVE-programma’s zijn: • Kaleidoscoop • Sporen • Piramide • Ko-totaal • Startblokken. Als pedagogisch medewerker kun je boeken lenen bij de bibliotheek. Daar vind je een goede basis om een eigen (budget)programma te maken, bijvoorbeeld met de kinderboeken van ‘Rikki Konijn’. Op internet zijn daar allerlei activiteitideeën bij te vinden. Onthoud dat elk kinderboek voor kinderen tot zes jaar in zijn geheel voorgelezen moet worden. Onderbrekingen, zoals die bij ‘interactief voorlezen’ wel voorkomen, laat je achterwege! Het gaat op die leeftijd om de literaire beleving van het verhaal. Interactief voorlezen is iets anders dan een interactief taalprogramma.

53


Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Wat is een interactief taalprogramma?

u' Ac

tie

fb .v

.

Een interactief taalprogramma vult een VVE-programma aan. Het werkt vooral aan het stimuleren van interactie- en communicatievaardigheden binnen de taalontwikkeling. In een interactief taalprogramma komen drie uitgangspunten aan bod: 1. sociaal leren Hierbij gaat het om luisteren, samen een probleem oplossen, verantwoordelijkheid voor het eigen taakje. Belangrijk is goed op elkaar reageren bij het samenwerken. Samen evalueren hoort ook bij sociaal leren. 2. betekenisvol leren Hierbij gebruik je contexten die kinderen uitnodigen te onderzoeken, ontdekken en praten. Je gebruikt ankers: een voorwerp, een bericht, een gebeurtenis, enzovoort. 3. strategisch leren Hierbij gaat het om het vinden van een aanpak of oplossing, bijvoorbeeld hoofdzaken onderscheiden van bijzaken. Hardop denkend en redenerend komen kinderen tot strategieën. Dit leren gaat vaak over schoolse vaardigheden (zoals lezen), maar redeneren en hardop denken worden bij projecten en activiteiten ook gestimuleerd. Bijvoorbeeld: 'Hoe maken we van het lokaal een indianendorp?'

Interactief voorlezen

Ed

Volgens de laatste wetenschappelijke inzichten is er kritiek op de techniek van interactief voorlezen. Tot de leeftijd van zes jaar moet de literaire beleving bij een verhaal intact blijven. Waarom het beter is om een verhaal in zijn geheel voor te lezen, begrijp je vast als je het volgende voorbeeld hebt bekeken.

ij

Je kijkt met vrienden naar een romantische film. Het is spannend: ‘Krijgen ze elkaar? Gaat het toch nog mis?’ Een van je vrienden pakt de afstandsbediening. Hij zet de film op pauze en vraagt aan iedereen: ‘Hoe denk jij dat het gaat aflopen? En jij?’ Iedereen vertelt uitgebreid wat hij of zij verwacht. Jouw beleving van het verhaal wordt verstoord door deze beelden van de anderen. Je bent helemaal uit de sfeer van de film.

ev

er

Nodig je de volgende keer die vriend weer uit om mee te kijken? Of verstop je dan de afstandsbediening? Of plak je de monden dicht met pleisters? Kortom: stel gerust vragen over een verhaal, maar pas nadat het helemaal gelezen is.

U

itg

Met poppenspel uiten en ontladen

54

Gevoelens onder woorden brengen hoort ook bij taalontwikkeling. Passende woorden kennen, waarvan het kind ook echt de betekenis kent. Door het gebruik van handpoppen kunnen kinderen dingen zeggen die ze normaal niet durven. Poppen zijn prachtige hulpmiddelen om te experimenteren met ‘gevoelige’ taal. Ze kunnen ook helpen bij het uiten en ontladen. Zet eens twee kinderen achter een poppenkast na een schooldag of op een ander moment. Het eerste wat je ziet gebeuren, is dat de poppen elkaar de koppen inslaan, stevig vechten en ruziemaken. Als vanzelf gebruiken de kinderen in eerste instantie de poppen en het zelf onzichtbaar zijn als mogelijkheid om zich te ontladen, zich af te reageren. Pas daarna gaan de poppen in gesprek. Het is moeilijker om ontspannen te praten als er veel emotie in de weg zit. Bijvoorbeeld wanneer kinderen te snel een ruzie ‘moeten’ bijleggen. Een ‘sorry’ is dan vaker een ontsnappingsmogelijkheid dan dat er inleving bij komt kijken.


Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Beeldende activiteiten en taalontwikkeling

fb .v

.

Samenwerken vraagt om overleg. Sociaal leren kan goed geoefend worden met een gezamenlijke beeldende activiteit die te omvangrijk is voor een kind alleen. Bijvoorbeeld: • een decor bouwen • een ruimte versieren voor een thema of festiviteit • een raamschildering maken • een moestuin inrichten.

Plannetjes maken, samenwerken en overleggen is een interactieve taalactiviteit. Dit komt pas écht op gang in de kleuterleeftijd. Je ziet het bijvoorbeeld in de poppenhoek: ‘Jij was vader en ik was moeder, jij ging naar kantoor en ik…’

u' Ac

tie

Bij beeldende activiteiten weet een kleuter van tevoren wat hij gaat maken, maar het kan nog ieder moment iets anders voorstellen. Laat de kleuter vertellen over zijn werkstukje of tekening, maar schrijf er geen woorden bij voor de ouders: ‘Ah, je hebt opa getekend.’ ‘Nee hoor, dat is een hond!’ Overleggen en samenwerken bij een beeldende activiteit is een interactieve taalactiviteit voor de oudste kleuters of schoolkinderen.

Met zang- of dansactiviteit vertellen

er

ij

Ed

Met lichaamstaal, melodie en ritmes kunnen kinderen heel wat vertellen. Deze zijn heel geschikt om woorden met betekenis te vullen. Woorden die bij emoties en gebeurtenissen horen, kunnen in dans en muziek ervaren worden. Je kunt tromgeroffel laten horen bij iets spannends, belletjes bij kerstmis, liedjes kiezen bij iets verdrietigs (met happy end natuurlijk). Een voorbeeld is ‘Ik ben mijn lieve hondje kwijt’ van Bert en Ernie. Liedjes zingen met kinderen geeft enorme positieve impulsen aan de taalontwikkeling op het gebied van zinsbouw, nieuwe woorden, woorden bij gebaren, enzovoort. Kinderen met nare taalervaringen (commanderen, lange preken) of kinderen die zich afsluiten voor zinnen en woorden omdat ze in zichzelf gekeerd zijn, spitsen de oren als een mededeling wordt gezongen. Bijvoorbeeld: ‘We zingen en we ruimen op, hop hop hop’: gewoon op een zelfbedacht melodietje.

Een verhaal vertellen is iets heel anders dan een verhaal voorlezen. Een verhaal vertellen is een prachtige interactieve taalactiviteit die ook zonder leesvaardigheid kan worden uitgevoerd. Het voordeel van vertellen boven voorlezen is dat een verteld verhaal meer is gevuld met eigen ervaring van de verteller. Het is echter en authentieker, en spreekt daardoor het kind meer aan, het komt meer binnen. Tenminste, als je met hart en ziel vertelt.

U

itg

ev

Een vertelactiviteit met gevolgen

55


Theoriebron Ontwikkelingsgerichte activiteiten

tie

fb .v

.

Bij het vertellen kun je plaatmateriaal gebruiken, een handpop of andere voorwerpen. Je kunt verkleedkleren aantrekken of een ‘vertelhoed’ opzetten. Het gebruik van een achtergrondmuziekje of muziekinstrumentjes voor sfeergeluidseffecten werkt ook positief.

u' Ac

Vertelhoed.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Tijdens het vertellen kun je het verhaal aanpassen aan de gezichtjes en reacties van de kinderen: je kunt het spannender of juist minder spannend maken, of grappiger maken. Na het vertelde verhaal kun je vragen (laten) stellen, of een activiteit doen waarin de woorden uit het verhaal nog meer beleefd worden en gevuld worden met betekenis. Laat kinderen het verhaal navertellen of hun eigen verhaal vertellen.

56


Theoriebron Je bent een voorbeeld

.

Theoriebron Je bent een voorbeeld

fb .v

Inleiding

tie

De manier waarop je iets zegt, iets vraagt, iets corrigeert of iets stuurt, bepaalt een groot deel van de veilige stimulerende taalomgeving van een kind. Hoeveel ruimte krijgt het kind van jou om te zeggen hoe het zich voelt? Of om ja of nee te zeggen? Voelt het kind zich gewaardeerd en gezien? Kan het jouw woorden en zinnen begrijpen? Jouw taalgebruik kan een voorbeeld zijn voor het kind, kan het kind sociaal vaardiger maken en het zelfvertrouwen geven. Aanwijzingen hiervoor staan in deze theoriebron.

u' Ac

Taakgericht, persoonsgericht en in de ik-vorm aanspreken

er

ij

Ed

Bij interactie met kinderen is het heel belangrijk dat je zorgvuldig met het zelfbeeld en zelfvertrouwen omgaat. Een kind met een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen zal zich gemakkelijker uitspreken. Corrigeren of bewust maken van negatief gedrag doe je taakgericht. Je maakt gebruik van de werkwoorden ‘doen’ of ‘hebben’. Bijvoorbeeld: een kind is (‘zijn’) nooit vervelend! Het kind doet (‘doen’) weleens vervelend (gedraagt zich …). Persoonsgericht (‘zijn’) gebruiken we alleen voor fijne mededelingen: ‘Je bent lief.’ Nog beter is een complimentje zonder woorden: duim omhoog, glimlach, knipoog. Dan kan het kind kiezen waar het zich blij over voelt. Spreek in de ik-vorm: ‘Ik denk dat …’, ‘Ik zie dat …’. Door de ik-vorm te gebruiken, houd je wat je zegt bij jezelf, ben je niet verwijtend. Dan geef je ruimte voor een eigen mening, voor een andere beleving van iets. Noem eerst de naam van het kind waartegen je spreekt.

U

itg

ev

Lichaamstaal en authenticiteit Zorg dat jouw lichaamstaal overeenkomt met wat je zegt. Vooral hooggevoelige, in zichzelf gekeerde en actieve kinderen nemen lichaamstaal scherp waar. Als je vrolijk zegt: ‘We gaan leuk koekjes bakken!’ en je lichaam drukt uit dat je er helemaal geen zin in hebt, geef je een dubbele boodschap. Bij het stimuleren van de taalontwikkeling vul je woorden met (de juiste!) betekenis. Daarom moet ‘leuk’ ook ‘leuk’ betekenen en er niet ‘stomvervelend’ uitzien. Dus zorg dat je er zin in krijgt óf laat het woordje leuk weg. Als je heel lief praat en je ziet er boos uit, is dat verwarrend. Benoem je gevoel eerlijk, maar wel zo dat het hanteerbaar is voor een kind. Bijvoorbeeld: ‘Ik voel mij een beetje boos door die grote vlek op mijn nieuwe broek. Dat is zo weer voorbij en dan gaan we leuk …’ Het kind weet nu dat je niet stiekem boos bent op hem, en dat het overgaat.

57


Theoriebron Je bent een voorbeeld

Positief formuleren en keuzevrijheid geven

fb .v

.

Bij positief formuleren vermijd je zo veel mogelijk de woorden ‘niet’ en ‘geen’. Bijna alle kinderen tot zes jaar zitten nog in de differentiatiefase en denken voornamelijk in beelden. Ze reageren op woorden met een beeld of een gevoel. Bij deze woordjes ontbreekt dit beeld of gevoel. Twintig kleuters hebben elk een ballon aan een touwtje in hun hand. Ze moeten nog even wachten met loslaten. Een hulpmoeder zegt: ‘Niet loslaten hoor!’ en hop … daar gaan er drie de lucht in. ‘Goed vasthouden hoor!’ zegt een andere moeder, en alle ballonnen blijven beneden.

Ed

u' Ac

tie

Bij ‘niet stampen’ hoort een kind ‘stampen’, bij ‘niet schoppen’ hoort een kind ‘schoppen’. Benoem wat je wenst.

ij

Aaaaahhh, ik moet stampen!

er

Keuzevrijheid geven maakt een kind verantwoordelijk voor wat het doet. Het maakt dat het beter meewerkt.

ev

Jan heeft een hekel aan samen opruimen. De pedagogisch medewerkster vraagt hem: ‘Wil jij de autootjes of de blokjes in de doos doen?’ Jan denkt na… ‘De autootjes!’

U

itg

Open en gesloten vragen

58

Zelf praten of vertellen bevordert de taalontwikkeling. Met open vragen nodig je een kind uit tot vertellen, terwijl gesloten vragen handig zijn om snel duidelijkheid te krijgen over iets. Voorbeelden van open vragen: • ‘Wat eet jouw konijntje graag?’ • ‘Wat heb je gezien in het bos?’ • ‘Wat kun je maken met zand?’ • ‘Wat wil jij later worden?’ • ‘Vertel eens iets over je tekening?’


Theoriebron Je bent een voorbeeld

fb .v

Actief luisteren

.

Bij een gesloten vraag past een ja/nee-antwoord, bijvoorbeeld: • ‘Moet je plassen?’ • ‘Heb jij een muts bij je?’ • ‘Wil je een stukje banaan?’

tie

Het is fijn als een kind het gevoel heeft dat iemand echt naar hem luistert, actief luistert. Het voelt zich gehoord, gaat daardoor meer vertellen en dat is goed voor de taalontwikkeling. Aan de gezichtsuitdrukking en in de ogen is te zien of iemand echt naar je luistert. Als de ander zo nu en dan ‘ja’ zegt of een instemmend geluidje maakt, krijgt een kind het gevoel dat het gehoord wordt. Het kan nog actiever: als je steeds iets herhaalt van wat je gehoord hebt en vragen stelt over wat het kind vertelt.

u' Ac

‘Mijn moeder vindt modder vies!’ ‘O ja, vindt jouw moeder modder vies?’ (herhalen) ‘Ja, want dan worden mijn kleren vuil.’ ‘Aaahh … je kleren vuil …’ (instemmend geluidje en stukje herhalen) ‘Dan moeten mijn kleren in de wasmachine.’ ‘En wat gebeurt er als je kleren in de wasmachine gaan?’ (open vraag) ‘Dan gaat het rond en rond …’ (kind maakt gebaar) ‘En wat gebeurt er dan met de modder op je kleren?’ enzovoort.

Ed

Zo nu en dan iets herhalen bij het luisteren nodigt uit tot verder vertellen.

Klopt het?

ij

Wil je dat het kind zich niet alleen gehoord, maar ook begrepen voelt? Vraag dan na het herhalen zo nu en dan: ‘Klopt dat?’ of ‘Heb ik dat goed begrepen?’. Dit om misverstanden, projectie en aannames te voorkomen.

er

‘Mijn moeder vindt modder vies.’ ‘Dus je mag niet buiten spelen als het regent?’ (het regent op dat moment)

U

itg

ev

Rik zegt iets over zijn moeder. De pedagogisch medewerker denkt (aanname) dat Rik binnen moet blijven van zijn moeder, heeft er een oordeel over. Zij moest zelf als kind altijd binnenblijven met vies weer (projectie). Vervolgens: ‘Ik mag heus wel in de regen spelen!’ ‘Dan worden je kleren toch vies?’ ‘Nee, ze worden nat.’ ‘Dan doe je een regenjas aan toch?’ Rik wilde vertellen waarom zijn moeder modder vies vindt: vanwege de hondenpoep tussen de struiken voor de deur thuis, waar hij een hut wilde bouwen. Dié modder! Door de reactie van de PW’er ging het gesprekje over regen en regenjassen.

59


Theoriebron Materialen inzetten

.

Theoriebron Materialen inzetten

fb .v

Inleiding

tie

Voor kinderen kan een sokpop net zo mooi zijn als een bijna echt uitziende konijnhandpop. Misschien nog wel mooier, want in hun fantasie kan het ook een hond zijn, of een draak… Materialen waar met liefde en enthousiasme aan is gewerkt, zijn de meest effectieve. De meeste mensen herinneren zich nog wel hun lievelingsverhaal. Bijvoorbeeld een verhaal dat oma altijd vertelde of dat papa voorlas. En dat verhaal kwam waarschijnlijk niet uit een taalmethode.

u' Ac

Met multimedia de taalontwikkeling stimuleren

U

itg

ev

er

ij

Ed

Met de computer kun je veel materialen maken die de taalontwikkeling kunnen stimuleren. Met behulp van een PowerPoint-presentatie kun je een verhaal maken met foto’s van knuffelbeestjes uit de speelgoedvoorraad. Dat kan een beeldverhaal voor peuters worden waarbij je zelf vertelt. De peuters kunnen er hun eigen verhaal bij vertellen. Je kunt er ook andere figuurtjes voor gebruiken, bijvoorbeeld van lego. Grotere kinderen kunnen zelf een beeldverhaal maken of een instructie bij een zelfgemaakt bouwwerk. Afbeeldingen zijn prachtige geheugensteuntjes om er iets bij te vertellen, want ze geven ruimte om beeld naar woorden te vertalen. Het werken met PowerPoint is voor het creatieve kind, het drukke, actieve kind en/of de beelddenkers een prachtige manier om de taalontwikkeling te stimuleren. Je kunt deze werkvorm nog uitbreiden naar het maken van animaties: met tekeningetjes, buigbare draadfiguren of kleipoppetjes. Laat achtergrondmuziek toevoegen, kleine decors… Laat de kinderen samenwerken en overleggen.

60

Vertelspellen van Scheppenderwijs.


Theoriebron Materialen inzetten

Emoties en emoticons

tie

fb .v

.

Kinderen leren sneller praten en vertellen over voorwerpen en gebeurtenissen dan over gevoelens. Daarbij kan de emotie in de weg zitten, waardoor het bespreken ervan wordt geblokkeerd. Denk aan de sporter die zojuist eerste is geworden en niet uit zijn woorden kan komen. Bovendien zijn woorden zelden toereikend om een emotie te beschrijven. Gelukkig zijn er wel veel woorden voor. Soms zó veel dat het een poosje duurt voordat een kind ze kan gebruiken. Als een uitje niet doorgaat, is er boosheid..., of nee, verdriet…, o nee, dat is het toch ook niet helemaal: het woord teleurgesteld komt meer in de buurt. Maar dan moet je het woord wel kennen! En het woord moet gevuld zijn met de juiste betekenis, wat belangrijk is voor de taalontwikkeling. Met emoticons en smileys kun je goed oefenen om emoties te benoemen. Je kunt ook een poster maken waarop kinderen hun gevoel aanwijzen en het woord erbij leren. Deze methode is ook erg goed bruikbaar voor anderstaligen. Op internet zijn heel wat voorbeelden van emotie-posters te vinden.

u' Ac

Presenteren en optreden

U

itg

ev

er

ij

Ed

Onderdeel van een interactief taalprogramma is iets aan meerdere personen vertellen. Een spreekbeurt op school geeft vaak stress. Voor de groep spreken is eng, want iedereen kijkt naar het kind. En misschien vinden ze het wel stom of raar. Om iets in gezelschap te vertellen of iets van zichzelf te laten zien, heeft het kind zelfvertrouwen nodig. Zelfvertrouwen om de zinnen ontspannen te vormen en te kijken of iedereen het verhaal volgt. Binnen de kinderopvang kun je hier spelenderwijs mee oefenen. Verkleedkleren, muziekinstrumenten, een poppenhoek, een podium: dit zijn allemaal dingen die gemakkelijk zijn te gebruiken en die veel plezier geven. Deze materialen zijn geschikt om iets na te spelen of te vertellen, een gevoel te uiten, te rappen, te dansen, op te treden of te presenteren. Je kunt actief oefenen om over lichaamstaal, emoties en woordbetekenissen te praten. Bijvoorbeeld: je hebt kaartjes met gevoelens en gebeurtenissen en daaruit trekt een kind er één. Het beeldt uit wat op het kaartje staat, terwijl de andere kinderen raden. Je laat het juiste antwoord uitleggen. Iets laten uitleggen is een zeer sterk leermiddel.

Kaartje met ‘gevoel bij een situatie’.

61


Theoriebron Materialen inzetten

Braingym

fb .v

.

Als woorden met het verstand én met het gevoel begrepen moeten worden, wordt er snel geschakeld tussen de verschillende gebieden in de hersenen. Er is intensieve samenwerking tussen het taalgebied in de hersenen en andere gebieden. Daarom is braingym en bewegen belangrijk voor de taalontwikkeling. Braingym doen kinderen uit zichzelf zodra ze kruipen op handen en knieën (kruisbewegingen). Sommige kinderen hebben echter niet gekropen en kunnen een inhaalslag gebruiken.

tie

Braingym is heel geschikt voor spelvormen en heeft bij alle kinderen een positieve invloed op hun (taal)ontwikkeling. Welke spelletjes hebben braingym-eigenschappen? • alle spelletjes met twee handen, tegelijk of om de beurt • alle spelletjes met twee voeten, tegelijk of om de beurt • alle spelletjes waarbij de middellijn van het lichaam wordt overschreden, met handen en/of voeten.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Voorbeelden: • handjeklapspelletjes • touwtjespringen • jongleren • pianospelen • dansje maken, choreografie zelf bedenken • achten, spiralen, labyrinten tekenen of lopen.

62


Theoriebron Omgaan met creatieve uitingen

.

Theoriebron Omgaan met creatieve uitingen

fb .v

Inleiding

u' Ac

O, wat mooi!

tie

In de kinderopvang en op school in groep 1 en 2 worden veel beeldende activiteiten gedaan. Deze zijn vaak gericht op motorische vaardigheden, zoals leren scheuren, knippen, plakken, binnen de lijntjes kleuren. Er wordt veel zorg besteed aan het maken van een ‘mooi’ product. Hier is niets mis mee, zolang deze activiteiten niet in de plaats komen van de broodnodige creatieve activiteiten. Over de hele wereld tekenen kinderen, al is het met een stokje in het zand. Een beeld zegt meer dan duizend woorden, de tekening kan een startpunt zijn van een verhaal in woorden.

ij

Ed

Creatieve activiteiten kenmerken zich door de vrijheid en de beleving tijdens het werken. Niet het eindproduct, maar de bezigheid is het doel. In de vrije tekenactiviteit ‘vertelt’ het kind wat het beleeft en voelt, zonder woorden. Het kind is kwetsbaar en daarom vraagt een kindertekening een uiterst zorgvuldige benadering. We zijn gewend om het eindproduct te benoemen: ‘Wat mooi!’ Dat hoeft niet, liever niet zelfs. Een tekening is altijd ‘mooi’! De tekening laat iets zien van binnen in het kind en dat is per definitie goed. Een krastekening kan prachtig (bewegings)onrust of boosheid weergeven, nog beter dan het woord ‘boos’. ‘Mooooi!’ is ook een oordeel. Want het betekent dat een tekening ook ‘niet mooi’ zou kunnen zijn. Zo kan faalangst ontstaan, want met dit type ‘complimenten’ maken we de tekenactiviteit resultaatgericht, wat de activiteit oorspronkelijk niet is. Wat wel kan: duim omhoog, een knipoog of een glimlach. Dan kiest het kind zelf waarvoor het die krijgt.

er

Tekentaalontwikkeling

Jij bent volwassen en je kunt (en mag!) geen tekentaal in de kindertekening uitleggen. Wel kun je de juiste vragen stellen over de tekening, die uitnodigen tot vertellen in woorden en waardoor het kind zich gehoord voelt.

U

itg

ev

Parallel aan de taalontwikkeling loopt de tekentaalontwikkeling. Dat is een taal die een kind gemakkelijker hanteert dan een volwassene. Met de tekening uit het kind zich. Als het zichzelf heel klein tekent op een groot wit vel, wil het kind jou daar iets mee vertellen. Durft het zijn ruimte niet in te nemen? Lukraak roepen: ‘O, wat een mooie tekening’, zonder dat je weet waar de tekening over gaat, doet geen recht aan wat het kind met kleur en vorm heeft gedaan.

63


Theoriebron Omgaan met creatieve uitingen

Vertel eens …

tie

fb .v

.

Een kind komt bij jou met zijn tekening. Aan jouw gezichtsuitdrukking ziet het kind al dat jij belangstelling hebt. ‘Laat eens kijken’, zeg je met een glimlach. Vervolgens stel je belangstellende vragen, zonder invulling. Want rood betekent voor de ene persoon gevaar, voor een andere liefde. Een goede uitnodigende vraag is bijvoorbeeld: ‘Vertel eens over wat je getekend hebt?’ Je luistert actief en vraagt soms om verduidelijking: ‘Wat bedoel je met … ?’ Je herhaalt stukjes, alsof je het even proeft. Vraag wat het kind met de tekening wil doen: ophangen, in zijn laatje of misschien mee naar huis? Als je met een peuter tekent, kan het gebeuren dat hij op het laatst een kras door zijn tekening zet. ‘O, wat zonde!’ wordt dan geroepen. Nee hoor, hij zet zijn handtekening: die is van mij, ik ben klaar met tekenen, tijd voor iets anders.

Fantaseren met de tekening

Ed

u' Ac

Bij het tekenen zit het kind in een creatief proces. Het tekent in de taal waarin het zich het gemakkelijkst uitdrukt. Een tekening kan heel goed een interactieve taalactiviteit worden wanneer je vraagt: ‘Waar wil jij zijn in de tekening?’ ‘Mag er iemand in jouw tekening op visite komen?’ ‘Wie?’ ‘En wat gaan jullie dan doen?’ Of, als het van toepassing is: ‘Waarom wil jij graag op die plek in de tekening zijn?’, ‘Is er ook een plekje waar je liever niet …’ Enzovoort. Soms is er aanleiding om iets toe te voegen. Als het kind ruimte tekort komt op het tekenvel, kun je vragen of het fijn is om het vel groter te maken. Je plakt er dan een groter tekenvel achter.

ij

Universele symbolen

U

itg

ev

er

Probeer geen dingen te ‘lezen’ in een tekening, want als volwassene beheers je de tekentaal niet meer. Een enkele gespecialiseerde psycholoog kan de kindertekening weleens gebruiken ter bevestiging van wat hij al wist. En zelfs dan kunnen er pijnlijke fouten worden gemaakt. Sommige symbolen die met ontwikkeling te maken hebben zijn universeel. Aan twee van deze symbolen kun je wat hebben:

64

Rond het derde jaar maakt een kind voor het eerst een gesloten cirkelvorm. Een cirkel staat voor 'ik'. De peuter krijgt besef van binnen en buiten, leert wat bij hemzelf hoort en wat bij de ander. Dit is een noodzakelijke, niet altijd makkelijke stap in het ontwikkelingsproces ('nee!' zeggen).


Theoriebron Omgaan met creatieve uitingen

tie

fb .v

.

Rond de zes à zeven jaar gaan kinderen een grond- en een luchtstreep tekenen, waartussen ze huizen en bomen zetten (sandwich). Papier wordt niet meer gedraaid. Er is het besef van 'beneden en boven op papier'.

u' Ac

Sandwichfase.

Geschreven taal

U

itg

ev

er

ij

Ed

Kinderen die het lastig vinden om een verhaal te schrijven vanwege hun grote fantasie en toevloed van ideeën, help je door ze het verhaal eerst te laten tekenen. Daarna schrijven ze op wat ze getekend hebben. Je werkt dus ‘andersom’. De tekening is dan geheugensteun en geeft de rust om te vertalen van beeld naar woord.

65


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.