1Samuel

Page 1

1 Samuël

waarvan degene die het offerde zijn deel had, hetwelk hij met zijn huisgezin eten mocht. zo

gaf hij aan Peninna, zijn huisvrouw, en aan al haar zonen en haar dochteren, delen. Te weten, van het offer. Zie Deut. 12:12, en Deut. 16:11.

1 Samuël 1

1. Daar was een man van Ramathaim Dit woord staat in het Hebreeuws in het getal van twee alsof men zeide tweevoudig Rama, omdat deze stad zoals men meent in tweeën is verdeeld geweest. Zij wordt Matth. 27:57 genoemd Arimathea.-Zofim, van het

gebergte van Efraim,

Hiermede wordt deze stad onderscheiden van Rama in Benjamin, en van Rama in den stam Nafthali, en andere steden meer, die Rama genoemd worden. wiens naam was Elkana, een

zoon van Jerocham, den zoon van Elihu, den zoon van Tochu, den zoon van Zuf, een Efrathiet. Anders, een Efraïmiet, gelijk Richt. 12:5. Dat is, van een die in het land van Efraïm geboren is, doch van afkomst was hij uit den stam van Levi; 1 Kron. 6:27.

2. En hij had twee vrouwen; de naam van de ene was Hanna, en de naam van de andere was Peninna. Peninna nu had kinderen, maar Hanna had geen kinderen. 3. Deze man nu ging opwaarts uit zijn stad van jaar tot jaar Hebreeuws, van dagen tot dagen. Het Hebreeuwse woord Jamim wordt in de Heilige Schrift dikwijls voor jaren gebruikt, en hier wordt gesproken van de drie jaarlijkse feestdagen der Joden. Zie Lev. 25:29. om te aanbidden, en om te

offeren den HEERE der heirscharen te Silo; Waar de tabernakel was; Joz. 18:1. en aldaar waren priesters des HEEREN, Te weten, onder hun vader Eli, die hogepriester was. Hofni, en Pinehas, de twee zonen van Eli. 4. En het geschiedde op dien dag, als Elkana offerde, Te weten, dankoffer,

5. Maar aan Hanna gaf hij een aanzienlijk deel, Wat schoon en heerlijk was aan te zien. Hebreeuws, een stuk van twee aanzichten. Deze beleefdheid deed Elkana zijn vrouw Hanna, om haar daarmede te vermaken. want hij had Hanna lief; Dat is, zonderling lief, liever dan hij Peninna had. Zie dergelijk exempel Gen. 29:30. doch

de HEERE had haar baarmoeder toegesloten. Zie Gen. 20:18. 6. En haar tegenpartijdige Te weten, Peninna, die haar afgunstig was; Lev. 18:18.

tergde haar ook met terging, om haar te vergrimmen, Anders, dewijl zij donderde; dat is, met onstuimige woorden uitvoer. omdat de HEERE haar

baarmoeder toegesloten had. 7. En alzo Te weten, gelijk 1 Sam. 1:4,5, verhaald wordt. deed hij jaar op jaar; Te weten, Elkana. van dat zij opging Te weten Hanna. tot het huis des HEEREN, zo tergde zij haar alzo Te weten, gelijk 1 Sam. 1:4,5, verhaald wordt.; daarom weende zij en at niet. Dat is, zij at zeer weinig.

8. Toen zeide Elkana, haar man: Hanna, waarom weent gij, en waarom eet gij niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld? Ben ik u niet beter dan tien zonen? 9. Toen stond Hanna op, nadat hij gegeten, Te weten, Elkana, want het schijnt dat zij òf niet, òf weinig gegeten heeft. en nadat hij gedronken had te Silo. En Eli, de priester, zat op een stoel bij een post van den tempel des HEEREN. Dat is, van den tabernakel, want in dezen tijd was de tempel nog niet gebouwd.

10. Zij dan viel bitterlijk bedroefd zijnde, zo bad zij tot den HEERE, en


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.