Afstudeerrapport Gemeente Schiedam 2019: Mogelijke relatie en verbinding tussen Schiedam, M4H en RDM

Page 1

1


MOGELIJKE RELATIE EN VERBINDING TUSSEN SCHIEDAM, M4H EN RDM

GEMEENTE SCHIEDAM

HOGESCHOOL ROTTERDAM

Type onderzoek: Hbo Bachelor scriptie Document: aanvullend onderzoeksrapport Te verdedigen op:

18 februari 2019

Opdrachtgever: Gemeente Schiedam Begeleider Gemeente Schiedam:

Bart Heinz

Onderwijsinstelling: Hogeschool Rotterdam Instituut: Instituut voor de Gebouwde Omgeving Opleiding: Ruimtelijke Ordening & Planologie Begeleider Hogeschool Rotterdam:

Peter van der Helm

Datum: 14 april 2019 Auteur: Florian Mans Studentnummer: 0888323



Voorwoord

Het afstudeerrapport wat hier voor u ligt is geschreven ten behoeve van mijn afstudeerstage bij de gemeente Schiedam in het kader van mijn opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie van de Hogeschool Rotterdam. Sinds september 2014 volg ik met veel plezier deze opleiding. Voor deze scriptie heb ik van april 2018 tot april 2019 gewerkt aan dit onderzoek. Tijdens mijn studie nam ik deel aan het project “complexe stad”. Dit was een ontwerpend onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden van M4H, met een sterke stedenbouwkundige insteek, wat mij erg aantrok. Michael Meijer, één van de begeleidende docenten had het advies dat de relatie met Schiedam niet vergeten mocht worden. Omdat ik erg enthousiast was over de manier van werken tijdens het project en de volgende stap wilde zetten, was het logisch om voor mijn afstudeerstage in die richting te gaan kijken. Via Michael Meijer ben ik dan ook in contact gekomen met de gemeente Schiedam. Zij hadden al de intentie om de relatie tussen Schiedam en M4H nader te onderzoeken, vandaar dat ik toen verder ben gaan nadenken over de onderzoeksvragen waarbij ik de relatie tussen Schiedam en M4H zou kunnen onderzoeken.

on the edge (Stadshavens), visie en strategie van het Makersdistrict, diverse artikelen van Tom Daamen over Schiedam en het bachelor-onderzoek van Kees Stam over “de optimale relatie van het Rotterdamse innovatiedistrict”. Als vervolg op de literatuurstudie heb ik een theoretisch onderzoek uitgevoerd naar de manier waarop een optimale relatie kan worden bewerkstelligd en heb mij daarbij gefocust op de wijze waarop synergie gecreëerd kan worden, door mij te verdiepen in de wijze waarop locatiesynergie tot stand komt volgens Gert-Joost Peek en wat de bijdrage van innovatiedistricten is om een optimale relatie te verkrijgen, door “The rise of innovationdistricts” van Katz en Wagner te bestuderen en integraal te vertalen.

Verder heb ik voor dit onderzoek, nadat de literatuurstudie was afgerond gesproken met Bart Kuijpers, senior onderzoeker haveneconomie aan de Erasmusuniversiteit, Hans Maas, Directeur Centre of Expertise / RDM campus Hogeschool Rotterdam, Pieter Sneep, voorzitter van de ondernemingsvereniging Schiedamse Havens, Peter Vervoorn, vertegenwoordiger van het Havenbedrijf Rotterdam, Isabelle Vries, algemeen programmamanager van het Makersdistrict, die soms zaken in een voor mij ander perspectief wisten te plaatsen, nuanceerden en duiNet voor het begin van mijn onderzoek was ik aan- delijk de vinger op de zere plek wisten te leggen. wezig bij de presentatie van Bart Kuijpers, waar hij zijn essay over de potentie van de Schiedamse ha- In een onderzoek als deze kan natuurlijk kaartmavens presenteerde. Zij essay “Schiedam, maritieme teriaal niet ontbreken en op basis van de bedrijvenhotspot met potentie” de directe aanleiding ge- lijst van de Havendriehoek heb ik voor alle drie de weest van mijn onderzoek. Allereerst ben ik begon- gebieden een sectorkaart ontworpen, zodat in één nen met het onderzoeken van de karakteristieken oogopslag te zien is welke soort bedrijven er in het van de drie verschillende gebieden, door naar hun gebied zitten en een functiekaart, die laat zien welontstaansgeschiedenis te kijken en heb dit aange- ke activiteiten er in het gebied plaats vinden. Dit levuld met recentelijke onderzoeken en ontwikkelin- verde nog een verrassende inzicht op. Nu alles zogen zoals de structuurvisie Stadshavens, Creating wel letterlijk als figuurlijk in kaart was gebracht, heb


ik een inventarisatie gemaakt, wat resulteerde in een SWOT-analyse van het gebied met de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen, een uitwerking van de relatie tussen Schiedam en RDM, Schiedam en M4H, met ter afsluiting een blik op de korte en lange termijn perspectieven. Deze scriptie eindigt zoals gebruikelijk met het beantwoorden van de deelvragen en hoofdvraag, geeft aanbevelingen voor de toekomst en nader onderzoek en bevat een reflectie op product en proces in het hoofdstuk “discussie�. Het schrijven van een onderzoek zoals deze is soms een eenzaam proces en met enige regelmaat ook een worsteling en hierbij wil ik dan ook mijn begeleider in Schiedam Bart Heinz bedanken door mij de ruimte te geven die ik nodig had, mij serieus te nemen en mij indien nodig de juiste weg te wijzen, Michael Meijer die voor mij bemiddeld heeft bij de gemeente Schiedam en artikelen heeft aangereikt die toegevoegd konden worden aan mijn literatuuronderzoek, verder mijn begeleidende docent van de Hogeschool Rotterdam Peter van der Helm, voor zijn kritische blik, mijn ouders voor het redigeren van de tekst, mijn moeder voor het sparren, meedenken en mij te ondersteunen toen ik de moed al bijna opgegeven had, Hugo Koetsier die mij geholpen heeft bij het voorbereiden van mijn presentatie, alle experts die zo vriendelijk waren om mij te woord te staan: Bart Kuijpers, Hans Maas, Pieter Sneep, Peter Vervoorn en Isabelle Vries.


6

Samenvatting

De directe aanleiding voor dit onderzoek zijn het essay met bijbehorende presentatie van senior onderzoeker Bart Kuipers van de Erasmus universiteit, die op verzoek van de gemeente Schiedam diverse toekomstscenario’s schetst voor de havens van Schiedam. Kuipers schetst een Havendriehoek van de havens van Schiedam, RDM en M4H. De keuze voor dit complex geeft uitdrukking aan het innovatieve karakter van de locaties, met ontwerp, onderzoek, onderwijs, onderhoud en offshore in één cluster. De gemeente Schiedam ziet potentie in deze driehoek die Kuipers tekent, maar weet niet welke vorm van samenwerking nodig is om dit innovatieve karakter te benutten. Dat is waar dit onderzoek antwoord op probeert te geven, op de vraag wat de meest optimale vorm van samenwerking is voor deze gebieden.

van haar gebiedsontwikkeling. Het Programmabureau van het gebied focust zich om die reden nog steeds op de verhuizing van “fruit naar zuid” en is daarnaast bezig met programmatische invullingen zoals ontwerpen van de openbare ruimte.

Schiedam kenmerkt zich door een ijzersterk maritiem cluster en heeft de kenmerken van een innovatiedistrict. Er zitten veel maritieme toeleveranciers en bijbehorende dienstverlening, wat de waarde van het gebied aanzienlijk versterkt. De informele verhoudingen tussen de gemeente Schiedam en het bedrijfsleven is een unicum en wordt gekenmerkt door goede wederzijdse contacten, waardoor er een vertrouwensband is en ingewikkelde zaken gemakkelijk besproken kunnen worden. Deze ontwikkeling is in gang gezet door een initiatief vanuit het bedrijfsleven en de gemeente Schiedam heeft dit opUit de literatuur- en gebiedsstudie blijkt dat RDM gepakt. Het label offshore valley is recentelijk gelande kleinste van de drie gebieden is en wordt geken- ceerd en dient vooral als uithangbord voor regionale merkt door een concentratie van productie-industrie overheden en profilering binnen de EU, maar wordt in grote bedrijfsverzamelgebouwen, onderwijsin- nog niet breed gedragen door de ondernemers. stellingen, kenniscentra en belangrijke innovatieve faciliteiten zoals aqualab en RAMlab. Bijzonder is Uit het theoretisch onderzoek blijkt dat er twee het feit dat het technische onderwijsinstellingen be- vormen van synergie ingezet kunnen worden om treft van verschillende opleidingsniveaus, van MBO1 meerwaarde te creëren. Dat zijn locatie en functietot HBO+. synergie. Locatiesynergie gaat over de synergie van gehele havendriehoek (de mate van samenwerking Het gebied M4H wordt ondanks diverse inspannin- tussen de drie gebieden) en functiesynergie gaat gen van de gemeente nog steeds gedomineerd door over synergie binnen de afzonderlijke gebieden (er is het fruitcluster. Uit de gebiedsstudie blijkt dat een dan sprake van meervoudig gebruik van de functies aanzienlijk percentage van het totaal aantal bedrij- binnen een gebied). Op beide vormen van synerven behoort tot de creatieve industrie, maar dat deze gie zijn twee voorwaarden van toepassing: uniciteit zich concentreert op een klein oppervlak in verschil- + complementariteit en bereikbaarheid. Daarnaast lende bedrijfsverzamelgebouwen waar ze gebruik moet concurrentie uitgesloten worden, omdat deze maken van kleine bedrijfsruimten. Het is een onder- synergie bestrijdt. deel van het Makersdistrict maar in tegenstelling tot de RDM bevindt dit gebied zich nog in de beginfase


7

De theorie over innovatie districten helpt bij het onderscheiden van belangrijke functies die innovatie stimuleren. Ongeacht het feit of dit gebied het label van innovatiedistrict draagt. Een innovatiedistrict bestaat uit een samensmelting van ondernemers, kennis- en onderwijsinstellingen, incubators en versnellers. Ze zijn compact, goed verbonden met het openbaar vervoer en bieden ruimte aan een mix van woningen, kantoren, winkels en openbare pleinen en parken. Het toepassen van beide theorieën op een gebied en de uitgangspunten die hier uit voort vloeien leveren gezamenlijk de meeste winst op. Geen van de experts die geïnterviewd zijn voor dit onderzoek sluiten bij uitstek een relatie of samenwerking tussen de gebieden van de Havendriehoek uit. Alle experts zien een directe meerwaarde in een relatie tussen Schiedam en RDM. Met als uitschieter Kuipers die hier weliswaar winst in ziet, maar zijn twijfel uitspreekt over de toekomstbestendigheid van de RDM. De relatie tussen Schiedam en M4H wordt door de meeste experts niet voor de hand liggend bevonden, omdat M4H nog volop in ontwikkeling is. In de toekomst wordt dit niet uitgesloten, maar zover is het nog niet. Daarnaast constateren de experts dat onderwijs probleem nummer één is. Samenwerking tussen de technische bedrijven en de technische onderwijsinstellingen is een voorwaarde om de toekomstbestendigheid van de Havendriehoek te waarborgen. Het onderzoek concludeert dat door alleen al samenwerking aan te gaan meerwaarde gecreëerd wordt. Deze samenwerking heeft als opgave om

als eerste te beginnen met het oplossen van het onderwijsvraagstuk dat speelt binnen de maritieme sector en een rechtstreekse bedreiging vormt voor het voortbestaan van de sector. Om die reden is een samenwerking met RDM en haar onderwijs- en kennisinstellingen het meest voor de hand liggend, terwijl het voor samenwerking met M4H nog te vroeg is, omdat het fruitcluster nog steeds een groot stempel op het gebied drukt.


INHOUDSOPGAVE

1

3

4 2 5

6

7

8


9

1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6

2

Het onderzoek

Aanleiding & achtergrond Probleem- en doelstelling Afbakening Hoofd & Deelvragen Onderzoeksmodel Aanpak & Methode Kernbegrippen, relevante theoriĂŤn & afkortingen

Positionering

Inleiding Ontwikkelingsgeschiedenis 2.1 Schiedam 2.1.1 Recentelijk beleid 2.1.2 Schiedam op regionaal speelveld 2.1.3 Toekomstbeeld & uitdagingen 2.1.4 Riverboard 2.2 Rotterdam 2.2.1 Stadshavens 2.2.2 Innovatie & Makersdistrict 2.3 RDM 2.4 M4H 2.5 MRDH 2.6 Havenbedrijf

3 3.1 3.2

Theoretisch onderzoek Inleiding Synergie Synergie model Innovatie districten Stams succesfactoren

13 13 15 15 17 18 19

4

Expertinterviews

5

Gebiedsstudie

5.2

Samenstelling van legendas Sectoren Functies

6

Bevindingen

5.1

21 22 24 28 32 34 38 39 48 55 58 64 72 81 81 88 90 95

Hans Maas Isabelle Vries Peter Vervoorn Bart Kuipers Pieter Sneep

6.6

Inleiding SWOT Relatie Schiedam - RDM Relatie Schiedam - M4H Schiedam Korte termijn perspectieven Lange termijn perspectieven Beantwoording hoofd/deelvragen

7

Discussie

8

Bronvermelding

6.1 6.2 6.3 6.4 6.5

Reflectie op onderzoeksproces Afbeeldingenlijst Bijlagen

100 101 102 103 105 107 112 116 119 120 122 124 126 128 130 132 135 145 146



11

Inleiding

Stadsgebieden zijn constant in ontwikkeling. Hoe groter de stad des te sneller en drastischer zijn de veranderingen. Dit geldt ook voor de verschillende havengebieden van Schiedam en Rotterdam. Beide gebieden hebben diverse en interessante ontwikkelingen doorlopen. De één (Rotterdam) werd sinds 2004 gedreven door een bestuurlijke dwang om de haven meer naar het westen te verhuizen en plaats te maken voor stedelijke uitbreiding, terwijl de ander (Schiedam) pas zeer recentelijk in 2014 door innerlijke druk vanuit het bedrijfsleven gedwongen werd om haar perspectief op de ontwikkeling van het havengebied te bezien. Mondiale veranderingen zoals klimaatverandering hebben eveneens invloed op de huidige en toekomstige (haven)economie. Beide gebieden worden dan ook gedreven door krachten buiten hen om. Deze externe krachten dwingen hen om opnieuw na te denken over de toekomst en de rol van hun havengebieden. Om de havens toekomstbestendig te maken is het zaak nu al voor te sorteren en te kijken wat er nodig is om op die toekomst voorbereid te zijn. Alleen innoveren en het gebied aantrekkelijk maken voor innovatieve bedrijven is daarvoor niet voldoende, er moet meer gebeuren. Samenwerking tussen de verschillende gebieden is het toverwoord, maar welke vorm van samenwerking leidt tot een toverdrank waarmee de opkomende Aziatische landen kunnen worden weerstaan?

Leeswijzer Hoofdstuk 1 beschrijft de onderzoeksopzet, de probleemstelling, de hoofdvraag en de deelvragen. Hoofdstuk 2 is een literatuurstudie van de voorgeschiedenis van de onderzoeksgebieden en mondt uit in een gebiedsprofilering. Hoofdstuk 3 behandelt de theoretische verdieping. Het gaat in op theorieën over synergie van onder andere Peek en Drewe en de theorie over innovatie districten zoals beschreven door Katz en Wagner. Deze vormen gezamenlijk de theoretische basis voor de beantwoording “wat de meest optimale relatie voor samenwerking is.” In hoofdstuk 4 worden verschillende experts aan het woord gelaten om hun visie op de Havendriehoek uit te leggen. In hoofdstuk 5 word de theorie van innovatie districten gebruikt om een gebiedsstudie te maken van de verschillende activiteiten in de Havendriehoek, uitgaande van sectoren en functies. In hoofdstuk 6 volgt de conclusie in de vorm van bevindingen die naar aanleiding van de voorgaande deelstudies in kaart worden gebracht en uitgewerkt worden voor de relatie tussen Schiedam en M4H, Schiedam en RDM en aspecten die specifiek voor Schiedam gelden. Hierbij wordt antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen en worden korte en lange termijnperspectieven geschetst. Hoofdstuk 7 sluit af met discussie waarbij er terug gekeken wordt op het onderzoeksproces, een reflectie op het verloop van het proces en een suggestie voor vervolgonderzoek.


12

1

HET ONDERZOEK

methodologie en theoretisch kader


13

nische ondernemers aantrekt die afhankelijk zijn van de zeer gespecialiseerde nabije kennisas (Makersdistrict, 2017). M4H is daarmee door Stadshavens enigszins gemarkeerd als een mogelijk overvloeigebied van de RDM. Een plek voor bedrijven en startups om naar te verhuizen als RDM te klein wordt en zij ruimte nodig hebben om uit te breiden. Door de geografische nabijheid van M4H en RDM voor Schie1.1 Aanleiding & Achtergrond dam en de ontwikkeling van deze genoemde havenDe opzet en uitvoering van dit onderzoek kwam gebieden is er nu een gemeenschappelijk belang om nDe behoefte voor de uitvoering van dit onderzoek de mogelijke relatie tussen deze gebieden nader te ontstond naar aanleiding van een open vraagstuk onderzoeken en te kijken welke vorm van samenvanuit de gemeente Schiedam. Het vraagstuk hield werking de meest optimale variant is. in wat de mogelijke relatie tussen Schiedam en het naastgelegen M4H en RDM zou kunnen zijn. De stad Schiedam heeft al lange tijd een sterke ma- 1.2 Probleem- en Doelstelling ritiem cluster met grote bedrijven als Mammoet In de huidige situatie is er geen daadwerkelijke reEurope, HSM Offshore en Huisman die hier hun latie of verbinding aanwezig, maar deze is mogelijk hoofdkantoor hebben gevestigd (Gemeente Schie- wel gewenst. dam, 2018). De druk op dit cluster ligt hoog. Vele belangrijke maritieme bedrijven en hoogwaardige Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om antingenieursdiensten zijn gevestigd in dit gebied en woord te geven op de vraag: welke meest optimale de behoefte van nieuwkomers voor een plek in het relatie mogelijk is tussen Schiedam, M4H en RDM? gebied is dan ook hoog. M4H is eveneens een ha- Hier wordt er aandachtig gekeken naar de ruimtevengebied maar heeft niet dezelfde grote spelers als lijke en economische belangen van de gebieden, Schiedam. Het plan om het gebied te faseren naar om deze vervolgens met elkaar te vergelijken. ‘Best een nieuw woon- en werkgebied is al enkele jaren Case Scenario’ om een optimale relatie vorm te kunactueel bij de gemeente Rotterdam maar door de nen geven is een scenario waarbij synergie ontstaat, crisis bleef actieve gebiedsontwikkeling uit. In plaats zodat alle partijen meer voordeel behalen uit sadaarvan is de focus verplaats naar een meer orga- menwerking, dan als ze dit niet zouden doen. nische ontwikkeling vanuit een bottom-up aanpak (Stadshavens, 2014). Naar voorbeeld van andere De optimale relatie staat niet vast en het antwoord steden is de ambitie uitgesproken om de RDM en hierop dient als exploratie van de te onderzoeken M4H te ontwikkelen als Innovation District. Deze mogelijkheden. Voor een deel bouwt dit onderzoek benaming is later gewijzigd naar ‘’Makersdistrict’’, voort op bestaande afstudeeronderzoeken en tracht omdat stakeholders vonden dat deze beter paste nieuwe inzichten te bieden die kunnen leiden tot bij de identiteit van de ondernemers in het gebied. een optimale relatie tussen de genoemde gebieden. Op de RDM campus en in mindere mate ook in M4H, is er steeds meer sprake van een sterker wordend innovatie- en makersmilieu (Stam, 2016). De RDM functioneert al enige tijd als een heus Innovation District voor de haven maar M4H blijft in dit opzicht nog achter. Waarschijnlijk omdat deze meer uitgaat van een bottom-up aanpak en bouwt op een kleine maar steeds verder groeiende creatieve maakindustrie terwijl RDM voornamelijk kleine maar zeer tech-

Onderzoeksopzet


14

1.3 Afbakening De focus van dit onderzoek ligt op het analyseren van de havengebieden van Schiedam, M4H en RDM. De schaal en aard van de opgave zorgen ervoor dat de analyse vooral betrekking zal hebben op de ruimtelijke en economische situatie van de gebieden, met als uitkomst de mogelijke relaties die plaats kunnen vinden tussen deze gebieden, aangevuld door een theoretische verkenning. Hierbij worden ook bestuurlijke en economische factoren die van invloed zijn op de profilering van de verschillende onderzoeksgebieden betrokken. Het onderzoek analyseert de opgave vanuit het perspectief van Schiedam en heeft als doel om ervoor te zorgen dat de uiteindelijke som van de samenwerking groter is dan die van een individuele relatie. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de gewenste relatie tussen de Schiedamse haven en M4H/ RDM. De reden hiervoor is waarschijnlijk omdat het

ontwikkelingsproces van M4H nog volop loopt. Er zijn enkele studies die veel raakvlakken hebben met dit onderzoek. Zo is er een afstudeeronderzoek geweest over het gebiedsontwikkelingsproces van het maritieme cluster van Schiedam (van der Veer 2017) en een afstudeeronderzoek over de optimale relatie en synergie tussen RDM en M4H (Stam 2016) Deze laatste is vooral interessant voor dit onderzoek omdat het dezelfde gebieden en de optimale relatie tussen meerdere gebieden onderzoekt. Naast deze bachelor afstudeeronderzoeken, die dienen als een eerste vertrekpunt, wordt er bij deze studie ook gebruik gemaakt van modellen en theorieĂŤn van onder andere Gert Joost Peek over locatiesynergie (Peek, 2006), de kracht van economische clusters van Porter (Porter, 1998) en de opkomst van Innovatie Districten van Bruce Katz en Julie Wagner (Katz &Wagner, 2014).


15

1.4 Hoofd & Deelvragen Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden, wordt het onderzoek uitgesplitst in drie onderdelen met bijbehorende deelvragen. Allereerst dient de vraag gesteld te worden, ook al lijkt het een open deur, of samenwerking vanuit de optiek van Schiedam wel nodig of wenselijk is. Daarvoor moet eerst in kaart gebracht worden wat de overeenkomsten

en verschillen tussen de gebieden zijn. Dit gebeurt door van ieder gebied een gebiedsprofilering te geven. Hiervoor wordt er gebruik gemaakt van de ontwikkelingsgeschiedenis van ieder gebied en een omschrijving van de huidige bedrijvigheid.

“Wat is de meest optimale relatie voor samenwerking tussen de Schiedamse havens, M4H en RDM?�


16

Wat zijn de gebiedsprofielen van de onderzoeksgebieden?

Wat is de visie van de experts over de optimale relatie tussen Schiedam , RDM en M4H?

Het doel van deze deelvraag is te achterhalen hoe de gebieden zijn geworden tot wat ze zijn, welke processen en gebeurtenissen hierin een rol hebben gespeeld en wat ieder gebied karakteriseert. Methode van onderzoek: Deze deelvraag wordt beantwoord door middel van deskresearch; een kwalitatief bureauonderzoek, bestaande uit een literatuuronderzoek dat bestaat uit het raadplegen van rapporten, essays en eerdere afstudeeronderzoeken over de gebieden.

Doel van deze deelvraag is om door middel van interviews met een selectie van deskundigen die betrokken zijn bij de gebieden inzicht te krijgen in wat volgens hen de voorwaarden en vereisten zijn om een optimale relatie te realiseren.

Wat zijn volgens de literatuur over synergie en innovatie de uitgangspunten die het meeste kunnen opleveren voor samenwerkiing?

Wat is de meest optimale relatie voor samenwerking tussen de Schiedamse havens, M4H en RDM?

Nu er gekeken is naar de verschillende gebieden, de theorie over samenwerking om te komen tot een optimale relatie en experts die betrokken zijn bij de gebieden hun visie op een eventuele samenwerking hebben gegeven, kunnen de bevindingen van deze Nadat ieder gebied bestudeerd en beschreven is, is drie onderdelen uitgewerkt worden en daarmee kan het zaak om te onderzoeken hoe een eventuele sa- de stap gezet worden om de hoofdvraag te beantmenwerking eruit zou kunnen zien, gebaseerd op woorden. Daarvoor worden de bevindingen vanuit synergie en innovatie. Dit gebeurd door middel van de gebiedsprofielen, de theorie over samenwerking een literatuuronderzoek en leidt dan tot de volgen- en de visie van de experts ineen geschoven, om zo de deelvraag: antwoord te geven op de hoofdvraag:

Het doel van deze deelvraag is om verder te gaan op de ingeslagen weg van Stam (2016), die eveneens onderzocht heeft wat een optimale relatie zou kunnen zijn tussen M4H en RDM, twee gebieden die in dit onderzoek nu vergeleken worden met Schiedam en derhalve een aanvulling zijn op het eerdere onderzoek van Stam.

Hierbij wordt begonnen met de vraag of samenwerking voor de Schiedamse Havens vanuit het gezichtspunt van Schiedam wel noodzakelijk is, want alhoewel samenwerking vrijwel altijd wel een zeker meerwaarde heeft, is het toch van betekenis om wel degelijk te onderzoeken in hoeverre samenwerking voor Schiedam voordelen oplevert en hoe urgent samenwerking is.

Methode van onderzoek: literatuuronderzoek. Hierbij worden theorieĂŤn uit voorgaande onderzoeken opnieuw geanalyseerd, om te kunnen bepalen of deze op de casus toepasbaar zijn.

Nadat de urgentie van een eventuele samenwerking is vastgesteld, kan vanuit de bevindingen beschreven worden waaraan deze samenwerking zou moeten voldoen om te leiden tot een optimale relatie.

Nadat de gebieden beschreven zijn en vanuit de literatuur bestudeerd is wat de bijdrage is van synergie en innovatie om te komen tot een optimale relatie, wordt het tijd om een selectie van experts die betrokken zijn bij de gebieden hierover aan het woord te laten. Dit leidt dan tot de volgende deelvraag:

Het onderzoek rondt vervolgens af met werk dat nog gedaan moet worden, oftewel de aanbevelingen, met suggesties en advies om verder te gaan met waar dit onderzoek geĂŤindigd is.


17

SCHIEDAM

OVERIG

RDM

MERWEVIERHAVEN

GEBIEDSPROFILERING

EXPERT INTERVIEWS

Wat is de ontwikkelingsgeschiedenis van de drie onderzoeksgebieden. Hoe en onder welke omstandigheden zijn ze ontstaan. Wat zijn de recentelijke bestuurlijke en ruimtelijke ontwikkelingen en wat betekent dit voor de mogelijke verhouding tussen de gebieden?

Wat zijn de belangrijkste conclusies en meningen van de experts. Hoe kijken de verschillende experts naar de mogelijkheid voor samenwerking?

IS SAMENWERKING MOGELIJK?

THEORETISCH ONDERZOEK Dit is de theoretische uitwerking en onderbouwing van het onderzoek. Hierbij wordt gereflecteerd op theorie die is gebruikt in voorgaande onderzoeken en hoe deze (mogelijk) opnieuw kan worden toegepast binnen dit onderzoek.

JA

onder welke voorwaarden?

NEE

GEBIEDSSTUDIE Hoe zit het onderzoeksgebied eruit als de theorie eroverheen wordt gelegd. Wat voor bevindingen kan men hier uit halen?

BEVINDINGEN

WAT ZIJN DE GEBIEDSPROFIELEN VAN DE ONDERZOEKSGEBIEDEN? WAT IS DE VISIE VAN DE EXPERTS OVER DE OPTIMALE RELATIE TUSSEN SCHIEDAM, RDM EN M4H? WAT ZIJN DE UITGANGSPUNTEN DIE HET MEESTE KUNNEN OPLEVEREN VOOR SAMENWERKING? WAT IS DE MEEST OPTIMALE RELATIE VOOR SAMENWERKING TUSSEN SCHIEDAM, M4H EN RDM?


18

1.5 Aanpak & methode Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag Is het behulpzaam om deze te ontleden. De hoofdvraag bestaat simpel gezegd uit twee delen. Het moet ten eerste antwoord geven op de vraag of samenwerking tussen de onderzoeksgebieden mogelijk is en ten tweede wat daarmee de meest optimale relatie is. Om hierop antwoord te kunnen geven moet er dus gekeken worden naar de profilering en definiëring van de verschillende onderzoeksgebieden om te kunnen bepalen in hoeverre samenwerking mogelijk is. Er moet uitgezocht worden hoe een relatie of verbinding tot stand kan komen en hoe deze werkt in verhouding tot de onderzoeksgebieden. De opgave gaat hierbij voor een deel uit van praktijkgericht onderzoek. De functie hiervan is om antwoord te bieden op een probleem dat een gat vormt tussen de gewenste en huidige situatie en wat er moet worden gedaan om deze te overbruggen (Andriessen, 2011). Het gaat hierbij om een explorerende vraag die tracht te beschrijven en te evalueren welke relatie mogelijk is tussen de gebieden Schiedam, M4H en RDM. Het probleem is namelijk dat deze er niet is maar wel gewenst is. De keerzijde van het probleem is dat niet bekend is hoe deze relatie er vervolgens uit moet zien. Deze relatie staat niet vast en het antwoord erop dient daarom ook niet

als éénrichtingsaanbeveling maar dient als exploratie van de mogelijkheden. Voor een deel bouwt het voort op bestaande afstudeeronderzoeken die hieraan vooraf zijn gegaan en tracht hierop nieuwe inzichten te bieden die hopelijk kunnen leiden tot een optimale relatie tussen de genoemde gebieden. Om antwoord te geven op de hoofdvraag die gesteld is zal gebruikt gemaakt worden van zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden. Er zullen interviews gehouden worden met enkele belangrijke stakeholders zoals het Makersdistrict en de RDM. Er zal een literatuuronderzoek verricht worden om de verschillende ontwikkelingen mogelijk te verklaren en vast te kunnen leggen wat voor beleid en ambities de verschillende partijen voeren. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande theorieën en modellen die relevant zijn voor het onderzoeken van de relatie. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op kennis over stedelijke- en havenontwikkeling van mensen als Richard Florida, Bart Heinz, Gert Joost Peek en anderen. De onderzoeksmethode van deze casus is hoofdzakelijk kwalitatief omdat het slechts in beperkte mate uitgewerkt kan worden in cijfers en waardoor een kwantitatieve onderzoeksmethode voor een groot deel uitgesloten kan worden.


19

1.6 Kernbegrippen, relevante theorieën & afkortingen. Synergie - G.J. Peek, P. Drewe, B. Heinz, C. Stam en Kolkman & Visser

Innovatie districten – Katz & Wagner

De term synergie wordt verluid uit het Griekse woord ‘synergos’ en duidt op een “resultaat verbeterende samenwerking” of simpelweg een samenwerking en wordt vaak uitgedrukt in de som 1+1=3. Binnen vakliteratuur van stedenbouw en gebiedsontwikkeling wordt door onder anderen Drewe en Peek onderscheid gemaakt in verschillende soorten van synergie. De interpretatie van het begrip is daarbij sterk afhankelijk van het vakgebied.

Innovatie districten, zoals beschreven door Katz en Wagner, zijn: “De ultieme mix van ondernemers en onderwijsinstellingen, startups en scholen, gemengde ontwikkeling en medische innovaties, bike- en carsharing en betaalbare investeringen. Allemaal verbonden door OV, aangedreven door schone energie, bedraad voor digitale technologie en aangewakkerd door cafeïne (Brookings, 2014).”

Next Economy – J. Rifkin

Havendriehoek

De Next Economy is de economie van de toekomst en word gekenmerkt door mondiale trends zoals klimaatverandering en schaarste van grondstoffen en een vergaande digitalisering en verstedelijking van de samenleving (MRDH, 2016).

Is een eigen benaming van de drie onderzoeksgebieden als één geheel gebied (Haven van Schiedam, RDM en Merwevierhavens). De term is afgeleid van de driehoek die Kuipers tekende in zijn essay: Schiedam, Maritieme hotspot met potentie, april 2018.

Afkortingen OV HbR RID RNE MRDH M4H MVS EBZ CTD EDBR NPRZ CoE ECE RST SSD SED OESO

Openbaar Vervoer Havenbedrijf Rotterdam Rotterdam Innovation District Roadmap Next Economy Metropool Regio Rotterdam Den Haag Merwevierhavens gemeenten Maasluis, Vlaardingen en Schiedam Economic Board Zuid-Holland Clean Tech Delta Economic Development Board Rotterdam Nationaal Programma Rotterdam Zuid Centre of Expertise Erasmus Centre for Entrepreneurship Rotterdam Science Tower Smart Digital Delta Smart Energy Delta Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling


20

2

GEBIEDSPROFILERING ontwikkelingsgeschiedenis & gebiedsprofiel van onderzoeksgebieden


21

Ontwikkelingsgeschiedenis Inleiding De drie onderzoeksgebieden hebben elk een andere ontwikkeling doorlopen. Om antwoord te kunnen geven op de vraag of samenwerking en daarmee een relatie mogelijk is moet er eerst aandachtig naar de ontwikkelingsgeschiedenis van elk van de gebieden gekeken worden. De gebieden zijn namelijk niet geheel afzonderlijk van elkaar ontwikkeld en zijn vaak onderdeel van een groter geheel. Twee van de onderzoeksgebieden RDM en M4H vormen bijvoorbeeld samen het Makersdistrict. Deze is onderdeel van het grotere gebied Stadshavens, wat op zijn beurt ook weer een onderdeel is van het programma Randstad Urgent. Elk gebied laat zijn doelstellingen op een hoger schaalniveau doorklinken of ziet dat beleidspunten van bovenaf naar beneden zijn gesijpeld. In feite bestaat het onderzoek slechts uit twee verschillende gebieden en actoren, namelijk Schiedam en Rotterdam, maar zoals hierboven al toegelicht zijn ze vaak onderdeel van een groter geheel. Dit geldt niet alleen voor de onderzoeksgebieden binnen deze twee steden, maar ook voor Rotterdam en Schiedam zelf. Om deze redenen is dit hoofdstuk in drie delen gesplitst. Het eerste deel behandelt Schiedam, zijn voorgeschiedenis en recente ontwikkelingen, het tweede behandelt Rotterdam, zijn deelgebieden die belangrijk zijn voor dit onderzoek inclusief hun voorgeschiedenis en deel drie bestaat uit de overige relevante gebieden of organisaties.


22

2.1 Schiedam Inleiding De geschiedenis van Schiedam en haar haven heeft haar oorsprong, net als veel andere historische Hollandse steden aan de monding van een belangrijke rivier, in dit geval de Schie, waar vergelijkbaar met haar buur Rotterdam een dam werd aangelegd om het polderland te beschermen tegen het zeewater (Historische Vereniging Schiedam, 2012). Het kon hier een rijk handelsbestaan opbouwen, gedeeltelijk vanwege de mogelijkheid voor overslag met steden als Leiden en Haarlem en samen met de stilgevallen drankimport vanuit Frankrijk en de opkomst van de jeneverstokerij in de stad maakte het in de 18e eeuw een gouden eeuw door (Feijst, 1975). De focus van dit onderzoek bevindt zich echter niet in de oude stadskern maar daarbuiten aan de oever van de Maas. De zeehavens van Schiedam bestaande uit vier havens die tussen 1916 tot 1922 werden aangelegd (Historische vereniging Schiedam, 2016), dit zijn de Wilhelminahaven, de Wiltonhaven, de kleine Vijfsluizerhaven en de Spuihaven die sinds 1958 grotendeels functioneert als jachthaven (Schiedam, 2009). Deze havens van Schiedam zijn in tegenstelling tot Rotterdam in handen gebleven van de gemeente en het soort bedrijven die hier gevestigd zijn is divers. Aan de ene kant zijn er de (regionale) hoofdkantoren van bedrijven als SBM Offshore die zoals de naam zegt hoofdzakelijk een kantoorfunctie zijn en anderzijds is het havengebied nog steeds een echte industriële haven met grote bedrijven als Damen Shiprepair, Huisman en Mammoet. De Wilhelminahaven heeft de afgelopen jaren vernieuwde waardering en bestuurlijke impuls gekregen. Dit was echter niet altijd de situatie. Met ontwikkelaars en de gemeente Schiedam werd in 2009 de wens geformuleerd om het gehele havengebied te herontwikkelen naar een aantrekkelijk leisure gebied met veel ruimte voor wonen en recreatie langs en aan het water. Dit was vanwege het beleid van de gemeente die snakte naar een mogelijkheid om de midden- en hogere klasse aan te trekken naar Schiedam. Een interessant stedelijk waterfront werd gezien als een goed lokmiddel (Daamen T. , Hybride toekomst voor de Schiedamse havens door duurzame clusterversterking, 2017), maar de kredietcrisis

gooide hierbij roet in het eten. Pas later, in 2014 ontstond een geheel andere impuls. De drie grootste bedrijven van de Wiltonhaven (Damen shiprepair, Huisman en HSM offshore) presenteerden in het voorjaar van 2014 een visie die de gemeente uitdaagde een omkeerslag te maken in hun bestudering en waardering van het havengebied. Verouderde havens, een beperkte diepgang en veranderde markten waren volgens de ondernemers aanleiding om fors te investeren in de renovatie van de havens en de omliggende infrastructuur. De gemeente werd samen met de provincie gevraagd om hieraan bij te dragen. De ondernemers lieten namelijk zien dat de concurrentiekracht van het cluster anders onder druk zouden komen te staan. Onderzoek van de gemeente schiep eenzelfde beeld van de situatie. De onderliggende samenhang tussen stad en haven en het economische belang voor de regio was groter dan gedacht. Samen met verschillende stakeholders werd daarom een ‘’ambitie- en inspiratiekaart’’ gemaakt. Dit resulteerde eind oktober 2015 in de ondertekening van een intentieverklaring die op basis van deze kaart zou streven naar het vernieuwen en verduurzamen van de haven (Schiedam, 2015).


23

WILTONHAVEN WILHELMINAHAVEN

SCHIEDAM

MARITIEM DISTRICT VIJFSLUIZERHAVEN SPUIHAVEN


24

2.1.1 Recentelijk beleids- en onderzoeksontwikkelingen Naar aanleiding van de omschakeling in 2014 zijn er in de afgelopen jaren verschillende onderzoeksprojecten opgestart met als doel om de positie van het Schiedamse havengebied te verklaren en de groeien ontwikkelingsmogelijkheden bloot te leggen. Het havengebied zit namelijk in een unieke positie, enerzijds heeft het een strategische geografische positie en een sterke aanwezigheid van een aantal grote maritieme bedrijven maar anderzijds heeft het wel te kampen met de wederzijdse uitdagingen hiervan, namelijk een tekort aan gekwalificeerd personeel, een gebrek aan synergie met andere sectoren en een mogelijke afnemende concurrentiekracht. Daamen, Kuipers en van der Veer (R. van der Veer, afstuderend bachelorstudent van de Hogeschool Rotterdam) hebben aangeven dat er mogelijkheid is voor groei en dat er ingezet moet worden op onder andere het versterken van clusterrelaties, verbeteren of opzetten van bereikbaarheid met belangrijke maritieme hotspots of kennisinstellingen zoals de RDM en de TU Delft en het creëren van toegevoegde waarde.

Maritieme hotspot met potentie Op 19 april 2018 presenteerde Bart Kuipers (senior onderzoeker haveneconomie voor Erasmus Centre for Urban, Port and Transport Economics) zijn essay (Gemeente Schiedam, 2018). Zijn bevindingen waren in essentie dat Schiedam een enorme onbenutte potentie heeft en noemt hierin het jaar 2045 als het jaar waarop: ‘’… de haven van Schiedam zich ontwikkelt tot een ijzersterk maritiem cluster, gebaseerd op hoogwaardige maritieme kennis en vaardigheden’’.

Huidige economische situatie Kuipers onderscheid in zijn essay dat de haven van Schiedam drie gezichten heeft. Het eerste gezicht is die van de maritieme maakindustrie met bedrijven als Huisman, Damen en HSM Offshore en bestaat uit de omvangrijke offshore-constructies en schepen die in en aan de Wiltonhaven liggen. Het tweede is een hoogwaardig bedrijventerrein met grote kantoren van SBM Offshore en GustoMSC die functioneert als een centrum van hoogwaardige en kennisintensieve ingenieursdiensten en overige kantoorfuncties voor het maritieme cluster. Het derde gezicht is een wat hybride en ruimte extensieve bedrijvigheid op de kop van de havenarm tussen Wilton- en Wilhelminahaven, waar recycling, zanden magnesiumoverslag en sanering van vervuilde grond plaatsvindt en waar het slibdepot gevestigd is. Hier ligt ook de historische villa van scheepsbouwer Wilton-Feijenoord. Het zijn vooral de eerste twee gezichten die de identiteit en het economisch belang van het gebied bepalen (Kuipers, Streng, & Haaren, 2018). In Schiedam is 92% van de werkgelegenheid “vestigingsplaats gerelateerd” terwijl dit in Rotterdam vrijwel het omgekeerde is (in Rotterdam is namelijk 70% van de werkgelegenheid op- en overslag gerelateerd). Vestigingsplaats gerelateerd houdt in dat in plaats van een enkelvoudige overslagsfunctie er in Schiedam sprake is van multifunctioneel gebruik. Wat betekent dat het ruimte biedt voor industrie, groothandel en dienstverlening. Dit betekent tegelijkertijd ook dat de kwaliteit van het vestigingsmilieu van essentieel belang is voor de economische levensvatbaarheid van het gebied (Kuipers, Streng, & Haaren, 2018). Kuipers is daarnaast een de eerste die een figuratieve driehoek maakt van de gebieden M4H, RDM en Schiedam. De beargumentering die hij hiervoor maakt is de uitdrukking van het innovatieve karakter van de locaties met ontwerp, onderzoek, onderwijs, onderhoud en offshore en de kansen die hij hiervoor ziet liggen. Hij stelt dat dat de aangehaalde ondernemers bij het onderzoek, vooral voordeel zien met de snelle verbinding en relatie met Rotterdam en


25

dat zij daar in bepaalde mate al gebruik van maken maar dat zij niet zo gericht zijn op Vlaardingen. Deze haven is voor de ondernemers vrij onbekend en er zijn weinig tot geen commerciële relaties tussen de bedrijvigheid in Schiedam en Vlaardingen, hierbij valt tevens op dat deze ook niet is meegenomen in de visie van het Havenbedrijf Rotterdam (Havenbedrijf Rotterdam, 2018). Dit wil echter niet zeggen dat deze twee gebieden langs elkaar heen werken. Recentelijk is het ingenieursbureau Viro Engineering naar Vlaardingen verhuisd en is de Techniekkring Nieuwe-Waterweg Noord actief, waarbij ondernemers, onderwijs en overheid van beide gemeenten en Maasluis de krachten bundelen om techniek binnen de regio’s te ontsluiten (Kuipers, Streng, & Haaren, 2018).

maritieme industrie, offshore en ingenieursdiensten evenals groothandel zijn belangrijk voor de economische situatie van de haven.

Verder beschrijft Kuipers dat er enigszins een scheve relatie is tussen stad en haven. Dit wordt verklaard door een slechte binding tussen de bedrijfsterreinen en de stad zelf. In Daamens essay over de positionering van Schiedam wordt alsmede geconstateerd dat er een negatief beeld of imago bestaat onder gevestigde en potentiële bedrijven van Schiedam, dat er een gesloten karakter is en een zeer beperkte publieke toegang tot aan het water. Daamen benoemt ook een gebrek aan voorzieningen waar werknemers en bezoekers elkaar in en rond het gebied kunnen ontmoeten en een gebrek aan zichtbaarheid van kennisontwikkeling- en toepassing (Daamen T. , De haven van Schiedam is een krachtige locatie voor Essay positionering Schiedamse Havens, 2017). zowel hoogwaardige ontwerpactiviteiten en zakelijke dienstverlening als maritieme maakindustrie. De Kuipers benoemt daarbij wel dat er potentie is om haven trekt echter ook een omvangrijke hoeveelheid de stad als woonlocatie voor hoger geschoolde niet maritieme of haven gerelateerde bedrijvigheid werknemers uit de haven te laten fungeren. Als beaan. Beseft moet worden is dat de scheiding tussen langrijke toevoeging daarop stelt hij het belang van sectoren en soorten bedrijven in Schiedam minder het creëren van een ‘’trekker’’, zoals de Markthal uit voor de hand liggend is, wat soms een scheef beeld Rotterdam of het Guggenheim uit Bilbao. Daamen kan geven van de situatie. Zo vertegenwoordigt de biedt in een artikel voor de “Real Estate Quarterly” zakelijke dienstverlening 20% van de werkgelegen- tevens het bewijs hiervoor1. In het geval van Schieheid in Schiedam, maar worden de ingenieursbu- dam zou nog nader bepaald moeten worden wat de reaus die sterk zijn verbonden met de maritieme be- gewenste impact dient te zijn evenals het ideaaltydrijvigheid hier niet bij meegerekend. In de havens pen die dit moet realiseren. die Kuipers vergelijkt met Schiedam merkt hij hierbij drie aspecten op. Ten eerste heeft de haven van Vele bedrijven in de haven identificeren zich onSchiedam geen logistieke specialisatie, waarbij bij- danks de hiervoor genoemde negatieve componenvoorbeeld Vlaardingen een sterke knooppuntfunctie ten wel echt als ‘’Schiedams’’. Het ingenieursbureau heeft met veel werkgelegenheid dankzij de terminal GustoMSC bijvoorbeeld, waardeert het hoogwaarvan DFDS (DFDS, 2018). Ten tweede heeft Schiedam In het artikel beschrijft hij aan de hand van wetenschappeeen oververtegenwoordiging in de offshore en ten 1 lijke kennis en interviews dat trekkers, ook beschreven als aanjagers, derde heeft Schiedam een relatief sterke zakelijke vliegwielen of incubators in de praktijk vaak gebruikt worden om dienstverlening. De zogenaamde ‘’motorfunctie’’, ontwikkeling op gang te brengen in een gebied. Hierbij onderscheid zoals Kuipers die beschrijft, is in Schiedam enigszins Daamen aan de hand van een studie van Wellink (2008) dat er drie zijn te onderscheiden. Dit zijn de “dynamo”, die een tijbeperkt ten opzichte van de andere havens. Dit komt ideaaltypen delijk beweging op gang brengt, de “sleutel” die een voorloper vormt mogelijk door het hoge aandeel van ingenieursbe- op het uiteindelijke programma en de “anker” die het programma drijven die activiteiten leveren en die daarnaast rela- van een gebied onderscheidend maakt. Tevens ondervindt hij ook tief veel waarde toevoegen zonder veel in te kopen. onderscheid in de gewenste impact hiervan. Enerzijds kan een gebouw de inhoud van gebiedsontwikkeling verrijken en anderzijds De diversiteit van deze haven met een verdeling van kan deze haar proces versnellen (Daamen, Claasen, & Zaadnoordijk, 2012).


26

dige maritieme karakter en de bedrijvigheid van de haven. Wat betreft onderwijs kent Schiedam geen gespecialiseerde technische of havenlogistieke opleidingen uitgezonderd van de interne opleidingsscholen van de bedrijven. Aan dit laatste wordt wel gewerkt met de oprichting van het MOIC2. Het gebrek aan gespecialiseerde opleidingen kan voor een deel verklaard worden door het STC uit het nabijgelegen Rotterdam, die een grootschalig aanbod heeft van maritieme en logistieke studies variërend van vmbo tot master opleidingsniveau (STC Group, 2018). Het MOIC is echter niet opgericht als concurrent hiervan en in werkelijkheid is het nog in beginfase waarbij de schaal en scope ervan nog niet 100% vastligt. Het MOIC (Maritiem Onderwijs en Innovatie Centrum) ook bekend onder de naam Solutionlab MOIC is een samenwerkingsverband tussen bedrijven, onderwijs en de publieke sector (Gemeente Schiedam & Innovation Quarter, 2018). Op 1 februari 2017 is het MOIC van start gegaan met een eerste Solutionlab (Navingo, 2017). Tijdens een van de eerste bijeenkomsten werd besproken wat het MOIC dient te doen om de positie van het gebied te versterken en om bij te dragen aan de kennisontwikkeling van het Schiedamse havengebied. Hierbij was echter nog niet geheel duidelijk wat het MOIC zou worden, wel was duidelijk dat partijen bereid en geïnteresseerd waren bij te dragen aan de ontwikkeling van onderwijs en scholing voor de maritieme- en 2 Het idee is geboren uit een workshop die was georganiseerd door Bert Hooijer (voormalig directeur RDM) samen met Tom Daamen (TU Delft) en Edward Gilding (Maritime Delta/Innovation Quarter) namens de gemeente Schiedam. De workshop was georganiseerd met als doel om in kaart te brengen wat voor onderwijswensen er waren op korte termijn en welke nieuwe vorm(en) van onderwijs bij konden dragen aan de transitie naar de next economy. Ondernemers uit de haven noemden als belangrijke uitdagingen onder anderen het bestaande gat tussen vraag en aanbod van geschikt personeel, digitaliseringsvraagstukken, de transitie naar next economy en de uitwisseling van kennis en innovatie. Bert Hooijer: “Op basis van mijn ervaring met de RDM Campus in Rotterdam en gebieds- en kennisontwikkeling heb ik een workshop gegeven. Mij werd gevraagd een schets te maken van een nieuwe vorm van onderwijs, waarin een nauwe samenwerking ontstaat tussen bedrijven en toekomstige professionele opleidingen, gericht op de digitale revolutie. Het idee van een Maritiem Onderwijs Innovatief Centrum (MOIC) was geboren. Het was nog maar een idee. Het was een stip voorbij de horizon, in de verte was nog niks te zien. Maar toch sprak het aan (Navingo, 2017).”

offshore sector van het Schiedamse havengebied. De onderwijs- en scholingskant van het MOIC zijn zeer belangrijk maar het is niet de enigste functie. Uit het meest recente PVA van september 2018 blijkt dat er gekeken wordt naar de aanstelling van een ‘’kwartiermaker’’ die kan sturen richting de uitwerking van de genoemde doelstellingen, een onderwijsagenda kan opzetten en ook in staat is om het MOIC meer vorm en inrichting te geven. Voor dit alles is een budget nodig van €365.000,- waarmee bijvoorbeeld de inzet van de kwartiermaker bekostigt kan worden, onderzoek en consultatie kan worden betaald evenals het uitrollen van benodigde programma’s en het opzetten van pilots. Uit het PVA kan ook worden opgemaakt dat uitwisseling en samenwerking tussen partijen een belangrijk onderdeel is van de doelstellingen (Gemeente Schiedam & Innovation Quarter, 2018). In het essay wordt verder beschreven dat ‘’het belangrijk is om goed af te wegen hoe de bedrijvigheid in de haven van Schiedam op dit ecosysteem aansluit’’. Kuipers verwijst hiermee naar de kennisinstellingen en innovatieversnellers uit de nabije regio zoals Port XL, Smartport, CTD, Yes!Delft, Erasmus Centre for Entrepreneurship en de Innovation Quarter. De relatie met de TU Delft wordt met name aangewezen als strategisch belang vanwege de behoefte voor een hoogwaardiger wordend maritiem cluster (Kuipers, Streng, & Haaren, 2018). Intern gezien kan er ook wat gezegd worden over de haven van Schiedam. Daamen beschrijft dat de open procesmatige aanpak, die voortkwam uit de intentieverklaring van 2015 heeft gewerkt. Het heeft gezorgd voor cruciale afstemming tussen partijen en heeft ook bestuurlijk draagvlak en brede politieke steun vergaard (Daamen T. , Hybride toekomst voor de Schiedamse havens door duurzame clusterversterking, 2017). Het brede investeringspakket van 92 miljoen die hieruit voortkwam met in totaal 6 verschillende thema’s: verkeer en mobiliteit, milieu en gezonde leefomgeving, duurzaamheid en innovatie, onderwijs en kennis, openbaar gebied,


27

Relatie met het HbR en branding pakte succesvol uit. De gesprekken die Daamen heeft gevoerd met verschillende partijen belichten dat “…het nakomen van de afspraken en de vertaalslag naar concrete investeringen en acties de relatie met de gemeente sterk heeft verbeterd.” Samen met het HbR overlegt de gemeente met de grote spelers zoals Mammoet over de ontwikkeling van het havengebied. Hierbij wordt als eerste cruciale stap genoemd om het slibdepot te saneren wat ruimte vrijmaakt voor ‘’bepaalde activiteiten van de aanwezige bedrijven meer of beter plek te geven, maar ook om anderen de kans te geven het Schiedamse cluster te komen versterken.’’ Hierbij wordt tevens gezocht naar een fusie van belangen. Het opgebouwde vertrouwen tussen de partijen speelt hierbij, namens Daamen, een uiterst belangrijke rol. Door omwonenden wordt vooral gevreesd dat een intensivering van het maritieme cluster zal leiden tot meer overlast en de belofte om bij te dragen aan de versterking van de leefomgeving achterwege wordt gelaten. Maar gelukkig heeft de vertaalslag van de gemeente ervoor gezorgd dat de verschillende bedrijven aan het water nu beter omgaan met de klachten omtrent geluidsoverlast en er in het algemeen meer vertrouwen in het proces en de partijen is (Daamen T. , Hybride toekomst voor de Schiedamse havens door duurzame clusterversterking, 2017).

“Het havenbedrijf Rotterdam staat in Schiedam voor een keuze. Om te acteren vanuit een havenbeheerders-perspectief óf kiezen voor een meer innovatieve, maar wel meer strategische en clustergerichte koppeling van rollen (Daamen T. , Hybride toekomst voor de Schiedamse havens door duurzame clusterversterking, 2017).” Het HbR ziet het havengebied van Schiedam enerzijds namelijk als een regulier erfpacht model, waarin het zijn traditionele rol kan vervullen maar erkend anderzijds ook de unieke samenhang in haven gerelateerde activiteiten. Die niet alleen veel meerwaarde creëren voor het gebied zelf maar ook van groot belang zijn voor de regio en de positie van de Nederlandse maritieme industrie wereldwijd. Het HbR heeft om deze reden op 19 februari met de gemeente een samenwerkingsovereenkomst ondertekend (Gemeente Schiedam, 2018). Hiermee wordt er samengewerkt aan: - Het vergroten van werkgelegenheid - Creëren van een gezonde leefomgeving - Toevoegen van een goede verbinding tussen haven en stad Schiedam wordt door het HbR in zijn redeneerlijn omschreven als: “Van strategisch belang voor haven en regio in de ontwikkeling van hoogwaardige kennis en innovatie, de verduurzaming (energietransitie, Roadmap Next Economy) en de aantrekkelijkheid van het Rotterdamse havengebied als geheel…” en ziet Schiedam daarbij als belangrijk en volwaardig partner voor ook het volbrengen van haar eigen doelen (Daamen T. , Essay positionering Schiedamse Havens, 2017).


28

2.1.2 Schiedam op regionaal speelveld De haven is zoals eerder gezegd van uiterst belang voor de maritieme sector. De Nederlandse maritieme sector is één van de sterkste clusters wereldwijd en hét maritieme centrum van Europa (Nederland Maritiem Land, 2018). Op regionale schaal is het havengebied van Schiedam verweven met allerlei schaal overstijgende organisaties, partijen en belangen. MRDH beschrijft het gebied als ‘’… plaats waarvan de potentie voor innovatie en economische vernieuwing erkend wordt’’ en omschrijft het als een belangrijk “maritiem service district” (MRDH, 2018). Door het Havenbedrijf van Rotterdam wordt het gebied gedefinieerd als “Hoogwaardig en innovatief maritiem offshore cluster” en met de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst op 19 februari, werken de twee aan de werkgelegenheid, leefomgeving en verbinding tussen haven en stad (Havenbedrijf Rotterdam, 2018). Het Schiedamse cluster is onderdeel van dragende projecten binnen de RNE zoals ‘Port as a Service‘3 en ‘Digital Port’ 4onder transitiepad Smart Digital Delta en het haven industrieel complex wordt Schiedam door de MRDH beschreven als een van zijn drie domeinen. De aanwezigheid van leader firms en MKB op het gebied van maritieme maakindustrie en offshore is een USP volgens (Veer, 2017). Ook benoemt Kuipers in zijn essay het belang van verdere aansluiting met bijvoorbeeld het Werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens, Economische agenda Zuidvleugel 2020 en de REOS (De Ruimtelijke Economische Ontwikkelstrategie van rijk, provincies en grote steden met aandacht voor stedelijke transformatiegebieden).

3 “…ontwikkeling van een extern gemanagede, gerobotiseerde haven, inclusief geautomatiseerde schepen, intelligent onderhoud van de haveninfrastructuur, automatische leveringen, havenbewakingssystemen, logistieke platforms. Grote ontwikkelingen: onbemande schepen en vrachtwagens/slimme mobiliteit, havenbewaking (sensoren) en opschalen van het Maritime Field Lab naar een digitale infrastuctuur voor nieuwe maakindustrie, Rotterdam Logistics Lab (faciliterende logistiek) (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016).” 4 “…digitalisering en het ‘verbinden van alles’ zijn twee belangrijke elementen voor de haven van Rotterdam. Informatie over verkeer, lading, planning en de haveninfrastructuur is van onschatbare waarde voor het optimaliseren van transport- en havenmanagement en geeft de haven toegevoegde waarde. Vier activiteiten zijn gerelateerd aan de Smart Digital Delta-transitie: Nautische efficiëntie (Port Call Optimization); Port Base (systeem voor de havengemeenschap); IoT voor logistiek, Field Lab Blockchain voor Logistiek (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016).”


29

Figuur 1: Toegevoegde waarde & Werkzame personen Maritiem cluster Zuid-Holland in 2045 (bron: Kuipers, 2018)


30

Scenario’s Kuipers De vier scenario’s, “Scarcity”, “Disaster”, “Asia Rules” en “Home Made” die Kuipers beschrijft in zijn essay dienen als een indicator van wat mogelijk komen gaat en zijn belangrijk als onderbouwing voor het mogelijke toekomstbeeld van de haven. De scenario’s zijn onderhevig aan twee kritische onzekerheden. Dit zijn de effecten gerelateerd aan klimaatverandering en de voortgang van globalisering. Wat betreft globalisering is er mogelijk sprake van een voortzetting van de status quo, waarbij de open en verbonden wereld wordt gevoed door buitenlandse investeringen en handelsstromen. Kuipers noemt hierbij de reuzen Amazon en Alibaba als voorbeeld van deze globale wereld. Een risico dat de afgelopen twee jaar echter aanzienlijker is geworden is dat deze globale wereld zich steeds meer afsluit. Handelsverdragen worden niet langer gesloten en worden vervangen door tarieven en invoerrechten. Geopolitieke conflicten zijn ook vaak niet gelimiteerd tot handel of economie en kunnen escaleren naar onzienlijke geweldsniveaus. Het is een scenario met vergaande gevolgen voor de Nederlandse maritieme sector en daarmee ook de Schiedamse havens. De gevolgen van klimaatverandering spelen ook een grote rol voor de haven. De effecten ervan worden vandaag de dag niet langer ontkend door de meeste, maar wat nog onbekend is, is hoe de gevolgen van klimaatverandering effect zullen hebben.

euramp van buitenmatige proporties. Net als het voorgaande scenario is wind op zee een belangrijke conclusie maar hierbij is de inzet van duurzame energie in het algemeen belangrijker. Het scenario “Asia Rules” gaat in op de mogelijk toenemende invloed vanuit Azië, met name China en de gevolgen die dit heeft op de maritieme sector en daarmee de haven van Schiedam. In dit scenario weten Aziatische bedrijven zich sterk uit te breiden en te profileren op de wereldmarkt, met name in de waterbouw en offshore. Dit betekent logischerwijs een toename in concurrentie en als deze landen competitief kunnen blijven in arbeidskosten vormt dit een groot risico voor de Nederlandse markt. Sommige Nederlandse bedrijven zullen wellicht in staat zijn om tijdig over te stappen naar deze voordelige markt, anderen weer niet. In elk geval betekent het een drastische afname of misschien zelfs de complete verdwijning van de maritieme sector.

Het laatste scenario “Home Made” beschrijft een verschuiving naar lokale maakindustrie en technologische ontwikkeling, waarbij de kracht van globalisering en daarmee ook de rol van de haven sterk is afgenomen. Het betekent een afname in logistieke bedrijvigheid door de opdroging van de wereldmarkt en het betekent dat de haven zich meer zal moeten transformeren als een autonoom zelf funcHet scenario “Scarcity” gaat voor een groot deel uit tionerend systeem gericht op technologische dynavan de negatieve effecten van de hierboven genoem- miek en groei. de onzekerheden. Het wordt gedreven door een tekort aan grondstoffen en de mogelijke gevolgen van De scenario’s zoals Kuipers ze beschrijft zijn vrij algeopolitieke conflicten die invloed hebben op de ha- gemeen in hun opzet. Hij bekend dit ook door te vens van Schiedam. Het is een moeilijk voorspelbaar benoemen dat deze scenario’s niet in detail doorscenario maar de belangrijkste conclusie hieruit, zo gerekend zijn voor Schiedam. Ze geven echter wel zegt Kuipers, is dat de Schiedamse havens dienen in een indicatie van de ontwikkelingen die Schiedam te te zetten op wind op zee en dat deze zee ook een po- wachten staan. Nader diepgaand onderzoek is hiertentiele vindplaats is van nieuwe bronnen en tech- bij vereist. Wat interessant is aan de modellen die Kuipers gebruikt om zijn scenario’s toe te lichten is nologieën. dat er in de meeste gevallen toch sprake is van een Het scenario “Disaster” beschrijft vrij letterlijk het toename in toegevoegde waarde. Het aantal werkrampenscenario. Hierbij gaat het niet alleen over zame personen neemt echter in de meeste scenaonze eeuwige strijd met het water en hoe we daar- rio’s af (zoals te zien aan zijn grafieken op de volgenmee dienen om te gaan maar ook met een mili- de pagina) (Kuipers, Streng, & Haaren, 2018).


31

ASIA RULES

HOME MADE

SCARCITY

DISASTER


32

2.1.3 Toekomstbeeld & uitdagingen Voor de toekomst van de haven is er aandacht voor digitale ontwikkeling en nieuwe maakindustrie. Dit blijkt ook uit regionale plannen en doelstellingen van bijvoorbeeld de RNE. De focus op innovatie en de oprichting van ecosystemen die hierop aansluiten is uiterst belangrijk voor de haven en de maritieme sector. Dit blijkt ook uit de scenario’s van Kuipers die aangeven dat het belangrijk is om op deze tendensen te anticiperen, evenals de bevindingen van het HbR en de club van Rome. “Maar belangrijker dan al deze beleidsvoornemens op nationale en regionale schaal”, zo stelt Kuipers, “is de ontwikkeling die lokaal, bottom-up vanuit bedrijven is ontstaan vanuit de haven van Schiedam zelf en die proactief door de gemeente is opgepakt (Kuipers, Streng, & Haaren, 2018)“. In de eerste plaats deden deze bedrijven dit om de werkgelegenheid veilig te stellen voor de toekomst maar inmiddels blijkt dat er veel onbenutte potentie in het vat zit. Kern van deze aanpak is een investeringspakket van 92 miljoen (70 miljoen uit private en 22 miljoen uit publieke, waarvan gemeente 9 miljoen) hiermee wordt geïnvesteerd in infrastructuur en mobiliteit, in milieu, duurzaamheid, innovatie, onderwijs en kennis en branding. Binnen maritieme en offshore bedrijven vindt een verschuiving plaats. De bedrijven trachten minder afhankelijk te worden van conventionele industrieën en in plaats daarvan zich te differentiëren in andere bedrijfstakken dan energie, olie of chemie. Dit doen ze door zich te richten op nieuwe offshore activiteiten zoals mijnbouw op zeebodem. Hierbij is ook een toenemende aandacht voor interne ontwikkeling van onderzoek en ontwerp in plaats van de traditionele monofunctionele (op)bouwwerkzaamheden. Arbeid wordt hierbij steeds hoogwaardiger en kennisintensiever. De sector lijkt steeds meer van het traditionele metaalbewerken af te gaan en meer focus te leggen op service, dienstverlening en datamanagement. Tegelijkertijd is er ook meer aandacht voor de toepassing van ecologische en duurzame principes en kenniscentra zoals “Ecoshape”, “Urban Flood Management” en “Building with Nature”. De

scenario’s van Kuipers geven een indicatie van de mogelijk verwachte ontwikkelingen van de Schiedamse havens maar een belangrijke conclusie van onderzoeken van Kuipers en Daamen: de fysieke haven blijft ook in 2045 nodig. De onderzoeksresultaten en bevindingen van Veer bieden ook een toekomstperspectief op de Schiedamse haven maar belichten daarnaast een noodzaak voor maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, leiderschap en adaptief vermogen. De bedrijven moeten volgens Veer verder kijken dan hun eigen bedrijf, markt, rollen en belangen. Hij ondervindt dat dit gedrag in de huidige situatie voornamelijk wordt gevonden bij middelgrote en kleine bedrijven en minder bij grote bedrijven. Dit komt voor een deel omdat deze in economisch mindere tijden sterker vasthouden aan hun status quo doormiddel van reorganisatie. Deze bedrijven zijn daarmee meer conservatief van aard dan de kleinere bedrijven. Deze kleine en middelgrote bedrijven zijn in tegenstelling juist sneller genoodzaakt om te veranderen, hoofdzakelijk vanwege de aard van hun dienst en producten (Veer, 2017). Zijn aanbeveling voor het gebiedsontwikkelingsproces van het Schiedamse havengebied is dan ook om aan te sturen op een innovatievere omgeving, meer draagvlak onder betrokken stakeholders en een optimalisatie van de kwaliteit van interactie. Hiervoor ziet hij hoofdzakelijk een haven met plek voor kennisintensieve maritieme bedrijven, bij voorkeur gericht op ingenieursdiensten, smart maintenance, additive manufacturing en duurzame aspecten zoals offshore wind (Veer, 2017). De Ambitiekaart die is voortgekomen uit de intentieverklaring geeft de wensen en behoeften weer van de bedrijven en belanghebbenden. De acht punten die hiernaast zijn weergegeven zijn de leidraad voor de gebiedsontwikkelingen van de haven (Schiedam, 2018).


33

Doelstellingen Ambitiekaart

Verbinding van bedrijven met onderwijsinstellingen

Verbetering van wegen

Fietspaden en openbaar vervoer

Een fijne leefomgeving

Een beperking van de milieuoverlast

Stimulering van duurzaamheid en innovatie

Natuurontwikkeling

Een verbetering van het imago van de haven


34

2.1.4 Riverboard Het Riverboard is een regionaal samenwerkingsinitiatief bestaande uit vertegenwoordigers van gemeenten Schiedam en Vlaardingen en de drie grootste ondernemersverenigingen van Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. Het initiatief werd geïnitieerd begin 2017 tijdens een bijeenkomst waar onder anderen Bart Heinz en Rob Christiaanse als vertegenwoordigers van de gemeente Schiedam bij aanwezig waren. Het project werd destijds opgezet onder de naam riverfront en was de uitkomst van een advies van de Economische Adviesraad Vlaardingen. In het adviesrapport wordt een voorstel gemaakt om een coalitie te vormen die in kaart kan brengen welke initiatieven en visies er in de regio zijn (IKV, 2018).

EPZ6 en de Economische Adviesraad Vlaardingen is om meer samen te werken in plaats van te concurreren. De gebieden dienen aanvullend naar elkaar te functioneren om zich te profileren als één gezamenlijk onderdeel, tegenover de Metropoolregio om de potentie optimaal te kunnen benutten. Hierbij geeft het EPZ als advies om samen op het terrein van Business development & innovatie aan te haken op bestaande netwerken, agenda’s en organisaties en goed te letten op de haven in transitie (Sneep & Oerlemans, 2017).

´´Het is nu nog zoeken naar de aansluiting met het subregionale bedrijfsleven, om beter zicht te krijgen op wat men voor ondernemers kan betekenen en men zoekt nu naar een platform om een subregionale “De gedachten van ondernemersverenigingen in Schie- agenda verder uit te werken. Op deze wijze wil men dam, Vlaardingen en Maassluis om samen te werken een bijdrage leveren aan het verder uitrollen van de leeft al langer. Een aantal conclusies uit het OESO RNE (Christiaanse, 2018).´´ rapport - MRDH, met name het bestuurlijke gefragmenteerd landschap was voor hen een herkenning. In dezelfde tijd heeft de gemeente Vlaardingen hun adOndernemersvereniging Wiltonviesraad gevraagd hen te adviseren over bestuurlijke havengebruikers & Schiedam Haven samenwerking, dit rapport onder de werknaam RiverDeze verenigingen, behartigen de gemeenschappeboard pleitte voor een nauwe samenwerking tussen lijke belangen van de aangesloten ondernemers. De gemeentes MVS5 en de ondernemers. De derde aan- Vereniging van de Wiltonhavengebruikers is opgericht leiding is de Roadmap Next Economy, een regionale door Damen Shiprepair Rotterdam, Huisman en MamGezamenlijk wisselen zij informatie, kennis en strategie en transformatie die ook bij MVS urgentie en moet. projecten uit. Schiedam Havens vertegenwoordigt in noodzaak ondervond (Christiaanse, 2018).” totaal meer dan 30 ondernemingen en komt niet alHet doel van het Riverboard is om de samenhangende economische ontwikkeling van de regio te waarborgen zowel nu als op de langere termijn (Sneep & Oerlemans, 2017). Gemeenten herkennen zich in het beeld van teruglopende welvaart, evenals een lager opleidingsniveau, hoge werkloosheid, lager bruto-inkomen en vergrijzing. Nieuwe bedrijven vestigen zich maar mondjesmaat in de gebieden, op het havencomplex na en volgens data die is geraadpleegd door “de Zakenpartner” blijft leegstand in de (historische) winkelcentra hoog. Als men geen actie onderneemt zal de regio wegzakken (IKV; Schiedam Havens; MOVe, 2017). Aanbevelingen van het 5 MVS is een afkorting voor gemeenten Maasluis, Vlaardingen en Schiedam.

leen op voor de grote ondernemingen zoals Damen, maar ook voor het midden- en kleinbedrijf (Schiedam Havens, 2018).

6 EPZ is een afkorting voor de Economische Programmaraad Zuidvleugel, deze is een voorganger van de EBZ (Economic Board Zuid-Holland) die in juli 2017 van naam wijzigde na initiatief van een aantal leden uit het bedrijfsleven omdat deze beter aansloot op andere vergelijkbare organisaties zoals het “Amsterdam Economic Board” en de “Economic Board Utrecht” (EBZ, 2017). De EPZ/ EBZ is een triple-helix organisatie waarin alle grote spelers binnen het economische domein vanuit overheid, onderwijsinstellingen en ondernemers worden vertegenwoordigd. De organisatie richt zich op het versterken van de economische concurrentiekracht van de Zuidelijke Randstad en draag onder anderen bij aan het realiseren van het “Regionaal Investeringsprogramma” en de “Roadmap Next Economy” als onderdeel daarvan. (EBZ, 2018).


35

Offshore Valley Op 23 oktober 2018 werd tijdens de Offshore Energy Beurs in Amsterdam het concept van de Offshore Valley gelanceerd. In essentie is deze een benaming of conceptualisering van het Schiedamse havengebied. Waar het voorheen doorging onder het fenomeen van het Schiedamse ‘’havengebied’’ heeft het nu een eigen identificeerbare titel gekregen. Deze benaming bevestigt de identiteit en de doelstelling van het gebied. De naam Offshore Valley geeft hiermee aan om een sterk innoverend en concurrerend gebied te willen worden. Hierbij wordt ook verwezen naar het investeringsprogramma, waarin staat dat het bedrijfsleven, partners, omwonenden, betrokken instanties, het Havenbedrijf Rotterdam en de gemeente Schiedam gezamenlijk deelnemen in de gebiedsontwikkeling met een vrijgesteld budget van 22 miljoen euro (Gemeente Schiedam, 2018). De gemeente Schiedam en de betrokken partners lanceren en bevestigen hiermee de voorheen gestelde intentie die in 2014 was ondertekend.

Figuur 2: lancering van Offshore Valley door wethouder Fahid Minhas op 23 oktober 2018 (bron: Schiedam.nl)


36


37


38

2.2

Rotterdam Inleiding

De stad Rotterdam is de 2e grootste stad van Nederland met meer dan 620.000 inwoners. Al sinds zijn ontstaansgeschiedenis rond 1340 en in 1880 met de aanleg van de eerste haven- en stedelijke gebieden aan de overkant van de Maas, heeft de stad een belangrijke binding gehad met het water en de havens. De haven van Rotterdam behoorde lange tijd tot de grootste van de wereld maar werd in 2004 ingehaald door Shanghai (Shavit & Hisotrici.nl, 2015). Vandaag de dag is het nog steeds de grootste haven van Europa en valt het op de 11e plaats in de wereldranglijst (HbR, 2015). De haven is een onmiskenbaar onderdeel van de stad en sinds enkele decennia is er meer waardering voor herontwikkeling van bepaalde havengebieden. De Kop van Zuid, de Mullerpier, Lloydpier en Katendrecht zijn hier voorbeelden van. De haven verplaatste zich meer richting het westen en

de stad breidde binnen zijn bestaande kernen uit. Deze gebieden, in het bijzonder de Kop van Zuid zijn een groot succes. De dichte bebouwing en bijzondere architectuur hebben de stad niet alleen een hypermodern uiterlijk gegeven maar zijn eigenhandig verantwoordelijk voor een booming toeristische sector. Een ranglijst van de “Lonely Planet”, waarin Rotterdam in de top 5 kwam van ‘top cities in the world’ onderstreept dit (Bas & NOS, 2015). In de meer recente geschiedenis van de stad zijn de havengebieden RDM en Merwevierhavens (M4H), gelegen ten noorden van de wijk Heijplaat en het zuidwestelijk deel van stadsgebied Delfshaven, ook in aanmerking gekomen voor herontwikkeling. De eerste transformatieplannen dateren uit 2005 van de destijds net opgerichte OSMR (Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam).

MERWEVIERHAVENS

EEMHAVEN


39

2.2.1 Stadshavens Het gebied Stadshavens bestrijkt een oppervlakte van 1600 hectare en bestaat uit de gebieden Waalhaven, Merwevierhaven (M4H), Heijplaat, Katendrecht en Kop van Zuid. Het werd in januari 2004 tegelijkertijd met de verzelfstandiging van het Havenbedrijf als de Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam NV (OMSR) opgericht (Bouwmeester, 2005). De organisatie van Stadshavens wordt zowel door het havenbedrijf als de gemeente Rotterdam aangestuurd en past tevens ook in een groter regionaal perspectief van Randstad Urgent7 (Ministerie Verkeer en Waterstaat, 2008). In 7 Randstad Urgent is een bestuurlijk samenwerkingsproject wat is opgestart onder het kabinet Balkenende IV in 2007 (Janssen, 2011). Het is opgezet vanuit het destijdse Ministerie van Verkeer en Waterstaat en minister Camiel Eurlings om zaken zoals veiligheid en bereikbaarheid die belangrijk waren voor de regio Randstad te waarborgen.

WAALHAVEN

STADSHAVENS ONTWIKKELINGSGEBIED

2010 werd het als project in de eerste tranche van de Crisis- en Herstelwet8 aangewezen. Het idee van de Crisis- en herstelwet was dat hier geëxperimenteerd kon worden met versoepelde regelgeving en procedures om ruimtelijke ontwikkeling te stimuleren. In het geval van Stadshavens ging het echter meer om “manoeuvreerruimte voor de gemeente met milieuregels enerzijds en gewenste gebiedsontwikkeling anderzijds” (Wensink, 2012). Het belangrijkste doel van de organisatie OMSR was om de aangewezen havengebieden geleidelijk te herontwikkelen en daarbij ook te balanceren tussen de belangen van het eveneens net opgerichte 8 “De Crisis- en herstelwet (Chw) haalt geplande bouwprojecten naar voren, bijvoorbeeld door kortere procedures (Rijksoverheid, 2010).”


40

Havenbedrijf en de gemeente. Al voor de oprichting van de OMSR was de verwachting dat de haven zich meer naar het westen, richting zee zou verplaatsen. De oplevering van de tweede Maasvlakte zou hier een nieuwe impuls aan geven en de stad zou deze transitie volgen. De OMSR werd opgericht als zelfstandige stuurgroep binnen het destijds Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (GHR) met het idee dat deze zijn eigen taken en financiën zou krijgen. De reden dat werd gekozen om een geheel nieuwe ontwikkelingsorganisatie op te richten was de aanname dat de opgave van het gebied Stadshavens te groot was om opgepakt te worden door een bestaande gemeentelijke afdeling. Later in het proces bleek dit echter ongewenste gevolgen te hebben. Bij de herontwikkeling van het gebied Stadshavens werd daarnaast ook uitgegaan van de publicatie van de Club van Rome, die in opdracht van het Havenbedrijf Rotterdam over de toekomst van de haven en haveneconomie was geschreven. In het rapport van de club van Rome werd geconcludeerd dat de haven over 25 jaar zou zijn uitgegroeid en het belang van bijvoorbeeld de overslag sterk zal zijn afgenomen. Sterker nog één van de scenario’s voorspelt dat na 2040 de overslag zelfs volledig in elkaar kan klappen. (Wurpel, G.W.H., Akker van den, M.C., Betsema, M.J.J.H., Oegema, T., 2013). ‘’Het project Stadshavens heeft tot doel om uitvoering te geven aan een duurzame en klimaat-bestendige ontwikkeling van Stadshavens. Basis daarvoor vormt de ontwikkelingsstrategie Creating on the edge, het uitvoeringsprogramma 2007-2015 op basis waarvan op 9 oktober 2009 het kabinet een rijksbijdrage heeft vastgesteld, de milieu- en duurzaamheidsstrategie, de bereikbaarheids-strategie en de bestuurlijke afspraken die op basis daarvan zijn gemaakt.’’ (Randstad Urgent, 2009). “Op 1 januari 2004 begon de nieuw opgerichte Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam NV (OMSR) met het actief onderzoeken van de mogelijkheden om de overgebleven havengebieden

binnen de Rotterdamse ruit te herontwikkelen tot stedelijk gebied. De ontwikkeling van de Kop van Zuid heeft uitgewezen dat het erg moeilijk en kostbaar is om verouderde, verpauperde haventerreinen nieuw leven in te blazen. De Rotterdamse gemeente nam daarom in november 2002 een motie aan om de verpaupering van oudere haventerreinen en het ontstaan van ‘dood water’ te voorkomen (Schoo, 2013). Het was waarschijnlijk deze proactieve houding die drie Rotterdamse raadsleden ertoe bewoog een motie in te dienen ter oprichting van een ontwikkelingsmaatschappij voor het ‘gebied van de Waalhaven en gedeelten van de Eemhaven op de zuidelijke oever van de Nieuwe Maas, eventueel later aansluitend op dat van de Merwehaven op de noordelijke oever’ (Heijden, Woudenberg, & Maronier, 2002).” Het eerste document wat de OMSR dan publiceert is de “Ontwikkelingsstrategie Stadshavens”, geschreven door Henk Bouwmeester in 2005. In dit document werd, kort na de verzelfstandiging van het HbR en de oprichting van de OMSR, beschreven welke kansen en mogelijkheden voor het gebied werden gezien en welke concrete activiteiten op korte termijn daarvoor verricht zouden moeten worden. De opzet ervan was groots en ambitieus. Grote delen van het havengebied werden aangemerkt als toekomstig transformatie gebied. Zo werd het zuidelijk havengebied van de Waalhaven aangewezen als mogelijke locatie voor 50 hectare aan landaanwinning met een nieuw Scheepsvaartkwartier en werden gebieden gesitueerd direct ten westen van de RDM zoals de Heysehaven, aangewezen als gebied voor drijvend wonen. Een belangrijk onderdeel van het plan was de verplaatsing van het fruitcluster van M4H naar de Waalhaven. Voorwaarde hiervoor was wel dat deapsea-containerbedrijven in de Waalen Eemhaven op termijn zouden verhuizen naar de 2e Maasvlakte, die toen nog gebouwd moest worden. Interessant om op te merken is dat ze het in dit document hebben over de “constante schaalvergroting van de sector” terwijl één van de verwachting van het Havenbedrijf was dat het belang van de haven als op- en overslag sterk zou afnemen (na conclusies uit het onderzoeksrapport van de Club van Rome).


41

Tussen inhoud en proces Als reactie op de oprichting van de OMSR schrijft Daamen voor het Real Estate magazine in 2006 een artikel over de inhoudelijke opgave en de procesmatige obstakels die mogelijk in de weg staan van de ontwikkeling van Stadshavens. Hierbij kijkt hij naar de transformatie opgave vanuit de literatuur in de hoop om uiteindelijk tot een best/good-practice aanpak uit te komen (Daamen T. , Stadshavens Rotterdam tussen inhoud en proces, 2006). Daamen vindt dat de belangen en doelstellingen van betrokken partijen vaak onderbelicht blijven in de literatuur en dat verschillen in context gebonden factoren leidend zijn en dat het dus niet aan te raden is om enkel succesverhalen van andere gebieden te kopiëren. In eerste instantie lijkt de opgave van Stadshavens vergelijkbaar te zijn met een traditioneel transformatiemodel, waarbij een verouderd haventerrein nieuw leven wordt ingeblazen. Maar de daadwerkelijke situatie is anders, want in tegenstelling tot traditionele opgaven is het gebied Stadshavens niet leegstaand of kent een groot verloop. De havenindustrie is nog volop aanwezig en blijkt allesbehalve verouderd te zijn. “In de statuten van OMSR wordt een doel opgenomen. […] Men dient zich hierbij te realiseren dat OMSR een “eigen” doel heeft en dat OMSR niet automatisch een verlengstuk van de partijen is. De bedoelingen en belangen van NV HbR, de Gemeente en OMSR zullen niet per definitie geheel parallel lopen (Daamen T. , Stadshavens Rotterdam tussen inhoud en proces, 2006).” Het probleem wat Daamen beschrijft wordt veroorzaakt door de tegenstelling tussen inhoud en proces. De tegenstelling tussen rationalistische, statische opvattingen van ontwerpers versus de pluralistische en dynamische kijk van het procesdenken. De complexiteit die bestuurskundigen ondervinden wordt veroorzaakt door “…het moeilijk veranderbare karakter van de gebouwde omgeving en de noodzaak om bij een ontwikkeling tot realisatiebesluiten te komen die moeilijk te herzien en (eenmaal in uitvoering) tamelijk onomkeerbaar zijn. In combinatie

met het grote aantal betrokkenen en de lange tijdsduur die onderzochte ruimtelijke initiatieven met zich meebrengen… (Daamen T. , Stadshavens Rotterdam tussen inhoud en proces, 2006).” Dat delen van de plannen niet werden uitgevoerd, heeft volgens Daamen te maken met de ruimtelijke ontwikkelingen in de regio en de procesmatige obstakels, zoals hierboven beschreven. De ontwikkelingen in het gebied Stadshavens bijvoorbeeld, waren sterk afhankelijk van de oplevering van de 2e Maasvlakte en de verplaatsing van de gevestigde havenactiviteiten naar de 2e Maasvlakte. In veel beleidsdocumenten werd verwacht dat het sappencluster van M4H zich in de nabije toekomst ging verplaatsen naar de zuidoever. Dit bleek echter niet het geval, integendeel zelfs, want de verwachting is nu dat het sappencluster nog vele jaren aanwezig zal blijven in het gebied van M4H, waardoor de focus van het plangebied nu meer is komen te liggen op de Merwe- en Keile-haven in plaats van de IJsselhaven, waar een deel van het sappencluster gevestigd is. Wat de procesmatige obstakels betreft raadt Daamen aan dat het management van de stedelijke gebiedsontwikkelingsopgave pragmatisch met die dynamiek moet proberen om te gaan. Bij Stadshavens Rotterdam heeft dit geleid tot de voorzichtige, bemiddelende strategie van de Ontwikkelingsmaatschappij (OMSR). Er is daarbij gekozen voor het propageren van binding en consensus in een poging de principieel verschillende belangenoriëntaties van ‘haven en stad’ nader tot elkaar te brengen (Daamen T. , Stadshavens Rotterdam tussen inhoud en proces, 2006).” Het bereiken van een consensus omtrent de gezamenlijke probleemdefinitie is hierbij van groot belang en het verklaart waarom een goede samenwerking expliciet wordt benoemd als succesfactor. De tekortkomingen van de wijze waarop de OSMR in 2004 werd opgericht kwam uiteindelijk in 2006 aan het licht. De gemeentelijke afdelingen die normaliter verantwoordelijk waren voor de ontwikkeling van de gebouwde omgeving toonden geen com-


42

mitment voor de organisatie of haar plannen omdat deze bij de oprichting van de organisatie buitenspel waren gezet. De afdelingen dS+V (dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting) en OBR (Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam) hadden geen inbreng over het besluitvormingsproces van de OMSR, maar dienden daarbij wel samen te werken met de organisatie. Goed afgebakende afspraken over de overdracht van gronden ontbraken eveneens.

Dit leidde eind 2005 tot een nieuwe afspraak met de gemeente waarbij het grondeigendom van de haven opnieuw verdeeld werd en besloten werd dat de OMSR niet de sturing bood die nodig was voor de ontwikkeling van dit gebied. De gemeente kreeg hierbij grotendeels de gebieden aan de Noordoever in handen voor stadsontwikkeling waarbij de Zuidoever zijn functie voor havenactiviteiten zou behouden. In december 2006 zou de OMSR opgeheven worden en in mei 2007 werd deze vervangen door Dit gebrek aan afspraken vergrootte de tweedeling de nieuwe organisatie PbSR (Projectbureau Stadstussen de belangen van de gemeente, die vooral een havens Rotterdam) (Schoo, 2013). transformatie naar stedelijke functies wilde voor het gebied en het havenbedrijf die vooral een transitie naar nieuwe havengerelateerde dienstverlening Samenvatting van de problematiek voorzag. Sinds de aanvang van de privatisering van Het gebied Stadshavens kent dan een complexe ophet Havenbedrijf was deze anders naar de ontwik- gave. Deze complexiteit wordt veroorzaakt door het kelingsopgave van het gebied Stadshavens gaan verschil tussen de bestaande problematische situakijken. Omdat het Havenbedrijf nu niet langer onder tie en de gewenste situatie. De huidige situatie kende gemeente viel ging zij bewuster om met de ont- merkt zich door een groot onderscheid in belangwikkelingsmogelijkheden van het havengebied en hebbenden actoren, een diversiteit aan betrokken had zij meer oog voor het versterken en laten groei- gemeentelijke domeinen en een aantal ontwikkelinen van havengerelateerde industrieën. De opgave gen op hoger klinkende schaalniveaus die de ruimtevan Stadshavens en de OMSR kwamen daarbij met vraag in het gebied sterk beïnvloeden. “Het belang elkaar in conflict. De afspraak was dat het Havenbe- van de ontwikkeling van dit gebied moet door het drijf op termijn gronden en gelden zou afstaan aan Havenbedrijf en de gemeente Rotterdam dan ook de OMSR voor de ontwikkeling van deze gebieden, daadkrachtiger in relatie worden gebracht tot anmaar deze stonden haaks op de belangen van het dere projecten binnen het grotere havenstedelijke Havenbedrijf. Om die reden deed het Havenbedrijf geheel (Daamen T. , Stadshavens Rotterdam tussen verschillende pogingen om de joint venture te ver- inhoud en proces, 2006).” laten, echter zonder succes. Toen de plannen voor de 2e Maasvlakte werden getemporiseerd door de Raad van State nam de druk toe om de havenfuncties van het gebied te behouden.


43

Creating on the edge In dit document wordt voor het eerst de kennisas nadrukkelijk benoemd. Van noord naar zuid loopt deze as van de TU Delft via de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Hogeschool Rotterdam richting Drechtsteden met haar offshore- en baggerindustrie. Stadshavens wordt hierbij het nieuwe scharnierpunt. Kennisontwikkeling en innovatieve maakindustrie komen daar samen en versterken elkaar. De herordening van 1600 hectare en de verplaatsing van havenactiviteit naar de 2e Maasvlakte wordt ook in dit document genoemd. De twee hoofddoelen zoals ze beschreven worden zijn: een versterking van de economische structuur en aantrekkelijk en hoogwaardig woon- en werkmilieus voor zowel haven als stad. Het gebied moet zich ontwikkelen als hoogwaardig vestigingsgebied voor wonen en werken. Rotterdam gaat zich profileren als waterkennisstad en wil koploper worden op het gebied van duurzame energievoorziening en klimaatverandering. De metamorfose van Stadshavens is daarin niet alleen een mooie kans maar is ook urgent. “Het behoud van de Mainport als een vitaal economisch vestigingsgebied is cruciaal voor Nederland. Zonder duurzame transitie is de haven op korte termijn onbereikbaar en is er onvoldoende ruimte voor nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid.” Het document gaat verder door te beschrijven dat zonder deze metamorfose het gehele gebied achteruitgaat met als gevolg verlaten bedrijfs- en haventerreinen. Logistieke vernieuwing wordt genoemd als belangrijk voor goederenstromen en vraag naar ruimte voor haven gerelateerde bedrijvigheid. Innovatieve logistieke concepten moeten worden ontwikkeld in nabijgelegen kennisinstituten en bedrijven. Om de metamorfose in gang te zetten moet Stadshavens al op korte termijn schitteren met baanbrekende vernieuwingen (dit grijpt terug naar wat Daamen beschrijft met… “dat het OMSR net als elke ontwikkelingsmaatschappij afgerekend wordt op fysiek-ruimtelijke resultaten”) Deze metamorfose is een voorwaarde voor het aantrekken van investeerders en innovaties. Maar “het eindresultaat van iedere strategie is pas na enkele tientallen jaren in volle glorie te bewonderen”. Korte termijn projecten lopen tot 2015 als richtinggevend grensjaar, de middellange termijn wijst naar 2025 en perspectief 2040 omvat dezelfde termijn als de visie Randstad 2040 (Stadshavens, 2008).


44

RESULTATEN IN CIJFERS HET CONCRETE RESULTAAT VAN STADSHAVENS OP DE LANGE TERMIJN VAN 2025 TOT ONGEVEER 2040

-

5000 nieuwe woningen op en nabij het water, in een rustige en stedelijke omgeving in de periode tot 2025

-

60 hectare maritieme dienstverlening aan de Waalhaven oostzijde, met ca. 1,2 miljoen vierkante meter kantoren en bedrijven

-

30 hectare herontwikkeling van de voormalige RDM-terreinen

-

40 hectare delta technology en creatieve bedrijven in de Merwe- en Vierhavens

-

10 hectare met stedelijke functies in het Rijn-Maashavengebied

-

Verdubbeling van de containeroverslag tot 2,4 miljoen TEU in 2025, daarna doorgroeiend naar 3,6 miljoen TEU

-

Intensivering van haventerreinen voor distributie en stukgoed, waaronder fruit

-

Onderwijs voor ten minste 1000 studenten

-

Nieuwe stedelijke attracties als de SS Rotterdam met jaarlijks 200.000 bezoekers

-

13.000 nieuwe arbeidsplaatsen

De gewenste lange termijn resultaten voor Stadshavens en de mate waarin deze zijn behaald (bron: Creating on the edge, 2008).


45

Structuurvisie 2011 Op 29 september 2011 werd de Structuurvisie Stadshavens door de gemeenteraad vastgesteld. In dit document wordt beschreven wat de doelstellingen en ambities zijn van het gebied en hoe deze geïmplementeerd kunnen worden. Het doet dit door te focussen op de perspectieven van de individuele deelgebieden en de transformaties aan de hand van verschillende thema’s. De OMSR heeft voor het gebied Stadshavens twee algemene doelstellingen. Dit is ten eerste het realiseren van een sterke economie door bij te dragen aan verbreding en verduurzaming van de mainport en ten tweede het maken van een attractieve stad door in te zetten op binnenstedelijk ontwikkeling van de rivierovers. Een duurzame ontwikkeling vormt hierbij de overkoepelende aanpak. Tevens wordt ook een verstedelijkingsopgave genoemd van 80% verdichting binnen de stadsgrenzen, waarbij in M4H 4500 tot 6500 woningen gebouwd kunnen worden. Wat betreft de vier deelgebieden bevatten deze elk een uniek profiel en een eigen ontwikkelingsdynamiek. M4H dient zich de komende twintig tot dertig jaar te ontwikkelen tot een nieuw water-georiënteerd stadsdeel, met tussen de 4500 en 6500 woningen. De hoge duurzaamheidsambities gaan gelijk op met tijdelijk en trendsettend gebruik van de oevers en het historisch erfgoed. Het gebied Rijn-Maashaven focust op het fysiek zichtbaar maken van haveninnovaties en het dichter bij elkaar trekken van stad en haven door “Floating City” en een toevoeging van een grootstedelijk gebied. De Waal- en Eemshaven zijn gericht op de herstructurering van het havencomplex, doormiddel van verduurzaming en de toevoeging van een sterk servicecluster aan de Waalhaven Oost en Zuid genaamd “Port Valley”. Het laatste gebied RDM en het dorp Heijplaat zijn al sinds 2005 in ontwikkeling (RDM, 2015). Hier ligt de focus op verdere versterking van onderwijs en technologische innovatieve bedrijven.


46

Vijf kanskaarten In het document “Creating on the edge” uit 2008 ligt de focus op vijf strategieën, deze strategieën worden in latere documenten, zoals de structuurvisie van 2011, hernoemd naar “kanskaarten”. 1. Re-inventing Delta Technology Door de strategische ligging van Stadshavens middenin de Mainport Delft Dordrecht moet een internationaal toonaangevend cluster ontstaan van CTD9 bedrijven. Stadshavens heeft de potentie om binnen deze driehoek uit te groeien tot een laboratorium voor innovatie. Kennisontwikkeling CTD faciliteert gewenste verbreding en verduurzaming van de haveneconomie en geeft impuls aan midtech-maakindustrie. 2. Volume & Value Dit betreft hoofdzakelijk het gebied Waal- en Eemhaven. De oost- en zuidzijde van het gebied zijn gericht op gefaseerde herstructurering en transformatie van haven gerelateerde economie volgens het concept van de “Port Valley”. Hierbij verschuift het accent van harde havenactiviteiten naar hoogwaardige, kennisintensieve bedrijvigheid. De bedoeling is tevens dat de 2e Maasvlakte ook gaat profiteren van de nieuwe innovatieve kracht van het gebied Stadshavens. Verder betekent dit intensivering en verduurzaming van de overslag en meer ruimte voor maritieme dienstverlening en andere haven services. Aan de westzijde staat intensivering van de haveneconomie centraal.

9 CTD staat voor Clean Tech Delta. De CTD is een publiek-private organisatie die een samenwerkingsverband vormt, bestaande uit universiteiten, kennisinstellingen, bedrijven en steden en is gericht op investering in herhaalbare en verschaalbare “Clean Technology” initiatieven (CTD, 2018). “Cleantech of voluit Clean technology, is een verzamelnaam voor vormen van technologie die bijdragen aan een schoner milieu en-of zorgen voor energiebesparing” (Encyclo, 2018).

Re-inventing Deltatechnology

Volume & Value

3. Sustainable Mobility Dankzij de gunstige ligging van Rotterdam zijn er vele infrastructurele verbindingen binnen handbereik. Een multimodale ontsluiting voor goederen is gegarandeerd en dit biedt tevens ook kansen voor het bereiken van een modal-shift ten gunste van vervoer over water en spoor. De afhankelijkheid van de A15 kan mogelijk afnemen in de toekomst als een nieuwe westelijke oeververbinding wordt aangelegd. Oplevering van het traject A4 Delft/Schiedam zorgt tevens voor een betere ontsluiting voor het westelijk deel van Rotterdam en daarmee een verbinding binnen MRDH. Vervoer over water kan ook tot een eenvoudige en een verbeterde ontsluiting met het OV zorgen. Op lange termijn is er kans om de bereikbaarheid te verbeteren doormiddel van een lightrail-traject over de Zuidtangent. Een meer duurzame mobiliteit draagt daarnaast ook bij aan vermindering van CO2 uitstoot, geluidsoverlast en een verbetering van luchtkwaliteit. 4. Crossing Borders De opgave bij de realisatie van Stadshavens is om een nieuw gebied te creëren waarin de twee werelden van stad en haven in elkaar overvloeien. Dit houdt in dat er moet gezocht worden naar een aantrekkingskracht van stedelijke pioniers, kenniswerkers, studenten en dergelijke ‘early adapters’. Het project van de RDM vormt hierbij een belangrijke schakel tussen stad en haven en in de toekomst moeten anderen projecten een soortgelijk resultaat leveren. Verder moet Stadshavens een bijdrage leveren aan het evenwichtiger maken van de bevolkingsopbouw. Dit is te realiseren door gecombineerde opleiding- en werkclusters te bieden en een

Sustainable Mobility

Crossing Borders

Floating Communities


47

diversificatie van werkgelegenheid. Ruimtelijk vertaald deze kanskaart zich voornamelijk in het creĂŤren van verbindingen, zowel letterlijk en figuurlijk, tussen Stadshavens en de omliggende wijken. 5. Floating Communities Gezien de grote hoeveelheid water die het gebied typeert is het een logische redenering om van deze kwaliteit gebruik te maken. Dit houdt in dat er gefocust wordt op het creĂŤren van aantrekkelijke verblijfsplekken aan het water en hierbij ligt de mogelijkheid om zowel nieuwe innovatieve woonals werkmilieus op het water te realiseren. Binnen Stadshavens zijn verschillende plekken aangewezen als optie voor drijvend bouwen, waaronder bijvoorbeeld de Heysehaven, gesitueerd direct ten westen van de RDM.


48

2.2.2 Innovatie & Makersdistrict Rotterdam Innovation District Het gebied Makersdistrict is onderdeel van het grotere gebied Stadshavens en bestaat uit de gebieden M4H en RDM. Hoewel deze twee gebieden in werkelijkheid al langer één gezamenlijk gebied vormen is de naam Makersdistrict een vrij recente wijziging. In november 2015 werd tijdens het Innovation Festival, de naam Rotterdam Innovation District (in het kort RID) gelanceerd (RDM, 2015). Hiermee trachtte de gemeente Rotterdam om volgens de theorieën van Katz en Wagner en volgens internationale voorbeelden een innovatie district te ontwikkelen. Gelijktijdig met de lancering van het RID publiceerde Stadshavens op 19 november hun Position Paper over het RID. In dit document staat te lezen dat het de ambitie van de OMSR was om een hybride zone te creëren tussen stad en haven waarbij ondernemend en innovatief talent een plek kreeg om in alle vrijheid en ruimte te kunnen experimenteren en groeien. Daarbij werd uitgegaan van drie visionaire kernprincipes waarbij HbR en Stadhavens hun gezamenlijke visie, positie en gewenste ontwikkeling voor het gebied definieerden (Stadshavens & Havenbedrijf Rotterdam, 2015):

Experimenteren Een versimpelde regulering combineren met goede voorzieningen, zal creatieve ondernemers aantrekken om te komen experimenteren in een “real-life” omgeving. Ondernemers en bedrijven worden daarbij niet gehinderd of gelimiteerd door regulering en zelfbeheersing wordt aangemoedigd. De havenbassins van het gebied kunnen beschikbaar komen voor dergelijke experimenterende ruimtes zoals drijvende fabrieken, boerderijen en woningen. Ruimte Het rauwe karakter die typerend is van oude haventerreinen zal als identiteit gekoesterd blijven worden. Monumentaal industrieel erfgoed wordt gerenoveerd voor nieuwe bedrijvigheid en gaat contrasteren met nieuwe kantoorcomplexen en experimentele woonvormen. Hiervoor wordt binnen het Rotterdam Innovation District voornamelijk de zuidoever als ruimte voorzien voor prototyping en onderzoek en zal de noordoever bestemd worden als ruimte voor grootschalige productie en woningen. Platforms Een grote verscheidenheid aan bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten creëren op deze wijze platforms voor een directe toegang tot talent, financiering en ideeën. Grote multinationale bedrijven worden verbonden met startups, incubators en accelerators. Innovatie- en startup platforms zoals het ECE en Venture Café bekrachtigen ondernemers en katalyseren de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten en verbinden hen tot regionale innovatiesysteem. Een breed investeringsprogramma is aangekondigd voor aanpak en verbetering van de openbare- en stedelijke ruimte en infrastructurele verbindingen. Het streefpunt van het HbR, volgens de position paper, is om in 2025 een plek in Rotterdam te hebben waar kennisintensieve innovatie activiteiten plaats vinden en die één van de meest belangrijke locaties is in noordwest Europa voor slimme fabricage, met ook nog een gevarieerde mix van 2.500 woningen. Om de positie van de haven te behouden verschuift


49

de focus naar digitalisering van logistiek, het gebruik van robotica, sensoren, automatische systemen en nieuwe materialen om bijvoorbeeld meer duurzame kademuren en schepen te bouwen (Stadshavens & Havenbedrijf Rotterdam, 2015).

“Het Rotterdam Innovation District is in 2025 fysiek compact, volledig openbaarvervoer- toegankelijk en technologisch verbonden (Stadshavens & Havenbedrijf Rotterdam, 2015).�

experimenteren

ruimte

platforms


50

Aan de hand van de volgende vier onderwerpen beschrijven het HbR en Stadshavens de gewenste ontwikkeling voor het gebied (Stadshavens & Havenbedrijf Rotterdam, 2015): 1. De Next Economy De verschuiving naar de Next Economy wordt gedreven door digitalisering, waarbij productiviteit wordt opgevoerd en marginale kosten dalen. Dit is noodzakelijk voor een verouderende populatie in de meeste westelijke landen. NE helpt ook te bouwen aan het principe van circulariteit, wat duurzaamheid verhoogt, en nog veel belangrijker, ons helpt klimaatverandering te bestrijden. De transitie hiernaar is afhankelijk van innovatief ondernemerschap, iets wat vaak wordt gevonden in startups die nieuwe technologieën in werking proberen te stellen. De zogenaamde Makers beweging is hier een uitstekend voorbeeld van. In collaboratief ondernemerschap brengen studenten, ontwerpers en ingenieurs talent en middelen samen om nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen in gezamenlijke makersruimten. 2. Innovatie districten rond de wereld De transitie naar Next Economy impliceert dat metropolitaanse steden in belang toenemen. De verschillende kenmerken van deze steden worden aangetrokken door innovatieve kracht dankzij een concentratie van monetaire middelen, ideeën en talent. Binnen deze steden zijn specifieke buurten koplopers als het gaat om innovatieve kracht, terwijl anderen sterk achterlopen. Een eerder voorbeeld van zulke succesvolle buurten zijn uitgegroeid tot een nieuw stedelijk model genaamd het “Innovatie District”. Deze gebieden zijn sterk verbonden met de dynamiek van de Next Economy. “De opkomst van innovatie districten is onlosmakelijk verbonden met de Next economy.” Deze succesvolle buurten ontstaan echter niet spontaan en hebben vaak substantiële input nodig van overheden om van de grond te komen. Hieronder valt bijvoorbeeld de ontwikkeling van “co-working spaces” en aanmoediging van verdichting van de gebouwde omgeving. Het 1e Innovatie district was Barcelona, met volgers zoals Boston, Medelin en Stockholm. 3. Het Rotterdam Innovation District Rotterdam krijgt steeds meer internationale allure, mede dankzij artikelen van The New York Times en Lonely Planet, die de stad prezen. Het Rotterdam Innovation District en het Rotterdam Central District zijn complementair aan elkaar. Waar het Rotterdam Central District sterk gefocust is op diensten-georiënteerde high-tech bedrijven is het Rotterdam Innovation District gefocust op innovatieve maakindustrie. De wens van het HbR om werelds slimste en meest duurzame haven te worden, maken het noodzakelijk dat er een kruisbestuiving nodig is tussen de maritieme industrie en slimme fabricage.


51

4. Een regionaal perspectief Het Rotterdam Innovation District is onderdeel van een groter regionaal geheel. De randstad met meer dan 7 miljoen inwoners is het belangrijkste economische en politieke hart van Nederland. De synergie tussen een groot aantal verschillende steden en Rotterdam, die wordt gekarakteriseerd door zijn stad en haven relatie heeft een leidende rol binnen de sectoren: Maritiem, Food, Medical en Clean Tech. Rotterdam Innovation District is een integraal onderdeel in de internationale zakelijke omgeving van de regio. Door goede regionale infrastructurele verbindingen en de nabijheid van Rotterdam Airport en Schiphol is er veel potentie voor het RID binnen de regio. Ook de kennisverbindingen, die voor een gedeelte al aanwezig zijn, tussen bijvoorbeeld de Erasmus universiteit, de Hogeschool Rotterdam en de TU Delft zijn een belangrijke kennispool en bieden veel potentie voor het Rotterdam Innovation District.


52

Afstudeeronderzoek van Stam Naar aanleiding van de lancering van het Rotterdam Innovation District en nog voor de omslag naar het Makerdistrict, voerde C. Stam (afstuderend bachelorstudent aan de Hogeschool Rotterdam) namens de gemeente Rotterdam een onderzoek uit naar de optimale relatie tussen de twee gebieden: M4H en RDM. In de inleiding van dit onderzoek beschrijft Stam dat het “stempel” van een innovatie district is opgeplakt en dat daarmee de ambitie is uitgesproken om dit gebied als één geheel te ontwikkelen tot een innovatie district (Stam, 2016). Innovatie districten zijn volgens de vakliteratuur: “De ultieme mix van ondernemers en onderwijsinstellingen, startups en scholen, gemengde ontwikkeling en medische innovaties, bike- en carsharing en betaalbare investeringen. Allemaal verbonden door OV, aangedreven door schone energie, bedraad voor digitale technologie en aangewakkerd door cafeïne (Brookings, 2014).” Het benoemen van de twee gebieden onder één naam impliceert dat er een bepaalde samenwerking of relatie moet zijn tussen de gebieden. De gemeente en HbR vroegen zich daarbij af of deze veronderstelling juist was. Het onderzoek van Stam wijst uit dat deze relatie er echter niet is, maar dat in theorie het wel mogelijk is om het gebied als één geheel te ontwikkelen tot innovatie district om zodoende een optimale relatie te laten ontstaan.

Het bereiken van de optimale relatie, zo stelt Stam, staat gelijk aan het creëren van maximale synergie. Eén van de voorwaarden voor het ontstaan van synergie is de bereikbaarheid en alhoewel de gebieden op zichzelf redelijk tot goed bereikbaar zijn is er van onderlinge bereikbaarheid geen sprake (Stam, 2016). De bachelorscriptie van Noah Schouten gaat verder in op de resultaten en bevindingen van het onderzoek van Stam. Schouten schetst verschillende “no-regret” varianten waarmee synergie gevormd kan worden in het Makersdistrict. Hoogstwaarschijnlijk kiest Schouten voor deze varianten omdat de drie synergie scenario’s die Stam had voorgesteld, niet werden overgenomen door de gemeente en het HbR. Zij wilden zich niet committeren aan één keuze en daardoor anderen uitsluiten (Schouten, 2017). In feite operationaliseert Schouten bepaalde componenten van Stams advies en specificeert hij bepaalde onderdelen zoals welke sectoren behoren tot de innovatieve maakindustrieën en welke behoeften aan die sectoren gekoppeld zijn. De “no-regrets” betreffen het opzetten van R&D, Productie- en T&P10 faciliteiten, het aanleggen van nieuwe verbindingen (bijvoorbeeld over water), parken- en pleinen, proefvelden, het bouwen van woonvoorzieningen (hoofdzakelijk experimentele woonvormen), showrooms, laboratoria, retail en horeca en een grootschalige productie & prototyping faciliteit.

Stam geeft daarbij aan dat het uiterst belangrijk is dat de gebieden niet met elkaar concurreren maar dat ze juist complementair zijn aan elkaar, dat ze een onderscheidend en complementair innovatiemilieu aanbieden en dat er tegelijkertijd veel werk verricht moet worden voordat er gesproken kan worden van een “relatie” tussen de twee gebieden. Momenteel is er geen onderlinge concurrentie maar leidt de uniciteit nog niet tot complementariteit. Deels komt dit doordat er geen sprake is van wederzijdse bereikbaarheid tussen de gebieden. Er zijn geen rechtstreekse verbindingen van M4H naar RDM en vice versa.

10

“Testing en prototyping”


53


54

Rotterdam Makersdistrict Deels naar aanleiding van het onderzoek van Stam werd op 23 januari 2018 het Rotterdam Innovation District officieel omgedoopt in het nieuw gelanceerde Rotterdam Makersdistrict (Dutch Makers Revolution, 2018). De aanleiding hiervoor was dat het stempel van Innovatie District enigszins misplaats was volgens ondernemers van het gebied. De titel Rotterdam Innovation District was populair in de gebiedsbranding maar het resoneerde niet volledig met de associatie van de term en waar het daadwerkelijk om ging in het gebiedsontwikkelingsproces. “Namelijk: ruimte bieden aan een doelgroep die al met innovatie bezig is: de maakindustrie” (Dutch Makers Revolution, 2018). “Het probleem was dat de naam te weinig zei waarvoor we staan” - Isabella Vries Vanuit Stadshavens wordt ook beschreven dat de term en branding van het gebied als innovatie district meer weg had van “… het oplaten van een ballontje” (Vries, 2019). De lancering van het Makersdistrict was daarbij het moment om pas op de plaats te maken en met een beter afgestemde blik naar het gebied te kijken. Het lijkt erop alsof de gemeente en Stadshavens een complete omslag hebben gemaakt, maar in werkelijkheid is deze naamsverandering meer een re-branding. Een andere wijziging is de rol die het Havenbedrijf inneemt in de ontwikkeling. Sinds 2016/2017 met de publicatie van de visie en strategie heeft het Havenbedrijf besloten om actief deel te nemen in de ontwikkeling van het gebied en laat daarmee zijn belangen door klinken. Dit op zich is een unicum. Normaal gezegd houden havenautoriteiten zich niet bezig met de gebiedsontwikkeling of transitie van haven naar stedelijk gebied. De focus ligt nu op een gezamenlijke ontwikkeling van zowel haven als stad (Vries, 2019). Het opnieuw gebrande gebied focust zich nu op de zogenaamde “Makers” en fabricage- of makersindustrie. Hierbij is de visie van het gebied meer gespecificeerd en ingevuld dan voorheen. In de visie en strategie van het Makersdistrict wordt aanzienlijk meer aandacht besteed aan de doelgroep van het

gebied: de makers en ondernemers met hun perspectief. Overkoepelende doelstellingen voor het gehele Makersdistrict zijn het realiseren van innovatieve bedrijvigheid (met een nadruk op maakindustrie), werkgelegenheid (voor een inclusieve samenleving), een proeftuin en etalage (voor de circulaire toekomst van stad en haven) en een open innovatieen stedelijk woonmilieu (dit betekent een gevarieerde mix van bedrijven, woningen en ook onderwijsen kennisinstellingen). Net als bij Schiedam heeft ook het RNE rapport een belangrijke rol. In de visie en strategie van het Makersdistrict is er aanzienlijk meer nadruk op de transitie naar de Next Economy ten opzichte van 2015. “Het Makersdistrict vormt een onmiskenbare schakel in de transitie naar de nieuwe economie… (Makersdistrict, 2017)”. De Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) en het Makersdistrict onderkennen dat de komst van de Next Economy samenhangt met drie sleutel technologieën die in recente jaren sterk zijn opgekomen. Deze technologieën zijn “additive manufacturing” ofwel toegevoegde fabricage (hieronder valt bijvoorbeeld 3D printen), robotisering en “material science” ofwel materiaalwetenschappen. Aan de hand van deze technologieën is het mogelijk om kleinschalig, hooggespecialiseerd en kostenefficiënt te werken. Bedrijven in de maakindustrie zijn het meest geschikt om in te springen op deze opkomende technologieën, maar dit vereist wel dat deze doelgroep de ruimte en middelen moet krijgen om hierin te kunnen bloeien. Dat is waar het Makersdistrict zich op focust. Het aanbieden van (gedeelde) ruimte en kostbare prototyping faciliteiten voor innovatieve ondernemers, zowel klein als groot.


55

2.3 RDM De RDM stond vroeger bekend als de Rotterdamse Droogdok Maatschappij en had sinds zijn oprichting in 1902 een lange en rijke geschiedenis als Scheepsbouwplaats van verschillende passagiers- en vrachtschepen, alsmede oorlogsschepen en onderzeeërs voor de Koninklijke marine. De RDM had echter een afgelegen ligging wat het voor de arbeiders die er werkten, moeilijk maakte om op hun werk te komen. Om die reden werd tussen 1914 en 1918 het dorp Heijplaat aangelegd om een deel van de arbeiders te voorzien van nabijgelegen huisvesting. Het RDM-terrein werd ten dele vernietigd in de oorlog maar bleef ondanks dit feit nog jaren na de oorlog bestaan als één van de belangrijkste scheepswerven van de regio Op de RDM-werf zijn in haar hoogtijdagen enkele belangrijke schepen gebouwd zoals de SS Rotterdam, Nieuw Amsterdam, De Zeven Provinciën en de Simon Bolivar11. Vanaf de jaren 60 ging het steeds slechter met de RDM. Door de opkomst van niet-traditionele scheepsbouwlanden met een lager loonniveau zoals Korea en Japan kon de scheepsbouwwerf niet langer concurrerend blijven en koos er daarom voor om zich meer te focussen op de defensie-industrie en de offshore- en energiesector. Het faillissement kon echter niet uitblijven en dit werd op 6 april 1983 een feit. Enkele levensvatbare onderdelen zoals de afdeling Marine konden nog blijven bestaan en leverde enkele Walrus-klasse onderzeeërs voor de Nederlandse Marine waaronder de ‘’Bruinvis’’ in 1994. In 2002 werd het RDM-terrein aangekocht door het Havenbedrijf (toen nog het gemeentelijke havenbedrijf), met de bedoeling om een aaneengesloten stuk rivierfront in bezit te krijgen in afwachting van de herontwikkeling van het haventerrein. In hetzelfde jaar neemt het Albeda College de voormalige bedrijfsschool van de RDM over, zij zagen samen met het HbR en de Hogeschool Rotterdam potentie voor deze vergane glorie van de oude machineloods en bundelden hun krachten.

11 Simon Bolivar was het eerste geallieerde passagiersschip wat verging en waar Nederlanders op zaten, ten gevolge van de oorlogshandelingen van Duitsland in de eerste wereldoorlog (Kroonvaarders.nl, 2001).

Figuur 3: RDM terrein in 1958 (bron: gemeente Rotterdam, 2013)

Na het faillissement van het bedrijf RDM, de overname van de afdeling Marine door de staat en uiteindelijke de overname van het terrein en haar gronden door het HbR tijdens de boedelscheiding12 in 2004, werd al in een vroeg stadia de gezamenlijke wens van het HbR en de gemeente Rotterdam uitgesproken om delen van het havengebied te transformeren. In 2002 bijvoorbeeld had het Albeda College al de voormalige bedrijfsschool van de RDM overgenomen om hier een deel van hun technische opleidingen te huisvesten. In 2005 nam het Economic Development Board Rotterdam (EDBR)13 samen met OMSR en Hogeschool Rotterdam het initiatief een bijeenkomst te organiseren op het RDM-terrein om de eerste plannen te opperen om te komen tot een vestiging voor techniekonderwijs in samenwerking met het bedrijfsleven.   Het belang en de potentie hiervan nam jaren later met de oprichting van het Nationaal Programma 12 De ‘’boedelscheiding’’ vond plaats in 2004 toen het HbR werd geprivatiseerd en overging in een NV. Hierbij nam het HbR grote delen van het havengebied over. Deze waren officieel deel van de inboedel van de gemeente Rotterdam maar kwamen na de scheiding in bezit en beheer van het nu private HbR. 13 EDBR is een afkorting voor de Economic Development Board Rotterdam. Het is sinds 2014 samengegaan met drie andere organisaties: Rotterdam Marketing, Chief Marketing Office Rotterdam en Rotterdam Investment Agency en gaat nu gezamenlijk door onder de naam Rotterdam Partners (Onnink & AD, 2016). De nieuwe organisatie is verantwoordelijk voor citymarketing, acquisitie en verbetering van het vestigingsklimaat (Rotterdam Partners, 2018).


56

FACILITEITEN VAN HOGESCHOOL ROTTERDAM EN COE OP RDM HAVENLAB H2ENERGYLAB AQUALAB AQUABOTSWERKPLAATS AQUABOT CONTROL CENTER DRONEHAVEN EMOBILITY-LAB SKILLS LAB LIJMLAB

‘Smart tech’ fabricatielab met de modernste apparatuur zoals onder anderen lasersnijders en 3D-printers Waterstof opleidings- en testcentrum voor de productie, transport en toepassing van deze nieuwe energiebron Waterloopkundig laboratorium voor onderzoek naar invloed van water en stroming op waterbouwkundige activiteiten, schepen en kusten en stabiliteitstesten van drijvende objecten Atelier waar aquatische drones gebouwd, aangepast en gerepareerd worden

Scheepsbrugsimulator naast het Aqualab waarvandaan aquatische drones in zowel Aqualab als Dronehaven aangestuurd worden

Een experimenteerlocatie voor aquatische drones in het open water

Labruimte voor onderzoek naar elektrisch vervoer

Prototyping van metalen modellen

Voor het onderzoeken en creëren van lijmverbindingen en -materialen

Bron: (Centre of Expertise, 2018)


57

Rotterdam Zuid (NPRZ)14 alleen maar toe. Het NPRZ focuste zich op het creëren van meer opleidingsplaatsen en werkgelegenheid in belangrijke en sterke sectoren zoals zorg, techniek en haven. Dit alles bij elkaar resulteerde in 2007 tot een verbouwing van de machineloods en de opening van het Innovation Dock in februari 2009 en later op 29 oktober, de officiële opening van de gehele campus door Prins Willem-Alexander. Na de oplevering van de campus werden andere delen aangepakt zoals de buitenruimte, de scheepsbouwloods en de onderzeebootloods. Het gehele terrein profileert zich sinds maart 2015 met een nieuwe merknaam onder de afkorting Research Design en Manufacturing, als dé plek voor onderwijs, innovatie en maakindustrie (RDM, 2015).

bedrijf werkt aan de ontwikkeling van speciale platforms gemaakt voor het overzetten van goederen of personen naar offshore platforms. Het bijzondere van deze systemen is dat ze meebewegen met de deining waardoor deze ongestoord en moeiteloos overgeplaatst kunnen worden (Ampelmann, 2018). Het overgrote deel van de bedrijven op de RDM zijn gericht op offshore- en maritieme innovatie (RDM, 2018). De grote meerwaarde die de RDM heeft is zijn aanbieding van “state-of-the-art” faciliteiten zoals 3D printers en een Aqualab. Het merendeel van deze faciliteiten zijn onder gebracht onder het Innovation Dock waar ook belangrijke bedrijven zoals RAMLAB, IoT Academy en RDM Makerspace gevestigd zijn (Centre of Expertise, 2018).

De RDM in zijn huidige vorm bestaat uit een mix van onderwijsinstellingen en offshore bedrijven. Het gebied heeft een belangrijke onderwijsfunctie, maar biedt ook veel ruimte aan MKB-bedrijven die de behoefte hebben om zich te binden aan deze kennisrelatie. Het meest sprekende voorbeeld hiervan is het bedrijf Ampelmann. Ampelmann is één van de belangrijkste stokpaardjes van de RDM, vergelijkbaar met Daan Roosegaarde in M4H (die hierna nog besproken wordt). Zij kregen, in hetzelfde jaar als de opening van het Innovation Dock, hun eigen productieplot op de RDM (sindsdien werken zij in de gerenoveerde onderzeebootloods (Maas, 2018). Het

Inmiddels wordt de RDM door onder andere Stadshavens en het HbR beschreven als een waar succesverhaal. De keerzijde van dit succesverhaal is echter wel dat het gebied tegen haar eigen fysieke grenzen aanloopt. “Maar dit is niet zo’n belemmerende factor als men zou denken, want binnen de muren van deze hallen kunnen we waar nodig nog veel toevoegen of aanpassen. Het is voor de toekomst van het gebied van belang dat deze werkplaatsen en hallen actueel en context relevant blijven. (Maas, 2018)”

14 Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid was opgericht * De Innovatieteams zijn onderdeel van de “Innovation Conmet het doel om Rotterdam Zuid over 20 jaar net zo goed te laten nector”. Dit is een loket waarbij bedrijven of ondernemers toegang Statistieken RDM Rotterdam 2014 2016 2018 presteren als de andere drie grootste steden in Nederland. Rotterkunnen krijgen tot speciale faciliteiten zoals 3D printers, lazersnijders dam scoort nu laag dankzij de vele achterstand en problematiek. of een waterloopkundig laboratorium, hierbij is ook40 rechtstreekse Bedrijven 20 50 Zoals de naam suggereert is het een nationaal programma wat betetoegang tot kennisinstellingen op de RDM via RDM Centre of Experkent dat het belang ervan tot het Rijksniveau mee telt (NPRZ, 2017). tise en ook tot bedrijven op de Innovation Medewerkers 100 Dock (RDM, 300 2018).400

Statistieken RDM Rotterdam 2014

2016

2018

Onderwijsinstellingen

3

4

5

Opleidingen

9

24

40

1600

1700

2450

88

150

Bedrijven

20

40

50

Scholieren/studenten

Medewerkers

100

300

400

Innovatieteams

56

Onderwijsinstellingen

3

4

5

Bezoekers

48.500

Opleidingen

9

24

40

Rondleidingen

100

Scholieren/studenten

1600

1700

2450

Innovatieteams

56

88

150

Bezoekers

48.500

Rondleidingen

100

87.400 105.000 200

250

*

87.400 105.000 200

250

Bron: (Hogeschool Rotterdam, 2018)


58

2.4 M4H Het gebied dat bekend staat onder de naam Merwevierhaven(s) is een verzamelnaam voor de vier havens die het gebied vormen en wordt in dit onderzoek doorgaans afgekort als M4H. Dit zijn de Merwehaven, Keilehaven, Lekhaven en IJsselhaven en deze vallen onder de gemeentelijke bestemmingsgrens van ‘’Nieuw Mathenesse’’. De ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied begint in de jaren ’10 van de vorige eeuw. G.J. de Jongh, directeur van de dienst gemeentewerken, havenbouwer en stadsontwikkelaar van Rotterdam had in zijn tijd al opdracht gegeven voor enkele grote havenontwikkelingsprojecten zoals de bouw van de Rijn- en Maashaven. Hij en enkele ondernemers voorzagen de behoefte aan nieuwe havens voor stukgoed15 (Drift, Doepel Strijkers, 2011). Er waren al transitohavens aangelegd in Rotterdam Zuid voor bulkgoederen en zij zagen nu potentie in Noord voor de ontwikkeling van diepe havens die konden voorzien in de behoefte van nieuwe, grotere zeeschepen die stukgoed vervoerden. Hoewel G.J. de Jongh stierf voordat het eerste deel van deze havens gebouwd werden, was zijn visie belangrijk voor de bouw van 1000 hectare aan nieuw havengebied (Boddaert, 2015). De aanleg van de havens begon in 1912 met de aanleg van de Keilehaven, IJsselhaven en Lekhaven die respectievelijk in 1913, 1915 en 1916 werden opgeleverd. De Merwehaven, de grootste van de vier havengebieden werd in 1923 aangelegd en werd eind 1930 opgeleverd. De jaren ’70 en ‘80 waren de hoogtijdagen voor de havens. In deze tijd werden ze omgevormd tot Rotterdam Fruitport en was het een belangrijke bron van werk voor de omliggende wijken in Delfshaven zoals Spangen, Oud-Mathenesse en het Witte Dorp. Na de wederopbouw volgde echter ook de weder-afbouw, wat resulteerde in een afname van het aantal arbeidsplaatsen waardoor de havens een groot deel van hun binding met de omliggende wijken verloren (Drift, 15 Stukgoed of stukgoederen zijn goederen waarvan de hoeveelheid niet wordt uitgedrukt in eenheden als kilo’s of liters maar per stuk. Deze goederen worden in tegenstelling tot conventioneel transport niet vervoerd in containers maar in kisten, kratten vaten of balen. Het laad- en losproces van deze goederen is zeer tijd- en arbeidsintensief en wordt mede door containervervoer in conventionele zin niet meer toegepast (van Dale, 2018).

Doepel Strijkers, 2011). Het huidige M4H wordt net als vroeger, met uitzondering van enkele pionierende creatieve ondernemers, getypeerd door een grote hoeveelheid loodsen die ruimte bieden voor de over- en opslag van goederen van voornamelijk fruit en de aanwezigheid van af- en aan rijdende vrachtwagens. De gemeente Rotterdam heeft dit gebied als onderdeel van het Makersdistrict in het grotere geheel van Stadshavens aangewezen als één van de transformatie- en ontwikkelgebieden van Rotterdam. M4H is dan ook binnen de gemeente Rotterdam al langere tijd in ontwikkeling, want de eerste plannen voor het gebied liepen parallel met de ontwikkeling van de OMSR en het gebied Stadshavens. In de 1e ontwikkelingsstrategie van Stadshavens werd het gebied samen met Waalhaven in één mond genoemd als mogelijke uitbreiding van stedelijke functies met 10.000 tot 15.000 woningen. Ook een uitbreiding van openbaar vervoer over water werd hierin genoemd als een belangrijke mijlpaal (Bouwmeester, 2005). Lange tijd werd ervan uitgegaan dat het fruitcluster, wat zich voornamelijk gecentreerd heeft rond de IJsselhaven, zich op termijn zou verplaatsen, bij voorkeur naar de Waalhaven of elders in het havengebied. Ook Stam ging er in 2016 nog van uit dat deze zich op termijn zou verplaatsen, maar de verwachting is inmiddels dat deze verhuizing aanzienlijk meer tijd in beslag zal nemen dan voorheen werd gedacht. Om te voorkomen dat M4H volledig vastloopt in haar ontwikkeling, wordt er gezocht naar een oplossing. In een interview met Valerie Noordink vertelde Robert Boonk (Hbr, lid kernteam Merwe-Vierhaven, Sr. Real Estate Manager, Port development, Contracts & Real Estate) “… die bedrijven (HIWA, Rotterdam Fruit Wharf, Opticool) … die moeten op termijn verplaatsen… We kunnen ze niet allemaal verplaatsen want de grond aan de overkant is schaars, maar er zijn partijen met elkaar in gesprek zoals Total Produce en Rotterdam Fruit Wharf om een nieuwe koelfaciliteit te bouwen aan de overkant op de terminal… (Noordink, 2014)”


59

Figuur 4: Eigendomsverhouding & Contractduur (bron: OWS M4H 2015)

“Het bedrijf Totalproduce is inmiddels verplaatst naar de Coolport in de Eemhaven. Daar zaten ooit containerbedrijven die naar de 2e Maasvlakte zijn verhuisd. De vrijgekomen loodsen op M4H langs de Galileistraat (waar Totalproduce zat gevestigd) worden de komende tijd getransformeerd voor nieuwe maakindustrie (Vries, 2019)”.

Gewijzigde plannen

De latere structuurvisie Stadshavens uit 2011 verminderde het aantal woningen voor M4H van 6500 tot 4500 woningen. De structuurvisie schetste daarbij voor M4H een perspectief waarbij het gebied een internationale proeftuin zou worden voor innovatieve energievoorziening en watermanagement, met ruimte voor zowel wonen als werken. De doelgroep waar zij zich op richten bestond uit wetenschappers, ingenieurs en kunstenaars, waardoor een mix van diverse leefstijlen zou ontstaan. Het eerste woningbouwprogramma met voornamelijk innovatieve woonvormen was in eerste instantie gepland van 2015 tot 2025 maar inmiddels is het woningbouwprogramma uitgesteld. In het plan was opgenomen dat in de eerste fase voorinvesteerders en pioniers zouden worden aangetrokken, maar dit bleef grotendeels uit. Aanvankelijk zou de gemeente verschillende investeringen doen in het gebied om marktpartijen aan te trekken maar in maart 2016 werd een raadsbesluit aangenomen waarin de structuurvisie op drie fundamentele punten werd gewijzigd. Ten eerste werd besloten dat M4H zou uitgaan van een meer organische gebiedsontwikkeling (in tegenstelling tot de structuurvisie die de mogelijk-

heid zag voor een pps-constructie16). Ten tweede werd bepaald dat de gemeente niet risicodragend zou voor-investeren maar in plaats daarvan pas overheidsmiddelen zou inzetten als de markt ook zou investeren en ten derde werd de mogelijke start van woningbouw uitgesteld tot na 2025 in plaats van vanaf 2015 (Gemeenteraad Rotterdam, 2016). Het ontwikkelingspad van M4H heeft sinds de 1e ontwikkelingsstrategie van Stadshavens tot het ruimtelijk raamwerk in 2018 dan ook een fundamentele verandering ondergaan. De reden dat sinds de oprichting van de OMSR in 2004 relatief weinig vooruitgang is geboekt heeft vooral te maken met de ingewikkelde grondpositie van het gebied. Verschillende grote fruit bedrijven zoals TotalProduce, Rotterdam Fruit Wharf, Opticool en de Fruit Terminal Rotterdam hebben grote delen van het gebied in bezit en hebben langlopende erfpachtcontracten. De langste hiervan lopen nog tot 2100 (Stadshavens, 2015). Tijdens de ontwikkelingsplannen werd hiermee wel rekening gehouden. Het idee was dat met de oplevering van de 2e Maasvlakte, bedrijven uit de Waal- en Eemhaven hier naartoe konden verhuizen, waardoor ruimte vrij kwam in het zuidelijk havengebied voor bedrijven uit M4H om daar naartoe te verhuizen. De verhuizing van het fruitcluster, verloopt echter moeizamer dan verwacht. 16 PPS staat voor Publiek Private Samenwerking. Bij deze projectvorm werken één of meerdere overheidspartijen samen met één of meerdere private instellingen doormiddel van een geïntegreerde contractvorm. Wordt voornamelijk uitgevoerd op het gebied van huisvesting en infrastructuur. Een PPS constructie kan leiden tot projecten van betere kwaliteit voor minder geld (Rijksoverheid, 2019).


60

“Programmatisch en qua tempo liggen we achter op wat toen voorspeld is (Vries, 2019).” “Hoe complex de (her)ontwikkeling van M4H is, blijkt wel uit het feit dat er na vele ambitie- en beleidsstukken en herzieningen daarop, nog weinig is gebeurd in het gebied. Dat de gebiedsontwikkeling op kleine schaal toch van de grond is gekomen, is te danken aan de pioniers in het gebied (Stam, 2016).” De pioniers uit het gebied zoals kunstenaars Roosegaarde en Lieshout, maar ook creatieve of design gerichte bedrijven aan de Keilewerf hebben bijgedragen aan het vergaren van bekendheid voor dit gebied. Roosegaarde en Lieshout vervullen een ambassadeursfunctie binnen het gebied en samen met de creatieve ondernemers dragen zij bij aan het karakter en de branding van het gebied.

van verschillende ondersteunende diensten. Onder deze diensten kunnen het aanbieden van werkruimte, toegang tot kapitaal of netwerk vallen maar ook coaching en uitwisseling van kennis worden daartoe gerekend (DIA, 2018). Ter illustratie: het ECE, gevestigd in de Rotterdam Science Tower (RST19) is in de afgelopen jaren sterk gegroeid, waarbij het in 2014 slechts één verdieping gebruikte groeide dit in 2018 naar elf verdiepingen.

Andere organisaties die eveneens ondersteunend zijn voor de ‘Makers’ van M4H zijn het netwerpodium “Keiletafel”, “OV M4H” en “Made In 4Havens“. OV M4H is de ondernemersvereniging van M4H en behartigt de gemeenschappelijke belangen van de aangesloten ondernemers en bevorderd de onderlinge samenwerking (West Practice Rotterdam, 2017). Made In 4Havens biedt ruimte voor groei aan Vernieuwingen de ondernemers door het aanbieden van producIn zijn boek Veranderstad legt Peek de fundamen- tiefaciliteiten, personeel en collectieve marketing tele verandering in de rolverdeling van stedelijke (Made In 4Havens, 2017). ontwikkelingsopgave uit die op M4H van toepassing is. Hierin beschrijft hij dat de gemeente en het Ha- Begin juni 2018 wordt het ruimtelijk raamwerk, gevenbedrijf al in 2014 kozen voor een ontwikkelstra- maakt door onder andere Delva Landschapsarchitegie ‘nieuwe stijl’ (Peek, Veranderstad, 2015). Deze tectuur voor het gebied gepresenteerd tijdens de nieuwe vorm van gebiedsontwikkeling richt zich op IABR 2018 (IABR, 2018). Op het moment dat dit onmeer op een bottom-up aanpak en houdt zich op derzoek wordt geschreven is het plan nog niet officieen andere manier bezig met de gebruikers in het eel bestuurlijk vastgelegd en gepubliceerd. Dit betegebied. In deze nieuwe aanpak staan de gebruikers kent dat het onder voorbehoud nog in ontwikkeling meer centraal, hun meningen, belangen en ook visie is. In het belang van dit onderzoek is een conceptvormen een centraal onderdeel in de besluitvorming versie van het plan geanalyseerd. In dit plan worden (Brink, 2018). Praktisch gezien betekent dit dat er de ruimtelijke voorwaarden voor ontwikkeling in het geluisterd wordt naar de ondernemers binnen het gebied geschapen. Een open en organische ontwikgebied, hoe zij over nieuw ontwikkelingszaken den- keling is vandaag de dag nog steeds een belangrijk ken en mogelijk ook hoe nieuwe ondernemers ge- voor het gebied. De gemeente gaat er dan ook vansteund kunnen worden om zich te vestigen in het ge- uit dat het vastleggen van een compleet ingekaderd bied. Organisaties of bedrijven die dit ondersteunen masterplan hieraan niet ten goede komt. Het ruimzijn bijvoorbeeld de ECE17 en de CIC18. Deze twee zijn telijk raamwerk is een raamwerk voor toekomstige wat binnen gebiedsontwikkeling wordt omschre- ontwikkelingen. Het raamwerk zelf bestaat uit een ven de “Incubators”. Incubators zijn organisaties structuurbeeld met regels voor bouwen en profielen of bedrijven die een proces realiseren waarbinnen voor materialiseren van de openbare ruimte evenstarters of startups in een versnelde groei doorstro- als een tiental richtinggevende principes (Gemeenmen naar succesvolle ondernemingen, door inzet te Rotterdam, 2018). (Inmiddels is bekend dat deze zijn gereduceerd tot acht richtinggevende principes 17 ECE is een afkorting voor Erasmus Centre for (Vries, 2019), maar het is ten tijde van dit onderzoek Entrepreneurship. niet publiekelijk bekend hoe deze er precies uit zien). 18 CIC is het Cambridge Innovation Center afkomstig vanuit Boston en opende zijn deuren in Rotterdam in september 2016. Het CIC is gericht op het voortdrijven van innovatie door het aanbieden van werkruimtes, faciliteiten en netwerken.

19 RST is een afkorting voor Rotterdam Science Tower, een van de drie Marconitorens in M4H.


61

1. M4H biedt een makerscultuur. Profilering wordt gelegd op self made, dynamische en productieve ondernemers. De makerscultuur wordt zichtbaar gemaakt en er wordt ruimte gecreëerd voor testen en prototypen. 2. Ballotage van nieuwe initiatieven (werken en wonen) gebeurt op basis van toegevoegde waarde aan het collectief. Partijen worden geselecteerd op de basis of ze “de mate van circulariteit een stap vooruithelpen”. Ze worden geselecteerd aan de hand van de duurzame producten of innovatieve technologieën die ze maken en in hoeverre ze synergie willen aangaan met andere functies. 3. M4H biedt blijvend ruimte aan verschillende milieus. Een variatie aan verschillende type milieus voor maken en wonen wordt gekoesterd. Doorgroeiende starters en pioniers worden beloond voor hun bijdrage aan de waardeontwikkeling in het gebied. 4. M4H biedt een dynamisch en gemengd stedelijk woon-werkmilieu. Verschillende functies worden productief met elkaar gebotst. Het woonmilieu wordt vitaal en dynamisch binnen het havengebied geprofileerd. 5. M4H levert grensoverschrijdende energie. Het gebied zoekt binding met zijn omliggende omgeving van Schiedam tot Delfshaven door onder anderen te voorzien in aantrekkelijke koele plekken aan het water, door middel van schone energie en door sociale woningbouw. 6. Collectiviteit vormt de basis van circulariteit. Er worden ruimtes, faciliteiten, systemen, netwerken etc. gedeeld met de ondernemers en de gemeente gaat deel uitmaken van verschillende initiatieven waaronder het decentraal zuiveren van afvalwater. 7. M4H zet de toon in de nieuwe mobiliteit die voorwaardelijk is voor de groei van de stad. Dit betekent dat M4H een basis biedt voor een netwerk van elektrische mobiliteit en (smart) vervoerssystemen die verbonden staan met het Marconiplein als centraal knooppunt voor heel M4H. 8. M4H wordt een leesbaar landschap. De haven en rivier zijn de identiteitsdrager van het gebied. Het waterfront wordt ontsloten en brede adaptiestrategieën worden ingezet om het gebied waterveilig te maken. 9. M4H blijft milieuruimte bieden die nodig is voor de ontwikkeling tot een echt Makersdistrict. In de geest van de nieuwe omgevingswet gaat de gemeente over van de norm naar wat daadwerkelijk nodig is voor het gebied. 10. M4H biedt ruimte aan verdere verdichtingsmogelijkheden in de tijd. De dichtheid is een wezenskenmerk van het innovatiemilieu en bouwt voort op het bestaande maar houdt de toekomst open voor doorontwikkeling.


62

ECE statistieken 2014

2016

2018

Gehuisveste bedrijven RST

26

91

160

Waarvan startups

21

83

150

Waarvan internationale startups

5

21

45

“Get Started” Deelnemers

78

281

600

Werkgelegenheid RST

245

713

1.350

Werkgelegenheid ECE Campus

80

413

850

Unieke bezoekers p/j

5.250

Studenten p/j

450

1.500

2.500

Corporatie educatie deelnemers

75

650

950

(Partner) Events p/j

55

215

350

Betrokken initiatieven & partners

3

13

25

*

17.800 22.500

Bron: (Hogeschool Rotterdam, 2018)

* “Get started” is een 12 weken durende programma waarin ondernemers leren om hun idee te vertalen in een bedrijf. (ECE, 2018)


63

Samenvatting ontwikkelingsgeschiedenis m4h Het Merwevierhaven gebied wordt ondanks de uitgebreide inspanningen van de gemeente en geassocieerde organisaties, nog steeds gedomineerd door een sterke aanwezigheid van het fruitcluster met grote op- en overslagloodsen. De reden voor vertraging heeft te maken met een ingewikkelde grondpositie. In tegenstelling tot de RDM is er in het gebied van M4H geen sprake van een groot leegstaand en failliet bedrijf dat gemakkelijk(er) kon worden overgenomen. Het fruitcluster moet uitgekocht en verhuisd worden naar de Waal- of Eemhaven, waar tegelijkertijd eerst de huidige bedrijven moeten verhuizen naar bijvoorbeeld de 2e Maasvlakte. Langzaam maar zeker verhuizen de fruitloodsen vanuit M4H naar de Waal- of Eemhaven als er plek vrijkomt, maar deze transitie is traag. De gemeente heeft er bewust voor gekozen om de gebiedsontwikkelingsopgave van M4H niet aan te pakken als een traditioneel stadsontwikkelingsmodel zoals bijvoorbeeld op de Kop van Zuid het geval was. Hierbij wordt niet in één keer de gehele industrie uitgekocht om plaats te maken voor nieuwe ontwikkeling maar in plaats daarvan wordt het fruitcluster langzaam naar de overkant verhuisd. Dit heeft als eerste gevolg dat de ontwikkeling langer duurt dan voorheen gedacht en ten tweede betekent dit heel praktisch dat er meer inpassingsplannen gemaakt moeten worden (Vries, 2019). De focus van het gebied ligt meer op gebiedsontwikkeling 2.0 of zoals Peek het beschrijft “gebiedsontwikkeling als collectief proces in plaats van als productieketen (Peek, Veranderstad, 2015)”. Het huidige M4H wordt gekenmerkt door enkele creatieve pioniers zoals Roosegaarde en Lieshout en het ECE als incubator maar vooral een door grote hoeveelheid loodsen. Vanuit de gemeente is er geen harde hand of een masterplan die volledig voorschrijft wat de ontwikkeling van het gebied is of wordt. In plaats daarvan is er het ruimtelijk raamwerk die voornamelijk richting geeft aan de gewenste ontwikkeling maar daarbij niet te veel vastlegt om ruimte (en vrijheid) te geven aan de makersindustrie. “Er zal een balans zijn tussen bedrijven in verschillende groeifases: startups, scale-ups, grown-ups en corporates (Rotterdam Makers district, 2017).” Gezien de huidige ontwikkelingsfase heeft het nog geen zin om een label of benaming te koppelen aan M4H. De open opzet van het Raamwerk laat veel ruimte vrij voor interpretatie en de realisatiefase van het gebiedsontwikkelingsproces moet nog beginnen. Gezien het huidige profiel van de ondernemers en de focus van het Makersdistrict is de enige aanzet voor een beschrijving van het gebied één waarbij M4H gedefinieerd wordt als “Hybride Makerszone”.


64

2.5 Metropoolregio Rotterdam Den Haag De Metropoolregio Rotterdam Den Haag, afgekort MRDH is een samenwerkingsverband op metropoolniveau tussen verschillende gemeentes en instituties binnen de provincie Zuid-Holland. Deze organisatie richt zich op het vernieuwen van vier thema’s binnen de metropool namelijk; verbindingen, economie, energie, stad en omgeving. Het samenwerkingsverband MRDH werd in december 2014 door 23 gemeenten officieel opgericht (MRDH, 2014). De benaming ‘metropool’ is niet geheel nieuw, al in 2007 werd een samenwerkingsverband tussen de twee steden genoemd door middel van de term ‘dubbelstad’ in het urgentieprogramma ‘Randstad Kracht’. De term dubbelstad werd beschreven als ‘’een samenhangende stedelijke regio met twee min of meer gelijkwaardige stedelijke centra’’ (Beuken, 2007). Het concept kon echter niet slagen omdat het bij de onderliggende gemeentes aan bestuurlijke draagvlak ontbrak. Gemeentes waren in eerste instantie erg terughoudend om samen te werken met andere gemeentes. Het feit dat dit concept alleen uitging van een samenwerking tussen de twee grote steden beviel ook niet. Dit leidde eind 2014 tot de oprichting van het “rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam MRDH” (Overheid.nl, 2014). In dit samenwerkingsverband waren belangrijke, maar kleinere steden zoals Leiden en Delft wel meegenomen in de ontwikkelingsvisie. Het initiatief kwam hierbij van onderaf, in tegenstelling tot dubbelstad dat voornamelijk van bovenaf door de provincie was opgelegd (Marsé, 2009). Het doel van MRDH is om de concurrentiepositie en het economisch vestigingsklimaat van de regio te verbeteren. Daarnaast moet het wel een metropool blijven waar mensen kunnen en willen wonen en waar voldoende ruimte is voor recreatie en natuurbeleving (MRDH, 2014). ‘’De Metropoolregio Rotterdam Den Haag wil een duurzame en internationaal concurrerende regio zijn. Een grootstedelijk gebied met een aantrekkelijk landschap en een infrastructureel netwerk dat woonkernen, werklocaties en voorzieningen verbindt (MRDH, 2014).’’

De juridische basis van de metropoolsamenwerking is beperkt tot verkeer & vervoer en economisch vestigingsklimaat. Dit betekent dat MRDH verantwoordelijk is voor de wettelijke uitvoering van deze taken, directe ontvanger is van rijksfinanciering en directe opdrachtgever van het regionale en stedelijke openbaar vervoer in de 23 gemeenten (MRDH, 2014). Het voert ook gedeeltelijk in opdracht of namens deelnemende gemeenten onderzoek uit die van belang zijn voor de regio. Zo ook bijvoorbeeld het recent uitgekomen rapport “Roadmap Next Economy”. Dit rapport (hierna afgekort als “RNE”) en het daaraan gekoppelde onderzoek opgesteld en uitgevoerd door Jeremy Rifkin en zijn Third Industrial Revolution Consulting Group (TIR CG) en de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), concluderen dat er noodzaak en urgentie is bij een transformatie van het huidige economische model van de regio. Rifkin voorspelt een 3e industriële revolutie waarbij wereldwijde tendensen zoals bijvoorbeeld klimaatverandering staten dwingen om zich aan te passen aan de opkomst van een nieuwe economie. Deze economie is gebaseerd op een samensmelting van internet- en communicatietechnologieën, met nieuwe vormen van decentrale energie en een economie die alle sectoren van de samenleving doorkruist. Een belangrijke verschuiving in deze nieuwe economie is de beweging van een gecentraliseerde, verticaal georganiseerde economie naar een laterale, decentrale en circulaire economie die is gebaseerd op samenwerking. Zoals Rifkin beschrijft, heeft de regio MRDH veel potentie in zich om in de toekomst zich te profileren als bron van die nieuwe economie, maar weet zij deze momenteel nog niet optimaal te benutten. Er is bijvoorbeeld weinig kruisbestuiving tussen de verschillende economische sectoren en het ondernemersklimaat in de regio is ook niet gunstig. Ook benadrukt het OESO dat schaalvoordelen zijn te behalen door intensievere samenwerking. Daarbovenop is wellicht het grootste probleem het ontbreken van een overkoepelende strategie die deze zwaktes in kaart brengt. Het rapport RNE bevat een SWOT, met de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van de metropoolregio.


65


66

(Regionale) STERKTES - Sterk internationaal netwerk in Den Haag - Haven en logistieke sectoren - Kennis en industriële posities in IT, petrochemie, agro/food, maritiem, security, HTSM, Deltatech, Medtech

(Internationale) KANSEN - Energieconversie en -opslag - Lokale maakindustrie - Betrouwbare lokale voedselvoorziening - Veilige delta’s - Zorgrobotica, eHealth - Veilige digitale handel - Toerisme

ZWAKTES - Lage economische groei - Verouderde industriële structuren en Bedrijfsmodellen - Lage levenskwaliteit - Sociale scheiding

BEDREIGINGEN - Disruptie in internationale energiemarkt - Nieuwe risico’s als gevolg van Klimaatverandering - Zorgkosten en -capaciteit

Bron: (Roadmap Next Economy, 2016)


67

Roadmap Next Economy De Roadmap Next Economy bevat vijf verschillende transitiepaden die ervoor zorgen dat de nieuwe economie in de regio gerealiseerd kan worden. De transitiepaden pakken elk een zwak punt of bedreiging aan, zijn verbonden met één of meer sterke regionale punten, benutten elk een internationale kans en ieder pad gaat uit van een bevorderende groei en de creatie van meer banen. De transitie is, zoals Rifkin beschrijft, “een zaak van de lange adem” en de nieuwe economie heeft veel gezichten (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016). De vijf transitiepaden worden vooraf gegaan door vier impulsen, die ervoor zorgen dat het transitiepad ontstaat.

Institutionele Impulsen

Een intensievere samenwerking met verschillende kennisinstellingen, bedrijven en overheden is noodzakelijk. Volgens het OESO levert een intensievere samenwerking schaalvoordelen op voor de metropoolregio. Ook samenwerking tussen buitenlandse topinstituten en bedrijven die zich bezig houden met robotica en nanotechnologie zijn uiterst belangrijk. Om competitief te blijven moet er gefocust worden op aantrekking van meer gespecialiseerde kennis naar de regio, moet er meer binding gecreëerd worden tussen traditionele grote bedrijven en aankomende start-ups en moet voorkomen worden dat wanneer deze startups uitgroeien tot scale-ups deze de regio of het land verlaten. Zowel grote als opkomende bedrijven hebben elkaar uiteindelijk Financiële Impulsen Net zoals er in de 19e eeuw werd gebouwd aan een hard nodig in de Next Economy. fysieke infrastructuur van spoorwegen, bruggen, havens en snelwegen waardoor de Industriële Revolu- Mentale Impulsen tie mogelijk werd, dient er in de toekomst gewerkt Om de metropoolregio daadwerkelijk tot een onte worden aan een digitale en circulaire infrastruc- dernemende regio te transformeren is een cultuurtuur. De investeringen in de benodigde voorzienin- omslag vereist. Onderzoek door Harvard Business gen zoals bijvoorbeeld digitale communicatieplat- Review beschrijft dat een ondernemende regio forms, glasvezel en big data zullen gezamenlijk niet zozeer wordt gekenmerkt door de hoeveelheid ongeveer €50 miljard bedragen. Deze kostenraming start-ups of ondernemers. Het is van veel groter beomvat tevens de inpassing en het in gebruik nemen lang in hoeverre een lokale of regionale cultuur onvan IT-instrumenten in het onderwijs, iets wat één dernemerschap bevordert, stimuleert en waardeert, van de hoogste prioriteiten van de Next Economy en dat de risico’s die horen bij het ondernemerschap behoort te zijn. worden aanvaard. Onze regionale cultuur is tamelijk conservatief en risicomijdend, en is niet stimulerend of faciliterend voor het gewenste ondernemerschap. Juridische Impulsen Hedendaagse traditionele wetten staan op gespan- Om deze cultuuromslag te realiseren zijn structuur nen voet met de nieuwe economie. Ons huidige juri- en ondersteuning in de regio belangrijk. dische stelsel biedt een vorm van bescherming maar verhindert ook een verdere ontwikkeling. Een voor- Voordat het RNE-rapport werd gepubliceerd, werd beeld hiervan is de zogenaamde ‘Afvalstoffenwet’, in de workshops en werkgroepen die werkten aan die verbiedt om afval als grondstof te hergebruiken het opstellen van het rapport duidelijk dat de hein circulaire bedrijfsprocessen. Dit vraagt aldus om dendaagse verticale economische structuur van nieuwe juridische kaders die toekomstbestendig sectoren in de toekomst een horizontale, sector overschrijdende vorm gaat aannemen. Een meer zijn. geïntegreerde benadering was dan ook vereist voor het onderzoek. Vandaar de keuze van de onderzoekspartners om niet uit te gaan van algemene economische thema’s, maar in plaats daarvan vijf transitiepaden, die het verwachte toekomstperspectief van de Next Economy, uitgaande van de sterktes en zwaktes van de metropoolregio het best wist te omschrijven.


68

1. Smart digital delta naar nul marginale kosten Het eerste transitiepad bevat alle ontwikkelingen rond elementen als snelle digitale verbindingen en big-data platforms. Het omvat acties die bijdragen aan het opzetten van de digitale infrastructuur waarmee de dataproductiviteit van de regio verhoogd kan worden evenals mogelijkheden voor juridische kaders, die enerzijds ontwikkeling mogelijk maken maar anderzijds daarvoor geen veiligheid opofferen.

data, gecomplementeerd met digitale handels- en juridische functies. Ook mobiliteit in algemene zin moet hierop voorbereid worden. Dus bijvoorbeeld speciale rijstroken en wegen voor vrachtwagens, anticiperen op colonne rijden met zelf automatisch vervoer en automatische ladingcontrole voor douane en belastingdienst. De sterkste sectoren binnen de MRDH hebben de meeste baat bij deze nieuwe digitale technologieën (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016).

Digitalisering maakt sector overschrijdende en wereldwijde distributie van gegevens mogelijk, evenals optimalisatie van processen. Belangrijk is dat de regio hierop anticipeert en zichzelf met een concurrerend voordeel opstelt om andere grootstedelijke regio’s in Europa voor te blijven. Het is nodig om innovatieactiviteiten binnen de regio beter op elkaar af te stemmen en sterker te koppelen aan economische sectoren. Hiervoor zijn investeringen nodig in telecommunicatie-infrastructuur. Naar verwachting zal er een stijgende lijn blijven van toegenomen internetgebruik en daarvoor dient de aanwezige infrastructuur verbeterd te worden door een fundamenteel herontwerp om het ingewikkelde digitale internetverkeer in de toekomst te blijven beheersen en ervoor te zorgen dat deze flexibel kan blijven.

2. Smart energy delta naar nul koolstof Het tweede transitiepad bevat alles omtrent slimme, duurzame energiebronnen, energiesystemen en besparingen. Het omvat de acties die nodig zijn om een infrastructuur van hernieuwbare energie op te zetten, de glas- en tuinsector aan te passen en de verduurzaming van stedelijk gebied aan te pakken.

5G is nodig om het niveau van connectiviteit mogelijk te maken dat de nieuwe economie vereist. Verder betekent Smart Digital Delta (SDD) een digitale integratie voor de regio. Deze legt een digitale basis onder de verdere internationale expansie van bedrijven. Deze technologieën vragen om een aangepast juridisch en beleidsfundament, waardoor ze internationaal en digitaal kunnen functioneren in commerciële, juridische en persoonlijke transacties. SDD moet ook de burger helpen zichzelf te handhaven in deze digitale realiteit. SDD helpt burgers in de interactie met systemen. Voor het vinden van een baan, mobiliteit, financiën, sociale en fysieke veiligheid, gezondheidszorg, welzijn, duurzaamheid en digitale gemeenschappen. Om een aantrekkelijk ondernemersklimaat te creëren moet een veilige infrastructuur worden opgebouwd voor uitwisseling van

Met de ondertekening van het klimaatakkoord en de nieuwe kabinetsdoelstellingen die daaruit zijn voort gekomen, is er nu meer bestuurlijke en politieke wil om verduurzaming mogelijk te maken. Verduurzaming van de energiesector vraagt om een flexibeler energiesysteem, omdat het aanbod van ‘schone’ bronnen fluctueert. Wind- en zonne-energie zijn weliswaar onuitputbare bronnen maar ze zijn niet voorspelbaar. Niet elke dag is het even zonnig of winderig. Een “multi commodity netwerk” dat geschikt is voor meerdere energiebronnen, biedt hiervoor de oplossing en deze zal naar verwachting in loop der tijd evolueren. Maar de ontwikkeling kan sneller verlopen als de overheid zich opwerpt als eerste klant (zogenaamde “launching customer”) en als belangrijke partijen van de energiesector hun investeringen en infrastructuur op elkaar af stemmen. Transitie naar Smart Energy Delta (SED) leidt tot een regionaal duurzaam energiesysteem met een aantrekkelijke en leefbare omgeving. Alle drie domeinen van de regio, het verstedelijkte gebied, het groene hart en het Haven Industrieel complex (zie onderstaand figuur) zijn energie intensief en laten zich niet gemakkelijk vormgeven. Wat per domein precies moet gebeuren om de transitie mogelijk te


69

Samenwerking met de overheid biedt hiervoor de mogelijkheid om gezamenlijk naar een oplossing te werken.

Figuur 5: Drie domeinen van MRDH

maken vereist zorgvuldig onderzoek en planning. Integrale systeembenadering is hierbij een absoluut vereiste. Mobiliteit is een essentiële factor in de SED maar maakt ook een integraal onderdeel uit van de transitie in de regio omdat ze vervuilende brandstoffen gebruiken. De gehele overheid, van Rijkstot gemeentelijk niveau, dient stabiel en voldoende aanbod van energie te faciliteren. Dit kan verwezenlijkt worden via een zogenaamd “Smart Multi Commodity Grid”, een energie-infrastructureel-systeem die verschillende lokale systemen kan verbinden en maximaal gebruik kan maken van al deze verschillende bronnen. Als deze infrastructuur eenmaal aangelegd is kan waterstof mogelijk als nieuwe energiedrager worden gebruikt met vrijwel verwaarloosbare kosten (volgens Rifkin). De Rotterdamse haven kent een lange geschiedenis met het gebruik hiervan. In principe zou het inzetten van deze technologie een kwestie zijn van het plukken van laaghangend fruit. Nederland is ook wereldleider op gebied van (glas) tuinbouw en deze sector gebruikt veel energie en CO2. Wanneer de aardgasaanvoer wordt stilgelegd moet deze gecompenseerd worden met andere CO2 bronnen. Hiervoor is specifieke infrastructuur nodig. Gelukkig is de kassensector gemotiveerd om duurzamer te worden en zijn wereldpositie te behouden.

De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor 30% van de totale energievraag van de regio. Zuid-Holland is daarbij ook het meest dichtbevolkte stedelijke gebied van het land. Er is veel nodig om dit domein te verduurzamen. Hierbij kan gedacht worden aan de renovatie en isolatie van woningen, maar ook de aanleg van zonnepanelen op platte daken zoals het initiatief van Rotterdam dit voorstelt behoren tot de mogelijkheden (Hendriksma, 2018). Ook de gasinfrastructuur moet worden aangepakt. De betrokkenheid van alle partners is noodzakelijk om gezamenlijk en proactief te investeren in energiebesparing en hernieuwbare energieproductie. Essentieel is dat bewoners hier zelf betrokken bij zijn (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016). 3. Circular economy naar nul afval Het derde transitiepad bevat het hergebruik van hulpbronnen en afvalstromen binnen de regio. Hieronder valt recycling, hergebruik (upcycling) en schone technologieën. Verder beschrijft het de acties die nodig zijn voor creëren van een circulair knooppunt. De potentie van de circulaire economie is enorm. Zowel voor creatie van nieuwe banen als bijdrage aan de verduurzaming van de samenleving. Bij deze overgang kunnen in Nederland minstens 80.000 banen gecreëerd worden. (Rabobank, McKinsey, TNO 2015). Deze circulaire economie wordt echter niet van de ene op de andere dag geïmplementeerd. Het vereist een omslag in onze denkwijze en een brede benadering, die al begint bij de ontwerpfase van producten. Waarbij ook al gedacht moeten worden aan de wijze waarop de demontage gaat plaats vinden, want hierbij moeten ook materialen en stoffen gescheiden worden voor re- en upcylcing. Het Nederlandse kabinet heeft hierbij, als reactie op adviezen van het “Planbureau voor de Leefomgeving” en de “Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur” het doel gesteld om vanaf 2050 een circulaire eco-


70

nomie te hebben. MRDH streeft ernaar om een van de eerste regio’s te zijn, met een volledig circulaire economie. Om dit te bewerkstelligen kunnen circulaire niche-activiteiten in regio worden opgeschaald. Hiervoor is het nodig dat de MRDH alle stromen van hulpbronnen, materialen en afval in kaart brengt. Bedrijven uit de regio zouden hierbij een proefproject kunnen starten waarbij afval wordt omgezet in hulpbronnen voor chemische producten (waste to chemicals). Deze opwaardering van afval en hulpbronnen bespaart niet alleen kosten, maar levert banen op en verlaagt de CO2 uitstoot.

ondernemers en scale-ups snel kunnen groeien, met een investeringsklimaat waar innovaties in gedijen. Dit vereist een overheid die proactief ondernemend is op al haar eigen sectoren. Waarbij een combinatie van ondernemerscultuur, -structuur en –praktijk door de overheid wordt gestimuleerd. Deze cultuur bevat factoren zoals persoonlijk en institutioneel leiderschap, biedt ruimte aan creativiteit en is in staat risico’s te aanvaarden. Ondernemersstructuur bevat factoren zoals de aanwezigheid van instituten en infrastructuur, het bieden van intensieve contacten en stimuleren van kruisbestuiving tussen sectoren en de ondernemerspraktijk bevat ondernemersvrienEen verschuiving in het denken over afval en afval- delijke markten en stimulansen, financieringsmogeverwerking is van belang. Dit proces is intensiever en lijkheden waaronder flexibele wet- en regelgeving vereist veel nieuwe arbeidskrachten. Beter recyclen en een overheid die zelf ondernemend is. Een grote wordt mogelijk als de locatie, conditie en beschik- verscheidenheid van crowd-based netwerken maakt baarheid hiervan gekend wordt, bijvoorbeeld door deze nieuwe economische ruimte hybride en opwingebruik te maken van intelligente Asset Value Dri- dend. Consumenten gaan steeds meer zelf producevers20 (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016). ren en worden economisch onafhankelijker (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016). 4. Entrepreneurial region naar nieuwe productiviteit 5. Next society Het vierde transitiepad bevat relevante bouwstenen naar een inclusieve maatschappij voor nieuwe ondernemingsmodellen, producten en Het vijfde en laatste transitiepad bevat aspecten diensten, innovaties en vormen van samenwerking. over de toekomstige maatschappij van de regio. Daarnaast betreft het factoren die nodig zijn voor Hierbij gaat het om nieuwe arbeidsmarktafspraken, het creëren van een ondernemende cultuur. vaardigheden, onderwijsvormen etc. De nieuwe economie wordt gekenmerkt door een radicaal ander economisch model dan voorheen. Verticaal geïntegreerde structuren maken plaats voor laterale en meer horizontale netwerken die overstijgend zijn over grenzen en sectoren. De metropoolregio moet zich richten op het stimuleren van innovaties tussen en buiten sectoren (Dit is waar Katz en Wagner, in hun onderzoek naar Innovatie Districten, verwijzen naar de zogenaamde “Weak Links”21 zoals beschreven door Granovetter). Een ondernemende cultuur moet worden opgericht waarin 20 Asset Value Drivers, “zijn factoren die in belangrijke mate van invloed zijn op de prestaties. Dit kunnen zaken zijn als technische kennis of innovatief vermogen. Met zulke ‘’drivers’’ kan een organisatie zich onderscheiden ten opzichte van anderen (De financiële begrippenlijst, 2018).” 21 “Weak Links” of in het Nederlands “zwakke verbanden” worden in hoofdstuk vier nader omschreven.

De groei van werkgelegenheid blijft achter in de regio MRDH t.o.v. andere grote steden in Nederland en de EU. Dit is voor een deel omdat de belangrijkste economische sectoren van de regio: industrie, logistiek en openbare diensten allemaal een langzame krimp ervaren. Terwijl de sector zakelijke diensten, die gestage groei ziet, relatief klein is in de regio. De oude industrieën zullen langzamerhand verdwijnen waarbij nieuwe niches gestimuleerd moeten worden. Voor het ontstaan van lucratief concurrentievoordeel is het een voorwaarde dat nieuwe ontwikkelingen sneller en op grotere schaal gelanceerd worden. De innovatie economie is hierbij cruciaal. Ook organisaties en bedrijven zullen zich moeten aanpassen aan de nieuwe economie, zij zullen zich flexibeler en adaptiever moeten gaan opstellen. Het


71

traditionele vaste baan model maakt plaats voor een dynamisch model met lossere aanstellingen en minder zekerheid. De trend en gevolgen van flexwerken die de afgelopen jaren te zien waren, zetten zich dus sterk door, waarbij ook de inhoud van banen gaat veranderen. De opkomst van de deeleconomie biedt ook elementen die van belang zijn voor de Next Economy, zoals de impact van onbenut kapitaal (denk hierbij aan: ruimte, transport en vaardigheden), verandering in consumptie, netwerkeffecten en democratisering van economische kansen. De deeleconomie biedt veel kansen maar schept ook veel onzekerheid. Deelplatforms maken werk meer versnipperd, maar mogelijk ook meer efficiënt. In de Next Economy wordt werk opgedeeld en uitgevoerd door mensen over de hele wereld: een voorbeeld hiervan is het ‘Github’ platform, wat door mensen over de gehele wereld wordt gebruikt om gezamenlijk te werken aan ontwikkeling van software. Hiervoor is verder beleid nodig dat verder kijkt dan de traditioFiguur 6: vijf transitiepaden (bron: Roadmap Next Economy, 2016)

nele werkgever- en werknemersrol. Er is een nieuw regelgevend kader of zelfs een nieuw ‘sociaal contract’ nodig voor de opkomende deeleconomie om te zorgen dat deze een sociaal gezicht heeft en niet enkel is gericht op efficiency en winstmaximalisatie voor een minderheid (Rifkin, TIR-CG, OESO, & MRDH, 2016). De RNE is een alomvattende economische strategie. Het onderzoeksdocument en de adviezen die erin zijn opgenomen worden dan ook door vele gemeenten ter harte genomen. Kuipers refereert naar de transitiepaden van RNE in zijn essay voor de Schiedamse havens en ook de visie van Stadshavens berust voor een belangrijk deel op de genoemde transitiepaden. De Roadmap to the Next Economy is wat dat betreft een belangrijk aanhakingspunt voor verdere samenwerking tussen Schiedamse havens, RDM en M4H.


72

2.6 Havenbedrijf Rotterdam Het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) is sinds 2004 een verzelfstandigde naamloze vennootschap, waarbij de ene helft van de aandelen in bezit is van de Rijksoverheid en de andere helft in bezit is van de gemeente Rotterdam. Het was van oorsprong een gemeentelijke instantie. Het HbR is beheerder, exploitant en ontwikkelaar van het Rotterdamse haven- en industriegebied. Het Havenbedrijf is net als de gemeente onderdeel van de organisatie Stadshavens en heeft een belangrijke stem in de ontwikkeling van het gebied. Het HbR en daarmee de haven van Rotterdam staat voor verschillende uitdagingen om vitaal en competitief te blijven. De onzekerheid die nieuwe trends en ontwikkelingen met zich meebrengen, zoals opkomende klimaatverandering en technologische innovaties brengen onvoorspelbaarheid, maar bieden ook nieuwe kansen op het gebied van bijvoorbeeld digitalisering en schone energie (met name offshore wind). Anno 2019 staat de haven voor nieuwe uitdagingen. EĂŠn van de belangrijke uitdagingen is om binnen 30 jaar de Nederlandse economie en samenleving CO2 neutraal te maken en de haven van Rotterdam is bij uitstek de plek om deze transitie effectief vorm te geven. Met de oplevering van de 2e Maasvlakte is het ook van belang dat de oudere havengebieden vitaal gehouden worden. Naar verwachting zal deze energietransitie niet resulteren in een afname van de vraag naar gebruik van fysieke en milieu gebruiksruimte. Ook betekent het waarschijnlijk geen vermindering van de geluidsoverlast.

“Ruimte is een kritische succesfactor voor de transitie van de haven� Het is zelfs mogelijk dat de transitie (in ieder geval tijdelijk) meer gebruiksruimte vereist. Om de transitie te bespoedigen is er ook meer en nieuwe experimenteer- en bedrijfsruimte nodig. De verbetering van de bereikbaarheid zal eveneens meer ruimte vereisen. Kortom ruimte is een kritische succesfactor voor de transitie van de haven (Havenbedrijf Rotterdam, 2018).


73

Havenvisie 2030 Het HbR stelt als ambitie dat de Rotterdamse haven in 2030, Europa’s belangrijke haven- en industriecomplex is, die koploper is op het gebied van duurzaamheid en nauw verbonden is met industriële en logistieke knooppunten van Noordwest-Europa. In

“Rotterdam in 2030, Europa’s belangrijkste haven- en industriecomplex” 2030 is de Rotterdamse haven een belangrijke pijler van welvaart voor de regio, Nederland en Europa. De havenvisie van het HbR die in 2011 werd vastgesteld blijft onverkort in stand gehouden en in de jaarlijkse voortgangsrapportage wordt ieder jaar gereflecteerd op de voortgang, evenals nieuw ondervonden trends en ontwikkelingen die invloed hebben op het havencomplex. De negen opgaven van de topagenda die in 2011 werden vastgesteld worden vandaag de dag nog steeds gehandhaafd. In de meest recente voortgangsrapportage uit 2017 wordt tevens nadruk en noodzaak gelegd op samenwerking: “Alleen door een gezamenlijke aanpak en inzet zullen de transities in het Rotterdamse havenen industriecomplex van de grond kunnen komen en daadwerkelijk gestalte kunnen krijgen” (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).


74

Relevante trends in internationale handel volgens EU (Havenbedrijf Rotterdam, 2017) GLOBALISATIE TOT NU TOE

TRENDS DIE DE GLOBALISERING VERANDEREN

Materiële stromen van fysieke goederen

Immateriële stromen van diensten en gegevens

Vraag naar meer en meer diverse goederen en diensten

Vraag naar meer fair trade, duurzame en lokale producten

Wereldwijde aanbodketens

Wereldwijde waardeketens

Stromen voornamelijk tussen ontwikkelde economieën

Verhoogde participatie van opkomende economieën en megasteden

Landen en grote multinationals drijven stromen

Toenemende rol van kleine ondernemingen, nietstatelijke actoren en individuen

Eenvoudig gemonetariseerde transacties

Opkomst van open-source en gedeelde content

Technologische overdrachten van ontwikkelde naar opkomende economieën

Technologische overdrachten in beide richtingen

Bron: Europese Commissie, Harnessing Globalisation, Mei 2017

Relevante trends in internationale handel volgens EU (bron: Havenbedrijf Rotterdam, 2017)


75

Opgave 1 Energietransitie en klimaat

Energietransitie en klimaat

Verbreding met nieuwe markten

18% van de totale Nederlandse CO2-uitstoot is afkomstig van het HIC (Haven Industrieel Complex). In lijn met het klimaatakkoord van Parijs staat de haven voor de grote opgave om binnen 30 jaar klimaatneutraal te worden. Om die reden heeft in opdracht van het HbR, het Duitse Wuppertal Institut, scenario’s onderzocht voor de de-carbonisatie van het Rotterdamse havencomplex. De energietransitie is hierbij mogelijk via verschillende paden, met name duurzame energieopwekking voornamelijk door offshore wind komt hierin veelveeldig terug. Het klimaatakkoord dat eind 2015 in Parijs werd ondertekend werd ook breed omarmd door het Nederlandse bedrijfsleven. Tijdens de Nationale Klimaattop in het najaar van 2016 presenteerde het HbR en een vijftigtal andere grote bedrijven zich als Transitiecoalitie. In 2017 wordt een daling in CO2-uitstoot verwacht door sluiting van twee oude kolencentrales op de Maasvlakte. De oude RCI doelstelling om CO2-uitstoot in 2025 met 50% te reduceren wordt echter met de huidige gang van zaken niet gehaald. De grafiek van het HbR laat zelfs zien dat er sinds 2013 een stijging is in CO2 uitstoot (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).

Opgave 2 Verbreding met nieuwe markten Deze opgave bevat het verbreden van de het huidige haven- en industriecomplex met nieuwe activiteiten, zoals bijvoorbeeld offshore wind, biobased chemie, maritiem zakelijke dienstverleners, reders en scheepsbouwers. Bij de vestiging van nieuwe activiteiten is synergie met bestaande activiteiten relevant. Verder bevat deze opgave het wegnemen van enkele belemmeringen door regelgeving. Dit betreft voornamelijk het enerzijds garanderen van nationale veiligheid en volksgezondheid rond bijvoorbeeld de chemische industrie en anderzijds wordt verdere innovatie in de sector sterk belemmerd door administratieve- en nalevingslasten. Consequent betekent dit dat het Chemieloket (dat is ingesteld door het Rijk voor dit soort bedrijven) met de desbetreffende ondernemers en bevoegde instanties op zoek gaat naar ruimte binnen de bestaande regelgeving (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).


76

Opgave 3 Versterken en vernieuwen van het industriecluster Versterken en vernieuwen van het industriecluster

In maart 2016 werd een actieplan onder leiding van oud Shell-topman Rein Willems gepubliceerd. Deze belichtte dat er een gezamenlijke aanpak noodzakelijk was voor het raffinage-, chemie- en energiecluster. Dit actieplan betrof het optimaliseren van bestaande industriële activiteiten en verdere vernieuwing van het industriecluster (Havenbedrijf Rotterdam, 2016). Verder stond hierin een lijst met aanbevelingen voor een breed scala van initiatieven die konden bijdragen aan versterking van het industriecluster (Havenbedrijf Rotterdam, 2017). Inhoudelijk betreft deze opgave het vergroten van de energie-efficiëntie in het cluster, het vergroten van uitwisseling van stoom, ontwikkelen van gezamenlijke utilities (met name rond slib- en afvalverwerking) en intensivering van samenwerking in het chloorcluster (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).

Opgave 4 Verbeteren van logistieke ketens door digitalisering Verbeteren van logistieke ketens door digitalisering

Binnen deze opgave spelen initiatieven van verbeterde informatievoorziening tot integrale planningstools een belangrijke rol. Hierbij is vooral autonoom transport een groot onderdeel. Zo is de ambitie getoond om in 2020 100 platoons22 per dag uit Rotterdam te laten vertrekken. Verder is Cyber security en een goede Rotterdamse positionering in digitale logistieke platforms van belang. Eind juni 2017 werd het belang van Cyber Security wederom bevestigd, toen er door een cyberaanval 2 APMT-terminals meerdere dagen waren uitgeschakeld en vervolgens meerdere dagen nodig waren om het systeem weer volledig operationeel te maken. Met de lancering van de applicatie “Navigate”23 en de opname van Rotterdam in deze digitaal-logistieke-platforms wordt de aantrekkelijkheid van de haven met grote stappen verhoogd (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).

22 De term Platoons of Platooning binnen de logistieke sector is een definitie voor “rijen vrachtauto’s die elektronisch met elkaar verbonden zijn, waarbij de voorste truck de snelheid en route bepaalt. De andere trucks volgen automatisch zonder dat daar de hulp van de chauffeur voor nodig is”. Het is onderdeel van de nieuwe technologie van autonoom of automatisch vervoer (Logistiek.nl, 2017). 23 “Navigate is een applicatie, ontwikkelt in samenwerking met HbR en verschillende partners, die in staat is om een compleet overzicht te bieden van de meest efficiënte deepsea-, shortsea, spoor- en binnenvaart routes via Rotterdam met bijbehorende transportroute, transitietijd, dienstverleners en een empty depot planner die toont waar lege containers achtergelaten of opgehaald kunnen worden (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).”


Opgave 5 Verbeteren van het investeringsklimaat Verbeteren van het investeringsklimaat

77

Een goede prijs-kwaliteitsverhouding van het havenproduct wordt door het HbR onderkend als een uiterst belangrijk onderdeel van het investeringsklimaat. Het bieden van “value for money” is hierbij van cruciaal belang. Dit geldt zowel voor indirecte ketenkosten als voor directe publieke lasten. Deze moeten zich proportioneel ontwikkelen ten opzichte van concurrerende havens. Over de hele keten gezien is het kostenniveau van de Rotterdamse haven competitief. Op het gebied van zeehavengeld hoort Rotterdam tot één van de duurdere havens, maar maakt het zeehavengeld slechts een klein deel uit van de totale ketenkosten. Kosten voor individuele ondernemers kunnen echter zodanig oplopen dat de concurrentiepositie gevaar loopt. Om die reden is het van belang om aandacht te blijven schenken aan deze kosten. In 2016 is aan de hand van klantbelevingsonderzoek de kwaliteit van de dienstverlening gemeten. Deze stond gelijk aan die van 2012, met een score van 7.4 op een schaal van 10. Gebruikers zijn heel tevreden over het individuele contact met medewerkers van het HbR, de betrokkenheid en de vakkennis. Het punt dat beschreven wordt als de “ease of doing business” is echter voor verbetering vatbaar (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).

Opgave 6 Krachten bundelen voor innovatie

Krachten bundelen voor innovatie

Innovatie is cruciaal voor de toekomst van de haven. Onderzoek wijst uit dat bedrijven in de Rotterdamse haven het hoogst scoren op incrementele24 innovatie. Toch lopen ze ondanks de incrementele en radicale innovatie nog steeds achter op de omgeving, Nederland en in het bijzonder Eindhoven. Aan dat onderdeel van de opgave zal het HbR de komende jaren intensief moeten werken. Het merendeel van de initiatieven om innovatie-prestaties te vergroten zijn recentelijk gestart, terwijl de effecten hiervan pas op langere termijn zichtbaar worden. Daarnaast moet de haven zorgen voor een goed werkend innovatie-ecosysteem. Reeds bestaande innovatie-initiatieven zoals PortXL dragen hieraan bij. Uit onderzoek van de Erasmus universiteit blijkt tevens dat bedrijven die sterk gericht zijn op radicale innovatie de meeste waarde hechten aan relaties met start-ups en volgens het HbR blijkt dat (sinds juni 2017) 10 van de 22 start-ups in Rotterdam zijn gevestigd. Het gebied Stadshavens speelt bij deze opgave een belangrijke rol. De innovatieve maakindustrie die voor dit gebied beoogd wordt vereist een omgeving waar op maat gericht geproduceerd kan worden voor de consument, waar vastgoed flexibel deelbaar is, waar toegang is tot gedeelde faciliteiten, zoals het Rotterdamse innovatie-ecosysteem en kennisinstellingen en die ruimte biedt aan bedrijven in verschillende groeifasen (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).

24 Incrementele innovatie bevat de verbetering of kleine aanpassing van bestaande producten of diensten zodat deze beter kan aansluiten op de wensen van klanten of gebruikers. Radicale innovatie, ook bekend als disruptieve innovatie, bevat het creëren van een compleet nieuw product of dienst dat nog niet eerder op de markt is geweest (Innovatie site, 2017).


78

VERDELING GEMIDDELDE KETENKOSTEN VIA ROTTERDAM; DROOG MASSAGOED

Zeetransport

Bron: (Havenbedrijf Rotterdam, 2017)

Contractopbrengsten

Op-/overslag Havengelden Achterlandtransport

26% 44% 4% 2%

24%


Opgave 7 Veilig stellen van ruimte voor transitie

Veilig stellen van ruimte voor transitie

79

Volgens de trends die zijn weergegeven en de ruimtelijke effecten die hieraan bijdragen is de komende jaren veel ruimtelijke dynamiek te verwachten. Deze dynamiek ontstaat door uitstroom van een aantal bestaande bedrijven en de instroom van nieuwe bedrijven. Daarnaast verwacht het HbR dat een deel van de gevestigde bedrijven zullen inspelen op de verwachte trends en ontwikkelingen, wat op zijn beurt ook weer bijdraagt aan de ruimtelijke dynamiek en haventransitie. De hoeveelheid beschikbare ruimte is volgens de inschatting van het HbR niet problematisch, maar dit vereist wel dat de gebruiksmogelijkheden van eventueel vrijkomende ruimte zoveel mogelijk dienen aan te sluiten op de toekomstige vraag (de herbruikbaarheid van vrijkomende brownfield terreinen is hierbij een bijzonder aandachtspunt). Verder vraagt deze opgave van het HbR om meer flexibiliteit in gebruiksruimte vanwege de onzekerheid rond nieuwe business cases en ruimtelijke dynamiek (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).

Opgave 8 Versterken van achterlandverbindingen Versterken van achterlandverbindingen

De infrastructurele verbindingen met het achterland zijn van groot belang voor de concurrentiekracht van de haven. Via binnenvaartwegen, snelweg en spoor heeft het havenbedrijf een economisch sterke positie. Echter om de economische groei te kunnen blijven faciliteren en stimuleren is het van belang dat het HbR en het Rijk kijken naar een aantal bereikbaarheidsprojecten, die de kwaliteit van de haven als vestigingsplaats kunnen blijven bevestigen. Concreet benoemt het HbR hierbij de Blankenburgtunnel, het Theemswegtrace, de A15 corridor en nog enkele anderen. Circa 75% van de Rotterdamse achterlandlading blijft binnen de Vlaamse Ruit en het Ruhrgebied, wat betekent dat binnen deze corridor een goede verbinding het meest noodzakelijk is (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).

Opgave 9 Investeren in de ontwikkeling van human capital Investeren in de ontwikkeling van human capital

Een deel van de bevonden trends en ontwikkelingen zijn van grote invloed op de arbeidsmarkt, wat voor de haven van Rotterdam betekent dat er een toename zal zijn van hoger opgeleide werknemers en technologische ontwikkelingen. Door digitalisering verdwijnt veel gestandaardiseerd werk, maar deze verschuiving biedt ook kansen zoals genoemd in opgave 4 (verbeteren van logistieke ketens door digitalisering). In de onderhoudssector, systeemontwikkeling en beheer- en controle van digitale vernieuwingen, neemt de vraag naar niet-gestandaardiseerd werk sterk toe. Inhoudelijk betekent dit dat er op termijn nieuwe havenberoepen bij komen en dat hiervoor nieuwe onderwijsinstellingen nodig zijn. Instellingen zoals bijvoorbeeld de RDM, het Techniek College en het STC anticiperen hier al sterk op (Havenbedrijf Rotterdam, 2017).


80

3

THEORETISCH ONDERZOEK theoretische onderbouwing bij het vormgeven van de relatie


81

Peek stelt dat synergie in hedendaagse vorm vaak wordt uitgedrukt met de som 1+1=3. Deze synergie levert dus een meerwaarde op in zijn samenwerking, of zoals hij het beschrijft: “Wanneer synerInleiding gie optreedt, leveren doelgerichte activiteiten een meerwaarde op die niet was ontstaan wanneer deze activiteiten geïsoleerd waren uitgevoerd.” Synergie Om gefundeerd antwoord te kunnen geven op de bestaat uit een samenwerking, een meerwaarde vraag wat voor een samenwerkingsrelatie tussen die voortvloeit vanuit deze samenwerking en een Schiedam, M4H en RDM de meest optimale relatie is, is het zaak om ook vanuit de theorie hiernaar te kijken. Daarvoor dient eerst de term “optimale relatie” concreet gedefinieerd te worden: waar hebben we het over als we spreken over een “optimale relatie”. Hiervoor wordt in dit onderzoek gekeken naar de wijze waarop synergie ontstaat en wat er nodig is om synergie te creëren.

Definiëring van de relatie of verbinding

3.1 Synergie et woord synergie duidt op een vorm van samenwerking en wordt afgeleid van het Griekse woord ‘’synergos’’. Het kan duiden op een ‘’resultaat verbeterende samenwerking’’ (van Dale, 2018), een ‘’nauwe samenwerking’’ (Lycaeus, 2018) of één ‘waarbij het geheel meer is dan de som van delen’’ (Good advice books, 2018). In onderzoeken in opdracht van gemeente Schiedam en Stadshavens komt de term ‘’synergie’’ veelvoudig voor. Stam, van der Veer en Schouten (bachelor scripties) hebben elk van dezelfde (overlappende) theorieën en bronnen van onder andere G.J. Peek en P. Drewe gebruik gemaakt om synergie te definiëren en ze toepasbaar te maken voor hun onderzoeksgebied. Om te onderzoeken in hoeverre deze toepasbaar zijn voor dit onderzoek wordt als eerste de term “locatiesynergie” uit het proefschrift van G.J. Peek bekeken. De term synergie, zo stelt Peek, is een populair begrip dat vaak blijft haken in vage, slecht te operationaliseren algemeenheden of juist zeer specifieke verklaringen die toepassingsgebieden beperken. Peek onderzoekt een specifieke term van synergie, namelijk hoe locatiesynergie ontstaat, om de herontwikkeling van binnenstedelijke stadslocaties te kunnen verklaren (Peek, Locatiesynergie, 2006).

Figuur 7: Definitie synergie Peek

samenhang die als gevolg van de samenwerking is ontstaan. De ervaren meerwaarde die optreedt als effect op de samenhang die ontstaat wordt zo ervaren omdat deze bijdraagt aan één of meerdere doelen van de samenwerkende entiteiten. Peek definieert de term synergie daarmee als volgt: “Synergie is de individueel ervaren bijdrage van meerwaarde die voorkomt uit op samenhang gerichte samenwerking.”


82

In context en gebruik binnen onder andere managementwetenschap en stedenbouwkunde onderscheidt Peek vier kernbegrippen. Deze zijn bijdrage, meerwaarde, samenhang en samenwerking. Aan de hand van deze kernbegrippen en in de context van de verschillende vakgebieden meet Peek hoe deze worden geïnterpreteerd (zie bijlage 6). Na deze, aan de hand van verschillende interpretaties geanalyseerd te hebben, formuleert Peek zijn eigen definitie van de term “locatiesynergie”. Hierbij bundelt hij de vier kernbegrippen samen tot een gezamenlijke definitie voor zijn interpretatie van de term locatiesynergie. “Locatiesynergie is een bijdrage van meerwaarde uit het gebruik van de locatie aan doelen van duurzaam betrokken partijen die voortkomt uit, op samenhang binnen locatie en netwerk gerichte, samenwerking tussen deze partijen.” Peek definieert hiermee het kernbegrip meerwaarde aan de hand van het functioneren van de locatie. De bijdrage hiervan wordt gedefinieerd aan de hand van de bij herontwikkeling betrokken partijen. De duurzaam betrokken actoren die worden beschreven zijn degenen die samenhang realiseren en deze samenhang wordt op haar beurt gerealiseerd via samenwerking in de ontwikkelingsfasen van binnenstedelijk stationslocaties. De bevindingen van Peek bieden veel bruikbaar inzicht in de wijze hoe synergie gedefinieerd kan worden, maar het nadeel is dat deze hoofdzakelijk betrekking heeft op fysieke locatieontwikkeling. Ze zijn daardoor slechts in beperkte mate bruikbaar voor deze onderzoeksopgave en kunnen dan ook niet overgenomen worden als absolute definitie. Naast G.J. Peek zijn er Kolkman en Visser die in september 2007 ook onderzoek deden naar synergie, ditmaal in de context van de specifieke synergie tussen mainports. Een interessante bevindingen uit hun onderzoek is de stelling “dat bij een analyse naar synergie, twee aspecten van belang zijn namelijk; verwevenheid en economisch voordeel (zie figuur

Figuur 8: Werking locatiesynergie Kolkman & Visser


83

hiernaast)”. Verwevenheid betreft de economische relatie die bedrijven hebben tussen beide mainports. Zij stellen dat deze verwevenheid is ontstaan doordat de relaties tussen beide mainports economisch voordeel opleveren. Het economisch voordeel bestaat op haar beurt uit twee componenten. Dit is enerzijds het combinatievoordeel (dat een opsomming is van het ene voordeel uit de relatie met de mainport plus het voordeel uit de relatie met de andere mainport) en anderzijds het extra voordeel wat bovenop het genoemde combinatievoordeel komt. Dit treedt mogelijk op als gevolg van een wisselwer-

tariteit en uniciteit. Functiesynergie ontstaat door een samenhang in een mix van functies binnen een locatie en wordt gemeten door het aantal bezoeken per gebruiker. Wanneer deze gebruiker meerdere functies bezoekt binnen een locatie is er sprake van functiesynergie. Locatiesynergie ontstaat als een locatie uniek is of enig in soort. Als de locatie schaars is en iets anders biedt dan andere bestaande of geplande locaties in de omgeving kan er synergie ontstaan tussen de verschillende locaties. Locatiesynergie kan niet optreden als er concurrentie is tussen de gebieden.

Figuur 9: Voorwaarde van locatiesynergie

king tussen de beide mainports. Kolkman en Visser noemen dit laatste het interactievoordeel. Zij stellen dat in hun onderzoek het begrip synergie wijst op het interactievoordeel, maar dat het tegelijkertijd moeilijk is in de praktijk om het combinatievoordeel te onderscheiden van het interactievoordeel. In een meer lokale context is het mogelijk om naar het gebruik van de definitie van synergie te kijken in de scripties van Stam en van der Veer. Stam verwijst in zijn onderzoek naar de optimale relatie tussen RDM en M4H naar twee vormen van synergie, zijnde locatie- en functie synergie. Deze twee termen zijn afkomstig uit het boek “Stedenbouwkundige Transformaties”, van onder andere Paul Drewe en John Westrik en bevat een samenvatting van bevindingen van vijf jaar aan stedenbouwkundig onderzoek. In dit boek worden de termen locatie- en functiesynergie uitgelegd als het onderscheid in complemen-

Daarom schetst Stam het beeld dat in de relatie tussen RDM en M4H het belangrijk is om een verschil in gebiedsprofilering van beide gebieden te creëren zodat ze elkaar kunnen aanvullen en versterken. Hierbij verwijst hij naar de definiëring het begrip locatiesynergie van Drewe die sterk wijst op de uniciteit van onderlinge gebieden. Het creëren en aansturen hiervan is een voorwaarde voor het ontstaan van synergie tussen beide gebieden (Bekkering, et al., 1998).


84

R. van der Veer deed in de herfst van 2017 onderzoek naar het gebiedsontwikkelingsproces van het Schiedamse havengebied. In dit onderzoek werd er net als bij Stam gekeken naar de interpretatie van synergie volgens Peek, Drewe en Kolkman en Visser. Daarnaast werd in dit onderzoek de meetbare criteria van Heinz uit zijn masterthesis “Oude zeehaven in kleine steden: van vergeten zones naar nieuwe assets?� toegevoegd. Heinz onderzocht de synergie in havens van kleine steden en kwam daarbij tot een lijst van zeven meetbare criteria waarmee aan de hand van verschillende casestudies de synergie duidelijk kon worden weergegeven (Heinz, 2015).

VOORWAARDEN VOOR LOCATIESYNERGIE 1. Uniciteit en complementariteit 2. Bereikbaarheid

INDICATOREN VAN LOCATIESYNERGIE 3. Meervoudig gebruik 4. Samenhang in bedrijfsactiviteiten 5. Systeemintegratie 6. Innovatie en kennisuitwisseling 7. Overlegstructuren


85

Figuur 10: Werking functiesynergie Drewe


86

Belangrijke conclusies van Heinz waren dat ‘’De ide- zijn van elkaar, dat de onderlinge bereikbaarheid ale haven met maximale synergie noch in de lite- moet worden verbeterd en dat ze niet mogen conratuur, noch in de onderzochte cases aangetroffen curreren met elkaar. werd’’ (Heinz, 2015). Het begrip synergie is bij uitstek bruikbaar om de uitgangspunten voor een “optimale relatie” te kun1. Samenhang in activiteiten tussen nen beschrijven. Bij een optimale relatie wordt uit haven en stad gegaan van het ontstaan van maximale synergie. 2. Verknoping met hoogwaardige stedelijke functies in de haven Doel van de optimale relatie: meerwaarde uit 3. Milieusituatie in de haven samenhang creëren 4. Duurzaamheidsmaatregelen tussen Het begrip meerwaarde geeft de verwachte of ge haven en stad wenste winst weer die dient te ontstaan uit het cre5. Bereikbaarheid van de haven ëren van samenwerking binnen de havendriehoek. 6. Innovatie en kennisuitwisseling Het begrip samenhang geeft aan dat er op de eerste tussen haven en stad plaats samenhang moet worden gecreëerd voordat 7. Overlegstructuren tussen de verwachte of gewenste winst die leidt tot “meerwaarde” kan optreden. Om dit te realiseren moet er haven en stad. binnen het beheer en de gebiedsontwikkeling van Stam stelt dat de “optimale relatie” gelijk staat aan een gebied gestuurd worden op zowel complemenhet creëren van maximale synergie tussen de lo- tariteit als uniciteit en op de kwaliteit van interaccaties. Door synergie ontstaat meerwaarde uit de tie tussen respectievelijke actoren en assets (Veer, combinatie van de twee locaties in het RID (Rot- 2017). Dit vereist van ondernemers en bedrijven een terdam Innovation District) en deze draagt op zijn mate van maatschappelijk verantwoord ondernebeurt bij aan duurzame transitie van de regio naar merschap en van de sturende partijen (de gemeenNext Economy. Synergie is het extra profijt dat de ten, HbR en ondernemersverenigingen) een mate combinatie van mainports voor bedrijven en/of de van doorzettingsvermogen en wilskracht. economie als geheel oplevert, bovenop het profijt van elk afzonderlijk. Het extra profijt staat hierbij Aan de hand van de theorieën en interpretaties van Drewe, Peek, Heinz, Stam en van der Veer is het mogelijk aan de meerwaarde die ontstaat. gelijk om een onderscheid te maken in twee afzon“Synergie is de meerwaarde die de combinatie van derlijke vormen van synergie die gebruikt kunnen RDM en M4H als het Rotterdam Innovation District worden om de optimale relatie te definiëren. Het oplevert voor de duurzame transitie van de regio Rot- onderstaande model geeft weer hoe door middel terdam naar de Next Economy, bovenop het profijt van synergie gestuurd kan worden naar een optimale relatie. van elk afzonderlijk (Stam, 2016).” Nemen we echter de opmerking van Heinz in overweging dat ‘’De ideale haven met maximale synergie is in de literatuur, noch in onderzochte cases aangetroffen’’, dan zou dit betekenen dat de conclusie van Stam in dit opzicht meer een ideaal- of streefbeeld is dan een absoluut doel. Inhoudelijk betekenen deze bevindingen van Stam dat de locaties uniek moeten


87


88

LOCATIESYNERGIE

FUNCTIESYNERGIE

Het begrip functiesynergie wordt herleid uit de definitie van Drewe. Hierbij wordt functiesynergie beschreven als de mate waarin een bezoeker of gebruiker in een gebied gebruik maakt van verschillende functies. De definitie van het begrip is daarmee voor deze casus te formuleren als volgt: De synergie binnen een afzonderlijk gebied van de havendriehoek

Het begrip locatiesynergie wordt hier gebruikt om de achterliggende wens, namelijk die van de optimale relatie, te beschrijven en te bewerkstelligen en betreft de overkoepelende synergie van de gehele havendriehoek. Oftewel de mate van uitwisseling tussen deze gebieden onderling. Daarmee is de definitie van het begrip Locatiesynergie te formuleren als: De overkoepelende synergie binnen de gehele havendriehoek en haar locaties.

Voorwaarden -

Uniciteit en complementariteit Bereikbaarheid Indicatoren

Functiesynergie

Locatiesynergie

-

Meervoudig gebruik Samenhang in bedrijfsactiviteiten

-

-

Systeemintegratie Innovatie- en kennisuitwisseling Overlegstructuren

-

Dislocatief gebruik Gezamenlijke sturing en overlegstructuren Crossovers Innovatie- en kennisuitwisseling Verknoping van functies


89

Figuur 11: Locatiesynergie Havendriehoek


90

3.2 Innovatie District De reden dat het belangrijk is om de bevindingen en theorieën over innovatie districten mee te nemen in deze casus is omdat veel van de aspecten van innovatie districten gedeeltelijk of volledig aanwezig zijn in de onderzoeksgebieden en vooral omdat tot januari 2018 wat tegenwoordig bekend staat als het Makersdistrict voorheen onder de naam Rotterdam Innovatie District ging. Daarnaast heeft het Regionaal Investeringsprogramma van de MRDH het over “het vernieuwen van de economie met as doel om hoogwaardige, stedelijke “Innovation Districts” te ontwikkelen in Den Haag en Rotterdam en ook een bestuurlijke afspraak om deze met elkaar te verbinden”25 (MRDH, 2016). Verder zijn er bij de ontwikkeling van Field- of Livinglabs sterke mogelijkheden voor crossovers en aanjagers voor open innovatie.

Een nieuwe geografie van innovatie De theorie over innovatie districten, of beter gezegd de waarneming van een opkomend nieuw ruimtelijk fenomeen, is afkomstig van Bruce Katz en Julie Wagner die hun bevindingen voor het eerst publiceerde bij het Brookings Institute in mei 2014. Katz en Wagner vinden dat het landschap van innovatie in de Verenigde Staten, dat jarenlang gedomineerd is door gebieden als Sillicon Valley, nu een transformatie ondergaat. Voorheen lagen ‘’wetenschapsparken’’, zoals Sillicon Valley geïsoleerd buiten de stad, met weinig aandacht voor leefbaarheid en bereikbaarheid. Zij signaleren dat er nu plaats gemaakt wordt voor wat zij en anderen ‘’Innovatie Districten’’ noemen. Deze districten zijn een manifestatie van mega-trends die de locatievoorkeur van mensen en bedrijven beïnvloeden en daarmee de link tussen ‘economy shaping’, ‘place making’ en sociale netwerken opnieuw uitvinden. Deze nieuwe trend valt daarmee ook samen, met wat Porter in 1998 omschreef als “Clusters” en de “nieuwe economie van concurrentie” (Porter, 1998).

25 Deze voornamelijk ontstaan door een gezamenlijke aanpak van de woningbouwopgave (MRDH, 2016).

Met de aanvang van moderne communicatietechnologieën voorspelde men in eerste instantie dat meer globale markten, sneller transport en communicatie zouden leiden tot een afnemend belang van de ‘locatie’ in de concurrentiestrijd tussen bedrijven. Porter bemerkte echter dat dit niet het geval was, maar signaleerde dat de rol van de ‘locatie’ in werkelijkheid alleen maar is toegenomen. Deze clusters hebben op drie manieren invloed op de concurrentie. Ten eerste heeft het invloed op de productiviteit van een locatie. Er is meer en betere toegang tot werknemers en leveranciers en bedrijven kunnen gebruik maken van een bestaande pool van gespecialiseerde en ervaren werknemers. Daarnaast heeft een cluster toegang tot verschillende publieke (kennis)instituten en goederen, gespecialiseerde markten en biedt het complementariteit aan. Ten tweede speelt een cluster een belangrijke rol in het vermogen van bedrijven om continu te kunnen innoveren. Bedrijven binnen een cluster hebben vaak een betere kijk op de markt dan geïsoleerde concurrenten en de voortdurende relaties met soortgelijke bedrijven in een cluster helpt deze bedrijven om bij te blijven met ontwikkelende technologieën, diensten etc. Ten derde zorgen clusters voor nieuwe en betere business cases. Binnen clusters is het gemakkelijker voor kleinere bedrijven of individuen om marktopeningen op te merken en de toetredingsdrempel is binnen een cluster aanzienlijk lager dan elders.


91

Definiëring en Functionering IInnovatie districten bestaan volgens Katz en Wagner uit een samensmelting van ondernemers, kennis- en onderwijsinstellingen, incubators en versnellers en ze zijn compact, goed verbonden met OV en bieden ruimte aan een mix van woningen, kantoren, winkels, publieke pleinen en parken. Een aantal beroemde voorbeelden van innovatie districten zijn in willekeurige volgorde: @22 Barcelona, Boston Waterfront en Stockholm Life. Maar ook in steden zoals Medellín, Seoul, Toronto en Berlijn zijn innovatie districten opgericht. Ze zijn een directe tegenhanger van de geïsoleerde buiten stedelijke, met auto’s en grote parkeerplaatsen verbonden gebieden zoals Silicon Valley. In Nederland zijn deze gebieden het meest te vergelijken met kantoorlocaties langs de snelweg. Katz en Wagner onderscheiden in hun studie drie typen innovatie districten. Dit zijn het “Ankerplus model”, de opnieuw ingebeelde stedelijke gebieden (“reimagined urban areas”) en de Stedelijke wetenschapsparken (“Science Parks”). Figuur 12: Drie soorten Innovation districts

Het “Ankerplus model” bevindt zich voornamelijk binnen het centrum van grote(re) steden waar grootschalige multifunctionele ontwikkelingen worden gecentreerd rond belangrijke ankerinstellingen26 26 Ankerinstellingen zijn onderzoeksuniversiteiten en onderzoeksgerichte medische ziekenhuizen met een uitgebreide focus op O&O (Onderzoek & Ontwikkeling) (Brookings, 2014). Het concept van deze “ankerinstellingen” is ontstaan in de V.S. rond de jaren ’90. Aanleiding hiervoor waren de verslechterde stedelijke omstandigheden die sinds de jaren ’60 zo slecht waren geworden dat er wel moesten worden ingegrepen. Als gevolg daarvan namen deze instellingen een actieve verantwoordelijkheid voor de succesvolle ontwikkeling van lokale gemeenschappen. Ankerinstellingen delen een aantal belangrijke kenmerken. Ten eerste hebben deze een belangrijke binding met zijn directe ruimtelijke omgeving door middel van geïnvesteerd kapitaal en een socio-economisch relatie met lokale gemeenschappen. Ten tweede zijn ze groot, zowel in omvang als aantal werknemers en koopkracht en hebben om die reden een significante invloed op de lokale economie. Ten derde hebben deze instellingen de neiging om zonder winstoogmerk te opereren maar het tegenovergestelde is ook mogelijk. In praktijk beperkt deze rol zich niet alleen tot universiteiten en ziekenhuizen maar kan het ook betrekking hebben op grote zakelijke instellingen zolang deze maar een sterke link hebben met de lokale omgeving (UKCES & Mosavi, 2015).


92

MIT Cambridge Kendall Square

Brooklyn Navy Yard

NC Research Triangle Park

Figuur 13: Praktijkvoorbeelden drie soorten Innovation districts

en gerelateerde spin-off bedrijven. De Kendall Squa- economische krachten van hun nabije metropool re in Cambridge (VS) wordt door Katz en Wagner gebied. Ze kunnen daarbij wel sterk variëren in omhierbij gebruikt als voorbeeld. vang, van 200 hectare in St. Louis tot 1000 hectare in Boston. Sommige ontwikkelen zich top-down Het ‘’opnieuw ingebeelde stedelijke gebieden’’ model anderen tot bottom-up, sommige leiden in techno(re-imagined urban areas model) is te vinden in oude logie en wetenschap terwijl andere leidend zijn in revitaliserende stadsdelen. Vaak met een belangrij- creatieve industrieën zoals media, design en film. In ke en pittoreske waterkant en een groot aanbod aan essentie bestaan ze allemaal uit drie soorten voorhistorische gebouwen. Een voorbeeld hiervan is de zieningen of assets. Dit zijn economische, fysieke en Brooklyn Navy Yard in New York. netwerk assets. Economische assets zijn de bedrijven, instituties en organisaties die de innovatie-rijke Het laatste type, het “Stedelijk Wetenschapspark”, omgeving aandrijven, cultiveren en ondersteunen. ligt gesitueerd in suburbane of exurbane gebieden. Fysieke assets zijn de plaatsen waar de verschillende Enigszins vergelijkbaar met Silicon Valley, met het gebruikers elkaar ontmoeten en waar mogelijkhegrote onderscheid dat deze gebieden zich heront- den voor crossovers en kennisuitwisseling ontstaan wikkelen, waarbij zij zich juist actief verstedelijken via informele sferen op bijvoorbeeld pleinen en parmet een infusie van nieuwe activiteiten, verdichting ken. Netwerk assets zijn te beschrijven als de vooren zich meer OV toegankelijk maken. Het North zieningen die relaties, communicaties of verbindinCarolina’s Research Triangle Park wordt hierbij ge- gen tussen verschillende actoren bewerkstelligen. bruikt als voorbeeld. Binnen deze assets is vervolgens ook weer een onderscheid te maken in een specifieke rol of functie De exacte vorm van innovatie districten kunnen on- die vervuld kan worden. (Zie ook bijlage 1 voor de derling enorm van elkaar verschillen, maar delen wel uitgewerkte vertaling van dit artikel over “de opbepaalde overeenkomstige kenmerken. Zo lenen komst en werking van innovatie districten” van Katz deze innovatie districten elk de onderscheidende en Wagner).


93

Economische assets Deze assets zijn de bedrijven, instellingen en organisaties die een innovatierijke omgeving aandrijven, cultiveren of ondersteunen. Binnen de economische assets bestaan er drie categorieën: “Innovation Drivers” Hieronder vallen de grotere bedrijven of onderzoeks- en innovatie instellingen. Elk district bestaat uit een unieke mix van zulke “Drivers”, die aanzienlijk bijdragen aan het onderscheidend vermogen van een district. Deze categorie is overwegend gefocust op de ontwikkeling van geavanceerde technologieën, producten of diensten. De rol van universiteiten en andere kennisinstellingen verdient hierbij bijzondere aandacht, omdat deze een aanzienlijk effect hebben op de lokale, stedelijke en soms ook regionale economie. Voor districten die van oudsher bijvoorbeeld geen universiteit bezitten overtuigen deze districten nabijgelegen universiteiten (of andere kennisinstellingen) om op de locatie een satellietcampus te bouwen. “Innovation Kwekers” Zijn bedrijven of organisaties die de groei van innovatie voor een groot deel ondersteunen. Hieronder vallen incubators, accelerators, maar ook gedeelde werkruimtes bieden hiervoor aanzienlijke ondersteuning omdat ze kennisoverdracht stimuleren en ruimte bieden aan kleine opkomende ondernemers en bedrijven. De aanwezigheid van deze categorie in een gebied maakt deze onderscheidend van de doorsnee kantoor- of onderzoeksparken, die deze faciliteiten niet bieden. Katz en Wagner stellen dan ook dat er een omslagpunt kan bestaan wanneer er te veel incubators zijn. “Te veel incubators lopen het risico dat ze te veel eten geven aan de ondernemers. Ze moeten hard werken om succesvol te worden,” vertelde Ylva Williams van de Stockholm Science City Foundation.

“Buurt-bouwende voorzieningen” Deze categorie van assets vormen een gebied met belangrijke ondersteunende voorzieningen. Onder deze categorie kunnen velen assets vallen. Van kantoren en supermarkten tot hotels en uitzendbureaus. Hierbij kan extra aandacht voor kennisvaardigheidsontwikkeling ten goede komen aan de ontwikkelingspotentie van een gebied. Een gerichte aanpak van de openbare ruimte die een mix van mensen uitnodigt om te winkelen en flaneren komt een innovatie district ook ten goede. Eveneens spelen koffietentjes, restaurants en dergelijke horecavoorzieningen hierbij een aanzienlijke rol. Volgens Thomas Hutton geven deze niet alleen hedendaagse stedelijke consumptiepatronen weer, maar bieden ze ook een onderscheidende geografie van voorzieningen, die een aanvulling vormen op de intensieve sociale interacties van de nieuwe economie (Hutton, 2008). Figuur 14: Ecosysteem van assets (bron: Brookings, 2014)


94

Fysieke assets

Netwerk assets

De fysieke assets zijn een belangrijke revitaliseringsfunctie waarbij experimentele en nieuwe concepten van de fysieke ruimte, die samenwerking en connectiviteit vergemakkelijken, de innovatieve krachten binnen een gebied sterk kunnen bevorderen.

“Districten die proberen netwerken te cultiveren, worden gedreven door experimenten, creativiteit en zelfs een sociologisch begrip van hoe netwerken functioneren.” Aan de hand van een artikel van M. Granovetter gepubliceerd in de “American Journal of Sociology” (Granovetter, 1973), maken Katz en Wagner een onderscheid in twee categorieën van netwerk assets met sterke- en zwakke verbanden. Onderzoek wijst uit dat zowel deze sterke als zwakke verbanden fundamenteel van belang zijn voor zowel het innovatieproces als het succes van de bedrijven (Elfring & Hulsink, 2003).

Assets in openbare sfeer Hierbij dient direct gedacht te worden aan pleinen en parken. Daarnaast worden in de meest succesvolle innovatie districten openbare plaatsen gemaakt of opnieuw geconfigureerd om digitaal toegankelijk te zijn (met breedbandinternet, draadloze netwerken of andere digitale faciliteiten). Het doel van assets in de openbare sfeer is om netwerking en ontmoeting te stimuleren. Ook straten kunnen hierbij getransformeerd worden in levende laboratoria om nieuwe innovaties flexibel te testen.

Sterke verbanden Netwerk assets die sterke verbanden bouwen richten zich op het versterken van relaties binnen vergelijkbare vakgebieden. Dit omvat workshops, conferenties of trainingssessies voor specifieke velAssets in private sfeer den of specialisaties zoals bijvoorbeeld de HackaDeze categorie van assets betreffen thon (meerdaagse bijeenkomst van hackers) of de de particuliere gebouwen of ruimtes technische tribunes van Eindhoven. die gereserveerd zijn voor de meer traditionele vormen van gebruik, Zwakke verbanden zoals kantoren die nieuwe concepten aangaan om Netwerk assets die zwakke verbande innovatie-gedreven-demografie te ondersteuden bouwen richten zich op het bounen. Kantoren worden op die manier ontworpen wen van nieuwe, vaak sector overmet meer flexwerkplekken, gedeelde lab ruimtes schrijdende relaties. Deze verbanden en open-source-netwerking. Ook woningen kunnen ontstaan vaak vanuit spontaniteit en zijn daardoor worden aangepast, door kleinere woonruimtes te moeilijker om te meten of te bewerkstelligen. Voorontwerpen die verbonden zijn met openbare enter- beelden hiervan zijn ‘’networking breakfasts’’ (zoals tainment- en rustruimtes. het ontbijt in 22@ Barcelona’s, waar experts en succesvolle innovators nieuwe inzichten bieden op hun Verbindende assets vakgebied gevolgd door extra tijd om met elkaar te Hebben betrekking op het wegne- kunnen netwerken) en open innovatiecentra (zoals men van barrières die in de weg staan de District Hall in Boston van 1.115 m²). van de onderlinge connectiviteit. Hierdoor kunnen ankerinstellingen beter worden gekoppeld met de rest van het district Succesfactoren van een en kunnen verbindende elementen zoals fietspa- Innovatie District den, trottoirs, voetgangersgeoriënteerde straten en activerende openbare ruimtes worden toegevoegd. Op basis van de assets van Katz en Wagner, met enDit kan betekenen dat gebieden geherstructureerd kele toevoegingen van Morisson, heeft Stam een moeten worden door ze te verbinden met de omlig- lijst gemaakt van verschillende succesfactoren die gende omgeving of dat strategieën moeten worden kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een innotoegepast om de connectiviteit tussen het gebied en vatie district. In het kader van dit onderzoek is het het grotere metropoolgebied te versterken. Inhou- handig om van deze inzichtelijke lijst gebruik te madelijk betekent dit investering in infrastructuur, OV, ken. fiets- en voetgangerspaden en andere natuurlijke verbindingen.


95

Stams succesfactoren van een innovatie district uit de literatuur, ingedeeld naar soorten voorzieningen (assets).

Katz & Wagner

Morisson

-

X

-

X

Lokale overheid in leiderschapsrol

-

X

Geavanceerde bedrijven

X

X

ECONOMISCH

X

X

(INNOVATIE DRIJVERS)

X

X

Kleine ondernemers en startups

X

X

Incubators en accelerators

X

X

ECONOMISCH

X

X

(INNOVATIE VERSNELLERS)

X

-

X

X

X

X

-

X

X

X

X

X

X

X

Living labs op straat

X

X

Strong ties

X

X

X

X

X

X

Assets

Inwoners (> 400.000) Economische massa (GDP >20 miljoen USD)

Universiteiten en onderwijsinstellingen Kennis- en onderzoeksinstituten

Gedeelde werkruimten Ruimte voor evenementen

VOORWAARDEN

Trainings- en opleidingscentra Horeca en retail Culturele voorzieningen Betaalbare woonruimte

ECONOMISCH (OMGEVINGSVOORZIENINGEN)

Parken en pleinen Fiets- en wandelpaden

Weak ties Initiatieven voor crossovers

FYSIEK

NETWERK


96

Daarnaast onderscheid Stam ook nog vier fasen in de ontwikkeling van een innovatiedistrict, die in het kader van dit onderzoek zeker relevant zijn:

0

Voldoende inwoners en economische massa

1

Lokale overheid of organisatie in leiderschapsrol

2

Geavanceerde bedrijven, universiteiten en onderwijsinstellingen, kennis- en onderzoeksinstituten, kleine ondernemers en startups, incubators, gedeelde werkruimten, ruimte voor evenementen, trainings- en opleidingscentra, sterke en zwakke verbanden en initiatieven voor crossovers

3

Horecagelegenheden, relevante omgevingsvoorzieningen, culturele voorzieningen, betaalbare woonruimte, parken en pleinen en fietsen wandelpaden.

4

Living labs, gedeelde woonkamer, eigen label of merk

< - groeien – ontstaan - >

Fase

DE ONTWIKKELING VAN EEN INNOVATIE DISTRICT


97

Zwaktes, dreigingen en valkuilen Katz en Wagner onderkennen in het artikel “One year aandacht voor groen en leefomgeving. Tegelijkertijd after: observations on the rise of innovation districts” kan dit argument ook gebruikt worden, dat dit inteeen negatieve trend in de stedelijke gebiedsontwik- gendeel geen negatief gevolg is, omdat het in eerste keling. Naarmate de populariteit van het fenomeen instantie altijd de bedoeling was om het gebied te innovatie districten toenam werd tegelijkertijd het herontwikkelen of hernieuwde waardering te geven. label “innovatie districten”” van beoogde gebieden onjuist gebruikt. Katz In zijn bachelorscriptie en Wagner signaleernaar de optimale relaDoelgroepen den drie hoofdoorzaken tie tussen RDM en M4H voor deze misvatting. Over de daadwerkelijke doelgroep, diegene daad- stelt Stam zich de vraag werkelijk innoveren binnen een innovatie district kan Ten eerste willen veel verwezen worden naar Nijhof & Pertijs, 2009. Zij ma- wat daadwerkelijk de steden meedraaien met ken onderscheid in 3 typen creatieve of innovatieve doelstellingen van het de nieuwste trends, zon- werkers. Namelijk alfa’s, beta’s en gamma’s. Alfa’s Rotterdam Innovation kunstenaars, deze hebben weinig ruimte nodig District (RID) zijn. Is het der uit te gaan van het zijn en hechten veel waarde aan werk- en leefomgeving. daadwerkelijke doel van Bèta’s zijn gericht op het bedenken en ontwikkelen om de transitie naar de innovatie districten. Dit van een product en hebben ruimte nodig voor testen Next Economy te beresulteert dan al snel in en produceren. Gamma’s zijn managers, werken in in- werkstelligen, of om formatie-intensieve omgeving en zijn sterk gericht op een onsamenhangend netwerk en omgeving. Door dit onderscheid is het mo- van een oud kaal hageheel, met een welis- gelijk beter inzicht te krijgen in sectorspecifieke ruim- vengebied een hippe en waar succesvolle bran- telijke behoeftes van innovatieve bedrijven en creatie- vooral lucratieve wijk ve werkers. ding, maar met een verte maken? Hebben de keerd geplaatst label: er stakeholders andere beis bij deze gebieden niet daadwerkelijk sprake van langen? En vooral is het label van Innovatie District een innovatie district. Ten tweede wordt het label wel terecht? Uit zijn casestudies blijkt dat gebieden misbruikt om de vastgoedwaarde van een gebied in essentie kunnen functioneren als een innovatie op te drijven, zonder de daadwerkelijke intentie om district zonder dat zij zichzelf op die manier profileinnovatie te verrichten of te versterken. Ten der- ren en in de markt zetten. Het “Sheffield Advanced de wordt er een gebrek aan kennis gesignaleerd bij Manufacturing Park” heeft zichzelf pas veel later het de “Urban Leaders” die verantwoordelijk zijn voor label van innovatie district gegeven en zijn ontwikde ontwikkeling van deze gebieden. Dit komt sterk kelingsgeschiedenis begon tien jaar voordat Katz en overeen met de conclusie uit het boek ‘Innovation Wagner hun artikel over “the rise of innovation disDistricts: a Toolkit for Urban Leaders’ door Moris- tricts” schreven (Stam, 2016). son: “als we verder inzoomen op innovation districts wordt het duidelijk dat wat veel steden hebben Inhoudelijk kan de term innovatie district breed opslechts een innovation district in naam is” (Morisson, gevat worden. Het risico bestaat daarbij dat mensen 2015). bepaalde voorbeelden zoals het “Boston Innovation District” associëren met deze term, terwijl deze niet De andere kant van de medaille is, dat succesvolle wederzijds exclusief is. Sommige gebieden die Stam innovatie districten ook een keerzijde hebben. Als heeft geanalyseerd zien zichzelf niet als innovatie gevolg van hernieuwde waardering en economisch district, terwijl er inhoudelijk argumenten te geven activiteiten stijgt de waarde binnen een innovatie zijn, waarom ze dit wel zijn. Ook Katz en Wagner district exponentieel. Dit is wat Morisson beschrijft geven aan dat het niet van doorslaggevend belang als het gentrificatie proces van innovatie districten. is om gebieden het label “innovatie district” mee te Het gevolg is dat de doelgroep waar het aanvanke- geven. Integendeel zelfs, in veel gevallen is het zo lijk om draaide bij de ontwikkeling van het innovatie dat dit label enkel wordt gebruikt om de waarde van district nu de markt wordt uitgeduwd. De creatieve, het gebied op te drijven, in plaats van de ambitie en onorthodox werkende open-offices worden vervan- de wens om ervoor te zorgen dat het gebied daadgen door exclusieve kantoren en penthouses, die als werkelijk een bron van innovatie zal worden. gevolg van de reeds eerder gedane publieke investering voor het te ontwikkelen innovatie district langs goed verzorgde openbare ruimtes liggen, met veel


98

4

EXPERT INTERVIEWS

belangrijkste conclusies en meningen van experts


99

Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de belangrijkste conclusies en meningen van de geĂŻnterviewde experts evenals enkele onderwerpen of uitspraken die tijdens de stadserf bijeenkomst van 26 maart naar voren zijn gekomen. Ondanks het feit dat er veel overeenkomsten zijn tussen de bevindingen van de verschillende experts, bestaat er toch verschil van mening over het toekomstperspectief van de betrokken gebieden. Bijna alle geĂŻnterviewde experts kijken met vol vertrouwen naar de RDM met uitzondering van Kuipers die een bottleneck voorziet in het gebied en daarmee het toekomstperspectief enigszins in twijfel trekt. Pieter Sneep en Hans Maas kijken wat minder positief naar de mogelijkheden van M4H terwijl Isabelle Vries en Bart Kuipers daar wel de intrinsieke waarde van inzien. (De transcripties van alle interviews zijn toegevoegd in de bijlagen).


100

HANS MAAS Directeur CoE, Hogeschool Rotterdam

Sinds de RDM gestart is in 2009 is er veel gebeurd. In afgelopen 2 jaar is de focus terug op het onderwijs. Reden hiertoe is bij de start de crisis uitbrak wat resulteerde in aanzienlijke afname van de behoefte naar technisch geschoold personeel. Het RDM moest echter tegelijkertijd toch de samenwerking met het bedrijfsleven zien aan te gaan dus was de onderwijsinstelling meer geneigd om concessies te doen. In de huidige situatie kan het zich meer focussen en hebben ze meer keuzevrijheid. Voorheen hadden ze die luxe niet. De economie is weer aangetrokken en meer bedrijven proberen de verbinding met het onderwijs weer aan te gaan. Binnen de strategie van de Hogeschool Rotterdam wordt er een onderscheid gemaakt in Kern- en Satellietlocaties. De Kernlocaties zijn gericht op eerste- en tweedejaars studenten en zijn gevestigd in en nabij het centrum in de buurt van goed verbonden OV-knooppunten. De HR wil deze studenten in die eerste jaren kennis laten maken met de stad en zorg dragen voor een goede bereikbaarheid. De Satellietlocaties zijn gericht op derde- en vierdejaars studenten en focussen zich op het onderwijs dichter bij de praktijk te brengen, wat betekent dat ze vaak het contact en de samenwerking opzoeken met het bedrijfsleven in de respectieve sector. Dit is wat Hans Maas beschrijft als “in context en inclusief onderwijs” aanbieden. Deze locaties kenmerken zich doordat ze soms fungeren als pop-up locatie met een tijdelijk maar wel actueel karakter. De RDM is op een satellietlocatie gevestigd maar is in feite onderscheidend omdat het meer functioneert als een Kern & Satellietlocatie. Reden hiervoor is de aanzienlijke investeringen die de onderwijsorganisatie heeft gedaan in het gebied en faciliteiten die daarin zijn neergezet. De RDM is om die reden niet van plan om binnen de komende 5 jaar te verhuizen.

De reden dat de RDM werd opgericht was om een aparte plek te creëren voor het techniek onderwijs, dat ongeveer 22% van het totaal aantal Hogeschool Rotterdam studenten uitmaakt. Verder werd ook een aanzienlijke toename voorspeld in de vraag naar technisch MBO-4 en HBO+ personeel. De ondernemers in Schiedam ondervinden die vraag nu ook en willen de band met het onderwijs aanzienlijk versterken. Deze vraag naar technisch geschoold is echter niet beperkt tot Schiedam, stelt Maas. In het hele land is er een krappe markt van het aantal techniek studenten. Dus zullen de partijen samen moeten optrekken om de onderwijsvraag te kunnen vervullen. Een makkelijke opgave is dit niet. Zo bleek al tijdens de Stadserf bijeenkomst, is het bijzondere van techniek studenten dat hun carrièrerichting bepaald wordt op hun 15e als zij een keuze maken voor hun profiel in het voortgezet onderwijs. De branding van de sectoren met techniek speelt hier ook een belangrijke rol bij. Wat betreft de samenwerking op de RDM tussen de bedrijven en het onderwijs kan dat sterk per onderneming verschillen. Sommige zoeken die samenwerking expliciet op en anderen weer niet. Dat is puur afhankelijk van hun eigen behoeftes. Betreffende de RNE vraagstukken is het vooral van belang dat er vraaggericht naar gekeken en gestuurd wordt. De grote lijnen zijn uitgezet in deze strategie nu moet het onderwijs samen met het bedrijfsleven gaan onderzoeken hoe zij die kunnen uitvoeren. De grote waarde van het gebied RDM is uiteindelijk het aanbod van hightech faciliteiten zoals het Aqualab. Voor het voorbestaan van de locatie is het van belang dat dit aanbod actueel gehouden wordt. Wat betekent dat nieuwe faciliteiten toegevoegd moeten worden als nieuwe technologieën en ontwikkelingen een toetreding maken.


101

ISABELLE VRIES

Algemeen programmamanager Makersdistrict

De allereerste organisatie (de OMSR) die werd opgericht als een aparte entiteit om het nieuw opgerichte gebied Stadshavens te ontwikkelen viel samen met de oprichting van het HbR, hetgeen een eis was voor een investering van het Rijk in de 2e Maasvlakte. De OMSR ging hoofdzakelijk uit van een traditionele gemeentelijke ontwikkeling en had een grote ambitie qua omvang. Na verloop van tijd en door nieuwe omstandigheden werd het perspectief en de rol van zowel gemeente als HbR gewijzigd. In feite is het overgrote deel van de visies, van de structuurvisie tot aan het ruimtelijk raamwerk, uitgevoerd, maar zijn deze qua fasering en programmatische samenstelling aangepast. De focus van stedelijke ontwikkeling werd daarmee verplaatst naar de Rijn- en Maashaven en qua woningaanbod ligt een groot deel van de vraag bij het gebied van M4H, wat nog in uitvoering is. De strategie van “fruit naar zuid” is daarmee nog steeds geldig, maar de wijze waarop ligt nu op een geleidelijke transitie in plaats van een grootschalige grondovername zoals in de Kop van Zuid het geval was. Een nieuwe ontwikkeling binnen deze gebiedsontwikkelingsopgave is de rol van het HbR. Waarbij deze voorheen geheel los stond van de ontwikkeling besloot deze in 2016 toch voor een actieve participatie in het proces, zoals die werd beschreven in de visie en strategie van het HbR 2017. Nu ligt de focus op gezamenlijke ontwikkeling. Het programmabureau kijkt nu vooral naar de fasering van ontwikkeling. Deze fasering is belangrijk omdat het PbSR ongeacht de grondpositie wel ontwikkelingen wil los maken. Dit betekent dat het PbSR bijvoorbeeld aanpassingen verrichten in de openbare ruimte, maar dat zij deze ingrepen wel moeten inpassen in zowel de huidige vestiging van het fruitcluster als de toekomstige verhuizing ervan. Deze fasering houdt ook in dat er ook actief

gezocht wordt naar nieuwe vestigingslocaties voor de bedrijven van het fruitcluster. Zo heeft het PbSR recentelijk de loodsen van Totalproduce langs de Galileistraat vrijgespeeld en deze verhuisd naar de Coolport. Als deze loodsen eenmaal zijn opgeknapt is er ook nieuwe ruimte voor maakindustrie. Betreffende de versterking van de aantrekkingskracht kijkt het PbSR vooral naar de investering in de openbare ruimte en met het Ruimtelijk Raamwerk kijkt deze ook naar een programmatische invulling. Met betrekking tot de strategie van de Roadmap Next Economy is het PbSR bezig met innovatie als onderdeel van digitalisering en energietransitie en kijkt het bij de gebiedsontwikkeling naar de circulaire economie. Ook het transitiepad over ondernemerschap speelt een prominente rol binnen de ontwikkeling van het gebied. Hiervoor heeft het PbSR sinds 1 januari 2019 een “Innovation Connector” aangenomen wiens taak het is om de contacten met de ondernemers steviger aan te halen. Als algemeen programmamanager van het Makersdistrict voorziet Isabelle Vries al een directe link tussen de Schiedamse Havens en RDM, maar deze binding met M4H ziet zij nog niet heel erg prominent. Dat heeft vooral te maken met de huidige inkleuring van het gebied, maar zij zal wel streven naar deze ontwikkeling.


102

PETER VERVOORN

sparringpartner Gebiedsontwikkeling Schiedamse Havens, HbR

Het HbR heeft al langere tijd een band met Schiedam. Voorheen voerde het namens de gemeente al een deel van de nautische taken uit zoals het baggeren van de havenbekkens, maar de samenwerking kwam pas echt op gang in 2015 toen de Wiltonhavengebruikers spraken met de gemeente over het voorbestaan van hun haven. Op aandringen van de ondernemersvereniging werd het HbR betrokken bij het proces vanwege hun nautische expertise. Dit resulteerde in februari 2018 tot een officiële samenwerkingsovereenkomst tussen de twee. Van de thema’s die voort zijn gekomen uit de vernieuwde ontwikkeling voert de gemeente een deel van die taken zelf uit zoals de aanleg van fietspaden en watertaxi standplaatsen, maar betreffende de herontwikkeling, onderwijs en innovatie zoeken het HbR naar contacten en expertise binnen de organisatie om elkaar te kunnen versterken.

hierbij niet per definitie hoeft te gaan om een fysieke opleiding, maar meer om het belang van uitwisseling. De nabijheid van kennis is veel belangrijker. Een ander speerpunt van de havenvisie waar Schiedam zich in bevindt betreft de sociale transitie. Hierbij zien we dat het type banen en opleidingen moeten veranderen. Praktisch betekent dit dat de opleidingen moeten worden afgestemd op de wensen van het bedrijfsleven en dat hierbij geanticipeerd moet worden op ontwikkelingen rond automatisering en digitalisering.

Voor Schiedam en M4H is er een onderscheid omdat er per plek verschillende bedrijven thuis horen. M4H is gericht op makers (en voor een groot deel ook op wonen) en Schiedam juist op maritiem en offshore. Bij de RDM kijkt het HbR naar de mogelijkheid voor scale-ups. Dit houdt in dat een bedrijf uit de RDM kan doorgroeien naar M4H of Schiedam. Waarbij Op basis van resultaten van Kuipers uit april 2018 is een soort stappenkaart ontstaat waarin de ondernePeter Vervoorn met collega’s van M4H en RDM om mers binnen de havendriehoek kunnen doorgroeien. tafel gaan zitten. Uit deze gesprekken hebben zij afspraken gemaakt en besloten om ook zelf nader Het HbR ziet de Offshore Valley als een onderdeel onderzoek te doen naar de havendriehoek die Kui- binnen het grotere Rotterdam Maritime Capital pers geschetst heeft. Het HbR voorziet hierbij hoof- (RMC strijkt van Maasvlakte tot Gorinchem). Grote dzakelijk een programmatische verbinding (o.a. met bedrijven zoals IHC Merwede en Damen zitten het MOIC), versterkt met vervoer over water. Daar- onder die grotere paraplu verspreid en daarbinnen naast heeft het Schiedam ook een plaats gegeven bevinden zich niches of clusteringen van gebieden binnen de innovatie cirkel. Het interessante hieraan, als Waalhaven of Schiedam. Het concept van de zo bleek uit onderzoek, is dat Schiedam zich zowel Offshore Valley is op eigen kracht van de gemeente in de “ideation” kant van de cirkel bevind als de in neergezet, maar vanuit het HbR met het idee “growth” kant. Ook word er gekeken naar de groe- erachter dat het zich kan optrekken aan het RMC. ipotentie voor “high-potentials.” Binnen de sector De Offshore Valley is daarmee ook onderdeel van wordt er namelijk veel personeel uitgewisseld. Het de “brand”, waarmee het zichzelf kan profileren liefste zou het HbR dit menselijk kapitaal binnen de tegenover de EU. havendriehoek willen behouden. Verder wordt er gekeken naar de aanwas van nieuw talent en wat de behoefte is aan onderwijs en aan het soort werknemers door het faciliteren of aanbieden van praktijkopleidingen. Daarbij moet beseft worden dat het


103

BART KUIPERS

Senior onderzoeker haveneconomie, Erasmus Universiteit

Wat beseft moet worden bij de scenario’s van het essay is dat deze gebaseerd zijn op een bredere studie (Toekomstverkenning Maritieme Cluster in Zuid-Holland) die op zijn beurt weer is gebaseerd op cijfers en prognoses van het CPB. De scenario’s kijken naar wat de impact is op toegevoegde waarde en werkgelegenheid binnen sectoren van het Maritiem Cluster en per scenario worden er verschillende voorspellingen gedaan van effecten die als gevolg daarvan optreden. Vervolgens wordt berekend wat die gevolgen hiervan zijn op het Maritiem Cluster. Al deze berekeningen worden geleid door een verwachting van het CPB over de toename van zogenaamde “arbeidsbesparende technologieën” die een zeer bepalende factor zijn binnen die prognoses. Dat dit gedaan wordt is niet zo gek, stelt Kuipers. Deze raken namelijk niet alleen maar grootschalige industrieën maar ook de dienstverleningssector. Vele delen van ons werk worden met nieuwe technologieën en toepassingen gestroomlijnd of versimpeld. Waarbij wij vroeger nog handmatig allerlei dia’s in elkaar moesten zetten kunnen wij tegenwoordig binnen een paar minuten een volledig college in elkaar zetten met PowerPoint. De grote vraag over robotisering gaat daarbij ook over de mate waarin een robot in de toekomst het werk (kan) overnemen van ontwerpers. Hierbij kun je een intelligent systeem bouwen dat zelf in staat is om te berekenen hoe het een component kan ontwerpen met een maximale draagkracht. Tegelijkertijd moet ook beseft worden dat je de creativiteit en flexibiliteit van ontwerpers nodig blijft houden en die kun je niet gemakkelijk vervangen door kunstmatige intelligentie of robots. De conservatieve houding van de maritieme sector zoals beschreven in het onderzoek van der Veer is juist, maar de nuance hierbij is dat deze gedreven

wordt door de zogenaamde dijkmentaliteit. Bedrijven hebben als het ware afgesproken met elkaar dat ze meer met elkaar onderhandelen dan met bedrijven buiten de dijk. Hun roots zijn daarmee enigszins conservatief, maar hierbij moet je tegelijkertijd wel beseffen dat hun business case toch vooruitstrevend is. Veel bedrijven binnen het gebied verkopen producten of diensten die bedoeld zijn om de oplossing te bieden voor klimaatverandering. Qua cultuur en omgang zijn deze een beetje conservatief maar in uitvoering staan ze op de frontlinie als het gaat over ontwikkelingen als klimaatverandering. Als een van de weinige heeft Kuipers echter minder vertrouwen in het voortbestaan van de RDM. Zijn argument hiervoor is de bottleneck die aanwezig is. Kuipers stelt dat de locatie in feite fungeert als een afgesloten schiereiland. Deze wordt daarbij weliswaar gefaciliteerd door vervoer over water, maar Kuipers stelt dat dit eigenlijk niet genoeg is. De watertaxi’s en waterbus vervoeren overdag wel mensen maar zijn niet goed aangesloten op de evenementen die daar aan het eind van de middag plaatsvinden. Waarbij bezoekers (waaronder hijzelf) gedwongen zijn om met de auto te komen. Hier is dus een mismatch tussen de vraag en het aanbod van vervoer. Kuipers stelt dat het voor het voortbestaan van de RDM noodzakelijk is dat er een betere fysieke verbinding komt zoals een takelbaan of een fiets- en voetgangerstunnel (zoals in Greenwich Londen) die RDM met M4H en daarmee de stad verbindt. Deze maatregelen zijn echter wel zeer kostbaar en om die reden voorziet Kuipers dat de bedrijven en faciliteiten op de RDM op termijn verhuizen naar M4H. Een gebied wat beter ontsloten is met het Rotterdamse openbaar vervoer en ook een betere binding heeft met zijn stedelijke omgeving.


104

Figuur 15: Een voorbeeld van kunstmatige intelligentie die zelf in staat is om componenten te ontwerpen (uit TED talk van Maurice Conti, 28 februari 2017)

Figuur 16: Greenwich tunnel Londen (bron: Adam Lucy Getty Images)

De belangrijkste waarde van het Schiedamse havengebied is uiteindelijk de band die de bedrijven in Schiedam hebben met de gemeente. Een goede verhouding en de mate waarin de ondernemers en gemeente in staat zijn om goede informele betrekkingen te houden is van levensbelang voor het gebied. Dit is ook waar de econoom Michael Porter op wijst in zijn artikel voor Harvard Business Review. Met name de wijze waarop partijen in staat zijn om op informele wijze een goede band te houden creëert een meerwaarde voor de ontwikkeling. In het artikel over “Shared Values” wijst Porter ook op het verantwoord ondernemerschap wat voortkomt uit zijn nieuwe denkwijze. Waarbij ondernemers meer verbonden zijn met hun omgeving en zich verplaatsen van meer winst naar betere winst.

Kuipers waarschuwt echter wel over de betrekking tussen RDM en M4H. Want hoewel deze twee gebieden onder dezelfde naam vallen concurreren ze in de praktijk met elkaar. Deze concurrentie vindt niet plaats op organisatorisch niveau, maar in het feit dat ze in dezelfde vijver vissen. Beide gebieden focussen zich namelijk op de makersindustrie zonder die vraag op elkaar af te stemmen.


105

PIETER SNEEP

Voorzitter ondernemersvereniging Schiedamse Havens

Over de verhoudingen tussen de gemeente en de ondernemers kan gerust gesproken worden van een unicum. Naast het feit dat de verhouding tussen deze partijen uitzonderlijk goed is, vormt deze ook een voorbeeldfunctie voor de regio. Mensen van gezonde verstedelijking en de provincie komen naar dit gebied toe om te zien en te horen hoe deze best-practice werkt. Omdat de verhoudingen goed lopen zijn ondernemers en gemeenten ook in staat wrijvingen op te lossen zonder daarvoor naar de pers te stappen. Vanuit de ondernemersvereniging Schiedamse Havens is er op dit moment geen binding met het Offshore Valley. De ondernemers (met uitzondering van de harde kern die in die sector actief is) voelen zich niet verbonden met een associatie met offshore. Het gebied is veel meer dan alleen dat. Wat beseft moet worden is dat al het beleid van bijvoorbeeld de Roadmap Next Economy volledig over het hoofd gaat van de ondernemers. Het is ook ondoenlijk naar die bedrijven om zichzelf vertrouwd te maken met alle verschillende organisaties en constructies van de overheid. Dat is ook een van de reden dat het Riverboard in leven is geroepen. Niet alleen om een groter bedrijfsgebied beter te kunnen profileren tegenover bijvoorbeeld de provincie, maar ook om al die regionale beleidsinitiatieven en subsidie mogelijkheden etc. terug te kunnen schalen naar de lokale ondernemer. Het Riverboard is ook opgezet als een economisch ontwikkelingsbestuur. Wat nog wel als nadelig wordt ervaren door de bedrijven en ondernemersverenigingen is de neiging van gemeenten en andere overheden om te denken in gemeentegrenzen. Terwijl het voor hen onbelangrijk is dat hun buurman net een andere postcode heeft. Wat hen betreft is het belangrijk dat men grensoverschrijdend werkt.

Dhr. Sneep vindt daarbij wel dat er een mate van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap bij de bedrijven tegenover staat. Bedrijven hebben nog wel moeite om verder te kijken dan hun eigen hek, maar in zichzelf gekeerde bedrijven die alleen hun eigen belang nastreven zijn niet meer van deze tijd. De onderwijsvraag staat bij iedereen op de agenda. Dit wordt ervaren als probleem nummer één bij vrijwel alle ondernemers. Ze hebben bijna allemaal te maken met een gebrek aan technisch geschoold personeel en wat ook vaak gebeurt is dat men personeel van elkaar “leent”. De ondernemersvereniging ziet liever dat de bedrijven bij elkaar komen en dit gezamenlijk oppakken in plaats van elkaar onnodig te beconcurreren. Uit de stadserf bijeenkomst kwam echter naar voren dat die onderwijsvraag inhoudelijk kan verschillen per bedrijf. Waarbij met name de grote bedrijven aangeven een vraag naar technisch geschoold HBO+ personeel te hebben ligt deze vraag bij de kleinere ondernemers soms meer bij MBO-4. De verbinding met de RDM om te proberen die onderwijsvraag op te lossen lijkt wat iedereen betreft een gegeven. Wat betreft de verbinding met M4H valt er nog weinig te zeggen. Hoewel de ondernemersvereniging een samenwerking met ondernemers uit dat gebied niet uitsluit is het wel voorzichtig gezien het feit dat de ontwikkeling van het gebied lijkt op “een speeltje van de overheid”. Iets wat irritatie oproept bij de voorzitter van de ondernemersvereniging.


106

5

GEBIEDSSTUDIE

toepasbaar maken van de theorie op de havendriehoek


107

De samenstelling van de legenda’s Inleiding Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is het van belang om de theorie die in het voorgaande hoofdstuk bestudeerd is toepasbaar te maken op de Havendriehoek. Hierbij is het doel om inzichtelijk te maken wat voor activiteiten er binnen de Havendriehoek plaats vinden om deze zo mogelijk te koppelen aan de activiteiten en functies die onderscheid worden in de theorie van Katz en Wagner. Deze gebiedsstudie wordt inzichtelijk gemaakt door middel van een uitgebreide inventarisatie van de bedrijven binnen de Havendriehoek. Hieraan worden meetbare criteria gekoppeld zoals de bedrijfstak/ sector waarin het bedrijf opereert evenals de functie die kan worden afgeleid aan de hand van de theorie van Katz en Wagner. Het grensgebied van Nieuw Mathenesse (het gebied dat gedeeltelijk binnen de gemeentegrens van Rotterdam valt) is bij deze analyse buiten beschouwing gelaten. Reden hiervoor is dat bij de aanvankelijke inventarisatie van de bedrijven in dit gebied bleek dat het overgrote deel bestond uit garages en autobedrijven en meerdere ondernemingen behorend tot de categorie overig. Een analyse hiervan zou teveel overbodige informatie en een scheef beeld geven van de Havendriehoek. Andere onderdelen zoals de faciliteiten van de RDM (zoals het Aqualab) zijn door de aard van deze analyse niet zichtbaar ondanks het feit dat deze door meerdere experts zijn aangegeven als significante waardes van het gebied (het Aqualab is een faciliteit en testlocatie en kan om die reden niet worden meegenomen). Figuur 17: De Maritieme sector (bron: maritimebyholland.nl)

Voor het opstellen van de bedrijvenlijst van de onderzoeksgebieden is gebruik gemaakt van drie verschillende bronnen. Dit zijn de bedrijven pagina’s van de websites van RDM en M4H, de inventarisatie van bedrijven in het Schiedamse havengebied door van der Veer (met aanvullingen van nieuw gevestigde bedrijven door middel van de Inventarisatiekaart aangeleverd door Bart Heinz) en door middel van het register van Bedrijvenopdekaart.nl en Drimble. Hierbij is ook gekeken of de betreffende ondernemingen nog wel geopend en geregistreerd staan in het gebied. Deze lijsten zijn echter niet zondermeer overgenomen. Bedrijven die geregistreerd stonden als financiële holdings of waarvan niet met zekerheid te achterhalen was of het bedrijf nog wel gevestigd was op de locatie zijn niet opgenomen in de lijst. De verschillende categorieën voor sectoren zijn samengesteld aan de hand van de bedrijfstakverdeling van het CBS, de sectorverdeling uit het onderzoek van der Veer en de maritieme-sectoren-cirkel van “Maritime by Holland.” Voor het toewijzen van een sector uit de legenda is gekeken naar de kern- en bedrijfsactiviteiten zoals aangegeven op hun eigen website of een beschrijving ervan op een bron als Drimble. Hierbij moet wel gemeld worden dat het niet altijd mogelijk is om een volledig en compleet beeld te geven van de verschillende activiteiten die een bedrijf onderneemt. Een bedrijf kan bijvoorbeeld aan de hand van haar kernactiviteiten geschaard worden onder de categorie Maritieme Industrie maar daarnaast ook ondersteunende dienstverlening aanbieden. De wijze waarop de functies zijn samengesteld vereist enige uitleg. Katz en Wagner maken in hun theorie een onderscheid in drie soorten assets (economische, netwerk en fysieke assets). Omdat het doel


108

van deze analyse is om inzichtelijk te maken wat voor activiteiten en functies in de Havendriehoek plaats vinden aan de hand van een inventarisatie van de bedrijven, beperkt deze studie zich tot een analyse van de economische assets. Binnen deze economische assets word er een onderscheid gemaakt in drie categorieën. Dit zijn: innovation drivers, innovation cultivators en buurt-bouwende voorzieningen. Bij het bestuderen van deze termen moet men zich realiseren dat deze definities niet sterk afgebakend zijn. Met name de categorie Innovation drivers wordt door Katz en Wagner betrekkelijk breed opgezet.

Innovation Drivers Onder de term Innovation Drivers wordt een groot aantal soorten bedrijven verstaan. Dit betreft alles van onderzoeks- en medische instellingen tot grote bedrijven (Leaderfirms), MKB en startups. Katz en Wagner beschrijven dat ondernemers en bedrijven uit deze categorie zich richten op het ontwikkelen van geavanceerde technologieën, producten en diensten voor de markt. Hieronder vallen hoogwaardige, onderzoeksgerichte sectoren (bijvoorbeeld technieken zoals nanotechnologie), de snelgroeiende app-economie, creatieve sectoren (zoals industrieel ontwerp en grafische- kunst en media), hybride industrieën die deze twee combineren en ook zeer gespecialiseerde, kleine batch-productie sectoren zoals geavanceerde textielproductie en kleine ambachtelijk georiënteerde productie.

-

Gespecialiseerde productie (kenmerkend onderscheid ten opzichte van de voorgaande categorie is dat deze zich juist wel specifiek richt op (geavanceerde) productie. Soms ook kleinschalig en ambachtelijk).

Innovation Cultivators Van de tweede term is een onderscheidend kenmerk dat bedrijven uit deze categorie vaak een verbindende en versterkende functie vervullen. Ze stimuleren groei en ondersteunen ideeën van bijvoorbeeld startups. Het omvat onder anderen incubators en accelerators, technologieoverdrachtskantoren, gedeelde werkruimten en ook scholen en jobtrainingfirma’s. Binnen deze categorie wordt er voor de legenda een onderscheid gemaakt in vijf subcategorieën: - Kenniscentra & onderwijs - Uitzendbureaus - Bedrijfsverzamelgebouwen - Trainings- en Coachingbedrijven - en dienstverleningsbedrijven

Buurt-bouwende voorzieningen

Deze categorie omvat net als de term Innovation drivers een spectrum van verschillende bedrijven en ondernemingen. Dit omvat medische kantoren, supermarkten, restaurants, koffiebars, kleine hotels en ook lokale detailhandel (zoals boekhandels, kledingwinkels en sportwinkels). Voor deze categorie wordt er in deze studie geen verder onderscheid gemaakt Aan de hand van al deze verschillende kenmerken in andere subcategorieën, maar worden hier bedrijwordt er bij deze studie onder de term innovation ven zoals de Fruitvis in M4H (een bedrijf dat ruimte drivers een onderscheid gemaakt in drie subcatego- verhuurd voor events) wel aan toegevoegd. rieën: - Leaderfirms (grote (wereldwijd) gevestigde Categorie Overig bedrijven/wereldleiders binnen hun respecBetreffende de categorie overig vallen hier alle be tievelijke sector, met veel werknemers). drijven onder die niet bij de bovenstaande functies - Creatieve industrie (alles van architecten geschaard kunnen worden of waarvan niet met ze en grafische ontwerpers tot ingenieursbukerheid te achterhalen was wat voor activiteiten reaus) kenmerkend is dat bedrijven binnen deze uitvoeren. Hieronder vallen bijvoorbeeld aan deze categorie hoofdzakelijk ontwerpen en nemers of onderaannemers en garages. creatief zijn maar niet per definitie zelf pro ducten produceren of bouwen.


109

Observaties & bevindingen Als de verschillende bedrijvenlijsten en de twee soorten categorieën die gemeten worden naast elkaar worden gelegd, zijn er een aantal dingen die opvallen. Het merendeel van de bedrijven die onder de sector overig vallen vervullen ook een overige functie, maar hierbij zijn wel een aantal uitzonderingen. De Vertrekhal en Keilewerf 1&2 zijn voorbeelden van een Bedrijfsverzamelgebouw functie, maar behoren wel tot de categorie Overig. Ditzelfde geldt ook voor bedrijven met de functie Buurt-bouwende voorziening. Binnen de sectorcategorie van Onderwijs & Kennis is er een splitsing in functies. Een bedrijf uit die categorie vervult ofwel een functie als Kenniscentrum & Onderwijs ofwel als Trainings- en Coachingbedrijf. Bijna alle bedrijven binnen de Havendriehoek die onder de sectorcategorie Productie industrie vallen vervullen een functie als Gespecialiseerde productie. Met als enige uitzondering twee uitschieters uit M4H die behoren tot de functie Creatieve Industrie. Bij de sectorcategorie Maritieme toeleveranciers is er ook een scheiding tussen de bedrijven die hoofdzakelijk een dienst verlenen en daarom onder de functie Dienstverlening vallen en de bedrijven die ook zelf hoogwaardige producten maken en daardoor onder functie Gespecialiseerde productie vallen. Een opmerkelijke bevinding bij de inventarisatie waren een klein aantal farmaceutische bedrijven langs de Keileweg. Deze zijn een soort verlenging van dezelfde soort activiteiten die plaats vinden bij sommige bedrijven in de Science Tower. Feitelijk behoren deze tot de categorie overig maar is dat niet op de kaart te zien omdat deze gevestigd zijn in een gemengd bedrijfspand. Belangrijk om hierbij te realiseren is het feit dat de kaart niet altijd een weerspiegeling is van de bedrijvenlijst. De functiekaart laat bijvoorbeeld een grote hoeveelheid panden zien die onder de functie Leaderfirm vallen maar in de bedrijvenlijst worden deze gerepresenteerd door slechts een paar (zeer grote) bedrijven. De kaart kan ook soms een zwart-wit beeld weergeven van de situatie. In één pand kunnen bijvoorbeeld viertig bedrijven zitten waarvan het merendeel behoort tot de categorie Design met

enkele tot Specialistische Dienstverlening, maar op de kaart is dit alleen zichtbaar als de categorie gemengd (deze sectorcategorie komt alleen voor op de kaart). De kaarten en lijsten die uit dit onderzoek zijn gekomen geven uiteindelijk een redelijk accurate indicatie van de drie gebieden maar ambieert niet meer dan een globaal overzicht te zijn. Het toewijzen van functies is enigszins arbitrair en subjectief, maar noodzakelijk om inzicht te kunnen krijgen in het gebied. Het onderscheid en de benaming van functies verdient met name nader (empirisch) onderzoek. De volledige bedrijvenlijst van de Havendriehoek is terug te vinden in bijlage 8.


110


111


112

5.1 Sectoren Aan het cirkeldiagram van RDM is te zien dat een groot deel behoort tot de sectorcategorie Productie Industrie maar dit is niet terug te zien is op de kaart omdat deze gezamenlijk gevestigd zijn in de loodsen of oude gebouwen van het RDM terrein. Het zuidelijk gebied van de RDM laat een aantal Logistiek gerelateerde bedrijfspanden zien. Een kenmerkend aspect van de RDM in vergelijking met de andere twee gebieden is de hoeveelheid ondernemingen die vallen onder de categorie Onderwijs & Kennis. Daarnaast zijn er ook aanzienlijk minder bedrijven gevestigd ten opzichte van de andere gebieden. Aan de kaart van M4H is goed te zien dat het gebied grotendeels gedomineerd wordt door de loodsen van het Fruitcluster (Deze vallen onder de sectorcategorie van Logistiek, Transport en Opslag) en ook overige bedrijvigheid. De cirkeldiagram laat echter zien dat een aanzienlijk deel van het totaal aantal bedrijven onder de sectorcategorie Design vallen. Dit komt omdat in tegenstelling tot het Fruitcluster deze bedrijven groot in aantal zijn, maar klein in omvang en gecentreerd in verschillende gemengde bedrijfspanden. Dit soort kleine creatieve bedrijfjes kunnen bij bijvoorbeeld de SuguClub of Keilewerf zeer kleine werkruimtes huren voor een schappelijke prijs. Schiedam wordt gedomineerd door bedrijventerreinen van onder anderen HSM Offshore en Damen die een belangrijk deel uitmaken van de maritieme industrie. Zoals beschreven door Kuipers en van der Veer zijn er ook veel maritieme- toeleveranciers en dienstverleningen gevestigd evenals een groot aantal bedrijven onder de sectorcategorie overig. Uit de inventarisatie bleek dat dit voor een aanzienlijk deel bouwbedrijven, aannemers en groothandels zijn. Maritieme Industrie Maritieme Toeleverancier Maritieme Dienstverlening Productie Industrie Onderwijs & Kennis Specialistische Dienstverlening Design Logistiek, Transport & Opslag Gemengd Overig Onbekend/Leegstand


113

RDM Sectoren Design Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Dienstverlening Maritieme Industrie Maritieme Toeleverancier Onderwijs & Kennis Overig Productie Industrie Specialistische Dienstverlening Eindtotaal

Aantal bedrijven 2 4 2 6 5 7 2 16 3 47

SCHIEDAM Sectoren Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Dienstverlening Maritieme Industrie Maritieme Toeleverancier Onderwijs & Kennis Overig Productie Industrie Specialistische Dienstverlening Eindtotaal

Aantal bedrijven 12 18 14 21 5 34 2 8 114

M4H Sectoren Design Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Dienstverlening Onderwijs & Kennis Overig Productie Industrie Specialistische Dienstverlening Eindtotaal

Aantal bedrijven 53 9 2 3 37 2 10 116


114


115


116

5.2 Functies Net als bij de sectorkaart is er voor de RDM een onderscheid in het beeld wat de cirkeldiagram weergeeft en wat de functiekaart laat zien. Uit de cirkeldiagram blijkt dat meer dan de helft van alle bedrijven behoren tot de functie gespecialiseerde productie maar dit correspondeert niet de kaart. Het merendeel van die bedrijven is gevestigd in de oude scheepsloodsen die fungeren als bedrijfsverzamelgebouwen. Een belangrijk onderscheidend kenmerk hierbij is dat deze loodsen in tegenstelling tot M4H niet onder een bedrijf als de SuguClub vallen (binnen de RDM zijn deze locaties niet geregistreerd als bedrijven waardoor ze alleen voorkomen op de kaart.) Verder geeft de functiekaart van RDM en M4H een vergelijkbare situatie weer als de sectorenkaart. Met als verschil dat de RDM dat een groter aandeel in Gespecialiseerde productie functie vervult (53% Gespecialiseerde productie (functie) tegenover 34% als (sector) Productie industrie). Reden hiervoor is omdat er bij de sectorverdeling nog een verder onderscheid wordt gemaakt in Maritieme- Industrie en Toeleveranciers terwijl dit onderscheid ontbreekt in de functieverdeling. In M4H vervult bijna de helft van het totaal aantal bedrijven een Creatieve industrie functie. Opvallend voor Schiedam is de grote aanwezigheid van Leaderfirms in het gebied. In werkelijkheid zijn dit de terreinen van slechts drie รก vier bedrijven, maar daarmee is ook duidelijk te zien dat Schiedam het enigste gebied is waar Leaderfirms gevestigd zijn. Daarnaast vervult een aanzienlijk percentage van de bedrijven in het Schiedamse havengebied een dienstverlenende functie.

Leaderfirm Dienstverlening Bedrijfsverzamelinggebouw/gemengd Creatieve Industrie Kenniscentra & Onderwijs Buurt-bouwende voorziening Trainings- en Coachingbedrijven Gespecialiseerde Productie Uitzendbureau Overig/onbekend/geen


117

RDM Functies Creatieve Industrie Dienstverlening Kenniscentrum & Onderwijs Overig/onbekend/geen Gespecialiseerde productie Trainings- en Coachingbedrijven Uitzendbureau Eindtotaal

Aantal bedrijven 4 5 4 6 25 2 1 47

SCHIEDAM Functies Buurt-bouwende voorziening Creatieve Industrie Dienstverlening Kenniscentrum & Onderwijs Leaderfirm Overig/onbekend/geen Gespecialiseerde productie Trainings- en Coachingbedrijven Uitzendbureau Eindtotaal

Aantal bedrijven 2 3 34 1 8 46 13 4 3 114

M4H Functies Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Buurt-bouwende voorziening Creatieve Industrie Dienstverlening Kenniscentrum & Onderwijs Overig/onbekend/geen Gespecialiseerde productie Trainings- en Coachingbedrijven Uitzendbureau Eindtotaal

Aantal bedrijven 7 10 57 10 2 25 3 1 1 116


118

6

BEVINDINGEN

nieuwe perspectieven en horizonnen


119

Bevindingen Inleiding Aan de hand van een uitgebreid onderzoek naar de ontwikkelingsgeschiedenis van de Havendriehoek en relevante actoren is een accuraat gebiedsprofiel geschetst in Hoofdstuk 2. In het hoofdstuk erna werd het theoretische onderzoek gedaan naar de uitgangspunten die het meest kunnen opleveren voor samenwerking. Hoofdstuk 5: de gebiedsstudie maakt een belangrijk deel van deze theorie inzichtelijk en in hoofdstuk 4 werden de visies van de experts beschreven. In dit laatste inhoudelijke hoofdstuk wordt ingegaan op alle bevindingen en conclusies uit het onderzoek en wordt antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen van het onderzoek.


120

Sterkte Een ijzersterk maritiem cluster met dienstverlening en toeleveranciers. Dankzij open procesmatige aanpak van de intentieverklaring is er een unieke vertrouwensband en een goede verhouding. Veel LeaderďŹ rms aanwezig in Schiedamse havengebied Betaalbare gemengde werkruimte biedt meer vestingingsmogelijkheden voor creatieve industrie. Het innovatieve karakter van de Havendriehoek met bedrijven die zich bezig houden met ontwerp, onderzoek, onderwijs, onderhoud en oshore.

Kansen Kennisinstellingen en innovatieversnellers uit de nabije regio zoals Port XL, Yes!Delft, ECE en TU Delft zijn van strategisch belang vanwege de behoefte voor het hoogwaardiger wordend maritiem cluster. Wanneer ruimte vrijkomt door verhuizing van Fruitbedrijven kunnen nieuwe makersindustrieĂŤn zich vestigen. Een sterkere verbinding met ondernemers en faciliteiten die in de RDM gevestigd zijn. De potentie om de stad als woonlocatie voor hoger geschoolde werknemers uit de haven te laten fungeren. Versterken van clusterrelaties en meer kruisbestuiving tussen sectoren.


121

Zwakte Onderwijs is probleem nummer 1. Scheve relatie tussen stad en haven. Tekort aan technisch geschoold personeel Weinig binding met label van Offshore Valley. Gemeentes denken nog steeds te veel in grenzen. Inkleuring van M4H word nog steeds gedomineerd door Fruitterminals, slechts een zeer kleine concentratie van creativiteit, transitie van “Fruit naar Zuid” loopt traag. Gebrek aan voorzieningen waar werknemers en bezoekers elkaar in en rond het gebied kunnen ontmoeten.

Dreigingen De verschillende scenario’s van Kuipers. Bottleneck van de RDM, vervoer over water niet genoeg. De sociale transitie, de wijze waarop wij onderwijs aanbieden zal drastisch moeten veranderen. Nog krappere markt van technische geschoolde werknemers. De verdere toename van arbeidsbesparende technologieën. Concurrentie tussen RDM en M4H.


122

6.1 Relatie Schiedam - RDM Het is belangrijk om te beseffen dat een bepaalde mate van synergie tussen de twee gebieden niet compleet nieuw is. Er bestaat al een zekere vorm van uitwisseling tussen de RDM en Schiedam. Verschillende bedrijven in Schiedam hebben al een ‘’band’’ met sommige bedrijven op de RDM, zoals bijvoorbeeld RAMLAB die voor en met Damen Shipyards Group de eerste 3D geprinte marine propeller ontwikkeld heeft (Port of Rotterdam, 2017). Wat deze relatie enigszins kan bemoeilijken is dat de maritieme sector in vergelijking tot andere, zoals benoemt door Katz en Wagner, enigszins statisch is en minder gemakkelijk meebeweegt met nieuwe trends of ontwikkelingen.

van organisaties zoals de MRDH ligt op een te hoge schaal. Het is de uitdaging om dit terug te brengen naar een niveau waar de ondernemer bij kan aanhaken. Dit lijkt ook op hetgeen wat Maas beschreef over “vraaggericht sturen”. Die aspecten en strategieën zijn leuk maar die leg je niet zomaar neer. Als je deze wilt realiseren zal je eerst moeten kijken naar welke problemen of vraagstukken op lokaal niveau spelen om deze vervolgens te kunnen optillen naar de hoger gelegen strategie. De onderzoeken van Veer en Rifkin en bestuurlijke dwang vanuit de MRDH laten zien dat er een bepaalde urgentie is bij het volgen van de transitiepaden van de Next Economy. De taak aan de gemeente Schiedam is aldus om ondernemers en bedrijven in dit gebied meer ‘’Er heerst nu eenmaal een cultuur van trots op oude in contact te brengen met de doelstellingen van de waarden binnen de sector… Toch zijn er steeds disrup- RNE en deze te verschalen naar een niveau waar de tievere economische, technische en maatschappelijke ondernemer op kan aanhaken. veranderingen in de wereld die vragen om een nieuwe aanpak (Veer, 2017).’’ De RDM kan hierbij helpen, gezien het feit dat deze zich sterk profileert door een sterke basis van innoUit het interview met Kuipers werd deze stelling vatie georiënteerde en geavanceerde productiebenader genuanceerd. Ja, bedrijven binnen deze sec- drijven die duurzaam georiënteerd zijn. Gezien deze toren hebben een zogenaamde “dijkmentaliteit”. sterk basis van bedrijven die RDM te bieden heeft uit Wat betekent dat ze enigszins conservatief zijn in dezelfde sector als die van Schiedam is een relatie hun roots, maar hierbij moet je tegelijkertijd wel be- tussen deze twee gebieden snel te maken, een punt seffen dat hun business case aan het voorfront van wat ook onderstreept wordt door de Algemene Prode duurzame ontwikkeling staat. Bedrijven binnen grammamanager van het Makersdistrict “Ik denk deze sector bouwen letterlijk de windmolens- en persoonlijk dat de sterkste binding nu voor Schieparken die ons verschuiven richting het duurzame dam bij RDM ligt, omdat op RDM ook veel offshore energienetwerk. De samenwerking tussen RAMLAB gerelateerde functies liggen en er relevante kennis en Damen Shipyards laat dit precies ook zien. Bedrij- zit (Vries, 2019).” ven binnen deze sector zien ook absoluut de noodzaak om te innoveren, maar dit kan wel verschillen Kuipers inzicht over de toekomstbestendigheid van per bedrijf. Zoals Sneep uitlegde besteden de grote de RDM biedt echter een ander perspectief. Hij beLeaderfirms meer tijd aan het exploreren van duur- licht dat het gebied in feite een zelf functionerend zame mogelijkheden, waarbij de mkb en maritie- schiereiland is. Dat ondanks het extra vervoer over me toeleveranciers die luxe niet hebben. De wil is er water geen binding heeft met de stad. Op de langeechter vaak wel, alleen is het de wens van die bedrij- re termijn verwacht hij dat de faciliteiten en bedrijven om hierin begeleid en ondersteund te worden. ven zich verhuizen naar de overkant, naar M4H. Een gebied wat betrekkelijk beter ontsloten is met OV Aspecten van de Next Economy zoals “open source en een betere binding heeft met zijn aangrenzende networking”, open innovatie en meer laterale net- stedelijke wijken. Het vervoer over water is wat Kuiwerken gaan zoals Sneep zei “…volledig over het pers beschrijft als de “bottleneck”. Want alhoewel hoofd van de ondernemers.” Het regionale beleid het vervoer over water de noodzakelijke aansluiting


123

faciliteert is deze niet goed aangesloten op het brede spectrum aan activiteiten die in het gebied plaats vinden. Hij benadrukt dat een fysieke verbinding tussen de twee gebieden van het Makersdistrict noodzakelijk is om synergie te kunnen garanderen. Deze stelling is echter in sterk contrast met de mening van Vervoorn en het HbR. Het HbR voorziet hoofdzakelijk een programmatische verbinding voor, die gefaciliteerd word via vervoer over het water. Een fysieke verbinding wordt bij uitstek uitgesloten. Maas sluit zich ook niet aan bij deze stelling van Kuipers. Hij stelt dat de Hogeschool Rotterdam aanzienlijke investeringen in het gebied heeft gedaan om een geschikte techniek locatie op te bouwen en dat de verschillende faciliteiten zoals het Aqualab en RAMLAB die ze aanbieden in tegenstelling tot hun andere satellietlocaties niet gemakkelijk verplaatst kunnen worden. “…wij zullen de komende vijf jaar niet verhuizen…” Kuipers heeft echter wel een punt. Zoals ook uitvoerig beschreven door Katz en Wagner is een belangrijke onderscheidend kenmerk van “de nieuwe geografie van innovatie” dat deze gebieden compact en goed verbonden met OV zijn. Het bewaken van een goede bereikbaarheid is een absolute noodzaak. Het belangrijkste aanhakingspunt tussen de RDM en de haven van Schiedam is het grote onderwijsvraagstuk wat in Schiedam ligt. Zoals Sneep beschreef is dat probleem nummer één. In de huidige situatie ondervind de sector al een tekort aan technisch geschoold personeel. Met een variërende vraag naar HBO+ tot MBO-4 niveau. In de toekomst wordt die markt alleen maar krapper tenzij er iets aan wordt gedaan.


124

6.2 Relatie Schiedam - M4H De mogelijke relatie of verbinding tussen M4H en Schiedam is vergeleken met RDM complexer. Dit ligt voornamelijk aan het feit dat M4H nog niet ver genoeg is met zijn gebiedsontwikkeling. In essentie zit het gebied nog in de planfase. Alhoewel er vanuit de gemeente en het HbR gestuurd wordt op het vrij maken van ruimte voor de makersindustrie en gekeken wordt naar het verhuizen van het fruitcluster naar de Waal- en Eemhaven is het op dit moment, doordat M4H zich nog in de planfase bevindt, niet echt interessant om een nadere verbinding of relatie te zoeken met M4H. Zoals de sector- en functiekaart liet zien wordt het gebied gedomineerd door Fruitoverslag terminals en overige bedrijvigheid. Slechts een kleine concentratie van hoofdzakelijk kleinschalige creatieve bedrijfjes rond de voedseltuin, past in het beeld wat het Projectbureau probeert te realiseren. Sneep sluit samenwerking met de bedrijven van dat gebied ook niet per definitie uit maar is wantrouwend over het ontwikkelingstraject van het gebied en vreest dat het teveel lijkt op “een speeltje van de overheid”. Wel benadrukt hij de waarde die de Marconitorens bieden. Het blijft zinvol om te kijken of het gunstig is voor nieuwe of reeds gevestigde makers om een verbinding te zoeken met ondernemers en bedrijven in het Schiedamse havengebied. Vries noemde hierbij het elektronicabedrijf EDC Electric bij uitstek als voorbeeld van een bedrijf wat naar haar voorspelling meerwaarde zou kunnen behalen uit het contact met maritieme bedrijven in Schiedam. Dit is een voorbeeld van een samenwerking die uitgaat van een doorkruising van meer ongelijksoortige sectoren. In dat opzicht is het voordeel wat hier uit voortkomt een verklaring voor een kracht van clustering, waarmee de gewenste synergie gecreëerd wordt. Ook Vries ziet echter op dit moment nog geen directe aanleiding voor meer samenwerking of uitwisseling tussen deze gebieden maar stelt hier wel naar te streven.

Dit onderzoek ziet vooral een mogelijkheid voor het aanhalen van de “zwakke verbanden” en crossovers met ongelijksoortige sectoren. Daarnaast zijn er bepaalde sterktes die meegenomen kunnen worden in deze relatie, zoals bijvoorbeeld de snelle metroverbinding die reeds aanwezig is en de relatief korte afstand tot de historische binnenstad van Schiedam. Een extra verbinding over het water die daarmee de havens van Schiedam, RDM en M4H met elkaar zou gaan verbinden biedt ook een kans. Waar M4H kansen voor biedt, is de mogelijkheid om het gebied te kenmerken als de hybride-samenkomst-zone tussen de grootschalige maritieme sector van Schiedam, de technische maakindustrie van de RDM en creatieve en andere ongelijksoortige sectoren van M4H. Oftewel de plek die in de theorie van Katz en Wagner wordt beschreven als de “convergentie van ongelijksoortige disciplines en sectoren” (Wagner, Andes, Davies, Storring, & Vey, 2017). Dit past tevens bij hetgeen wat Vervoorn beschrijft als de stappenkaart van doorgroeimogelijkheden. Hierbij kijkt het HbR naar scale-ups binnen RDM en kijkt vervolgens per casus of deze onderneming kan doorgroeien naar M4H of Schiedam. Verder sluit dit ook aan op het beeld dat Rifkin schetst in het rapport RNE, waarin de noodzaak wordt geschetst om plekken te ontwikkelen die gebaseerd zijn op een samensmelting en doorkruising van sectoren. Onderdelen van het oude plan voor M4H, waarin de historische binnenstad van Schiedam werd aangewezen als voorzieningscentrum, kunnen bij de uiteindelijke ontwikkeling van het gebied opnieuw worden meegenomen, evenals de ruimtelijk ontwikkeling van het Schiedamse deel van Nieuw Mathense waar een stedenbouwkundig team van de gemeente Schiedam al mee bezig is. Kuipers waarschuwt echter wel over de betrekking tussen RDM en M4H. Hij stelt dat hoewel deze twee gebieden onder één naam vallen deze feitelijk met elkaar concurreren omdat ze allebei uit dezelfde vijver vissen. De gebiedsstudie zet hier echter vraagtekens achter. Want hoewel de gebieden inderdaad


125

allebei azen op het aantrekken van makers, kan er wel een onderscheid gemaakt worden in het soort makers. De sectoren- en functiekaart laat zien dat er namelijk een aanzienlijk verschil is in de insteek van de twee gebieden. Waarbij de RDM een concentratie is van vooral Productie Industrie (hoogwaardige, technische, productie/arbeid) zijn dit in M4H vooral creatief en design gerichte bedrijven. Het huidige M4H zal zich blijvend moeten focussen op de uitfasering van het fruitcluster en de invulling van nieuw maakindustrieĂŤn om op termijn de gebiedsontwikkeling los te krijgen.


126

6.3 Schiedam Schiedam als innovatie district Over de verhoudingen tussen het bedrijfsleven van de Schiedamse havens en de gemeente kan gerust gesproken worden van een unicum. Zozeer zelfs dat mensen van de provincies excursies plannen naar het gebied om deze vriendschappelijke betrekkingen te bewonderen. De goede verhoudingen worden door zowel Kuipers als Sneep nadrukkelijk benoemt als belangrijke succesfactoren en waardes van het gebied. Het stelt beide partijen in staat om onenigheden aan de kaak te kunnen stellen bij elkaar, zonder daarvoor naar de pers te hoeven stappen. Om een optimale relatie te bereiken moet Schiedam zich evenals RDM en M4H focussen op zijn interne functiesynergie. Dit betekent aansturen op de indicatoren: meervoudig gebruik, samenhang in bedrijfsactiviteiten, systeemintegratie, innovatie en kennisuitwisseling en overlegstructuren. Dit levert een sterke bijdrage op voor de eigen economische vitaliteit. Daarnaast is het binnen het havengebied van Schiedam van belang dat er meer gestuurd wordt op het realiseren van de transitiepaden van de RNE. Deze bieden namelijk niet alleen een uitgeschreven kans voor toekomstige ontwikkeling maar worden door drie gemeenten van het Riverboard onderstreept als een directe aanleiding voor de oprichting van dit nieuwe samenwerkingsverband. Vanwege het feit dat Schiedam voornamelijk een maritiem cluster vormt, speelt dit een belangrijke rol bij het vermogen van bedrijven om continu te kunnen innoveren. Zoals Porter beschreef in de kracht van clustering, hebben bedrijven binnen een cluster een betere kijk op de markt dan geïsoleerde concurrenten en de voortdurende relaties met soortgelijke bedrijven in een cluster helpt deze bedrijven om bij te blijven met ontwikkelende technologieën, diensten etc.

“Indien Schiedam zich net zoals het makersdistrict van M4H zou willen ontwikkelen tot Innovatie District wat zijn hier dan de voor- en nadelen van?” Aan het begin van dit onderzoek werd deze vraag gesteld. Daamen stelt deze eveneens in zijn essay voor de Schiedamse havens ‘’ Er kunnen dus redenen zijn om ook de Schiedamse havens uit te roepen tot cluster of innovatiedistrict…’’ Maar hij concludeert zelf dat: ‘’…het raadzaam is om dichter bij de aantoonbare kracht van het gebied te blijven…’’ (Daamen T. , Essay positionering Schiedamse Havens, 2017). Kijkende naar de gebiedsprofilering van Schiedam en de theoretische informatie over innovatiedistricten is het antwoord op deze vraag gelijk luidend aan de bevindingen van Daamen: Nee, er zitten voor Schiedam geen directe voordelen aan het label van “innovatie district”. Wat echter wel belangrijk is om te benadrukken, is dat de bevindingen van Katz & Wagner’s over deze districten, wel meegenomen dienen te worden bij het maken van deze afweging. Zo stellen Katz & Wagner dat het label van Innovatie Districten bepaalde verwachtingen schept en regelmatig wordt misbruikt. Ontwikkelaars hebben ofwel geen begrip van de ingewikkelde werkingen en nuances van dit soort districten of misbruiken het stempel om marktwaarde en ontwikkeling te genereren. Het is dus niet in het directe belang van de gemeenten of vertegenwoordigers van de havengebieden om de Schiedamse havens tot innovatie district uit te roepen, omdat het eerder de grondprijzen zal opdrijven, dan dat het daadwerkelijk innovatieve ontwikkelingen zal genereren. Is het daarentegen wel mogelijk om de assets en voorzieningen van een innovatie district uit te voeren, zonder daarbij het gebied het label van “innovatie district” te geven? Casestudies van Stam lieten zien dat bijvoorbeeld het Sheffield Manufacturing Park er pas vele jaren later voor koos om het label innovatie district over te nemen. Daarnaast is het natuurlijk ook mogelijk om gebruik te maken van de reeds aanwezige economische en netwerkassets op RDM en M4H. Dit is wat in het synergiemodel wordt beschreven als “dislocatief gebruik”, een indicator voor locatiesynergie. De


127

gemeente Schiedam maakt met de ambitiekaart en doelstelling gedeeltelijk werk aan het opknappen van fysieke assets in de openbare sfeer, maar het kan ook nog werk maken aan het opzetten van verbindende fysiek elementen. Door zowel fysieke barrières weg te halen als verbindende elementen toe passen. Bijvoorbeeld om de binding met het historische centrum te verbeteren. Belangrijk hierbij is wel om rekening te houden met de identiteit van het Schiedamse havengebied. De ruimtelijke ingrepen die Katz en Wagner inbeelden corresponderen niet direct met het lokale beeld wat Kuipers zo goed beschreef in zijn essay.

Figuur 18/19: Het ideaalbeeld van publieke fysieke assets zoals beschreven door Katz en Wagner (bovenste afbeelding) v.s. het beeld van het Schiedamse havengebied (onderste afbeelding) (bron 1: claudecormier.com , bron 2: Swiebe Swart)


128

6.4 Korte termijn perspectieven Er zijn een aantal dingen die op de korte termijn kunnen worden verricht om een eerste stap te zetten om de synergie tussen deze gebieden te bewerkstelligen: Als eerste betreft dit de “bereikbaarheid”. In het onderzoek van Stam naar de optimale relatie tussen M4H en RDM staat de bereikbaarheid genoemd als absolute voorwaarde voordat synergie tussen deze gebieden van de Havendriehoek kan optreden. Ondernemers en bedrijven moeten op de eerste plaats in staat zijn om contact te leggen met de overkant van de oever zonder daarvoor meer dan een half uur te moeten reizen, zoals nu tussen RDM en M4H nog steeds het geval is. De tweede optie is die van een zogenaamde “verbindingsmanager” die in zijn rol vergelijkbaar is met wat de kwartiermaker voor het MOIC in Schiedam doet of de Innovation Connector in het Makersdistrict. Deze verbindingsmanager hoeft niet perse één persoon te zijn. Het belangrijkste is dat deze als functie vervult wordt. Dit kan bijvoorbeeld een bijkomende taak van de kwartiermaker of gebiedsmanager zijn. Deze verbindingsmanager treedt op als contactpersoon en verbinder om geïnteresseerde partijen en ondernemers met elkaar in contact te brengen, om op die wijze meer innovatieve activiteiten te creëren. Het opzetten van overleg- momenten en structuren tussen de gebieden van de Havendriehoek, sturende partijen zoals de gemeente, Havenbedrijf Rotterdam, ondernemersverenigingen en individuele bedrijven is een logische vervolgstap. Alleen door met elkaar te overleggen over gezamenlijke problemen, vraagstukken en gestelde doelen, kunnen ideeën, concepten of initiatieven boven water komen drijven. Een gezamenlijke agenda of visie kan daar ook meer richting aangeven. Daarnaast bestaat de kans dat voor de betrokken ondernemers de waardering voor een intensievere samenwerking in de loop der tijd zal afnemen. Om toch te kunnen garanderen dat dit initiatief over langere tijd succesvol kan zijn en blijven, is het belangrijk om een geoefende en vaardige coördinator aan te stellen die in staat is om de verschillende actoren en assets door de tijd heen blijvend met elkaar te verbinden. De verbindingstaak van de verbindingsmanager berust zich niet alleen tot het leggen van contacten, maar het betekent ook het terug kunnen schalen van NE- en duurzaamheidsvraagstukken van beleidsplannen op een regionaal overheidsniveau naar een lokaal ondernemersniveau. Zoals gezegd door Sneep is de wil er vaak wel alleen moet deze ondernemer wel ondersteund worden in de transitie omdat deze zich simpelweg geen raad weet. Het Riverboard is gedeeltelijk met die gedachtegang in het achterhoofd opgericht.


129

Het wil niet alleen meer bestuurlijke en economische samenwerking losmaken, maar het wil ook een coördinerende rol vervullen tussen hogere overheden en lokale ondernemers. Waarbij het een gids kan zijn in de jungle van alle mogelijke overheidssubsidies, procedures en aanvragen. Het Riverboard is hiermee goed op weg, zo bleek tijdens de Stadserf bijeenkomst. Het is in staat geweest om een breed gedragen strategie neer te zetten en het richt zich op het nader onderzoeken van uitbreidingsmogelijkheden voor de maakindustrie en het aantrekken van jongeren voor deze sector. Het Riverboard wil doorgroeien naar een economisch ontwikkelingsmaatschappij (vergelijkbaar als het Economic Board Zuid-Holland) en hoopt uiteindelijk een snellere uitwisseling en efficiënte welvaartsgroei te stimuleren. Hierbij gaat het niet zozeer om meer winst maar om betere winst. De onderwijsvraag ligt hoog op de agenda van dit samenwerkingsverband. Zoals Sneep beschreef is dat probleem nummer één in het havengebied. Met deze taak in gedachten gaat de kwartiermaker aan de slag om enerzijds in kaart te brengen wat de onderwijsbehoeften van het brede stakeholdersveld zijn en anderzijds hoe deze kan worden aangepakt door de binding aan te gaan met kennisinstelling op de RDM zoals de Hogeschool Rotterdam, evenals grotere regionale kennisinstellingen en innovatieversnellers zoals Port XL, Yes!Delft, het ECE en de TU Delft. Tijdens de Stadserf bijeenkomst beschreef de net aangestelde kwartiermaker (Paul van Mechelen) dat Schiedam een complex stakeholderveld heeft en dat de onderwijsvraag per bedrijf sterk kan verschillen. Sommige gaven aan behoefte te hebben aan MBO-2 en -3 geschoold personeel en andere aan MBO-4 en HBO+. De onderwijsopgave zal geen gemakkelijke zijn want er is in de huidige situatie al een krappe markt en de crux van techniek onderwijs is dat het aanbod van deze werknemers al wordt bepaald op hun 15e als zij een profiel kiezen voor het voortgezet onderwijs. Als het gaat om een vraag naar MBO-4 en HBO+ dan kun je dat gat niet overbruggen door een simpele bijscholing omdat zo iemand simpelweg al teveel heeft gemist. Dit betekent dat als je een gat voorziet in de toekomst je nu die onderwijsvraag moet aanpakken om deze in de toekomst te kunnen dichten.


130

6.5 Lange termijn perspectieven Er zijn een vijftal onderwerpen die pas op de lange termijn gaan spelen of gerealiseerd kunnen worden, maar we nu al rekening mee moet worden gehouden: 1. De stip op de horizon, het creëren van synergie, dient niet uit het oog verloren te worden. Het doel van de samenwerking om allerlei terreinen is dat het meerwaarde heeft. Op het moment dat hier geen sprake meer van is, dient men zich af te vragen of het doel nog wel in zicht is, of dat het doel inmiddels behaald is. 2. Om die synergie te bereiken is het belangrijk om de transitiepaden van de Roadmap Next Economy te blijven aflopen. Bij voorkeur door hier ook de ondernemingen in het gebied erbij te betrekken, hen deelgenoot te maken en dit in gezamenlijkheid te gaan uitvoeren. Niemand is erbij gebaat als de roadmap als een papieren tijger (beleidsstuk) uiteindelijk in een bureaulade verdwijnt. 3. Denk na over de wijze waarop de “huiskamerfunctie” gerealiseerd kan worden, een daadwerkelijke fysieke locatie die meer uitwisseling kan stimuleren, waarbij werknemers, bezoekers, kennisinstellingen en innovatieversnellers elkaar in en rond het gebied kunnen ontmoeten en wat een ontmoetingscentrum voor nieuwe ideeën en initiatieven kan worden. Vergelijkbaar met wat de Keiletafel in het klein doet voor M4H. Eventueel zou deze functie uitgebreid kunnen worden en beschikbaar worden gemaakt voor de gehele havendriehoek. De basis van deze gedachte wordt gevormd door het idee van de District Hall in Boston, die voor publieke innovatie heeft gezorgd. 4. Zorg voor kruisbestuiving, niet alleen op de korte termijn, maar ook op de lange termijn. Creëer dit zowel voor de sterke als de zwakke verbanden en houd hier aandacht voor. Vervul ook daarbij een uitgesproken wens van de Stadserf bijeenkomst: vermenigvuldig de toevalligheid. 5. Houd rekening met de rampenscenario’s zoals door Kuijpers geschetst in zijn scenario “Scarcity”. Anticipeer hierop en houd rekening met verandering van het klimaat, de invloed van Azië en blijf investeren in duurzaamheid.


131

Figuur 20: Boston’s public Innovation center district Hall (bron: Archdaily.com)


132

6.6 Beantwoording Hoofd- en deelvragen Wat zijn de gebiedsprofielen van de onderzoeksgebieden?

Wat zijn volgens de literatuur over synergie en innovatie de uitgangspunten die het meeste kunnen opleveren voor samenwerkiing?

RDM is het kleinste van de drie gebieden en wordt gekenmerkt door een concentratie van productie-industrie in grote bedrijfsverzamelgebouwen, onderwijsinstellingen, kenniscentra en belangrijke innovatieve faciliteiten zoals aqualab en RAMlab. Bijzonder is het feit dat het technische onderwijsinstellingen betreft van verschillende opleidingsniveaus, van MBO1 tot HBO+. M4H wordt ondanks diverse inspanningen nog steeds gedomineerd door het fruitcluster. Uit de gebiedsstudie blijkt dat een aanzienlijk percentage van het totaal aantal bedrijven behoort tot de creatieve industrie, maar dat deze zich concentreert op een klein oppervlak in verschillende bedrijfsverzamelgebouwen waar ze gebruik maken van kleine bedrijfsruimten. Het is een onderdeel van het Makersdistrict maar in tegenstelling tot de RDM bevindt dit gebied zich nog in de beginfase van haar gebiedsontwikkeling. Het PbsR focust zich om die reden nog steeds op “fruit naar zuid” en is eveneens bezig met het faseren van de programmatische invullingen. Schiedam kenmerkt zich door een ijzersterk maritiem cluster en heeft de kenmerken van een innovatiedistrict. Er zitten veel maritieme toeleveranciers en bijbehorende dienstverlening, wat de waarde van het gebied aanzienlijk versterkt. De informele verhoudingen tussen de gemeente Schiedam en het bedrijfsleven is een unicum en wordt gekenmerkt door goede wederzijdse contacten, waardoor er een vertrouwensband is en ingewikkelde zaken gemakkelijk besproken kunnen worden. Deze ontwikkeling is in gang gezet door een initiatief vanuit het bedrijfsleven en de gemeente Schiedam heeft dit opgepakt. Het label offshore valley is recentelijk gelanceerd en dient vooral als uithangbord voor regionale overheden en profilering binnen de EU, maar wordt nog niet breed gedragen door de ondernemers.

“Synergie is de individueel ervaren bijdrage van meerwaarde die voortkomt uit op samenhang gerichte samenwerking.” Uit het theoretisch onderzoek blijkt dat er twee vormen van synergie ingezet kunnen worden om die meerwaarde te creëren. Dat zijn locatie en functiesynergie. Locatiesynergie gaat over de synergie van gehele havendriehoek (de mate van samenwerking tussen de drie gebieden) en functiesynergie gaat over synergie binnen de afzonderlijke gebieden (er is dan sprake van meervoudig gebruik van de functies binnen een gebied). Op beide vormen van synergie zijn twee voorwaarden van toepassing: uniciteit + complementariteit en bereikbaarheid. Daarnaast moet concurrentie uitgesloten worden, omdat deze synergie bestrijdt. De theorie over innovatie districten helpt bij het onderscheiden van belangrijke functies die innovatie stimuleren. Ongeacht het feit of dit gebied het label van innovatiedistrict draagt. Een innovatiedistrict bestaat uit een samensmelting van ondernemers, kennis- en onderwijsinstellingen, incubators en versnellers. Ze zijn compact, goed verbonden met het openbaar vervoer en bieden ruimte aan een mix van woningen, kantoren, winkels en openbare pleinen en parken. Het toepassen van beide theorieën op een gebied en de uitgangspunten die hier uit voort komen leveren gezamenlijk de meeste winst op.


133

Wat is de visie van de experts over de optimale relatie tussen Schiedam , RDM en M4H? Geen van de experts sluit bij uitstek een relatie of samenwerking tussen de gebieden van de Havendriehoek uit. Alle experts zien een directe meerwaarde in een relatie tussen Schiedam en RDM. Met als uitschieter de visie van Kuipers die hier weliswaar winst in ziet, maar zijn twijfel uitspreekt over de toekomstbestendigheid van de RDM. De relatie tussen Schiedam en M4H wordt door de meeste experts niet voor de hand liggend gevonden, omdat M4H nog volop in ontwikkeling is. In de toekomst wordt dit niet uitgesloten, maar zover is het nog niet. Daarnaast constateren de experts dat onderwijs probleem nummer één is. Samenwerking tussen de technische bedrijven en de technische onderwijsinstellingen is een voorwaarde om de toekomstbestendigheid van de Havendriehoek te waarborgen.

Hoofdvraag: Wat is de meest optimale relatie voor samenwerking tussen de Schiedamse havens, RDM en M4H? Alleen al door samenwerking aan te gaan wordt meerwaarde gecreëerd. Eén die uitgaat van een doelgerichte samenwerking met als eerste opgave het oplossen van het onderwijsvraagstuk. Daarom is een samenwerking met RDM en haar onderwijs- en kennisinstellingen het meest voor de hand liggend, terwijl het voor samenwerking met M4H nog te vroeg is, omdat het fruitcluster nog steeds een groot stempel op het gebied drukt. Het innovatieve karakter van de Havendriehoek met bedrijven die zich bezig houden met ontwerp, onderzoek, onderwijs, onderhoud en offshore zorgt ervoor dat door samen te werken gebruik gemaakt kan worden van elkaars sterke punten, die elkaar tevens aanvullen. Door extra aandacht te besteden aan de transitiepaden van de Roadmap Next Economy wordt ook de toekomst van het gebied gegarandeerd.


134

7

DISCUSSIE

reflectie op onderzoeksproces


135

Dit onderzoek is een momentopname. Naar aanleiding van een uitvoerig literatuuronderzoek, is vanuit verschillende kanten besproken hoe de drie verschillende havengebieden; Schiedam, M4H en RDM geworden zijn tot wat ze nu zijn. Bedrijvigheid die verdwijnt en nieuwe bedrijven die verschijnen kunnen ervoor zorgen dat er veel, maar niet alles veranderd. Als een grote speler failliet gaat, heeft dit meer verstrekkende gevolgen, dan als er een nieuw kleinschalig innoverend bedrijfje neerstrijkt in één van de verzamelgebouwen van M4H. Ook nieuwe theoretische economische inzichten kunnen zorgen voor een andere kijk op de situatie voor de toekomstbestendigheid van het gebied. In een onderzoek waarin de optimale relatie tussen gebieden bekeken wordt, is het verstandig om te begrijpen wat de context van de te onderzoeken omgeving is. Hiervoor moet er naar de basis gekeken worden, naar de geschiedenis van de gebieden, hoe ze geworden zijn tot wat ze zijn, wat daar invloed op heeft gehad. Om vragen te stellen zoals “wat heeft ervoor gezorgd dat de PbSR is opgericht”, “waarom is de OMSR opgeheven?”. Dat zijn zaken die ertoe doen en de uitkomsten daarvan kunnen bepalend zijn voor de vervolgtrajecten die men aangaat. Zou het zo zijn dat een eerdere samenwerking is mislukt, dan is het zaak te achterhalen welke factoren hierin een rol hebben gespeeld, om eenzelfde fout niet meer te maken. In dit onderzoek bleken dergelijke factoren geen rol te hebben gespeeld, maar dit is wel van invloed geweest bij de ontwikkeling van Stadshavens en het Havenbedrijf. Dit heeft consequenties voor de wijze waarop men in de toekomst relaties met elkaar aangaat. De belangrijkste reden om voor het theoretisch onderzoek synergie en innovatiedistricten te bestuderen was gelegen in het feit dat in voorgaande onderzoeken deze thema’s vaker werden benoemd als onderdeel van de oplossing. Uitstapjes naar Glen Norcliffe “the emergence of post-modernism on the urban waterfront” en Arnault Morisson “beyond innovation districts: the case of Medellin innovation district” leverden niet voldoende concrete aanwijzingen op die bruikbaar waren om uitspraken te doen over het creëren van een optimale relatie. Op aanwijzingen van mijn begeleiders werd ik geadviseerd om deze vijf experts te interviewen, omdat zij specialisten op dit terrein zijn en vanuit hun positie beschikken over kennis, ervaring en inzichten. Achteraf bezien was Peter Vervoorn niet dezelfde zwaargewicht zoals de anderen die geïnterviewd zijn, omdat zij in leidinggevende of senior-posities verkeerden en Peter Vervoorn weliswaar een leidinggevende functie heeft, maar dan voor het Botlekgebied. Aan de an-


136

dere kant is hij sparringpartner van Schiedam en weet daarom wat er speelt, vandaar dat zijn bijdrage toch van grote waarde is geweest. Het zou ook interessant zijn geweest om een directeur of contactpersoon van een van de leaderfirms gesproken te hebben die betrokken zijn geweest bij het initiatief uit 2014, omdat deze misschien ook een goede aanvulling had kunnen geven over verloop en voortgang van het proces nadat de intentieverklaring getekend was. Eveneens zou het boeiend zijn geweest om Paul van Mechelen te interviewen, die recentelijk is aangenomen als kwartiermaker. Het onderzoek bevond zich toen al in een afrondende fase en van Mechelen moest zich oriënteren op zijn nieuwe functie. Bij het samenstellen van de kaart, was de grootste beperking de wijze waarop de functielegenda moest worden samengesteld. Uitgaande van de theorie van Katz en Wagner en de assets die zij onderscheiden, bleek de beperkingen vooral te liggen in de subcategorieën van deze assets, wat ervoor zorgde dat het moeilijker werd om tussen de verschillende functies een duidelijk onderscheid vast te stellen. Dit had te maken met het feit dat deze subcategorieën in algemeenheden bleven steken. Bijvoorbeeld de term “innovation driver”, deze bevat feitelijk geen meetbare criteria waaraan een bedrijf moet voldoen om deze functie toebedeeld te krijgen. De term innovation driver slaat op veel bedrijven: van een bedrijf dat biologische afbreekbare hondenriemen verkoopt tot een bedrijf dat op meerdere terreinen vernieuwend en uniek is zoals Ampelman. Het probleem dat hierdoor ontstond was het gegeven dat hierdoor niet empirisch onderbouwd kon worden waarom een bedrijf gecategoriseerd moest worden in één functie en niet in een andere. De grens daartussen is diffuus. De door mij gemaakte indeling is dan ook arbitrair. Maar om toch de innovatieve functies in het gebied inzichtelijk te kunnen maken en een kaart te kunnen samenstellen op basis van de theorie van Katz en Wagner was dit wel noodzakelijk. Bij vervolgonderzoek adviseer ik dan ook om in een expertiseteam vooraf duidelijke en meetbare criteria op te stellen waaraan een bedrijf zou moeten voldoen om de functie “innovation driver” toebedeeld te krijgen, om zo tot een afgebakende functielijst te komen. Aan de andere kant blijft deze lijst een momentopname, want bedrijven komen en gaan. De kaart van vandaag is al niet meer de kaart van morgen.


137

In mijn eerste versie van dit afstudeerrapport had het huidige hoofdstuk 6 een andere uitwerking, waarbij “out of the blue” conclusies werden getrokken. Dit is in de tweede versie drastisch gewijzigd, door vanuit het literatuuronderzoek en de interviews de sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen te distilleren, wat leidde tot meer genuanceerde en afgewogen bevindingen. Het was dan ook logisch om de naam van dit hoofdstuk te veranderen van conclusies in bevindingen, want dat zijn het. Uit deze bevindingen konden vervolgens op eenvoudige wijze conclusies getrokken worden, die rolden er feitelijk uit. Deze conclusies zijn dan ook uitgewerkt bij het beschrijven van de verschillende relaties tussen Schiedam en RDM, Schiedam en M4H en ook is er nog ingezoomd op de situatie van Schiedam ‘an sich’. Bij het teruglezen van het literatuuronderzoek en de interviews sprongen de oplossingen bijna van het papier af, waardoor het mogelijk was om de aanbevelingen, vervat in korte en lange termijn perspectieven zonder veel moeite op te schrijven.


138

8

BRONVERMELDING

geciteerde werken, afbeeldingenlijst en bijlagen


139

1010 ontwerpbureau. (2018). M4H. Opgehaald van 1010au.net: http://1010au.net/projects/m4h AD. (2016, februari 14). Rotterdam wil een derde stadsbrug aanleggen in west. Opgehaald van ad.nl: https://www.ad.nl/rotterdam/rotterdam-wil-een-derde-stadsbrug-aanleggen-inwest~a9ab6cf4/ Ampelmann. (2018). History. Opgehaald van Ampelmann.nl: https://www.ampelmann.nl/history Andriessen, D. (2011). Handboek ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek. Amsterdam: Boom uitgevers. Bas, R., & NOS. (2015, oktober 27). Rotterdam op vijf in steden-top-10 van Lonely Planet. Opgehaald van nos.nl: https://nos.nl/artikel/2065386-rotterdam-op-vijf-in-steden-top-10-van-lonelyplanet.html Bekkering, H., Drewe, P., Heling, J., Hermans, W., van der Hoeven, F., Huisbergen, E., . . . Westrik, J. (1998). Stedelijke Transformaties. Delft, Zuid Holland, Nederland: Delftse Universitaire Pers. Opgehaald van https://www.scribd.com/document/48943833/Stedelijke-transformaties Beuken, F. v. (2007). Uitwerking concept dubbelstad Rotterdam - Den Haag. Rotterdam: DS+V. Boddaert, C. (2015). Het Merwe-Vierhavenkwartier: van tippelzone naar trendsetters. Vers Beton. Boonk, R. (2014). Interview Stadshavens. (V. Noordink, Interviewer) Bouwmeester, H. (2005, februari). Ontwikkelingsstrategie Stadshavens Rotterdam. Opgehaald van Henkbouwmeester.com: http://www.henkbouwmeester.com/?portfolio=ontwikkelingsstrategie-stadshavensrotterdam Brink. (2018, maart 30). Gebiedsontwikkeling nieuwe stijl wat is dat eigenlijk. Opgehaald van brink.nl: https://www.brink.nl/2018/03/30/gebiedsontwikkeling-nieuwe-stijl-wat-is-dat-eigenlijk/ Brookings. (2014, mei). Innovation districts. Opgehaald van brookings.edu: https://www.brookings.edu/innovation-districts/ Brookings. (2014, mei). The rise of innovation districts. Opgehaald van brookings.edu: https://www.brookings.edu/essay/rise-of-innovation-districts/ Centre of Expertise. (2018). Faciliteiten. Opgehaald van rdmcoe.nl: https://www.rdmcoe.nl/faciliteiten/ Christiaanse, R. (2018, Juli 2). Programmamanager Economie. (F. Mans, Interviewer) CTD. (2018). Connect. Opgehaald van cleantechdelta.nl: https://www.cleantechdelta.nl/ Daamen, T. (2006, augustus 28). Stadshavens Rotterdam tussen inhoud en proces. Real Estate Gebiedsontwikkeling & Wetenschap, 45-52. Daamen, T. (2017). Essay positionering Schiedamse Havens. Schiedam: Gemeente Schiedam. Daamen, T. (2017, Juni 14). Hybride toekomst voor de Schiedamse havens door duurzame clusterversterking. Opgehaald van gebiedsontwikkeling.nu: https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/een-hybride-toekomst-voor-de-schiedamsehavens-door-duurzame-clusterversterking/ Daamen, T., Claasen, R., & Zaadnoordijk, M. (2012). De strategische waarde van een gebouw als aanjager in gebiedsontwikkeling. Faculty, Real Estate & Housing. Delft: Vogon. Opgehaald van https://repository.tudelft.nl/islandora/object/uuid:14ead37f-84c0-431e-93a32d74006f632c?collection=research De financiĂŤle begrippenlijst. (2018). Value driver. Opgehaald van De financiĂŤle begrippenlijst: http://www.dfbonline.nl/begrip/5853/value-driver de Urbanisten. (2012). M4H Clean Tech Delta. Opgehaald van urbanisten.nl: http://www.urbanisten.nl/wp/?portfolio=m4h# DFDS. (2018). terminaldiensten. Opgehaald van dfds.com: https://www.dfds.com/nlnl/vrachtverscheping/terminaldiensten/rotterdam-terminal


140

DIA. (2018). Wat is een business incubator? Opgehaald van www.dutchincubator.nl: https://www.dutchincubator.nl/incubator/voorlichting/ Drift. (2011). Van woestijn tot goudmijn: gebiedsontwikkeling Merwe-Vierhavens. Opgehaald van drift.eur.nl: https://drift.eur.nl/nl/cases/gebiedsontwikkeling-merwe-vierhavens/ Drift, Doepel Strijkers. (2011). van Woestijn naar Goudmijn. Rotterdam: Stadshavens. Dutch Makers Revolution. (2018, januari 26). Lancering Rotterdam Makers District. Opgehaald van Dutchmakersrevolution.nl: http://www.dutchmakersrevolution.nl/lancering-rotterdammakers-district Dutch Urban Sollutions. (2015). M4H Development strategy. Rotterdam: Stadshavens. Opgehaald van https://www.dutchurbansolutions.com/xxl---m4h-development-strategy DZP. (2017). Spelen om te winnen. Schiedam: De Zaken Partner. EBZ. (2017, juli 20). EPZ gaat verder als EBZ. Opgehaald van economicboardzuidholland.nl: https://www.economicboardzuidholland.nl/naamswijziging/ EBZ. (2018). Opgehaald van economicboardzuidholland.nl: https://www.economicboardzuidholland.nl/ ECE. (2018). Get started. Opgehaald van ece.nl: https://ece.nl/getstarted/ Elfring, T., & Hulsink, W. (2003). Networks in Entrepreneurship: the Case of High-technology Firms. Small Business Economics, 21, 409-422. Opgehaald van https://link.springer.com/article/10.1023/A:1026180418357 Encyclo. (2018). begrip Cleantech. Opgehaald van encyclo.nl: https://www.encyclo.nl/begrip/Cleantech Feijst, D. G. (1975). Geschiedenis van Schiedam. Schiedam: Interbook International B.V. Opgeroepen op augustus 8, 2018 Gemeente Rotterdam. (2015, juni 9). Raadsbesluit ontwikkelstrategie m4h. Opgehaald van besluiten010.nl: http://besluiten010.nl/uploads/16bb1762/16bb1762.pdf Gemeente Rotterdam. (2018, mei 14). Verhaallijn ruimtelijk raamwerk. 8. Gemeente Schiedam & Innovation Quarter. (2018). Plan van Aanpak MOIC. Schiedam: gemeente Schiedam. Gemeente Schiedam. (2018). Maritieme cluster. Opgehaald van Schiedam.nl: https://www.schiedam.nl/Def/Havens/Schiedams-maritieme-cluster.html Gemeente Schiedam. (2018, oktober 23). Offshore Valley. Opgehaald van schiedam.nl: https://www.schiedam.nl/nieuws/offshore-valley-waar-innovatie-wordt-gemaakt Gemeente Schiedam. (2018). toekomst van de havens. Opgehaald van schiedam.nl: https://www.schiedam.nl/a-tot-z/toekomst-van-de-havens Gemeenteraad Rotterdam. (2016, maart 17). Ontwikkelstrategie Merwe-Vierhavens (M4H). Raadsbesluit. Rotterdam. Good advice books. (2018). glossarium. Opgehaald van goodadvicebooks.nl: http://goodadvicebooks.nl/artikelen/glossarium.html#S Granovetter, M. (1973, mei). The Strength of Weak Ties. American Journal of Sociology, 78(6), 13601380. Opgehaald van https://sociology.stanford.edu/sites/g/files/sbiybj9501/f/publications/the_strength_of_wea k_ties_and_exch_w-gans.pdf Havenbedrijf Rotterdam. (2016, maart 10). Gezamenlijke aanpak voor toekomst industrie. Opgehaald van portofrotterdam.com: https://www.portofrotterdam.com/nl/nieuws-enpersberichten/gezamenlijke-aanpak-voor-toekomst-industrie Havenbedrijf Rotterdam. (2017). Feiten en Cijfers. Opgehaald van portofrotterdam.com: https://www.portofrotterdam.com/nl/onze-haven/feiten-en-cijfers Havenbedrijf Rotterdam. (2017). Voortgangsrapportage 2017. Rotterdam: Havenbedrijf Rotterdam. Havenbedrijf Rotterdam. (2017). Voortgangsrapportage 2017 Havenvisie legt nadruk op noodzaak voor samenwerking. Opgehaald van portofrotterdam.com:


141

https://www.portofrotterdam.com/nl/havenbedrijf/over-het-havenbedrijf/havenbedrijf-inde-samenleving/havenvisie-2030/voortgangsrapportage Havenbedrijf Rotterdam. (2018, februari 15). Containeroverslag motor achter groei Rotterdamse haven. Opgehaald van portofrotterdam.com: https://www.portofrotterdam.com/nl/nieuwsen-persberichten/containeroverslag-motor-achter-groei-rotterdamse-haven Havenbedrijf Rotterdam. (2018, februari 20). Havenbedrijf Rotterdam en gemeente Schiedam verstevigen samenwerking. Opgehaald van portofrotterdam.com: https://www.portofrotterdam.com/nl/nieuws-en-persberichten/havenbedrijf-rotterdam-engemeente-schiedam-verstevigen-samenwerking Havenbedrijf Rotterdam. (2018). Ruimte is een kritische succesfactor voor de transitie van de haven. Rotterdam: Havenbedrijf Rotterdam. HbR. (2015). Top 20 containerhavens van de wereld. Opgehaald van Portofrotterdam.com: https://www.portofrotterdam.com/sites/default/files/top_20_containerhavens_van_de_we reld.pdf Heijden, V. d., Woudenberg, & Maronier. (2002, november 12 en 14). Motie Stedelijke Ontwikkeling Havengebieden. Raadsstuk 2002, nr. 1001. Rotterdam: Gemeente Rotterdam. Heinz, B. (2015). Oude zeehavens in kleine steden: van vergeten zones naar nieuwe assets? Schiedam: Gemeente Schiedam. Hendriksma, M. (2018, januari 29). Rotterdammers steeds vaker het dak op. Opgehaald van Binnenlandsbestuur.nl: https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-enmilieu/nieuws/rotterdammers-steeds-vaker-het-dak-op.9580075.lynkx Historische Vereniging Schiedam. (2012). startpagina. Opgehaald van scyedam.delinea.nl: http://scyedam.delinea.nl/kaleida/pagina.php?id=1 Historische vereniging Schiedam. (2016, november 28). 100 jaar Wilhelminahaven. Opgehaald van geschiedenisvanschiedam.nl: http://geschiedenisvanschiedam.nl/100-jaar-wilhelminahaven/ Hogeschool Rotterdam. (2018). Eindrapportage Valorisatieprogramma Rotterdam. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam. Opgehaald van https://www.hogeschoolrotterdam.nl/contentassets/d4708b34a6f84388a205731a133d68e b/eindverslag-vpr-2012-2017.docx.pdf Hutton, T. (2008). The New Economy of the Inner City. Taylor & Francis Ltd. IABR. (2018, juni 5). Events Ruimtelijk raamwerk M4H. Opgehaald van IABR.nl: https://iabr.nl/nl/event18_20/ruimtelijk-raamwerk-m4h IKV. (2018, maart 7). Werken aan welvaartsgroei van het Riverboard initiatief. Opgehaald van IKV.nu: https://ikv.nu/nieuwsitem/werken-aan-welvaartsgroei-via-het-riverboard-initiatief IKV; Schiedam Havens; MOVe. (2017). Spelen om te winnen: de visie vanuit de ondernemers. Schiedam: De Zakenpartner. Innovatie site. (2017, januari 10). Incrementele innovatie. Opgehaald van innovatie-site.nl: https://innovatie-site.nl/incrementele-innovatie/ Investeringsprogramma. (2019). kaart. Opgehaald van www.investeringsprogramma.nl: https://www.investeringsprogramma.nl/#view=map Janssen, I. (2011). De Randstad en de invloed van de Zuidvleugel en Metropoolregio Amsterdam op de identiteit van de regio. Utrecht: Universiteit Utrecht. Opgeroepen op augustus 1, 2018 Jurilj, L. (2018, september 20). De ontwikkeling van het gebied Stadshavens. (F. Mans, Interviewer) Koetsier, H. (2018). Buitenruimte en Innovatie. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam & Gemeente Rotterdam. Kroonvaarders.nl. (2001). Simon Bolivar. Opgehaald van Kroonvaarders.nl: http://www.kroonvaarders.nl/bolivar/SB.htm Kuipers, B., Streng, M., & Haaren, J. v. (2018). Schiedam: Maritieme hotspot met potentie. Rotterdam: UPT Erasmus. Logistiek.nl. (2017, maart 21). Wat is platooning? Opgehaald van logistiek.nl: https://www.logistiek.nl/distributie/artikel/2017/03/wat-is-platooning-


142

101153746?vakmedianet-approve-cookies=1&_ga=2.57192943.455842698.15433187762023575809.1543318776 Lycaeus. (2018). synergie. Opgehaald van juridischwoordenboek.be: https://www.juridischwoordenboek.be/?zoek=synergie Maas, H. (2018, december 12). Ontwikkeling en vooruitzicht van de RDM. (F. Mans, Interviewer) Made In 4Havens. (2017). Opgehaald van madein4havens.nl: http://www.madein4havens.nl/ Makersdistrict. (2017, december). Visie en Strategie. Opgehaald van rotterdammakersdistrict.com: https://www.rotterdammakersdistrict.com/images/RDM_makersdictrict_brochure.pdf MarsÊ, Y. (2009). Masterthesis MRDH. Utrecht: Universiteit Utrecht - Faculteit Geowetenschappen Regionale Geografie. Ministerie Verkeer en Waterstaat. (2008). Randstad Urgent. Opgehaald van pbl.nl: http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/jaargang-2010/internationale-positievan-de-randstad-bereikbaarheid-en-milieu/handelingsopties-bereikbaarheid-enmilieu/beleidsdossier-sturing-ruimtelijke-investeringen/randstad-urgent Morisson, A. (2015). Innovation districts: a toolkit for urban leaders. LaVergne: CreateSpace Independent Publishing Platform. MRDH. (2014, december). over MRDH. Opgehaald van mrdh.nl: https://mrdh.nl/over-mrdh MRDH. (2014, december 16). Toelichting op de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Rotterdam. Opgehaald van overheid.nl: https://repository.officieleoverheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2014-19719/1/Bijlage/exb-2014-19719.pdf MRDH. (2016). Factsheet Regionaal Investeringsprogramma. Rotterdam: MRDH. Opgehaald van https://mrdh.nl/project/regionaal-investeringsprogramma MRDH. (2016, maart 16). Start pre-verkenningen Oeververbinding regio Rotterdam en CID-Binckhorst Den Haag. Opgehaald van MRDH.nl: https://mrdh.nl/nieuws/start-pre-verkenningenoeververbinding-regio-rotterdam-en-cid-binckhorst-den-haag MRDH. (2016, januari 15). Wat is kenmerkend van de Next Economy. Opgehaald van MRDH.nl: https://mrdh.nl/wat-kenmerkend-next-economy MRDH. (2018, februari 21). Floating farms in het spannende rotterdamse makersdistrict. Opgehaald van roadmapnexteconomy.com: https://www.roadmapnexteconomy.com/circulareconomy/floating-farm-spannende-rotterdamse-makers-district/ MRDH. (2018, augustus 13). Maritiem Service District Schiedam. Opgehaald van Investeringsprogramma.nl: https://www.investeringsprogramma.nl/maritiem-servicedistrict-schiedam.html Navingo. (2017, oktober 5). Ontwikkeling havengebied Schiedam hoog op agenda gemeente. Opgehaald van maritiemnieuws.nl: https://maritiemnieuws.nl/81793/ontwikkelinghavengebied-schiedam-hoog-op-agenda-gemeente/ Nederland Maritiem Land. (2018). TKI Maritiem – Nederland: de maritieme Wereldtop. Opgehaald van maritiemland.nl: https://www.maritiemland.nl/innovatie/wegwijzer/tki-maritiemnederland-de-maritieme-wereldtop/ Noordink, V. (2014). Nieuwe kansen voor havensteden: de herontwikkeling van verouderde stadshavens. Universiteit Utrecht, Economische Geografie. Utrecht: Universiteit Utrecht. NPRZ. (2017). over ons. Opgehaald van nprz.nl: https://www.nprz.nl/over-nprz/nprz/over-ons Onnink, G., & AD. (2016, december 22). Ron Voskuilen weg als directeur bij Rotterdam Partners. Opgehaald van AD.nl: https://www.ad.nl/rotterdam/ron-voskuilen-weg-als-directeur-bijrotterdam-partners~ac5020b8/ Overheid.nl. (2014, december 16). Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014. Opgehaald van zoek.officielebekendmakingen.nl: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-75363.html Peek, G. J. (2006). Locatiesynergie. Delft: Eburon Delft. Opgehaald van https://repository.tudelft.nl/islandora/object/uuid:fe2c8782-f31e-4183.../download Peek, G. J. (2015). Veranderstad. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam Uitgeverij.


143

Port of Rotterdam. (2017, mei 18). RAMLAB develops first 3D-printed marine propeller. Opgehaald van portofrotterdam.com: https://www.portofrotterdam.com/en/news-and-pressreleases/ramlab-develops-first-3d-printed-marinepropeller?utm_source=Port+in+Action+newsletter&utm_campaign=59de2b4501Port_in_Action_newsletter_May_2017&utm_medium=email&utm_term=0_4a619de65259de2b4501Randstad Urgent. (2009, november 16). Stadshavens Rotterdam. Opgehaald van Rijksoverheid.nl: https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&ved=2ahUKEwjph4_ 7_zdAhUKa1AKHQLqAJYQFjABegQICBAC&url=https%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbinari es%2Frijksoverheid%2Fdocumenten%2Fconvenanten%2F2009%2F11%2F16%2Fcontractrandstad-urgent-stads RDM. (2015). geschiedenis. Opgehaald van rdmrotterdam: https://www.rdmrotterdam.nl/geschiedenis/ RDM. (2015). Nieuws - Innovationdistrict. Opgehaald van RDMRotterdam.nl: https://www.rdmrotterdam.nl/nieuws/innovationdistrict/ RDM. (2018). bedrijven. Opgehaald van rdm.nl: https://www.rdmrotterdam.nl/bedrijven/ RDM. (2018). Innovatieteams. Opgehaald van rdmrotterdam.nl: https://www.rdmrotterdam.nl/innovationconnector/innovatieteams/ Richard Kok. (2012, april 19). ss Rotterdam trekt in eerste jaar 600.000 bezoekers. Opgehaald van missethoreca.nl: https://www.missethoreca.nl/horeca/nieuws/2012/04/ss-rotterdam-trektin-eerste-jaar-600-000-bezoekers-101113245?vakmedianet-approvecookies=1&_ga=2.78451155.619313436.1542622264-293162142.1542622264 Rifkin, J., TIR-CG, OESO, & MRDH. (2016). Roadmap Next Economy. Rotterdam: MRDH. Opgehaald van https://mrdh.nl/RNE Rijksoverheid. (2010, maart 31). Crisis- en herstelwet. Opgehaald van rijksoverheid.nl: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/omgevingswet/crisis-en-herstelwet Rotterdam Makers district. (2017, december). Visie en Strategie. Opgehaald van www.rotterdammakersdistrict.com: https://www.rotterdammakersdistrict.com/images/RDM_makersdictrict_brochure.pdf Rotterdam Partners. (2018). over ons. Opgehaald van rotterdampartners.nl: https://rotterdampartners.nl/over-ons/ RTV Rijnmond. (2008, oktober 13). Gore lanceert Rotterdam Climate Campus. Opgehaald van rijnmond.nl: https://www.rijnmond.nl/nieuws/30245/Gore-lanceert-Rotterdam-ClimateCampus Schiedam. (2009). Spuihaven. Opgehaald van Gemeente archief: https://beeldbank.schiedam.nl/index.php?option=com_memorix&Itemid=26&task=topview &CollectionID=000001&RecordID=7554 Schiedam. (2015, Oktober 29). Havens. Opgehaald van Schiedam.nl: https://www.schiedam.nl/Havens.html Schiedam. (2018). Gebiedsontwikkeling. Opgehaald van schiedam.nl: https://www.schiedam.nl/atot-z/gebiedsontwikkeling-havens Schiedam Havens. (2018). Schiedam Havens. Opgehaald van schiedamhavens.nl: http://www.schiedamhavens.nl/ Schiedam. (juni 2017). Notitie Postionering Schiedamse havens. Schiedam: Gemeente Schiedam. Schiedam24. (2016, juni 25). Economische groei lans de waterweg staat half op de handrem. Opgehaald van Schiedam24.nl: https://schiedam24.nl/nl/nieuws/nieuwsbedrijven/economische-groei-langs-de-waterweg-staat-half-op-de-handrem/3285 Schouten, N. (2017). Synergie in het Makersdistrict. Instituut voor Gebouwde Omgeving, Ruimtelijke ordening en Planologie. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam.


144

Shavit, J., & Hisotrici.nl. (2015, juni 16). De ontwikkeling van een Wereldhaven. Opgehaald van Historici.nl: https://www.historici.nl/verslag-de-ontwikkeling-van-een-wereldhaven/ Sneep, P., & Oerlemans, C. (2017). Riverboard - samenhang en samenwerking voor welvaartsgroei. Schiedam: IKV Ondernemend Vlaardingen & Ondernemersvereniging Schiedam Havens. Snook, L. J. (2017, april 10). Rotterdam: from Innovation district to Maker city. Opgehaald van makercity.com: https://makercity.com/rotterdam-from-innovation-district-to-maker-city/ Stadshavens & Havenbedrijf Rotterdam. (2015, november 19). Position Paper Rotterdam Innovation District. Opgehaald van Issuu.com: https://issuu.com/stadshavensrotterdam/docs/15659_opmaak_prosition_paper_hr_spr Stadshavens. (2004). Ontwikkelingsstrategie M4H . Rotterdam: Stadshavens. Stadshavens. (2008). Creating on the edge. Rotterdam: Stadshavens. Stadshavens. (2014). Ontwikkel mee in M4H. Opgehaald van issuu.com: https://issuu.com/stadshavensrotterdam/docs/ows_m4h_tbv_issuu_18_11_14 Stadshavens. (2015). Ontwikkel mee in M4H. Rotterdam: Stadshavens. Stam, C. (2016). RID De optimale relatie tussen RDM en M4H. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam. STC Group. (2018). opleidingen. Opgehaald van stc-group.nl: https://stc-group.nl/opleidingen UKCES, & Mosavi, S. (2015, maart 19). UKCES explains: What is an anchor institution? Opgehaald van ukces.blog.gov.uk: https://ukces.blog.gov.uk/2015/03/19/ukces-explains-what-is-an-anchorinstitution/ van Dale. (2018). Betekenis synergie. Opgehaald van vandale.nl: https://www.vandale.nl/gratiswoordenboek/frans-nederlands/vertaling/synergie#.W2sALCgzaUk van Dale. (2018). definitie stukgoed. Opgehaald van hr.vandale.nl: http://hr.vandale.nl/zoeken/zoeken.do# Veer, R. v. (2017). Schiedam: Innovatief Servicecentrum voor de offshore. Hogeschool Rotterdam, Instituut voor de gebouwde omgeving. Schiedam: Gemeente Schiedam. Vries, I. (2019, januari 8). Ontwikkeling en vooruitzicht van het Makersdistrict. (F. Mans, Interviewer) Wagner, J., Andes, S., Davies, S., Storring, N., & Vey, J. S. (2017). Twelve principles guiding Innovation Districts. Washington D.C.: Brookings. Wensink, J. (2012, september 17). Manoeuvreerruimte dankzij de Crisis- en herstelwet. Opgehaald van Gebiedsontwikkeling.nu: https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/stadshavensrotterdam/ West Practice Rotterdam. (2017, juli 11). Keiletafel. Opgehaald van www.westpracticerotterdam.org: https://www.westpracticerotterdam.org/blog/2017/7/11/keiletafel World Port City & Tom Daamen. (2017). Governance for Next Generation Waterfront. Schiedam: TU Delft. Wurpel, G.W.H., Akker van den, M.C., Betsema, M.J.J.H., Oegema, T. (2013). Updating the future. The next steps in becoming the sustainable global port, using scenarios from Limits to Growth. Club van Rome. Amsterdam: IMSA Amsterdam. Opgehaald van https://www.portofrotterdam.com/nl/files/updating-the-future-rapport


145

Afbeeldingenlijst Figuur 1: Figuur 2:

grafieken (bron: Maritieme Hotspot met Potentie, Kuipers, 2018)

Figuur 3:

RDM 1958 (bron: Welstandsparagraaf RDM terrein, gemeente Rotterdam, 2013)

Figuur 4:

eigendomsverhouding & Contractduur (bron: gemeente Rotteram, OWS M4H, 2015)

Figuur 5:

eigen productie, Florian Mans

Figuur 6:

vijf transitiepaden (bron: MRDH, Roadmap Next Economy, 2016)

Figuur 7:

eigen productie, Florian Mans

Figuur 8:

eigen productie, Florian Mans

Figuur 9:

eigen productie, Florian Mans

Figuur 10:

eigen productie, Florian Mans

Figuur 11:

eigen productie, Florian Mans

Figuur 12:

eigen productie, Florian Mans

lancering offshore valley (bron: schiedam.nl)

Figuur 13: praktijk voorbeelden (bronnen (van onder naar boven, links naar rechts): citypointpartners.com, Boston Globe, Brownstoner.com, untappedcities.com, Flickr.com, the Research Triangle Foundation) Figuur 14: drie soorten assets (bron: Katz en Wagner, brookings.com, 2014) Figuur 15: Figuur 16:

Maurice Conti, TED Talk - 28 februari 2017

Figuur 17:

marimebyholland.nl

Figuur 18:

Place d’Youville, laudecormier.com

Figuur 19:

Swiebe Swart

Figuur 20:

Boston’s public Innovation center district Hall (bron: Archdaily.com)

Greenwich tunnel Londen, Adam Lucy, Getty Images

blz: 12, 20, 31, 53, 80, 98, 106, 118, 134, 136, 146/147 Beeldbank Schiedam blz: 14/15, 48 Arcgis blz: 36/37 Offshore Valley blz: 65 Wouter van Heest blz: 72/73, 103 Nieuwsblad Transport blz: 101, 105 Swiebe Swart blz: 110 t/m 117 eigen producties, ondergrond kaart: opentopo blz: 100 rdmrotterdam.nl blz: 102 Port of Rotterdam


146

Bijlagen Bijlage 1:

Vertaling “Rise of Innovation Districts� Katz & Wagner

Bijlage 2: Verwerking Interview Hans Maas Bijlage 3: Verwerking Interview Isabelle Vries Bijlage 4: Verwerking Interview Peter Vervoorn Bijlage 5: Verwerking Interview Bart Kuipers Bijlage 6: Verwerking Interview Pieter Sneep Bijlage 7: Interpretatie van het begrip Synergie in verschillende Vakgebieden Bijlage 8: Bedrijvenlijst Havendriehoek, sector- en functieverdeling


147


DE OPKOMST VAN INNOVATIE DISTRICTEN EEN NIEUWE GEOGRAFIE VAN INNOVATIE IN DE V.S. EN WERELDWIJD

B. KATZ & J. WAGNER, MEI 2014 BROOKINGS INSTITUTE VERTALING DOOR F. MANS, SEPTEMBER 2018


INHOUDSOPGAVE INTRODUCTIE INNOVATIE DISTRICTEN .................................................................................................. 3 DEFINIËRING VAN INNOVATIE DISTRICTEN ........................................................................................... 4 WIE LEVERT INNOVATIE DISTRICTEN OP? ......................................................................................... 5 WAAROM INNOVATIE DISTRICTEN BELANGRIJK ZIJN ........................................................................... 5 WAAROM NU – DE EVOLUTIE VAN INNOVATIE .................................................................................... 7 INNOVATIE DISTRICTEN DECONSTRUEREN ......................................................................................... 13 A.

ECONOMISCHE ASSETS............................................................................................................. 14

B.

FYSIEKE ASSETS ......................................................................................................................... 15

C.

NETWERK ASSETS ..................................................................................................................... 17

BEVINDINGEN VAN BEOEFENAARS...................................................................................................... 18 1.

BOUW EEN COLLABORATIEF LEIDERSCHAPSNETWERK .......................................................... 18

2.

STEL EEN VISIE VOOR GROEI OP .............................................................................................. 19 Verduidelijk het inherente concurrentievoordeel ....................................................................... 19 Bedenk een nieuwe mix van institutionele assets....................................................................... 21 Verbeeld je fysieke landschap opnieuw in .................................................................................. 21

3.

JAAG TALENT EN TECHNOLOGIE NA ........................................................................................ 22 Besteed inspanningen om talent aan te trekken, te behouden en te laten groeien ................. 23 Integreer technologie naadloos in het landschap ....................................................................... 23

4.

PROMOOT INCLUSIEVE GROEI ................................................................................................. 24 Streef voortdurende buurtrevitalisatie na .................................................................................. 24 Vergroot de arbeidsparticipatie .................................................................................................. 25 Stimuleer lokaal ondernemerschap ............................................................................................. 25

5.

VERZEKER TOEGANG TOT KAPITAAL ....................................................................................... 26 Herschik en maak gebruik van lokaal kapitaal ........................................................................... 26 Bied een roadmap voor bredere private, civiele en publieke investeringen .............................. 27

VERSCHALING VAN INNOVATIE DISTRICTEN ....................................................................................... 27 A.

VERSCHALING VAN PRIVATE EN CIVIELE INVESTERINGEN ..................................................... 28

B.

SLIMME FEDERALEN, SLIMME STATEN .................................................................................... 29 Ondernemersgroei en Innovatie stimuleren ............................................................................... 29 Financiering en regulering van land en infrastructuur ............................................................... 30 Stimuleren van menselijk kapitaal .............................................................................................. 31

BLIK OP DE TOEKOMST ........................................................................................................................ 32


INTRODUCTIE INNOVATIE DISTRICTEN Naarmate de V.S. langzaam uit de crisis komt vindt een merkwaardige verschuiving plaats in de ruimtelijke geografie van innovatie. Voor de afgelopen 50 jaar werd het landschap van innovatie gedomineerd door gebieden als Silicon Valley, suburbane gangen van ruimtelijk geïsoleerde zakelijke campussen, alleen bereikbaar met de auto, met weinig aandacht voor de kwaliteit van leven of de integratie van werk, wonen en recreatie. Een nieuw aanvullend stedelijk model is nu in opkomst tot wat wij en anderen ‘’Innovatie districten’’ noemen. Deze districten zijn per definitie, geografische gebieden waar toonaangevende ankerinstellingen en bedrijven bundelen en zich verbinden met start-ups, incubators en accelerators. Ze zijn ook fysiek compact, doorvoer- en OV toegankelijk en technisch verbonden en bieden multimodale functies voor huisvesting, kantoren en winkels. Innovatie districten zijn de manifestatie van mega-trends die de locatievoorkeur van mensen en bedrijven veranderen en daarmee de link tussen ‘economy shaping’, ‘place making’ en sociale netwerken opnieuw uitvinden. In recente jaren hebben steeds meer innovatieve bedrijven de keus gemaakt om samen te komen in compacte, voorziening-rijke enclaves binnen de kern van stedelijke centra. In plaats van op lege velden te bouwen kiezen ze ervoor om belangrijke faciliteiten te vestigen in nabijheid van andere bedrijven, onderzoekslaboratoria en universiteiten zodat zij ideeën kunnen delen en ‘’open innovatie’’ kunnen beoefenen. In plaats van zelf uit te vinden in echte of metaforische garages, kiezen een reeks van entrepreneurs ervoor om hun bedrijven te starten in gedeelde ruimtes, waar ze zich kunnen mengen met soort gelijken en ze efficiënt toegang hebben tot alles van juridisch advies tot geavanceerd lab materiaal, en in plaats van zich over te geven aan de dagelijkse spits kiezen ze er vaker dan niet voor om te wonen op een plek die via voet, fiets of OV bereikbaar is voor hun werk. Wereldwijd tellen steden als Barcelona, Berlijn, Londen, Medillin, Stockholm en vele andere als enkele voorbeelden van opkomende districten en in steden als Chicago, Detroit, Boston, San Fransisco en anderen worden onderbenutte gebieden gevormd in het beeld van deze Innovatie Districten. Deze nieuwe geografische gebieden representeren een radicale vertrek van traditionele economische ontwikkeling. Anders dan de gebruikelijke stedelijke revitalisatie-inspanningen die de commerciële aspecten van ontwikkeling hebben benadrukt zoals wonen, retail en grote stadiums. Helpen deze districten hun stad of metropolis hoger op de schaal van waardeketen van wereldwijde concurrentiepositie door bedrijven, netwerken en handels sectoren te laten groeien. In plaats geïsoleerde ‘’science parks’’ creëren Innovatie Districten een dynamische fysieke ruimte die nabijheid en kennis overvloeiing versterken en in plaats van zich te concentreren op discrete industrieën, vertegenwoordigen innovatiedistricten een inspanning om nieuwe producten, technologieën en marktoplossingen te creëren door de convergentie van ongelijksoortige sectoren en specialisaties (bijvoorbeeld: informatietechnologie, bioscience, energie of onderwijs). Omdat innovatie districten een relatief nieuw fenomeen zijn heeft het nog geen systematische analyse ondergaan, zowel niet in de V.S. als in andere landen. Innovatiedistricten helpen drie van de belangrijkste uitdagingen van onze tijd aan te pakken:  trage groei, nationaal sober- en strengheid  lokale fiscale uitdagingen, toenemende sociale ongelijkheid  uitgebreide wildgroei en aanhoudende milieu degradatie Dit doen ze door een sterke fundering te bieden voor commercialisering van ideeën en de creatie en expansie van bedrijven en banen via nabijheid en samenwerking. Ze zijn zowel goed voor een groeiende omzet als een meer efficiënt gebruik van bestaande infrastructuur. Daarnaast bieden ze ook meer vooruitzicht voor kansarme bevolkingsgroepen door middel van werk- en opleidingsmogelijkheden omdat vele districten in nabijheid zijn van buurten met een hoofdzakelijk lage inkomensverdeling. En in een tijd van meer efficiënt ruimtegebruik bieden innovatie districten de mogelijkheid voor woon- en werkpatronen met een hogere dichtheid.


DEFINIËRING VAN INNOVATIE DISTRICTEN Innovatie districten omarmen de attributen van stedelijkheid, dit zijn complexiteit, dichtheid, diversiteit van mensen en culturen en de gelaagdheid van oud en nieuw. De vorm en functie van een innovatie district verschilt sterk maar ze hebben alle economische, fysieke en netwerk assets. Wanneer deze drie soorten assets gecombineerd worden met een ondersteunende, risico-nemende cultuur wordt er een innovatief ecosysteem gecreëerd. De meeste innovatie districten behoren tot een van drie algemene modellen. Het ‘’Anker-plus’’ model, dat voornamelijk wordt gevonden in het centrum van centrale steden, is waar grootschalig multifunctionele ontwikkelingen worden gecentreerd rond belangrijke ankerinstellingen en een rijke basis aan gerelateerde (spin-off) bedrijven en ondernemers, betrokken in de commercialisatie van innovatie. Het ‘’Anker-plus’’ model wordt het beste geïllustreerd door Kendall Square in Cambridge en de explosie van groei rond MIT en andere nabij gelegen instituties zoals Mass General Hospital. Het ‘’opnieuw ingebeelde stedelijke gebieden’’ model (re-imagined urban areas model), vaak gevonden in de buurt van of langs een historische waterkant, is waar industriële of pakhuis districten een fysieke en economische transformatie onder gaan om een nieuw pad van innovatieve groei in kaart te brengen. Deze verandering wordt aangedreven door, ten dele, openbaar vervoer, een aanbod aan historische gebouwen en de nabijheid tot het centrum in steden met een relatief hoge huur, die daarna wordt gecomplementeerd door geavanceerde onderzoeks- en ankerinstellingen. Dit model wordt het beste geïllustreerd door de vernieuwing in Boston’s South Waterfront, Brooklyn Navy Yard etc. Vele van deze gebieden halen inspiratie en ervaring uit 22@Barcelona, een zelf uitgeroepen innovatie district dat een complete renovatie van een ouder industriegebied in de kern van de stad betrof. Het derde model, ‘’stedelijk wetenschapspark’’, vaak gevonden in suburbane of exurbane gebieden, is waar traditioneel geïsoleerde, uitgestrekte gebieden van innovatie verstedelijken door toegenomen dichtheid en een infusie van nieuwe activiteiten (inclusief retail en restaurants) die gemixt worden in plaats van gescheiden. North Carolina’s Research Triangle Park, misschien het meest iconische onderzoeks- en ontwikkelingscampus van de 20e eeuw, is de sterkste validatie van dit model. In november 2012 bevond RTP dat de geïsoleerde, auto-afhankelijke omgeving van het wetenschapspark niet langer optimaal was voor het aansporen van innovatie en aantrekken van jong talent. Om die reden maakten ze een nieuw 50-jaar masterplan om het gehele gebied te verstedelijken door een verdichting van gebouwen en voorzieningen aan te brengen, zoals woningen en retail en mogelijk zelfs een lightrail verbinding. Anders dan congres- en winkelcentra zijn innovatie districten geen dertien-in-een-dozijn ontwikkelingen, in plaats daarvan gebruiken ze de onderscheidende economische krachten van elk metropolitaans gebied. Deze districten variëren niet alleen in type maar ook in grootte, van 200 hectare in St. Louis tot 1000 hectare in Boston. Ze hebben verschillende wegen voor groei, waarbij sommige leiden met tech/information en andere met levenswetenschappen, zoals nanotechnologie. Het hoeft echter niet altijd gericht te zijn op technologie en wetenschap, ze kunnen ook ontstaan uit creatieve industrie zoals design en media. Verder variëren ze in stedelijke vorm en dichtheid, in de aanwezigheid van woningen, retail of OV-verbindingen en ook in samenwerking met lokale scholen en buurt- of wijkorganisaties. Als laatste zijn ze distinctief in hun niveau van geografische en institutionele formaliteit. Waarbij sommige als in Boston zich formeel onderscheiden en branden als innovatie districten, terwijl anderen zoals Kendall Square, meer organisch groeien als reactie op marktwerking. Deze ongelofelijke variatie in innovatie districten vereist van beoefenaars om assets en verantwoordelijkheden juist te beoordelen met een duidelijke objectiviteit. Zodat groeistrategieën realistisch en aanpasbaar kunnen zijn.


WIE LEVERT INNOVATIE DISTRICTEN OP? De lijst van instellingen en individuen die de drijvende kracht zijn achter de ontwikkeling van innovatie districten is zo gevarieerd als de economische compositie van de districten zelf. De volgende lijst biedt een voorbeeld van de leiders aan de voorlinie van deze trend in de V.S. en in het buitenland.         

Burgemeesters en lokale overheden, zoals burgemeester Tom Menino van Boston Belangrijke vastgoed ontwikkelaars en landeigenaren, zoals Vulcan Real Estate in Seattle Managers van onderzoekscampussen, zoals de Texas Medical Center in Houston Ankerinstellingen, zoals Comcast in Philadelphia Geavanceerde onderzoeksinstellingen, zoals MIT in Cambridge Geavanceerde medische campussen, zoals Henry Ford Health System in Detroit Filantropische investeerders, zoals de New Economy Initiative Incubators, accelerators en economische cultivators, zoals Barcelona Activa Programmeurs van sociale netwerken, zoals High Tech Campus Eindhoven

WAAROM INNOVATIE DISTRICTEN BELANGRIJK ZIJN Metropolitane gebieden in de V.S. en andere volwassen economieën worden geconfronteerd met externe uitdagingen in nasleep van de recessie. Om het heel simpel te houden hebben steden en metropolitaanse gebieden meer en betere banen nodig. Volgens de Metro Monitor 2014 van Brookings Institute, zijn banen in 61 van de 100 grootste metropolitane gebieden in de V.S. nog steeds lager dan hun piek voor de recessie. Opmerkelijk is dat het aantal banen in 23 van deze metropolen 5% onder de cijfers van voor de crisis liggen. Tegelijkertijd, zijn het aantal mensen dat onder de armoedegrens leven abrupt gegroeid in de 100 grootste metropolen van de V.S. van 48 miljoen in 2000 tot 66 miljoen in 2012. Dit is niet alleen vanwege de crisis maar ook mede door bredere trends die plaatsvinden rond loonstagnatie en economische herstructurering. Voorbij deze economische en sociale eisen, zijn steden de frontlinie voor het adresseren van enorme fiscale- en milieu-uitdagingen, gezien de federale impasse en de afwezigheid van leiderschap in veel staten. In het licht van deze uitdagingen, experimenteren steden en metropolen met nieuwe aanpakken voor economische en duurzame ontwikkeling die focust op het creëren van banen in productieve, innovatieve en verhandelde sectoren van de economie terwijl inwoners tegelijkertijd worden uitgerust met de vaardigheden (voornamelijk in STEM) die ze nodig hebben om te kunnen concurreren en slagen in deze banen. Deze nieuwe aanpakken trachten voort te bouwen op de onderscheidende troeven en voordelen van ongelijksoortige gebieden in plaats van slechts op sterk gesubsidieerde consumptie-georiënteerde strategieën (zoals het bouwen van het volgende stadion, conventie centrum of anders). Deze bieden namelijk vooral banen van lage kwaliteit of streven onrealistische economische doelen na (zoals het opzetten van de volgende Sillicon Valley). Innovatie districten zijn een belangrijk component bij een nieuwe golf van lage economische ontwikkeling en bevorderen verschillende kritieke doelen. Ten eerste, innovatie districten bevorderen de mogelijkheid van steden en metropolitaanse gebieden om banen te groeien in manieren die zowel te richten zijn op ontwrichtende krachten in de economie door gebruik te kunnen maken van hun onderscheidende economische positie. Innovatie districten stellen bedrijven, ondernemers, werknemers, investeerders en onderzoekers in staat om te werken over ongelijksoortige sectoren en instellingen, om ideeën te commercialiseren en om gezamenlijk uit te vinden, te produceren en nieuwe ontdekkingen te maken voor en over de markt. Ze koesteren innovatie over industrieën heen door mensen van met verschillende kennis en expertise te concentreren in dichte stedelijke gebieden. Experts in technologie, bijvoorbeeld, werken


samen met experts in biowetenschappen, financiën, onderwijs en energie. Innovatie districten zijn in essentie te voorhoede van een nieuwe ‘’convergentie economie’’ wat de groei van meer competitieve bedrijven galvaniseert en hoog kwalitatieve banen en aanspoort tot uitbreiding in ondersteunend professioneel en commerciële dienstensectoren. Ten tweede, innovatiedistricten kunnen ondernemers specifiek helpen als een belangrijk vehikel voor economische groei en het scheppen van banen. Onderzoek toont de ‘’belangrijke rol’’ die ondernemers en startups spelen in stedelijke en metropolitaanse banengroei en innovatie districten kunnen deze trend ondersteunen op verschillende manieren. De opkomst van gedeelde voorzieningen en ruimtes kan, bijvoorbeeld, overkoepelende kosten reduceren door laag-risico werkruimtes aan te bieden onder niveau en door technische ruimtes aan te bieden waar exorbitant prijzige technologieën worden gedeeld. Tegelijkertijd kan fantasierijke programmering en netwerking idee ontwikkeling ondersteunen en een efficiënte verbinding leggen tussen nieuwe bedrijven tot mentoren, gespecialiseerde adviseurs en mogelijke investeerders. Ten derde kunnen innovatiedistricten beter en toegankelijker worden in tijden van toenemende armoede en sociale ongelijkheid. Een aanzienlijk aantal opkomende innovatiedistricten in de V.S. zijn dicht bij wijken met een laag of middelgroot inkomen gesitueerd en bieden uitzicht op een uitbreiding van werkgelegenheid en onderwijskansen voor kansarme bevolkingsgroepen. Leiders in cutting edge innovatiedistricten zetten nu al middelen in om wijken direct te revitaliseren en investeren in betaalbare huisvesting, onderwijs, infrastructuur en verbeterde internetconnectiviteit, en indirect via verbeterde belastinginkomsten. Leiders in deze districten zijn met name gericht op het vergroten van arbeidsmarktparticipatie voor omwonenden door opleiding voor banen in zowel de STEM-sector als ook retail- en servicebedrijven. Ten vierde kunnen innovatiedistricten koolstofemissies verminderen en dichtheid- en werkgelegenheidspatronen versterken in een tijd van groeiende bezorgdheid over onduurzame ontwikkeling. Innovatiedistricten zijn potentiële motoren voor duurzame ontwikkeling omdat ze woon- en werkgelegenheidsdichtheid omarmen door middel van strategisch gebruik van openbaar vervoer, historische gebouwen, traditionele straten patronen en bestaande infrastructuur. Sommige wijken gaan verder door hernieuwbare energie te gebruiken als hun primaire energiebron en door hun gebouwen straten en parken te transformeren tot zogenaamde living labs, waar ze geavanceerde duurzame projecten kunnen testen in samenwerking met technologische bedrijven en ondernemers. Ten slotte kunnen innovatiedistricten de inkomsten van steden en grootstedelijke gebieden verhogen en hun balans herstellen in een tijd waarin de federale middelen afnemen en veel van de deelstaten op drift zijn. Gemeentelijke overheden vertrouwen over het algemeen op onroerendgoed-, bedrijfs- en verkoopbelastingen omzet. Innovatiedistricten kunnen inkomsten genereren door toegenomen economische activiteit, stijgende huizenprijzen en toegenomen vraag naar goederen en diensten. Hogere inkomsten kunnen dan worden gebruikt voor noodzakelijke investeringen in infrastructuur, openbare veiligheid, betaalbare huisvesting, lokale scholen, en andere noodzakelijke diensten. Op het moment dat federale middelen verschuiven naar rechtenprogramma's (bijv. Sociale Zekerheid/Social Security) vallen veel van dit soort investeringen onevenredig op lokale overheden.


WAAROM NU – DE EVOLUTIE VAN INNOVATIE De beginnende opkomst van innovatie districten zou kunnen bijdragen aan een nieuwe fase, van wat door een observeerder wordt genoemd ‘’de architectuur van technologie’’. Deze architectuur werd eens gerepresenteerd door industriële districten en later door wetenschapsparken, waarvan beide producten waren van de onderscheidende mix van demografische voorkeuren, culturele normen en economische imperatieven van hun tijd. Vergelijkbaar, de groei van innovatie districten is een reflectie van machten die radicaal de eisen en voorkeuren van mensen en bedrijven veranderen in technologisch gedreven activiteiten. Deze verschuiving maakt nieuwe verbindingen tussen economyshaping, place-making, en network building die niet evident waren in eerdere modellen. A. Van Industrieel district tot wetenschapspark Industriële-districten waren gebieden met hoge concentraties van productie- en verwerkingsbedrijven die zich in het algemeen bezighielden met soortgelijk of aanvullend werk. In de 19e en vroege 20e eeuw verrezen deze gebieden in steden als Manchester, Stuttgart, Detroit etc. In de Verenigde Staten lagen deze districten op de grens van de tijd tussen de vroege handelsstad en de industriële metropool van rond de eeuwwisseling. Deze periode werd gemarkeerd door nieuwe types en organisatievormen van productieactiviteiten, innovaties in energie en transport, en snelle verstedelijking. Veel steden hadden zelfs meerdere districten, die varieerden naar het soort product, productiemethoden, krachtbronnen en samenstelling van de beroepsbevolking. Zo'n clustering van soortgelijke activiteiten faciliteerde de levering van materialen en onderdelen van het ene bedrijf naar het andere, en trok ook toestroom van werknemers aan, van wie velen in de omliggende gemeenschappen woonden en naar het werk liepen. Verankerd in het stedelijk weefsel zorgden deze 'substad'-gebieden niet alleen voor een hoge dichtheid van arbeidskansen, maar essentiële gemeenschappelijke en sociale wijkvoorzieningen. Naarmate de 20ste eeuw verliep, veranderde de aard van de productieactiviteit en uiteindelijk verspreide deze zich, eerst binnen regio's en uiteindelijk over de hele wereld - en was tegen het midden van de 20e eeuw in Amerikaanse en Europese steden sterk afgenomen. De fundamenten van moderne technologie gelegd tijdens de voorgaande decennia hadden echter de opkomst van een nieuw tijdperk van uitvinding en innovatie mogelijk gemaakt in wetenschap, communicatie en informatie, evenals de snelle suburbanisatie van huisvesting en commerciële activiteit. In de Verenigde Staten hielpen technologische vooruitgang en geografische spreiding gezamenlijk bij het creëren van innovatieve enclaves die variabel worden aangeduid als wetenschaps- of onderzoeksparken. Beginnend in de jaren ’50 werden in gezamenlijke samenwerkingen van universiteiten, particuliere ontwikkelaars en overheden deze clusters van laboratoria en firma’s ontworpen en gebouwd. Het doel van deze gebieden was om de commercialisering van onderzoek te vergroten en ondernemersgerichte wetenschappers uit de industrie en de academische wereld aan te trekken. Het model is ontstond met het Stanford Research Park - in wat nu Silicon Valley is en werd vervolgens uitgebreid met de ontwikkeling van Research Triangle Park in Raleigh Durham, en later de innovatiecorridors buiten Boston, Philadelphia en Washington D.C. In tegenstelling tot de stedelijke industriële districten, waren deze voorstedelijke parken ruimtelijk geïsoleerde zakelijke campussen, toegankelijk enkel via auto. Deze schakeling reflecteert het patroon van residentiële en commerciële groei die het naoorlogse landschap domineerde. Tegelijkertijd weerspiegelde deze ook een onderzoekscultuur van octrooibeleid dat absolute geheimhouding aanmoedigde. Als zodanig waren ze over het algemeen gesloten innovatiesystemen waarin bedrijven en wetenschappers zorgvuldig hun ideeën bewaakten en waar interacties tussen hen beperkt plaatsvonden.


B. Een nieuwe geografie van Innovatie Innovatie districten behouden elementen van deze eerdere modellen maar belichamen een nieuwe wisselwerking van vorm en functie die de hedendaagse economie vereist, en op zijn beurt ondersteunt. Net zoals hun voorgangers, groeien deze districten uit een krachtige reeks economische, culturele en demografische krachten die zowel hervormen waar en hoe mensen leven en werken. De opkomst van innovatie districten is geobserveerd door een aantal geleerden en beoefenaars, van wie velen initiële theorieën hebben aangeboden over hun ontwikkeling. Onderzoek geleid door Thomas Hutton in meer dan zeven wereldsteden, vond een groei van nieuwe industriële clusters in de binnenstad die ‘’bijdroeg aan belangrijke aspecten van de ruimtelijkheid van de nieuwe economie’’. Een onderzoeksteam van MIT vond eveneens afzonderlijke geografische clusters van creatieve industrieën, levenswetenschappen, en toegepaste wetenschappen binnen grootschalige vastgoedontwikkelingsprojecten. Gedefinieerd als ‘’New Century City Developments’’, werden deze innovatieve clusters gedreven door een inter-georganiserende en bedrijfstakoverkoepelende samenwerking, open systemen voor onderzoek & ontwerp (O&O/R&D) en werknemers die over de bekwaamheden en vaardigheden beschikken die vereist zijn voor de genetwerkte kenniseconomie. G. Bugliarello van Polytechnic University in New York observeerde eveneens de opkomst van wat hij beschrijft als ‘’stedelijke kennisparken’’. Hij concludeert dat deze nieuwe stedelijke gebieden zich ontwikkelen rond kennisinstellingen in steden, dat zij openbare ruimte faciliteren voor gemeenschapsactiviteiten en tevens beschikken over hoge niveaus van dichtheid. Het Amerikaanse Instituut van Architecten publiceerde in september 2013 een rapport over Innovatie Districten, waarin zij deze beschreven als ‘’creatieve, energie geladen ecosystemen’’ die wereldwijd opduiken. Richard Florida heeft belangrijke validatie gegeven voor de nieuwe geografie van innovatie. Zijn recente in kaart brenging van risicokapitaalactiviteit door postcodes en landcodes, in plaats van meer uitgebreide metro gebieden, laat zien dat "hightechontwikkeling, startup-activiteit en venture-investeringen recentelijk begonnen te verschuiven naar stedelijke centra en ook naar dichtbij gelegen, gemengde, OV-georiënteerde, beloopbare voorsteden. " Deze waarnemingen - en de onze - herkennen een trend die zowel multidimensionaal als hyperlokaal is, één van de redenen waarom de marktdynamiek ter plaatse de uniforme categorisering of analyse heeft overtroffen. Kwantitatieve beoordelingen zijn daarom nog steeds in uitvoering. Innovatie districten in Boston en St. Louis, bijvoorbeeld, documenteren op gedegen wijze de groei op districtsniveau, maar niet tegen bredere stedelijke en metropolitane trends of andere steden met vergelijkbare economische start posities. Evenzo zijn studies over New York, Pittsburgh en San Francisco, hierbij is de groei van toonaangevende technische sectoren in de stad gedocumenteerd in plaats van de schaal van het innovatiedistrict. Terwijl de analyses die deze trend ondersteunen meer volwassen worden, wenden Brookings Institute en een groeiend aantal beoefenaars zich tot breder economisch en demografisch onderzoek om de krachten die deze nieuwe ruimtelijke geografie van innovatie aansturen te begrijpen. 1. De evolutie van de kennis en technologische gedreven economie veranderd de waarde en functie van dichtheid en nabijheid In de afgelopen decennia is de economie van de V.S. in toenemende mate afhankelijk geworden van kennis en innovatie. Vandaag de dag is ongeveer 20% van alle banen binnen de V.S. in STEM gerelateerde beroepen, een aandeel dat is verdubbeld sinds de industriële revolutie. Deze beroepen kunnen worden terug gevonden in een breed scala van sectoren waaronder de producten van geavanceerde goederen zoals medicijnen, medische apparatuur, autotechnieken en lucht- en ruimtevaart evenals de voorziening van geavanceerde diensten zoals software, data verwerking en vele anderen. Terwijl de rol van deze innovatieve industrieën en beroepen is gegroeid in aantal en belang, zo ook de waarde van dichtheid en agglomeratie. De voordelen van clustering zoals in industriële districten en later wetenschapsparken, wordt geïntensiveerd in manieren die we pas sinds kort beginnen te begrijpen. Een groeiende hoeveelheid onderzoek laat zien dat


werkgelegenheidsdichtheid niet alleen middelen, goederen en arbeid verlicht maar ook innovatie versterkt. Dit gebeurt door een meer naadloze overdracht van kennis mogelijk te maken binnen en tussen bedrijven, werknemers en ondersteunende instituten, waardoor tegelijkertijd creatie en de uitwisseling van nieuwe ideeën wordt ondersteund en grotere economische activiteit wordt gevoed en kan groeien. Een recent onderzoek van de Britse overheid belicht dit punt heel duidelijk: "Hoewel de marginale kosten voor het verzenden van informatie over de geografische ruimte aanzienlijk zijn gedaald, stijgen de marginale kosten voor het overdragen van kennis nog steeds met de afstand ....De conclusie hierbij is dat de kennis-spillover voordelen van clustering in steden groot kunnen zijn voor hoogwaardige, kennisintensieve sectoren.” Het effect van nabijheid is veelzeggend. Recent onderzoek uitgevoerd door G. Carlino en R. Hunt vonden dat de clustering van O&O (R&D) laboratoria het meeste baat had bij zeer kleine ruimtelijke schalen, zoals afstanden van ongeveer 400 meter. Ze ontdekte ook dat het clusteringseffect snel verdwijnt met afstand, zij concluderen daarmee dat kennis-spillover ’s zeer gelokaliseerd zijn. I. Kohane en verschillende collega’s van Harvard Medical School bevonden dat zelfs gezamenlijk werken in hetzelfde gebouw op een academische medische campus een groot verschil maakt voor wetenschappelijke doorbraken. “Anders is het echt, uit het oog uit het hart.” Dichtheid is ook belangrijk als het aankomt op werknemers. Een groot aantal werkgevers binnen een stedelijk gebied laat werknemers toe meer gemakkelijk van baan te wisselen, wat ze op hun beurt meer flexibiliteit en stabiliteit geeft dat werknemers in niet stedelijke gebieden. Deze concentratie van werkgelegenheid, waar economen naar refereren als ‘’pooling van de arbeidsmarkt,’’ draagt ook bij aan arbeidsproductiviteit. Eén baanbrekend onderzoek vond dat het verdubbelen van werkgelegenheidsdichtheid de gemiddelde productiviteit verhoogde met ongeveer 6%. Dit algemene onderzoek naar nabijheid en dichtheid krijgt een nieuwe betekenis, in wat een observant beschreef als ‘’het tijdperk van convergentie’’. In biowetenschappen worden digitale en biologische technologieën vermengd, wat compleet nieuwe mogelijkheden opent voor innovatie doorbraken om gecommercialiseerd te worden. Een recente San Fransisco analyse bedacht de term ‘’tech/informatie’’ industrieën om de convergentie tussen technologie en inhoud te weerspiegelen. De ruimtelijke implicaties van al deze hybridisatie van de industrie zijn diepgaand. Bedrijven gedijden in stedelijke omgevingen, waar ze kunnen verbinden met andere industrieën, waar ze kunnen voortbouwen op cultuur en diversiteit van de stad. In contrast van de vorige generatie tech bedrijven, die waren gelegen in buitenwijken van steden en hoofdzakelijk in nabijheid van andere tech bedrijven. Hierbij was geen vorm van sectoraal overkoepelende diversiteit mogelijk. Een recente New York analyse vond vergelijkbaar dat tech industrieën minder gefocust waren op de ontwikkeling van nieuwe technologieën en meer op de implementatie op traditionele industrieën zoals adverteren, media, mode, financiën en zorg. Deze verschuivingen versterken en herinterpreteren noties van nabijheid en dichtheid. De vroege dagen van technologische groei werd gedreven door halfgeleiders en computer hardware, producten die afhankelijk waren van een diepgaand roster van technisch talent en grote hoeveelheden fysieke ruimte nodig hadden om ontwikkeld te kunnen worden. In vergelijking wordt de hedendaagse groei gevoed door internet en smartphones, en de creatie van nieuwe manieren om gebruik te maken van deze veel gebruikte platforms om inhoud te verspreiden, producten te verkopen, services aan te bieden en spelletjes te spelen. In andere woorden is de hedendaagse technologische revolutie minder over het creëren van de infrastructuur van het internet, maar meer over het toepassen van deze technologieën op traditionele industrieën.


Het is waar dat fysieke nabijheid alleen, geen betere samenwerking en uitwisseling van ideeën garandeert, noch is het noodzakelijkerwijs benodigd. Terwijl Silicon Valley een enorme regionale agglomeratie van innovatieve activiteit is, is het een typisch suburbaan model van fysieke ontwikkeling met lage dichtheid, en toch wordt zijn kracht en succes bepaald door een alles doordringende cultuur van openheid en netwerkingvorming. Maar verstedelijking en de fysieke nabijheid die daarmee gepaard gaat lijkt hierbij zowel van te groeien als op zijn beurt de ontwikkeling van "horizontale" relaties te versoepelen, zowel binnen als tussen grote bedrijven, kleinere onderaannemers, verkopers en, belangrijker nog, talent. De beweging om dichtere enclaves van innovatie te creëren lijkt dus een kritische verschuiving te zijn voor gemeenschappen die niet zo "bedraad" zijn voor samenwerking als Silicon Valley. 2. Een economie, die in toenemende mate zich richt op open innovatie veranderd zowel waar de bedrijven vestigen en hoe gebouwen en grotere districten, van onderzoekslaboratoria tot collectieve ruimtes tot gemengde-functie-ontwikkeling worden ontworpen. Terwijl de kennis en technologisch gedreven economie groeit, wordt het ook steeds meer gekenmerkt door wat Henry Chesbrough en anderen 'open innovatie' noemen. Chesbrough beschrijft dit als een proces waarbij bedrijven openlijker nieuwe ideeën genereren en deze op de markt brengen door behendig op zowel interne als externe bronnen te letten. Onder deze nieuwe modus operandi kunnen externe bronnen ideeën genereren die dan vervolgens intern worden gecommercialiseerd door bedrijven en ondernemers. Of zoals Chesbrough beschrijft ‘’De grens tussen bedrijf en zijn omliggende omgeving is meer poreus, waardoor innovatie gemakkelijker tussen beide kan worden verplaatst.’’ Het fenomeen om samen te werken was voorheen uitsluitend toepasselijk op zeer gespecialiseerde sectoren, deze is echter in recente jaren uitgebreid naar een bredere groep van kennisintensieve sectoren, waaronder chemie, biotechnologie en telecommunicatie. McKinsey & Company, bijvoorbeeld, heeft een beweging opgemerkt van interne R&D labs naar nieuwe “multichannel R&D modellen’’, die betrekking hebben op samenwerking met academische centra, partners, concurrenten, klanten, risicokapitaal fondsen en startende ondernemers. De opkomst van kleine bedrijven die geëngageerd zijn in onderzoek en ontwikkeling heeft ook bijgedragen aan een groeiende beweging naar open innovatie. Een sector die ooit uitsluitend gedomineerd werd door grote bedrijven, onderzoekslaboratoria en universiteiten is steeds meer gestratificeerd geworden, wat tot meer samenwerking heeft geleid tussen bedrijven van verschillende groottes om innovaties te ontwikkelen en vooruit te helpen. Een aantal factoren heeft bijgedragen aan de proliferatie van kleinere R&D bedrijven, namelijk de inkrimping van grotere bedrijven, de invoering van de Bay-Dole Act (waarmee universiteiten en individuele onderzoekers in de gelegenheid werden gesteld om federaal gesponseerd onderzoek te kunnen bezitten, wat bijdroeg aan een stimulering van een nieuwe ondernemersmentaliteit) en de groei van risicokapitaalfinanciering, van een geringe investering in 1970 tot bijna $100 miljard in 2000. Het resultaat hiervan is dat in het huidige economische landschap, geen een enkel bedrijf in staat is om alle kennis te bezitten die het nodig heeft, waardoor bedrijven op hun beurt vertrouwen op een netwerk van industriële collaborateurs. Dit heeft op zijn beurt geleid tot een verandering in waar bedrijven en ondersteunende organisaties zich vestigen. Een recent artikel, bijvoorbeeld over de groei van Pfizer, Novartis en andere grote farmaceutische bedrijven in Cambridge merkten het volgende op: ‘’ Farmaceutische bedrijven gaven van oudsher de voorkeur aan suburbane-enclaves waar ze hun intellectuele eigendom konden beschermen in meer afgelegen omgevingen en konden voldoen aan de behoeften van hun werknemers. Maar in de afgelopen jaren, omdat de kosten van de geneesmiddelenontwikkeling zijn gestegen en de R&D-pijpleidingen zijn vertraagd, zijn farmaceutische bedrijven elders op zoek gegaan naar innovatie. Veel van die nieuwigheid is


afkomstig van biotechnologische bedrijven en grote onderzoeksuniversiteiten zoals MIT en Harvard, die slechts twee metrohaltes verwijdert zijn. " De meer openlijke, samenwerkingsgerichte natuur van de kenniseconomie heeft ook het ontwerp binnen en buiten de muren van het enkele bedrijf gewijzigd. Een recent stuk uit de New York Times over de "monuments of tech" verwijst naar deze trend als de "aesthetic of disruption" (esthetiek van verstoring). ‘’Het ontwerp dat verandering, flexibiliteit en openheid toont en tegelijkertijd het unieke karakter en de ethos van het individuele bedrijf toont.’’ Het vroege, zeer herkenbare model voor open en zeer genetwerkte werkplekken is de redactiekamer, maar deze principes zijn geïmplementeerd op plaatsen variërend van; de ‘’bullpen’’ van voormalige New York City Burgemeester Michael Bloomberg in het stadhuis van New York naar de campussen van Silicon Valley bedrijven. Facebook en Google hebben bijvoorbeeld 'hackbare gebouwen' omarmd met open plattegronden die gemakkelijk opnieuw kunnen worden geconfigureerd om dichte, samenwerkende ruimtes te creëren voor nieuwe teams en projecten. Buiten kantoorruimten en individuele gebouwen, zijn de hierboven beschreven plannings- en ontwerpverschuivingen uitgebreid tot het publieke en private domein. Toen CEO Tony Hsieh van de online retailschoen Zappos in 2010 op zoek ging naar een nieuw hoofdkantoor besloot hij om een meer dynamische werkplek te creëren, met als doel de interactie en samenwerking tussen de werknemers te vergroten. Dit inspireerde Hsieh om een stap te zetten in de richting van open plattegronden en het voorzien van meer voorzieningen binnen het kantoor. Meer nog, het heeft hem er ook toe gebracht om het nieuwe hoofdkantoorgebouw (en 2000 Zappos-werknemers) in te bouwen in het oude stadhuis van Las Vegas, en het Downtown Project van $ 350 miljoen te starten om de groei van een dicht, multifunctioneel en beloopbare omgeving te katalyseren. "Het idee," zoals Hsieh beschrijft, "ging van 'laten we een campus bouwen' naar 'laten we een stad bouwen’. Kortom, het fenomeen van open innovatie verandert in de loop van de tijd: uitbreiden naar nieuwe industrieën, het ontwerp van kantoorruimtes veranderen, de relatie tussen gebouwen veranderen en nu veranderen op districtsschaal. Net als bij open innovatie tussen bedrijven, ervaren innovatie districten nu de afbraak van traditionele grenzen, waardoor het proces van innovatie poreuzer wordt tussen de publieke en private rijken. Ideeën kunnen bijvoorbeeld worden gebrainstormd in verbonden openbare ruimtes, verbeterd in gedeelde werkruimtes, gemaakt worden in private technologie-labs en getest worden op openbare straten. 3. Verschuivende demografieën en huishoudelijke dynamieken voeden de vraag naar meer beloopbare buurten waar wonen, werk en voorzieningen worden gemixt. Recente gegevens tonen aan dat steden en stedelijke gebieden sneller groeien dan de rest van het land, met de grootste groei in grote stedelijke gebieden. Van 2012 tot 2013, groeide grote metropolitaanse gebieden met meer dan 1 miljoen inwoners tweemaal zo snel als kleinere grootstedelijke gebieden met bevolkingsgroepen van minder dan 250.000, terwijl niet-stedelijke / micropolitieke regio's een collectieve achteruitgang zagen. Brookings’ demograaf William Frey gelooft dat deze trend zich waarschijnlijk zal voortzetten, terwijl de toekomst van het niet-stedelijke Amerika veel minder zeker is. Binnen veel grote grootstedelijke gebieden wordt de trend acuter naarmate men gebieden onderzoekt in grotere nabijheid van commerciële binnensteden. De 10 grootste "woonwerkcentra" van het land, zoals onderzocht door het Philadelphia Center City District voor de International Downtown Association, groeide 77 procent sneller dan het land als geheel, en 9 van de 10 stadsbewoners stegen in de bevolking sneller van 2000 tot 2010 dan zones binnen een halve mijl of mijl van het centrum. Wat drijft deze revival in steden en hun kernen? De gezinsstructuur van Amerika is veranderd door de gelijktijdige vergrijzing van de bevolking en de tendens van jonge volwassenen om het huwelijk uit te stellen en minder kinderen te krijgen. Als gevolg daarvan representeert de prototypische familie van het voorstedelijk tijdperk (een echtpaar met schoolgaande kinderen), nu net onder 20 procent van de Amerikaanse huishoudens, van 40,3 procent in 1970 naar 24,1 procent in 2000. De verwachting is dat de trend de komende decennia


alleen maar zal versnellen. Zoals Arthur C. Nelson beschreef in zijn boek, Reshaping Metropolitan America, "Tussen 2010 en 2030, zullen huishoudens met kinderen ongeveer 13 procent uitmaken van de totale verandering in huishoudens; huishoudens zonder kinderen vertegenwoordigen de rest. Deze demografische tumult leidt tot een tastbare verschuiving in de voorkeuren van de consument en de werknemer voor meer stedelijk georiënteerde omgevingen. Onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat 70 procent van Amerikanen veel waarde hechten aan loopbaarheid, en soortgelijke meerderheden prioriteit geven aan nabijheid tot gezondheidszorg, entertainment, recreatie, werk en school en sociale contacten. Oudere Amerikanen zijn steeds vaker op zoek naar kleinere huizen en appartementen, evenals plaatsen met gemakkelijke toegang tot medische diensten, winkels, en andere dagelijkse benodigdheden. Ondertussen tonen koppels van middelbare leeftijd, wiens kinderen "het nest hebben verlaten" meer ontvankelijkheid voor stedelijke buurten, culturele voorzieningen en kortere reistijden. Deze voorkeuren komen vooral voor bij de millenniumgeneratie (generatie Y), waarvan jonge en goed opgeleide jongeren en jongvolwassenen de kern vormen van onze innovatieve medewerkers. Voor veel van deze mensen, vooral degenen die het opvoeden van kinderen hebben uitgesteld, wordt "kwaliteit van leven" wordt steeds meer geïnterpreteerd als de gemiddelde nabijheid van stedelijke voorzieningen zoals restaurants, winkels, en culturele en sociale voorzieningen. Dit is bewezen in woonkeuzes van dit cohort. In een studie van Joseph Cortright, tussen 2000 en 2009, nam het aantal 25- tot 34-jarigen met een universitaire opleiding die in buurten in nabijheid van het CBD woonde met 26% toe in districten in de 51 grootste grootstedelijke gebieden van de natie. Dit is het dubbele van de groei van universitair opgeleide jongvolwassenen in de rest van het grootstedelijk gebied. Uit gegevens van het Urban Land Institute blijkt dat 63%van de millennials van plan is om in de volgende vijf jaar te verhuizen, en 40% geeft een voorkeur aan voor wonen in middelgrote of grote steden (vergeleken tot slechts 28% van de Amerikanen als geheel). Binnen stedelijke gebieden, wonen in de nabijheid van winkelen, dineren, en werk heeft de voorkeur van 62% van deze demografische groep, samen met 60% van zowel singles als huurders. Een recent artikel in de New York Times onderstreepte hoe deze verschuivingen in demografie uitdagend zijn voor de woningvoorraad in New York City, met de opmerking dat ‘’er meer eenpersoonshuishoudens zijn, dankzij de jonge stedelijke migratie en de zilveren tsunami, (die toenemende golf van stedelijk-georiënteerde gepensioneerden)’’. " Samen roepen deze drie verschuivingen; een convergerende kenniseconomie, meer open innovatie-ecosystemen, en veranderende demografische gegevens nieuwe eisen op voor dichtheid, nabijheid, samenwerking en beloopbaarheid en herwerken daarmee de ruimtelijke geografie van innovatie. De opkomst van innovatiedistricten biedt de potentie om tal van voordelen te bieden aan steden en regio’s en aan de mensen die er wonen en werken.


INNOVATIE DISTRICTEN DECONSTRUEREN De potentie van deze districten om innovatieve, inclusieve en duurzame groei te drijven vereist van ons om te begrijpen wat hun prikkelt en wat hun productief en welvarend maken. In tegenstelling tot gesegregeerde zakelijke- of woonwijken, die de afgelopen decennia onderdeel zijn geweest van de meeste steden en buitenwijken, of van de centers van activiteit die de afgelopen jaren zijn opgesprongen rond openbare overstapstations, bevatten innovatie districten drie unieke categorieën van assets.  Economische assets zijn de bedrijven, instituties en organisaties die de innovatie-rijke omgeving aandrijven, cultiveren en ondersteunen.  Fysieke assets zijn de publieke en private eigendomen van ruimte, gebouwen, open plekken, straten en andere infrastructuur die ontworpen en georganiseerd worden om nieuwe en hogere niveaus van connectiviteit, samenwerking en innovatie te stimuleren.  Netwerk assets zijn de relaties tussen actoren, zoals tussen individuen, bedrijven en instellingen die het potentieel hebben om ideeën te ontwikkelen, aan te scherpen en/of te versnellen De relatieve kracht van deze assets in verschillende gemeenschappen varieert aanzienlijk. In sommige plaatsen, komen districten voort uit een cluster van sterke economische assets, maar missen belangrijke fysieke assets en initiëren een planningsproces om het fysieke rijk volledig te herontwerpen. In andere gevallen, beschikken districten over een sterke verzameling fysieke assets met slechts een handvol economische assets en netwerken om op voort te bouwen. Innovatiedistricten bereiken hun potentieel wanneer alle drie soorten assets, gecombineerd met een ondersteunend, risicovolle cultuur, volledig zijn ontwikkeld en een innovatie-ecosysteem creëren. Zoals eerder beschreven is een innovatie-ecosysteem een synergetische relatie tussen mensen, bedrijven en plaats (de fysieke geografie van het district) die het genereren van ideeën vergemakkelijkt en de commercialisering versnelt. Zowel onderzoek als interviews suggereren dat een ondersteunende, risico-ondernemende-cultuur consequent zeer productieve innovatiegebieden onderbouwt. Dit betekent, meest onconventioneel, dat falen moet worden omhelst door risicovolle investeringen te maken in mensen, bedrijven en ontwikkelingsprojecten. Het betekent het afbreken van de traditionele, verticale hiërarchieën en het waarderen van een diversiteit aan talent, van 20en 30-jarigen tot de meer ervaren leiderschapsklasse. Het betekent het veranderen van conventionele regels die nog steeds in veel interne-gerichte-onderzoeksinstellingen en -organisaties worden gevonden, om zo spin-offs aan te moedigen, het delen van ideeën tussen bedrijven mogelijk te maken, evenals deelruimtes en technologieën. Het betekent ook het aannemen van het lange perspectief en minder te bouwen op korte termijn rendementen of beloningen omdat innovatieprocessen vaak opeenvolgende mislukkingen vereisen vóór doorbraken behaald kunnen worden. Bij het beschrijven van deze assets is het belangrijk om te erkennen dat een aantal van hen conventioneel lijkt te zijn, zo niet opvallend rudimentair. Hoewel vele hier beschreven assets integraal deel uitmaken van bestaande inspanningen voor stadsontwikkeling, worden ze opnieuw ontworpen om de innovatieve, verhandelde sectoren die metropolitaanse economieën besturen te ondersteunen. Onderzoeksuniversiteiten zijn bijvoorbeeld per definitie onderwijsinstellingen met onderzoeksafdelingen. Een kleine, maar groeiende, subset van deze universiteiten waardeert commercialisering nu als een primaire doelstelling en brengt met succes innovaties voort op de markt. De universiteiten gaan veel verder dan hun technologieoverdrachtscentra en investeren middelen in versnellers, moedigen en ondersteunen spin-offs aan en ontwikkelen het aangrenzend land om toekomstige economische groei te concentreren. Veel meer universiteiten hebben hun missie om commercialisering te omarmen nog niet volledig uitgebreid, wat een groeimogelijkheid betekent voor deze universiteiten en de gebieden rondom hen.


A. ECONOMISCHE ASSETS Economische assets kunnen verdeeld worden in drie categorieën: Innovation drivers (Innovatie stuurders), Innovation cultivators (Innovatie kwekers) en neighborhood-building amenities (buurtbouwende voorzieningen). Innovatie stuurders/drivers zijn de onderzoeks- en medische instellingen, de grote bedrijven, KMO's, startups, en ondernemers gericht op het ontwikkelen van geavanceerde technologieën, producten en diensten voor de markt. Vanwege regionale variaties in sterke punten van de industrie bestaat elk district uit een unieke mix van innovatiedrivers, die aanzienlijk bijdragen tot hun onderscheidend vermogen. Het onderzoek dat hieronder wordt beschreven onthult belangrijke inzichten voor districten die deze assets bouwen en assembleren. Allereerst een deel van de bedrijfstakken die gevoelig zijn voor de economische, demografische en culturele trends zoals hierboven beschreven, hier wordt beschreven wat innovatiedistricten onderscheidt van andere modellen en verklaart grotendeels hun voorkeur voor compacte, stedelijke georiënteerde enclaves. Deze industrieën zijn:  Hoogwaardige, onderzoeksgerichte sectoren zoals toegepaste wetenschappen (van levensen materiaalwetenschappen tot energietechnologie voor nanotechnologie) en de snelgroeiende "app-economie’’.  Zeer creatieve gebieden zoals industrieel ontwerp, grafische kunst, media, architectuur en een groeiende hybride van industrieën die technologie samenvoegen met creatieve en toegepaste ontwerpgebieden.  Zeer gespecialiseerde, kleine batch-productie zoals geavanceerde textielproductie en kleine ambachtelijk georiënteerde productie. Grote geavanceerde productiefaciliteiten bevinden zich niet in stedelijke innovatiedistricten. Deze faciliteiten vereisen substantiële voetafdrukken van gebouwen of land en vereisen gemakkelijke toegang tot belangrijke snelwegen. Dit omvat fabrieken, OEM's (original equipment manufacturers) en grote leveranciers. Ten tweede verdient de rol van universiteiten bijzondere aandacht, gezien hun effecten op de lokale en grootstedelijke economie, inclusief hun rol in het stimuleren van innovatieactiviteiten op districtsniveau. Anselin, Varga en Acs (1997) trachte in de ‘’Journal of urban economics’’ de tegenstrijdige onderzoeksresultaten over de rol van universiteiten en de lokale economie te verzoenen, op basis van grotere en meer geografisch precieze datasets. Hun onderzoek vond een "positieve en significante relatie tussen universitair onderzoek en innovatie activiteiten ", zowel rechtstreeks als indirect via de impact ervan op de particuliere sector. Verder ondervond Hausman, bij het analyseren van Census-gegevens rond universiteiten na het passeren van de BayhDole Act in 1980 dat zowel langdurig werk als werknemersinkomen stegen "in industrieën die nauw verbonden waren met de innovatiekracht van lokale universiteiten." Kortom, universiteiten zijn bijzonder nuttige stuurprogramma's voor groeiende districten; om deze reden hebben veel districten die oorspronkelijk geen universiteiten bevatten (zoals het "re-imagined urban areas" model) universiteiten ervan overtuigd om satellietcampussen te bouwen. Ten derde zijn ondernemers een andere asset die het waard zijn om te worden benadrukt. Terwijl het onderzoek van Edward Glaeser overtuigend is bij het bevestigen van de rol van ondernemers bij het stimuleren van groei van de stedelijke werkgelegenheid, onthullen interviews met beoefenaars dat ondernemers gelijk gewaardeerd worden op districtsschaal. Alle innovatiedistricten streven om ondernemers te ondersteunen. Boston's innovatiedistrict, bijvoorbeeld, bevat een "innovatiecomponent" voor nieuwe kantoor- en winkelontwikkelingen, waar 15% van de ruimte is bestemd voor ondernemers en start-ups. Ten vierde, terwijl veel districten gericht zijn op de teelt van ondernemers, kunnen ze niet op zichzelf een groeistrategie zijn voor districten. Onderzoek uitgevoerd door Agrawal, Cockburn, Galasso en anderen vonden dat een mix van bedrijven de optimale omgeving voor innovatie creëert. Grotere laboratoria, kunnen bijvoorbeeld spin-offs stimuleren die als irrelevant worden beschouwd voor de algemene bedrijfsdoelstellingen van het lab, terwijl kleinere laboratoria vraag kunnen creëren voor gespecialiseerde diensten die de instapkosten voor anderen op de markt verlagen.


Innovatie kwekers/cultivators zijn bedrijven, organisaties of groepen die de groei van ondernemers, bedrijven en hun ideeën ondersteunen. Ze omvatten incubators, accelerators, proof-of-concept centra, technologieoverdrachtskantoren, gedeelde werkruimten (met programma's ter ondersteuning van idee- en bedrijfsontwikkeling), en lokale middelbare scholen, jobtrainingfirma's en community-colleges die specifieke vaardigheden ontwikkelen voor de innovatie-gedreven economie. In een klein aantal districten schrobben juridisch adviseurs, octrooigemachtigden, en risicokapitaalfirma’s hun projectconcepten om de waarde ervan te kunnen identificeren bij de verdere ontwikkeling. De opkomst van technologie-gedreven industrieën in het algemeen creëert de vraag naar ondersteunende industrieën die gebruik maken hoog opgeleide werknemers, zoals geavanceerde zakelijke diensten. De samenvoeging van innovatie-cultivators in districten onderscheidt hen van standaardactiviteiten en onderzoeksparken. Terwijl in steden en voorsteden cultivators over het gehele landschap worden besprenkeld, assembleren districtsleiders een kritische massa van cultivators binnen een afzonderlijk geografisch gebied. Even belangrijk, districtsleiders "plannen voor het continuüm" door een reeks cultivators te bouwen om ondernemers en startups te ondersteunen in elk ontwikkelingsstadium, om ze zo in de wijk te houden terwijl ze letterlijk en figuurlijk groeien. Er lijkt echter een omslagpunt te zijn, wanneer te veel cultivators contraproductief worden. "Te veel incubators lopen het risico dat ze te veel eten geven aan de ondernemers. Ze moeten hard werken om succesvol te worden," vertelde Ylva Williams van de Stockholm Science City Foundation. Buurt-bouwende voorzieningen voorzien inwoners en werknemers van belangrijke voorzieningen in het district. Dit omvat medische kantoren, supermarkten, restaurants, koffiebars, kleine hotels en lokale detailhandel (zoals boekhandels, kledingwinkels en sportwinkels). In zijn analyse van de "nieuwe economie", vond Thomas Hutton dat betreffende clusters in de stedelijke kern, die innovatie-gerichte-clusters omvatten, De restaurants, coffeeshops en bars "niet alleen hedendaagse stedelijke consumptiepatronen weergeven, maar ook een onderscheidende 'geografie van voorzieningen zijn', die een aanvulling vormen op de intensieve sociale interacties van de nieuwe economie." Voorzieningen activeren stadsstraten en openbare ruimtes, waarbij een mix van mensen wordt uitgenodigd om te winkelen en te flaneren. Veel steden begrijpen dit goed, en hebben zwaar geïnvesteerd in revitalisering van deze corridors of buurt initiatieven, vaak met belastingvermindering en andere prikkels voor lokale bedrijven. Districtsstrategieën bouwen deze inspanningen op, en proberen niet alleen een kritische massa aan voorzieningen te creëren, maar ook om een overtuigend ontwerp van winkelpuien en bewegwijzering te realiseren.

B. FYSIEKE ASSETS Er zijn drie categorieën fysieke assets, die allemaal uniek worden toegepast in elk district: fysiek assets in de openbare sfeer, fysieke assets in de privé-sfeer en fysieke assets die de wijk samenbind en/of verbind aan het grotere metropolitaanse gebied. Net als bij economische assets zijn fysieke assets in een transitie van revitalisering waarbij ze worden herzien en innovatie bevorderen - een proces dat het fysieke landschap transformeert in een laboratorium van creativiteit en vindingrijkheid. Deskundigen op het gebied van stedenbouw, architectuur, landschapsarchitectuur en planning, experimenteren met nieuwe concepten die samenwerking en connectiviteit vergemakkelijken. Dit verhaal van testen, proberen en evolueren werd waargenomen door MITonderzoekers, die in hun wereldwijde werk over 'New Century Cities' vonden dat districten een uitbundige mix waren van activiteiten en gebruiken en waarbij zaken in een constante staat van aanpassing en verandering waren."


Fysieke assets in de publieke ruimte zijn de ruimtes toegankelijk voor het publiek, zoals parken, pleinen, en straten die locaties worden van energie en activiteit. In innovatiedistricten worden openbare plaatsen gemaakt of opnieuw geconfigureerd om digitaal toegankelijk te zijn (met breedbandinternet, draadloze netwerken, computers en digitale displays ingebed in ruimtes) en netwerken aanmoedigen (waar ruimtes mensen aanmoedigen om elkaar te ontmoeten). "Digitale plaatsen ", zoals gedefinieerd door het New Century Cities werk van MIT, zijn het hoogtepunt van ambiant-technology, digitale systemen en de fysieke vorm, het creëren van locaties voor training en opleiding, culturele evenementen, en entertainment. Straten kunnen ook worden getransformeerd in levende laboratoria om nieuwe innovaties flexibel te testen. In Boston, In Barcelona, Eindhoven, Helsinki en Seoul testen straten en openbare ruimtes nieuwe innovaties met betrekking tot straatverlichting, afvalinzameling, oplossingen voor verkeersbeheer en nieuwe digitale technologieën. Living labs zijn wat 22 @ Barcelona "open innovatie op stadsschaal" noemt. De remake van fysieke assets reiken echter veel verder dan met technologie doordrenkte plaatsen, het ontwerp en het programmeren van openbare ruimtes wordt evenveel gewaardeerd. Kleinschalige parken en pleinen geprogrammeerd met concerten, innovatie-exposities en eetgelegenheden geven mensen redenen om elkaar te ontmoeten en te mengen. Wijk leiders ontwerpen en programmeren dergelijke ruimtes strategisch over hun districten in een poging om te faciliteren in het bouwen van netwerken. Fysieke assets in de private ruimte zijn particuliere gebouwen en ruimtes die innovatie stimuleren op nieuwe en creatieve manieren. Voortbouwend op een solide basis van traditionele assets, zoals een gemixt-inkomen huisvesting, detailhandel, en onderzoeks- en kantoorcomplexen, worden nieuwe assets ontworpen om de innovatie-gedreven-demografie te ondersteunen. Kantoorontwikkelingen worden bijvoorbeeld steeds vaker geconfigureerd met flexwerkplekken, labruimtes en kleinere, goedkopere plekken voor start-ups. Micro-housing is een ander voorbeeld van een nieuw fysieke asset. Deze units bieden kleinere privéruimtes (meestal 30 tot 55 vierkante meter) en toegang tot grotere openbare ruimtes zoals co-working spaces, entertainmentruimtes en gemeenschappelijke eetgelegenheden. Deze units worden vaak op de markt gebracht voor migrerende werknemers in innovatiesectoren, lokale bewoners en jongere alleenstaande werknemers. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de districten van Boston, Barcelona en Philadelphia (in aanbouw). St. Louis plant ook micro-housing units in hun district. Fysieke assets die districten samenbind en/of verbindt met het grotere metropolitaanse gebied zijn specifieke investeringen die gericht zijn op het wegnemen van barrières die de relatieopbouw en connectiviteit belemmeren. Interviews met beoefenaars wijzen erop dat er binnen de districten aanzienlijk werk kan worden verricht, met name in het koppelen van ankerinstellingen (vaak georiënteerd binnen hun eigen campussen) met de rest van het district. Voor sommige districten betekent het samenvoegen van het fysieke weefsel van de campussen van gevorderde onderzoeksinstellingen dat barrières als hekken, muren en andere verwijdert en vervangen worden door verbindende elementen zoals fietspaden, trottoirs, voetgangersgeoriënteerde straten en geactiveerde openbare ruimtes. Voor andere districten, vereist het versterken van de verbindingen een verandering op een veel grotere schaal, zoals het volledig herstructureren van grote gebieden met kleinere, meer beloopbare blokken en voetgangersstraten. Strategieën om de connectiviteit tussen de wijk en het grotere metropolitaanse gebieden te versterken, moet ervoor zorgen dat innovatiedistricten geen eilanden voor zichzelf worden. Investeringen in infrastructuur, zoals OV, fiets- en voetgangerspaden zijn natuurlijke connectoren waarmee rekening moet worden gehouden. Het uitbreiden van breedband verbindingen in aangrenzende, vaak lagere inkomensbuurten, bijvoorbeeld, is een waardevolle strategie in de vermindering van de digitale kloof. Investeringen in openbaar vervoer, waaronder de Silver Line in Boston, de rode lijn in Houston, de toekomstige M-1 in Detroit, is essentieel geweest voor bijvoorbeeld de toegenomen bereikbaarheid tussen districten en hun omliggende stedelijke gebieden.


C. NETWERK ASSETS Het opnemen van netwerken als eigen assetcategorie wordt ondersteund door een groeiend aantal onderzoeken dat laat zien hoe netwerken steeds waardevoller en productiever worden binnen innovatie gedreven economische clusters. Geleerden noemen talrijke voordelen van netwerken: het zijn belangrijke bronnen van nieuwe of kritische informatie voor nieuwe ontdekkingen; ze moedigen experimenten aan en zijn een proeftuin voor ideeën; ze helpen bedrijven middelen te verwerven; ze versterken het vertrouwen en de samenwerking binnen en tussen sectoren; en ze helpen bedrijven nieuwe markten te betreden, inclusief mondiale markten. Het bekendste succesverhaal van zo’n opgebouwd netwerk is Silicon Valley, waar bevonden werd dat dichte sociale netwerken zowel experimenten als ondernemerschap bleken te stimuleren. In haar analyse van Silicon Valley, merkte Saxenian op: "Bedrijven concurreren intensief terwijl ze tegelijkertijd van elkaar leren over veranderende markten en technologieën door informele communicatie en collaboratieve werkwijzen. "Zij is van mening dat de nabijheid, in dit geval een regionale agglomeratie, wel bijdraagt tot de ontwikkeling van dichte netwerken maar stelt dat een samenwerkingscultuur een grotere rol speelt. Terwijl ontelbare aantallen wetenschapsparken en technologieparken werden gebouwd op de hoop dat Silicon Valley zo gemakkelijk gekopieerd zou kunnen worden, reflecteert Bert-Jan Woertman, een enthousiaste connector en creatieve communicator voor High Tech Campus Eindhoven, dat "netwerken niet kunnen worden gekopieerd en ook niet eenvoudig kunnen worden vastgesteld." Een recent artikel van de Harvard Business Review presenteerde op vergelijkbare wijze de moeilijkheden bij het opzetten netwerken, en bevonden ze dat zelfs start-ups en hun moederbedrijven "geen spillovers van kennis kunnen overlaten aan toeval. Districten die proberen netwerken te cultiveren, worden gedreven door experimenten, creativiteit en zelfs een sociologisch begrip van hoe netwerken functioneren. Een vooraanstaande geleerde op het gebied van netwerken, Granovetter, onderscheidt netwerken als 'sterke banden' of 'zwakke banden', die worden bepaald door factoren zoals de frequentie van contact, de emotionele intensiteit van de relatie en de wederkerigheid van verplichtingen tussen de actoren. Sterke banden treden op tussen mensen of bedrijven met een beroepsgeschiedenis, hogere niveaus van vertrouwen, die bereid zijn om meer gedetailleerde informatie te delen en meer geneigd om deel te nemen aan gezamenlijke probleemoplossing. Zwakke relaties worden voorzien tussen mensen of bedrijven die zich in een ander economisch cluster bevinden of een andere context werken en er zeldzaam contact is. Zwakke banden bieden toegang tot nieuwe informatie, zelfs nieuwe informatie uit de sector, nieuwe contacten en nieuwe informatie over zakelijke leads die zich buiten het bestaande netwerk bevinden. Hoewel het overduidelijk lijkt dat een dicht netwerk van sterke banden de optimale voorwaarde is voor een hoge innovatie-gedreven omgeving, toont onderzoek aan dat zowel sterke banden en zwakke banden fundamenteel zijn tot fundamenteel succes. Uit dit onderzoek komen twee primaire categorieën van netwerkassets naar voren: Netwerk assets die sterke banden bouwen richten zich op het versterken van relaties binnen vergelijkbare vakgebieden. Dit soort assets omvatten: "tech-regulars" (zoals technische tribunes van Eindhoven, waar "techneuten" problemen of vorderingen bespreken in hun werk als collectief), workshops en trainingssessies voor specifieke velden of technici (dagelijkse activiteiten langs de waterkant van Boston), cluster-specifieke vergaderingen (22 @ Barcelona), sectorspecifieke conferenties en maandelijkse vergaderingen (te vinden in verschillende districten), en branchespecifieke blogs voor lokale bedrijven en ondernemers. Netwerk assets die zwakke banden bouwen richten zich op het bouwen van nieuwe, vaak sector overschrijdende relaties. Voorbeelden hiervan zijn: ‘’networking breakfasts’’ (zoals in 22@ Barcelona's ontbijt waar experts en ster innovators nieuwe inzichten bieden op hun vakgebied gevolgd door een open tijd voor netwerken), innovatiecentra (zoals Boston's nieuw gebouwde 1.115


vierkante meter District Hall), ‘’hack-a-thons’’ in de industrie clusters zoals lifesciences en tech (Stockholm), opstartlessen voor tech-jam (te vinden in Boston), en zelfs de gechoreografeerde open ruimtes tussen hoog geprogrammeerde gebouwen (St. Louis). In dit laatste voorbeeld zal St. Louis vijf innovatiecentra groeperen met als doel 'botsing' te generen tussen slimme mensen.

BEVINDINGEN VAN BEOEFENAARS Naarmate innovatiedistricten zich meer vastgrijpen in de hedendaagse economie, is de echte uitdaging hoe elke gemeenschap de middelen ordent op een bewuste en op maat gemaakte manier om te profiteren van de voordelen en de belofte van de te realiseren productieve, inclusieve en duurzame groei. Daartoe vat deze paragraaf de reflecties samen van beoefenaars die een voortrekkersrol spelen bij het stimuleren en ontwikkelen van deze districten. Hun bevonden ervaringen variëren aanzienlijk, mede als gevolg van het soort lokale actoren, het niveau van middelen tot hun beschikking, en de verschillende economische, fysieke en netwerkuitdagingen waarmee ze te maken hebben. Zelfs met deze en andere variaties in het spel boden beoefenaars meestal soortgelijke reflecties aan hun werk toe. Dit gedeelte is niet bedoeld als handleiding voor toekomstige districten, maar is bedoeld om te illustreren hoe deze beoefenaars de complexiteiten die inherent zijn aan hun werk begrijpen en organiseren. Het is gebaseerd op interviews met beoefenaars en onderzoekers die werken aan toonaangevende innovatie districten waaronder University City in Philadelphia, Cortex in St. Louis, Kendall Square in Cambridge, de South Boston Waterfront, downtown en Midtown in Detroit, South Lake Union in Seattle, Texas Medisch Centrum in Houston, 22@ Barcelona, twee innovatiedistricten in Stockholm (Stockholm Life en Kista Science City) en Eindhoven in Nederland. We hebben hun reflecties geconsolideerd in de volgende vijf strategieën, die elk zullen worden besproken: - Bouw een collaboratief leiderschapsnetwerk - Stel een visie voor groei op - Streef naar talent en technologie - Toegang tot kapitaal verbeteren - Inclusieve groei bevorderen

1. BOUW EEN COLLABORATIEF LEIDERSCHAPSNETWERK Een collaboratief leiderschapsnetwerk is een verzameling leiders van belangrijke instellingen, bedrijven en sectoren die regelmatig en formeel samenwerken bij het ontwerp, de levering, de marketing en het bestuur van het district. Beoefenaars gaven weer dat om innovatie op schaal te brengen, dat wil zeggen, buiten de grenzen van individuele organisaties en bedrijven – het vereist is dat leiders van ongelijksoortige instellingen het delen van ideeën aan moedigen over onderzoekers, bedrijven, universiteiten en ondersteunende organisaties. Evenzo, het fysiek hervormen van een locatie in dienst van innovatieve groei en de uitbreiding van werkgelegenheid en onderwijskansen voor inwoners met lage inkomens hebben leiders vereist dat ze op een multidimensionale manier denken en handelen, dwars door meerdere sectoren en gemeenschappen. Beoefenaars benadrukten het belang van een gericht en georganiseerd leiderschapsnetwerk om innovatie aan te pakken, locaties te hervormen, een cultuur van vertrouwen en samenwerking op te bouwen, en netwerken te managen. Interviews identificeerden drie belangrijke en in sommige gevallen overlappende modellen van leiderschap: Een belangrijk deel van de innovatiedistrictsleiders vond het Triple Helix-model van governance fundamenteel te zijn voor hun succes. De Triple Helix bestaat uit gestructureerde interacties tussen het bedrijfsleven, onderwijs en de overheid. Gezamenlijk ontwerpen ze langetermijnvisies en creëren ze nieuwe voertuigen voor innovatie, zoals onderzoekscentra en incubators. In het geval van 22@ Barcelona, St. Louis, Kista Science City (Zweden) en Eindhoven (Nederland), heeft het Triple Helix-model vanaf het begin een duidelijk vastgesteld organisatorisch model van samenwerking gecreëerd. Verder vinden Eindhoven en St. Louis het echte succes in een leiderschapsmodel die een krachtig ontwikkelingsagentschap omvat


om strategieën uit te kunnen voeren. Beoefenaars noemden ook de waardevolle rol van één persoon, een team van mensen of een aangewezen entiteit die diende als een "katalysator", een "integrator, of een" facilitator "gedurende het hele proces. Dit bleek waar te zijn zelfs in gevallen waarin het Triple Helix-model wordt gebruikt. Integrators of facilitators bleken uiteenlopende inspanningen te hechten, conflicterende leiders te helpen om consensus te bereiken en hielden het proces eenvoudig in beweging. In St. Louis richtte Bill Danforth, emeritus kanselier van de universiteit van Washington, de BioSTL-coalitie op, een regionale organisatie die voorstander is van het cluster bioscience, waarin leiders van stad en regio samenkomen om een visie te smeden voor groei en innovatie.In andere plaatsen zoals Houston, Research Triangle, en Philadelphia, worden de bevoegdheden en activiteiten van een bestaande entiteit herontdekt of opnieuw geconfigureerd om zich aan te passen aan het nieuwe doel. In Seattle heeft Vulcan Real Estate een cruciale rol gespeeld bij het betrekken van de lokale gemeenschapsgroepen in discussies rond het ontwerp en de plaatsing van huisvesting, infrastructuur en voorzieningen. Ten slotte, en van bijzonder belang in de Verenigde Staten, noemden beoefenaars de instrumentele rol die Burgemeesters kunnen spelen in het katalyseren van de vorming en evolutie van innovatiedistricten - een rol die waarschijnlijk groeit na verloop van tijd. Voormalig Seattle burgemeester Greg Nickels speelde een cruciale rol in de groei van South Lake Union, waarbij belangrijke infrastructuurbeslissingen werden genomen rond OV, wegen en energie. De succesvolle poging van voormalig burgemeester van Boston Tom Menino om recentelijk het Waterfront van South Boston als een innovatiedistrict aan te wijzen en de herontwikkeling ervan te sturen in samenwerking met een breed netwerk van stakeholders wordt nu bestudeerd door burgemeesters in steden zo divers als Albuquerque, Austin, Chattanooga, Detroit, en Pittsburgh terwijl ze tegelijkertijd hun sterke punten verder willen uitbouwen.

2. STEL EEN VISIE VOOR GROEI OP Een visie voor groei biedt bruikbare richtlijnen voor hoe een innovatiedistrict zou moeten groeien en zich ontwikkelen op de korte, middellange en lange termijn langs economische, fysieke en sociale dimensies. 22@ Barcelona, bijvoorbeeld, voorzag en verwoordde in toekomstgerichte plannen, een "nieuw model van een compacte stad, "boordevol innovatie-activiteiten, groene ruimten, geavanceerde industrieën, een sterk industrieel erfgoed, gesubsidieerde woningen, een nieuw mobiliteitsmodel en gerevitaliseerde openbare ruimten. St. Louis en Stockholm Life hebben ook de nodige tijd en middelen besteed om een zeer visuele, lange termijn visie te ontwikkelen voor hun districten. Afgezien van deze voorbeelden, noemden de meeste beoefenaars het belang van de ontwikkeling van een visie om hun onderscheidende kracht te benutten - economische clusters, leidende lokale en regionale instellingen en bedrijven, fysieke locatie en ontwerpvoordelen, en andere culturele kenmerken zijn hierbij van belang. Innovatie-districten die dezelfde fysieke geografie delen (bijvoorbeeld een locatie in het centrum of aan het water) of soortgelijke institutionele platforms (bijv. een geavanceerde onderzoeksinstelling of medische campus) kunnen radicaal verschillende groeimogelijkheden hebben.

Verduidelijk het inherente concurrentievoordeel Gezien de onderscheidende uitgangspunten en sterke punten van ongelijksoortige plaatsen, baseerde vele districtsleiders hun visies op bewijsmateriaal, ontwikkeld door de accumulatie van relevante gegevens en informatie, en vergezeld van slimme analyses, ervaringen en intuïtie. Sommige plaatsen voerden analyses uit om industriële sectoren en de groei van het bedrijfsleven te begeleiden. Anderen gebruikten in plaats daarvan een bottom-up aanpak aangedreven door ondernemers om nieuwe en opkomende groeigebieden te identificeren. Veel beoefenaars in de Verenigde Staten hebben uitgelegd hoe gedetailleerde analyses hebben geholpen te bepalen welke clusters en/of onderzoeksgebieden geschikt waren om mee verder te gaan. In de vroege stadia van de conceptuele planning van St. Louis bijvoorbeeld werd Battelle ingehuurd om een grondige analyse te maken van de sectorclusters in de levens- en plantenwetenschappen van de regio. De diagnose omvatte verschillende studiegebieden: een beoordeling van de economische situatie van


de regio’s sterke punten (het evalueren van hun reeks sterke punten binnen de levenswetenschappen); een benchmarking-oefening (tegen toonaangevende en vergelijkbare regio's); en een SWOT-analyse (een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen). Dit werk was een belangrijke voorloper van de formulering van specifieke levens- en plantenwetenschapsstrategieën voor St. Louis om te overwegen. Zoals het voorbeeld van St. Louis laat zien, hielpen de sterke punten van de onderscheidende economie van een stad of een grootstedelijk gebied, actoren zich te oriënteren bij de clusters die de beste kans van slagen hebben in plaats van te vertrouwen op een poging van de overheid om industriewinnaars te kiezen. Sterker nog, de kracht van St. Louis in planten- en levenswetenschappen, Philadelphia's kracht in gezondheid, informatica en informatica, en energie, en de kracht van Eindhoven in precisiemachines zijn juist die clusters die worden gepromoot in hun respectievelijke innovatiedistricten. Zoals deze plaatsen evolueerde, zijn nieuwe, opkomende clusters gegroeid uit R&D en slimme commercialisatie of door verrassende synergiën tussen twee of meer clusters, waardoor een nog dynamischer netwerk van clusters ontstaat. Andere beoefenaars hebben een bottom-up benadering toegepast om nieuwe en opkomende gebieden te identificeren van groei. Via een methodiek die bekend staat als "slimme specialisatie", moedigen Stockholm en Eindhoven ondernemers en andere economische actoren aan om een proces van "ondernemende ontdekking" aan te gaan en daarbij als collectief nieuwe innovatieprojecten of gebieden te bepalen voor R&D. Geworteld in open innovatie, ontmoeten bedrijven en ondernemers elkaar in gestructureerde omgevingen om te brainstormen, te analyseren en uiteindelijk nieuwe ideeën te testen. Belangrijk is dat deze aanpak het bredere collectief van bedrijven naar nieuwe en opkomende gebieden wil brengen. Ylva Williams van de Stockholm Science City Foundation beschreef hun ingewikkelde ondersteuningsproces waarbij ondernemers, grotere bedrijven, universiteiten en zorgaanbieders als collectief nieuwe marktkansen identificeren. Een succesvol voorbeeld is de convergentie tussen de sterke sectoren van de life science, tech en ICT-sectoren van Stockholm (die ook bruggen bouwt tussen de twee belangrijkste innovatiedistricten van de stad: Stockholm Life en Kista Science City). In een poging om nieuwe digitalegezondheidsproducten en diensten te creëren ontwikkelde, ondernemers, bedrijven en andere publieke organisaties ontwikkelden het volgende werkwijze: - Ideeën workshop. Patiënten, zorgaanbieders, bedrijven en ondernemers definiëren uitdagingen of problemen om vervolgens mogelijke oplossingen te ontwikkelen. Indien gewenst kunnen deelnemers teams vormen rond een mogelijke oplossing. - HealthHack. Een 48-urige workshop waar teams van experts uit tech/ICT en levenswetenschappen samenwerken om oplossingen te vinden voor de ideeën die zijn gegenereerd in de Ideeën workshop. Producten in deze fase variëren van schetsen en prototypen tot software ideeën. - Ontwerpworkshop. Met de steun van sectordeskundigen verfijnen en ontwerpen de teams hun prototypen ontwikkeld tijdens HealthHack. - Pitch workshop. De teams worden getraind in het maken van succesvolle pitches. - Digitale gezondheidsdagen. De beste teams worden geselecteerd om een pitch-presentatie te geven tijdens de internationale vergadering en het publiek stemt voor het beste team. ‘’Slimme specialisatie’’, zoals dit bovenstaande proces, heeft tot doel "nieuwe productsegmenten te identificeren en ons concurrentievoordeel verder te versterken ", zei Williams. Misschien enigszins vergelijkbaar in filosofie, Sommige Amerikaanse districten, waaronder het innovatiegebied van Boston, hebben ervoor gekozen om compleet te zwijgen over clusters, in plaats daarvan te beweren dat het selectieproces afkomstig is van ondernemers en de markt zelf.


Bedenk een nieuwe mix van institutionele assets Beoefenaars zijn gaan begrijpen dat een toekomstvisie op een bepaald district niet begint en eindigen met een beoordeling van de bestaande institutionele assets. Ze zijn zich scherp bewust van de groei trend van toonaangevende technologie en farmaceutische bedrijven, particuliere en openbare universiteiten, en zelfs medische campussen om geavanceerd onderzoek en andere kritieke assets naar die locaties te verplaatsen genereren de grootste return on investment voor de firma of instelling. Van dit begrip, district leiders zijn opzettelijker geworden in hun inspanningen om belangrijke innovatieassets naar hun sites te lokken (d.w.z. om "ankers te verankeren") of om nieuwe instituten hele doek te vormen. " Het innovatiedistrict in het centrum van Detroit werd gekatalyseerd door de beslissing van Quicken Loans verhuis het hoofdkantoor van suburbane naar het centrum van Detroit. De succesvolle verlokking van Boston voor Babson College en het Fraunhofer-instituut om voorposten te openen aan de waterkant van South Boston is een andere voorbeeld van deze trend, net als de beslissing van de University of Washington om geavanceerde medische apparatuur te vinden onderzoekscampus in de South Lake Union in Seattle. De grootste technische universiteit van Stockholm, KTH, is geopend een technische afdeling binnen Kista Science City. Tenslotte heeft 22 @ Barcelona met succes vele universiteiten gelokt te vinden in hun district, het creëren van een nieuwe zwaartekracht in de regio en een nieuwe locatie voor studenten, onderzoekers en ondernemers om gezamenlijk te innoveren.

Verbeeld je fysieke landschap opnieuw in Succesvolle beoefenaars spraken routinematig over de noodzaak om het fysieke landschap van hun te districten transformeren om de begunstigde kenmerken van complexiteit, dichtheid en gemengd gebruik en activiteiten te creëren. Dit is bijzonder uitdagend geweest op plaatsen die de onuitwisbare markeringen van de ontwikkeling van de 20e eeuw dragen. Zware infrastructurele verbindingen zoals snelwegen en blootgestelde spoorbanen verdelen vaak natuurlijke districten. Deze euclidische zonering die oorspronkelijk bedoeld was om de gezondheid en veiligheid te beschermen, leidde tot fragmentatie van de buurt en resulteerde in een scheiding van gebruik en een isolatie van huisvesting, kantoren en commerciële- en productie-activiteiten. Een aantal innovatiedistricten hebben daarom verschillen vereist van verouderd landgebruik en bestemmingsverordeningen en in sommige gevallen ook ingrijpende wijzigingen in de bestaande infrastructuur gepleegd. In het "anchor plus model’’ hebben beoefenaars bestaande lijnen opnieuw getekend door muren, hekken en andere meer substantiële barrières af te breken tussen ankerinstellingen en anderen, waardoor ze nieuwe wijken creëren met gemengd gebruik, nieuwe openbare ruimten en activerende straten die mensen naar elkaar toe trekken, en herontwerpen wegen die meer voetgangersvriendelijk zijn. In zowel Kendall Square als de wijk Cortex in St. Louis, herzien gemeentes conventies voor landgebruik en bestemmingsplannen om deze verandering te beïnvloeden. Eén innovatie-district van Stockholm, Stockholm Life is bezig om twee snelwegen te overdekken die hun ankerinstellingen en bedrijven van elkaar scheiden. Daarbovenop hebben ze ruimte om 5.000 wooneenheden, laboratoria, verschillende scholen en open ruimte te bouwen, waardoor de wijk effectief wordt samengevoegd. Beoefenaars die betrokken zijn bij het opnieuw verbeelden van stedelijke gebieden hebben zich ook uitgesproken (of hebben profijt gehad van) uitgesproken veranderingen in de fysieke infrastructuur. 22@ Barcelona, bijvoorbeeld, is gebouwd op de overblijfselen van een bijna 500 hectare groot industriegebied, getekend en gescheiden van de rest van de stad via spoorbanen. Door middel van uitgebreide openbare planning en investeringen, heeft 22@ Barcelona deze tracks begraven, toegankelijkheid verhoogd doormiddel van een nieuwe openbare tram, beloopbare straten ontworpen, en creëerde nieuwe openbare ruimten en woningen. Boston's innovatiedistrict werd versterkt door de ‘’Big Dig’’, de verwijdering (en onderdompeling) van verhoogde snelwegen die de zuidoever van de stad van de rest scheiden. Even belangrijk als dat was de constructie van de derde haventunnel in Boston die de toegang tot het innovatiedistrict aanzienlijk heeft vergroot voor zowel


auto's als openbaar vervoer. In de enkele gevallen van het 'verstedelijkte wetenschapsparkmodel' is het opnieuw verbeelden van het landschap de voorloper van alle doelen van verstedelijking dichtheid, een vermenging van functies en een concentratie van activiteiten. Dit omkeert het origineel ontwerp van wetenschaps- en onderzoeksparken, zoals geïllustreerd door Research Triangle in North Carolina Park, die waren bedoeld om afzondering, isolatie en de bescherming van intellectuele eigendom te waarborgen, vaak op hun eigen 'onderzoekscentra', zoals het RTPmasterplan zegt. Tegenwoordig richt een overgroot deel van het masterplan van RTP zich op de fysieke herontwikkeling ervan: specifieke stedelijke knooppunten die meer ruimte bieden aan dichtheid en voorzieningen, de ontwikkeling van een levendige centrale wijk met meer detailhandel en opbouw voor 1.400 meergezinswoningen. Innovatiedistricten vertrouwden op verschillende planningshulpmiddelen terwijl ze zich met dit werk bezig hielden. 22@ Barcelona, Cortex in St. Louis en Cambridge (MA) ontwikkelden bijvoorbeeld masterplannen om de complexiteit aan te pakken in de fysieke herontwikkeling van hun districten. Onder de bestaande staatelijke statuut, wees de stad St. Louis, Cortex West Redevelopment Corporation aan als de belangrijkste ontwikkelaar van het innovatiedistrict. Cortex is ook verantwoordelijk voor de masterplanning, houdt toezicht op de ontwikkeling, legt belastingverlagingen op en kan gebruiken maken van het zogenaamde eminent domein1. MITexperts in hun wereldwijde werk aan innovatiedistricten hebben enorm succes geboekt met behulp van strategische visies, die flexibeler zijn dan traditionele masterplannen. Boston, in plaats daarvan, ontwikkelde ontwerprichtlijnen en ontwikkelingsstandaarden om wijzigingen stapsgewijs te begeleiden als nieuwe ontwikkelingen online komen. Als laatst spraken een aantal districtsleiders over inspanningen om hun gebied fysiek te branden en om een duidelijke, onmiskenbare ervaring te creëren wanneer mensen het district binnenkomen. Dennis Frenchman van MIT beschrijft branding als "narratief ontwerp" waar het fysieke landschap wordt verbeterd "zodat ze duidelijker een bepaalde reeks afbeeldingen en verhalen communiceren." Districtsmerken omvatten het strategisch gebruik van stedelijke ontwerpelementen (zoals het bouwen van massa's, straatontwerp, openbare ruimtes, materialen en aanplantingen); gatewayontwikkeling (waar ingangen in het district in sommige worden uitgesproken of op unieke wijze gemarkeerd worden); communicatieve digitale displays, verlichting, bewegwijzering en banners (allemaal dragers van het district-logo) langs belangrijke gangen, bij gateways en in openbare ruimtes.

3. JAAG TALENT EN TECHNOLOGIE NA Talent en technologie lijken de tweeledige aanjagers van innovatie in deze districten te zijn. Talent verwijst vaak naar die werknemers met de gespecialiseerde opleiding en vaardigheden die nodig zijn om nieuwe ontdekkingen te genereren, ideeën te commercialiseren, nieuwe producten of productiemethoden te ontwerpen (of sleutelen aan bestaande producten), en het uiteindelijke resultaat voor de markt te beheren, markeren en verpakken. Technologie verwijst naar de gereedschappen, machines, infrastructuur en systemen waarmee getalenteerde werknemers industriële doorbraken bewerkstelligen, big data en complexe problemen ontwarren, en de productieprocessen die volgen faciliteren. Beide werkvelden, die beoefenaars deelden, vereisen een systematische planning en uitvoering.

1

Het recht van een overheid om privé-eigendom te onteigenen voor openbaar gebruik, met gelijkwaardige betaling als vergoeding


Besteed inspanningen om talent aan te trekken, te behouden en te laten groeien Beoefenaars beweren dat hun vermogen om talent aan te trekken, te behouden en te laten groeien een waardevolle rol speelt bij het differentiëren van schijnbaar identieke clusters in Amerikaanse en internationale steden en regio's. Vergelijkbaar met bedrijven en leiders op regionaal en stadsschaal hebben districtsleiders hun eigen campagnes ontwikkeld om personen te lokken die zijn opgeleid of geschoold in specifieke niches en specialisaties. Beoefenaars legden uit dat inspanningen om talent aan te trekken - waaronder georganiseerde outreach-programma's, marketingcampagnes en op maat gemaakte scoutingtechnieken - grotendeels gericht zijn op hoogopgeleiden en geschoolde arbeiders uit andere delen van het land, zo niet andere mondiale regio's. Het doel van Barcelona om een wereldwijd knooppunt van innovatie te worden vereiste zowel een lokaal als wereldwijd personeelsbestand, en een drijvende inspanning om internationale professionals aan te trekken als stimulerende middelen voor lokale economische activiteit. Eindhoven, in hun drang om de "Slimste regio ter wereld te worden", vond dat om dit doel te bereiken het noodzakelijk was om een bundeling van talent uit heel Europa en over de hele wereld samen te stellen. De meest succesvolle attractiestrategie van South Lake Union was om Amazon te verleiden zich in het gebied te vestigen. Zoals een ondernemer zei: "We vinden het heerlijk om naast Amazon te zijn". Zij zijn voor South Lake Union en Seattle wat Microsoft was voor Redmond en de Eastside in de jaren 90. Ze trekken veel talent aan en talent brengt talent voort." Inspanningen om talent te behouden bleken even kritisch te zijn. Jaren van groei en assemblage van een sterke pool van talent kan snel leiden tot verlammende tegenslagen met het verlies van belangrijke onderzoekers en faculteiten. Eindhoven heeft bijvoorbeeld toegewijd personeel dat zich richt op talentbehoud en een pijplijn van ondersteuning biedt, inclusief het cultiveren van mogelijkheden voor dubbele carrières, en culturele training voor internationale werknemers over "hoe om te gaan met Nederlanders." Het behoud van recente universitaire afgestudeerden is even belangrijk, het biedt namelijk een vernieuwende bron van menselijk kapitaal. Het ontwikkelen van talent kost het meest in tijd en middelen van de drie categorieën maar wordt daarbij wel beschreven door beoefenaars als het hart van de kernmissie van een district. Aan de ene kant betekent het groeien van talent, een groeiende ondernemerscapaciteit en het katalyseren van start-ups en spin-offs gericht op de commercialisering van ideeën. Alle geïnterviewde beoefenaars benadrukten de mate waarin ze programma's ontwierpen, en zelfs vaak nieuw opgezette gebouwen, ter ondersteuning van het groeiproces van ondernemers. "Het draait allemaal om programmeren: het choreograferen van 'spontane' kansen voor slimme mensen om met elkaar in contact te komen. Dit onderscheidt ons van traditionele wetenschapsparken, "vertelde Dennis Lower of Cortex in St. Louis. Op een ander niveau betekent het groeien van talent het ontwikkelen van een voedingssysteem van STEM-medewerkers met de generale en aangepaste vaardigheden die nodig zijn voor deelname aan innovatieve sectoren. Recent werk en ervaringen zullen worden belicht in de paragraaf over het bevorderen van inclusieve groei.

Integreer technologie naadloos in het landschap Beoefenaars benadrukten dat technologie twee rollen speelt in het landschap van het district. Ten eerste biedt geavanceerde technologie het platform waarop innovatie wordt geconceptualiseerd, geavanceerd in R&D, en ontwikkeld tijdens prototyping en productformulering. Specialisaties zoals kunstmatige intelligentie, next-generation genomics en softwareontwikkeling, zijn sterk afhankelijk van geavanceerd technologieën, zoals robotica, nanotechnologie en geavanceerde computersystemen. De mate waarin technologieën nu vooruitgang in wetenschap en andere gebieden stimuleren, is wat districten stimuleert om te investeren in door technologie verbeterde voorzieningen. Een onderzoek uit 2012 van universitaire onderzoeksparken in NoordAmerika - een voorbeeld van de 'anchor plus typologie’ - onthult dat 75% van die districten nu gespecialiseerde laboratoriumfaciliteiten bevatten. Innovatiedistricten in Cambridge, St. Louis, en


Eindhoven hebben echt succes gevonden door veel van deze koste belemmerende technologieën met elkaar te delen met bedrijven en ondernemers via gedeelde werkplekken, gedeelde laboratoria en technologiecentra. Johannes Fruehauf, het hoofd van Lab Central in Cambridge, beschrijft dat onderzoekers zich vooral moeten concentreren op "het perfectioneren van hun wetenschap’’ in plaats van substantiële kapitaaluitgaven te doen en grote vroege risico’s en aansprakelijkheden aan te gaan. Ten tweede hebben praktijkbeoefenaars het heilzame effect van inbeddende technologie in de standaard-publieke-infrastructuur waargenomen om een platform voor innovatie te creëren. Installaties van glasvezel om een hoge kwaliteit internetomgeving te creëren worden nu beschouwd als een investering in 'the basics'. St. Louis, bijvoorbeeld, maakt aanzienlijke upgrades in internetconnectiviteit door glasvezel toe te voegen aan de bestaande substraat van infrastructuur, waardoor rekenkracht rond big data en het potentieel voor de commercialisering van innovatie wordt verbeterd. Ook 22@ Barcelona heeft aparte tunnels aangelegd om glasvezel aan te leggen naarmate de groei stijgt. Zoals beschreven in de sectie over fysieke assets proberen sommige districten de digitale kloof te verkleinen door glasvezels uit te breiden in aangrenzende, vaak lage inkomensbuurten. In hun wereldwijde werk concentreerden MIT-onderzoekers zich op ‘’New Century Cities’’ waarin zij een reële groei constateerde in de ontwikkeling van digitale systemen (display en interactief communicatiesystemen ontworpen voor voorwerpen zoals bushokjes en tafelbladen) en digitale plaatsen (de nexus van technologie, de fysieke vorm en activiteit die nieuwe manieren creëert om les te geven/trainen en entertainen). Deze digitale modellen zijn met name uitgesproken in nieuwere steden en districten in Azië (zoals de Digital Media City in Seoul) en de Verenigde Arabische Emiraten (Masdar City in Abu Dhabi).

4. PROMOOT INCLUSIEVE GROEI Het bevorderen van inclusieve groei betekent het gebruiken van innovatiedistricten als een platform om nabije achtergelegen buurten te regenereren en het creëren van educatieve, werkgelegenheidsen andere kansen voor bewoners met een laag inkomen uit de stad. Gezien bredere trends rond economische herstructurering, bloedarme banengroei en loonstagnatie, hebben veel steden en grootstedelijke gebieden een aanzienlijke toename van het aantal mensen ervaren in het afgelopen decennium die in armoede of in nabijheid van armoede leven. Zoals hieronder beschreven, bieden innovatiedistricten veelvoudige kansen voor buurtheropleving, kwaliteitswerkgelegenheid, en armoedebestrijding. Als je deze kansen nastreeft, verminder je de spanningen tussen innovatieve en inclusieve groei die in veel gemeenschappen is ontstaan.

Streef voortdurende buurtrevitalisatie na Zoals een recent onderzoek van stedelijk gerichte onderzoeksparken heeft toegelicht, grenst 45% van deze parken aan of nabij achtergelegen buurten. Om deze reden, streven ankerinstellingen zoals de Universiteit van Pennsylvania en Drexel Universiteit naar de wederopbouw van aangrenzende buurten door toepassing van meerdere strategieën om de openbare veiligheid te verbeteren, kwaliteitsonderwijs aan te bieden, geletterdheid digitaal te verbeteren en connectiviteit en betaalbare woning- en winkelmogelijkheden uit te breiden. Zoals een beoefenaar uitlegde, staan kwalitatieve openbare scholen centraal in deze veelgelaagde inspanning. Daartoe gebruik verschillende innovatiedistricten hun academische om onderwijshervormingen te faciliteren en in te voeren. Dit omvat het creëren of aannemen van gebiedsscholen, zoals STEM charterscholen of magneetscholen(p19), het ontwikkelen van STEM-georiënteerd curriculum, faciliteren van onderwijsassistentie en het bieden van stage-mogelijkheden. In Philadelphia bijvoorbeeld, heeft een consortium van instellingen onder leiding van Drexel University samengewerkt met de stad aan een K-8-school in de buurt van haar campus in een achtergestelde wijk. Het programma van de middelbare school zal worden gecreëerd en gecontroleerd door dergelijke gewaardeerde instellingen als de High School van de Science Leadership Academy in samenwerking met de Franklin


Instituut en de Academie voor Natuurwetenschappen van de Universiteit van Drexel. De ontwikkeling van de grotere site zou een commerciële component bevatten om kapitaal te genereren om deze school te helpen financieren.

Vergroot de arbeidsparticipatie Innovatiedistricten zullen waarschijnlijk banen in meerdere sectoren teweegbrengen, zoals bouw, medische technologie, services en retail. De districten bieden daarom voldoende mogelijkheden om bewoners met elkaar te verbinden en gebieden met hoge werkloosheid (met name jonge inwoners) meer kansen te bieden. Beoefenaars merkten de noodzaak om doelgericht te zijn in het aannemen, trainen en ondersteunen van lokaal talent, met het uiteindelijke doel om laagbetaalde werknemers een economisch mobiele carrière te geven met een loon die een familie kan ondersteunen. Door kapitaal en banen terug te leiden naar stedelijke kernen en suburbane parken te verstedelijken, kunnen banen meer toegankelijker gemaakt worden, met name via openbaar vervoer. Een aantal beoefenaars benadrukte het potentieel om werknemers uit te rusten met de vaardigheden die ze nodig hebben deel te nemen aan de innovatie-economie. Tom Andersson van Kista Science City in Stockholm, legde uit hoe zij dit beschouwen als hun verantwoordelijkheid "bij het aanpakken van het competentie-probleem voor de lange termijn." Eén strategie die enkele beoefenaars toepassen, is om zich te concentreren op de vele innovatie gerichte banen (bijvoorbeeld laboranten) die technische training op maat vereisen op middelbare scholen of community colleges, in plaats van een vierjarige of geavanceerde universitaire graad. Het feit is dat in volwassen wetenschap en onderzoeksparken, de conventionele wijsheid is dat 40% van de banen middelbare schooldiploma's of associate degrees vereist, 40% vereisen bachelor diploma's, en slechts 20% vereist masters en doctorale diploma’s. Dit sluit aan bij onderzoek van Brookings, waaruit bleek dat de helft van alle STEM-beroepen beschikbaar is voor werknemers zonder een vereiste voor een vier jaar durende universitair diploma. In dit onderzoek wordt gepleit voor een meer uitgebreide definitie van talent. De St. Louis en Barcelona districten zijn vooral gericht op dit potentieel, zij experimenteren met school-naar-werkprogramma's, apprenticeships die carrière-opbouwende vaardigheden en praktijkopleidingsprogramma's aanleren. De uitdagingen die gepaard gaan met het koppelen van bewoners met een laag inkomen aan innovatiegerichte banen, moet niet worden onderschat gezien de enorme verschillen in opleiding. In Philadelphia kijken districtsleiders daarom ook naar het verbinden van inwoners met vacatures uit de secundaire en tertiaire sector (bijv. retail) die het innovatiedistrict verder katalyseren.

Stimuleer lokaal ondernemerschap Innovatiedistricten bieden ten slotte ook rijke mogelijkheden voor een groei van lokale ondernemers. In sommige gevallen zijn specifieke programma’s zo ontworpen om ondernemers uit een pool van lager opgeleiden bewoners en werknemers te laten groeien of te ondersteunen. De wijk in Medellin, Colombia, bijvoorbeeld, groeit talent via het fabricagelab (bekend als Fablab), waarbij innovaties worden ontwikkeld door mensen afkomstig uit informele nederzettingen. Het Fablab is gratis voor het publiek en biedt ultramoderne geavanceerde technologische apparatuur, waaronder het nieuwste in digitale 3D productie. Drexel University en andere gebiedsankers in Philadelphia streven ondernemerskansen na die aan het licht komen bij lokale inkoop. Zoals aangetoond door een recente rapport vrijgegeven door de stadscontroleur van Philadelphia, vormen aankopen gedaan door ankerinstellingen een substantiële potentiële markt voor lokale bedrijven. Deze ankers coördineren nu inspanningen om lokale bedrijven in te huren (inclusief bedrijven van vrouwen en minderheden) om deze producten en diensten te leveren waarbij in essentie een eigen lokale bevoorradingsketen wordt gecreëerd. Zoals Lucy Kerman van Drexel opmerkte: 'Lokale bedrijven hebben de neiging lokaal in te huren zodat ankers effectief kunnen samenwerken met lokale bedrijven en nieuwe banen en kansen kunnen creëren.


5. VERZEKER TOEGANG TOT KAPITAAL Kapitaal is een noodzakelijk ingrediënt om de groei en uitbreiding van het district te stimuleren. Financiering in vele vormen en uit verschillende bronnen is nodig om basiswetenschap en toegepast onderzoek te ondersteunen; de commercialisatie van innovatie; ondernemende start-ups en uitbreiding (inclusief starterscentra en versnellers); stedelijk woon-, industrieel en commercieel onroerend goed (inclusief nieuwe gedeelde ruimtes); plaatsgebonden infrastructuur (bijv. energie, nutsbedrijven, breedband en transport); onderwijs en trainingsfaciliteiten; en tussenpersonen om het innovatie-ecosysteem te beheren. Een district breed geïntegreerde strategie, in tegenstelling tot gecompartimenteerde inspanningen, vergroot de waarschijnlijkheid dat verschillende bronnen van kapitaal het potentieel van deze nieuwe vorm van ontwikkeling zullen waarderen en uiteindelijk verschillende soorten bedrijven, instellingen en activiteiten zullen ondersteunen.

Herschik en maak gebruik van lokaal kapitaal Veel beoefenaars begrijpen het belang van het vergaren van lokaal kapitaal van verschillende publieke, private, en maatschappelijke bronnen om de groei van het innovatie district aan te sporen, vooral in de vroege stadia. Het voorzien van lokaal kapitaal, met name risicokapitaal, is een marktbevestiger en toont aan dat lokale investeerders bereid zijn om de inspanning te ondersteunen. Om deze doelen te bereiken, zijn behandelaars intensief gericht op het omleiden van lokale middelen voor nieuwe innovatieve doeleinden en slim gebruik maken van deze middelen, zodat ze volledig impact kunnen creëren. Beoefenaars wijzen op de vroege signalen dat het mengen en gebruiken van verschillende lokale kapitaal bronnen al onderweg is. Gemeentebesturen bijvoorbeeld, leiden op slimme wijze schaarse publieke middelen om op een manier die grote private en civiele investeringen oplevert. In St. Louis gebruikt het stadsbestuur belasting verhogende maatregelen om financiering ter ondersteuning van infrastructuurverbeteringen rond te krijgen. De stad heeft ook Cortex aangewezen als de belangrijkste ontwikkelaar van het gebied, deze delegeert een ruime reeks herontwikkelingsbevoegdheden inclusief het recht om een eminent domein uit te oefenen, belastingen te verlagen en pakketovereenkomsten aan te gaan met ontwikkelaars; deze beslissingen hebben wederzijds ook honderden miljoenen dollars aan private en civiele investeringen uitgelokt. In 2003 kondigde de Danforth Foundation bijvoorbeeld aan dat de plant- en levenswetenschappen van St. Louis een van de belangrijkste aandachtspunten zou zijn bij het verlenen van subsidies. In combinatie met de McDonnell Foundation en particuliere bedrijven, heeft de Danforth Foundation inspanningen geleverd voor te oprichting van de BioGenerator, een geavanceerde accelerator met een non-profit seed-fonds. In de afgelopen vijf jaar heeft de BioGenerator geholpen bij het sluiten van de vele financieringstekorten die veel lokale startups belemmerde, wat het succes bevorderde bij de lancering van meer dan 40 nieuwe bedrijven in de levenswetenschappen. Verder heeft deze versneller zijn ogen gericht op het inbrengen van regionaal en nationaal kapitaal, waarbij de moederorganisatie BioSTL een toegewijde persoon inhuurt om de toegang te vergroten aan nationale virtuele valuta, goedaardige of idealistische investeerders en anderen. Lokaal institutioneel kapitaal wordt ook ontsloten om stadsvernieuwing te stimuleren. MIT, bijvoorbeeld, gebruikte zijn uitgebreide grondposities in Cambridge om de ontwikkeling van onderzoek, ondernemerschap, commerciële, kantoor- en residentiële ruimte te bevorderen. In Detroit zijn ondertussen filantropische investeringen een katalyserende kracht geweest. De Kresge Foundation alleen al heeft onlangs $150 miljoen toegezegd over een periode van vijf jaar om de aanbevelingen en strategieën uit het Detroit Future City rapport te implementeren, hiermee wordt extra ingezet op de investeringen die al langs de rivier zijn gedaan, de M1 Rail, in de planning voor de Detroit Future City, en als onderdeel van zowel het New Economy Initiative als Living Cities. Deze investeringen hebben een platform geboden voor grootschalige federale investeringen (via FHA, DOT, SBA, HUD en andere bronnen) en andere verbintenissen van de staat en de particuliere sector.


Bied een roadmap voor bredere private, civiele en publieke investeringen Praktijkbeoefenaars begrijpen dat innovatiedistricten hun volledige potentieel pas zullen bereiken wanneer bedrijven en investeerders buiten de stad en metropool besluiten om faciliteiten in de wijk te vestigen of anderszins kapitaal in te zetten. Beoefenaars erkennen verder dat innovatiedistricten, door het aanbieden van zowel een geografische, economische en ondernemende focus, zij een gedisciplineerde en marktgerichte manier kunnen samenbrengen in, de verschillende elementen die nodig zijn om stadsregeneratie en grootstedelijke groei te versnellen. De praktische implicaties van deze inzichten: namelijk, innovatiedistricten moeten een overtuigend argument zijn voor investeringen en moeten in staat zijn om zelfs speciale beleggingsvehikels te creëren die zijn afgestemd op ongelijksoortige soorten activiteiten. Sommige innovatiedistricten experimenteren in dit opzicht als een manier om kapitaal aan te trekken. Het opkomende innovatie district in Detroit overweegt bijvoorbeeld een investeringsprospectus die de visie en doelen van het district presenteert, het momentum van de markt toont tot op heden (inclusief een profiel van grote beleggers en investeringen), en huidige en toekomstige marktkansen beschrijft. Het prospectus zou zowel een algemene reden voor investeringen in het district zijn, maar richt zich ook op discrete categorieën van beleggers en instellingen (vastgoedontwikkelaars, aandelenbeleggers, grote bedrijven, durfkapitaal en anderen). De investeringsprospectus van Detroit zou slim voortbouwen op bestaande activiteiten die reeds ongelijksoortige beleggers heeft aangetrokken tot verschillende kansen. Invest Detroit, bijvoorbeeld, heeft een reeks fondsen gevestigd (bijv. een Voorontwikkeling Loan Fund, een Urban Retail Fund, een Lower Woodward Housing Fund, een New Markets Tax Credit Fund) dat probeert aan te sluiten bij de verwachtingen van private en civiele beleggers met de financieringsbehoeften van kleine en middelgrote ondernemingen die verschillende marktfuncties vervullen in de binnenstad. Naar verwachting zal het investeringsprospectus van Detroit en de daaropvolgende hosting van beleggersforums de beleggingsgemeenschap informeren over het huidige momentum van de markt in het innovatiedistrict en zou meer kapitaal aantrekken voor de gespecialiseerde fondsen die beheerd worden door een instelling met een bewezen staat van dienst.

VERSCHALING VAN INNOVATIE DISTRICTEN de opkomst van innovatiedistricten - in alle drie de typologieën - is tot nu toe een lokaal fenomeen geweest. Burgemeesters en bedrijfs-, universiteits- en filantropische leiders, lokale ontwikkelaars en intermediairs hebben hun groei en ontwikkeling grotendeels in de meeste steden gedreven. Een paar nationale en mondiale instellingen hebben een aanwezigheid, met kapitaal en faciliteiten, gevestigd in de leidinggevende randdistricten, maar de meeste grote bedrijven en institutionele beleggers moeten zich nog erkennen of aanpassen aan deze trend. De federale overheid is een belangrijke maar stille belegger geweest. Met een paar opmerkelijke uitzonderingen, hebben staten grotendeels gehandeld zonder focus of doel. Tot op heden, waren netwerken van innovatiedistrict beoefenaars en leiders ontluikend en geïsoleerd. Als de huidige trends een indicatie zijn, zullen innovatiedistricten in omvang en schaal blijven groeien, gevoed door de markt- en demografische dynamiek, open innovatie, lokaal leiderschap en plaatsgebondenheid investeringen van grote ankerinstellingen. Maar als innovatiedistricten hun volledige potentieel willen realiseren in het hele land, dan moeten asset-rijke bedrijven, maatschappelijke entiteiten en financiële instellingen-met expertise geschraagd door wereldwijde ervaring - op grote schaal investeren. Tevens moeten hogere niveaus van overheid ook handelen met meer voorspelbaarheid en doelgerichtheid.


A. VERSCHALING VAN PRIVATE EN CIVIELE INVESTERINGEN Zoals eerder beschreven, hebben lokale instellingen en beleggers tot nu toe de primaire rol gespeeld die de groei en innovatie van districtsontwikkeling vooruit hielpen, door gebruik te maken van lokale institutionele middelen en het aanscherpen van hun argumenten voor bredere investeringen. Een paar instellingen van nationale reikwijdte zoals Microsoft en Google, grote farmaceutische bedrijven zoals Pfizer en Novartis, grote stedelijke ontwikkelingsbedrijven zoals Forest City Enterprises en op levenswetenschappen gerichte vastgoedbeleggingstrusts zoals Alexandria Equities, hebben de opkomende trend gezien en hebben faciliteiten en kapitaal verplaatst naar de leidinggevende innovatiedistricten. Maar voor het grootste deel hebben grote nationale en internationale instellingen niet deelgenomen op deze schaal. Verschillende dingen zijn nodig om dat te laten gebeuren. Ten eerste moeten innovatiedistricten worden erkend als een afzonderlijke submetropolitane/substedelijke geografie die het waard is om gerichte gegevensverzameling en analyse uit te voeren door bedrijven die stedelijk vastgoed- en innovatietrends volgen. Markten worden gecreëerd wanneer risico's en rendementen transparant worden gemaakt, zodat beleggers kunnen beleggen op een geïnformeerde wijze. Het volgen van economische trends in innovatiedistricten (bijvoorbeeld woninggroei, waardevaststelling van onroerend goed, bedrijfsvorming en groei, technologieoverdrachtsactiviteiten) zullen beleggers het vertrouwen geven om de markt op grote schaal te betreden. Bedrijven die investeren in innovatieve bedrijven en startups zullen dat doen door te kijk naar een bredere verzameling van steden en grootstedelijke gebieden voor hun investeringen. Bedrijven met expertise in het leveren van mixed-use ontwikkeling en stedelijke gerichte retail (bijvoorbeeld Post Properties, Whole Foods) zien innovatiedistricten als vruchtbare geografie voor hun producten en diensten en zullen zich overeenkomstig vestigen in die gebieden. Bedrijven die innovatieve producten en diensten aanbieden (of juridische, boekhoudkundige, marketing, en ander advies aan dergelijke bedrijven) verschuiven ook van locatie. Gezien het potentieel voor het scheppen van banen in de districten, zullen filantropische ondernemingen, zowel zakelijk als civiel, de wijsheid zien van het ondersteunen van inspanningen om innovatie meer inclusief te maken. En gezien de ondernemende geest van deze nieuwe gemeenschappen, zal de vraag naar crowdfunding voor creatieve en gemeenschapsprojecten exponentieel groeien. Innovatiedistricten representeren kort gezegd een vorm van marktcreatie die zal groeien in omvang en schaal naarmate gegevens en analyses worden aangescherpt, bedrijven van eerste verhuizers tonen fatsoenlijke rendementen op hun initiële investeringen en normen en modellen voor meer routinematige investeringen worden vastgesteld. Ten tweede, innovatiedistricten moeten uiteindelijk worden gezien als één enkele verenigde klasse die het synergetische effect erkent van ongelijksoortige investeringen die elkaars waarde versterken, in plaats van als een verzameling afzonderlijke en niet-gerelateerde investeringen. Dit is een belangrijke uitdaging van de status-quo. Financiële instellingen, overheidsinstellingen en filantropische instellingen verdelen alle aspecten van hun financieringspositie (aandeleninvesteringen, kredietverlening en subsidieverstrekking om slechts een paar namen te noemen), hoewel de focus van deze investeringen (bijvoorbeeld huisvesting, infrastructuur, kleine bedrijven) fysiek zijn gelokaliseerd in kleine geografische gebieden werken deze met elkaar samenwerken op een manier die de waarde voor elk van de ongelijksoortige elementen versterkt. Innovatiedistricten bieden daarentegen een mogelijk vehikel voor 'horizontaal denken over verschillende industrieën en sectoren "en het overwinnen van de neiging van investeringen in steden om uit gefragmenteerde bronnen te komen in 'verticale silo's'. Naarmate innovatiedistricten evolueren, hoopt men dat dit inzicht nieuwe financiële innovaties zal aansporen en nieuwe kapitaalstromen zal ontketenen. Grote commerciële banken zullen misschien speciale initiatieven opzetten om ruimtelijke samenhang te brengen in hun huidige reeks van a-


spatiale producten en in financieringsvehikels. Andere grote financiële instellingen kunnen mogelijk rechtstreeks in bedrijven en tussenpersonen beleggen bij het ontwerp, uitvoering en beheer van deze nieuwe ontwikkelingsvorm (Blackstone's investering in de mixed-use ontwikkelaar ‘’Eden Communities’’ is een vroeg voorbeeld van dit soort kapitaalverschuivingen). Het eindresultaat hiervan: een ruim aanbod aan vroeg-stadium-durfkapitaal en commerciële leningen komen beschikbaar in innovatiedistricten ter ondersteuning van de bouw en uitbreiding van innovatie gerelateerde bedrijven, versterkt met vastgoed, kleine bedrijven en gemeenschapsleningen om de woningen en gebouwen voor gemengd gebruik te creëren die deze bedrijven en hun personeel moeten doen bloeien.

B. SLIMME FEDERALEN, SLIMME STATEN De federale overheid en de staten hebben tot op heden niet bewust de opkomst van innovatiedistricten aangestuurd en zijn, voor het grootste deel, zelfs niet op de hoogte geweest van de trend. Hun actieve betrokkenheid kan de groei van districten versnellen, mits het de organische en gedifferentieerde aard van deze ontluikende trend respecteert. Ze hebben drie belangrijke rollen: innovatie en groei van ondernemers stimuleren, financiering van land- en infrastructuurverbeteringen en het stimuleren van menselijk kapitaal.

Ondernemersgroei en Innovatie stimuleren Het is eenvoudigweg onmogelijk om te denken aan de opkomst van "steden van kennis" uit de late 20e eeuw zoals Silicon Valley, of de Research Triangle van Boston zonder de fundamentele rol te herkennen van de federale investeringen in basis- en toegepaste wetenschap en de vele overheidsinvesteringen in openbare universiteiten. De nationale en regionale overheden hebben kortom het institutionele platform voor innovatie geboden, de basis voor het genereren en commercialiseren van ideeën en het maken en uitbreiden van bedrijven. De nationale en regionale overheden spelen echter verschillende rollen. De federale overheid domineert bijvoorbeeld in onderzoeksfinanciering, met de totale uitgaven voor R&D in FY2 2011 met $125,7 miljard, vergeleken met regionale (en lokale) overheden die slechts 1% van de nationale R&D uitgaven vertegenwoordigen, met $3,8 miljard in 2011, waarvan het grootste deel voor academische R&D op hogescholen en universiteiten was. De federale overheid ondersteunt ook de opstart-, uitbreidings- en handelsactiviteiten van bedrijven door de mogelijkheid van leningen vanuit de Small Business Administration en de Export-Import Bank. De staten zijn daarentegen grote directe investeerders in openbare universiteiten, geavanceerd onderzoek dat is afgestemd op economische clusters en concurrentievoordelen van staten, en fiscale en bestedingsinvesteringen in geavanceerde bouw en uitrusting. De algemene boodschap aan zowel de nationale als regionale overheid is om de koers te behouden en de consistente platformfinanciering te blijven garanderen evenals de ondersteuning voor innovatie. In een tijd van toenemende fiscale soberheid, zou het handhaven van de status-quo genoeg zijn voor de overwinning. Toch zijn er verschillende meer gerichte rollen die de federale overheid en met name de staten zouden moeten overwegen. - De slimme locatie van geavanceerde onderzoeksinstellingen: Gezien de verschuivende ruimtelijke geografie van innovatie, moeten de federale overheid en staten overwegen om nieuwe of bestaande geavanceerde onderzoeksfaciliteiten te vinden (of stimulansen te bieden voor de locatie van dergelijke faciliteiten) in innovatiedistricten. De federale overheid heeft dit bereikt toen het de eerste ‘’National Manufacturing Innovation Institute’’ op richtte, gericht op additieve fabricage, in het centrum van Youngstown, Ohio, dicht bij de bestaande basis van kleine en middelgrote productiebedrijven. De staat Californië bereikte dit toen deze het Instituut voor Regeneratieve Geneeskunde in het Mission Bay district van San Francisco opstartte. Zoals eerder beschreven, is de verschuiving van geavanceerde onderzoeks-faciliteiten van de openbare universiteit naar innovatiedistricten (bijvoorbeeld 2

FY is een afkorting voor ‘’Fiscal Year’’


-

-

de locatie van UW Medicine naar het district South Lake Union in Seattle) een erkende trend geworden. In de komende decennia zou het voor staten bijzonder verstandig zijn om opnieuw na te denken over locatie van de onderzoeksarmen van instellingen van hoger onderwijs om marktcreatie aan te sporen en radicaal het rendement op overheidsinvesteringen te verhogen tijdens een periode van fiscale uitdagingen. Gerichte onderzoekssubsidie: Naarmate federale fondsen voor geavanceerd onderzoek schaarser worden, zou het voor staten wijs zijn om gericht kapitaal te besteden aan geavanceerde onderzoeksinspanningen die voortbouwen op hun speciale niches en concurrentievoordelen. Een recent Brookings artikel wees op het toegenomen gebruik van de stembus referenda voor deze doeleinden in Californië, Massachusetts, New Jersey, New York en Texas. Katalytische financiering: Staten zijn vaak betrokken bij bepaalde belasting- en uitgaventransacties die helpen het institutionele platform voor innovatie in steden en grootstedelijke gebieden te laten groeien. De staat van New York bijvoorbeeld, heeft onlangs $45 miljoen toegewezen aan Buffalo om de uitbreiding van de in Ohio gevestigde Edison Welding Institute, een van de meest geavanceerde gedeelde infrastructuur faciliteiten in de Verenigde Staten. De staat Massachusetts heeft recentelijk $5 miljoen subsidie geleverd om de bouw van de LabCentral-faciliteit in Cambridge te vergemakkelijken. Dit soort gerichte investeringen voor kapitaalprojecten vormen een aanvulling op de meer routinefinanciering die beschikbaar is voor basisvoorzieningen van wetenschap en toegepast onderzoek en, kan indien gevestigd op strategische plaatsen, synergie bevorderen en snel commercialisering.

Financiering en regulering van land en infrastructuur De federale overheid en staten hebben traditioneel een grote rol gespeeld in de financiering en regulering van het fysieke rijk van steden. Naar verschillende graden van succes maken hogere overheden directe of indirecte investeringen in OV, wegen, andere infrastructuur, parken, woningen en andere investeringen die kapitaal bevorderen. Staten bepalen ook bouwvoorschriften en bouwnormen, bepalen hoe belasting delinquente eigenschappen kunnen worden afgeschermd en dicteren de basisregels voor het gebruik van eminent domein. Net als bij innovatiefinanciering zijn de federale en overheidsfinanciering voor grote fysieke assets onbetrouwbaar geworden in de afgelopen jaren, hetzij vanwege omzettekorten in specifieke fondsen (bijvoorbeeld de federale snelweg Trust Fund) of door zogenaamd partisan gridlock3 (bijv. Het niet tijdig goedkeuren van federale transportwetten) basis). De eerste orde van zaken is dus om financiering betrouwbaarder en voorspelbaarder te maken, en meer flexibel zodat steden en grootstedelijke gebieden de financiering kunnen toepassen op de speciale behoeften van innovatie districten. Maar er moeten verschillende andere gerichte opdrachten worden overwogen. - Slimme verwijdering van infrastructurele barrières: Veel innovatiedistricten, met name die gelegen in de buurt van waterfronten en het centrum, dragen nog steeds de littekens van de aanleg van de snelweg in het midden van de 20e eeuw die vaak gemeenschappen verdeelde en het organische stratenpatroon en de connectiviteit van de stad verstoorde. De verwijdering en reconstructie van dergelijke infrastructuur biedt een middel om innovatieve markten aan te trekken. De opkomst van het innovatiedistrict in de waterkant van Boston is in veel opzichten een gevolg van het ‘’Big Dig-project’’ om belangrijke snelwegen af te breken en te begraven, waardoor de waterkant opnieuw verbonden werd met de bredere stad en metropool. Soortgelijke inspanningen zijn in diverse steden aan de gang zoals Akron, Detroit en Syracuse en zal een enorme impact hebben op investeringen en banen.

3

‘’Partisan gridlock’’ verwijst meestal naar het onvermogen van Amerikaanse politieke partijen (meestal Democratische of Republikeinse) om compromissen te sluiten of samen te werken voor het invoeren van benodigde wetgeving.


-

-

Slim gebruik van belastingvoordelen: Innovatiedistricten huisvesten vaak eigenschappen van historische waarde, die indien gerenoveerd en herbestemd, een cruciaal onderdeel kunnen zijn van het merk en de groei van een district. Ze hebben ook de neiging om percelen te bevatten die nog steeds verontreinigd zijn door eerder industrieel gebruik en vereisen sanering die meer kost dan de marktwaarde kan opbrengen. Gerichte fiscale prikkels voor historisch behoud, brownfieldsanering en landassemblage hebben een hoog rendement op investering wanneer toegepast in opkomende innovatiedistricten en moet worden aangemoedigd en uitgebreid. De Cortex district in St. Louis bijvoorbeeld heeft al slim geprofiteerd van de belastingvoordelen die Missouri biedt. Slimme hypotheekstandaarden: Innovatiedistricten gedijen als wonen, detailhandel en kleinschalig innovatieve activiteiten worden gemixt en zich bevinden in nabijheid van OVstations en ankerinstellingen. In het verleden vonden gesponsorde entiteiten van de federale overheid en andere federale en staatsagentschappen dergelijke ontwikkelingen voor gemengd gebruik ongunstig en kozen daarvoor in de plaats voor financiering op grote schaal van vrijstaande familie woningen. Naarmate huizenhervormingen in de nasleep van de recessie vorm kregen, konden nuttige standaarden rond mixed-use ontwikkeling en meergezinswoningen voordelig uitpakken voor de slimme, fiscaal voorzichtige groei van innovatiedistricten.

Stimuleren van menselijk kapitaal De federale overheid en de staten hebben grote invloed op de levering van basisonderwijs en vaardigheidstraining in steden en grootstedelijke gebieden. Het Amerikaanse ministerie van Onderwijs heeft ongeveer $68 miljard uitgegeven FY 2011, zowel op K-124 als hoger onderwijs, plus nog eens $29 miljard aan belastinguitgaven in verband met onderwijs. Staten gaven gezamenlijk $261 miljard van hun eigen vermogen uit voor hetzelfde doel, terwijl lokale overheden bijna $600 miljard besteedde aan onderwijs. Het Amerikaanse Ministerie van Arbeid besteedde $9,7 miljard aan werkgelegenheid en opleidingsprogramma's in het boekjaar 2011. Innovatiedistricten profiteren van het feit dat deze grootschalige federale en staatsmiddelen op een bepaalde manier worden toegepast die kan worden aangepast aan hun speciale behoeften op het gebied van onderwijs en vaardigheden. Daartoe zijn verschillende modellen het waard om te overwegen: - Apprenticeship Carolina: helpt bedrijven van South Carolina in een handvol van de belangrijkste industrieclusters stageprogramma's te vestigen die effectieve ‘’on-the-job’’ opleidingsmogelijkheden bieden voor potentiële studenten en medewerkers. Het is gebaseerd op het South Carolina Technical College System. Consultants van Apprenticeship Carolina biedt ondersteuning gedurende het gehele ontwikkelingsproces, waarmee wordt samengewerkt met bedrijven om Apprenticeship te creëren die voldoen aan de vereisten van de nationale geregistreerde leerwerkplaatsen. - Carriere paden van Oregon: dit initiatief is gericht op het vergroten van het aantal inwoners uit Oregon met postsecundair certificaten en graden om hen voor te bereiden op werk voor banen waarvoor meer dan een middelbareschooldiploma maar minder dan een bachelordiploma nodig is. Het wordt aangeboden via de 17 Hogescholen van de staat en is ontworpen om "stapelbare referenties" van academische certificaten te bieden (12-44 studiepunten) die kunnen leiden tot een onmiddellijke baan of tot de volgende academische referentie binnenin het loopbaantraject, mogelijk leidend tot een associate's degree. Bij Portland Community College, omvat het initiatief ‘’Career Pathways’’ cursussen en certificaten op gebieden zoals boekhouding, productie, en medische codering. - Leerpaden naar vroege technische middelbare school van de staat van New York: (NYS PTECH) initiatief is een poging om duizenden kansarme studenten voor te bereiden op banen 4

K12 is een term die wordt gebruikt in onder anderen de V.S. en Canada om te duiden op de door overheid ondersteunde onderwijsperiode van de kleuterklas tot en met het laatste jaar van het voortgezet onderwijs.


in sectoren als technologie, productie, gezondheidszorg en financiën. Het model is een zes jaar, "9-14" uurprogramma dat middelbare school-, universiteits- en loopbaantraining combineert en gaat nauwe samenwerking aan met kernindustrieën.

BLIK OP DE TOEKOMST Het potentieel voor groei van innovatiedistrict in de Verenigde Staten is uitzonderlijk sterk. Vrijwel elke grote stad in de Verenigde Staten heeft een "anker plus model’’ die een samenvloeiing is van een sterk centraal zakelijk district (meestal voor de congregatie van overheids- en bedrijfskantoren, uitgaansgelegenheden en culturele functies), een sterke binnenstad (waar geavanceerde onderzoeksinstellingen en medische campussen zich concentreren), en een state-of-the-art OV verbinding die deze met elkaar linkt. Veel steden en oudere gemeenschappen in de voorsteden boeken ook vooruitgang op 'opnieuw verbeeldde stedelijke gebieden,’’ hierbij worden onderbenutte delen van hun gemeenschap opnieuw gepositioneerd doormiddel van investeringen in infrastructuur (of infrastructuurverwijdering), brownfieldsanering, waterkantterugwinning en OV-gerichte ontwikkeling. Ten slotte zijn er een handvol 'verstedelijkte wetenschapsparken' (en hun aangrenzende gemeenschappen in voorsteden) waar ontwikkeling is geclusterd, dichtheid wordt aangemoedigd en ruimte wordt gecreëerd om individuen en bedrijven openlijk te laten netwerk. De opkomst van innovatiedistricten lijkt perfect in lijn te zijn met de ontwrichtende dynamiek van onze tijd: open en gezamenlijk in plaats van gesloten, meer ondernemend en minder bureaucratisch, meer netwerken en minder hiërarchie. " Ze versterken ook de essentie van steden: een samenvoeging van getalenteerde, gedreven mensen die dicht tot elkaar zijn samengebracht, die ideeën en kennis uitwisselen over wat stedelijk historicus Sir Peter Hall noemt een "dynamisch proces van innovatie, imitatie en verbetering." Innovatiedistricten zijn kortom een duidelijk pad voorwaarts voor steden en grootstedelijke gebieden. Lokale besluitvormers zoals verkozen ambtenaren en directeuren van grote en kleine bedrijven, lokale universiteiten, filantropische instellingen, buurtraden zouden verstandig doen om ze te ontketenen. Wereldwijde bedrijven en kapitaal zouden slim zijn om ze te omarmen. Staten en federaal de overheid moet hen ondersteunen en versnellen. Het resultaat: een stap in de richting van een sterker, meer duurzame en meer inclusieve economie in de eerste decennia van deze jonge eeuw.


Bijlage 2: Interview Hans Maas – Maandag 12 december 2018 – 13:00 Sinds uw aantreden op 1 september 2016 als nieuwe directeur van de CoE, wat voor successen vindt u dat er behaalt zijn? Sinds RDM gestart is in 2009 zijn er simpel gezegd heel veel ontwikkelingen geweest. Zo’n innovatie concept zet je natuurlijk niet zomaar neer. Belangrijkste stap van eigenlijk de afgelopen 2 jaar is dat er meer focus is gekomen, want we deden op een gegeven moment heel erg veel, de projecten schoten alle kanten op en ik denk dat we de band met het onderwijs terug gekregen hebben, waar het hoorde. Het is altijd de vraag gaat om samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs en beide partijen vragen op hun manier… Op dat moment waren we heel erg populair in de markt. Het onderwijs vond dat gewoon heel erg lastig… ik denk dat we de laatste jaren wat meer een balans hebben in hoe maken we er echt goed onderwijs van… Dus wat is er gebeurd in die tussentijd? Heel simpel gezegd zijn we vaker nee gaan zeggen. Dat konden we ons nu ook meer veroorloven omdat het economisch getijden is verbeterd en het populair is om met de hogeschool samen te werken en Iedereen heeft een tekort aan technisch geschoold personeel. Dat is ook een van de speerpunten geworden van NPRZ, om meer te focussen op het aanbieden van technische opleidingen, met name gericht op de maritieme sector. Toen we hier in 2009 begonnen was het crisis en had helemaal niemand een tekort aan mensen. En dan is het dus lastig om mensen of bedrijven over de drempel te krijgen om te gaan samenwerken. Sommige bedrijven met een verdere blik zagen het tekort al aankomen en gingen die samenwerking om die reden dus ook aan.. maar omdat er in die tijd minder behoefte was aan zulk personeel ben je als onderwijsinstelling eerder geneigd om meer concessies te doen. Nu zijn we iets meer terughoudend. We willen ook gewoon goed onderwijs kunnen bieden. We selecteren onze partners nu wat meer. Wat verder in de afgelopen twee jaar aanzienlijk is versterkt is de verbinding met het techniek instituut (dat is overkoepelende naam voor verschillende technische instituten van de hogeschool, zijnde: IGO, EAS, CMI, RMI). Die zijn we ook veel meer op elkaar gaan afstemmen. In hoeverre is er sprake van uitwisseling tussen studenten hier en de (kleine) bedrijven? Zoals bijvoorbeeld met Ampelmann. Het bedrijf Ampelmann specifiek is inmiddels verder gegroeid. Deze is van de hal naar de onderzeebootloods verhuisd en overigens zijn niet alle bedrijven per definitie klein. Sommige werken we wel (soms ook heel intensief) mee samen sommige niet, heeft meer te maken met of de bedrijven dat wel of niet willen. Voor de hogeschool is dat niet het belangrijkste. De HR wil vooral een open systeem hebben waarin wordt gewerkt. CoE wil dat studenten überhaupt kunnen werken in de haven in de meest brede zin van het woord, dat is het principe. Daar slagen we heel goed in. Steeds meer studenten lopen daar voor warm. Sterker nog we zijn dat ook aan het uitbreiden naar het economisch domein. Daar zie je ook steeds meer enthousiasme om dat te doen. En het gaat daarnaast vooral om de bekendheid die je daar wil hebben. Dat is wat we vooral meten. Hoe dat zich nou specifiek ontwikkeld heeft is moeilijk te zeggen. Of dat nou meer of minder zijn studenten zijn is niet makkelijk te meten (de uitwisseling). We hebben natuurlijk redelijk wat contact met bedrijven die in onze locatie zitten. (het is dus moeilijk om na te gaan waar ik naar vraag) wel is er gelukkig wat doorschuiving van bedrijven die in de hal zitten. Die groeien op een gegeven moment gewoon uit hun jasje. (tenminste dat lijkt de intentie te zijn van een gezond bedrijfsbeleid) Uw voorganger Bert Hooijer erkende toen in 2017 tijdens een workshop tbv het MOIC met de Schiedamse havenbedrijven dat er al enigszins sprake was van een uitwisseling tussen de gebieden. In hoeverre ziet u dat daar meer mogelijkheid voor is? Schiedam heeft namelijk zelf ook aangegeven dat er behoefte is aan (specifiek) technisch geschoold personeel.


Moeilijk om te zeggen, want dit is niet alleen voor specifiek Schiedam. Het is alleen wel bijzonder omdat het gebied bijna/in feite aan RDM aangrenst. Ik denk wel dat het logisch is om te gaan kijken wat elkaars connecties (kunnen) zijn. Je moet vooral specifiek kijken naar elkaars toegevoegde waarde. Heel plat gezegd zijn er gewoon een aantal bedrijven in het Schiedamse havengebied waar we heel veel mee samenwerken. Je heb een hele makkelijke connectie met elkaar, zeker vanwege de bedrijven die daar zitten. Hoe kun je dat op elkaar laten aansluiten zonder elkaar te beconcurreren? De HR en het CoE gaat niet opnieuw investeringen doen in een ander gebied, ditzelfde geldt ook voor M4H, dat is gewoon niet te doen voor ons. Maar er kan wel gezegd worden dat er een hele snelle verbinding ligt tussen RDM en Schiedam. U noemde net al de band met Merwevierhaven, in hoeverre wordt daar naar gezocht? In 2016 publiceerde Stam namens de gemeente een onderzoek naar de relatie tussen de RDM en M4H. De HR gaat zich daar sterk op profileren. De RMD of het CoE is daar een soort voorloper op. Wij gaan ons focussen op een aantal kernlocaties in het centrum, met name voor jaar 1 en 2. We willen dat het voor studenten makkelijk bereikbaar is en dichtbij OV. Maar voor jaar 3 en 4 onderwijs steeds meer in context en inclusief bieden. Met name “in context” betekent dat je op de locatie, waar bijvoorbeeld de problematiek ook speelt, daar gaat zitten. Voor anderen zal je die context zelf moeten zoeken, bijvoorbeeld zo’n proeftuin zal steeds meer op satellietlocaties plaats vinden. Dat kan niet op centrum locaties. Bij techniek specifiek. Satelliet kan flexibeler. Bij techniek is dat een treetje lastiger als je bijv. Werkplaatsen nodig hebt. De Kern- of centrumlocaties zijn echte vaste locaties voor strategische huisvesting en voor langere tijd. De satellietlocaties kunnen veel flexibeler of daar waar nodig/passend is worden ingezet. Je kan misschien makkelijker een popup locatie maken. Bij techniek plaatsen zoals eerder gezegd is dat een treetje moeilijker omdat je die vaak niet zomaar kan oppakken en verplaatsen. RDM is in dat opzicht meer een Kern-satellietlocatie, hiervan kun je niet zeggen dat we over 5 jaar vertrekken. Daarnaast werken wij met satellietlocaties die echt flexibel zijn zoals op de M4H met projecten die echt op locatie spelen. Op M4H specifiek zitten enkele minors en kleine projecten zoals een logistiek “Citylogistics” project die kijkt naar hoe je met licht elektronische voertuigen de stad kunt bevorderen. Dat is typisch voor dat soort locaties waar je echt de ruimte hebt om dat soort dingen te testen en die zullen waarschijnlijk daar uitbouwen voor de tijd dat het daar spannend is. Onder anderen het HbR had aangegeven dat RDM tegen zijn fysieke grenzen aangroeit, wat is de toekomst van de RDM? Je moet je bedenken dat het zich niet alleen maar uitdrukt in vastgoed. Maar inhoud moet je natuurlijk wel actueel houden. Sinds 2 jaar hebben we nu een smartfablab, daar komen 3d printing en robotica binnenkort bij en die technieken worden steeds meer actueel. Dat zijn allemaal nieuwe innovaties die allemaal een nieuwe plek nodig hebben. Je actuele werkplaatsen moeten context relevant zijn en moeten ook meegaan met de tijd. (als het kan er zelfs al op vooruitlopen wat eigenlijk het geval is in de RDM, veel van de technieken zijn geen standaard) Daar blijft dus zeker doorloop in zitten, ons onderhoud zit dus vooral in: hoe houden we actueel onderwijs? Meer werkplaatsen, meer experimenteerruimte dat soort. De meerwaarde van RDM is dus ook echt die faciliteiten die je aanbiedt zowel voor studenten als voor de ondernemers daar? Ja en hier kun je dingen doen waarvoor in de stad simpelweg geen plek zit. We hebben natuurlijk ook nog ruimte binnen de muren van deze hallen kunnen we waar nodig nog veel toevoegen of aanpassen. Wel van belang dat we het gouden/rauwe randje blijven hanteren anders als het te glad wordt dan heb je geen geschikte experimenteerruimte meer. Bijv. Met het waterstof lab, dat vinden mensen toch een beetje eng. En omdat dit een industrie terrein is heb je minder zorgen omwille van milieuregels enz ivm bewoners en bewoonde omgeving.


Waar we het nog niet over hebben gehad is de MRDH en zijn Roadmap Next Economy, die hebben een aantal belangrijke transitiepaden voorgesteld en benadrukken meer onderlinge samenwerking als een belangrijk streefpunt. Schiedam heeft ook een beetje dezelfde doelen als de RDM. In hoeverre ziet u dat er daar meer mogelijkheid is om een relatie te vormen? Ten eerste is het opzoeken van samenwerking, “niet beconcurreren. “ ik geloof ook wel in het MOIC, maar dan moet je wel je niche segment kiezen” om die bedrijfsscholingskant en nascholingskant beter te benadrukken en de kans die daar ligt. Ik denk wel dat je moet uitkijken dat je niet een “gewone” schoolomgeving opzet, de meerwaarde ligt denk ik ook daar met het creëren van meer experimenteerruimte waar je kan innoveren. In de Roadmap wordt er niet voor niks gesproken van “campussen”, ik ben zelf geen fan van die term maar bijvoorbeeld de fieldlab constructie is denk ik wel iets wat echt werkt. Of de focus op Living Labs, zo noemen ze dat ook wel? Ja de precieze benaming of classificering is niet het belangrijkste. Bedrijven zijn ook op zoek naar experimenteerruimte en het is handig als je dat in een gecombineerde omgeving doet. Ik ben zelf een sterk gelover in open innovatie. Dat stimuleer je alleen maar door samen fieldlabs op te gaan zetten. Vooral als het gaat om onderwerpen of vraagstukken die bedrijven of onderwijs alleen niet zo snel zouden neer zetten maar vanwege de samenwerking dat wel kunnen aangaan. Maar dan moet je dus wel kijken: wat zijn de belangrijkste onderwerpen of problemen die getackeld moeten worden? Je moet niet denken “ik heb hier ruimte voor een waterbak, dus laat ik maar een aqualab starten”. Je moet juist inspelen op de vraag van een bedrijf of een gezamenlijke vraag. De uitdaging is vooral denk ik hoe krijg je de bedrijven in Schiedam op een gezamenlijk topic. Wat is nou het onderwerp waar jullie willen ontwikkelen. Het risico bestaat dan dat bedrijven zeggen “Ja maar dan doe ik het maar gewoon zelf”. Dan heb je als bedrijf een verkeerde houding om zoiets te starten. Dus ze zijn erbij gebaat dat ze open houding van de bedrijven stimuleren en aanwakkeren. Als je een tekort hebt aan technisch personeel ga dan eerst met je buurman praten. Je moet vooral oppassen dat je mekaar niet dood gaat beconcurreren. Wat zouden we gezamenlijk als bedrijven kunnen doen, dat is iets wat de gemeente heel goed kan faciliteren (als het ware de middelmen spelen). M4h focust zich wel heel erg op lange termijn ontwikkelingen, dat is allemaal wel leuk en aardig. Ja er mogen hier nu allemaal proeftuinen komen. Maar welke vraag los je nu eigenlijk op? Wij zullen niet zoals een universiteit kunnen zeggen “wij willen iets onderzoeken en we komen dat even op die plek doen”. Wij kiezen heel bewust voor een hele duidelijke link met het bedrijfsleven. Dit betekent dat je gezamenlijk kijkt naar: “welk probleem speelt hier”? Het probleem wat in m4h (kan) optreden is een kip-ei probleem. Dat zou je willen voorkomen. Ja je mag hier een proeftuin komen vestigen, dan reageert de school eigenlijk het slechtste, want welk probleem hebben jullie nou eigenlijk en vervolgens kunnen we kijken of dat geschikt is voor ons. Een vraag specifieke aanpak is hier heel erg belangrijk bij. M4H heeft nog een hele lange ontwikkeling te gaan en voor bepaalde opleidingen is dat erg interessant om nader te analyseren. Ansig is interesse alleen niet genoeg. Je bouwt geen gebied op door het te behandelen als restruimte. Je moet je echt kunnen richten op praktijkvragen van het vakgebied wij willen niet zelf universiteitje spelen. Dit is ook uiteindelijk de meerwaarde en de focus van HBO onderwijs.


Bijlage 3: Interview Isabelle Vries – Dinsdag 8 januari 2019 – 13:00 U bent al enige tijd algemeen programmamanager van het Makersdistrict en was daarvoor gebiedsmanager van Stadshavens. Hoe kijkt u terug op de afgelopen 15 jaar van Stadshavens? Ik ben met tussenpozen betrokken geweest met Stadshavens, met de vraag hoe ik daarop kijk, het heeft natuurlijk allerlei verschillende fasen en verschillende verklaringen waarom dingen lopen zoals ze lopen, ik denk als je terugkijkt dat de allereerste, de OSMR, uitging van een traditionele gemeentelijke ontwikkeling. Tegelijkertijd had het ook wel een enorme ambitie qua omvang, daar zijn door allerlei omstandigheden dingen bijgekomen en veranderd bijvoorbeeld het perspectief en de rol van zowel de gemeente als het HbR maar ook externe factoren, zoals de crisis. Want 2004 was het jaar dat het HbR zelf ging verzelfstandigen, toch? Ja dat was de situatie dat tegelijkertijd met de verzelfstandiging er ook de besluitvorming van Maasvlakte 2 was. Hierbij was de eis van het Rijk om deel te nemen in de financiering van de 2e Maasvlakte dat het Rijk aandeelhouder moest worden. Om die stedelijke belangen in de Stadshavens te borgen werd een aparte entiteit gemaakt die samen stuurde op de gebiedsontwikkeling, ook vanuit de gedachte dat Maasvlakte 2 ruimte zou bieden voor bedrijven hier. De grote containerbedrijven in de Eemhaven zouden dan verplaatst worden naar de 2e Maasvlakte Eigenlijk zijn de besluiten die in dat proces zijn genomen van de structuurvisie tot het ruimtelijk raamwerk als het ware allemaal uitgekomen. Om de strategieën en transitiepaden die destijds zijn genoemd is ook actief op gestuurd. Totalproduce is als een van de grote fruitbedrijven verplaatst. Dat gehele proces werd ook in havenplan 2020 beschreven. Qua tempo is het wel allemaal trager geworden en zeker op bepaalde onderdelen is een andere visie gekomen over hoe je naar economie en stedelijke ontwikkeling kijkt. In het begin hadden ze het ook over 50 hectaren aan landaanwinning in het Waalhavengebied… Ja, daar is uiteindelijk nooit wat van terecht gekomen, ook omdat onderkend is, en daar komt de rol van het HbR ook wel bij die zegt: ja maar wacht eens effe die Waalhaven is ook nog van enorme waarde voor de haven en voor mkb bedrijven. Er zit heel veel werkgelegenheid in dat gebied en het tempo van de stad was er wel een beetje uit. De focus heeft wat betreft de stad vooral op de RijnMaashaven. In die zin komt uiteindelijk wat toen voorspeld is ook uit, alleen wel in een iets andere programmatische samenstelling en mix. De structuurvisie destijds had ook veel dingen genoemd over aantal woningen en kantoren, wat betreft het aantal woningen is dat niet helemaal uitgekomen tenzij je daar de Rijn-Maashaven in meerekent… Ja enigszins maar een groot deel van die belofte zit aan deze kant van de rivier bij M4H en dat moet dus nog uitgevoerd worden. Programmatisch en qua tempo liggen we achter op wat toen voorspeld is. Maar de verwachte bewegingen van de haven is wel uitgekomen. De haven is gaan vernieuwen in het oosten en heeft zich in het westen uitgebreid met de Maasvlakte en ook de uitspraak “fruit naar zuid” is uitgevoerd ten delen. Op zich is dat ook nog steeds waar we op sturen. Wat ook nieuw is, is dat de haven heeft vastgesteld om ook mee te doen in de ontwikkeling in plaats van eruit te stappen en het helemaal aan de stad over te laten. Nu ligt de focus echt op gezamenlijke ontwikkeling en dat is eigenlijk vrij nieuw, pas sinds 2016 hebben we dat opgeschreven met de gepubliceerd visie en strategie in 2017. Dat gaat voor een deel over hoe je zoiets organiseert en wie ieder z’n rol is en de visie zelf is dat dit gebied niet alleen een woongebied moet worden maar ook gemengd met werkgelegenheid en maakindustrie.


In 2015 werd het RID gelanceerd en later in 2018 werd dat het Makersdistrict en dat had vooral te maken met re-branding en de associatie met het merk als “Makers”, maar speelde er ook nog andere factoren mee? Nee dat niet, we vonden het te weinig Rotterdams en te weinig specifiek, bijna elke stad had/heeft een innovatie district, dat was echt de hype op dat moment, dus de vraag is meer waar mik je op? En wat voor rol heeft het HbR daar dan in om dan mee te gaan ontwikkelen. Dus dat RID was nog niet geladen met waar we op gingen sturen, in feite was het een ballontje wat was op gelaten. Deze is pas later daadwerkelijk gevuld en daar is ook die visie en strategie uit voort gekomen. Wat we wel al wisten was dat het hele gebied als stadshavens als gezamenlijk model niet meer werkte omdat grote delen al gerealiseerd waren, RDM is klaar qua gebiedsontwikkeling en Rijn- Maashaven zijn overgedragen aan de stad. Dus we hebben niet meer dat overkoepelende programma bureau nodig maar op gebied van M4H moeten we nog wel veel samenwerken dus toen hebben we gezegd nou dan gaan we ons focussen op de samenwerking en betekent dat we gaan verleggen van de 1600 hectare naar waar het nog echt omdraait als het gaat om innovatie en dat is dan het Makersdistrict geworden. Het is vaak genoemd in voorgaande plannen, maar is het ook echt nodig voor de ontwikkeling van M4H dat de fruitclusters verhuizen? We moeten sowieso meer inpassen, het is niet zoals bij Kop van Zuid waarbij eerst alle oude industrie daar weg moet voordat we aan de slag gaan. We gaan dus nu al aan de slag en dat vergt een aantal inpassingsvraagstukken. Wil je een goed stedelijk en makers en innovatiedisrict ontwikkelen dan moeten al die sappen uiteindelijk wel weg. Desalniettemin zijn het wel belangrijke havenbedrijven dus er moet wel een plek voor gezocht worden. Want het is ook een belangrijke economische motor, het geeft belading aan de haven en werkgelegenheid voor omliggende omgeving. Idealiter moeten die sappen uiteindelijk wel weg. Een bepaalde Makersbedrijvigheid zien we al in dit gebied, wordt er ook actief gezocht en gerekruteerd en gewerkt aan de aantrekkingskracht? Ja, we zijn actief met de marketing- en salesteam. We hebben nu ook de eerste loodsen vrijgespeeld van Totalproduce langs de Galileistraat. Die staan nu leeg en het bedrijf zelf is naar de Coolport in de Eemhaven verhuist en daar zaten ooit containers die naar de Maasvlakte zijn verhuisd en nu zijn we actief bezig om deze loodsen klaar te maken voor Maakindustrie. Voor die industrie zijn al de eerste contracten gesloten en over twee jaar gaat een ander fruitbedrijf hier ook weg waardoor opnieuw ruimte vrij komt. De twee pieren in de Merwehaven worden echt ontwikkeld voor woningbouw. Rond de Keileweg zijn natuurlijk al enige tijd Makers aanwezig. Dit zijn van origine de wat kleinere meer creatieve en design gerichte bedrijven, en de grotere kunnen dan naar de nieuwe loodsen toe maar ook bij de SuguClub bij Eon zitten ook al hele leuke bedrijven. De grotere bedrijven kunnen bijvoorbeeld startups zijn die vanuit de RDM komen en vervolgens doorgroeien en naar M4H gaan maar dat hoeft uiteraard niet exclusief uit dat gebied maar mag bij wijze van ook bijvoorbeeld uit Delft komen. Je benoemde ook aantrekkingskracht, en dat betekent dat we wel moeten investeren in de aanpak van de openbare ruimte. Daar zijn we samen met de gemeente en programmabureau naar aan het kijken om daar ook een investeringsvoorstel en fasering voor te presenteren. Verder zijn we sterk met het Ruimtelijk Raamwerk bezig ook qua programmatische invulling en mix, daar komt ook in hoe het verkeer gaat lopen, hoe ziet de profilering eruit etc. Dus dat is al vrij gedetailleerd eigenlijk. Dat Raamwerk is in feite klaar maar moet dan nog wel bestuurlijk vastgesteld worden. inhoudelijk zijn we het namelijk wel met elkaar eens maar de financiële kant moet nog worden uitgestippeld


In hoeverre ziet u kans voor de figuratieve driehoek die Bart Kuipers tekenende in zijn essay? Ja die is er zeker wel. Ik denk persoonlijk dat de sterkste binding nu voor Schiedam bij RDM ligt omdat op RDM ook veel offshore gerelateerde functies liggen en relevante kennis zit. Het M4H gebied vind ik nog dun maar je kunt misschien met dit gebied beter contact leggen met de Spaanse polder of Sluisjesdijk bijvoorbeeld. Er zit zeker een economische relatie en die zou je ook sterker kunnen maken maar vanuit M4H zie ik hem nog niet heel prominent. Dat heeft vooral met de inkleuring van het gebied nu te maken. Ik ga er wel naar streven, het lijkt mij heel krachtig als je een bedrijf zoals de elektronicaproducent CDS ook wat voor de maritieme industrie kan betekenen of voor de software ervan maar ook bijvoorbeeld een bedrijf wat hier nu zit en 3D printers maak. Het is evident dat als het zelf al niet de contacten heeft met Schiedam dat dat geregeld wordt. Het is aan te raden om een relatie aan te gaan voor M4H maar vooral ook andere gebieden zoals bijvoorbeeld Delfshaven omdat de ambitie hier echt ligt om er een woon-werkgebied van te maken. Dat betekent dat er fysieke verbindingen gelegd moeten worden maar ook werkgelegenheid gecreëerd moet worden voor bewoners uit omliggende wijken. Vervolgens moet je al die relaties in de gaten houden. We hebben natuurlijk wel een hele duidelijk relatie met Schiedam als het gaat om het gebied wat er direct aangrenzend ligt. Daar wordt nu samen overlegd met Schiedam gezien de potentie en mogelijkheid voor woningbouw maar ook bedrijvigheid. Het zou bijvoorbeeld een overloop locatie kunnen worden dus er zit hier ook noodzaak voor een hele fysieke verbinding. De eerste plannen van M4H bestippelde de relatie met de binnenstad van Schiedam bijvoorbeeld… Ja dat zijn ook dingen die allemaal in het ruimtelijk raamwerk worden meegenomen. Hoe past M4H in het groter geheel van de Roadmap Next Economy? Die link staat ook aangegeven in de visie en strategie van het Makersdistrict en die is heel evident aanwezig omdat we hier zo bezig zijn met innovatie en dat past in de digitalisering en energietransitie zoals die wordt beschreven in de RNE. We gaan hier een gebied ontwikkelen wat ook echt “nieuw” moet zijn. Vernieuwend in de zin hoe ga je met circulaire economie en energietransitie om. Die zou je hier in feite kunnen toepassen en dat geldt ook voor het transitiepad wat over “entrepreneurship” gaat en hoe je bedrijven stimuleert en faciliteert in hun ondernemerschap. Het is namelijk niet alleen maar een kwestie van ruimte toewijzen. Je probeert ook een milieu te creëren waar ondernemers kunnen bloeien. Hoe je bepaalde dingen zoals open innovatie en open source networking hier gaat implementeren is nog heel moeilijk omdat de spoeling hier nog heel dun is. We doen zeker al wat met bijvoorbeeld jaarlijkse events met RDM en we proberen ze uit te nodigen voor Itanks en we proberen dat ondernemerschap wel te stimuleren. Het bruist hier nog niet dus je moet dingen ondernemen om mensen of kennisinstelling in contact met elkaar te brengen. Je moet ze ook toegang bieden tot de juiste middelen, er zijn daar allerlei fondsen voor die daarin ondersteunen. We zijn ook met een persoon bezig die dat allemaal coördineert, deze is sinds 1 januari gestart, ook omdat regulier accountmanager er allemaal geen tijd voor hebben omdat die constant bezig zijn met opstellen en sluiten van nieuwe contracten en aantrekken van bedrijven. Deze is ook vergelijkbaar met kwartiermaker van de MOIC alleen wordt deze hier “Innovation connector” genoemd. Deze “connector” moet de contacten met ondernemers steviger aanhalen. Want de events op zich zijn hartstikke leuk maar bieden nog niet genoeg. Als bedrijven hier eenmaal zitten vinden we ook dat de rode loper ook wat meer uitgerold mag worden. Bij de afgelopen IABR werd er voor het gebied M4H ook veel nadruk gelegd op duurzaamheid, in hoeverre wordt er in M4H gezocht naar toepasbare invullingen? In samenwerking met bureau 1010 werden er uiteindelijk 8 principes gevormd. Deze zijn vooral richtinggevend want niemand weet nog hoe het werkt en wij vinden ook vooral belangrijk dat ondernemers meegenomen worden in dat soort duurzame vraagstukken.


Bijlage 4: Interview Peter Vervoorn – Maandag 12 maart 2019 – 9:00 U bent al enige tijd sparingspartner bij de gemeente Schiedam, hoe verliep het proces bij aanvang eigenlijk en hoe kijkt het HbR naar het Schiedamse havengebied? Het proces begon in 2015 toen we een intentieverklaring ondertekende met alle belanghebbenden. De reden dat wij toen aan tafel zijn geschoven is omdat de Wiltonhavengebruikers aandrongen bij de gemeente Schiedam om ons bij dit proces te betrekken vanwege onze nautische expertise. Al voor de intentieverklaring en samenwerkingsovereenkomst voerde wij werkzaamheden uit voor het Schiedamse havengebied met name rond de uitvoering van nautische taken. Vervolgens hebben we toen gezamenlijk een fact-finding gedaan om te achterhalen wat nou de beste vorm van samenwerking zou zijn tussen het HbR en de gemeente Schiedam. Daar hebben we verschillende modellen tegen afgewogen hoe we zouden omgaan met bijvoorbeeld exploitatie en beheer. Daarnaast zijn we zelf gaan kijken naar de benodigdheden van dit gebied en het belang ervan voor onszelf. Wat we toen ontdekt hebben is dat dat er naast die drie grote bedrijven een schat aan andere maritiem gerelateerde diensten aanwezig zijn zoals ingenieursbureaus en toeleveranciers. Doordat we zelf meer zijn gaan inzoomen in dat gebied zijn we zelf meer bewust geworden van de waarde ervan. Wij hebben zelf natuurlijk een groot offshore gebied op de 2e Maasvlakte zitten maar het echte denkwerk en innovatie vind plaats in Schiedam. Later in 2015 zijn we ook gaan kijken naar de situatie qua bestemmingsplannen en milieuruimte. Dat is eigenlijk een groot contrast met de situatie in M4H waar een grote mix van zowel wonen als bedrijvigheid staat gepland terwijl Schiedam zijn positie als maritiem cluster wilt behouden en bewust gekozen heeft juist geen woningen in dit gebied te willen realiseren. Uiteindelijk resulteerde dit in februari 2018 tot een officiële samenwerkingsovereenkomst die sterk gerelateerd was aan de thema’s van de ambitiekaart. Deze kaart hadden wij in 2017 omgezet in een 3d tekening. De gemeente kon bij deze samenwerking op een aantal thema’s zijn eigen gang gaan. Zij kijken zelf naar de invulling van nieuwe fietspaden en watertaxi standplaatsen maar als het gaat om herontwikkeling, onderwijs en innovatie zoeken we naar contacten en expertise binnen het havenbedrijf om elkaar te versterken. Een ander item hierbij is het geluidsdossier van Huisman. Omwonenden ervaren veel overlast in de nacht. Deze overlast is in de afgelopen tijd wel afgenomen maar dit is hoofdzakelijk omdat de productie voor een deel naar China is verplaatst. Dit probleem hebben we wel samen aangepakt door de Rebel group in te zetten om onderzoek te doen. Recentelijk hebben we Bart Kuipers een onderzoek laten doen naar de potentie van het havengebied. Hier is onder anderen de Havendriehoek uit voortgekomen. Op basis van die resultaten ben ik met collega’s van M4H en RDM om de tafel gaan zitten om te kijken hoe wij zijn bevindingen konden uitvoeren en waar raakvlakken aanwezig waren. Dit gesprek heeft recentelijk een vervolg gekregen doormiddel van een klankbord groep waar we dingen op elkaar hebben afgestemd. Een voorbeeld daarvan is dat op de RDM een aantal innovatie events georganiseerd worden waar al bepaalde bedrijven uit Schiedam in zitten. Daar liggen dus kansen om meer bedrijven uit Schiedam aan te trekken zodat een natuurlijke klik kan ontstaan. Voor Schiedam en M4H is er een onderscheid omdat er per plek verschillende bedrijven thuis horen. M4H is gericht op makers (in brede zin) en Schiedam juist op maritiem en offshore. Omdat Schiedam vasthoud aan zijn identiteit als maritiem gebied hebben wij ook meer bewegingsvrijheid dan in M4H omdat we hier dus geen rekening hoeven te houden met milieuzones en overlast i.v.m. woningen in het zelfde gebied, uiteraard wel met omwonenden.


Bij de RDM kijken we naar de mogelijkheid voor scale-ups. Dus als een bedrijf vanuit de RDM wil doorgroeien dan kan dat mogelijk naar M4H mits daar ruimte voor is en anders naar Schiedam. Daarbij krijg je een soort stappenkaart te zien die uitstippelt hoe bedrijven kunnen groeien. Het voordeel wat Schiedam biedt is dat daar echt gevestigde bedrijven aanwezig zijn waarbij je ook steeds meer naval, cruise en de grijze vloot daar naar toe ziet komen. Het staat niet vast dat daar ook gebouwd wordt maar door de aanwezigheid van verschillende ondersteunende diensten zie je daar wel de kennisontwikkeling en ontwerp plaats vinden wat natuurlijk ook een belangrijke bron van werkgelegenheid is. Wat voor kansen ziet het HbR in Schiedam en daarmee de Offshore Valley? Wij zien eigenlijk dat de Offshore Valley een onderdeel is van het grotere Rotterdam Maritime Capital (een maritiem gerelateerde economische regio die zich strekt van de Maasvlakte tot Gorinchem). IHC Merwede en Damen zitten onder die grotere paraplu verspreid. Binnen die paraplu zijn gebieden als Waalhaven en Schiedam eigenlijk een niche of een kleine clustering binnen een groter geheel. Het concept is op eigen kracht neergezet maar het idee daarachter is wel dat de Offshore Valley zich eraan kan optrekken en onderdeel is van het grotere regionale Rotterdam Maritime Capital. Wat voor kansen ziet het HbR met die figuratieve driehoek die Kuipers tekende? Dat zijn we voor een deel zelf aan het onderzoeken, Kuipers had het daarbij over een fysieke verbinding. Wij zien daar zelf niet zoveel kans in en kijken meer naar een verbinding over het water met de waterbus en watertaxi. Daarnaast denken we vooral in een programmatische verbinding, onder anderen met het MOIC. Voor een deel worden daar ook nog de Vlaardingse belangen bij meegetrokken. Verder gaat het over de mogelijkheid voor scale-ups. Dit betekent dat bedrijven vanuit de RDM kunnen doorgroeien naar een grotere locatie in bijvoorbeeld M4H of Schiedam. Daarnaast kijken we naar de groeipotentie voor high-potentials. Hierin zien we namelijk dat er veel personeel wordt uitgewisseld en het is wenselijk als we menselijk kapitaal binnen een groter gebied kunnen behouden. Verder kijken we ook naar de aanwas van nieuw talent, wat de behoefte is van het soort werknemers en hoe we deze aansluiten op de samenleving door het aanbieden of faciliteren van praktijkopleidingen. Daarbij moet je echter wel beseffen dat het niet noodzakelijk is om een fysieke school neer te zetten maar dat het meer van belang is om de uitwisseling mogelijk te maken. Een fysieke verbinding is niet 100% noodzakelijk. Nabijheid en kennis zijn hierbij veel belangrijker. Hoe past Schiedam binnen de Havenvisie 2030? Is Schiedam daar een ankerpunt binnen? Schiedam en de Offshore Valley zijn een onderdeel van de innovatiecirkel. Wat interessant is dat Schiedam zowel in de “ideation” kant van cirkel zit als de “growth” kant. Schiedam behoort zowel tot de kant van kennisontwikkeling en innovatie als de kant van gevestigde ankerinstellingen. Belangrijk hierbij is om de waarde te zien en de plek die het binnen het innovatie ecosysteem inneemt. Ander speerpunt van de havenvisie waar Schiedam zich in bevindt betreft de sociale transitie. Hierbij zien we dat het type banen en opleidingen moeten veranderen. Praktisch betekent dit dat we opleidingen moeten afstemmen op de wensen van het bedrijfsleven en anticiperen op ontwikkelingen rond automatisering en digitalisering. Hoe kijkt het HbR naar scenario’s van Kuipers zoals bijvoorbeeld Asia Rules? Het scenario van Asia Rules is niet een die zich pas afspeelt in 2040 maar al enkele jaren optreed. Als je kijkt naar de prijsvergelijking van personeelskosten van Nederland tegenover Polen, en die weer tegenover China dan zie je dat je daar allang niet meer mee kan concurreren. Wat je moet bedenken is dat het hierbij gaat om fabricage en het zware arbeid. Daarbij moet je echter wel een onderscheid maken in de kwaliteit die gevraagd wordt binnen Nederland. De Chinese arbeidskosten zijn wel


goedkoper maar bieden niet dezelfde kwaliteitsgarantie die hier gevraagd wordt. Daarom zie je ook dat sommige bedrijven ervoor kiezen om delen van hun productie terug te halen naar Nederland. Huisman doet dat weer anders. Zij sturen hun eigen mensen naar China om de kwaliteit te controleren en te garanderen. Op zich is het ook wel positief dat er meer van het ijzer wordt afgegaan maar het mooie van Schiedam is dat het een hele cirkel vormt en zich niet alleen maar bezighoudt met productie.


Bijlage 5: Interview Bart Kuipers – Maandag 18 maart 2019 – 13:00 Zou u wat dieper in kunnen gaan op de scenario’s die u heeft beschreven? In het essay beschrijft u dat deze richtinggevend zijn voor Schiedam en niet in detail zijn gekwantificeerd. Wat houdt dit precies in? De scenario’s zijn afkomstig van een bredere studie (Toekomstverkenning Maritieme Cluster in Zuid-Holland) om te kijken wat de impact op toegevoegde waarde en werkgelegenheid is. Deze studies zijn gebaseerd op cijfers en prognoses van het CPB. De belangrijkste boodschap die je hier ziet is dat als het aantal werkzame personen afneemt de toegevoegde waarde toeneemt. Dat laat zien dat het werk/arbeid hoogwaardiger wordt. “Laag” werk wordt steeds minder en dat zie je ook als je naar de maritieme monitor kijkt (Uitgevoerd door Ecorys). Daarbij zie je dat de vraag naar hooggeschoold personeel (HBO+) 40% is binnen de sector Offshore alleen. Die scenario’s uit mijn essay geven een bepaalde drang of richting aan. Dus het scenario Home Made wordt gevoed door een bepaalde tendens waarbij bijvoorbeeld overheden minder afhankelijk willen zijn van andere machten. Het vervolg daarop is dat je ziet dat de sector Offshore dan nog groter wordt. Bij het scenario Disaster zien we dat we niet in staat zijn geweest om de gevolgen van klimaatverandering in te perken maar dat biedt tegelijkertijd dan wel nieuwe kansen voor dit gebied. Bij het scenario Asia Rules zien we dat de verhuizing naar Azië accelereert. In de afgelopen jaren hebben we al steeds meer gemerkt dat de productie naar landen als China verplaatst maar in dit scenario trekt het dus ook de kenniseconomie mee. Het scenario Scarcity houdt rekening met een groot grondstoffen tekort maar dat biedt vervolgens ook weer bepaalde kansen voor het gebied doormiddel van onderzeemijnbouw. Het interessante aan het scenario Scarcity is dat daar sterke groei in toegevoegde waarde is zonder afname in het werknemersbestand. Hoe komt dat? Ja dat komt omdat de groei in offshore en scheepsbouw zo sterk is dat deze groter is dan de afname als gevolg van arbeidsbesparing. Wat je namelijk moet beseffen is dat het CPB zich heel erg baseert op de verwachting van technologische voortgang en de verhoging daarmee van arbeidsproductiviteit. Een sector is dus succesvol als ze erin slagen om allerlei nieuwe arbeidsbesparende technologieën toe te passen en als je heel succesvol bent zul je dus veel minder werknemers hebben. Als je inzoomt op dit scenario zie je dat de toegevoegde waarde per werknemer bijna het dubbele is. Dus dat verklaart waarom je wel een groei hebt in toegevoegde waarde met een verwaarloosbare afname in het werknemersbestand. Zoals u stelt baseert het CPB zich heel erg op die verwachting van technologische ontwikkelingen. Hoe kijkt u hier naar? Proef ik dat u er minder vertrouwen in heeft? Nee dat is inderdaad een kenmerk van het CPB maar daar geloof ik ook in. Voornamelijk omdat je dat ook ziet terugkeren in het verleden. De exponentiele groei van arbeidsbesparende technologieën zie je niet alleen maar bij grootschalige productie fabrieken maar bijvoorbeeld ook binnen de dienstverleningssector op het kantoor. Vroeger moest ik nog handmatig allerlei dia’s in elkaar zetten maar tegenwoordig kan ik met PowerPoint een volledig college in een paar minuten neer zetten. Die groei van arbeidsbesparende technologieën raakt alle lagen van de samenleving. Dat lijkt ook heel erg op hetgeen wat Rifkin beschrijft in de Next Economy, hij zet arbeidsproductiviteit en de wens voor economische groei naast elkaar en stelt dat je eigenlijk al aan het plafond zit wat betreft arbeidsproductiviteit. Dus als je meer wilt groeien moet je kijken naar een heel andere manier van besparen doormiddel van opkomende deeleconomieën zoals open source networking. Ja dat zie je zeker plaatsvinden en je kunt zien dat zijn IoT (Internet of Things) echt een toekomst is. Daarbij zie je een service verlening die wordt aangestuurd door allerlei wereldwijde sensoren en deze technologie is ook een belangrijke toekomst voor het maritiem cluster. Verder brengt dat de afgenomen onderhoudskosten van bijvoorbeeld Offshore-wind met zich mee. Deze zogenaamde “zero marginal costs” (nul marginale kosten) zijn echt een kenmerk van Rifkin en het onderzoek van zijn Third Industrial Group. Waar wij ook bij betrokken zijn geweest.


Van der Veer spreekt in zijn bachelorscriptie over: “het conservatieve imago/denkwijze van de maritieme/offshore sector”. Hij stelt dat het voor de korte termijn moeilijk is om dat soort aspecten (aspecten van Rifkins Next Economy) door te voeren omdat ze enigszins terughoudend zijn. Dat klopt wel een beetje, enerzijds zijn ze conservatief maar als je kijkt naar bepaalde bedrijven zoals Boskalis, de leidende bedrijven, dan zie je dat deze juist vooruitstrevend zijn. Sommige hebben in een heel vroeg stadium gekozen voor Offshore-wind en zijn daardoor als het ware wereldleiders geworden. Wat daarbij ook speelt is de zogenaamde dijkmentaliteit. Dat houdt in dat bedrijven vooral inkopen binnen de dijk en binnen hun omgeving. Daarbij zie je dus inderdaad wel enigszins een conservatieve houding maar je ziet ze tegelijkertijd ook heel erg vooruit kijken. Boskalis in het bijzonder heeft een strategische visie waarbij ze heel erg kijken naar grote globale tendensen en daarop proberen in te spelen. Hun roots zijn conservatief maar zij opereren op een wereldwijd niveau waarbij ze constant worden blootgesteld aan die tendensen en nemen om die reden een stap vooruit. In rapport heeft u een paar keer robotisering genoemd als een factor die zorgt dat de haven van het ijzer afgaat. Rifkin legt er ook veel nadruk op. Maar hoe kijkt u naar de dreigingen of kansen die dit biedt voor Schiedam? Je moet bedenken dat het onderscheidende karakter van de Schiedamse havens wordt bepaald door de hoeveelheid ontwerp. Hierbij moet je goed afvragen op welke termijn en in welke mate robotisering die ontwerpers kan vervangen. Met de introductie van Cadcam zie je de productiviteit omhoog gaan en je zult waarschijnlijk nieuwe modulaire technieken zien opkomen die een deel van dat werk zullen overnemen, maar aan de andere kant heb je als ontwerper een zekere creativiteit die je altijd nodig zult hebben en dat ontbreekt bij robots. Dus robotisering zal van belang zijn voor engineering en ook voor alle maaktoepassingen in de haven, maar dat is vooral geroutineerd werk wat vrij gemakkelijk overgenomen kan worden door robots. Een gevolg is wel dat je daarbij een grotere tweedeling van de samenleving krijgt, maar tegelijkertijd is dat (lage) arbeid hier op dit moment heel erg hard nodig. Dus dat is een mismatch van de arbeidsmarkt. Deze mismatch is niet alleen van Schiedam overigens. Ook de Rotterdamse haven kampt hiermee. Het probleem wat in Rotterdam speelt is dat het een oud chemisch complex uit de jaren 50 is die erg onderhoudsintensief is. Onderhoud/maintenance is daarbij een van de strategische banen van de regio, maar het is erg moeilijk om scholieren geïnteresseerd te krijgen in deze branche terwijl er toch goed betaalt word. Hierbij kampt het enigszins met een imago probleem omdat de chemie sector wordt aangezien als laagwaardig werk. Hoe kijkt u zelf naar de havendriehoek? Peter Vervoorn van het HbR ziet vooral een programmatische verbinding voor zich maar hoe kijkt u ernaar? Zelf vind ik het belangrijkste om te kijken hoe zij zich tot elkaar verhouden. De RDM is experimenteerruimte, M4H is een startup gebied. en de volwassen technologie is gevestigd in Schiedam. Het mooie zou zijn als je daar tussen een bepaalde uitwisseling hebt. Dat er bijvoorbeeld vanuit de RDM stageplaatsen worden geregeld in Schiedam. Maar de bereikbaarheid is naar mijn mening het grootste struikelpunt van de RDM. Het vervoer over water is niet goed aangesloten op events die daar gepland worden. Het havenverkeer houdt zich nu aan een 9 tot 17 mentaliteit. Om die reden zie je dat bepaalde mensen (waaronder ikzelf) ervoor kiezen om in plaats daarvan de auto te nemen. Terwijl dat juist hetgeen is wat je wilt verminderen. Voor de hoeveelheid events die daar gepland staan zou je eigenlijk veel beter moeten kijken hoe je het verkeer daar naar toe voldoende kan faciliteren over water. Die watertaxi’s zijn weliswaar snel maar tegelijkertijd ook heel kostbaar. Misschien biedt op langere termijn het gebruik van onbemande schepen de oplossing daarvoor, maar de kans bestaat dat de vaarweg daar mogelijk te druk voor is of dat simpelweg het HbR niet dat risico wilt lopen. Je zult hoe dan ook denk ik meer moeten doen om die bereikbaarheid aan te pakken. Voorbeelden uit andere steden zijn bijvoorbeeld een kabelbaan of een voetgangers- en fietstunnel net als in Greenwich in London. Nadeel is dat die echter heel erg kostbaar zijn. Als die


bottleneck op termijn niet verholpen wordt denk ik dat het succes van de RDM niet eeuwig zal voortbestaan. Ik zou zelfs eerder de mogelijkheid zien dat de ondernemers en faciliteiten op de RDM zich verplaatsen naar M4H. Omdat die locatie niet alleen veel beter en makkelijker bereikbaar is maar ook omdat die veel meer binding heeft met zijn omliggende stedelijke omgeving. Dus u zou op langere termijn zien dat het zich verplaatst naar M4H? Ja tenzij er iets wordt gedaan dat de RDM zo’n magneetfunctie wordt dat het kan blijven voortbestaan. Een tijd geleden had ik met Hans Maas van het CoE gesproken en die stelde juist dat hij niet zomaar naar M4H zou verhuizen omdat die faciliteiten niet makkelijk te verplaatsen zijn. Ik denk wel dat het mogelijk is om faciliteiten zoals 3D printers te verplaatsen, maar ik denk dat een groter probleem het gebrek is aan community en een gemeenschappelijke basis op de RDM. De sfeerbepalers (ondernemers zoals Roosegaarde en Lieshout) ontbreken op de RDM. Het feit dat de RDM Makerspace ermee stopt is ook veelzeggend. Wat de situatie verder bemoeilijkt is het feit dat de gebieden met elkaar concurreren over Makers en soortgelijke creatieve ondernemers (en concurrentie is nou juist wat je wilt voorkomen). De vraag welk gebied beter is hangt ook af van de afweging die je maakt. M4H is beter verbonden maar op de RDM zitten wel grotere offshore bedrijven zoals Franklin en Ampelmann. In mijn interview met Peter Vervoorn stelde hij dat het HbR Schiedam ziet als een nichemarkt/cluster binnen het grotere RMC. Ik vind dat Schiedam meer is dan een niche. Het is echt een belangrijk fundament en een belangrijke pijler voor Rotterdam als maritieme hoofdstad. Niche is denk ik niet het juiste woord. Schiedam is meer dan dat. Het is een volwaardig onderdeel van de regio. Teruggaande op scenario van Asia rules is het mogelijk om die gevolgen in te perken en wat zou je daarvoor kunnen doen? Wat je denk ik ziet is dat het tij verandert. Recente ontwikkelingen zoals de overheid die aandelen koopt in AirFrance om KLM en Schiphol te beschermen zijn een vorm van actieve staatsbemoeienis. Ik denk dat als gemeente het van belang is dat je in contact blijft met de bedrijven. Juist het informele contact is hiermee van levensbelang. Je moet daadwerkelijk in die informele netwerken en informele sfeer zitten want dan kun je op tijd te weten komen waarom bepaalde bedrijven overwegen om delen van hun productie of bedrijvigheid te verplaatsen naar China en dat betekent dus dat je mogelijk voortijdig kunt ingrijpen om dat soort dingen te behouden. Dit is ook de waarde van informele contacten en verhoudingen die Porter beschrijft in zijn stuk “Shared Values”. Hierbij denken bedrijven niet alleen aan hun aandeelhouders maar ook aan hun community en vice versa. Het is dus nogmaals heel erg belangrijk dat je als gemeente in staat bent om die informele contacten te behouden en een vertrouwenwekkende relatie op te bouwen. Voor een deel heb je in de regio nog wel last van een traditionele frictie tussen partijen. Van oudsher heeft bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam minder vertrouwen in het bedrijfsleven en ontwikkelaars en zijn de gemeente en het HbR niet elkaars natuurlijke partners. Dus daar moet je voor uitkijken. Als gemeente zou Schiedam eens per maand of een paar keer per maand op informele wijze op de koffie moeten komen bij bijvoorbeeld de directeur van Damen. Gewoon om blijvend te kunnen meten wat er speelt binnen het gebied en het bedrijf.


Bijlage 6: Interview Pieter Sneep - Dinsdag 19 maart 2019 - 11:00 Kuipers en Daamen spreken van een goede verhouding tussen gemeente en de bedrijven van de Schiedamse haven. Is er daadwerkelijk sprake van een goede informele betrekking tussen de gemeente en de bedrijven? Ja in feite wel. De verhoudingen zijn erg goed met af en toe de nodige roadblocks. Het goede is dat wij het kunnen bespreken met de gemeente als wij het ergens niet mee eens zijn en dus een directe lijn hebben in plaats van dat wij naar de pers stappen. Zeker in vergelijking met bijvoorbeeld de gemeente Vlaardingen waar de verhoudingen meer afstandelijk zijn. Het proces wat hier loopt in Schiedam is daarbij ook betrekkelijk uniek. Ik zou zelfs spreken van een schoolboek voorbeeld van de nieuwe rol van de overheid. Een rol waarbij de overheid niet regeert vanuit een verdeel- en heerspolitiek, maar een die uitgaat van openheid en samenwerking. Als gevolg van de ontwikkelingen sinds het voorjaar van 2014 (presentatie van de ondernemersvereniging Wiltonhavengebruikers aan de gemeente die leidde tot de intentieverklaring) hebben we samen met andere partijen het Riverboard opgericht. Gedeeltelijk omdat gemeenten ondanks nieuwe ontwikkelingen nog geneigd zijn om in gemeentegrenzen te denken. Met het Riverboard proberen wij ons op een hogere schaal te positioneren zodat we beter strategie kunnen voeren en ook meer gezamenlijke subsidies kunnen vergaren bijvoorbeeld bij de provinciale staten. Verschillende instanties zoals gezonde verstedelijking en de provincie komen ook hiernaartoe om deze plek te bezichtigen en te leren over het proces en de unieke verhoudingen. De provincie in het bijzonder is geïnteresseerd en betrokken bij de wijze waarop wij dingen uitvoeren en wilt ons ook assisteren en financieel ondersteunen. In hoeverre zijn ondernemers bekend met de scenario’s die Kuipers heeft beschreven in zijn essay? Spelen dit soort zaken bij de ondernemers of ligt hun betrokkenheid elders? Wat erg te waarderen was aan het essay van Kuipers was dat hij de mening van de ondernemers daadwerkelijk opzocht. Om die reden denk ik dat er redelijk draagvlak ligt onder zijn bevindingen maar de betrokkenheid van gemiddelde ondernemer is laag. Die lijkt alles goed te vinden, maar in werkelijkheid zie je ook weleens dat ondernemers veel achteraf kunnen klagen terwijl proactief participeren in dat soort overlegfasen heel erg nuttig is. Dit solitaire gedrag is naar mijn mening niet meer van deze tijd. Als je geen rekening houdt met allerlei overstijgende (problemen) dan kost dat uiteindelijk je eigen kop. Niet iedereen heeft zin om uit z’n individualistische bubbel te stappen maar dat is wel nodig als je wilt blijven bestaan en wilt groeien. Meestal heb je een kleine harde kern die dingen echt wil oppakken en een merendeel die gewoon zijn gang gaat. Komt die betrokkenheid van die harde kern vooral voort uit de grote bedrijven of zijn het ook kleinere ondernemers die daaronder vallen? Het voordeel van een groter bedrijf is dat zo’n organisatie tijd toebedeeld aan bepaalde mensen om werkzaamheden of taken uit te voeren die niet direct gerelateerd zijn aan de werkzaamheden van het bedrijf, dus iemand houdt zich een paar uur per week of per dag bezig met een aspect over duurzaamheid bijvoorbeeld. Het is niet zozeer dat deze bedrijven meer gevoel van noodzaak hebben of een andere mentaliteit. Zij doen dit omdat ze dit kunnen veroorloven en tegelijkertijd besef hebben van de mogelijke gevolgen voor de lange termijn. Kuipers stelt in zijn essay onder anderen dat de haven langzaam van het ijzer afgaat, in hoeverre kunnen bedrijven zich vinden in die stelling? Ja dat voelt iedereen wel aan. IJzer is nog steeds ten delen aanwezig maar wel in veel mindere mate dan enkele decennia geleden. Wij gaan hier geen boten meer bouwen. De kracht van het gebied (dat ook onderstreept wordt door Kuipers) is de aanwezigheid van al die engineering bureaus. Hier is veel ontwerp aanwezig. De productie zal hier


waarschijnlijk niet plaats vinden, hooguit de ingewikkelde afwerkingen. Sommige bedrijven jagen hierbij nieuwe technologieën zoals geothermie na. Hoofdzakelijk omdat ze daar een kans zien liggen die aansluit op hun expertise. Iedereen is wel bewust dat het gaat veranderen maar dit soort transities zijn hele grote omwentelingen. Als je dat gezamenlijk aanpakt is dat natuurlijker makkelijker uit te voeren dan in je eentje. Wat zijn de onderwijsbehoefte van de ondernemers, van groot tot klein, hebben zij ook meer behoefte aan onderwijsbanden met de Hogeschool Rotterdam en de TU Delft? Het onderwijs is een drama. Voor de komende jaren is het een groot probleem. Wat alle bedrijven ondervinden van groot tot klein is een gebrek aan technische mensen. Onderwijs staat bij iedereen hoog op de agenda. Wij proberen daar nu gezamenlijke invulling aan te geven maar dat is niet makkelijk. Daarnaast moet je een onderscheid maken in de onderwijsvraag. Er is enerzijds een vraag naar technische specialisten (zoals lasers) en anderzijds naar technische ontwerpers en ingenieurs met een hbo+ opleiding. Het MOIC is een initiatief van de gemeente maar het probleem is dat het een stap te laag is en daarmee het risico loopt het zoveelste onderwijsinitiatief te zijn. De gemeente moet niet onderschatten dat het hierbij gaat om een zelfde soort opleidingscentrum als Stroomopwaarts die bij wijze van spreken een zaaltje huurt en een paar boormachines neerzet. Dat is op dit moment nog allemaal heel erg versplinterd en dat is wat het Riverboard juist probeert op te pakken. Ook willen we met de HR de onderzoekskant oppakken (Dr. Arjen van Klink - Lector Next Strategy?). Mobiliteit is een probleem, duurzaamheid is een probleem maar voor dit gebied met name is onderwijs probleem nummer één. Is het zo dat met name die grote bedrijven allemaal hun eigen onderwijscentra hebben? Zijn die qua schaal vergelijkbaar met het MOIC, zijn het als het ware een verzameling van allerlei kleine bedrijfsscholen? Of pakken ze dat fundamenteel anders aan? Ik moet bekennen dat ik niet een expert ben op dat gebied. Huisman had zijn eigen “academy”, maar die is volgens mij gesloten. Het feit dat die bedrijven allemaal hun eigen opleidingen hebben is voor een deel ook noodzaak. Sommige van die opleidingen tot “kraan operator” kun je niet faciliteren vanuit het MOIC, dat kunnen alleen zij doen. Het soort opleidingsplaatsen die je hier ziet lijken in dat opzicht op de traditionele wijze van vakmeesters die leerlingen een bepaald beroep aan leren zoals timmermannen dat deden. Deze schooltjes doen in feite precies dat. Bedrijven kijken hierbij hoe ze mensen intern kunnen opleiden voor invulbare taken in plaats van deze van buitenaf te zoeken. Wat je ook ziet is dat veel bedrijven mensen van elkaar proberen af te nemen om hun eigen vraag te vervullen. De truc is om die druk te vermijden en te kijken hoe je gezamenlijk die opleidingsvraag kan oplossen. Dat vergt echter wel een behoorlijke grote inspanning en zo’n commitment zet je niet even neer. Kuipers noemt ook het belang tot aansluiting met grotere regionale programma’s zoals Werkprogramma Maritieme Strategie Zeehavens en Zuidvleugel 2020, hoe kijken de bedrijven hiernaar? Heel kort zegt ze dat eigenlijk niks. Bijna alle ondernemers zijn zich geen weg bewust van alle regionale programma’s en beleidsstrategieën die er spelen en in alle eerlijkheid is dat ook niet echt iets wat je van hun kunt vragen. Dat is wat we met het Riverboard proberen te doen, we proberen het op te zetten als een “economic development board” (economische ontwikkelingsbestuur) daarmee proberen we ook de gemeentes aan te sporen om over die grens te kijken en die gezamenlijkheid te trekken. Die complexiteit van al die projecten, organisaties etc. kun je eigenlijk pas zien als je er al helemaal inzit. Na 4 jaar hierin gewerkt te hebben kom ik ook nog steeds nieuwe dingen tegen. Dus je kunt eigenlijk niet verwachten van ondernemers dat ze hier weet van moeten hebben. Wat wij verwachten is dat ze een beetje om zich heen kijken en investeren in mensen en duurzaamheid, maar al die grote lijnen gaan volledig over hun hoofd heen.


Je moet bedenken dat zulke grote lijnen niet makkelijk te navigeren zijn. Helemaal als je nog niet tot in de details heb uitgewerkt wat je nou allemaal wil bereiken. Het heeft ons ook 4 jaar gekost om te kunnen bepalen wat wij nou wilden, waar de samenwerking en behoeftes lagen. Zo complex is die materie. Een simpel a4tje opstellen met geïnteresseerden is al heel moeilijk om voor elkaar te krijgen. Je moet hierbij echt opschalen. Die gefragmenteerde kleine scholen halen het niet meer. Dus is het dan de opdracht aan het MOIC en de Kwartiermaker om die verbindingen en opschaling te zoeken? Misschien ook met andere technische instellingen zoals Hogescholen of Universiteiten? Ja zeker ook met M4H en RDM. Ondanks dat Makerspace ermee stopt heb ik wel het vertrouwen dat die ondernemers daar hun weg kunnen vinden en dat er wel wat te halen is uit een verbinding met de opleidingen op de RDM. Als je het over M4H hebt kijk ik er wel anders naar. Het mooie aan dat gebied zijn de Marconitorens en Science Tower waar een ongelofelijke bron van innovatie en kapitaal aanwezig is. Ik denk ook dat het echt de taak is van Schiedam en het MOIC om die aansluiting met die torens te zoeken. Het probleem met de rest van het gebied is dat het op een speeltje van de overheid lijkt. Datzelfde gevoel heb ik ook een beetje met de Offshore Valley. Ik ben het wel eens op principieel niveau maar niet op de wijze waarop het gepositioneerd is. Als je over Schiedam spreekt bestaat deze uit drie verhalen. Het eerste gaat over de burger en de synergie tussen de stad en haven. Bewoners en omwonende klagen over de overlast maar omdat zij zich identificeren met hun haven en daar ook trots op kunnen zijn ervaren ze die overlast wat minder. Qua synergie is het van belang dat ondernemers een goede band behouden met het centrum, daar hun klanten mee uit eten nemen etc. Het tweede verhaal gaat over de praktische insteek van de ondernemers. Zij willen gewoon hun werkzaamheden kunnen uitvoeren en willen verder betrokken worden in dingen die hun aangaan en begeleid worden als het gaat om aspecten over duurzaamheid. Het derde verhaal gaat vervolgens over Offshore Valley, branding en de EU. Als je de haven verder wilt ontwikkelen en beter wilt positioneren moet je ook een investering van de EU zien te krijgen. Met een gelikt plaatje en een interessante vooruitstrevende naam als Valley of Hub scoor je beter in Brussel dan met een foto van een lasser en de naam Schiedam Haven. Op dat punt zijn we het redelijk eens. Alleen wat je ziet gebeuren is dat alles door elkaar heen wordt gegooid. Ondernemers voelen zich niet verbonden met het merk of brand wat hun is opgelegd en in die onrust ontstaat irritatie. De deftigheid van dit merk zorgt voor een afsplitsing waarbij wij juist proberen te werken met een hoge organisatiegraad. We proberen in dit gebied iedereen aan elkaar vast te houden. Ik ben van mening dat je de ondernemer in zo’n gebied zoveel mogelijk het zelf moet laten bedenken en dat hebben ze denk ik te weinig gedaan bij Offshore Valley. Het van bovenaf opleggen van zoiets is niet meer van deze tijd. Als bedrijven zouden kunnen krijgen wat ze willen hoe zouden zij offshore valley neer zetten, zouden zij alleen een naamsverandering willen? De naam is een nuance en kun je eeuwenlang over praten. 95% van de ondernemers heeft geen behoefte aan de Offshore Valley. Hooguit alleen de harde kern van offshore gerichte bedrijven, maar die hadden in principe zich ook kunnen vinden binnen de vereniging als een werkgroep. Een specialisatie in een verband is goed maar dat moet je niet overdrijven. Als je alles onder dat label gooit zonder goed afgestemd te hebben wat goed past bij het gehele gebied krijg je op termijn wellicht problemen. Dat is een behoorlijke roadblock die nu voor ons ligt maar gelukkig zijn we met z’n allen in staat om het daarover te kunnen hebben met de gemeente. Dus op dit moment voelen wij ons niet verbonden met de branding maar we hebben wel het vertrouwen dat we dat kunnen oplossen samen met de gemeente. Naast de ambitiekaart wat voor toekomstbeeld willen de bedrijven nastreven? Die ambitiekaart geeft al heel veel aan maar wat betreft het ophalen van dat soort doelen of wensen bij bedrijven


gaat om het kunnen achterhalen van achterliggende principes. Sommige ideeÍn moet je niet letterlijk overnemen, maar je moet juist eerst achterhalen wat iemand nou echt wil. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een bedrijf aangeeft dat zij een parkje willen, maar als je daarop doorvraagt blijkt vooral dat het hier om een duurzaamheidsprincipe gaat wat ook vele andere bedrijven willen nastreven. Als je dat vervolgens weet kun je wellicht kijken hoe je dat beter kan toepassen binnen het gebied door het op te schalen. Dus in plaats van een enkel parkje heb je nu een breed gedragen strategie die op een grotere schaal opereert en veel meer behaalt dan zo’n park alleen zou kunnen doen. Dit vraagt wel een grote mate van betrokkenheid van bedrijven. Dus niet alleen maar je eigen winst maximalisatie nastreven maar ook buiten je eigen grenzen kijken en elkaars samenwerking opzoeken. Dit alles is een grote omslag die zowel ondernemer als overheid zullen moeten maken.


Bijlage 7: Interpretatie van het begrip Synergie in verschillende vakgebieden (Peek, 2006)

SYNERGIE IN DE

MANAGEMENTWETENSCHAP

Levert een bijdrage aan

De kerndoelen van de onderneming: - Winstgevendheid - Continuïteit

Via de meerwaarde van

-

Het verlagen van kosten en risico’s, en Het verhogen van opbrengsten en het creëren van kansen

Door samenhang te scheppen tussen

-

De activiteiten van de verschillende bedrijfsonderdelen, en De activiteiten van één bedrijfsonderdeel en die van de concernleiding

Door samenwerking van

-

SYNERGIE IN DE

STEDENBOUWKUNDE

Levert een bijdrage aan

Het sociaal en economisch functioneren van de stad als geheel

Via de meerwaarde van

-

Meervoudig gebruik van locaties, en Uniciteit en complementariteit van locaties

Door samenhang te scheppen tussen

-

Functies op één locatie, en Locaties onderling

Door samenwerking van

Publieke en private partijen

SYNERGIE IN DE

STEDELIJKE VERNIEUWING

Levert een bijdrage aan

-

Via de meerwaarde van

Organisatieonderdelen binnen de onderneming De onderneming en andere organisaties

Financieel rendement, en De stedelijke economie Kostprijsreductie, en Verbetering van concurrentie- en rendementspositie van de locatie

Door samenhang te scheppen tussen

Activiteiten in herontwikkelingsproces - Geïntegreerde planning en regionale marktbeheersing - Geïntegreerde uitvoering, en - Beheersafspraken

Door samenwerking van

Publieke en private partijen in fase gerelateerde lichte ‘netwerkstructuren’


SYNERGIE IN DE

OVERKOEPELENDE INRICHTINGSCONCEPTEN

Levert een bijdrage aan

De realisatie van ruimtelijke kwaliteit

Via de meerwaarde van

Een overkoepelend inrichtingsconcept ten aanzien van: - De kwaliteit van ingrepen - De mate van verandering van deelconcepten

Door samenhang te scheppen tussen

-

Door samenwerking van

Betrokken partijen via arrangementen

Onderdelen van het plan Onderdelen

SYNERGIE IN DE

PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING BIJ STEDELIJKE ONTWIKKELINGSPROJECTEN

Levert een bijdrage aan

-

Maatschappelijk rendement voor publieke actoren Bedrijfseconomisch rendement voor private actoren

Via de meerwaarde van

-

Een duurzame oplossing resulterend in een verbetering van ruimtegebruik, kwaliteit en imago Een betere prijs/kwaliteitsverhouding Leereffecten en een einde aan bestuurlijke patstellingen Een afstemming van verschillende project of projectinitiatieven in een bepaald gebied en mogelijke toekomstige samenwerking met actoren

-

Door samenhang te scheppen tussen

Door samenwerking van

De inbreng van middelen van actoren resulterend in: - Een integrale benadering en realisatie van verschillende elkaar versterkende functies - Een verdeling van risico’s en vereveningsmogelijkheden - Het vroegtijdig samenbrengen van complementaire kennis en ervaring en de afstemming van doelen en belangen - Een afstemming van verschillende projecten of projectinitiatieven in een bepaald gebied Publieke en private partijen die meerdere projectfasen omvat en waarbij: - De private partijen vroegtijdig zijn geselecteerd op basis van visie of plannen, haalbaarheidsstudies en ervaring - Gemandateerde vertegenwoordigers werken aan het gezamenlijke doel in een specifiek voor het project ingestelde organisatie - Actoren zich bewust zijn van hun algemene onderlinge afhankelijkheid, domein consensus overeenkomen en positieve verwachtingen hebben van samenwerken - Er een persoonlijke fit is tussen de deelnemers, van wie de betrokkenheid gewaarborgd is


RDM Bedrijven naam Bedrijfstakken/Sectoren Ampelmann Maritieme Toeleverancier Ranmarine Maritieme Industrie Holland-RET Productie Industrie RAMLAB Productie Industrie Concr3de Productie Industrie Energy Floors Productie Industrie RDM Makerspace Productie Industrie Dutch Drone Company Productie Industrie Skel-Ex Productie Industrie Aqitec Productie Industrie KRVE Shoretension Maritieme Toeleverancier Vertidrive Productie Industrie IHC Merwede Maritieme Industrie Studio RAP Design ProTanks Productie Industrie Van Dalen Products Productie Industrie Genuin Engineering Specialistische Dienstverlening ICDUBO Onderwijs & Kennis Jules Dock Group Productie Industrie Skilledin Onderwijs & Kennis MgAubel Productie Industrie iTanks Onderwijs & Kennis Franklin Offshore Europe Maritieme Industrie Condor Logistiek, Transport & Opslag Bonn en Mees Maritieme Toeleverancier Broekman Logistics Logistiek, Transport & Opslag Damen Shipyards Group Maritieme Industrie De Timmerij Productie Industrie Cool Seperations Productie Industrie HannĂ´t Finance Specialistische Dienstverlening Hobrand Algebra Overig Hofstede Overig LT Group Onderwijs & Kennis MariTeam Shipping Maritieme Dienstverlening Public Domain Architecten Design RH Marine Maritieme Dienstverlening Project SMS Specialistische Dienstverlening TCC Onderwijs & Kennis Rotterdam Mainport University Onderwijs & Kennis Avant Sanare Onderwijs & Kennis KWINT Offshore Maritieme Industrie Mcnetiq Productie Industrie SJR Group Maritieme Toeleverancier Metaal Transport B.V. Logistiek, Transport & Opslag B.V. Expeditie- en Stuwadoors Maatschappij J.C.Logistiek, Meijers Transport & Opslag Shoretension Maritieme Toeleverancier Merwelands Maritieme Industrie

Functies Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Dienstverlening Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Creatieve Industrie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Creatieve Industrie Kenniscentrum & Onderwijs Gespecialiseerde productie Trainings- en Coachingbedrijven Gespecialiseerde productie Kenniscentrum & Onderwijs Gespecialiseerde productie Overig/onbekend/geen Dienstverlening Overig/onbekend/geen Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Dienstverlening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Uitzendbureau Dienstverlening Creatieve Industrie Dienstverlening Creatieve Industrie Kenniscentrum & Onderwijs Kenniscentrum & Onderwijs Trainings- en Coachingbedrijven Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie

Schiedam Bedrijven naam Damen Shiprepair Huisman Equipment Mammoet SBM offshore HSM offshore ERS Saipem

Functies Leaderfirm Leaderfirm Leaderfirm Leaderfirm Leaderfirm Leaderfirm

Bedrijfstakken/Sectoren Maritieme Industrie Maritieme Industrie Maritieme Industrie Maritieme Industrie Maritieme Industrie Maritieme Industrie


Wärtsilä RH Marine Jumbo heavy lifting Vopak agencies Breadbox Quality marine services Palfinger marine Mannekes Sita ecoservices Zanddorp zandoverslag Piet van der Kooij Boskalis Klassmann Deilman Mark van Schaick Tru Marine Betonmortelbedrijven cementbouw b.v. Decoil Argos oil Ros en recycling Global alignment EVS multiservice EPG Goldman Prolance marine flooring S.S.G. shipping services b.v. Motor Revisie Centrum (MRC) Muehlhan Kranendonk Laurensgroep Hempel marine Hubel marine KH engineering Ludanflex SafeTmade LKL oceantrade Gimas ship supply & services Lasbedrijf van Slobbe FMJ marine en offshore WSR Rotterdam Rubaflex HSR hydraulics Rada Seals Gusto Msc Dominial Tugpins Navingo Kotug Equilex Nofalab/Nofamarsac In Axtion Kuhlman Repko Shipping Dock 90 Verenfabriek Roveron Vryhof HR ProjectPartners dit Stream Huisman Academy Prorest Facilicom Axxicom Smart Asset Integrity Solutions

Maritieme Industrie Maritieme Dienstverlening Maritieme Industrie Maritieme Dienstverlening Logistiek, Transport & Opslag Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Toeleverancier Logistiek, Transport & Opslag Logistiek, Transport & Opslag Logistiek, Transport & Opslag Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Industrie Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Toeleverancier Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Toeleverancier Overig Maritieme Toeleverancier Maritieme Industrie Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Industrie Maritieme Industrie Maritieme Dienstverlening Maritieme Toeleverancier Maritieme Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Overig Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Toeleverancier Maritieme Dienstverlening Logistiek, Transport & Opslag Maritieme Toeleverancier Maritieme Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Productie Industrie Maritieme Industrie Maritieme Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Onderwijs & Kennis Onderwijs & Kennis Specialistische Dienstverlening Overig Maritieme Dienstverlening

Leaderfirm Dienstverlening Gespecialiseerde productie Dienstverlening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Dienstverlening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Leaderfirm Overig/onbekend/geen Dienstverlening Dienstverlening Overig/onbekend/geen Dienstverlening Overig/onbekend/geen Dienstverlening Overig/onbekend/geen Dienstverlening Gespecialiseerde productie Dienstverlening Dienstverlening Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Dienstverlening Dienstverlening Dienstverlening Creatieve Industrie Creatieve Industrie Gespecialiseerde productie Dienstverlening Dienstverlening Overig/onbekend/geen Dienstverlening Dienstverlening Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Creatieve Industrie Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Dienstverlening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Dienstverlening Uitzendbureau Dienstverlening Dienstverlening Gespecialiseerde productie Gespecialiseerde productie Dienstverlening Uitzendbureau Trainings- en Coachingbedrijven Trainings- en Coachingbedrijven Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Dienstverlening


MRVO Accountants en Belastingadviseurs Trigion Ardea Auto Schiedam Enersea Proton Inmarsat Global Wireless Witlon Trading The Missions to Seamen VTS Opleiding Inrada E.R.S. Saipem Schiedam Offshore Hersbach Tools Perfectgroep Ultro National Van de Velde Schilders Credo Bouw Schilders- en Afwerkingsbedrijf Baron Vishandel M.C. Gundlach Normay Woning- en Projectstoffering Sparreboom Moess NormFire Unique Wood C.P. Heat Exchanger Technologies Technisch Bureau Verwaal Facilities & Results Service-Plus GSP Offshore Munchhof TWZ Motoren VG Energy Storage M.A. Nijsen Plafonds Indupak Goflex Group Aanemingsbedrijf v.d. Tempel Koekela MainPress Embassy Freight Rotterdam Vandevloeren Carpartsdirect Eisses L. van Tiel SCL Rotterdam VKS Schiedam H2K Brandweeropleidingen Maasstad Security Link Nederland Linde-gas Roeiers v.i.o.s. Dok- en Werf-Maatschappij Wilton-Fijenoord

Specialistische Dienstverlening Specialistische Dienstverlening Overig Maritieme Dienstverlening Specialistische Dienstverlening Specialistische Dienstverlening Overig Overig Onderwijs & Kennis Maritieme Dienstverlening Maritieme Toeleverancier Productie Industrie Specialistische Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Maritieme Dienstverlening Specialistische Dienstverlening Overig Specialistische Dienstverlening Overig Overig Onderwijs & Kennis Overig Overig Overig Logistiek, Transport & Opslag Overig Overig Overig Logistiek, Transport & Opslag Overig Overig Onderwijs & Kennis Overig Overig Overig Overig Maritieme Industrie

Dienstverlening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Dienstverlening Dienstverlening Dienstverlening Overig/onbekend/geen Buurt-bouwende voorziening Trainings- en Coachingbedrijven Dienstverlening Dienstverlening Gespecialiseerde productie Dienstverlening Dienstverlening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Uitzendbureau Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Dienstverlening Dienstverlening Overig/onbekend/geen Dienstverlening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Kenniscentrum & Onderwijs Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Trainings- en Coachingbedrijven Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Buurt-bouwende voorziening Gespecialiseerde productie

M4H Bedrijven naam Atelier van Lieshout Awkward Bouw Akademie Club Gusto De Bende

Bedrijfstakken/Sectoren Design Design Overig Design Design

Functies Creatieve Industrie Creatieve Industrie Trainings- en Coachingbedrijven Creatieve Industrie Creatieve Industrie


De Symbioot De Urbanisten De Vertrekhal Dexter Design Erasmus Centre for Entrepreneurship Felixx Floating Farm Groencollect Group A Hatrabbits Innovatie centrum kunstoffen KAW Keilewerf 1 & 2 Krill Architectuur en Onderzoek Organism Studios Royal Roos Sabine Marcelis Sant Interiors Snijlab Solid Lighting Design Spark Design & Innovation Staalslagerij Stichting Voedseltuin Studio I Focus Studio Buitenom Studio de Ronners Studio Faber Studio Inherent Studio Minale-Maeda Studio OXL Studio Roosegaarde The Talk of the Town Theatreart This is bouw Toettoetfood Undercover ontwerp praktijk Vorm & Decor We Umbrella Widget Brain Woodwave SuguClub Marnix de Nijs Jur D-Lightz All Trans Hellas Line Studio Makkink & Bey Tot en met ontwerpen Rotterdam Fruit Wharf Sitra Nederland Nico de Jong Jorden Logistics Global Fruit Point Soigneur De Fruitvis L. Klootwijk Handelscentrum SFI World of Fruits HDG The Fruit Consultant JS Trade F.D. Fruit

Design Design Overig Design Onderwijs & Kennis Design Design Overig Design Specialistische Dienstverlening Specialistische Dienstverlening Design Overig Design Design Maritieme Dienstverlening Design Design Productie Industrie Design Productie Industrie Design Overig Design Design Design Design Design Design Design Design Design Design Overig Overig Specialistische Dienstverlening Design Design Specialistische Dienstverlening Design Overig Design Design Logistiek, Transport & Opslag Design Design Logistiek, Transport & Opslag Logistiek, Transport & Opslag Overig Logistiek, Transport & Opslag Logistiek, Transport & Opslag Design Overig Overig Logistiek, Transport & Opslag Specialistische Dienstverlening Overig Specialistische Dienstverlening

Creatieve Industrie Creatieve Industrie Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Creatieve Industrie Kenniscentrum & Onderwijs Creatieve Industrie Creatieve Industrie Specialistische Productie Creatieve Industrie Dienstverlening Dienstverlening Creatieve Industrie Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Creatieve Industrie Creatieve Industrie Dienstverlening Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Buurt-bouwende voorziening Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Overig/onbekend/geen Dienstverlening Creatieve Industrie Creatieve Industrie Dienstverlening Creatieve Industrie Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Creatieve Industrie Creatieve Industrie Overig/onbekend/geen Creatieve Industrie Creatieve Industrie Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Creatieve Industrie Buurt-bouwende voorziening Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen


Richard Hutten Studio Onno Raadersma Minale-Maeda Carla van Beurden Design AVT Interieurbouw Rob Gijsbers Edgar Cleijne Stichting Rotterdams Volkstheater Sol Industrial Design Studiolef Claus Wiersma Ontwerper Marlies Quack Fyffes Hiwa Rotterdam Port Cold Stores Continental Juice Stedin Bedrijfsschool Stichting Voedselbank Stichting Keigoed Kloosterboer Uit je eigen stad Kunst & Complex Lagaay Internationaal Datema-Delfzijl Van der Laan Mediscore Leenbakker infrasec Rocka Druk Melody Congres- en Partycentre Fabriek voor glasbewerking Cleton OD Creatie Cygoat Designs Socialmediamonteur Marsprine Edward van Dongen Marlous van Wijnen SPEK Design Dock Baronie-de-Heer Continental Chocolate t EendeĂŤi Vlees Centrum Leiden Espirit Cars SN Cars Deals On Wheels E. Kaya & Zonen Intosteel United Enterprise Videoproductie Meesterlijk Stofferen Thermiq China Futuro Werkt Willemijnontwerp OBA Grandcafe & Restaurant Soundport West Practice

Design Design Design Design Design Design Design Design Design Design Design Design Overig Logistiek, Transport & Opslag Logistiek, Transport & Opslag Onderwijs & Kennis Overig Overig Logistiek, Transport & Opslag Overig Overig Specialistische Dienstverlening Maritieme Dienstverlening Specialistische Dienstverlening Overig Overig Overig Overig Overig Design Design Specialistische Dienstverlening Specialistische Dienstverlening Design Design Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Overig Design Overig Overig Overig Design Overig Overig Onderwijs & Kennis

Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Kenniscentrum & Onderwijs Buurt-bouwende voorziening Buurt-bouwende voorziening Overig/onbekend/geen Buurt-bouwende voorziening Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Dienstverlening Dienstverlening Dienstverlening Buurt-bouwende voorziening Dienstverlening Creatieve Industrie Buurt-bouwende voorziening Specialistische Productie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Creatieve Industrie Dienstverlening Creatieve Industrie Creatieve Industrie Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Overig/onbekend/geen Uitzendbureau Creatieve Industrie Specialistische Productie Overig/onbekend/geen Buurt-bouwende voorziening Creatieve Industrie Buurt-bouwende voorziening Bedrijfsverzamelgebouw/gemengd Buurt-bouwende voorziening


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.