Een schietveld in de Sahara Inleiding
Situering van het schietveld op een luchtfoto van 1968.
In 1881 kocht het bedrijf ‘Compagnie de la Forcité’ een perceel grond in Balen op de plaats ‘Vuurbergen’. De firma stuurde onmiddellijk een verzoek aan het Antwerps provinciebestuur om op die plaats een springstoffenfabriek te mogen uitbaten. De bezwaren tegen de oprichting van de springstoffenfabriek die de gemeentebesturen van zowel Balen als Lommel uitten, haalden niet veel uit. De bouw van de fabriek startte in 1882. Een jaar later werd het eerste dynamiet geproduceerd. In 1920 werd ‘La Forcité’ overgenomen door de naamloze vennootschap ‘Poudreries Réunies de Belgique’ (afgekort ‘P.R.B.’). De bedrijfsgebouwen van de springstoffenfabriek lagen voornamelijk op Balens grondgebied. Op het uitgestrekte bedrijfsterrein onder Lommel werden vooral opslagplaatsen gebouwd, vaak omsloten door aarden wallen.
De vergunning
Einde jaren vijftig van vorige eeuw liet het bedrijf zijn oog vallen op een stuk gemeentegrond net ten zuiden van het Kempens Kanaal in de Lommelse Sahara. ‘Sahara’ was de naam die de Lommelse volksmond gegeven had aan een grote stuifzandvlakte die zich ten noordoosten van de Lommelse zinkfabriek uitstrekte van op de Maatheide en zo over de Wijerkense Bergen heen tot aan het Kempens Kanaal. De uitstoot van de zware metalen door de in 1904 opgerichte zinkfabriek en de weersomstandigheden gedurende de twee decennia daarna (droog weer met veel wind) waren de oorzaken van het ontstaan van deze ‘woestijn’, die haar grootste uitgestrektheid kende kort na de Tweede Wereldoorlog. P.R.B. wilde op die stuifzandvlakte een schietveld inrichten. Het opruimen van de geteste munitie was immers veel makkelijker in een kale zandvlakte dan in een met heidestruikjes begroeid gebied. Eén Lommelaar zag een dergelijk schietveld echter niet zitten en hij diende onmiddellijk bezwaar in. Hij meende dat het geluid van de ontploffingen wel eens nadelig zou kunnen zijn voor zijn drachtige koeien die in de weiden vlakbij graasden. Op 31 augustus 1959 verleende de Limburgse Bestendige Deputatie aan P.R.B. de machtiging om in Lommel ‘ter plaatse Blekerheide’ (‘Wijerkense Bergen’ was correcter geweest als plaatsaanduiding) een schietveld in te richten op 40 ha gemeentegrond. Het bezwaar van de Lommelse inwoner was
Een schietveld in de Sahara
5
Het goedgekeurde bouwplan van de hoofdgebouwen voorzien van extra aanduidingen, bij de aanvraag van 1959.
6
Een schietveld in de Sahara
Gevel en grondplan van de vroegere hoofdgebouwen.
genoteerd, maar hij moest als er problemen waren met zijn koeien maar een beroep doen op de gewone rechtsregels om schadeloosstelling te eisen. Vanzelfsprekend moest het bedrijf met een aantal zaken rekening houden. De veiligheid van werknemers en passanten was van groot belang. De afgeleverde machtiging luidt als volgt: 1. Het schietveld zal opgericht worden op de percelen die gekadastreerd zijn Lommel, 2e afdeling sectie A nrs. 1227d, 1227a, 1223j, 1223e, 1227e, 1229r, en 1235/2. 2. Het zal volledig afgesloten zijn door een omheining van ten minste een meter hoogte waarop, ten minste alle vijftig meter, een plaat zal zijn aangebracht met het opschrift “Doodsgevaar Schietveld”. 3. De algemene inrichting zal beantwoorden aan de aanduidingen van het bij de aanvraag gevoegd plan nr. 3.
4. De volgende proefschietingen zullen er mogen worden gedaan: a) schietingen met inerte projectielen ter bepaling van hun snelheid; b) schietingen met inerte projectielen ter bepaling van de afwijking der kogelbaan bij een dracht van 1.000 m.; c) schietingen met holle ladingsprojectielen ter bepaling van het doordringvermogen in pantserplaten; d) ontploffingen in een kuil of in een afgeschermde ruimte om de fragmentatie der granaatlichamen te bepalen; e) statische schietingen ter beproeving van drijfladingen van raketten. 5. Schikkingen dienen getroffen om te verhinderen dat bij de schietingen hiervoren bedoeld onder 4 a, b en c projectielen of scherven buiten het schietveld kunnen vliegen. De observatieposten moeten zo zijn gebouwd, dat het zich daarin bevindend personeel geen gevaar loopt. 6. Voor de proefnemingen hiervoren bedoeld onder 4. e en f dient de inrichting zo te zijn gebouwd dat buiten de proefnemingsruimte niemand door scherven of vlammen kan worden gekwetst. De afvuurinrichting moet een veiligheidsdispositief bevatten verhinderend dat de ontstekingsstroom ontijdig ingeschakeld wordt. De persoon die met de afvuring belast is, moet de plaatsing der ladingen en granaatlichamen in
Een schietveld in de Sahara
7
de proefnemingsruimte bijwonen en het laatst deze ruimte verlaten. Hij alleen moet in staat zijn de veiligheid uit te schakelen en de ontsteking te verwekken. 7. Voor het begin van elke schieting zal er een rode vlag boven het schietveld worden gehesen en deze zal er behouden blijven zolang de schieting duurt. Elke schieting zal ook door een geluidssignaal worden voorafgegaan. 8. Het gebouw A zal als volgt ingedeeld zijn: a) een conditioneringslokaal met twee verwarmingskasten en een koelkast; b) een lokaal om de te beproeven munitie scherp te zetten; c) een ontvangstzaal met bijhorende kleedkamer en sanitaire inrichtingen; d) een lokaal met meettoestellen; e) een donkere kamer om filmen te ontwikkelen; f) een schietstand voor statisch afvuren van drijfladingen voor raketten; g) een waarnemingsplatform op verhoog. Het gebouw A zal in onbrandbare materialen zijn opgetrokken. De schietstand vermeld onder f zal van de belendende lokalen door 30 cm. dikke muren in beton gescheiden zijn. Het personeel in het gebouw A wordt beperkt tot zes man; de munitie tot tweehonderd te beproeven projectielen of ladingen. 9. Het gebouw B zal in onbrandbare materialen worden opgetrokken en de volgende lokalen bevatten: twee garages voor de berging van het schietmateriaal (munitie 8
Een schietveld in de Sahara
uitgezonderd), een machinezaal met Dieselmotor en generator voor elektrische stroom, een ketel voor centrale verwarming. 10. Het gebouw C mag ingericht worden zoals het gebouw A ofwel met het oog op het onderzoek van ballistische ladingen voor munitie van kleine kalibers m.a.w. tot kaliber 40 mm. In dit geval wordt het personeel beperkt tot zes man en de hoeveelheid kruit tot honderd kilogram. 11. Het schietveld dient onder bestendige bewaking te staan. Te dien einde mag er een woonhuis worden opgetrokken. 12. Op het kantoor der inrichting zal een boek bewaard worden, waarin de opmerkingen en raadgevingen zullen worden opgetekend die de ingenieurs van de Dienst der Springstoffen na elke inspectie zullen nodig achten te maken. 13. Het schietveld zal maar mogen worden in bedrijf gesteld na bezichtiging door een ingenieur van de Dienst der Springstoffen en na aflevering van een attest vaststellende dat de inrichting aan de opgelegde bijzondere voorwaarden en de algemene reglementering voldoet.
Het Lommelse schietveld Het Lommelse schietveld was bij de P.R.B.werknemers bekend als een aangename werkplek. Je kon er rustig je job doen zonder al te veel controle door de oversten. Je moest wel fit zijn, want de fysieke inspanningen konden soms zwaar zijn. Vaak beschikten
Boven: schets van een J.A.T.O. - projectiel. Onder: statische schietstand waar testen met J.A.T.O. - projectielen werden uitgevoerd.
Boven: gebouw 5A diende als onderdak voor de ‘afuit’. Onder: schets van de oude en mobiele afuit of kanonsloop.
de schietmeesters niet over vervoer en ze werden dan ’s morgens door een vrachtwagen afgezet bij de hoofdgebouwen. Nadat de zware lading (mijnen, granaten en andere projectielen) was gelost, moest dat deel van de lading dat bestemd was voor de proeven die nabij het kanaal plaatsvonden, met mankracht ongeveer een kilometer ver door het mulle zand naar de plaats van bestemming worden gedragen. Het schietveld werd vooral gebruikt om granaten en mijnen te testen en om er proeven uit te voeren met raketaandrijvingen en militaire munitie. Deze militaire munitie was meestal niet met springstof gevuld, maar met een stof die dezelfde densiteit als de springstof had. De munitie ontplofte dus niet en we spreken bijgevolg van inerte munitie.
Het hoofdgebouw
In het uiterste zuiden van het terrein werden de hoofdgebouwen opgetrokken. Het voornaamste hoofdgebouw was centraal gelegen. Dit gebouw bevatte een statische schietstand waar vooral tests met J.A.T.O.-projectielen werden uitgevoerd. J.A.T.O. staat voor ‘Jet Assisted Take Off’ en dat was een techniek waarbij het projectiel extra werd voortgestuwd door een kleine raket. Hoe werden de kracht en het bereik van het J.A.T.O.-projectiel getest? Wel, de kleine raket werd in een wieg op een vast blok gemonteerd. De kop van de raket drukte hierbij tegen een drukmeter die tegen de muur was bevestigd. Daarna werd de raket ontstoken. De ‘vuur’-uitstoot
van de raket was ongeveer 20 meter lang en had een diameter van 7 meter. De druk die de raket uitoefende, werd geregistreerd via de drukmeter op een film. Deze film werd nadien in de donkere kamer, die in het gebouw aanwezig was, ontwikkeld. Munitie moet bedrijfszeker zijn. Zelfs in de meest uiteenlopende temperaturen, gaande van -32° C tot +52° C, mocht er niets mislopen. Daarom was er in het centrale gebouw een ‘conditioneringsruimte’. Deze ruimte beschikte zowel over een flinke diepvriezer als over een opwarmingsoven. De munitie werd er tot op de gewenste temperatuur afgekoeld of opgewarmd en daarna aan tests onderworpen. Verder bevond zich in dit centrale gebouw nog een elektriciteitscabine, een atelier, een lokaal met meetapparatuur en natuurlijk mocht een toilet niet ontbreken. Het gebouw had een plat dak dat men via een buitentrap kon bereiken en dat was ingericht als observatiepost. Vanaf deze post werden de ontploffingen op het terrein nauwkeurig gevolgd. Als je naar het centrale gebouw keek, stond rechts ervan een kleiner gebouw. Hier bevond zich een lokaal met een ‘canon’ of beter gezegd een oude en mobiele kanonsloop. Men vermoedde dat hij nog in de Eerste Wereldoorlog had gediend! Met dit kanon werden projectielen afgevuurd en vervolgens werd de snelheid van die projectielen gemeten. Een berm en eventueel bijgebrachte hindernissen verder op het terrein vingen de projectielen op. De twee andere lokalen in dit gebouw Een schietveld in de Sahara
9
werden gebruikt als opslagplaatsen voor wapens, munitie en bakens voor de snelheidsmetingen. In het gebouw links van het centrale hoofdgebouw was een garage/opslagplaats en een werkplaats/laboratorium.
De bunker
Een aandachtig waarnemer merkt op het terrein nog andere constructies op, zoals de bunker waar de proeven met ‘holle ladingen’ gebeurden. In de kop van de daar geteste projectielen (kogels of obussen) bevond zich een holle ruimte. Bij een inslag deukte deze holle ruimte in en gaf druk op de achterliggende ontsteking, die het projectiel tot ontploffing bracht. Het was een soort van vertragingsmechanisme dat ervoor zorgde dat het projectiel niet voor, maar in het obstakel ontplofte. Bovendien werd de kracht van de ontploffing vele malen versterkt in de richting van de lengteas van de holle lading. Op die manier konden obstakels (bijvoorbeeld een tank) veel beter worden doorboord. In de bunker werd een proefopstelling gerealiseerd waarbij chroom-nikkel platen dienden als eindweerstand. Voor deze platen werden op bepaalde 10
Een schietveld in de Sahara
afstanden drie schermen geplaatst. Deze schermen waren vervaardigd uit materialen gaande van papier tot dik hout. Het eerste scherm zorgde ervoor dat de holle kop van het afgevuurde projectiel werd ingedeukt, waardoor een explosie plaatsvond. De impact van deze ontploffing op de twee volgende platen leerde de schietmeester veel over de vernietigingskracht en de wijze waarop de vernietiging door het projectiel met de holle lading gebeurde. Om een menselijk lichaam na te bootsen gebruikte men platen van rode Noorse den met een dikte van één duim (2,54 cm)! Ten westen van deze bunker liggen nog de overblijfselen van een veiligheidsberm en een betondek.
Boven: de overblijselen van een veiligheidsberm en een betondek ten westen van de bunker. Linksmidden: schets van een holle lading. Rechtsmidden: de bunker waar de proeven met holle ladingen plaatsvonden. Onder: schets van een opstelling met chroom-nikkel platen.
De vernietigingsput.
De vernietigingsput
Wat meer noordelijk op het terrein bevindt zich de vernietigingsput. Hier werden af en toe springstoffen die moesten worden vernietigd, veilig tot ontploffing gebracht. Ook werden er springstoffen getest die in de mijnen of de steengroeven werden gebruikt.
De piramide
De zogenaamde ‘pyramide’ of testlokatie voor antipersoonsmijnen
Het schuilhuisje weerstond de tand des tijds niet.
Bijna aan het kanaal ligt de piramide. Deze piramide was de testlokatie van de antipersoonsmijnen. De te testen mijn werd aan de zuidzijde van de piramide ingegraven en van een afstandsbediening voorzien. De schietmeester zocht de veilige dekking op van het schuilhuisje dat ongeveer 100 meter oostwaarts van de piramide lag. Het schuilhuisje was een klein bakstenen gebouwtje van 2 meter bij 2 meter en ook twee meter hoog. De wanden waren aan de buitenzijde extra beschermd met een aarden wal. Het dak was toegankelijk via een trapje. Vanuit deze vesting liet de schietmeester de mijn ontploffen en daarna bracht hij de fragmentatie ervan in kaart. Deze proeven heeft men na een tijd moeten stopzetten omdat voorbijvarende schippers erover klaagden dat scherven van de mijnen op hun boten terecht kwamen!
Cirques de Bourges
Om granaten te testen werd op het terrein een proefopstelling uitgevoerd die een erg mooie naam droeg : ‘cirques de Bourges’. Tussen twee palen hing men een granaat op aan een draad die ongeveer op de hoogte van Een schietveld in de Sahara
11
één meter was gespannen. Op verschillende afstanden van de granaat werden dan concave schermen geplaatst. De granaat werd van op veilige afstand tot ontploffing gebracht en de scherven ervan beschadigden de opgestelde schermen. Door de impact van de granaatscherven op de schermen te registreren kon men wijzer worden over de fragmentatie en de vernietigingskracht van de granaat. Om veiligheidsredenen werd de opstelling ‘cirques de Bourges’ meestal centraal op het terrein uitgevoerd. In zowel oostelijke als westelijke richting had men dan een buffer van ongeveer 250 meter. Op een gegeven ogenblik wilde men wel eens testen of die buffer volstond. Tussen de prikkeldraden op de oostelijke en westelijke perceelsgrens van het schietterrein werden panelen uit bordkarton geplaatst. Een granaat werd centraal op het terrein tot ontploffing gebracht. Bij controle van de bordkartonnen panelen bleken er toch meerdere gaten in te zitten!
12
Een schietveld in de Sahara
Slot
De vergunning voor het schietveld die P.R.B. in 1959 verkreeg, was geldig voor een termijn van 30 jaar. De proeven op het Lommelse schietveld werden in 1967 stopgezet. De rode vlag – gevaar! – werd niet meer gehesen aan de hoofdgebouwen en voortaan zouden ook de handsirenes, die werden gebruikt om de omwonenden te verwittigen bij ontploffingen, niet meer loeien. Wat rest is industrieelarcheologisch erfgoed in een ondertussen nagenoeg volledig bebost landschap. Dankwoord
Peter Knaepen verzamelde de gegevens voor dit artikel en stelde ze op schrift in een brochure die in november 2005 werd uitgereikt aan de leden van de vriendenkring van het stadspersoneel naar aanleiding van een ochtendwandeling in de Sahara. Ferdi Geerts heeft het artikel een weinig herwerkt. Met dank aan: Marina Vandyck, Mieke Verhoeven, M. Verbaekel, Jan Linsen, Frans Linsen, Polly Geuens, Jules Put.
Peter Knaepen en Ferdi Geerts
Opstelling ‘cirques de Bourges’.