Nehemia

Page 1

Nehemia Nehemia 1

1. De geschiedenissen Of, woorden. van Nehemia, zoon van Hachalja. En het geschiedde in de maand Chisleu, Zie Ezra 10:9. Naar het heilig of kerkelijk jaar der Joden, was het de negende maand; maar naar der ChaldeĂŤn rekening, die het jaar in September begonnen, was het de derde maand. in het twintigste jaar, Van den koning Arthasasta, gelijk onder, Neh. 2:1; zie aldaar. als ik te Susan De hoofdstad van Susiana, gebouwd zo enigen schrijven door Darius Histaspis. in het paleis was;

2. Zo kwam Hanani, een van mijn broederen, Dat is, bloedverwanten, of landslieden, Joden. hij en sommige mannen uit Juda, en ik vraagde hen naar de Joden, die ontkomen waren Hebreeuws, de ontkoming. (die overgebleven waren van de gevangenis), en naar Jeruzalem. 3. En zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar in het landschap Of, provincie, zoals het land Kanaän genoemd wordt, omdat het nu was onder het gebied der Perzische monarchie. zijn

overgebleven, zijn in grote ellende Hebreeuws, in groot kwaad; dat is, ellende en treurigheid. en in versmaadheid; en

Jeruzalems muur is verscheurd, en haar poorten zijn met vuur verbrand. 4. En het geschiedde, als ik deze woorden hoorde, zo zat ik neder, en weende, en bedreef rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van den God des hemels.

5. En ik zeide: Och, HEERE, God des hemels, Gij, grote en vreselijke God! Die het verbond en de goedertierenheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden. 6. Laat toch Uw oor Dat is, verhoor toch; menselijker

wijze

van

God

gesproken. Zie 1 Kon.

opmerkende, en Uw ogen 8:29. open zijn, om te horen naar het gebed Uws knechts, dat ik heden Dat is, te dezer tijd. voor Dat is, verhoor toch; menselijker wijze van God gesproken. Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor Dat is, verhoor toch; menselijker wijze van God gesproken. de kinderen Israels, Uw

knechten; en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd. 7. Wij hebben het ganselijk Hebreeuws, wij hebben met verderving, of verdervende verdorven; dat is, wij hebben gans verdorvenlijk tegen U gehandeld en ons in alle manieren aan U schuldig gemaakt, door onze zonden. tegen U verdorven; en wij

hebben niet gehouden de geboden, Zie van deze drie volgende woorden Deut. 5:31. noch de inzettingen, noch de

rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden hebt. 8. Gedenk toch des woords, dat Gij Uw knecht Mozes geboden hebt, Zie Deut. 30:2,3,4 met de aantekening. zeggende: Gijlieden zult overtreden, Ik zal u onder de volken verstrooien. 9. En gij zult u tot Mij bekeren, en Mijn geboden houden, en die doen; al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, Ik zal hen vandaar verzamelen, en zal ze brengen tot de plaats, die Ik verkoren heb, om Mijn Naam aldaar te doen wonen. 10. Zij zijn toch Uw knechten en Uw volk, dat Gij verlost hebt door Uw


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.