41709 Opvoeden en opgroeien in de buurt

Page 1

.v

.

Cursus

C

op

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

tie

fb

Opvoeden en opgroeien in de buurt


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur: Hanneke Jansen Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Opvoeden en opgroeien in de buurt

tie

ISBN: 9789037241709 ©

u’ Ac

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

Opvoedingsstijlen

.v

.

7 10

Opvoedmilieus en welbevinden

17

Beschermende factoren en risicofactoren

Reflecteren

23

29

tie

Interventies in de buurt

fb

OriĂŤntatie

4

37 39

u’ Ac

Theoriebron Opvoedingsstijlen

Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden

42

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren 48

C

op

yr

ig

ht

Ed

Theoriebron Interventies in de buurt

45

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

u’ Ac

tie

fb

.v

In deze cursus gaat het over de verschillende opvoedmilieus waarin kinderen opgroeien en de rol van de buurt bij het functioneren van gezinnen in een buurt. We onderzoeken welke invloed school, buurtbewoners, (sport)clubs en verenigingen, naast het eigen gezin, uitoefenen op de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind. Als SCW’er werk je veel met kinderen en jongeren. Gedragsproblematiek heeft vaak te maken met de manier van opvoeden. Sturen op de opvoeding, direct of indirect, kan leiden tot positieve veranderingen.

Ed

Diversiteit binnen een wijk draagt bij aan een natuurlijk leerproces binnen verschillende culturen.

Leerdoelen

ig

ht

Je hebt kennis van: • de vier opvoedingsstijlen • opvoedmilieus in relatie tot welbevinden • het balansmodel en de beschermende en risicovolle factoren bij opvoeding en ontwikkeling • interventies in de buurt gericht op verschillende opvoedmilieus.

yr

Beoordeling

C

op

Beoordelingsformulier <

4

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in goed Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het Beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdrachten van de beroepsproducten goed door en vul daarna het Planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb

Beroepsproduct 1: De informatiemap

.v

.

Planningsformulier <

Maak een informatiemap voor gezinnen om hen te informeren over de verschillende interventies die mogelijk zijn.

u’ Ac

tie

Je werkt als SCW’er in een buurthuis in een grote stad. Het buurthuis waar jij werkt staat in een kinderrijke buurt. De wijkagent heeft gesignaleerd dat de kinderen en jongeren uit de buurt voor overlast zorgen. Hun gedrag is storend, maar niet problematisch. De wijkagent heeft het buurthuis waar jij werkt gevraagd om te ondersteunen in de begeleiding binnen de wijk. Jouw manager heeft daarna aan jou gevraagd een informatiemap te maken. Zo kunnen de wijkbewoners zelfstandig met de map passende hulp aanvragen. Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Ed

Werkmodel Samenwerkingscontract <

Processtappen • Maak een planning en stel een samenwerkingscontract op. • Maak een lijst met mogelijke bronnen. • Zorg voor een map met tabbladen. • Onderzoek welke mogelijkheden voor ondersteuning er zijn in jouw leefomgeving.

C

op

yr

ig

ht

Eisen aan het beroepsproduct De map moet zo geschreven zijn, dat elke buurthuismedewerker (ook een vrijwilliger) begrijpt wat jij bedoelt en wat het nut is van de map. De eisen aan de map: • Er is een beschrijving van minimaal vijf verschillende aanpakmethodes. • De map is zo geschreven dat de inhoud leesbaar is voor alle volwassen wijkbewoners en bevat een logische opbouw. • Minimaal een van de vijf aanpakmethodes gaat over het gezin. • Minimaal een van de vijf aanpakmethodes gaat over cultuurverschillen. • Er is een verwijzing naar minimaal drie passende instellingen. • Er staat hoe passende hulp ingeschakeld kan worden. • De map is zo geschreven dat de inhoud leesbaar is voor alle volwassen wijkbewoners en heeft een logische opbouw.

Beroepsproduct 2: Tool Ontwikkel een tool waardoor je als SCW’er, gezinnen helpt hun risicofactoren en beschermende factoren in beeld te brengen. Je maakt een formulier of product waarmee de sociaal-cultureel werker de risico- en beschermende factoren kan signaleren. Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

5


Over deze cursus

fb

.v

.

Werkmodel Samenwerkingscontract <

Processtappen • Maak een planning en stel een samenwerkingscontract op. • Kies een doelgroep. • Maak een doelgroepanalyse, waarin je de kenmerken van deze doelgroep (leeftijd, geslacht, percentage van de samenleving en kenmerkende gedragingen), beschermende factoren en risicofactoren van de doelgroep beschrijft. • Maak een tool die passend is bij je doelgroep. • Schrijf een instructie bij jouw tool: wat is het doel en hoe moet je de tool gebruiken? • Schrijf een korte enquête met tien gesloten vragen, die je als bijlage toevoegt om de tool te kunnen evalueren. • Lever je tool zo in, dat deze direct inzetbaar is door elke SCW’er, in de bijlage voeg je de doelgroepanalyse toe.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

tie

Eisen aan het beroepsproduct • Er is een tool ontwikkeld om de risico- en beschermende factoren binnen een gezin in beeld te brengen. • De tool sluit aan bij de gekozen doelgroep. • De tool heeft een instructie waarin het doel en de werkwijze is beschreven. • De tool is direct inzetbaar voor elke SCW’er. • In de bijlage van de tool is een korte enquête toegevoegd, met tien gesloten vragen om de tool te evalueren.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Oriënteren

tie

fb

.v

.

Op het bord staat het onderwerp van deze les: opvoeden en opgroeien in de buurt. Schrijf op een kladblaadje het onderwerp dat op het bord staat over met een streep eronder. Onder de streep schrijf je een woord, feit of begrip dat volgens jou bij het onderwerp hoort. Je geeft je kladblaadje door naar links. Op het kladblaadje dat je nu voor je hebt liggen, schrijf je weer een woord (of een feit). Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door tot je je eigen kladblaadje weer terug hebt of de docent zegt dat jullie stoppen. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes staan. Als je echt niks nieuws weet toe te voegen zet je een kruisje op het kladblaadje. a. Wist je veel woorden of feiten bij het onderwerp te bedenken?

Interview

Ed

Opdracht 2

u’ Ac

b. Heb je woorden of feiten op de lijstjes gezien, die je niet verwachtte of niet kende? Zo ja, welke bijvoorbeeld?

ig

ht

Ontwikkel vijf interview vragen die je gaat stellen een je ouders, broers of zussen. De vragen moeten gaan over de wijk waar jij bent opgegroeid. Je krijgt vijf kernwoorden mee die je moet verwerken in de vraag. Vraag ook andere gezinsleden naar hun herinneringen. a. Gezin

c. School

C

op

yr

b. Woning

7


Oriëntatie

.v

.

d. Woonwijk

Opdracht 3

tie

fb

e. Buurthuis

Speeltuin onderzoek

a.

Locatie:

Ed

Naam speeltuin 1:

u’ Ac

Ga op onderzoek uit in de wijk waar je opgegroeid bent of waar je nu woont. Bezoek de speeltuinen en maak er foto’s van. Stel je zelf de vraag welke uitdagingen deze omgeving biedt aan kinderen. Maak een top drie van mooie speellocaties voor kinderen. Geef bij iedere locatie aan wat jou aanspreekt en op welke manieren kinderen hier worden uitgedaagd in hun ontwikkeling. Vul je bevindingen in het schema in.

ht

Bijzondere kenmerken:

C

op

yr

ig

Ontwikkelingskansen voor kinderen:

8

Foto:


OriĂŤntatie

Naam speeltuin 2: b.

Locatie:

Foto:

fb

.v

.

Bijzondere kenmerken:

Naam speeltuin 3: c.

Locatie:

Foto:

Ed

Bijzondere kenmerken:

u’ Ac

tie

Ontwikkelingskansen voor kinderen:

C

op

yr

ig

ht

Ontwikkelingskansen voor kinderen:

9


Opvoedingsstijlen

Opvoedingsstijlen

.

Inleiding

u’ Ac

tie

fb

.v

Opvoedingsstijlen zijn manieren waarop je een kind kunt opvoeden. De opvoedingsstijl zegt iets over de betrokkenheid bij het kind en over de regels die gelden in het gezin. In deze opdrachten neem je verschillende opvoedingsstijlen onder de loep en onderzoek je de uitwerking en effecten per stijl op een kind. Ook ga je nadenken over de manier waarop jij zelf naar opvoeden kijkt en hoe dit van invloed is op jou als sociaal-cultureel werker in opvoedsituaties.

Ed

In de opvoedingsstijl komt de aandacht voor een kind tot uitdrukking.

Leerdoelen

yr

ig

ht

Je kunt uitleggen: • wat de autoritaire opvoedingsstijl inhoudt, wat de kenmerken zijn en wat positieve en negatieve effecten van deze stijl zijn • wat de verwaarlozende opvoedingsstijl inhoudt, wat de kenmerken zijn en wat positieve en negatieve effecten van deze stijl zijn • wat de verwennende opvoedingsstijl inhoudt, wat de kenmerken zijn en wat positieve en negatieve effecten van deze stijl zijn • wat de autoritatieve opvoedingsstijl inhoudt, wat de kenmerken zijn en wat positieve en negatieve effecten van deze stijl zijn.

op

Opdracht 1

C

Theoriebron Opvoedingsstijlen <

Opvoedingsstijlen Vul de zinnen over de verschillende opvoedingsstijlen verder aan. Een autoritaire opvoedingsstijl kenmerkt zich door

In de verwaarlozende opvoedingsstijl is er

. emotionele betrokkenheid

tussen ouder en kind. Erg toegeeflijke ouders gebruiken een

opvoedingsstijl.

In een autoritatieve opvoedingsstijl stimuleren ouders hun kinderen in het ontwikkelen van .

10


Opvoedingsstijlen

De invloed van het kind op het opgroeien is binnen de autoritaire opvoedingsstijl . Binnen een verwennende opvoedingsstijl leren kinderen niet

.

.

.v

Kinderen in een verwaarlozende opvoedingsstijl

Kinderen die proberen over iedere regel te onderhandelen zijn vaak opgevoed volgens de

Theoriebron Opvoedingsstijlen <

De autoritaire opvoeding

Je gaat binnen de casus op zoek naar de factoren die horen bij een autoritaire opvoeding. Deze factoren beschrijf je in het onderstaande schema.

Autoritaire ouders

tie

Opdracht 2

fb

opvoedingsstijl.

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

Het gezin Janssen woont in Barneveld. Zij bestaan uit Vader Jonas, Moeder Marie, Jan (20 jaar), Elisabeth (17 jaar), Eva (16 jaar), Bram (14 jaar) en David (12 jaar). Het gezin doet elk jaar mee met vasten en viert daarna carnaval. Jan gaat met zijn verloofde Esther naar een groot carnavalsfeest in Maastricht, waar ze bij vrienden kunnen overnachten. Elisabeth wil graag mee naar Maastricht, om naar hetzelfde feest te gaan. Ouders Jonas en Marie vinden dat goed, als Esther en Elisabeth maar samen op een kamer slapen. Ook al zijn Jan en Esther verloofd, zij mogen pas samen slapen als zij getrouwd zijn. Eenmaal in Maastricht aangekomen verwacht Esther gezellig met Jan op de kamer te kunnen slapen. Maar zowel Jan als Elisabeth laten dit niet toe, uit angst dat hun vader hierachter zal komen en de straf die daarop zal volgen. Eenmaal op het feest bestellen Jan en Esther een glas wijn en geven zij Elisabeth een glas cassis. Het is gezellig en Elisabeth en Esther willen wel graag samen op de foto. Jan heeft zijn handen nodig om een goede foto te maken en dus geeft hij zijn glas wijn even aan Elisabeth. Enthousiast plaatsen ze de foto op Facebook met het bijschrift ‘Gezelligheid in Maastricht’. Thuis ziet jongere broer Bram de foto op Facebook voorbijkomen en laat hem aan zijn vader en moeder zien. Vader concludeert meteen dat Elisabeth een glas alcohol drinkt en wordt boos. Wanneer de drie weer thuiskomen, krijgt Elisabeth meteen een maand huisarrest. Jan, Esther en Elisabeth proberen vader nog te overtuigen van de onschuld van de situatie, maar vader luistert niet.

C

op

a.

Opvoedingsfactor

Kenmerk uit de casus

Geloof

Regels

Straffen

11


Opvoedingsstijlen

.v

fb

c. Beschrijf een of meer negatieve punten van een autoritaire opvoeding.

.

b. Beschrijf een of meer positieve punten van een autoritaire opvoeding.

u’ Ac

Verwennende opvoedingsstijl

tie

d. Hoe zou de situatie eruit hebben gezien als de ouders uit de casus een andere opvoedingsstijl hadden gebruikt? Verdeel de opvoedingsstijlen binnen jullie groepje en vul het schema in. Help elkaar waar nodig.

Kinderen vragen om toestemming om naar het carnavalsfeest te gaan en te overnachten bij vrienden. Hoe zouden de ouders kunnen reageren?

Ed

Broertje Bram laat de foto op Facebook zien (waar Elisabeth met het wijnglas in haar handen staat) aan zijn ouders. Hoe reageren zij hierop?

ig

ht

Welk gedrag verwacht je van Elisabeth, Jan en Esther tijdens het feest?

C

op

yr

Hoe is de ontvangst bij thuiskomst?

12


Opvoedingsstijlen

Verwaarlozende opvoedingsstijl

.v

.

Kinderen vragen om toestemming om naar het carnavalsfeest te gaan en te overnachten bij vrienden. Hoe zouden de ouders kunnen reageren?

tie

u’ Ac

Welk gedrag verwacht je van Elisabeth, Jan en Esther tijdens het feest?

fb

Broertje Bram laat de foto op Facebook zien (waar Elisabeth met het wijnglas in haar handen staat) aan zijn ouders. Hoe reageren zij hierop?

Ed

Hoe is de ontvangst bij thuiskomst?

Autoritatieve opvoedingsstijl

C

op

yr

ig

ht

Kinderen vragen om toestemming om naar het carnavalsfeest te gaan en te overnachten bij vrienden. Hoe zouden de ouders kunnen reageren?

Broertje Bram laat de foto op Facebook zien (waar Elisabeth met het wijnglas in haar handen staat) aan zijn ouders. Hoe reageren zij hierop?

Welk gedrag verwacht je van Elisabeth, Jan en Esther tijdens het feest?

Hoe is de ontvangst bij thuiskomst?

13


Opvoedingsstijlen

c. Herken je nog andere opvoedstijlen in de film? Leg je antwoord uit.

tie

Website NCJ <

b. Welke gevolgen heeft dat in de film?

fb

Filmpje Verwaarloosd <

Bekijk de korte film Verwaarloosd. a. Hoe vindt in de film verwaarlozing door de ouders plaats?

.

Theoriebron Opvoedingsstijlen <

De verwaarlozende opvoedingsstijl

.v

Opdracht 3

u’ Ac

Welke andere vormen van verwaarlozing ken je nog meer? Ga naar de website van het NCJ en lees het artikel 'Richtlijn: Kindermishandeling (2016)'. d. Waarom is verwaarlozing een vorm van kindermishandeling?

Ed

e. Welke vormen van verwaarlozing zijn er?

ht

f. Geef ten minste drie signalen van lichamelijke verwaarlozing.

yr

ig

g. Wat zijn kenmerken van emotionele verwaarlozing?

C

op

h. Welke gevolgen heeft verwaarlozing op de ontwikkeling van kinderen?

14


Opvoedingsstijlen

Je raakt aan de praat over opvoeding met Eefje. Eefje is 29 en heeft een leuke maar drukke baan. Haar vriend werkt fulltime en zit voor zijn werk vaak in het buitenland. Samen hebben ze een dochtertje, Rosanna van 5 jaar. Eefje vertelt jou het volgende: ‘Rosanna was van kleins af aan al een heel expressief kind met veel energie. En met duidelijk een eigen willetje. Vind ik prima, dat heb ik zelf ook. Als zij graag in een prinsessenjurk naar school wil, mag dat van mij. Ik vind het belangrijk dat ze zelf haar keuzes mag maken. Mijn vriend en ik werken allebei veel. Na schooltijd gaat Rosanna naar de bso. Eigenlijk vind ik het wel zielig voor haar dat wij zo weinig tijd voor haar hebben. Maar op woensdagmiddag ben ik er voor haar. We doen dan altijd leuke dingen. Zwemmen, ergens een ijsje eten, naar de kinderboerderij of lekker samen shoppen in de stad. Helaas hebben we de laatste tijd vaak bonje samen. Dat gebeurt als ze haar zin niet krijgt. Ik zeg dan wel dat ik ook weleens gewoon moe ben of geen zin heb. Maar dat pikt ze niet. Ze blijft dan net zo lang drammen tot ik om ben. Zo irritant! Het valt me ook op dat ze steeds minder vaak met vriendinnetjes speelt. Laatst vroeg ze het een meisje maar, zij zei nee. Tegen haar moeder hoorde ik haar zeggen: ‘Van Rosanna mag ik nooit de prinses zijn.’ Ik vind dit echt niet leuk voor mijn kind, ze wil juist zo graag met andere kinderen spelen. Dus ja, dan verzin ik zelf maar weer iets leuks voor haar. Het lijkt wel of het voor Rosanna nooit genoeg is. Ze is ook behoorlijk brutaal en negeert me vaak gewoon als ik iets verbied. En dat levert natuurlijk weer strijd op. Doodmoe word ik daarvan. IK begin me af te vragen wat ik verkeerd doe?’

u’ Ac

tie

Artikel Alles voor je kind <

Vertroetelen

.

Artikel Verwend kind? Een weg terug is mogelijk <

In deze opdracht ga je aan de slag met een opvoedingsstijl.

.v

Theoriebron Opvoedingsstijlen <

Te verwend?

fb

Opdracht 4

Ed

a. Wat valt je op aan de houding van de moeder naar haar dochter?

ig

ht

b. Rosanna krijgt veel keuzevrijheid van haar moeder. Eefje is begaan met haar dochter en voelt zich duidelijk ook schuldig dat ze niet genoeg tijd voor haar heeft. Welke opvoedingsstijl herken je?

C

op

yr

c. Waaruit blijkt dit?

Verdiep je nog wat meer in de verwennende opvoedstijl. Lees bijvoorbeeld het artikel ‘Verwend kind? Een weg terug is mogelijk’ of het artikel ‘Alles voor je kind’ over problematische verwenning. d. Wat zou aan de basis van de opvoedstijl van Eefje kunnen liggen?

e. Welke negatieve effecten van deze opvoeding in de omgeving zijn merkbaar?

15


Opvoedingsstijlen

f. Is Eefje volgens jou een slechte moeder?

Je schrijft in viertallen een informatieblog voor collega SCW’ers. Ieder groepje schrijft in het blog over een type opvoedingsstijl. Overleg met de docent welke opvoedingsstijl jullie groepje gaat doen. Je beschrijft de positieve en negatieve kanten van deze opvoedingsstijl. Geef links van minimaal drie websites die jouw blog ondersteunen. Werk je blog bij voorkeur online uit. Als dat niet mogelijk is, schrijf het dan in Word en print het uit. Lees elkaars blog. Let daarbij op de volgende punten: • Is de omschrijving van de opvoedingsstijl duidelijk? • Worden er voldoende kenmerken van de opvoedingsstijl gegeven? • Is het duidelijk wat positief is aan deze manier van opvoeden? • Is het duidelijk wat negatieve punten zijn bij deze opvoedingsstijl? • Worden de effecten van de opvoedingsstijl beschreven? • Geeft de blog verwijzingen naar relevante websites? Geef ieder groepje een tip en top voor hun blog.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

Theoriebron Opvoedingsstijlen <

Bloggen over opvoedingsstijlen

tie

Opdracht 5

fb

.v

.

g. Eefje spreekt haar twijfel uit over haar opvoeding en vraagt zich af wat ze verkeerd doet. Welke tips zou jij haar willen geven om haar opvoedstijl te veranderen?

16


Opvoedmilieus en welbevinden

.

Opvoedmilieus en welbevinden

.v

Inleiding

Ed

u’ Ac

tie

fb

Voor kinderen, jongeren en hun ouders is de buurt een belangrijk onderdeel van de leefwereld. Kinderen spelen in de buurt en voor veel jongeren is het een plek waar ze elkaar ontmoeten. Verschillende maatschappelijke voorzieningen in de buurt oefenen in meer of mindere mate invloed uit op de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen en jongeren. Denk bijvoorbeeld aan het consultatiebureau, de peuterspeelzaal, de school, de huisarts, het buurtcentrum, sport- en vrijetijdsverenigingen.

Opgroeien in verschillende positieve opvoedmilieus zorgt voor welbevinden onder de jeugd.

ht

Leerdoelen

yr

ig

Je kunt: • uitleggen wat verstaan wordt onder welbevinden • aangeven aan welke basisbehoeften de staat van welbevinden moet voldoen • de verschillende opvoedmilieus beschrijven en de verbanden uitleggen.

Opdracht 1

Praat in tweetallen over het begrip ‘welbevinden’. Waar denk je aan? Wat heb je nodig om jezelf ‘wel’ te bevinden? Schrijf voor jezelf op een A4 welke woorden, begrippen en gevoelens volgens jullie samenhangen met het welbevinden. Probeer samen tot een goede definitie te komen. a. Onze definitie van welbevinden:

C

op

Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden <

Enquête welbevinden

b. Wat zijn voorwaarden voor jouw persoonlijk welbevinden?

17


Opvoedmilieus en welbevinden

.v

Volgens ontwikkelingspsychologe Mariëlle Balledux zijn er voor kinderen en jongeren zes basisvoorwaarden voor hun welbevinden. Lees ze na in de theoriebron.

.

c. Wat staat jouw welbevinden nog weleens in de weg?

tie

fb

Stel samen een vragenlijst op waarmee je het welbevinden van kinderen en jongeren kunt toetsen. Formuleer per basisvoorwaarde drie vragen, waarop de deelnemer een waardeoordeel kan geven. Werk bijvoorbeeld met sterren van 1 tot 5. Een ster is een klein beetje en 5 helemaal top. Je kunt ook smileys laten omcirkelen, die het gevoel erbij uitdrukken. Werkt voor kinderen ook goed. Richt je bij het maken van de vragen op drie opvoedmilieus: thuis, school en je -vriendengroep. Sluit je enquête af met de vraag: Hoe goed zit jij nu in je vel? Een voorbeeld uit basisbehoefte veiligheid, duidelijkheid en continuïteit:

En op school?

u’ Ac

Gelden bij jou thuis strenge regels?

Hebben jullie als vrienden ook bepaalde regels?

1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5

Of de behoefte aan affectie en geborgenheid:

1-2-3-4-5

En op school?

1-2-3-4-5

Ed

Kun je thuis je verhaal goed kwijt?

Kun je met je vrienden ook problemen bespreken?

1-2-3-4-5

ig

ht

Werk je enquêtevragen uit in een overzichtelijk formulier wat de deelnemer gemakkelijk kan invullen. Check je enquêtevragen met de docent voordat je deelnemers vraagt. Leg jullie enquête voor aan ten minste vijftien kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Help jongere kinderen om de vragen te begrijpen. Vergeet niet op het formulier de leeftijd te noteren van de ondervraagde.

C

op

yr

Verwerk de uitkomsten uit jullie enquête in een verslag. Zijn er overeenkomsten te vinden in leeftijdscategorieën? Welke conclusies kun je trekken als het gaat om het welbevinden in relatie tot de verschillende opvoedmilieus? Lever het verslag in bij je docent.

18


Opvoedmilieus en welbevinden

Opdracht 2

Ruimte binnen de opvoeding

u’ Ac

tie

fb

.v

.

Op het forum van Ouders online lees je dit bericht.

a. Over welk opvoedmilieu gaat het hier?

Ed

b. Wat leid je af uit het verhaal over de opvoeding van Chris?

ig

ht

c. Chris wil duidelijk ruimte/vrijheid om meer zelfstandigheid te ontwikkelen. Welk advies zou jij aan Chris willen geven?

C

op

yr

d. In de opvoeding moeten kinderen toe kunnen groeien naar zelfstandigheid. Daarvoor is vrijheid nodig. Hoe ouders daarmee omgaan is heel verschillend. Hoeveel ruimte kreeg jij zelf van je ouders? Hoe ging je hiermee om? Moest je die vrijheid bevechten, erover onderhandelen of kreeg je die gewoon? Wissel met elkaar jullie ervaring uit. e. Bestaat er een ideale aanpak, volgens jou?

19


Opvoedmilieus en welbevinden

Bekijk het filmpje 'Een dag uit mijn leven Roos Moorren'. Dit is een vlog van Roos die een kijkje geeft in een alledaagse dag. a. Beschrijf met welke opvoedmilieus Roos te maken krijgt op deze dag in chronologische volgorde. Dus in welk opvoedmilieu start haar dag enzovoort. Geef bij ieder opvoedmilieu in het kort aan wat je hierover kunt weten uit de vlog van Roos.

.

Filmpje Een dag uit mijn leven Roos Moorren <

Opvoedmilieus in het leven van een puber

.v

Opdracht 3

fb

Artikel Vloggers en vloggen <

Vloggen is populair onder kinderen en jongeren. De vlog van Roos is erg onschuldig, maar er zijn veel vloggers actief waarover ouders zich zorgen maken, als hun kinderen daarnaar kijken. Lees hierover het artikel ‘Vloggers en vloggen’.

u’ Ac

Website Centrum voor Jeugd en Gezin Utrecht <

tie

Website Mediawijsheid <

Ed

b. Welke gevaren schuilen er in het veel bekijken van vlogs?

ig

ht

c. Welke adviezen zou je aan ouders geven, waarvan een kind wil gaan vloggen? Zoek hiervoor naar informatie op internet. Bijvoorbeeld op de website van Jeugd en Gezin, maar ook op de Website Mediawijsheid is veel informatie te vinden over het omgaan met vloggen en YouTube.

yr

d. Bekijk een aantal populaire vloggers op YouTube. Waarover worden de meeste vlogs gemaakt? Bekijk ook wat commentaren onder de video’s. Bespreek met elkaar waarom jullie denken dat deze vloggers zo veel volgers hebben.

Opdracht 4

C

op

Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden < Website Toondoo < Website Opvoeden Peuter <

20

Opvoedsituaties bespreekbaar maken Je maakt kennis met manieren om opvoedsituaties bespreekbaar te maken met verschillende leeftijdsgroepen. a. Kies een opvoedmilieu dat belangrijk is voor kinderen tussen de 2 en 4 jaar. Kies een prentenboek dat geschikt is om een opvoedsituatie met kleine kinderen bespreekbaar te maken binnen dit opvoedmilieu. Het prentenboek moet gaan over een onderwerp of situatie die aanleiding geeft om daar met de kinderen een gesprekje over te beginnen, door iemand uit het opvoedmilieu. Als je inspiratie nodig hebt kun je eerst nog eens kijken op de website www.opvoeden.nl. Hier vind je veel informatie voor verschillende leeftijdscategorieën.


Opvoedmilieus en welbevinden

.

b. Leg uit waarom je voor dit prentenboek gekozen hebt.

fb

.v

c. Welke tip of welk advies zou je mee willen geven aan de persoon, die in het opvoedmilieu hiermee aan de slag gaat?

ht

Ed

u’ Ac

tie

d. Kies een opvoedmilieu dat belangrijk is voor jongeren tussen de 12 en 19 jaar. Kies ook hier een onderwerp dat je bespreekbaar wilt maken. Maak een stripverhaal voor deze jongeren, dat zich afspeelt binnen het gekozen opvoedmilieu en waarin het te bespreken onderwerp centraal staat of wordt aangekaart. Je mag het stripverhaal zelf tekenen of maken met behulp van een digitaal programma, zoals Tondoo. Vergeet niet je verhaal ook een titel te geven.

C

op

yr

ig

Voorbeeld stripverhaal.

Opdracht 5 Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden <

Als de strips af zijn bekijk je elkaars strips in groepen van vier. Geef elkaar feedback op het stripverhaal. Let daarbij op de volgende punten: • Komt het gekozen onderwerp duidelijk naar voren? • Is het opvoedmilieu duidelijk? • Is het verhaal en taalgebruik aansprekend voor de doelgroep? • Is de stijl aansprekend voor de doelgroep? Welke feedback heb jij op jouw stripverhaal gekregen?

Pestgedrag vanuit verschillende opvoedmilieus bekeken Verdiep je voordat je aan de slag gaat met deze opdracht extra in het onderwerp pesten. Bekijk de informatie op websites als stoppestennu.nl of pestweb.nl.

21


Opvoedmilieus en welbevinden

Lees de casus.

Situatie van Sanne (9)

u’ Ac

tie

a. Welke opvoedmilieus zijn bij deze casus betrokken?

fb

.v

.

Sanne is een meisje van 9. Ze is enig kind en woont bij haar ouders thuis. Haar ouders werken, maar hebben voor Sanne geen opvang geregeld. Ze zit veel alleen thuis. Met een zak chips voor de tv. Er zijn duidelijke signalen van verwaarlozing. Sanne heeft een laag gevoel van eigenwaarde. Ze is erg onzeker. Op school wordt ze vaak gepest. Kinderen sluiten haar buiten, noemen haar ‘varkentje’ en geven haar steeds van alles de schuld. Sannes zelfbeeld wordt steeds negatiever. Ze voelt zich machteloos en eenzaam. Af en toe gaat ze naar haar oma. Daar voelt ze zich nog het meest op haar gemak.

Ed

b. Sanne heeft uiteindelijk haar oma in vertrouwen genomen en haar vertelt over het pesten op school. Oma trekt aan de bel bij de schoolleiding. Er wordt een gesprek georganiseerd met de betrokken partijen: 1. de docent van Sanne 2. Sanne zelf 3. de moeder van Sanne 4. Sannes oma. Speel dit gesprek uit in een rollenspel. Verdeel de rollen en leef je in in de persoon en situatie. Het gaat er om dat je de situatie van verschillende opvoedmilieus kunt bekijken. Probeer in het gesprek tot een aanpak te komen om het pesten te stoppen.

C

op

yr

ig

ht

Maak met de uitkomsten van het gesprek en jouw eigen ideeën een overzicht van welke acties de betrokken partijen kunnen ondernemen om pesten te stoppen.

22


Beschermende factoren en risicofactoren

.

Beschermende factoren en risicofactoren

.v

Inleiding

Ed

u’ Ac

tie

fb

Bij opvoeden en opgroeien in een buurt spelen veel factoren een rol. Die bepalen ook hoe de balans staat tussen draagkracht en draaglast in de gezinnen. Hebben die factoren een positieve invloed, dan zijn het beschermende factoren. Risicofactoren verzwaren juist de draaglast in gezinnen. Deze opdrachten helpen je om zicht te krijgen op risico- en beschermende factoren en de wisselwerking daartussen.

Te veel risicofactoren kunnen de draaglast zo groot maken dat ondersteuning nodig is.

ht

Leerdoelen

yr

ig

Je kunt: • het balansmodel met beïnvloedende factoren uitleggen met de begrippen ‘draaglast’ en ‘draagkracht’ • uitleggen wat beschermende factoren zijn en voorbeelden benoemen • uitleggen wat risicofactoren zijn en voorbeelden benoemen • aangeven welke factoren nog meer van invloed zijn bij opvoeding en ontwikkeling.

Opdracht 1

C

op

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren <

Draaglast en draagkracht a. Wat zijn risicofactoren bij de opvoeding en ontwikkeling?

b. Welke invloed hebben beschermende factoren?

23


Beschermende factoren en risicofactoren

tie

d. Geef twee voorbeelden van een beschermende gezinsfactor.

fb

.v

.

c. Beschrijf in eigen woorden wat de begrippen draaglast en draagkracht inhouden voor een gezin en welke relatie dit heeft met beschermende factoren en risicofactoren. Illustreer dit met een voorbeeld.

u’ Ac

e. Geef twee voorbeelden van een risicovolle kindfactor.

ig

ht

Ed

f. Als je het balansmodel bekijkt zie je dat risicofactoren in de regel onder draaglast vallen en beschermende factoren onder draagkracht. Denk na over de vraag of het ook andersom kan. Kan een beschermende factor de draaglast vergroten? En kan een risicofactor de draagkracht ten goede komen? Maak je antwoord duidelijk met voorbeelden.

Opdracht 2

Het balansmodel laat zien dat de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren processen zijn waarop veel factoren van invloed kunnen zijn. Het balansmodel brengt de beschermende- en de risicofactoren voor de opvoeding en ontwikkelingen van kinderen en jongeren in kaart. Je gaat nu zelf aan de slag met het balansmodel.

C

op

yr

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren <

Balansmodel

Filmpje Huiselijk geweld: Het verhaal van Joan <

24


Beschermende factoren en risicofactoren

Draagkracht

Ontwikkelings-, opvoedings- en levenstaken

Kind,- ouder- en gezinsvaardigheden

Risicofactoren

Beschermende factoren

fb

.v

Draaglast

.

a. Kijk eens terug naar de plek (buurt en gezin) waar je zelf bent opgegroeid. Zet voor je zelf de beschermende factoren en risicofactoren op een rij die een rol speelden tijdens jouw ontwikkeling in de periode dat je op de basisschool zat.

I Individuele kenmerken

II Sociale kenmerken

u’ Ac

Gezin

tie

Persoon

Ed

Peergroup/vrienden

School/opvang

ht

Buurt

Samenleving

Bekijk het filmpje Huiselijk geweld: Het verhaal van Joan. b. Vul nu het balansmodel voor de situatie van Joan zo compleet mogelijk in. Wat zijn in Joans situatie beschermende en risicofactoren?

C

op

yr

ig

III Maatschappelijke kenmerken

25


Beschermende factoren en risicofactoren

Draagkracht

Ontwikkelings-, opvoedings- en levenstaken

Kind,- ouder- en gezinsvaardigheden

Risicofactoren

Beschermende factoren

fb

.v

Draaglast

.

Kijk goed naar de kenmerkende factoren, gaat het om individuele kenmerken (van Joan zelf), is het een sociaal kenmerk (komt het door het gezin, de peergroup, de school/opvang of de buurt) of is het een maatschappelijk kenmerk?

I Individuele kenmerken

II Sociale kenmerken

u’ Ac

Gezin

tie

Persoon

Ed

Peergroup/vrienden

ig

ht

School/opvang

Buurt

C

op

yr

III Maatschappelijke kenmerken

Opdracht 3

Website Pratenonline <

26

Samenleving

Online hulpverlening Wanneer je als jongere last hebt van problemen en depressiviteit, kun je ook online al veel hulp vinden in de vorm van tips en adviezen en chatten om je hart te luchten. De Website Pratenonline is hier een voorbeeld van. Bezoek deze website en beantwoord de vragen. a. Voor welke leeftijdsgroep is de website bedoeld?


Beschermende factoren en risicofactoren

b. Hoe biedt deze website jongeren hulp?

.v

.

c. Wat vormt een risicofactor bij deze onlinevorm van hulpverlening?

tie

fb

d. Zoek zelf nog een paar websites voor online hulpverlening. Beschrijf ze hieronder en geef aan voor wie ze bedoeld zijn en wat voor hulp de site biedt.

C

op

yr

Website Prezi <

ig

Document Iedere stem telt: raadpleging in de wijk <

In deze opdracht doe je onderzoek naar de beschermende factoren en risicofactoren in een wijk. Je gaat hiervoor een wijkwandeling maken waarbij je kinderen en jongeren gaat aanspreken en vragen stelt. • Verdiep je voorafgaand (via internet) in de buurt waar je naartoe gaat en oriënteer je op de faciliteiten die er zijn voor de jeugd. • Stel twee vragenlijsten op: een voor kinderen van 4 – 12 jaar en een voor jongeren van 12 – 21 jaar. Bekijk het document 'Iedere stem telt: raadpleging in de wijk'. Dit zijn voorbeelden van vragenlijsten waar je ideeën kunt opdoen. • Ga eerst in tweetallen op zoek naar informatie over de leefomstandigheden in de buurt, die belangrijk zijn voor kinderen (4 tot en met 12 jaar). • Bedenk minimaal tien vragen die je hierover tijdens de wijkwandeling aan de kinderen zou kunnen stellen, schrijf deze op. • Ga als viertal bij elkaar zitten en vergelijk de vragen met elkaar. Kies gezamenlijk welke tien vragen jullie het best vinden. Deze vragen gebruiken jullie voor de vragenlijst voor de buurtwandeling. • Doe hetzelfde voor jongeren (12- 21 jaar). Kies ook hier de tien beste vragen voor de vragenlijst. • Werk de vragen uit in een vragenlijst die gemakkelijk in te vullen is tijdens de wijkwandeling. • Maak gezamenlijk een lijst met aandachtspunten waar je gaat letten tijdens de wijkwandeling. Maak onderscheid tussen de risico- en beschermende factoren. • Werk de aandachtspunten uit in een schema dat je gemakkelijk in kunt vullen tijdens de wijkwandeling. Je kunt onderweg ook foto’s maken. • Verwerk na afloop jullie informatie in een presentatie (bijvoorbeeld PowerPoint of Prezi). Wat zijn jullie conclusies? Welke opvallende zaken waren er? Welke verbeteringen zien jullie voor de buurt? • Presenteer jullie bevindingen aan de groep.

Ed

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren <

Buurtonderzoek

ht

Opdracht 4

u’ Ac

e. Zou je zelf gebruikmaken of heb je weleens gebruikgemaakt van online hulpverlening? Wat vind jij hiervan?

27


Beschermende factoren en risicofactoren

Bij het indelen van zowel risicofactoren als beschermende factoren, wordt onderscheid gemaakt in niveaus. Er spelen factoren vanuit het kind, het gezin en de omgeving. Beschrijf voor ieder niveau een aantal onderwerpen/voorbeelden die vallen onder risicofactoren of beschermende factoren. Je mag hiervoor informatie zoeken op internet. Bespreek de voorbeelden met elkaar in de groep.

.

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren <

Verschillende factoren

Niveau

Risicofactoren

Beschermende factoren

fb

Kind

tie

Gezin

a. Hoe groot is het probleem van huiselijk geweld?

b. Wat kun je zeggen over de balans tussen draaglast en draagkracht in gezinnen waar kindermishandeling voorkomt?

c. Wat zijn kernwoorden bij het omgaan met signalen van huiselijke geweld of kindermishandeling voor jou als hulpverlener?

ig

Website Voor een veilig thuis <

Bekijk het filmpje Huiselijk geweld en kindermishandeling: hoe te herkennen? en beantwoord de vragen.

Ed

Filmpje Huiselijk geweld en kindermishandeling <

Signaleren van huiselijk geweld

ht

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren <

u’ Ac

Omgeving

Opdracht 6

.v

Opdracht 5

d. Wat betekent: ‘It takes a village to raise a child’?

C

op

yr

Website Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling <

28

Bezoek de website Voor een veilig thuis en de website Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. e. Jij bent een medewerker van een buurthuis en vermoedt na gesprekken met een kind, huiselijk geweld. Welke stappen kun je het beste doorlopen volgens de Meldcode?


Interventies in de buurt

Interventies in de buurt

.

Inleiding

u’ Ac

tie

fb

.v

Interventies zijn actieve en geplande ingrepen om het functioneren van een groep te verbeteren. Wanneer je een interventie in een gezin doet is het belangrijk dat je weet wat de draagkracht en draaglast van een gezin is, om te achterhalen wat het gezin aan kan. Wanneer dit in kaart is gebracht kan er een geschikte interventie gekozen worden. In deze opdrachten ga je daar zelf mee aan de slag.

Ed

Buurtbewoners kunnen elkaar goed ondersteunen in taken die plaats vinden in de wijk.

Leerdoelen

ig

ht

Je kunt: • uitleggen wat bedoeld wordt met gezinsinterventies • de wisselwerking tussen preventie en interventie uitleggen met een voorbeeld • uitleggen hoe je met interventies het sociale netwerk van gezinnen kunt versterken • voorbeelden geven van interventies gericht op verschillende opvoedmilieus • uitleggen wat verstaan wordt onder pedagogische civil society.

Interventie en preventie a. Beschrijf met eigen woorden wat interventies zijn.

yr

Opdracht 1

C

op

Theoriebron Interventies in de buurt <

b. Wat is het verschil tussen preventie en interventie? Geef van beiden een voorbeeld.

Website Opvoeden <

Website ZonMw <

29


Interventies in de buurt

c. Zoek op internet naar informatie over de training Rots en Water. Voor welke leeftijdsgroep is deze training bedoeld?

.v

.

d. Wat is het voor training?

fb

e. Binnen welk opvoedmilieu wordt de training vooral ingezet?

tie

f. Wat is het doel van deze training?

u’ Ac

g. Is deze training bedoeld als preventie of interventie?

ht

Ed

Er zijn veel programma’s en projecten opgezet met een preventief doel. Op de website ZonMw zijn er veel te vinden. Zoek onder het thema ‘jeugd’ naar preventieprogramma’s of projecten en kies er samen een uit waarin je je verder wilt verdiepen. Je kunt ook kiezen voor een project of programma bij jou in de buurt. Kijk daarvoor op de Website Opvoeden. h. Schrijf de belangrijkste gegevens uit dit project op, zodat je er straks je klasgenoten over kunt vertellen.

Licht jullie uitgekozen programma of project toe. Waarom hebben jullie hiervoor gekozen? Wat is de naam van het project, voor wie is het bedoeld en waarom denken jullie dat dit wel (of niet) een effectief programma is?

C

op

yr

ig

i.

30


Interventies in de buurt

Theoriebron Interventies in de buurt <

Gezinsinterventies a. Bekijk het filmpje ReSet - Thuisbegeleiding met effect Onder wat voor type interventie valt ReSet?

.

Opdracht 2

fb

d. Wat is het uitgangspunt van deze methode?

e. Wat maakt deze vorm van interventie laagdrempelig?

u’ Ac

Filmpje De databank Effectieve sociale interventies in beeld <

c. Wat is het kernpunt van deze interventie?

tie

Filmpje ReSet Thuisbegeleiding met effect <

.v

b. Voor wie is ReSet bedoeld?

f. Noem nog twee andere vormen die een alternatief bieden voor specialistische hulpverlening. Sociale netwerk versterken.

ht

Ed

Binnen het sociale werkveld zijn er veel verschillende soorten interventies, inzetbaar voor uiteenlopende situaties. Het maken van een keuze voor een geschikte interventie is niet altijd eenvoudig. Om hulpverleners hierin tegemoet te komen heeft Movisie, het kenniscentrum en adviesbureau voor het sociaal domein, verschillende effectieve interventies verzameld in een databank. Bekijk hierover het filmpje De databank Effectieve sociale interventies in beeld.

Familie Havertong in de problemen

C

op

yr

ig

Nesselande is een relatief jonge Vinex-wijk bij Rotterdam. Hier woont moeder Jennifer Havertong (makelaar van beroep) met haar twee dochters Cindy (11) en Tara (9). De vader van het gezin heeft een half jaar geleden een punt achter de relatie gezet. Hier is een hoop strijd aan vooraf gegaan. Zonder rekening te houden met hun dochters. Sinds de vader weg is, is er meer rust gekomen in huize Havertong. Cindy en Tara komen vaak in het buurthuis waar jij werkt. Dat was al zo voordat hun vader wegging. Je bent dus aardig op de hoogte van de situatie van de meiden. Je had je eerder al eens afgevraagd of je aan de bel moest trekken door de ruzies thuis, maar juist toen vertrok de vader. Het enige wat de meiden van hem weten is dat hij een nieuwe vriendin heeft waarmee hij naar Suriname is vertrokken. Moeder Jennifer heeft nog altijd geen alimentatie van hem ontvangen, waar ze steeds door overstuur raakt. Want hoewel ze een prima baan heeft, is de hypotheek bijna niet op te brengen alleen en dat leidt binnen het gezin tot steeds meer problemen. Cindy vertelt dat ze niet meer naar muziekles mag en ook zus Tara heeft haar hockeyclub vaarwel moeten zeggen. De hele situatie leidt tot frustratie en bij moeder Jennifer tot veel stress. Er zijn opnieuw steeds vaker ruzies thuis. Je merkt aan de kinderen dat moeder de situatie eigenlijk niet meer de baas kan. Als Cindy kort daarop laat doorschemeren dat haar moeder haar heeft geslagen, besluit je dat het tijd is om in actie te komen.

31


Interventies in de buurt

g. Wat doe je als eerste?

.v

.

h. Is er acuut gevaar?

Welke problemen spelen in het gezin? Geef aan met steekwoorden.

j.

Zoek naar een geschikte interventie die een oplossing zou kunnen bieden voor het gezin Havertong. Je kunt hiervoor de website van Movisie raadplegen (klik op interventies), maar ook het Nederlands Jeugdinstituut heeft op de website een databank waarin je kunt zoeken naar interventies. Vergelijk samen een aantal mogelijke interventies. Welke vinden jullie het meest geschikt en waarom?

Ed

u’ Ac

tie

fb

i.

C

op

yr

ig

ht

k. Vergelijk de gekozen interventies van de andere studentengroepjes en bespreek de verschillen met elkaar. Wat is jouw conclusie?

32


Interventies in de buurt

Artikel Vroeg ingrijpen voorkomt jeugdcriminaliteit <

.

.v

Artikel Wat houdt radicalisering in? <

Kies of bedenk in groepjes van drie een preventieve interventie voor jongeren uit een achterstandsbuurt in Rotterdam. Maak een keuze uit een van deze onderwerpen: 1. Radicalisering Lees het artikel Wat houdt radicalisering in? 2. Jeugdcriminaliteit Lees het artikel Vroeg ingrijpen voorkomt jeugdcriminaliteit. 3. Loverboys Bekijk het filmpje Spinnenweb door Scharlaken Koord & Xtase (Lyrische Hoogstand) ft Leon (De Alliantie). Zoek zelf aanvullende informatie over jullie gekozen onderwerp. Beantwoord de vragen. a. Welk onderwerp hebben jullie gekozen en waarom?

fb

Theoriebron Interventies in de buurt <

Preventief werken

tie

Opdracht 3

b. Wat kun je vertellen over de aard, ernst en omvang van dit probleem?

u’ Ac

Filmpje Spinnenweb <

ht

Ed

c. Onderzoek welke maatregelen er zijn om deze problemen te voorkomen. Wat zijn jullie te weten gekomen?

C

op

yr

ig

d. Maak samen een poster voor de jongeren uit de achterstandsbuurt met een preventieve functie. De poster moet opgehangen kunnen worden op scholen in de buurt en in het buurthuis bijvoorbeeld. Let bij je poster op taalgebruik en vormgeving, deze moet passend zijn bij de doelgroep. Zorg voor goede, pakkende kreet. Maak je poster op A3-formaat (dat zijn twee A4-tjes). De poster moet passende informatie bevatten voor de doelgroep waar je deze voor maakt. e. Denk met elkaar na over wat je nog meer zou kunnen doen aan preventie voor jullie gekozen onderwerp en wat je nog niet bent tegengekomen in je onderzoek. Betrek hierin ook de sociale omgeving.

33


Interventies in de buurt

Opdracht 4

De wijkveiligheid vergroten

.

a. Om de wijkveiligheid te vergroten wordt in veel dorpen en steden gewerkt met buurtcoaches en straatcoaches. Bekijk de informatie over de functie van de buurtcoach op de website Buurtplein. Wat doet de buurtcoach?

Website Buurtplein <

fb

b. Hoe kunnen buurtcoaches de beschermende factoren binnen een buurt vergroten?

tie

Artikel Straatcoaches als tovermiddel <

.v

Website SAOA <

u’ Ac

c. Bekijk ook de informatie over het werk van straatcoaches. Bezoek daarvoor de website van SAOA. Op welke twee pijlers is de aanpak van SAOA gericht?

Ed

d. Hoe gaan de straatcoaches om met jongeren volgens de site?

e. Hoe zijn straatcoaches te herkennen?

ig

ht

f. Waarin verschilt het werk van de straatcoach van dat van de buurtcoach?

C

op

yr

g. Wanneer worden er gezinnen bezocht?

34

h. De interventiemedewerkers stellen een contract op samen met de ouders/opvoeders en de jongeren om afspraken te maken. Denk je dat het werk van SAOA voldoende is om de jeugdoverlast aan te pakken? Leg je antwoord uit.


Interventies in de buurt

De straatcoaches van SAOA kwamen niet altijd positief in het nieuws. Lees het artikel Straatcoaches als tovermiddel. In het artikel zegt de plaatselijke politieke partij SP dat de stichting de straatcoach als tovermiddel ziet bij probleemjeugd. De SP is niet tevreden over de stichting. Welke argumenten geven zij?

j.

Wat concludeer je uit de reactie van de directeur van de stichting op dit nieuws?

Theoriebron Interventies in de buurt <

Civil Society

Verdiep je wat verder in het begrip pedagogische civil society. a. “Professionele organisaties als Centra voor Jeugd en gezin zouden veel meer gebruik kunnen maken van wat er al is aan infrastructuur in de pedagogische civil society.” Dit citaat is afkomstig uit de publicatie ‘Pedagogische Civil Society voor beginners’ van het Verwey-Jonker instituut. Waarop is deze uitspraak gebaseerd?

u’ Ac

Opdracht 5

tie

fb

.v

.

i.

Ed

Document Pedagogische civil society voor beginners <

yr

ig

ht

b. Veel professionele organisaties doen hun best om burgerbetrokkenheid te stimuleren en daarmee de pedagogische civil society te vergroten. Als resultaat daarvan zijn veel vrijwilligers werkzaam bij professionele instellingen. Geef hiervan een paar voorbeelden.

C

op

Overlast op straat Je bent werkzaam binnen een wijkteam in een achterstandswijk van een grote stad. Kinderen, ook jonge kinderen, spelen er tot laat buiten op straat. Niemand lijkt zich veel om hen te bekommeren. Omdat er ook niet heel veel te doen is voor ze halen ze regelmatig kattenkwaad uit. Maar bij sommige kinderen gaat dat kattenkwaad over in een vorm van lichte criminaliteit en agressie. Buurtbewoners klagen dat het van kwaad tot erger gaat. ‘Zeker nu het zomervakantie is, is het helemaal erg’, zegt een oudere bewoonster. ‘Ze hangen maar wat rond de hele dag. En slapen doen ze volgens mij ook nooit.’

35


Interventies in de buurt

fb

.v

.

c. Beschrijf hoe je vanuit het begrip ‘pedagogische civil society’ invulling zou kunnen geven aan een oplossingsgerichte aanpak voor de situatie in deze wijk die tot problemen leidt. Bekijk hiervoor ook de tips die in de publicatie ‘Pedagogische Civil Society voor beginners’ worden gegeven.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

tie

d. Welke effecten verwacht je van deze aanpak?

36


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 2

u’ Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ht

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

yr

ig

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

C

op

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Opdracht 3

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

37


Reflecteren

.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Samenwerken

tie

Opdracht 4

fb

.v

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

u’ Ac

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

C

op

yr

ig

ht

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

38


Theoriebron Opvoedingsstijlen

.

Theoriebron Opvoedingsstijlen

.v

Inleiding

Ed

u’ Ac

tie

fb

Opvoeding is vooral de taak van ouders of verzorgers. Er zijn echter nog meer mensen betrokken bij de opvoeding van kinderen en jongeren. Denk aan leerkrachten die dagelijks met de kinderen omgaan en de trainer op het sportveld. Ieder mens geeft anders invulling aan de opvoeding. Niet alleen omdat iedereen anders is en andere normen en waarden heeft, maar ook omdat opvoeders vanuit verschillende rollen betrokken zijn bij de opvoeding. Psychologe Rita Kohnstamm onderscheidt vier globale opvoedingsstijlen, die in het professionele werkveld het meest gebruikt worden. Als sociaal-cultureel werker heb je vaak met kinderen en jongeren te maken en is het belangrijk dat je deze verschillende opvoedingsstijlen (her)kent.

ht

Iedere ouder kiest een opvoedingsstijl die bij hem of haar past.

ig

Manieren van opvoeden

C

op

yr

In de opvoedingsstijl zie je de ouder-kind relatie terug. Het zegt iets over de manier van corrigeren, over de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van het kind en hoe ouders en kinderen met elkaar omgaan. Welke opvoedingsstijl een ouder kiest, hangt nauw samen met iemands eigen karakter en culturele achtergrond. Ouders voeden vaak hun kinderen hetzelfde op als hoe ze zelf opgevoed zijn. Soms kiezen ouders bewust voor een andere opvoedingsstijl, omdat ze hun eigen opvoeding als negatief hebben ervaren. Toch zullen ook hier onbewust kenmerken van hun eigen opvoeding terugkomen. De methodiek die je kiest wanneer je professioneel gaat begeleiden, zal moeten aansluiten bij het gezin. Soms vraagt dit om een aanpak die je zelf persoonlijk niet zou kiezen. Het is dan belangrijk om je eigen mening of (voor)oordelen los te laten en te handelen in het belang van het kind en gezin. Je zult altijd zo veel mogelijk aansluiting zoeken bij de gewoonten van het gezin, zolang dit het kind niet schaadt.

39


Theoriebron Opvoedingsstijlen

De autoritaire opvoedingsstijl

tie

fb

.v

.

De autoritaire opvoedingsstijl kenmerkt zich door sterke gezagsverhoudingen. Ouders bepalen de regels, waar kinderen zich aan moeten houden. Overtreden kinderen deze regels dan volgen (soms fysieke) straffen. Deze opvoeders zijn vaak empathisch naar hun kinderen en houden sterk vast aan de eigen opgelegde regels en leefpatronen. Of die wel of niet passen bij de aard van het kind, is een vraag die binnen de autoritaire opvoedingsstijl niet aan bod komt. Het duidelijke machtsverschil veroorzaakt een afstand tussen ouders en kinderen. Hierdoor zijn niet alle onderwerpen bespreekbaar binnen de gezinnen. Zeker in de adolescentie leidt deze opvoedingsstijl vaak tot problemen bij deze kinderen. Enerzijds wil het kind zelfstandigheid ontwikkelen, anderzijds zet de beperkende invloed van de ouders daar een rem op. Vaak leidt dit tot probleemgedrag dat zich naar buiten (lastig, agressief), of naar binnen (angstig, depressief) richt.

u’ Ac

De verwaarlozende opvoedingsstijl

Ed

Sommige ouders zijn bijzonder weinig betrokken bij de opvoeding van hun kind. Ze tonen nauwelijks tot geen belangstelling voor hun kinderen en er is weinig emotionele binding. Ouders weten vaak niet welke vrienden en welke interesses hun kinderen hebben. Ze stellen geen regels, het kind krijgt alle vrijheid. Dat leidt binnen sommige gezinnen tot mooie talentontdekkingen. Als ouders hun kind niet stimuleren of het talent niet herkennen, kan dit leiden tot onzekerheid en ongewenst aandachttrekkend gedrag. Het kind wordt aan zijn lot overgelaten en moet zijn eigen weg maar vinden. Er is geen sturing en het kind ontwikkelt nauwelijks morele waarden. Mogelijk krijgt het kind foute vriendjes. Het gebrek aan leren omgaan met regels en autoriteit levert in schoolse situatie en ook op latere leeftijd in werksituaties vaak problemen op. Dan moeten kinderen leren om regels te accepteren en zich daarnaar te gedragen.

ht

De verwennende opvoedingsstijl

C

op

yr

ig

Dit is de toegeeflijke of permissieve opvoedingsstijl. Weer een andere benaming is Laissez-faire, wat ‘laten gaan’ betekent. Ouders nemen weinig verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Ze zijn toegeeflijk, het kind krijgt vrijwel altijd zijn zin en is daarmee min of meer de baas. Kinderen hebben wel een emotionele band met hun ouders. De ouders stellen weinig regels en verbinden geen consequenties aan het gedrag van hun kinderen. Doordat het gedrag van het kind niet wordt gecorrigeerd, weet het ook niet welk gedrag gewenst is. De ouders die deze opvoedingsstijl gebruiken, zien kinderen als gelijkwaardige medemensen en laten kinderen zelf keuzes maken. Deze kinderen zijn niet gewend om gecorrigeerd te worden op hun gedrag en feedback te ontvangen. Op school of werk kan dit leiden tot problemen.

De autoritatieve opvoedingsstijl Binnen de autoritatieve (of democratische) opvoedingsstijl voelen kinderen zich liefdevol gesteund. Ouders zijn consequent in hun handelen en daarom soms wel streng, maar ze zijn ook flexibel in bijzondere situaties. Ze stimuleren hun kinderen en tonen zich warm en begripvol. Ze hebben oog voor de behoeften van hun kinderen. Deze kinderen krijgen duidelijke en beargumenteerde grenzen en leren dat overtreding hiervan consequenties heeft, zonder dat ze hoeven te vrezen voor het verlies van liefde en respect van hun ouders.

40


Theoriebron Opvoedingsstijlen

fb

De vergelijking tussen opvoedingsstijlen

.v

.

Deze opvoedingsstijl stimuleert de zelfstandigheid en het zelfvertrouwen van het kind. Er is wederzijds respect en onderwerpen zijn meestal bespreekbaar. De kinderen die op deze manier worden opgevoed zijn opgewassen tegen negatieve invloeden vanuit hun omgeving. Er wordt veel overlegd tussen ouder en kind. De keerzijde hiervan is dat kinderen soms te mondig worden en over alles willen onderhandelen. De autoritatieve opvoedingsstijl vraagt veel tijd, geduld en energie van ouders.

De liefde en leiding in de opvoeding zijn de belangrijkste factoren waarin de opvoedingsstijlen van elkaar verschillen. Bekijk het schema. Veel warmte

tie

Weinig warmte Verwaarlozende opvoedingsstijl

Veel sturing

Autoritaire opvoedingsstijl

Verwennende opvoedingsstijl

Autoritatieve opvoedingsstijl

u’ Ac

Weinig sturing

C

op

yr

ig

ht

Ed

De perfecte opvoedingsstijl bestaat niet. Elke opvoedingsstijl heeft positieve en negatieve punten. Het is vooral belangrijk dat de opvoedingsstijl aansluit bij de behoeften van het kind. Deze behoefte komt voort uit het leerniveau, de eventuele stoornissen en de gezinssituatie. Als sociaal werker kun je de opvoedsituatie pas goed inschatten als je deze factoren in beeld hebt gebracht en samen met het kind en de ouders de opvoedbehoefte hebt besproken.

41


Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden

.

Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden

.v

Inleiding

Ed

u’ Ac

tie

fb

De opvoeding van het kind en de jongere gebeurt niet alleen door ouders. Ieder gezin maakt deel uit van een groter geheel. Denk aan de buurt, peuterspeelzalen, scholen en (sport)verenigingen vormen. Deze leefomgeving speelt een belangrijke rol bij de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren. Die omgeving noemen we het opvoedmilieu. We onderscheiden vier opvoedmilieus: het gezin, opvang en onderwijs, georganiseerde vrije tijd en de publieke ruimte.

ht

Verschillende opvoedmilieus dragen bij aan de ontwikkeling van kinderen.

ig

Het gezin

C

op

yr

Het gezin is de gezinssituatie waarbinnen het kind opgroeit. Elk kind heeft behoefte aan een veilige en stabiele gezinssituatie. Een jong kind in het bijzonder, heeft behoefte aan snelle reacties als het vraagt om aandacht. Als de ouders of verzorgers deze snelle reactie geven voelt het kind zich veilig en kan het zich op een positieve manier gaan hechten. Wanneer het verder opgroeit is het belangrijk dat er duidelijke regels zijn. Als de kinderen ervaren dat er duidelijke regels zijn, kunnen zij de wereld gaan ontdekken vanuit een veilige situatie. Ook in de pubertijd is de stabiliteit in de gezinssituatie van belang, omdat deze bijdraagt aan een gezonde experimentele ontwikkeling van het kind. Het kind voelt de veiligheid om met de opvoeders of ouders in gesprek te gaan, zonder dat deze het kind afwijzen om zijn gedrag.

Opvang en onderwijs Na het gezin is vooral de school en opvang een belangrijk opvoedmilieu, omdat kinderen daar veel tijd doorbrengen. In de opvang en op school worden kinderen zich meer en meer bewust van de verschillen tussen zichzelf en andere kinderen. Een kind maakt kennis met verschillende culturen en opvoedsituaties. Ook leert het vaardigheden die nodig zijn om

42


Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden

zichzelf te handhaven en zich verder te ontplooien. Professionele begeleiders en leerkrachten houden die ontwikkeling nauwlettend in de gaten en kunnen achterstanden of ontwikkelingsproblematiek op tijd in kaart brengen.

tie

Georganiseerde vrije tijd

fb

.v

.

Als kinderen op de basisschool te weinig stimulatie ontvangen of juist worden overschat, kan dit leiden tot ernstige ontwikkelingsproblematieken. Wanneer ze op de juiste manier voldoende worden gestimuleerd, zullen ze doorstromen naar vervolgonderwijs dat past bij hun niveau. Ook hier vindt een belangrijk deel van de verdere vorming plaats. Hier doen ze de kennis en vaardigheden op die ze nodig hebben in hun werkzame leven en de maatschappij. Het leren werken en opdoen van werkervaring met een bijbaan, zorgt ervoor dat kinderen de betekenis van geld leren kennen en leren omgaan met autoriteit en verantwoordelijkheid.

Ed

u’ Ac

Hieronder vallen vrijetijdsvoorzieningen, zoals sportclubs, buurthuizen, verenigingen en culturele instellingen. Veel kinderen zijn na schooltijd nog actief in clubs of verenigingen. De een zit op ballet, de ander doet aan schaken, heeft muziekles, is lid van de scouting of zit op voetbal. Al die clubs en verenigingen doen een beroep op de talentontwikkeling van het kind. Vaak in groepsverband, waarin kinderen werken aan sociale vaardigheden en competenties als resultaatgerichtheid, creativiteit, competitie en samenwerken. Binnen groepen kunnen kinderen zowel positieve als negatieve ervaringen opdoen. In de omgang met leeftijdgenoten kunnen ze bijvoorbeeld te maken krijgen met pestgedrag of zelf negatief sociaal gedrag ontwikkelen. Tussen de 5 en 12 jaar gaan kinderen hun eigen vrienden kiezen. Door het spelen bij vrienden maken zij kennis met verschillende opvoedsituaties. Vaak leggen ze op jonge leeftijd de basis voor hechte en langdurige vriendschappen. Die vriendschappen zijn belangrijk, omdat zij ervoor zorgen dat het kind peerfeedback kan vragen en leert reflecterend te kijken naar zijn eigen gedrag.

ht

Publieke ruimte

yr

ig

De publieke ruimte is de openbare ruimte waar kinderen en jongeren elkaar en anderen ontmoeten. Dit kunnen fysieke plekken zijn in het dorp of de stad, speelplaatsen en hangplekken in de buurt, maar ook de virtuele ruimte valt hieronder: het wereldwijde web. Vooral jongeren brengen veel tijd door in de virtuele publieke ruimte. Hier is de invloed van peergroups het grootst, al vind je deze groepen ook in en rond de andere opvoedmilieus.

C

op

Welbevinden en basisbehoeften Welbevinden is een positieve toestand. ‘Lekker in je vel zitten’, ‘het naar je zin hebben’, ‘je op je gemak voelen’ zijn uitdrukkingen die het begrip welbevinden omschrijven. Kinderen en jongeren die zich prettig en op hun gemak voelen, zijn open, nieuwsgierig, levenslustig, tevreden, ontspannen en vol zelfvertrouwen. Kinderen die het niet naar hun zin hebben, kunnen gesloten, afwerend, lusteloos, ontevreden, gespannen en onzeker zijn. Welbevinden is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Ontwikkelingspsychologe Marielle Balledux (2001) noemt zes basisbehoeften: 1. lichamelijke behoeften: voeding, slaap en beweging 2. behoefte aan affectie en geborgenheid: zowel in het ontvangen als het geven

43


Theoriebron Opvoedmilieus en welbevinden

.v

.

3. behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit: een min of meer voorspelbare omgeving en een herkenbare dagindeling 4. behoefte aan erkenning en waardering: het gevoel als individu waardevol te zijn helpt om een positief zelfbeeld te ontwikkelen 5. behoefte aan ontwikkeling en competentie: uitdagingen aangaan, nieuwe dingen leren en zichzelf als kundig (competent) ervaren 6. behoefte om een goed mens te zijn: graag willen voldoen aan de verwachtingen, normen en regels die gesteld worden in hun omgeving.

fb

Vier basale voorwaarden

C

op

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

tie

Ontwikkelingspsychologe Marianne Riksen-Walraven (1998) komt tot de conclusie dat het leefmilieu van kinderen en jongeren moet voldoen aan vier basale voorwaarden: • veiligheid In een onveilig klimaat kan een kind zichzelf onvoldoende ontwikkelen. • mogelijkheden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties Het verder kunnen ontwikkelen van persoonlijke eigenschappen als veerkracht, flexibiliteit, creativiteit, fantasie en persoonlijke vaardigheden (denk aan talent voor sport of muziek) dragen bij aan een positief zelfbeeld. • mogelijkheden voor het ontwikkelen van sociale competenties Door te leren samenwerken, anderen helpen, omgaan met conflicten en het vermogen om zich in de ander te kunnen verplaatsen, worden kinderen sociaal vaardig. • duidelijke normen en waarden Voor kinderen is het belangrijk dat ze begrip krijgen voor wat wel en niet kan, en waarom. Zij leren zich de normen, waarden en cultuur eigen te maken van de samenleving waar zij deel van uitmaken.

44


Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren

.

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren

.v

Inleiding

Ed

u’ Ac

tie

fb

De ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren zijn processen waarop veel factoren van invloed kunnen zijn. Die factoren zitten in de verschillende eigenschappen of omstandigheden van kinderen, ouders en de omgeving. Wanneer deze een gunstige uitwerking hebben zijn dit beschermende factoren. De minder gunstige eigenschappen of omstandigheden noemen we risicofactoren. Toch is het niet zo dat alle kinderen die opgroeien onder ongunstige omstandigheden problemen krijgen. Risicofactoren kunnen tot op zekere hoogte gecompenseerd worden door beschermende factoren.

Een kind wat goed gehecht is aan ouders, voelt altijd het vertrouwen en de bescherming van de ouder.

ht

Draaglast en draagkracht

C

op

yr

ig

Draaglast zijn alle taken die ouders en kinderen moeten vervullen. Deze taken gaan verder dan alleen de opvoeding en ontwikkeling. Ouders en kinderen hebben op verschillende gebieden levenstaken, zoals het voorzien in primaire levensbehoeften (inkomen, voeding, kleding, huisvesting, huishoudelijke taken). Sommige risicofactoren of gebeurtenissen kunnen extra stress opleveren en daarmee de taken verzwaren en de draaglast vergroten. Voorbeelden hiervan zijn aangeboren problemen van het kind. Ook armoede, werkloosheid, traumatische gebeurtenissen, zoals overlijden of scheiding, kunnen de draaglast vergroten. Een negatieve opvoedings- of onderwijsstijl, negatieve houding van docenten of een onveilig opvoedklimaat kan de draaglast vergroten. Draagkracht is het geheel aan competenties en beschermende factoren van ouders en kinderen, waardoor zij met de taken en bedreigende factoren om kunnen gaan. Voorbeelden hiervan zijn de sociale en pedagogische competenties van ouders, sociale binding aan school of opvang en sociale steun en vriendennetwerk.

45


Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren

Invloeden op opvoeding en ontwikkeling

fb

.v

.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de sociale context waarin mensen leven niet alleen van invloed is op de ontwikkeling en het gedrag van kinderen, maar ook op de manier waarop ouders opvoeden. Denk aan armoede, verpaupering, weinig sociale steun en het ontbreken van sociale cohesie in buurten. De interactie tussen individuele en maatschappelijke (sociale) factoren is van belang voor de ontwikkeling van kinderen. Hierbij gaat het niet alleen om (sociale) gezinsfactoren, maar ook om de buurt, de school, de sport- en/of muziekvereniging, vrienden en vriendinnen (pr-groep) en de bredere samenleving.

Risicofactoren

Ed

u’ Ac

tie

Een risicofactor verkleint of belemmert de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind. Die factoren kunnen liggen bij het kind zelf, in het gezin of in de omgeving. Denk aan ziekte, een handicap, armoede in het gezin, relationele problemen, psychische problemen bij de ouders, integratieproblematiek enzovoort. De kans op een problematische ontwikkeling is gering als het om één risicofactor gaat. Pas als meerdere ongunstige factoren samengaan met onvoldoende beschermende factoren, wordt de kans op ontwikkelings- en gedragsproblemen groter. Naast deze risicofactoren kunnen ook ingrijpende gebeurtenissen de ontwikkeling van een kind negatief beïnvloeden. Denk aan het meemaken van een aardbeving, ongeval of het overlijden van een familielid. Vanuit jouw professie zet je je in om de invloed van de risicofactoren zo veel mogelijk te beperken, zodat het kind optimale groeimogelijkheden krijgt.

Beschermende factoren

ig

ht

Beschermende factoren hebben een gunstige uitwerking op de opvoeding en ontwikkeling van een kind. De beschermende factoren bieden in veel situaties tegenwicht aan de risicofactoren. Ook bij beschermende factoren kun je een onderverdeling maken in kindfactoren, gezinsfactoren en omgevingsfactoren. Een goede vertrouwensband met ouders of andere opvoeders is bijvoorbeeld een beschermende factor. Net als een gezond leefpatroon, fijne vrienden en een positieve schooltijd.

C

op

yr

Balansmodel

46

Het balansmodel brengt de beschermende- en de risicofactoren voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren in kaart. Die factoren zijn in te delen in individueel niveau, sociaal niveau en maatschappelijk niveau. Het balansmodel helpt om de gezinssituatie te analyseren en de benodigde steun of hulp te inventariseren. De begrippen ‘draagkracht’ en ‘draaglast’ zijn van belang om de wisselwerking tussen beschermende- en risicofactoren, tussen ontwikkelingstaken en competenties, tussen de individuele ontwikkeling en de sociale omgeving en tussen de verschillende opvoedmilieus (zoals gezin, school en buurt) in kaart te brengen.


C

op

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

tie

fb

.v

.

Theoriebron Beschermende factoren en risicofactoren

47


Theoriebron Interventies in de buurt

.

Theoriebron Interventies in de buurt

.v

Inleiding

Ed

u’ Ac

tie

fb

Kinderen en jongeren kunnen door alles en iedereen gevormd worden. Ieder gezin maakt deel uit van een groter geheel. Bijvoorbeeld buurtbewoners, peuterspeelzalen, scholen en (sport)verenigingen vormen de leefomgeving. Deze leefomgeving speelt een rol bij de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren. Om verschillende redenen kan een opgroeiend kind probleemgedrag gaan vertonen. Niet in alle gevallen lost zich dit vanzelf op. Dit is het punt waarop de sociaal werker in beeld komt. Met ouders en/of het kind, een sociaal wijkteam of andere professionals kijk je naar welke ingrepen nodig zijn om te komen tot positieve veranderingen. Er zijn vele vormen van interventies. Gericht op het gezin zelf en op andere opvoedmilieus.

ht

Interventies in de buurt kunnen zowel binnen het buurthuis als buiten op straat plaats vinden.

ig

Wat zijn interventies?

C

op

yr

Een interventie kun je omschrijven als een doelbewuste handeling van een (bege)leider van een persoon, groep of organisatie om invloed uit te oefenen op het ontwikkelingsproces van die persoon, groep of organisatie. Je grijpt in om te zorgen dat een problematische situatie kan verbeteren en om de schadelijke gevolgen van die situatie zo veel mogelijk te beperken.

48

Er zijn vele vormen van interventie. VariĂŤrend van intensieve gezinsbegeleiding en methodieken zoals Eigen Kracht-conferenties tot uithuisplaatsingen, en een melding doen bij stichting Veilig Thuis, als je een vermoeden hebt van kindermishandeling. Als sociaal-cultureel werker heb je vooral een signalerende en verwijzende functie. Je voert zelf geen behandelingen uit. Wel zul je vaak deel uitmaken van een sociaal (wijk)team, waarin overleg plaatsvindt over deze onderwerpen. Het is belangrijk dat je op de hoogte bent van de verschillende vormen van interventies en methodieken.


Theoriebron Interventies in de buurt

Preventie en interventie

.v

.

Preventie gaat vaak vooraf aan interventie. Preventie is gericht op het voorkomen van ongewenste situaties en problemen. Vaak is er overlap tussen preventie en interventie. Denk aan een Kanjertraining in het onderwijs. Die heeft een preventieve functie, maar geldt ook voor leerlingen met gedragsproblemen als interventie.

fb

Preventieprogramma’s zijn van grote waarde, omdat zij een grote invloed kunnen hebben op interventies. Denk aan organisaties als de Geestelijke Gezondheidsdienst (GGD) en consultatiebureaus, die de ontwikkeling van kinderen monitoren. Als ontwikkelingsproblematieken op tijd ontdekt worden, kunnen interventies grotere effecten hebben.

u’ Ac

tie

Voor buurten, die te maken hebben met vandalisme, kleine criminaliteit, armoede, taalproblematiek en geweld zijn specifieke preventieprogramma’s ontwikkeld. Met als doel het reduceren van risicofactoren, zodat buurtbewoners meer positieve ontwikkelingsmogelijkheden hebben. De taak van de SCW’er hierin is het vaststellen van de behoefte binnen een wijk en te zorgen voor een passend programma met de juiste persoon als uitvoerder van het programma.

Pedagogische Civil Society

Ed

De pedagogische Civil Society zijn de gemeenschappelijke activiteiten van mensen bij het grootbrengen van kinderen en jongeren. In een goed functionerende pedagogische Civil Society zijn mensen bereid om de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen met elkaar te delen. Ouders, jongeren, buurtbewoners, familieleden, leraren en sportcoaches zijn onderling bij elkaar betrokken wat bevorderend kan zijn voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren.

C

op

yr

ig

ht

Binnen de pedagogische Civil Society kunnen drie vormen van betrokkenheid bij de opvoeding en ontwikkeling worden onderscheiden: • informele steun Wanneer er behoefte aan is, kunnen ouders terugvallen op hun sociale omgeving. Dit kan in de vorm van emotionele steun, maar ook praktische hulp. Informatie geven en ervaringen uitwisselen zijn ook vormen van informele steun. • informele sociale controle Mensen die met elkaar omgaan en elkaar dus kennen, hebben vaak dezelfde sociale normen, zij beïnvloeden elkaars gedrag. Mensen die elkaar kennen zullen elkaar ook eerder aanspreken op gedrag. • intergenerationeel contact Dit is onderling contact tussen kinderen en volwassenen, met uitzondering van het contact dat een kind met zijn of haar ouders heeft. Denk aan de contacten met familie, buren, trainers/begeleiders van sportverenigingen en ouders van vriendjes en vriendinnetjes. Een kind ziet een volwassene vaak als rolmodel, dit contact zal ook invloed hebben op de ontwikkeling van het kind.

Interventies gericht op het gezin Er zijn verschillende interventies om de leef-, woon- of opvoedsituatie van gezinnen te verbeteren. Hier volgt een greep uit de mogelijkheden.

49


Theoriebron Interventies in de buurt

.

u’ Ac

.v

fb

gezinsinterventies binnen de wijk Gezinsinterventies richten zich op verandering die het gezin zelf kan naleven en die zorgen voor een blijvende verandering. Vaak gaan deze interventies binnen een wijk over meerdere gezinnen met eenzelfde wijkproblematiek. Door deelnemers aan elkaar te koppelen kunnen ze elkaar steunen om advies geven en creëren ze hun eigen sociale vangnet. wijkgerichte intensieve gezinsbegeleiding Dit biedt gezinnen met een kind onder de 12 jaar, vatbaar voor delinquent gedrag, een jaar intensieve begeleiding om risicofactoren te verminderen binnen de bestaande situatie. intensieve pedagogische thuishulp Een verzameling van interventies die gaan over intensieve hulp in de dagelijkse leefomgeving. Meestal is deze hulp gericht op het versterken van de opvoedvaardigheden van de ouders. ReSet Begeleidingsmethode die gebruikt maakt van de Eigen Kracht-visie. Stimuleert de aanwezige talenten binnen het gezin en ondersteuning vanuit de omgeving. Wraparound Care Een op maat gemaakt programma met als doel de gezinnen weer of meer grip te laten krijgen op hun eigen situatie. Zelfredzaamheid staat daarbij centraal. Vaak gaat het om gezinnen met langdurige en complexe problemen op verschillende gebieden.

tie

Interventies gericht op buurt en vrije tijd

ig

ht

Ed

Hierbij moet je denken aan interventie- en preventieprogramma’s, die de betrokkenheid van mensen versterken bij lokale organisaties en/of hun buurt en het stimuleren van mensen tot vrijwillige inzet. De bronmethodiek is hier een goed voorbeeld van en sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Wmo en de Civil Society. De bronmethodiek helpt om bewust en gestructureerd contact te maken met de eigen achterban en stimuleert de inzet van vrijwilligers. Dit kunnen ouders zijn van kinderen van een school, leden van een vereniging, bezoekers van een jongerencentrum, buurtbewoners enzovoort. Ook geeft de methode zicht op wensen en behoeften van mensen ten aanzien van de organisatie of buurt. Hiervoor worden persoonlijke gesprekken gevoerd met de betrokken mensen met als doel om een vrijwilligerstaak te zoeken, die past bij de persoon.

Interventies gericht op opvang en onderwijs

C

op

yr

De sociale omgeving van kinderen en jongeren wordt voor een belangrijk deel ook gevormd door de school of opvang en stageadressen en bijbaantjes. Voor scholen zijn veel programma’s die vaak preventief werken, maar ook als passende interventie gelden wanneer jongeren in de problemen komen. Deze programma’s zijn gericht op een duidelijk thema, zoals werken aan sociale vaardigheden, faalangst, weerbaarheid, radicalisering, pestgedrag, alcohol- en verslavingsproblematiek. Goede voorlichting speelt hierbij een belangrijke rol. Er zijn voor uiteenlopende thema’s lespakketten ontwikkeld. Een greep hieruit: • Lekker Fit! Een gedragsveranderingslijn voor meer bewegen en gezonder eten op de basisschool • Leefstijl Een doorlopend sociale vaardigheidsprogramma voor alle leerlingen van groep 1 van het basisonderwijs tot en met de bovenbouw van het voortgezet onderwijs • Levensvaardigheden Lesprogramma voor het aanleren van sociale, emotionele en morele kerncompetenties bij leerlingen in het voortgezet onderwijs

50


Theoriebron Interventies in de buurt

Het versterken van het sociale netwerk

.

•

Ik kies voor zelfcontrole Groepstraining voor kinderen van 8 tot en met 12 jaar met externaliserende gedragsproblemen. En nog vele anderen.

.v

•

tie

fb

Het sociale netwerk van een kind, ouder of gezin bestaat uit al die mensen waarmee zij duurzaam een relatie onderhouden. Daarbij gaat het niet alleen om het aantal mensen waarmee zij een relatie hebben, maar ook om een gevoel van verbondenheid; het gevoel ergens bij te horen en zich vertrouwd te voelen met andere mensen. Het sociale netwerk van personen biedt praktische ondersteuning, psychologische of emotionele ondersteuning en heeft een normatieve functie (rolmodel). De invloed van het sociale netwerk is groot en het is dan ook niet voor niets, dat het een belangrijke rol vervult bij interventies om een positieve verandering op gang te brengen.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u’ Ac

Soms is het nodig om het sociale netwerk te vergroten en te benutten. Dit gebeurt door het uitvoeren van activiteiten. Het kan om allerlei soorten activiteiten gaan, waarbij zowel professionals en vrijwilligers als het gezin en het bestaande sociale netwerk het initiatief kunnen hebben. Praten over problemen, stoom afblazen, boodschappenservice, een maatje of buddy als back-up; het zijn een paar voorbeelden van activiteiten vanuit het sociale netwerk. Het doel hiervan is dat door het bieden van praktische of emotionele ondersteuning vanuit het sociale netwerk, de problemen afnemen. Daardoor neemt ook de behoefte aan professionele steun af.

51


ht

ig

yr

op

C

fb

tie

u’ Ac

Ed

.

.v


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.