De verwijvende dampkring van theater en vertoningen Cinema in Lommel net voor de Eerste Wereldoorlog Inleiding “Verleden Zaterdag, Zondag, Maandag en Dinsdag, werd te Lommel eene cinemavoorstelling gegeven. De groote muziekzaal was telkenmale bezet door het talrijk publiek en deze voorstelling droeg de goedkeuring van eenieder. Zulke vermakelijkheden zetten het geacht publiek meer en meer aan en verschaffen werkelijk gelegenheid om den Zondag avond bijzonder in de winter aangenaam en gezellig door te brengen.” Dit bericht verscheen op zondag 13 januari 1913 - honderd jaar geleden dus - in de Gazet van Lommel (afgekort: GvL, nr. 2, 1913). Het is de eerste bevestiging dat in Lommel films werden vertoond, bijna twintig jaar nadat in1894 met filmvoorstellingen in België werd gestart. De Lommelse filmvoorstelling vond plaats, zoals u hierboven kon lezen, in de “groote muziekzaal”. Deze zaal was gelegen in het centrum van Lommel in de toenmalige Melkerijstraat (de huidige Frans Van Hamstraat) en ze was eigendom van burgemeester François Van Ham. De fanfare Hoop in de Toekomst, waarvan de burgemeester voorzitter was, had er haar oefenplek. De filmvoorstellingen vielen in de smaak van het publiek, want de zaal was vier winteravonden na elkaar goed gevuld. iedereen vond film kijken een aangenaam en gezellig tijdverdrijf. De vertoonde films waren die dagen het gespreksonderwerp bij uitstek op straat en in de winkels. Iedereen vond het fantastisch en had er de mond over vol. Maar schone liedjes duren niet lang... De filmvoorstellingen zouden aanleiding geven tot heel wat kabaal en onenigheid in Lommel.
Waar het verhaal zich afspeelde Het rustige Kempense boerendorp dat Lommel op het einde van de 19de eeuw was, veranderde vanaf 1890 en zeker tijdens het eerste decennium van de twintigste eeuw in een nijvere gemeente. Naast de vanzelfsprekende landbouw wonnen zowel kleinindustrie (wagenmakerijen, confectieateliers, schrijnwerkerijen, glasfabriek …) als grootindustrie (zinknijverheid) sterk aan belang. De welvaart groeide en de landbouwcoöperatieven (melkerij, bakkerij) en later de vakverenigingen ijverden ervoor dat diegenen die de arbeid leverden er ook voor zouden worden beloond.
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
5
De Kerkstraat in 1913. Rechts bovenaan zie je nog net het begin van het opschrift op de gevel van de stoommeubelmakerij van Felix Luykx. (Collectie Erfgoed Lommel)
De Lommelse bevolking telde op de vooravond van de Eerste Wereldoorlog bijna 8.000 zielen. Op een kwarteeuw tijd was de bevolking meer dan verdubbeld. Dit was te danken aan een ink migratieoverschot en een geweldig hoog geboortecijfer. Nabij de zinkfabriek van LommelWerkplaatsen werd een voor die tijd moderne woonwijk opgetrokken met allerlei voorzieningen voor de inwoners zoals kerk, hospitaal, winkel, feestzaal... . Het geestelijke welzijn van de erg jonge bevolking was een constante zorg voor de katholieke clerus. Er werd ingezet op onderwijs en op aangepaste ontspanning. In het centrum van Lommel verbond de gekasseide Kerkstraat het Dorp, waar het gemeentehuis stond, met het Kerkplein. Op dit Kerkplein priemde de machtige laat-15de-eeuwse kerktoren hoog in de lucht en in de gloednieuwe Sint-Pietersbandenkerk die in 1902 in gebruik was genomen, werden in 1913 de laatste interieurwerken, namelijk de muurschilderingen, uitgevoerd. Het levenswerk van pastoor Claykens was bijna voltooid. Burgemeester Van Ham had op de hoek van Kerkplein en Stationsstraat rond 1900 zijn statige villa, het huidige Burgemeestershuis, laten bouwen. Vlakbij was de Melkerijstraat waar zich de muziekzaal van de burgemeester bevond. Halverwege tussen Dorp en Kerkplein mondde de Kloosterstraat uit in de Kerkstraat. In de Kloosterstraat had Felix Luykx in augustus 1912 een grote bouwgrond gekocht en de daaropvolgende maanden bouwde en timmerde hij er het Werkmanshuis oftewel de Sint-Jozefszaal. Het centrum van Lommel werd sinds kort verlicht met 6
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
gaslantaarns. De eerste telefoons hadden hun intrede gedaan. Allerlei handels- en ambachtshuizen, waaronder de drukkerij van Karel Van Leemput-Immers en de stoommeubelmakerij van Felix Luykx-Kerkhofs, groeiden en bloeiden er. Twee geneesheren, de dokters Neeckx en Dumortier, en twee vroedvrouwen, de dames Deschamps en Vansummeren, hadden hun handen meer dan vol met zieken en bevallende vrouwen.
De Sint-Jozefszaal en enkele hoofdrolspelers Sinds de komst van de zinkfabrieken in Noord-Limburg werd gepoogd de arbeiders te verenigen, maar dat liep niet van een leien dakje. De fabrieksdirectie had namelijk geen goed oog in een vakvereniging en de arbeiders voelden er weinig voor om de bazen voor het hoofd te stoten. Eén van de grote voorvechters van de vakverenigingen was de Lommelse kapelaan Michiel Jans. In maart 1909 boekte hij een eerste succes door in Lommel een Werkmansbond op te richten. En vanuit katholiek oogpunt gezien was dit zeker niks te vroeg, want met Pasen 1909 hadden de socialisten op een groot congres in Tongeren de beslissing genomen wat acties te gaan ondernemen in Limburg. De Noord-Limburgse arbeiders in de zinkfabrieken van Lommel en Overpelt behoorden zeker tot hun doelpubliek. Maar kapelaan Jans speelde dus net iets sneller op de bal. Pas in 1926 zou in Lommel voor het eerst een socialistische lijst opkomen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Michiel Jans werd op 13 maart 1875 geboren in het Zuid-Limburgse Zichen-Zussen-Bolder. Hij studeerde voor priester en hij kwam in 1900 als kapelaan naar Lommel. Als geen ander was hij begaan met het wel en wee van de arbeiders. Niet alleen hun materiële welvaart bekommerde hem, maar ook hun lichamelijk en geestelijk welzijn. Vandaar dat hij niet alleen een vakvereniging stichtte in Lommel, maar ook een turnclub en een bibliotheek. In 1910 was Jans betrokken bij de oprichting van de maatschappij L’Economie, een geesteskind van ridder Georges Schaetzen uit Tongeren en de priester Emiel Delvoie. Een eerste actie van deze maatschappij was de oprichting van de coöperatieve bakkerij De Spaarzaamheid in Lommel. De redenering achter de stichting van deze bakkerij was om de arbeiders eerst te voorzien van brood. Daarna zou het wellicht makkelijker zijn om hen bij een christelijke vakvereniging in te lijven. Kapelaan Jans had ook meer dan één vinger in de pap bij de uitgave van de krant De Kempische Arbeider (afgekort: DKA) die vanaf januari 1912 de spreekbuis was van de Lommelse Werkmansbond. In De Kempische Arbeider werd flink van leer getrokken, vooral tegen de socialisten, de rechtstreekse concurrenten in de strijd om de arbeider, maar natuurlijk ook tegen de patroons.
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
7
In het tweede nummer van de krant kregen patroons en hun medestanders een veeg uit de pan: “Eindelijk, dat wij beter zouden doen van te zwijgen over betrekkingen tusschen werker en werkgever, dat wij twist en tweedracht zoeken!!! Zie, dat er nog zulke oud verstokte pruiken van liberalen in de wereld zijn, wisten wij niet.” (DKA, nr. 2, 1912) Tengevolge van de strubbelingen tussen arbeiders en werkgevers werd in februari 1912 de Lommelaar Vanderkrieken, voorzitter van de Vakvereniging der Zinkbewerkers, door “ ‘t Beheer der Fabriek van Overpelt op straat gesmeten omdat hij was, de voorzitter onzer Kristene Vakvereeniging!”. De arbeiders bleven achter hun leider staan en ze sloten de rangen, verspreidden pamfletten, vergaderden en betoogden. En ze zorgden voor hun voorzitter: “Aan H. Vanderkrieken werd een zetel en een pijp opgedragen door de leden, als een blijk hunner achting en genegenheid, daarbij werd hem beloofd, en deze belofte is reeds vervuld, dat hij nooit brodeloos zou zijn.” (DKA, nr. 4, 1912) En de “Kristene Vakvereeniging” was zeker niet makker dan de socialistische organisatie. Dat was althans de mening van de grote baas van de zinkfabriek, de heer Schulte. “Zij die de christene vereeniging altijd verweten onder den hiel der patroons te liggen, de schoenlikkers te zijn der bazen, wat werden zij daar gegeseld: ‘werklieden, zegde M. Schulte, past op voor de christene vakvereeniging; de socialistische, dat is zoo erg niet’. Fristi. Dat was raak. Is ‘t dan te verwonderen dat ‘t laatste wantrouwen bij de werklieden weggenomen werd en ‘t getal vereenigden aanstonds met eenige honderden vermeerderde.” (DKA, nr. 4, 1912)
8
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
Vlag van de Lommelse Werkmansbond uit 1910. (Collectie Erfgoed Lommel)
Het ontslag van Vanderkrieken en de toespraak van Schulte hadden dus een averechts effect. De Werkmansbond werd sterker in plaats van zwakker. Tot dan toe hadden de vergaderingen van de Werkmansbond steeds plaats gevonden in de muziekzaal, eigendom van de Lommelse burgemeester François Van Ham. De burgemeester kon de acties van kapelaan Jans en zijn vakvereniging niet pruimen en Van Ham stuurde Jans een brief met de melding dat hij “den klassen strijd zoo als hij thans door U gestreden wordt” afkeurde. In dezelfde brief kreeg de vakvereniging de deur van de muziekzaal gewezen.
Burgemeester François Van Ham in al zijn statigheid. (Collectie Erfgoed Lommel)
Wie was deze burgemeester Van Ham? François Van Ham werd geboren in Lommel op 9 maart 1859 en overleed in Keulen op 5 september 1935. Hij huwde met Anna Moons op 12 augustus 1891 in Keulen-Lindenthal. Zij was geboren in Brühl (Duitsland) en stamde uit een Lommelse teutenfamilie. Uit dit huwelijk werd op 11 juli 1893 hun dochter Helena geboren. François Van Ham studeerde aan het Sint-Jozefscollege in Hasselt en trok daarna naar de universiteit van Leuven om rechten te studeren, want hij wilde zijn oom Henri Alen opvolgen als notaris in Lommel. Van Ham mislukte echter in zijn rechtenstudies. Hij werd dan gemeentesecretaris in Lommel (1888 tot 1904) en zakenman. Tot aan zijn huwelijk woonde hij in bij zijn oom, Jan Alen, in het Dorp. Na zijn huwelijk verhuisde hij naar de Kerkstraat, waar hij samen met zijn vrouw verbleef tot hun nieuwe woning die we nu kennen als het Burgemeestershuis, klaar was. François Van Ham was een succesvol politicus: gemeenteraadslid van 1886 tot 1888; burgemeester van 1904 tot 1921 en provincieraadslid van 1904 tot 1924. Hij was Ridder in de Leopoldsorde. De mondelinge overlevering wil dat zijn optreden in Lommel vaak nogal autoritair en imponerend over kwam. Als hij te paard kwam langs gereden, namen de mannen hun ‘klak’ en bogen de vrouwen het hoofd en iedereen ging nederig aan de kant van de weg staan. Hij was een katholiek maar op sociaal-economisch vlak gingen zijn ideeën meer de liberale richting uit. Hij was zeker één van die “oud verstokte pruiken van liberalen” waarop in De Kempische Arbeider werd gedoeld (zie vroeger). Tijdens een vergadering van de Limburgse provincieraad op 15 juli 1913 bracht hij hulde “aan de bestuurders der zinkfabrieken der Kempen die hun best doen om de gezondheid hunner werklieden te vrijwaren en om hunne stoffelijke en zedelijke belangen te beschermen.”
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
9
Kapelaan Jans en de vakvereniging treurden niet echt over het feit dat ze niet meer in de muziekzaal mochten vergaderen. In het aprilnummer van De Kempische Arbeider (nr. 5, 1912) verscheen gewoon de melding dat een nieuwe zaal voor de vakvereniging zou worden gebouwd! En kapelaan Jans zette er spoed achter. In mei was het plan voor de zaal al klaar, de grond was aangekocht [nvdr. er was een verkoopsovereenkomst want de notariële akte werd op latere datum ondertekend] en de stenen waren al ter plaatse (DKA, nr. 6, 1912). Op 8 augustus 1912 had één der meest kapitaalkrachtige bestuursleden van de Werkmansbond, Felix Luykx, een afspraak op het kantoor van notaris Gustave Trouwers in Lommel. Luykx moest de notariële aankoopakte van een bouwgrond in de Kloosterstraat gaan ondertekenen. Hij had 4.000 franken op zak om de koopprijs aan Maria Driesmans, weduwe van Christiaan Cox, te betalen. Op de bouwgrond die 35 are en 10 centiare groot was, waren ondertussen de bouwwerken voor de nieuwe zaal van de vakvereniging waarschijnlijk al begonnen. De (grondstoffen voor de) bouwwerken werden ook door Luykx gefinancierd. Veronderstellen dat de bouwwerken op basis van vrijwilligheid door leden van de vakvereniging werden uitgevoerd, zal de waarheid niet al te veel geweld aandoen. Felix Luykx werd beschouwd als de redder in nood die de vakvereniging een onderdak bezorgde. Later meer hierover. En het ene plezier was blijkbaar het andere waard want in De Kempische Arbeider van 17 augustus daarna verscheen een advertentie van Stoommeubelmakerij bij Felix LuykxKerkhofs. Luykx verkocht blijkens die advertentie niet alleen meubelen maar ook kleding en “alle andere gemaakte kleedingstukken bijzonder voor den werkman, werkjassen en broeken, cabans, regenmantels, overjassen, enz. enz.” (DKA, nr. 12, 1912). De arbeiders-lezers van de krant wisten meteen waar ze hun inkopen konden gaan doen. Het regende veel in de zomer van 1912 en de bouw van de zaal liep vertraging op. Aan de ongeduldigen werd alvast een plechtige inhuldiging en een feest beloofd (DKA, nr. 17, 1912). De inhuldiging kwam er op zondag 15 december 1912. De helden van de dag waren eerwaarde pater Rutten en kapelaan Michiel Jans. Ze prijkten beiden met hun foto op het gedenkprentje dat naar aanleiding van de opening van de Sint-Jozefszaal werd uitgegeven. Het was één van de weinige keren - zo niet de eerste en enige keer - dat Jans op de voorgrond trad. Hij liet de eer en het genoegen meestal aan de verenigde arbeiders: “Wie zich deze laatste dagen door de Kloosterstraat heeft begeven, vroeg zich wellicht af wat grootsch gebouw hier oprijst. Wellicht ook heeft reeds een of ander werkman die vraag met fierheid beantwoord: ‘Dat is onze zaal der Werkmansgilde’.” (DKA, nr. 26, 1912) Natuurlijk was er veel volk komen opdagen bij de opening van de nieuwe zaal. Ook vele verenigingen waren vertegenwoordigd. Opvallend afwezig was de fanfare Hoop in de Toekomst. Zou hun voorzitter, burgemeester François Van Ham, de muzikanten geadviseerd hebben om niet op treden? 10
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
Zag het er op 1 maart van 1912 belabberd uit voor Jans en zijn vakvereniging toen ze door burgemeester Van Ham werden buitengegooid uit zijn muziekzaal, dan lachtte de toekomst hen einde 1912 toe. De nieuwe zaal was gebouwd zodat vakvereniging, boekerij, turnclub... onderdak hadden en het ledenaantal van de vakvereniging was zeer sterk toegenomen. Bovendien zal Jans zich ook wel sterk gevoeld hebben toen hij op 12 augustus als voorzitter van de Spaar- en Leengilde van Lommel rond de tafel zat met burgemeester Van Ham en schepen Tournier om een kredietopening te ondertekenen. Om de lopende uitgaven te dekken moest de gemeente een kredietopening van maar liefst 30.000 franken tegen een intrest van 3,75 procent aangaan bij de Spaar- en Leengilde! Deze kredietopening zou ook wel eens de reden kunnen geweest zijn waarom Felix Luykx als koper van de bouwgrond voor de SintJozefszaal moest optreden. De afspraak rond de kredietopening bestond wellicht al langer en daardoor kon de Spaar- en Leengilde niet het nodige geld vrijmaken om de bouwgrond zelf aan te kopen. Maar uitstel zou geen afstel zijn. Gedenkprentje uitgegeven naar aanleiding van de opening van de Sint-Jozefszaal. Rechts kapelaan Michiel Jans. Hij gaf zijn naam aan het Michiel Jansplein dat in het Lommelse centrum tussen kerk en bibliotheek ligt. (Collectie Erfgoed Lommel)
De filmvoorstellingen Het succes van de krant De Kempische Arbeider had blijkbaar anderen aan het denken gezet en op 22 december 1912 verscheen het eerste nummer van de Gazet van Lommel. Deze krant was conservatief-katholiek van strekking en werd uitgeven door Karel Van Leemput-Immers die een drukkerij bezat in de Kerkstraat. Ongetwijfeld had deze krant ook de zegen van burgemeester Van Ham. In deze krant verscheen de eerste melding van een cinemavoorstelling in Lommel. Zoals in de inleiding werd verteld, vond deze vertoning plaats in de muziekzaal van de burgemeester. In België werden er sinds 1894 films vertoond. Vaak gebeurde dit in tenten bij gelegenheid van kermissen en feesten. Maar overal te lande waren er ook zalen. Zeker vanaf het begin van de twintigste eeuw waren de cinemavertoningen heel erg populair bij de bevolking. De Werkmansbond kon niet achterblijven na de succesvolle filmvertoning in de muziekzaal en op zondag 26 januari 1913 organiseerden de bestuursleden een “cinemavertooning” in de nieuwe zaal in de Kloosterstraat. Het werd een succes en men liet niet na de zaal aan te prijzen: “Iedereen stond verwonderd over de goede inrichting, de schoone verlichting der zaal en... der straat. De opgevoerde stukken vielen ook zeer in den smaak der talrijke toeschouwers.” (DKA, nr. 5, 1913). De week erna wordt er weer film vertoond in de Sint-Jozefszaal en we lezen in de Gazet van Lommel (GvL, nr. 6, 1913): “... ‘t is echt de moeite De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
11
Op de bladzijde hiernaast: plan van de Sint-Jozefszaal. (Collectie Erfgoed Lommel)
waard die vertooningen bij te wonen. Heden zondag zal er de Balkan oorlog vertoond worden. Dus er naar toe, naar den Cinema!” En of er volk naar toe kwam: “Verleden zondag was er veel volk in het Gildenhuis, de zaal was proppensvol, zoodat men bijna verplicht het publiek op ‘t laatste te weigeren.” (GvL, nr. 7, 1913). In Hasselt had men ook gehoord van (of gelezen over) het succes van de filmvertoningen in Lommel. Het provinciebestuur verzocht het Lommelse gemeentebestuur de uitbater aan te manen zich in regel te stellen met de heersende regelgeving, namelijk het reglement van 29 januari 1863 met betrekking tot gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en het koninklijk besluit van 13 juli 1908 “betreffende de voorschriften omtrent de kinematografen”. Filmpellicule was immers zeer brandbaar en aangezien rookvrije openbare ruimtes nog enkele decennia op zich zouden laten wachten, moest er dus flink wat aandacht worden besteed aan de veiligheid van het publiek. Kapelaan Jans reageerde bliksemsnel op het provinciale bericht. Een dag later stuurde hij al een brief naar de Lommelse burgemeester en schepenen om “bemachtiging te vragen tot het plaatsen van een kinematographisch toestel”. In deze brief verzekerde hij de vroede vaderen ervan dat het lokaal waar de projector stond, gebouwd was met alleen maar “harde stoffen” en dat de projector gemaakt was “volgens de nieuwste uitvinding”. En dan startte het dossier een maandenlange administratieve kronkelweg. Vermoedelijk werd de vergunning pas in de herfst van 1913 afgeleverd. Uit het plan van de zaal dat werd toegevoegd aan het aanvraagdossier, bleek dat de feestzaal, waar de cinemavertoningen plaatsvonden, een oppervlakte had van ongeveer 200 vierkante meter; dit met inbegrip van het “tooneel”, i.c. het podium. Het deel van de zaal waarin het publiek kon zitten (of staan) was ongeveer 150 vierkante meter groot. Vlak naast de ingang via de Kloosterstraat was er inderdaad een “voorbehouden plaats voor den machinist van den cinémaapparaat” en voor het “cinémaapparaat” zelf. Achter de zaal, in een “machienkamer”, stonden een benzinemotor en een dynamo om elektriciteit op te wekken. De zaal was zelfvoorzienend voor de elektriciteit die nodig was voor de zaalverlichting en voor het functioneren van het projectieapparaat. Het zou nog heel wat jaren duren vooraleer het elektriciteitsnet zou worden uitgebouwd in Limburg. Het niet beschikken over een vergunning was blijkbaar geen beletsel om verder films te blijven tonen in de zaal. Op zondag 20 april werd de laatste voorstelling voor het zomerreces gegeven. Tijdens de zomermaanden werd er geen film vertoond. Die zondag zouden er acht (stomme!) films worden vertoond, die elk meestal maar enkele minuten duurden. Zoals steeds was er een namiddagvertoning voor de kinderen en een avondvertoning voor de volwassenen. Stonden onder meer op het programma: de Everzwijnjacht van den Keizer van Duitschland en Zigoto leidt zijne vrienden ter wandeling. Bij deze laatste filmtitel stond vermeld “om zich kreupel te De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
13
lachen” (GvL, nr. 16, 1913). Er was ook een leerrijk filmpje over een boom, de es. De grote publiekstrekker was echter een film met als titel De koning van het staal over een Amerikaanse miljardair “zoo gevoelloos en koud als ‘t staal”, over “zijne engelachtige dochter” en over een “jonge vlieger, die de gevaarlijkste luchtreizen waagt om menschenlevens te redden”. U kan zich ongetwijfeld voorstellen dat het Lommelse publiek honderd jaar geleden de zaal bestormde om dat allemaal te aanschouwen via het fantastische nieuwe medium: de film! Film kijken kostte echter geld. Wilde men op de eerste rang zitten dan betaalde men 0,50 frank; de tweede rang kostte 0,30 frank. Kinderen betaalden 0,10 frank. Een arbeider aan de zinkovens verdiende in die tijd ongeveer 3,70 frank per dag (zonder premies). Het loon dat een boerenknecht met een dag hard werken kon verdienen schommelde rond de 1,50 frank. Een brood van “twee kiloos” kostte toen 0,50 frank; dus net zoveel als een toegangskaartje voor de film. Enkele andere prijzen: een kilo koffie 2,50 frank; een liter “petrool” (voor de verlichting) 0,16 frank; een kilo tabak voor sigaretten 3,00 frank en een doos “solferstekskens” 0,01 frank. Goedkoper vertier dan naar de film gaan kijken was er ook. Een “spel kaarten” kostte 0,10 frank. (DKA, nr. 6, 1912). Tijdens de zomermaanden werden er dus zoals gezegd geen films vertoond. Maar er gebeurden wel andere zaken. Begin juli 1913 gaf het bestuur van de fanfare Hoop in de Toekomst zijn ontslag wegens “verschil van meening over ‘t deelnemen aan feesten” (DKA, nr. 28, 1913). Hoorde bij die feesten ook het feest van de opening van de Sint-Jozefszaal? Waarschijnlijk wel. Hoger heb je kunnen lezen dat de fanfare een opgemerkte afwezige was bij de opening van de nieuwe zaal. Opmerkelijk was wel dat in de weken na het ontslag van het bestuur steeds lovende stukjes over de concerten van de fanfare verschenen in De Kempische Arbeider, daar waar dat voordien nooit gebeurde. Nog in juli kwamen de leden van de Spaar- en Leengilde bijeen om hun statuten aan te passen. Er werd een regeltje toegevoegd: “De maatschappij mag nochtans onroerende goederen bezitten noodig voor de vergaderzaal.” (DKA, nr. 28,1913) . Men had blijkbaar plannen om de SintJozefszaal te kopen van de eigenaar, Felix Luykx. Op Sinterklaasdag 1913 zou dat ook effectief gebeuren. Blijkens akte verleden voor notaris Gustave Trouwers verkocht Felix Luykx de Sint-Jozefszaal aan de Lommelse Spaar- en Leengilde voor een bedrag van 13.000 franken. Einde augustus 1913, tijdens de kermisdagen, was het seizoen van de wintervertoningen gestart in de Sint-Jozefszaal. De filmliefhebbers kregen een “uitgelezen programma” voorgeschoteld “waarin rekening gehouden werd … van de vermaningen van hunne HH. de Bisschoppen“ (DKA, nr. 35, 1913). Er werd dus niet alleen gedacht aan de fysieke veiligheid van het publiek, maar ook aan de geestelijke veiligheid. En net op het vlak van de moraal zou het later op het jaar mislopen in Lommel; volgens sommigen toch.... 14
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
Van Hoof Keurslager Sterk in lekker verstand van vers Vraag nu onze barbecuefolder! Ginderbuiten 193 2400 Mol Tel 014/31 24 26 Fax 014/31 10 71
Dorp 9 3920 Lommel Tel 011/54 44 50
Sels Elektro & Zonnecenter
uw vertrouwde adres sedert 1971 eigen hersteldienst snelle service Kloosterstraat 36 Tel. en Fax 011/54 40 66
Koning Leopoldlaan 197 3920 Lommel T. 011/54.00.41
Meubelen Antonis ‘n Begrip
Dorp 10 3920 Lommel België Tel. 011 54 41 05 Fax 011 55 23 49 luc@antonis.be
SELS Sound And Vision gestart als Huis Sels daarna Jos Sels TV-HIFI-VIDEO al 63 jaar gekend voor de LAAGSTE PRIJZEN en de béste service...
AMBACHTELIJKE CHOCOLATERIE KOEN ULENAERS
Pralines Chocolade-kado’s Workshops Kinderfeestjes
Bouly Bank en Verzekeringen Vreyshorring 52, 3920 Lommel 011/54 29 29 peter.bouly@kantoorbouly.be
Slinkerstraat 85 B, 3920 Lommel INFO: 0496/21 35 16 www.masters-chocolates.be info@masters-chocolates.be
Een strooibiljet met de aankondiging van een cinemavertoning in het Volkshuis (de Sint-Jozefszaal). (Collectie Erfgoed Lommel) De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
15
Op zondag 19 oktober lazen de kopers en abonnees van de Gazet van Lommel het volgende bericht: “Het schijnt dat gedurende de cinemavertoning van verleden Zondag, het stuk getiteld ‘Een getrouwe eed’ niet al te fel in den smaak viel van verscheidene toeschouwers. Ze waren van gedacht dat zulke liefdestafereeltjes niet pasten om door jonge lieden en nog minder door kinderen gezien te worden. Ook waren er welke hunne afkeuring luide bekend maakten.” (GvL, nr. 42, 1913) Dit krantenbericht was de start van een polemiek die weken, maanden zou aanslepen en de lezers van de beide kranten, Gazet van Lommel en De Kempische Arbeider, ongetwijfeld in de ban hield. In De Kempische Arbeider (nr. 43, 1913) werd scherp gereageerd: “… in ‘Lommel Verbeeld u’ (nvdr. bedoeld werd de Gazet van Lommel) hebben ze een heele fabel gefabrikeerd over ‘slechte films’. En nu spreekt al wat spreken kan, zelfs onze papagaai en ook de tamme ekster van mijnen buurman over ‘slechte films’.“ En de auteur van het artikel gaat verder: “.. Verbeelding is toch een schoon ding, hoorde ik daareven Tist Simpels zeggen. (Tist is de achteroverneef van Uilenspiegel) ‘k wilde de verbeelding hebben van ‘nen fabeldichter’; dan zag ik ook dingen, die niet te zien zijn en dan maakte ik ook fabels over ‘slechte films’. Ha! ha! ha! mijn buik doet zeer van ‘t lachen.” In de Gazet van Lommel (nr. 44, 1913) van de zondag daaropvolgend vernamen de lezers die de film niet hadden gezien, iets meer over de inhoud van de film De getrouwe eed. Er zouden scenes in gezeten hebben waaruit bleek dat twee jongens verliefd waren op hetzelfde meisje. De schrijver besloot schamperend: “En zeggen dat er nog Liefhebbers waren voor een tweede opvoering. Maar wat helpen keers en bril, als de uil niet zien en wil.” De “Heerkens van den cinema” (dixit de Gazet van Lommel) zagen het, net als de uil, duidelijk niet. Ze kondigden aan : “De getrouwe eed wiens opvoering door vele personen opnieuw gevraagd wordt en algemeen bekend is zal opgevoerd worden Zondag aanstaande.” (DKA, nr. 46, 1913). In hetzelfde artikel werd gemeld dat er een maatschappij “tot uitbating van den cinema” werd opgericht. Aandelen konden worden gekocht tegen 25 frank per aandeel en ze “bekomen een jaarlijksche intrest van 3 %”. De “Heerkens” hadden dus commercieel talent. De aangekondigde voorstelling van De getrouwe eed kon echter niet plaatsvinden wegens het succes van de film op andere plaatsen: “Deze film wordt nu op zoovele plaatsen gevraagd dat het zeer moeielijk wordt hem te bekomen.” (DKA, nr. 47, 1913) 16
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
De Kloosterstraat net voor de Eerste Wereldoorlog. Let op de vele soldaten. Achteraan rechts de Sint-Jozefszaal en er staat flink wat volk voor de inkomdeur. De zaal zou in gebruik blijven tot het einde van de jaren zestig van vorige eeuw. Toen werd hij afgebroken. (Collectie Erfgoed Lommel)
Toch een kleine steek onder water richting de Gazet van Lommel.... Er werd een “bijzondere vertooning” aangekondigd: een film over de verschijning van O. L. Vrouw van Lourdes. De film kende heel veel succes want “verschillende plaatsen werden in de week reeds aangevraagd.” (DKA, nr. 47 en nr. 48,1913) Eindelijk is het zover! Op zondag 7 december “zal het beroemd stuk Een getrouwe eed opgevoerd worden. Natuurlijk zal iedereen nu eens willen oordelen.” (DKA, nr. 49, 1913). Men rekende op een massale volkstoeloop in de cinemazaal. In de Gazet van Lommel van die zondag werd niet rechtstreeks tegen de vertoning van De getrouwe eed gereageerd, maar de schrijver van het artikel schilderde een algemeen beeld van de cinema. Geniet even mee: “Schurftige tooneelen, liefdesdrama’s, zelfmoorden, strooperijen, brandstichtingen, boeventronies, ’t rukt al voorbij in een zinbedwelmende, lijf en zielsontzenuwende vaart. En de jeugdige harten gaan aan ’t kloppen, de zoo licht prikkelbare tengere gemoederen worden geschokt, in zoovele, reine, onschuldige zielen ontwaken de tot dan toe nog sluimerende driften. ’t Is gedaan met den kalmen innerlijken vrede, de strijd waarbij zoo menigen het onderspit delft, is ontvlamd.” En de auteur besloot: “Gelijk de cinema’s nu zijn ingericht, stapelen ze ellende op ellende en richten meer kwaad aan dan de vreeselijke geneverplaag. Waarom geen streng toezicht uitgeoefend op de films, ten einde van de cinema te maken De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
17
het Werkmanshuis Sint-Jozef, in de volksmond Sint-Jozefszaal. (Collectie Erfgoed Lommel)
een onschuldig of enkel vermakelijk leerzaam en stichtend schouwspel.” (GvL, nr. 49, 1913) Enthousiasme voor het nieuwe medium film en oproepen om de filmvoorstellingen bij te wonen, zoals in de maanden daarvoor in de Gazet werden gepubliceerd, waren niet meer te bespeuren. Op Driekoningendag van het nieuwe jaar 1914 maakten de filmliefhebbers kennis met een nieuwigheid in de Sint-Jozefszaal. De filmvertoning werd opgeluisterd met “de schoonste muziekstukken” dankzij de aangekochte “electrische piano”. De piano stond al een maand in de zaal, maar hij had tot dan moeten zwijgen “om rede van de groote taxe”. (DKA, nr. 1, 1914) Men had blijkbaar in al het enthousiasme weer geen rekening gehouden met de regelgeving. Ondertussen was er in de Einderpad een nieuwe cinemazaal bij gekomen: Cinema Minerva. Goed voor de filmliefhebbers maar de Gazet van Lommel was minder enthousiast: 18
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
“Het is droevig te moeten bestatigen dat alhier ook [nvdr. net als in de Sint-Jozefszaal dus] stukken werden vertoond die hoegenaamd niet door kinderen en zelfs ook niet door jonge lieden dienden gezien te worden.” (GvL, nr. 3, 1914) Einde februari 1914 schoot de Gazet van Lommel in een opiniestuk over De cinema en het kind weer met scherp: “Moeders, die hunne kinderen naar cinema’s nemen, maken voor hun eigen eene zweep gereed, die hun later bloedige striemen zal toebrengen.” (GvL, nr. 8, 1914) En de reactie in De Kempische Arbeider bleef niet uit: “Zegt eens, weldenkende menschen, zou het niet beter zijn de ouders over al deze voor de jeugd gevaarlijke vermaken wel in te lichten dan alleenlijk te blaffen tegen eenen cinema bestuurd door achtbare Heeren die enkel goed doen voor ogen hebben.” Met de voor “jeugd gevaarlijke vermaken” werden “danspartijen”, “maskers met vasten-avond” en “mosselenfeesten” bedoeld. Al deze “gevaarlijke vermaken” werden volgens De Kempische Arbeider in de Gazet aangekondigd zonder morele bedenkingen. En dus had het voortdurende “blaffen tegen eenen cinema” volgens De Kempische Arbeider “niet het goede voor beweegreden … maar enkel liefde voor goede kleurschakering! of iets in dien aard...” (DKA, nr. 10, 1914). De Gazet werd er dus van beschuldigd politieke motieven te hebben. De actie tegen de cinema zou enkel tot doel hebben de vakvereniging onderuit te halen. In het volgende nummer van de Gazet van Lommel werd de psychologische oorlogsvoering voortgezet. Het verwijt alleen maar “te blaffen tegen eenen cinema” zat de schrijver blijkbaar hoog en hij bewees onmiddellijk het tegendeel door een moraliserend artikel met als titel Vastenavond te schrijven, maar hij kon het toch niet laten om nog even, zij het verdoken, richting cinema te blaffen. “Men zoekt voornamelijk den verwijvenden dampkring van theater en vertooningen, met hunne moderne strekkingen en geestverstomping en daar ligt het gevaar. En dat gevaar dient tegengewerkt. Overal is de burgerlijke overheid bekommerd met dien toestand.” (GvL, nr. 10, 1914) Vooral dit laatste zinnetje zorgde ervoor dat de geestelijken, zoals kapelaan Jans, vermoedelijk wel de wenkbrauwen fronsten. En de Gazet van Lommel ging verder op de ingeslagen weg. “Zou het niet beter zijn eens bekend te maken wat onze Heeren Geestelijken reeds in de Kerk gezegd hebben over danspartijen SEDERT het bestaan van den cinema. Velen, zeer velen zijn benieuwd zulks te vernemen?” (GvL, nr. 11, 1914)
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
19
Volgens de Gazet van Lommel zweeg dus ook de geestelijkheid in alle talen over “de gevaarlijke vermaken”. En er kwam reactie van de geestelijkheid. Niet in de krant, maar van op de preekstoel. In de Gazet van Lommel verscheen dan het volgende bericht: “Van de wijze op dewelke ons blad verleden Zondag in het openbaar in de Kerk is aangevallen geweest, zullen wij THANS niet veel zeggen. Alle deftige en eerlijke menschen van Lommel hebben deze op de strengste wijze afgekeurd. Dit is ons reeds een groote troost. Indien het artikel van de Gazet van Lommel laf en gemeen is verzoeken wij onze aanvaller het blad voor de rechtbank te dagen om zijne rechten aldaar te doen verdedigen. Wij eischen eerherstelling op welke wijze het ook gebeure. In een volgend nummer komen wij op deze zaak terug.” (GvL, nr. 12, 1914) Hij werd niet met naam in het artikeltje vermeld, maar “onze aanvaller” zou best kapelaan Jans kunnen geweest zijn. Vermoedelijk vertelde hij de Lommelaren van op de preekstoel in niet mis te verstane bewoordingen wat hij dacht over de Gazet van Lommel. En de schrijver in de Gazet van Lommel kwam inderdaad, zoals hij aankondigde, op de zaak terug. Maar dan vooral om zich te verdedigen: “NOOIT heeft de ‘Gazet van Lommel’ onze geestelijkheid, noch onrechtstreeks, noch rechtstreeks aangerand. … NOOIT hebben we de stoffelijke en godsdienstige inrichtingen afgebroken. … KATHOLIEK is onze GAZET, en KATHOLIEK zijn WIJ, en zullen ’t met Gods hulp BLIJVEN.” En dan volgde het slot: “Wij doen onzen plicht : anderen kunnen ons belasteren, bezwadderen en beschimpen: dat ze voortgaan, ’t is koren op onzen molen; we hebben ’t deze week en verleden week te goed ondervonden : wij, wij antwoorden daar niet meer op, we voelen er ons te deftig voor.” (GvL, nr. 13, 1914) En de discussie over de cinemavertoningen in Lommel werd inderdaad afgesloten. Met de aanval tegen de geestelijkheid in het algemeen en Jans in het bijzonder had de Gazet van Lommel blijkbaar flink in de eigen voet geschoten. Een drietal weken later ging de “laatste vertooning van ‘t winterseizoen” door in de Sint-Jozefszaal. (DKA, nr. 16, 1914) Een volgend winterseizoen van filmvoorstellingen zou er niet meer komen want in augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit.
20
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
Tot slot BrONNeN Literatuur Convents Guido, Van kinetoscoop tot café-ciné: de eerste jaren van de film in België (1894 - 1908) (Leuven 2000) Vanduffel François, Industrialisatie en verandering: Lommel tussen 1890 en 1914 (Assen 1983) Vints Luc, Inventaris van het archief van Mgr. Pieter Jan Broekx 1881 - 1968 (Leuven 1987) Archief Gemeente Archief Lommel, Briefwisseling 1912 en 1913 Erfgoed Lommel Documentatiecentrum De Barrier, De Gazet van Lommel 1912 - 1914 KADOC Leuven, Archief Algemeen Christelijk Werknemersverbond (ACW) regio Limburg KADOC Leuven, De Kempische Arbeider 1912 - 1914
In het Lommel van net voor de Eerste Wereldoorlog ondergingen het economische en het sociale leven grote veranderingen. De arbeiders van de nieuwe fabrieken verenigden zich in allerlei organisaties onder impuls van de zeer gedreven kapelaan Michiel Jans. Deze kapelaan was duidelijk een man met een missie die zich door niets of niemand uit het lood liet slaan. Met de vakvereniging, de Spaar- en Leengilde en de vele door hem opgerichte socio-culturele organisaties als zijn ruggensteun, groeide Jans in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog uit tot één van de belangrijkste personen van de Lommelse dorpsgemeenschap. Zijn acties waren een doorn in het oog van de katholieke burgerij van Lommel die net als hun “kopman” burgemeester Van Ham, de “klassenstrijd” van de kapelaan niet erg genegen was. Uiteindelijk meende men de zwakke plek van de kapelaan gevonden te hebben. Cinema was een totaal nieuw medium dat erg populair was. Jans probeerde de populariteit van de filmvertoningen te benutten om aan het volk ontspanning en opvoeding aan te bieden, maar ook om wat centen in de kas te krijgen en zodoende de werking en de aankoop van de SintJozefszaal te financieren. Maar de moraliteit van de films beantwoordde blijkbaar niet steeds aan ieders normen en dat leidde tot beroering binnen de dorpsgemeenschap. De conservatief-katholieke krant Gazet van Lommel greep deze beroering aan en begon de cinemavertoningen stevig te bekritiseren. De krant De Kempische Arbeider vertolkte de standpunten van de vakvereniging en reageerde fel. Zelfs met het (waarschijnlijk zeer terechte) verwijt dat de hele rel tegen de cinema was opgezet omwille van politieke doeleinden. De discussie duurde tot uiteindelijk de geestelijkheid zelf werd aangevallen in de Gazet van Lommel en dat was een brug te ver. Aan de discussie kwam een einde en de rust leek weer te keren in het dorp. Tot de Eerste Wereldoorlog uitbrak. En hoe het verder ging met kapelaan Michiel Jans? In 1915 werd hij pastoor in het kleine Haspengouwse boerendorp Bergilers in de provincie Luik. Hadden de krachten achter de Gazet van Lommel uiteindelijk toch hun slag thuis gehaald? Ferdi Geerts, Toon Vanduffel en Karel Geerts
De verwijvende dampkring van theater en vertoningen
21