Leviticus Leviticus 1
1. En de HEERE riep Mozes, en sprak tot hem uit de tent der samenkomst, Versta, den tabernakel, waarin God kwam om zijn volk toe te spreken, Exod. 29:42, en zij komen moesten om hem te vragen en te horen spreken; Exod. 33:7. zeggende:
2. Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als een mens uit u den HEERE een offerande zal offeren, Anders, aan, of, toebrengen. Alzo in Lev. 1:3,5, enz. Versta dit offeren, van het werk des volks en niet des priesters. gij zult uw
offeranden offeren van het vee, van runderen en van schapen. Dit woord bedoelt niet alleen schapen, maar ook geiten, gelijk te zien is onder Lev. 1:10. Zie ook Gen. 12:16.
3. Indien zijn offerande een brandoffer van runderen is, Zie Gen. 8:20. zo zal hij een volkomen mannetje offeren; Dat geen gebrek aan het lichaam heeft. Zie onder, Lev. 22:20,21,22. aan de deur van de
tent der samenkomst zal hij dat offeren, Waar het brandofferaltaar stond; gelijk te zien is onder Lev. 1:5. naar zijn welgevallen, Uit deze woorden blijkt dat hier gesproken wordt van vrijwillige offers, welke niet geschieden naar de gewone en gezette orde, maar naar het goedvinden van iemand in het bijzonder, om God te bidden of te danken. voor het aangezicht des
HEEREN.
Door de tent der samenkomst, in wier binnenste deel was de ark des verbonds, het teken van Gods tegenwoordige bijwoning, Exod. 25:22, waarom ook de tent genoemd wordt Gods huis, 1 Sam. 3:15, gelijk God ook gezegd wordt daarin te zijn, onder Lev. 4:7.
4. En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, Hebreeuws, met zijne hand steunen. Te weten, om daarmede te betuigen dat hij dit offer aan God toeheiligde, overgaf en voorstelde, als in de plaats van zichzelven, om voor zich genade bij den HEERE te vinden, door de toekomende offerande van den Messias, die door deze afgebeeld was. Zie Exod. 29:10. opdat het
voor hem aangenaam zij,
Dat is opdat het hem, die het offert, voor een wettelijk en Gode aangenaam offer verstrekke. om hem
te verzoenen.
Dat is, om voor hem te betekenen en te verzegelen de verzoening, die door den Messias in de volheid des tijds geschieden zou; Rom. 3:25; 2 Cor. 5:19; Ef. 1:7; Col. 1:14,19,20. 5. Daarna zal hij het jonge rund Namelijk, de priester, of die het offert, door den priester, gelijk God bevolen had, Exod. 29:11, en ook geschied is; onder Lev. 8:15. Of, daarna zal men het jonge rund slachten, te weten, door den priester. slachten voor
het aangezicht des HEEREN;
Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk, de keel afsteken. en de zonen van Aaron, de
priesters, zullen het bloed offeren, en het bloed sprengen rondom dat altaar, hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is. 6. Dan zal hij het brandoffer de huid aftrekken, Te weten, een der priesters. Zie 2 Kron. 29:34. en het in zijn stukken delen. 7. En de zonen van Aaron, den priester, zullen vuur maken op het altaar, Hebreeuws, vuur geven; te weten, van het vuur, hetwelk van den hemel vallen zou, als men het eerst op dit altaar zou offeren, onder, Lev. 9:24, en daarom geduriglijk bewaard moest worden. Zie onder, Lev. 6:12.
en zullen het hout op het vuur schikken. 8. Ook zullen de zonen van Aaron, de priesters, de stukken, het hoofd en het smeer, Anders, ingewand. Anders, romp; waarvan het hoofd en de schenkelen af