D
s. Molendijk is sinds januari 2013 met emeritaat. Gezondheidsredenen dwongen hem ertoe. „Mijn vrouw en ik waren beiden aan het eind, oud, op en versleten. We waren er gewoon naar aan toe. Ik was over- en oververmoeid, maar bleef toch maar preken. De dokter had al vijfmaal gezegd: ‘Dominee, als u nú niet stopt, sta ik niet meer voor de gevolgen in.’ Daarom wilden we graag terug naar onze kinderen in de Hoeksche Waard. Het is een wonder dat de Heere dat nog heeft willen geven.” De terugkeer naar Nieuw-Beijerland was als een terugkeer naar het nest. „Voor het eerst in mijn leven word ik wat huiselijker. En ik weet nu ook hoe een wasmachine en een droger werken.” „Maar evengoed”, zegt de predikant, „voel ik me nergens meer thuis. Ik word mijzelf gewaar als de vreemdeling uit Psalm 119 en uit Hebreeën 11. Dat is dus iemand die nergens thuis is. In Filippenzen 3 legt Paulus uit wat dat inhoudt: ‘Maar onze wandel is in de hemelen.’ Dat verwácht ik niet alleen, dat ís al zo. Tegenwoordige tijd dus. En het grootste volgt nog: ‘Waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.’ Maar de boodschap is nog steeds: ‘Zeg de kinderen Israëls dat ze voorttrekken’.”
Onbegrepen weg
Op 25 december 1940 werd Hermen Molendijk geboren in de buurtschap ‘de Zinkweg’, tussen de Oud-Beijerlandse en de Nieuw-Beijerlandse polder. Daar ging hij naar de christelijke lagere school. „Na de lagere school had ik geen lust meer om verder te leren, hoewel ik wel goed leren kon. Mijn vader verhuurde me bij een tuinder. Hij zei: ‘Luister goed naar wat die man zegt, want die man is er om je te leren’.” Het ouderlijk gezin was van huis uit hervormd. „Vader was dooplid en moeder was lid in Oud-Beijerland. Daar ben ik ook gedoopt, door ds. J. Lekkerkerker. Catechisatie kreeg ik van ds. E.J. Schimmel.” Toen hij 21 jaar was, werd Molendijk gekozen tot ouderling in de hervormde gemeente van Oud-Beijerland. Negen jaar diende hij in het ambt, daarna was hij met zijn gezin enkele jaren onkerkelijk. „We zochten wel naar de waarheid, maar konden er niet toe komen om ons ergens aan te sluiten. Dus lazen we thuis de oudvaders en gingen we soms hier of daar 30 terdege ● 15 januari 2014
naar de kerk. Toen kandidaat A. Moerkerken in Nieuw-Beijerland tot predikant werd bevestigd, hebben we ons daar aangesloten. Tussen hem en ons zijn banden gevallen die de eeuwigheid zullen verduren.” In een „onbegrepen weg” ging Molendijk over naar de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Daar kreeg hij in 1996 preekconsent. Een jaar later bevestigde ds. T. Klok hem als lerend ouderling in het Zeeuwse Oosterland, waar hij in 1999 predikant werd. In 2007 nam hij een beroep aan naar Grafhorst.
Het oude volk
In een gesprek met ds. Molendijk komen de namen van „het oude volk” nogal eens voorbij. „Ik heb zoveel van Gods geoefende kinderen gekend. Vrouw Swep uit Elburg bij voorbeeld. En ‘Jaantje uut de dunen’, uit Ouddorp. Ze heette mevrouw Tanis, maar iedereen had het over Jaantje. Bij haar in huis kon je de vreze Gods bijna ruiken. En dan was er nog Frits Kastelein, en Jaap Grinwis, die zegenend is heengegaan. En natuurlijk Kobus van den Bovenkamp uit Veenendaal en Arie van den Herik uit Sliedrecht. Arie zei wel eens: ‘Laten we nu ophouden om over dominees te praten, ik
„Ik zie uit naar het einde, soms zelfs met een sterk verlangen” ken er wel zeventig. Laten we het liever hebben over de Koning van de Kerk.’ Ik ben ze gaan missen, die geoefende mensen die wisten waar ze over spraken. Begrijp me goed, ze zíjn er nog wel, we mogen de Heere niet tekortdoen, maar het geestelijk leven is toch zo anders dan vroeger. In mijn jonge jaren konden sommigen zo oprecht verslag doen van hun bekering, van hun rechtvaardigmaking en van hun heiligmaking. Zulke praat hoor je niet veel meer.
Ze zijn allemaal de strijd te boven.” Over zichzelf is ds. Molendijk schuchter. Maar dan zegt hij toch: „Op mijn vijftiende levensjaar ben ik een ongelukkig mens geworden. Toen ik achttien jaar was, werd ik een verlorene en werd ik als een vijand met God verzoend door de dood van Zijn Zoon. Door de genade des Heeren heb ik al vroeg de waarheid leren proeven, smaken en verstaan. Het kan allemaal beter beleefd dan besproken worden.”
Schotten
Ds. Molendijk is in zijn leven van drie kerkverbanden lid geweest. Eerst van de Nederlandse Hervormde Kerk, toen van de Gereformeerde Gemeenten, daarna van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Waar was het ‘t beste? „Daar wil ik het niet over hebben. Het gaat me niet om de mensen of om de kerken, maar om de leer die naar de Godzaligheid is.” In één adem door zegt hij: „Ik heb een voorliefde voor de Schotten, Durham, Flavel, Rutherford, en voor de echte reformatoren, Luther en Calvijn.” Ds. Molendijk preekt doordeweeks meestal nog tweemaal, in ’s Gravendeel, Puttershoek, Oud-Beijerland of Nieuw-Beijerland. Met oud en nieuw heb ik nog gepreekt in Kinderdijk en in Langbroek. Ze komen me dan halen en brengen. De mensen zijn bijzonder goed voor ons.” Zondags gaat hij er meestal niet op uit. „Het is voor mijn vrouw beter dat ik dat niet doe. M’n vrouw luistert dan mee via de kerktelefoon naar de diensten in de oud gereformeerde gemeente aan de Voordoel. Zelf loop ik dan naar de kerk. Op zondagmorgen ontmoet ik op straat weleens ds. A. Vermeij, die dan onderweg is naar zijn gereformeerde gemeente. We geven elkaar altijd vriendelijk een hand. Soms maken we een praatje en dan moet ik natuurlijk altijd even weten waar zijn preek over zal gaan.” In zijn kerkverband heeft ds. Molen-